Commission
de la Défense nationale |
Commissie voor de Landsverdediging |
du Mercredi 29 mai 2013 Matin ______ |
van Woensdag 29 mei 2013 Voormiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.19 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Filip De Man.
Le développement des questions et interpellations commence à 11.19 heures. La réunion est présidée par M. Filip De Man.
01 Question de M. Vincent Sampaoli au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les aspects 'défense' du futur accord commercial USA-UE" (n° 18226)
01 Vraag van de heer Vincent Sampaoli aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de aspecten met betrekking tot defensie van het toekomstige handelsakkoord USA-EU" (nr. 18226)
01.01 Vincent Sampaoli (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la Commission européenne a récemment adopté une recommandation en vue d'ouvrir des négociations entre l'Union européenne et les États-Unis au sujet d'un partenariat transatlantique de commerce et d'investissement. Les préoccupations soulevées par ces négociations entre Bruxelles et Washington, qui devraient débuter cet été, ne manquent cependant pas: exception culturelle, aspects sanitaires et agroalimentaires, etc. La France vient d'ailleurs d'en ajouter une autre, à savoir la défense. La ministre française du Commerce extérieur, Nicole Bricq, s'est en effet exprimée à ce propos: "Nous savons que les marchés publics américains sont très fermés. Donc, nous n'accepterons pas d'ouvrir le nôtre, alors que le marché américain de la défense est fermé". De fait, c'est dans ce secteur que la politique du "Achetez américain" est la plus contraignante.
Ainsi, monsieur le ministre, et à la suite du récent vote du Parlement européen en ce domaine, j'aimerais vous poser les questions suivantes. Quelle position le gouvernement belge adoptera-t-il à l'égard du projet de la Commission européenne en matière de défense et d'industrie de la défense? Connaissez-vous les intentions des autres membres du Conseil à cet égard? Enfin, en prévision du Conseil européen de décembre 2013 qui sera consacré à la Défense, quelle devrait être la position de la Commission au regard de la nécessité de renforcer l'industrie européenne de la défense?
01.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, collègue Sampaoli, l'implication de la Défense et de l'industrie de la défense dans les négociations portant sur l'établissement d'accords entre les États-Unis et l'Union européenne en matière de commerce et d'investissement est un sujet récent qui nécessite une analyse nationale plus approfondie et ce, au niveau interdépartemental.
Actuellement, nous n'avons pas encore connaissance du point de vue national des pays membres, à l'exception de celui de la France tel que vous l'évoquez dans votre question.
Pour la Défense, un partenariat de commerce et d'investissement avec les États-Unis dans le domaine de la défense ne doit pas être exclu de ces négociations. Toutefois, je tiens à rappeler que le ministre de l'Économie est l'autorité compétente en cette matière, également en ce qui concerne les achats militaires et leur impact économique. Mais je suis convaincu que cette question sera à l'ordre du jour du prochain sommet européen des ministres de la Défense.
01.03 Vincent Sampaoli (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.
Je tiens simplement à souligner que lors du vote de la résolution relative à l'intégration de l'armée belge dans un cadre européen, mon collègue Christophe Lacroix, qui en était l’auteur, a insisté sur ce point. Notre groupe y sera donc attentif.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de bijkomende besparingen bij Defensie" (nr. 17757)
02 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les économies supplémentaires à réaliser par la Défense" (n° 17757)
02.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, naar aanleiding van mijn eerste vraag over de bijkomende besparingen in Defensie, hebt u in de commissievergadering van 16 april gezegd dat uw departement een specifieke structurele besparing van 25 miljoen euro werd opgelegd. Meer uitleg kon u toen niet geven omdat de notificaties aangaande de conclaafbeslissingen nog verder moesten worden uitgewerkt in verschillende werkgroepen. Op basis van die notificaties zou de Defensiestaf u vervolgens voorstellen doen inzake de opgelegde besparing.
Mijnheer de minister, graag kom ik op dat onderwerp terug voor een stand van zaken.
Zijn de werkgroepen klaar met het uitwerken van de notificaties? Zo ja, kunt u dan meer uitleg geven over die besparingen van Defensie?
Is er nog steeds sprake van een structurele besparing?
Welke posten zullen moeten inleveren? Wat zijn de gevolgen daarvan op langere termijn?
Is er sprake van bevriezingen van kredieten? Zo ja, over welke uitgavenposten gaat het? Zo neen, wanneer denkt u de notificaties te kunnen verwachten? Kunt u desondanks al meer concrete informatie geven over die bijkomende besparingen?
02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Grosemans, ik kan u bevestigen dat de Ministerraad op 26 april laatstleden de notificaties van de begrotingscontrole 2013 heeft goedgekeurd. De begrotingsnotificaties bevestigen, zoals aangekondigd, dat Defensie buiten de algemene maatregelen blijft van 0,4 besparing op de personeelskosten en 1 besparing op de werkingskredieten.
De krijgsmacht wordt onderworpen aan een specifieke en nominale besparing van 25 miljoen euro en bepaalt zelf de uitwerking van die maatregel, conform het enveloppeprincipe.
Ik heb inmiddels van de staf een voorstel tot besparing ontvangen en ook goedgekeurd. De besparing wordt verdeeld over de verschillende uitgavendomeinen.
De personeelskredieten zullen verlaagd worden met 4 miljoen euro, wat een vermindering betekent met ongeveer 0,2 %. 2 miljoen euro in de rubriek bezoldiging van het burgerpersoneel is een realistisch bedrag op basis van een geactualiseerde stand aangaande de uitvoering van het personeelsplan.
De overige twee miljoen zullen worden gespreid door het aantal mandagen dat men besteedt aan training te laten overeenstemmen met het volume aan trainingsprestaties van vorig jaar en deze dus niet te verhogen. Dit heeft niet het minste effect op de paraatstelling van de troepen.
Het grootste aandeel van de besparing komt ten laste van de werkingskredieten, namelijk 15,7 miljoen euro. Dit voor 5,5 miljoen euro op de bestaansmiddelenprogramma’s – elektriciteit, gas en water – terwijl 10,2 miljoen euro een aanpassing betreft van de kredieten aan de in 2012 geplaatste bestellingen. De investeringkredieten worden verlaagd met 2,3 miljoen euro. Dit betreft voor 1 miljoen euro het programma voor de courante investeringen en de aanpassing in de aankoopprocedure van een gebouw voor 1,3 miljoen euro. De vermindering van de kredieten is structureel zoals aangehaald door het geachte lid.
De gevolgen van deze maatregel voor de periode na 2013 werden onderzocht in het raam van de opmaak van de voorafbeelding van de begroting 2014. Het voorstel 2014 dat mijn departement voorbereidt voor de technische begrotingsbilaterales van juni is een voorstel in evenwicht dat rekening houdt met de structurele maatregel van 2013 en de budgettaire haalbaarheid van het investeringsplan eveneens garandeert.
Ten slotte meld ik u nog dat het bedrag van de geblokkeerde kredieten in uitvoering van de beslissingen, genomen naar aanleiding van de opmaak van de initiële begroting in 2013, niet werd gewijzigd naar aanleiding van de begrotingscontrole.
02.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid en gedetailleerd antwoord. Ik had de moed al opgegeven, na twee maanden zoeken in de verschillende werkgroepen.
Ik ben blij dat er nu duidelijkheid is. Het is belangrijk voor Defensie dat ze weten waar ze aan toe zijn.
Ik wil toch nog eens herhalen dat met de besparingsmaatregelen die begin dit jaar zijn aangekondigd, het totaal budget voor Defensie in 2013 met 125 miljoen euro is gedaald. Ik hoop dat het nu zal stoppen.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de operatie Green Skander in Afghanistan" (nr. 17787)
03 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'opération Green Skander en Afghanistan" (n° 17787)
03.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, de Ministerraad van 3 mei stemde in met uw voorstel acht artsen en twee verpleegkundigen in te zetten bij de NATO multinational medical unit role 3 voor de NAVO-operatie Green Skander in Afghanistan. De opdracht is niet zonder risico, maar vormt voor Defensie wel een mooie gelegenheid het humanitaire aspect van haar werk te benadrukken op een operatietoneel waar onze militairen al aanwezig zijn, en tegelijk een antwoord te bieden aan de noden van de NAVO.
Mijnheer de minister, over die opdracht wil ik u de volgende vragen stellen.
Kunt u meer uitleg geven over de inzet van onze militairen? Hoe is de beslissing tot stand gekomen? Werd België expliciet gevraagd opnieuw deel te nemen aan de NAVO-operatie, of heeft Defensie op eigen initiatief haar diensten aangeboden?
Wat is het doel van de operatie? Wat is het kostenplaatje, in bruto- en nettokosten?
Ook de vorige jaren heeft Defensie deelgenomen aan de operatie Green Skander. Hoe evalueert Defensie de deelnames?
03.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Grosemans, in het raam van de operatie Green Skander heeft de Ministerraad op 3 mei ingestemd met het voorstel acht specialisten en twee verpleegkundigen voor een periode van vier maanden in te zetten bij de multinational medical unit in Afghanistan. De beslissing daartoe werd genomen na coördinatie en overleg met de betrokken ISAF-partners. De inzet, voor het derde jaar op rij, wordt zeer verwelkomd, en in het bijzonder door de medische eenheid in Kandahar.
Het doel van de opdracht is tweeledig: enerzijds, medisch personeel de nodige training aanbieden voor het behandelen van oorlogspathologieën, en anderzijds, een bijdrage leveren in de vorm van medische steun aan de NAVO-operatie ISAF.
De totale kosten voor de inzet worden geraamd op 203 000 euro bruto. Dat is tevens het nettobedrag.
Defensie evalueert de deelname als zeer positief. Door de intensiteit van de medische ingrepen, het groot aantal patiënten en de variatie van de medische behandelingen kunnen de diverse specialisten bijkomende ervaringen opdoen en hun expertise in dat specifieke medische gebied behouden, uitbreiden en versterken.
03.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik geef u gelijk. Het is inderdaad heel positief dat wij deelnemen aan de operatie Green Skander. Wij hebben een heel sterke medische component. Het is zeker een meerwaarde in de intense periode van mei tot augustus. Onze hulp in het hospitaal zal op dat moment zeker worden gewaardeerd. Zo houden onze militairen ook hun expertise op peil.
Ik zie echter nog een tweede positief gevolg van onze aanwezigheid. Het is namelijk een heel mooi voorbeeld van humanitair werk voor Defensie. Collega Theo Francken heeft al heel vaak aangehaald dat onze fractie meent dat wij op te veel theaters operatief zijn, dat wij te versnipperd werken. Wij pleiten er dan ook telkens voor om ons terug te trekken uit Libanon. Het voorbeeld bevestigt alleen maar dat wij Libanon eigenlijk niet nodig hebben. Wij kunnen net zo goed humanitair werk leveren op tonelen waar onze militairen al lang aanwezig zijn.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Vincent Sampaoli au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la modification de l'âge de mise à la pension des commandants de l'armée belge" (n° 18225)
04 Vraag van de heer Vincent Sampaoli aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de wijziging van de pensioneringsleeftijd voor commandanten van het Belgische leger" (nr. 18225)
04.01 Vincent Sampaoli (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, en janvier 2009 paraissait l'arrêté royal stipulant que l'âge de mise à la pension pour les commandants des forces armées passait de 51 à 56 ans, moyennant quelques mesures transitoires. Suite à pareille modification, bon nombre de nos militaires ont alors été confrontés à des choix tant professionnels que privés qui ont, directement ou indirectement, affecté leur qualité de vie, notamment d'un point de vue financier.
Nos officiers se retrouvent ainsi devant une situation délicate. En effet, certains d'entre eux, pensant être pensionnés à l'âge de 51 ans, ont par exemple renoncé à un avancement au grade supérieur avec les conséquences d'un tel choix. Or, une fois qu'est entrée en vigueur la modification de statut postposant l'âge de la retraite à 56 ans, il semble que ceux-ci n'ont plus eu la possibilité de revenir sur leur décision de renonciation à un avancement au grade supérieur.
Monsieur le ministre, combien de personnes sont-elles concernées par cette situation? Comptez-vous prendre des mesures pour qu'il soit permis à celles-ci de revenir sur leur choix puisque les règles du jeu ont été modifiées en cours de partie? Des alternatives sont-elles envisageables afin de remédier à de telles situations?
04.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, au total, 229 capitaines commandants qui ont renoncé à la formation de candidat officier supérieur et, par conséquent, à l'avancement au grade supérieur sont concernés par l'arrêté royal du 7 janvier 2009 mettant en vigueur les articles relatifs à la pension de la loi du 28 février 2007 fixant le statut des militaires du cadre actif des forces armées. Parmi ceux-ci, 95 voient leur carrière prolongée de cinq ans. Les autres bénéficient de mesures transitoires vu qu'ils étaient à moins de cinq ans de l'âge de la pension lors de l'entrée en vigueur des nouvelles dispositions relatives aux pensions.
Pour pallier cette situation, une disposition a été introduite dans l'avant-projet de loi modifiant la loi du 28 février 2007. Ainsi, il sera possible pour les intéressés de réintroduire une demande afin de participer aux cours pour candidats officiers supérieurs, ce qui leur permet d'entrer à nouveau en ligne de compte pour l'avancement.
Cette loi modificative se trouve actuellement au stade de l'avant-projet; elle a été déposée au Conseil d'État pour avis. Il est prévu de la soumettre au parlement avant les vacances parlementaires.
04.03 Vincent Sampaoli (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de opvang van Afghanen die de Belgische troepen hebben bijgestaan" (nr. 18146)
05 Question de Mme Annick Ponthier au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le soutien apporté aux ressortissants afghans qui ont assisté les troupes belges" (n° 18146)
05.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de terugtrekking van de troepen uit Afghanistan, eind 2014, zal er ook voor zorgen dat er een einde komt aan de taken van een aantal Afghaanse medewerkers die onze troepen hebben bijgestaan. Ik bedoel daarmee tolken of andere hulpverleners.
Een groot aantal van die medewerkers zou overwegen om te rekenen op enkele inspanningen van de landen wier belangen zij gedurende een bepaalde tijd gediend hebben. Het zou dan vooral gaan over het verkrijgen van een visum en hulp bij het zoeken naar een woning en een job in het betrokken land. Uw collega, staatssecretaris De Block, liet onlangs weten dat de problematiek het voorwerp uitmaakt van overleg tussen u en uw collega voor Buitenlandse Zaken, de heer Reynders.
Ik heb daarbij de volgende vragen.
Bevestigt u dat de vraag bestaat en dat de regering werkt aan de ontwikkeling van een bijzonder beleid met betrekking tot die groep personen? Wat houdt dat beleid in of, met andere woorden, welke voorstellen of mogelijkheden worden momenteel reeds door de regering besproken? Kunt u een overzicht geven van het aantal personen dat heeft samengewerkt met de Belgische troepen en hun functie?
05.02 Minister Pieter De Crem: (…)
Het aantal Afghanen dat heeft samengewerkt met de Belgische troepen is beperkt. Het betreft een twintigtal tolken en onderhoudspersoneel van bepaalde installaties. Elk individueel dossier zal, geval per geval, door de diensten bevoegd voor asiel en migratie, die ressorteren onder staatssecretaris De Block, worden onderzocht. Landsverdediging zal daarbij de beschikbare informatie geven en een adviserende rol spelen. Die procedure is mogelijk, gelet op het relatief beperkte aantal betrokken personen.
05.03 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, u bevestigt, ten eerste, dat de regering via staatssecretaris De Block op dit moment werkt aan een plan ter zake. In uw hoedanigheid van minister van Landsverdediging wordt, naar ik aanneem, uw advies over het dossier gehoord.
Het gaat inderdaad over een beperkte groep, indien ik een en ander hoor. Het gaat om een ander getal dan in Groot-Brittannië, waar het over zesduizend personen ging.
Rekening houdend met het feit dat het immigratiebeleid dat op dit moment in het land nog altijd wordt gevoerd, haaks staat op het immigratiebeleid dat wij graag gevoerd zouden zien, zult u het met mij eens zijn dat er geen nood is aan bijkomende immigratie, hoe beperkt ook. Dat begrijpt u wellicht.
Ik verneem ook dat niet alleen de betrokken personen maar ook hun gezin in geval van een positief advies in aanmerking zouden komen. In uw hoedanigheid van vice-eersteminister hebt u ter zake een belangrijke rol te spelen. Ik reken dan ook op uw verantwoordelijkheidszin. Ik vraag u ook om de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen, omdat een en ander in de toekomst een belangrijk en zelfs gevaarlijk precedent kan veroorzaken.
Ik zal ook uw collega, minister Reynders, over de kwestie bevragen en uiteraard ook staatssecretaris De Block. Op korte termijn zal ik u opnieuw vragen stellen over de stand van zaken.
L'incident est clos.
- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de kritiek van het Comité I op het gebrek aan controle op ISTAR" (nr. 18156)
- mevrouw Annick Ponthier aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de inlichtingendienst ISTAR" (nr. 18164)
- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la critique du Comité R relative au manque de contrôle de l'unité ISTAR" (n° 18156)
- Mme Annick Ponthier au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le service de renseignements ISTAR" (n° 18164)
06.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, volgens de krant De Tijd zou het Comité I een brief hebben gericht aan Defensie, waarin wordt aangeklaagd dat het ISTAR-bataljon aan de controle van het Comité I ontsnapt.
In het krantenartikel wordt het verkenningsbataljon echter als een derde, geheime inlichtingendienst bestempeld, wiens bestaan het Comité I pas zou hebben ontdekt tijdens een onderzoek naar de activiteiten van de ADIV in Afghanistan.
De creatie van het ISTAR-bataljon, ook gekend als het bataljon Jagers te Paard, werd eind 2011 met veel tromgeroffel aangekondigd.
Mijnheer de minister, om verdere misverstanden te vermijden, krijg ik graag enige opheldering over dit toch wel vreemde artikel in de krant. Kunt u bevestigen dat het Comité I een brief aan Defensie heeft gestuurd? Indien ja, kunt u hierbij meer uitleg geven?
06.02 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, naast de officiële inlichtingendiensten van dit land, met name de Veiligheid van de Staat en de militaire inlichtingendienst ADIV, beschikt Defensie sinds 2011 over een nieuwe inlichtingendienst, ISTAR.
Deze nieuwe en gespecialiseerde informatiedienst, die tijdens operaties alle mogelijke inlichtingen verzamelt en bundelt, werd in 2011 in de kazerne van Heverlee voorgesteld.
Het comite I, het officiële controleorgaan voor alle geheime diensten, klaagt aan dat ISTAR is ontsnapt aan elke controle en communiceerde hierover met Defensie.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen. Ten eerste, kunt u toelichting geven bij de organisatie en de werking van ISTAR, met name gegevens over het personeel, de taken, de opdracht en de doelstelling? Hoe worden die gegevens verwerkt?
Ten tweede, hoe verhoudt ISTAR zich tot de andere inlichtingendiensten ADIV en de Veiligheid van de Staat?
Ten derde, wat is de inhoud van het schrijven dat het Comité I richtte aan Defensie?
Ten slotte, zal Defensie de inlichtingendienst ISTAR in de toekomst eveneens onderwerpen aan de controle van het Comité I? Indien neen, waarom niet?
06.03 Minister Pieter De Crem: Het concept ISTAR (Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance) werd binnen de NAVO en de EU in de periode 2006-2009 ontwikkeld. België heeft in uitvoering van het transformatieplan van 2009 een ISTAR-eenheid niveau bataljon opgericht.
Als u ISTAR intikt op google of er de parlementaire besprekingen op naslaat, zult u de bevestiging vinden van het feit dat wij van ISTAR nooit een geheim hebben gemaakt. Ik verwijs naar de commissie van 14 maart 2012. De aandachtige toeschouwers op de voorbije militaire defilés hebben ook de gele baretten zien defileren.
De eenheid is in Heverlee gevestigd. Dat is trouwens dicht bij Lubbeek waarvan de bevelhebber van ISTAR afkomstig is. Vandaar de link tussen het militaire en het burgerlijke gedeelte van dit land.
Het ISTAR-concept beoogt het creëren van een eengemaakte structuur, verantwoordelijk voor de inlichtingensteun aan tactische en operationele eenheden, zodat deze eenheden over een duidelijk inlichtingenbeeld beschikken van de hun toegewezen zone tijdens een operationele inzet.
De opdracht van het ISTAR-bataljon is bijgevolg het leveren van inlichtingensteun aan alle eenheden die worden ingezet in operaties en dit zowel tijdens de voorbereiding als tijdens de uitvoering van de operatie.
De middelen waarover het ISTAR-bataljon beschikt zijn sensoren zoals grondverkenningselementen op basis van Pandurvoertuigen en slagveldbewakingsradars.
Verder bestaat het bataljon uit een aansturingselement om de sensoren tewerk te stellen en uit een analysecapaciteit om de verzamelde informatie in bruikbare inlichtingen om te zetten.
De opdracht van het
ISTAR-bataljon is complementair aan de opdracht van de ADIV. De ADIV
ondersteunt de operaties van Defensie door het leveren van strategische en
operationele inlichtingen. Dit omhelst voornamelijk algemene analyses van de
mogelijke dreigingen en structurele aanbevelingen voor de veiligheid van onze
detachementen. Zij leveren the big picture.
Het ISTAR-bataljon is een tactische inlichtingeneenheid waarvan de taken zich beperken tot de steun voor de zones waar Belgische detachementen effectief ontplooid zijn. De gezochte informatie betreft deze noodzakelijk voor de uitvoering van de opdracht, of past in het garanderen van de veiligheid van het detachement. Het ISTAR-bataljon heeft geen relatie met Veiligheid van de Staat.
De recente brief
die door het Vast Comité I aan de defensiestaf werd bezorgd bevat de
bevindingen van het Comité I naar aanleiding van haar deelname aan een
door Defensie georganiseerd werkbezoek aan het ISTAR-bataljon begin
februari 2013. Samengevat stelt het Comité I dat de
operationalisering van het ISTAR-bataljon een meerwaarde betekent en dat het
wettelijk kader waarbinnen de Belgische inlichtingendiensten functioneren nog
niet mee is geëvolueerd en aanpassing behoeft. Defensie analyseert daarom,
omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid, een voorstel om het
ISTAR-bataljon onder een gepast wettelijk kader te brengen.
06.04 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, na uw uitleg wordt het artikel in de kwaliteitskrant De Tijd wel heel eigenaardig. Het bevat heel straffe insinuaties. Zo zou het uw idee zijn om ISTAR op te richten. Het zou ontsnappen aan elke wettelijke verplichte controle. Haar motto is dan ook ideaal gekozen: “Zien zonder gezien te worden.”
Bovendien werd het dan ook nog heel toevallig ontdekt. Vermits uw woordvoerder niet wilde reageren, aldus De Tijd, voedde dat nog extra speculaties. Het is nu duidelijk. Het was een bericht dat beter niet was verschenen.
06.05 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, het bestaan van ISTAR was mij wel bekend. De kop van het krantenartikel over de geheime geheime dienst was uiteraard overroepen, maar het is toch wel eens nuttig om alle gegevens die u hebt bezorgd op een rijtje te zien, zeker met betrekking tot de verhouding tot ADIV. Ik heb vernomen dat ISTAR een bepaalde complementaire functie vervult en dus toch wel een meerwaarde is voor de inlichtingendiensten in dit land.
De kritiek van het Comité I inzake de controle, ging vooral over de verwerking of terbeschikkingstelling van de gegevens. Daar lag voor hen het moeilijke punt.
U hebt niet geantwoord op mijn laatste vraag, namelijk of u in de toekomst ISTAR ook zult onderwerpen aan de controle van het Comité I en waarom niet.
06.06 Minister Pieter De Crem: In het artikel staat dat er een brief onderweg is naar Defensie. Ik zal die brief beantwoorden, ik zal eerst bekijken wat erin staat, maar ik heb een vermoeden wat erin staat.
De leden die ISTAR hebben bezocht in Evere, hebben gezien wat de specificiteit van ISTAR is. De activiteit wordt aan niemands oog onttrokken, maar ISTAR heeft activiteiten die bijzonder belangrijk zijn voor ons wanneer wij militaire operaties in het buitenland uitvoeren.
Ik zal ingaan op de vraag.
De voorzitter: Mevrouw Ponthier, mevrouw Grosemans, hebben wij goede herinneringen aan dat bezoek in Evere? Ja zeker, maar dat is voor na de commissievergadering.
L'incident est clos.
- mevrouw Annick Ponthier aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de bewaking van legerkazernes door privéfirma's" (nr. 18163)
- de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "privébewaking aan kazernes" (nr. 18190)
- de heer Bert Maertens aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de bewaking van kazernes door privéfirma's" (nr. 18214)
- Mme Annick Ponthier au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la surveillance de casernes militaires par des firmes privées" (n° 18163)
- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le gardiennage privé dans les casernes" (n° 18190)
- M. Bert Maertens au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la surveillance de casernes par des firmes privées" (n° 18214)
07.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, één van de besparingsmaatregelen die Landsverdediging wil nemen is de bewaking van legerkazernes in de toekomst te laten uitvoeren door privéfirma’s. Dat vernemen wij althans via de pers. Concrete beslissingen zijn er blijkbaar nog niet genomen, maar Landsverdediging zou wel een denkoefening maken over de uitbesteding van de bewakingstaken. Er zou een werkgroep opgericht zijn om de mogelijkheden te bekijken. Ik stel u hierover graag de volgende vragen.
Ten eerste, wanneer werd deze werkgroep opgericht? Wie maakt er deel van uit? Wanneer zullen de besprekingen beëindigd zijn?
Ten tweede, welke kazernes komen voor dit voorstel in aanmerking, en welke niet? Wat zou de financiële weerslag voor defensie zijn, mocht die beslissing worden uitgevoerd? Wat zou de impact zijn op het personeelsbeleid? Ik denk dan vooral aan de overuren, een thema dat wij enige tijd geleden al in deze commissie hebben besproken. Kunt u daar meer informatie over geven?
Ten derde en ten laatste, hoe schat Landsverdediging het waarborgen van de veiligheid en de permanentie van de bewakingsopdracht in wanneer deze taken door privéfirma’s worden uitgevoerd?
07.02 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag sluit aan bij die van mevrouw Ponthier.
Ik vraag mij af hoe een korps van 30 000 man een tekort kan hebben aan mensen die de wacht houden. Kan dat dan niet zelf worden georganiseerd?
Wordt de bewaking effectief uitbesteed? Wat is daarvan de gehoopte besparing? Is er onderzocht of men meer militairen kan belasten met de wacht, zodat het aantal overuren verminderd kan worden?
07.03 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ten eerste, wat is de stand van zaken in het beslissingsproces? Wij lazen dat de CHOD deze denkpiste heeft meegedeeld aan de vakorganisaties. Wat waren hun reacties? Voor wanneer plant Defensie de inwerkingtreding van de uitbesteding?
Ten tweede, welke militaire eigendommen zouden op een dergelijke manier bewaakt kunnen worden en welke zeker niet? Ik meen dat ook deze vraag zeker van belang is.
Ten derde, hoe groot is de besparing die Landsverdediging met deze uitbesteding beoogt?
Ten vierde, heeft men via dit initiatief de bedoeling om, naast het verminderen van de overuren van de militairen die de wacht houden, ook het aantal militairen met die taak uiteindelijk te verminderen? Ook dat is een belangrijke, relevante vraag.
Ten vijfde, denkt Landsverdediging, naast het uitbesteden van de bewaking van militaire eigendommen, ook aan de uitbesteding van andere opdrachten? Zo ja, welke? Kunt u meer toelichting geven over eventuele plannen daaromtrent?
07.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, een haalbaarheidstudie van de privatisering van een deel van de wacht voor bepaalde militaire kwartieren wordt uitgevoerd op basis van een al bestaande groep rond de rationalisering van de wacht. Aan de vergaderingen wordt deelgenomen door de afgevaardigden van de onderstafchefs Operaties en Training alsook Inlichtingen en Veiligheid, de directeurs-generaal Human Resources, Material Resources, Vorming, Juridische Zaken en tot slot Budget en Financiën. Er is een vertegenwoordiger van de commandant van de landcomponent omdat hij als grootste gebruiker en leverancier van het wachtpersoneel onmiddellijk betrokken partij is. Actueel ligt dit dossier nog ter studie op het niveau van de staf van defensie.
Momenteel verzekert defensie de beveiliging van haar kwartieren door de combinatie van een professioneel en een organiek wachtsysteem. Voor de organieke wachtlopers blijft de hoofdtaak de operationele inzet en is de wacht een nevenfunctie. Na hun organieke wachtperiode genieten de ingezette militairen van recuperatie waardoor zij op dat moment niet meer in de training of de operationele inzet kunnen worden ingeschakeld. Meer militairen inzetten voor een zelfde hoeveelheid wachttaken zal niets veranderen aan de totale duur van de recuperatie.
De studie tracht na te gaan in hoeverre de beschikbaarheid van de organieke militairen kan worden verhoogd door een deel van de organieke wachttaken uit te besteden. De aldus vrijgekomen militairen kunnen wel worden toegewezen aan de interventiedetachementen die de civiele bewakingsagenten in geval van problemen kunnen versterken. Op dit ogenblik wordt geschat dat aldus een vierhonderdtal fulltime equivalenten aan militair personeel voor training en operaties vrijkomt. Het is op dit ogenblik nog te vroeg om de kostprijs van een eventuele outsourcing te bepalen.
Defensie beschouwt de beveiliging van haar personeel, hoofdmaterieel, bewapening, infrastructuur en informatie als een kerntaak. Daarom zullen het commando en de controle van deze beveiliging net als de eventueel gewapende interventiemogelijkheid in militaire handen blijven. Dat neemt echter niet weg dat bepaalde taken van onthaal en toezicht aan civiele bewakingsagenten kunnen worden uitbesteed. Het behoud van een militair als wachthoofd en voor de militaire bevelvoering, alsook het in plaats stellen van militaire interventiecapaciteiten kunnen genoeg garanties bieden voor de goede uitvoering van deze kerntaak.
Bij een verhoogde dreiging of bij andere problemen, zoals een staking bij de civiele veiligheidsagenten, zal defensie terugvallen op het thans bestaande systeem van de militaire bewaking. Ook zullen bepaalde strategische kwartieren het huidige wachtsysteem behouden.
Tijdens de informele ontmoeting met de vakorganisaties op 18 april 2013 werd door de CHOD de bewuste haalbaarheidsstudie aangehaald. De vakorganisaties stelden toen geen vragen en voerden ook geen discussie.
Landsverdediging denkt momenteel niet aan de uitbesteding van andere opdrachten.
07.05 Annick Ponthier (VB): Ik dank u voor de verduidelijking, mijnheer de minister. Op de vraag wanneer de werkzaamheden van de werkgroep worden beëindigd, hebt u niet geantwoord. Hebt u daar al zicht op?
07.06 Minister Pieter De Crem: Ik heb daar geen echt zicht op. Ik denk dat dit spoedig zal gebeuren. Dat zou ook zeer wenselijk zijn.
07.07 Annick Ponthier (VB): Welke kazernes worden weerhouden?
07.08 Minister Pieter De Crem: Dat antwoord komt mee uit die studie.
07.09 Annick Ponthier (VB): Dat is wel belangrijk, want u zegt dat het over een bepaald deel van de bewaking en over bepaalde taken gaat. Een veralgemening is dus niet aangewezen. U zult het daarover met mij eens zijn. Het risico bestaat natuurlijk dat de privébewakers niet voldoende militair opgeleid zijn, in vergelijking met de militaire aanpak, om een aantal strategisch belangrijke kazernes op een afdoende manier te bewaken. Enige waakzaamheid is dus aangewezen. Ik kijk uit naar het vervolg van dit verhaal, op het moment waarop u zult weten wat de exacte financiële weerslag voor defensie zal zijn. Het is belangrijk om dit dossier op te volgen.
07.10 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb gehoord dat een zeer grote werkgroep zich over de materie buigt, maar ik blijf het raar vinden dat men er intern niet in slaagt om voldoende mensen te vinden die de wacht kunnen houden.
07.11 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik kijk, net als de collega’s, uit naar de resultaten van de uiteindelijke studie. Ik hoop dat die, zodra die klaar en gevalideerd is, ter beschikking gesteld kan worden. Wij kunnen dat debat dan voortzetten.
In se heb ik weinig problemen met wat u voorstelt. U zei dat het gaat om het verhogen van het operationeel aspect bij de militairen zelf en dat er vierhonderd fulltime equivalenten vrijkomen voor training en operaties. Dat is belangrijk.
Ik heb echter nog een vraag, tenzij ik u volledig verkeerd begrepen heb. U had het over operationele militairen die tijdelijk organieke wachttaken uitvoeren. U zei ook dat zij na een tijd van operaties en training nood hebben aan een rustperiode.
Volgens u zou het uitbesteden het operationeel aspect verhogen. Welnu, ik begrijp de combinatie van beide gegevens niet. Immers, dat zou betekenen dat de militairen die uit operatie en training komen opnieuw blijvend worden ingezet. Hebben zij de rustperiode waarnaar u verwees dan niet nodig? Misschien begreep ik het verkeerd.
07.12 Minister Pieter De Crem: Wij zouden dat eens moeten bespreken tijdens een toelichting over de status van het personeel en over de compensatie van militaire inzet met rust.
Ik stel voor om na uitwerking van het voorstel in de commissie een discussie te organiseren.
De voorzitter: Is dat goed voor u, mijnheer Maertens?
07.13 Bert Maertens (N-VA): Ja.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het Belgische militaire materieel dat werd ingezet in Afghanistan" (nr. 18173)
- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de kost van de terugtrekking van de Belgische troepen uit Afghanistan" (nr. 18222)
- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le matériel militaire déployé par la Belgique en Afghanistan" (n° 18173)
- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le coût du retrait des troupes belges d'Afghanistan" (n° 18222)
08.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb deze vraag over de terugtrekking van het materieel en wat er juist daaromtrent is afgesproken, gesteld achter gesloten deuren. Ik neem aan dat het geen grote militaire geheimen zijn en dat ik daarop hier een officieel antwoord kan krijgen, want ik vond het toch een interessant thema.
Welke militair materieel gebruikte Defensie de afgelopen jaren in Afghanistan? Graag had ik een overzicht gekregen met vermelding van het type en het aantal ingezette exemplaren.
Welk materieel werd reeds of zal nog terug naar België worden getransporteerd? Graag had ik een overzicht gekregen met vermelding van het type en het aantal ingezette exemplaren.
Welk materieel werd niet of zal niet terug naar België worden getransporteerd? Graag had ik een overzicht gekregen met vermelding van het type en het aantal ingezette exemplaren.
Wat gebeurt er met het militaire materieel dat niet terug naar België wordt getransporteerd? Wordt het verkocht of verhuurd? Zo ja, aan wie? Zo ja, wordt het dan eerst gedemilitariseerd? Of wordt het vernietigd?
Het verschepen en overvliegen van militair materieel is een dure zaak. Kunt u me een accuraat overzicht geven van de geplande terugtrekking uit Kandahar en de Kunduzregio en van het resterende detachement in Kaboel? Ik denk dat dat laatste daar intussen reeds weg is. Hoe is dat verlopen? Graag had ik een overzicht gekregen met vermelding van de opdracht die zal worden stopgezet, en het aantal manschappen en het materieel waarvan sprake, graag telkens met vermelding van de ingezette transportmiddelen en transporteenheden, de gebruikte transportroute, de geschatte kostprijs van de transportoperaties.
Ik heb die vraag opgesteld om volgende reden. In het NAVO-parlement in Luxemburg heeft een gerespecteerde lord het woord genomen, een Brit die reeds jarenlang de man is inzake defensiethema’s van de Britse Conservatieven. Hij vertelde dat de Britten hun militair materieel zullen verkopen aan Azerbeidzjan. Human Rights Watch maakt daarvan een heel grote rel, er is een hele discussie daarover in het parlement in Groot-Brittannië, omdat dat niet ethisch zou zijn en het regime in Azerbeidzjan het niet zo nauw neemt met het gebruik van geweld tegen de eigen burgers, wat niet mag gebeuren met Brits materieel. Dat is een beetje het issue. Daarom vroeg ik mij af hoe het zit met ons materieel.
08.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Francken, de Belgische Defensie is aanwezig in Kaboel, Kandahar, Kunduz en Mazar-e-Sharif. 6 gevechtsvliegtuigen F16, 79 gevechtsvoertuigen MPV, LRV en M113, 58 logistieke voertuigen en ander steunmaterieel, 242 containers en/of technische shelters werden er ontplooid.
Tot nu toe werd de herontplooiing, het redeployment enkel in Kaboel beëindigd. Dat komt overeen met het terugbrengen naar België van 47 gevechtsvoertuigen, 7 stuks steunmaterieel en 39 containers. Een deel van het aanwezige materieel werd herverdeeld over de overblijvende drie locaties in Afghanistan.
Ten slotte werden 40 containers geschonken aan partnerlanden, en 4 stuks steunmaterieel werden verkocht aan civiele contractanten. Het ging om logistieke, gedemilitariseerde tuigen.
In de nabije toekomst zal het herontplooien vanuit Kunduz worden uitgevoerd. In die planning zullen 48 gevechtsvoertuigen, 6 stuks steunmaterieel en 10 containers naar België terugkeren. Een deel van het militaire materieel wordt herverdeeld in Mazar-e-Sharif. Aan het Afghaanse leger zullen 32 logementcontainers en opslagcontainers worden geschonken.
Wegens het niet rendabel zijn van het transport naar België worden 10 stuks steunmaterieel, met name gebanaliseerde aanhangwagens en tuigen ter plekke verschroot.
De keuze of het materieel wel of niet naar België wordt teruggebracht, hangt af van economische overwegingen, waarbij de transportkosten en de restwaarde een bijzonder belangrijke rol spelen. Ook de mogelijkheid tot verkoop of verhuur wordt onderzocht.
Het herontplooien vanuit Kunduz gebeurt via de weg naar Mazar-e-Sharif, en vervolgens via luchttransport naar Trabzon in Turkije of naar Leipzig in Duitsland. Vanuit Trabzon wordt, samen met Duitsland, zeetransport gebruikt. Trabzon is gekozen wegens de rechtstreekse zeeverbinding met België en het betrouwbare NAVO-partnerschap met Turkije.
Het redeployment gebeurt in twee fasen. De eerste fase in het voorjaar van 2013, een tweede fase in het najaar. De opdeling is ingegeven door onze operationele verbintenissen, samen met Duitsland, in Kunduz.
Momenteel is een eerste gedeelte al uitgevoerd. Twintig voertuigen, 13 MPVV’s en 7 NMV’s zijn via de baan in een taktische beweging naar Mazar-e-Sharif verplaatst. Tevens zijn 2 vrachtwagens Iveco 8 ton met een gecontacteerd transport naar Mazar-e-Sharif overgebracht. De voertuigen wachten op een verder transport met een Antonov 124 naar Trabzon.
Het personeel van MAT Kandak, 51 personen, is al teruggekeerd naar België op 5 mei 2013 met de Airbus A330. Met die vlucht zijn tevens 30 paletten cargo terug naar België gebracht.
Het te repatriëren materiaal uit Kunduz weegt 530 ton en bevat 20 voertuigen, 28 armored vehicles, 17 support vehicles, 10 containers, 90 paletten en ongeveer 15 ton munitie.
Het totale kostenplaatje van de operatie wordt geraamd op 4,8 miljoen euro en 3,8 miljoen euro netto.
08.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Kan ik dat antwoord ook meekrijgen? (Instemming)
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de lage externe omscholingsgraad van militairen" (nr. 18189)
09 Question de M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le faible degré de reconversion externe chez les militaires" (n° 18189)
09.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, in Franstalige media konden wij vernemen dat er in 2012 slechts 20 soldaten hebben geopteerd voor een externe omscholing. In 2011 waren dat er 56, 37 in 2010 en 160 in 2009.
De discussie over een fysiek sterk en jong leger werd daarnet ook gevoerd in het kader van de EVMI. Hiervoor moeten echter verschillende inspanningen worden gedaan. Het EVMI is een van die inspanningen. Het statuut van beperkte duur, dat in voorbereiding is, is een andere piste.
Anderzijds is het ook belangrijk dat er nadien in een goede omscholing wordt voorzien. Blijkbaar zit daar evenwel een probleem.
Ik kom dan bij mijn vragen. Ten eerste, kloppen de cijfers over de beperkte uitstroom?
Ten tweede, zal in het statuut van beperkte duur meer aandacht worden besteed aan bijvoorbeeld reclassering en het geven van een opleiding, en niet alleen aan het geven van een premie? Recent onderzoek van Tempo-Team toont immers aan dat zowel werknemers als werkgevers veel meer aandacht willen voor omscholing in het kader van werkzekerheid, in plaats van een geldelijke vertrekpremie.
09.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Geerts, ik verwijs u naar de schriftelijke vraag van mevrouw Lahaye-Battheu van 28 maart 2013 en naar de vraag van de heer Maertens van 23 april 2013, waarbij respectievelijk toelichting werd verstrekt over de maatregelen van interne en externe mobiliteit voor militaire, lokale en andere overheden en de maatregelen voor herintegratie op de arbeidsmarkt van de militairen met het toekomstige statuut van beperkte duur.
Voorts kan ik aan mijn antwoord toevoegen dat het personeelsbestand van Defensie in de loop van de voorbije drie jaar van 43 000 naar 32 000 eenheden is gedaald. Een dergelijke personeelsinkrimping was ongezien. Uit besparingsoverwegingen beperkten ook andere openbare diensten hun personeelsbestand, waardoor militairen minder gemakkelijk bij hen aan de slag kunnen. Bovendien zijn de militairen minder geneigd Defensie te verlaten. Het departement heeft er zelf geen enkel belang bij zijn goed opgeleide medewerkers te zien vertrekken.
Wie nu nog bij Defensie aanwezig is, wil blijkbaar ook blijven. De doelstelling van 32 000 personeelsleden wordt aldus op natuurlijke wijze bereikt.
Inzake de personeelsverjonging als gevolg van externe mobiliteit, zal ik binnenkort een ontwerpstatuut van beperkte duur, waarover wij het hebben gehad, voorleggen. Het advies van de Raad van State over dat ontwerpstatuut mochten wij recent ontvangen.
Inzake het loopbaantraject van de betrokken militairen, namelijk militairen met een minimumdienstperiode van vijf jaar, krijgt de militair in kwestie de kans het eindeloopbaantraject aan te vatten. Dit traject beperkt zich tot de duur van één jaar, omdat het een aantal maatregelen bevat dat de overgang naar de privé-arbeidsmarkt mogelijk dient te maken.
Behalve de akkoorden die reeds tussen Defensie en de VDAB, Forem, Actiris en het ADG of Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens bestaan over het erkennen van de verworven competenties, zullen de betrokkenen kunnen beschikken over een vormingsverlof van 120 uur, over een vormingskrediet voor het betalen van onder andere het inschrijvingsgeld voor bepaalde cursussen, over een reclasseringspremie, die op het einde van de loopbaan wordt uitbetaald en in functie van het aantal dienstjaren stijgend is, met een maximum van twaalf maandweddes, en over een oriënteringsverlof van één maand met een loopbaanbegeleiding en een oriëntatie, die wordt verzorgd door diensten die in dergelijke materie zijn gespecialiseerd.
Bovendien bestaat de mogelijkheid om over te stappen naar een openbare werkgever. Ook in dit domein heeft Defensie al heel wat ervaring verworven. Hiervoor bestaat een reglementair kader waarvan u ongetwijfeld op de hoogte bent.
Militairen die overgaan naar bepaalde diensten in de burgerij, bijvoorbeeld naar de CALog-diensten bij de politiezones, doen dat meestal tot grote tevredenheid van de ontvangende overheden.
09.03 David Geerts (sp.a): Wij moeten het debat opnieuw voeren in het kader van de bespreking van de beperkte duur. Voor ons is het essentieel om in te zetten op de begeleiding naar het zoeken van ander werk in plaats van enkel op de geldelijke verloning via een reclasseringspremie.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het meerjarenplan van Defensie" (nr. 18218)
10 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le plan pluriannuel de la Défense" (n° 18218)
10.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het regeerakkoord was er sprake van dat Defensie met een meerjarenplan of een nieuw herstructureringsplan op de proppen zou komen. Dat meerjarenplan zou rekening houden met het vernieuwd vastgelegd ambitieniveau en de stand van uitvoering van het transformatieplan.
Mijnheer de minister, graag zou ik u dan ook de volgende vragen willen stellen.
Wanneer denkt u het meerjarenplan aan het Parlement voor te leggen? In welk stadium bevindt dat plan zich nu? Welke tijdspanne zal dat meerjarenplan dekken?
Zal dat meerjarenplan afwijken van uw vorige herstructureringsplan? Kunt u meer uitleg geven bij de elementen die zouden afwijken?
Zijn er nog struikelblokken die de finalisatie in de weg staan? Zo ja, om welke struikelblokken gaat het en waar bevindt het probleem zich?
10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Grosemans, het regeerakkoord is door de leden van de commissie goed nagelezen en dat stemt mij altijd bijzonder blij. Bij uw dagdagelijkse lezing hebt u ook kunnen vaststellen dat er een geactualiseerd meerjarenplan zal worden voorgelegd dat met het nieuw vastgelegd ambitieniveau rekening dient te houden en ook met de stand van de uitvoering van het transformatieplan.
Ik kan u zeggen dat het transformatieplan onverminderd werd uitgevoerd. Ik heb geoordeeld dat er geen nood was om het bestaande, uit het transformatieplan voortvloeiend, ambitieniveau op kwalitatief en kwantitatief vlak aan te passen.
Tijdens de presentatie van het transformatieplan in het Parlement, in de vorige legislatuur, heb ik benadrukt een plan voor te stellen dat binnen één legislatuur kon worden verwezenlijkt, om de toekomstige legislatuur er niet mee te belasten. Dat engagement is voor de volle 100 % uitgevoerd.
Met het transformatieplan-2009 heeft Defensie een belangrijke inspanning geleverd om haar effectieven en haar structuren te saneren. Op basis van een duidelijk omschreven ambitieniveau werden de structuren van Defensie hertekend, de kwartieren gehergroepeerd rond belangrijke oefenterreinen en de steuneenheden vastgelegd per plateau. De spiegeleenheden werden afgeschaft en er werd geopperd voor eenheden op maximale capaciteit.
Die reorganisatie heeft belangrijke inspanningen gevraagd aan het personeel van Defensie en dat alles ging inderdaad gepaard met een zeer aanzienlijke vermindering van het personeelsbestand, waar we het daarnet ook al over hadden.
Uitgaande van het hiervoor geschetste kader werd Defensie in het laatste regeerakkoord een aantal maatregelen opgelegd met een impact op het departement. De meest in het oog springende daarvan is een verdere vermindering van het personeelsbestand. Daarnaast worden ook de aan het departement toegewezen middelen geherkalibreerd.
Het regeerakkoord legt tegen 2015 het aantal personeelsleden vast op 32 000, waarvan 30 000 militairen en 2 000 burgers. In het akkoord wordt tevens gesteld dat, om die vermindering door te voeren, in de eerste plaats de staven en de hogere kaders dienen te worden gerationaliseerd en de operationele structuur dient te worden gevrijwaard. Dat aspect van het akkoord wordt momenteel uitgevoerd en is bijna bereikt.
De uitdaging blijft het vinden een evenwicht tussen het verminderen van het personeelsbestand en de instroom van nieuw gerekruteerde personeelsleden, zonder aan de operationaliteit te raken. In die zin worden de statuten van het personeel aangepast en worden 1 830 personeelsleden gerekruteerd.
In de vorige legislatuur, en in het bijzonder bij het uittekenen van de transformatie, werd de focus opnieuw op de kerntaak van Defensie gelegd. Met een gezond ambitieniveau de nadruk blijven leggen op het voeren van operaties voor vrede en veiligheid speelt daarin een eersterangsrol. De operaties zijn en blijven dus de core business. Het ambitieniveau van het transformatieplan wordt dus ook tot het einde van deze legislatuur aangehouden.
Hoewel de opgelegde budgettaire ingrepen een duidelijk impact hebben op de investeringscapaciteit van het departement, zijn we er allemaal in geslaagd om in 2012 het volledige investeringsplan te realiseren. Het plan voor 2013 zal aan de Ministerraad worden voorgelegd en dat zal gebeuren in de gangbare periode, eind juni-begin juli. Op het vlak van de infrastructuur wordt het transformatieplan ongewijzigd uitgevoerd volgens de oorspronkelijke basisprincipes waarbij aan het personeel een bruikbare en functionele werkomgeving wordt aangeboden.
10.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, als repliek zal ik twee zinnen voorlezen uit een persbericht van Belga: “Minister van Defensie Pieter De Crem zal in de loop van de komende weken dieper ingaan op de veranderingen die hij de komende jaren wil doorvoeren. Hij presenteert binnen enkele weken een visie, een meerjarenplan, op de toekomst van het leger”. Dat was een persbericht van 6 januari 2012.
Het is nu bijna anderhalf jaar later en we wachten nog altijd op het plan-De Crem. In het regeerakkoord wordt inderdaad in een nieuwe inkrimping van het aantal manschappen voorzien. We hebben intussen ook al een hele hoop besparingen achter de rug. Dat kan niet anders dan een grote impact hebben op Defensie. Er is een heel vernieuwd ambitieniveau en dat vereist ongetwijfeld een nieuw plan. Dat wekt enkel het vermoeden dat u uw troepen niet op een lijn krijgt. Ik vraag mij af of ik nog moet wachten op een nieuw plan-De Crem.
10.04 Minister Pieter De Crem: Het transformatieplan is trouwens een van de weinige, zoniet het enige transformatieplan, van een openbare dienst in België dat volledig zijn doel heeft bereikt. De uitgangspunten waren gekend. De doelstelling is bereikt.
In de korte legislatuur die we eind 2011 zijn aangevat en nadien in de bespreking in de commissie – die twee keer heeft plaatsgevonden, een eerste keer naar aanleiding van het regeerakkoord en een tweede grote discussie bij de vaststelling van de begroting 2012 naar aanleiding van de maatregelen die budgettair werden genomen – werd de uitvoering van het regeerakkoord naar voren gebracht.
Dat was het bereiken van het doel van 32 000 militairen op het einde van deze legislatuur: 30 000 militairen en 2 000 burgers. Die doelstelling zijn wij aan het halen, wellicht nog vroeger dan verwacht.
Daarnaast is er het grote investeringsplan, dat jaar na jaar is uitgevoerd. Wij hebben jaren van nul investeringen gekend. Toen ik net minister was, moesten heel wat zaken worden afbetaald: in 2008 en 2009 met een lichte herneming, 242 miljoen euro voor het begrotingsjaar 2012, 242 miljoen euro voor de begrotingsjaren 2013-2014.
Ik denk dat wij opnieuw van gedachten kunnen wisselen op het moment dat het plan door de regering is goedgekeurd. Daaruit zal enerzijds blijken wat wij zullen investeren – daarover bestaat een grote eensgezindheid – en anderzijds wat onze engagementen in militaire operaties in 2014 zullen zijn.
10.05 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb geen repliek. Ik heb mijn punt duidelijk gemaakt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Wij zijn aan het einde van onze vergadering gekomen, collega’s. De heer Francken vraagt immers uitstel voor zijn vraag nr. 18233 en de heer Ducarme vraagt uitstel voor zijn vraag nr. 18228.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.13 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.13 heures.