Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor de Financiën en de Begroting |
du Mardi 28 mai 2013 Après-midi ______ |
van Dinsdag 28 mei 2013 Namiddag ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 16.53 heures. La réunion est présidée par M. Georges Gilkinet.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.53 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Georges Gilkinet.
01 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het vertrek van de heer Mariani" (nr. 17219)
01 Question de Mme Meyrem Almaci au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le départ de M. Mariani" (n° 17219)
01.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik was drie dagen geleden eigenlijk redelijk blij het nieuws te mogen vernemen dat u een einde zult maken aan de bankbonussen. Mijn vraag is natuurlijk geënt op het vertrek van de heer Mariani en de vergoeding die daarmee gepaard gaat.
Wij hebben in onze commissie heel lang en veel gediscussieerd over het aanpakken van de bankbonussen. Het heeft nogal op zich laten wachten, maar met uw komst lijkt er schot in de zaak te komen. Ik wil u daarvoor alvast alle steun geven.
Ik kom dan tot mijn vraag over de heer Mariani. Wij hebben de eer gehad om de heer Mariani een aantal keren te ontvangen. De laatste keer dat hij hier was, heb ik hem expliciet de vraag gesteld wat hij zou doen op het moment van zijn vertrek. De heer Mariani heeft toen geantwoord – en dit heeft de pers gehaald – dat er nog geen afspraken waren, maar dat inzake vergoedingen gemaakte contractuele afspraken moeten worden gerespecteerd. En dat geldt ook wanneer de realiteit van het bedrijf waarvoor men werkt, ondertussen zwaar gewijzigd is.
De heer Di Rupo heeft zich destijds sterk gemaakt dat de heer Mariani niet zou vertrekken met een zeer uitgebreide uittredingsvergoeding. Hij heeft zich toen verzet tegen wat toen een gouden handdruk van 1,2 miljard euro leek. Uit het jaarverslag van Dexia 2012 blijkt dat de heer Mariani uiteindelijk is vertrokken met een bedrag van 1,7 miljoen euro. Hij kreeg formeel geen gouden handdruk, maar kreeg wel een vergoeding die bestond uit een basisloon van 590 575 euro, een functiepremie – what’s in a name – van 116 666 euro, verschillende vergoedingen voor auto- en andere representatiekosten voor een totaal van meer dan 8 000 euro, een aanvullend pensioen van 125 889 euro en 675 000 euro voor het afhandelen van lopende dossiers, zolang hij nog in dienst was. De vergoeding voor het afhandelen van dossiers op een moment dat hij nog in dienst was, was hoger dan zijn loon.
In totaal komt men dan op een bedrag van 1,7 miljoen euro voor een bank die vorig jaar nog 2,9 miljard euro verlies heeft geleden. Ook dit jaar is er nog een verlies aangekondigd van ongeveer 900 miljoen euro. Het eerste kwartaal ging alvast duidelijk die richting uit.
Mijn eerste vraag is dan ook of u die bedragen op zich verantwoord vindt. Vindt u dat, met alle onderscheid van vergoedingen, die er zijn, de totaliteit van dat bedrag verantwoord is voor die restbank?
Daarnaast, meer specifiek, wat is de verantwoording voor de extra premie van 675 000 euro boven op zijn loon? Over welke lopende dossiers gaat het? Zullen er aan de heer Mariani nog verdere uitbetalingen gebeuren in het kader van die dossiers? Wat is de einddatum van die dossiers?
01.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Almaci, de raad van bestuur van Dexia heeft op zijn bijeenkomst van 2 augustus 2012 akte genomen van het ontslag van de heer Mariani.
Zijn vergoeding werd in 2008 vastgesteld op het moment van zijn rekrutering. De vergoeding werd door de vennootschap zelf vastgesteld overeenkomstig de toen geldende regels inzake corporate governance en werd sindsdien niet meer gewijzigd.
Het is de taak van de raad van bestuur van een vennootschap om het remuneratiebeleid van de onderneming vast te leggen, al dan niet op advies van het remuneratiecomité, indien er een is. De algemene vergadering van aandeelhouders kan het remuneratiebeleid toetsen op de algemene vergaderingen.
De antwoorden op uw andere vragen kunnen worden gevonden in het jaarverslag van Dexia van 2011, waarnaar u zelf verwijst. De functiepremie vervangt de variabele remuneratie niet. De creatie van de functiepremie kadert in de doelstelling van de onderneming om het eventuele risico dat gepaard kan gaan met het toekennen van een variabele remuneratie, te verminderen. Bovendien werd alle in de tijd uitgestelde remuneratie die nog niet definitief was verworven, op nul gezet, gelet op de resultaten van de onderneming.
De vergoeding die de heer Mariani kreeg voor de afhandeling van lopende dossiers, betreft werkzaamheden bij de Luxemburgse filialen en de Turkse DenizBank, nadat het mandaat van de heer Mariani bij de nv Dexia zelf al een einde had genomen. Het betreft dus geen extra premie boven op de vergoeding voor het mandaat van de heer Mariani bij Dexia zelf. Het gaat dus om het verrichten van werkzaamheden bij DAM Luxembourg en DenizBank, met name om de verkoop van de beide entiteiten af te handelen. Het is een eenmalige forfaitaire vergoeding en er wordt geen enkele andere vergoeding meer betaald voor die dossiers.
Ik heb daarmee zo volledig mogelijk geantwoord op de vragen. Ik wijs erop dat dat behoort tot de autonomie van de bank. Daarom kan of wil ik niet meer details verstrekken.
01.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, al moet ik wel zeggen dat met betrekking tot de autonomie van de restbank de twee overheden de aandeelhouders zijn.
In 2008 werd de bank al een eerste keer gered. U weet ook dat de heer Dehaene aan het hoofd van het remuneratiecomité van de restbank stond. Dat doet toch ernstige vragen rijzen over het bedrag waarmee de heer Mariani vertrekt.
Ik begrijp dat dat uw verantwoordelijkheid niet is. U hebt het dossier geërfd. Opnieuw, ik zal u al mijn steun geven met betrekking tot het inperken van het hele bonussensysteem, maar ook met betrekking tot alle uitwijkmogelijkheden. Wat hier is uitbetaald, is immers een onfatsoenlijk bedrag voor iemand die helaas de bank niet heeft kunnen redden, maar daar wel jaarlijks rijkelijk voor werd betaald.
Als men dan hoort dat hij na zijn einde mandaat een eenmalige vergoeding krijgt die hoger is dan zijn basisloon, dan fronst menig burger, die uiteindelijk borg staat voor de restbank, toch zijn wenkbrauwen.
Mijnheer de minister, ik hoop van u meer, met betrekking tot de restbank waarvan de overheden en dus de burger aandeelhouder zijn, dan dat u zich neerlegt bij de autonomie van de restbank as such. In de feiten bestaat die eigenlijk niet meer. Ze is van ons en van Frankrijk.
Ik vind het dan ook bijzonder spijtig dat de heer Mariani met dat bedrag is kunnen vertrekken. Het is onfatsoenlijk in het licht van de realiteit van die bank. Maar dat is een moreel oordeel.
L'incident est clos.
- mevrouw Meyrem Almaci aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "Europa en de Tobintaks" (nr. 17563)
- mevrouw Meyrem Almaci aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de Tobintaks en Febelfin" (nr. 17677)
- Mme Meyrem Almaci au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'Europe et la taxe Tobin" (n° 17563)
- Mme Meyrem Almaci au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la taxe Tobin et Febelfin" (n° 17677)
02.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, daarnet hebt u een uiteenzetting gehouden over de Ecofinraad en de standpunten die daar werden ingenomen. Met permissie zal ik mij vooral richten op de tweede vraag. De andere vraag was immers een vraag ter voorbereiding van Ecofin, die ondertussen is afgelopen. Deze vraag betreft de hele uitleg van Febelfin over de invoering van de Tobintaks.
Febelfin berekende dat invoering van de Tobintaks 8,4 miljard euro zou kosten aan de vier grootbanken in ons land. Het zou een momentopname zijn van alle transacties die door de Belgische banken worden verricht, maar het is absoluut onduidelijk welke methode exact werd gebruikt. Wij kregen hier ondertussen ook al vertegenwoordigers van een van die grootbanken, die zelf aangaven dat zij akkoord gingen met het bedrag, maar ook niet wisten hoe het werd berekend noch hoe het aandeel er dan uitzag voor hun grootbank.
Febelfin heeft wel bevestigd dat de meerderheid van de transacties zou gaan over zogenaamde repo’s, de verzekeringen waarmee de ene financiële actor een lening geeft aan de andere, met de verbintenis op lange termijn om die lening terug te kopen tegen een meerwaarde. Bij een taxatie van 0,1 %, de hoogste taxatie onder de Tobintaks — u weet dat het 0,1 % is of 0,01 % — impliceert dit een verhandeling van 8 400 miljard aan repo’s, vooral gebaseerd op die verzekeringsproducten.
Mijnheer de minister, ik stel mij vragen over de manier waarop Febelfin tot dat bedrag is gekomen. Als het effectief over een volume gaat van 8 400 miljard enkel voor verzekeringsactiviteiten, dan rijst meteen de vraag of de banken niet bijzonder groot zijn en wat de gevaren daarvan zijn voor ons land.
Kan uw administratie de berekening van 8,4 miljard euro bevestigen? Hoe is men tot dat bedrag gekomen? Wat valt daaronder, bijvoorbeeld welk deel per grootbank? Wat vindt u van het standpunt van de banken en van Febelfin en de heer Bouckaert, rekening houdend met die cijfers? Gaat het om een brutocijfer of om een nettocijfer? Hoeveel daarvan valt onder de taks van 0,1 % en hoeveel onder 0,01 %? Ik zou de berekeningswijze graag specifieker kennen.
02.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Almaci, de vragen over de financiële transactietaks die u stelt zijn soortgelijk en ik zal ze dus tegelijk beantwoorden.
Het voorstel van de Europese Commissie wijst op een essentiële evolutie in de taxatie van het financieel systeem. België heeft besloten om die evolutie, die positief wordt beoordeeld, te ondersteunen. Het heeft derhalve het mechanisme van nauwe samenwerking aangenomen om zo spoedig mogelijk in België een taks op de financiële transacties in te voeren. De doelstelling van een dergelijke taks bestaat erin om zo veel mogelijk de speculatieve transacties te ontmoedigen, zonder evenwel de financiële en de reële sector te destabiliseren, bijvoorbeeld door het penaliseren van de dekkingsverrichtingen of de financieringsverrichtingen die daden van goed beheer zijn. Hoewel die taxatie wenselijk is, kan zij gepaard gaan met niet-gewenste gevolgen die geëvalueerd moeten worden.
De Europese Commissie zelf heeft enkele aanpassingen doorgevoerd tussen haar eerste voorstel, dat gericht was op alle lidstaten van de Europese Unie, en haar tweede voorstel aangaande het mechanisme van nauwere samenwerking.
Zoals ik reeds in het Parlement heb aangehaald, ben ik voorstander van een financiële transactietaks en zal ik die belasting verdedigen voor de Europese instanties.
Het lijkt mij noodzakelijk om de praktische gevolgen van het huidig voorstel van de Europese Commissie correct te meten. Daarom heb ik aan mijn diensten de opdracht gegeven om de draagwijdte van de taks en de impact ervan in de praktijk te onderzoeken. Zij bestuderen momenteel de input, zowel van de financiële sector en van de bedrijfswereld als van de ngo’s.
Volgens Febelfin zou het bedrag van 8,4 miljard euro overeenstemmen met het totale bedrag aan taks dat in theorie afkomstig is van de huidige verrichtingen van de vier grootbanken. Laat mij daarbij twee opmerkingen maken. Ten eerste gaat het alleen om het effect voor de vier grootbanken. Dat houdt dus geen rekening met de impact op de andere financiële instellingen en op de andere sectoren van de economie. Ten tweede, die berekening gaat uit van de toepassing van de taks zoals de Europese Commissie die voorstelt, maar ik wil benadrukken dat wij pas aan het begin van de onderhandelingen in de organen van de Raad van Ministers staan en dat er dus nog heel wat kan en zal veranderen.
De Nationale Bank heeft van de regering niet de opdracht gekregen om een dergelijke studie uit te voeren, maar het lijkt mij volkomen normaal dat de bank, als prudentiële overheid, probeert om een evaluatie te maken van de impact van het voorstel van de Europese Commissie op de rentabiliteit van de banken. Zoals u weet, beschikt de Nationale Bank bovendien over de passende instrumenten om een dergelijke studie te verrichten. Ik beschik niet over de details van de werkwijze van de Nationale Bank en Febelfin, maar ik zal er in ieder geval over waken dat de werken in uitvoering bij de FOD Financiën op alle niveaus zo goed mogelijk zijn afgestemd op de reële situatie.
Volgens Febelfin stemt het bedrag voor ongeveer 90 % overeen met verrichtingen van het type repurchase agreements, repo’s, waarop 0,01 % taks zou worden geheven. Deze repo’s hebben vooral betrekking op de schuldpapieren van de Belgische Staat. Het zijn geen verzekeringsverrichtingen maar waarborgen gekoppeld aan leningen. Door deze verrichtingen kan een waarborg worden geboden voor de financiering op de interbancaire markt, wat de risico’s vermindert op de financiële markten alsook de afhankelijkheid van de banken ten opzichte van de Europese Centrale Bank. Daarom moet worden vermeden dat de taxatie van deze verrichtingen een contraproductief effect zou hebben op de verschillende initiatieven die momenteel worden genomen om de stabiliteit en de sterkte van de financiële sector te verbeteren.
Ik voeg er meteen aan toe dat de algemene administratie van de Thesaurie schat dat de taks zoals voorgesteld door de Europese Commissie zeer nadelige gevolgen zal hebben voor de secundaire markten van de overheidsobligaties. De financieringskost van de overheidsschuld zou kunnen toenemen.
De overige 10 % waarop 0,01 % taks zou gelden, stemt volgens Febelfin nog altijd overeen met derivatentransacties die een risico moeten dekken, zoals een positie in vreemde valuta. Dit soort van transacties wordt op grote schaal toegepast door de ondernemingen en dit grotendeels buiten de financiële sector om mogelijk risicovolle posities, voornamelijk in het kader van de internationale handel, te dekken. Zowel de derivatencontracten die betrekking hebben op de rentevoeten, de wisselkoersen als de grondstoffenprijzen worden mogelijk beoogd. Door deze verrichtingen te belasten kan het indekken van risicovolle posities door industriële en commerciële bedrijven worden ontmoedigd, terwijl het net zou moeten worden aangemoedigd. Het is niet de roeping van zulke bedrijven om risico’s te nemen op schommelingen van wisselkoersen, rentevoeten en grondstoffenprijzen.
De regering zal haar standpunt niet alleen op basis van deze impactstudie bepalen. Eerst en vooral zijn er andere evaluaties beschikbaar die minder omvangrijke cijfers aangeven. Bovendien moeten ook de gevolgen van de taks op andere belastingplichtigen worden onderzocht, zoals de interne banken, de pensioenfondsen, de verzekeringsondernemingen, de marktinfrastructuurondernemingen op het grondgebied, de holdings die om historische redenen een belangrijke plaats bekleden in de Belgische economie, enzovoort. Wij mogen vooral ook de impact op de reële sector van de economie niet vergeten.
Ik kom tot de vierde vraag, van mevrouw Vienne. De taks heeft oorspronkelijk betrekking op de financiële instellingen die fysiek aanwezig zijn in de staten die deelnemen aan het mechanisme van nauwere samenwerking. De taks zal van toepassing zijn op de wereldwijde verrichtingen van instellingen en hun bijhuizen. Ook de bijhuizen van financiële instellingen in de FTT-zone die buiten die zone zouden zijn gevestigd, moeten die taks betalen.
Om het risico van herlokalisatie van bepaalde verrichtingen via buitenlandse bijhuizen te beperken omvat het voorstel van de Europese Commissie een reeks firewalls. Ten eerste werd bepaald dat een financiële instelling die buiten de FTT-zone is gevestigd maar in de FTT-zone verrichtingen doet, voor haar verrichtingen binnen de FFT-zone wordt aangemerkt als zijnde gevestigd in de FTT-zone.
Ten tweede, op basis van het woonplaatsprincipe zal een financiële instelling, ongeacht waar zij is gevestigd en die een transactie met een entiteit in de FTT-zone verricht, aan de belasting onderworpen zijn.
Ten derde, op basis van het uitgifteprincipe zal elke financiële instelling, ongeacht waar zij is gevestigd, aan de belasting onderworpen zijn, indien zij een transactie verricht met betrekking tot een instrument dat door een entiteit binnen de FTT-zone wordt uitgegeven.
Ten slotte, ook elke intragroeptransactie zal aan de FTT onderworpen zijn.
De genoemde firewalls moeten een beperking instellen op de mogelijkheid voor financiële instellingen, om fiscale arbitrage uit te voeren met het oog op het ontduiken van de belastingen.
In antwoord op vraag nr. 17563, onder andere over mijn debriefing aangaande Ecofin, wil ik nog snel het hiernavolgende toevoegen.
De Belgische regering steunt alle EU-, G8-, G20- en mondiale initiatieven tegen belastingontduiking en fraude. Elke crisis biedt, zoals u weet, ook nieuwe kansen. De huidige crisis is ook een dergelijke kans, namelijk een ongekende window of opportunity, om vooruitgang te boeken tegen illegale en vaak ongrijpbare praktijken, die onze solidariteit ondermijnen.
Vanzelfsprekend steun ik de gezamenlijke brief van de Ierse voorzitter Noonan en van commissaris Semeta, van 14 april 2013. Ik heb in naam van ons land en samen met mijn Europese collega’s op de Ecofinraad van 14 mei 2013 aan voormelde brief gehoor gegeven, door de Raadsconclusies in het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie inzake de strijd tegen belastingontduiking en fraude voluit te steunen.
Tevens pleitte ik voor de uitbreiding van de spaarrichtlijn. Aangezien in fiscale dossiers steeds unanimiteit is vereist en een paar landen vooralsnog niet akkoord kunnen gaan, werd deze uitbreiding tot op vandaag niet goedgekeurd.
Zoals u weet, is België voorstander van de veralgemening en uitbreiding van het principe van automatische uitwisseling van alle bancaire gegevens. De ontwikkeling van een Europese FATCA of Foreign Account Tax Compliance Act op initiatief van de zogenaamde G5 kunnen wij namens de Belgische regering dus enkel maar toejuichen.
Mijnheer de voorzitter, ik voeg er graag een kleine excursus aan toe omdat ik daarnet vergat te antwoorden op een vraag van de heer Devlies over de globale bestrijding van de belastingontduiking. In die context neem ik, met mijn administratie, deel aan alle OESO-initiatieven die proberen de internationale belastingontduiking tegen te gaan. Wij nemen zo actief mogelijk deel aan dergelijke initiatieven.
02.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
Het is ondertussen tien of vijftien jaar geleden dat voor het eerst een voorstel in het Parlement werd ingediend. Uiteindelijk zijn wij in Europa bijna zover met de Tobintaks of de financiële transactietaks. De bedoeling daarvan is de speculatie af te remmen en met de inkomsten ervan ontwikkelingssamenwerking en relevante, maatschappelijke doelen te ondersteunen.
Ik mocht van u vernemen dat ons land daar nog altijd volledig achter staat, maar ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat Febelfin en de heer Bouckaert, zonder een duidelijke berekening te geven, heel ver zijn gegaan in hun pogingen om de invoering van de financiële transactietaks op zijn minst af te remmen.
Men heeft het over 8,4 miljard euro, maar men kan niet aangeven, ook de grootbanken zelf niet, wanneer zij er naar gevraagd worden, hoe men tot die berekening komt. Men verwijst meteen naar schuldpapieren. Ik kan niet anders dan enige vragen te stellen over de manier waarop men communiceert ten aanzien van de burger, die de grootbanken heeft rechtgehouden, met geld dat zij nog moeten verdienen. Kijk maar naar de waarborgen en de lengte ervan.
Sta mij toe, mijnheer de minister, om u te vragen niet toe te geven aan cijfers als u niet zwart op wit ziet hoe die berekend zijn. U zegt dat u die niet hebt en dat u het niet weet. Tenzij Febelfin en de grootbanken u heel duidelijk kunnen aangeven wat er hoeveel zou kosten, moet u zich niet te veel door hen laten leiden. U moet uiteraard de perverse effecten nagaan en ervoor zorgen dat de secundaire economie niet getroffen wordt, maar er mag niet van de hoofddoelstelling worden afgeweken.
Het is hoog tijd dat de vertegenwoordigers van onze grootbanken en Febelfin transparantie brengen of de cijfers waarmee zij zwaaien afzwakken, want het is de speculatie die afgeremd moet worden, niet de financiële transactietaks.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les pratiques salariales et de bonus de la banque Belfius pour l'année 2012" (n° 17568)
03 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het loon- en bonusbeleid van de bank Belfius voor het jaar 2012" (nr. 17568)
03.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, la lecture du rapport annuel 2012 de la banque Belfius, constituée à 100 % de capitaux publics, est particulièrement instructive, notamment pour ce qui concerne la reprise des pratiques de paiement de bonus. Ainsi, on y apprend que les 31 employés de haut niveau de l'entreprise ont perçu des rémunérations fixes de 5,34 millions d'euros et des bonus de 1,1 million d'euros. Quant aux neuf membres du comité de direction, ils se sont partagé 3,194 millions d'euros de salaire. Voilà qui contraste avec d'autres chiffres comme ceux relatifs aux efforts assumés par les travailleurs de Belfius, aux licenciements ou non-renouvellements de contrat, aux fermetures de succursales ou à la limitation de crédits à l'économie réelle.
Monsieur le ministre, les administrateurs représentant l'État belge ont-ils donné leur accord à ces rémunérations et bonus? Qu'est-ce qui justifie ces bonus? Quelle est, de façon générale, la politique salariale de Belfius, notamment en termes de bonus et de tension salariale? N'y a-t-il pas lieu, dans le cadre d'une banque à capitaux publics, d'en revenir à des pratiques plus raisonnables en la matière? Pourquoi le salaire de M. Clijsters n'est-il pas publié? A combien s'élève-t-il? Comment, selon vous, maintenir la paix sociale dans l'entreprise et la motivation des travailleurs face à un tel écart de pratique entre les salaires des employés de haut niveau et ceux qui, au quotidien, tentent de donner un avenir à cette banque, à la ramener à son cœur historique de métier et qui subissent des licenciements?
03.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, le conseil d'administration d'une institution financière est chargé de déterminer la politique de rémunération. Les administrateurs nommés sur proposition de l'État belge agissent dans l'intérêt de la société et prennent, au sein du conseil d'administration, qui est un organe collégial, les décisions relatives à la politique de rémunération. Les actionnaires peuvent contrôler cette politique lors de l'assemblée générale.
Chaque établissement de crédit est, en outre, tenu, conformément à l'article 20, § 2ter de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit, de créer un comité de rémunération. Au moins un membre de ce comité de rémunération est un membre indépendant de l'organe légal de l'administration, au sens de l'article 526ter du Code des sociétés. Le comité de rémunération est composé de manière à lui permettre d'exercer un jugement compétent et indépendant sur les politiques et les pratiques de rémunération et sur les incitations créées pour la gestion des risques, des fonds propres et de la liquidité.
Les prestations qui justifient la rémunération variable s'apprécient dans le cadre de la relation contractuelle individuelle entre les intéressés et l'institution, sur laquelle je n'ai, en tant que ministre des Finances, pas de vue et sur laquelle il ne m'incombe pas de me prononcer.
Monsieur le président, aux pages 54 à 56 du rapport annuel 2012 de Belfius, vous trouverez une réponse détaillée à votre question concernant la politique générale de rémunération applicable au sein de cette institution financière.
Quant au rapportage des informations, j'attire votre attention sur le fait que l'article 8 du règlement de la FSMA du 8 février 2011 concernant les politiques de rémunération des établissements financiers prévoit au point g) que les informations quantitatives agrégées sur les rémunérations ventilées pour la direction générale et les autres membres du personnel dont les activités ont une incidence significative sur le profil de risque de l'établissement doivent être fournies. Ni le règlement ni d'ailleurs la directive CRD3 n'imposent la publication de rémunérations sur base individuelle.
Pour répondre à votre dernière question, je suis convaincu que tant le dirigeant le plus élevé que l'employé au guichet s'efforcent de donner à Belfius un avenir durable afin de permettre à la banque de jouer son rôle en tant que fournisseur de crédit pour notre économie.
03.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie. Nous avons un désaccord fondamental sur la capacité d'influence que peut et doit se donner l'État belge quant aux choix stratégiques de la banque Belfius. Les politiques salariales sont un choix stratégique sur lequel on ne peut fermer totalement les yeux ou octroyer totale délégation. J'ai lu que vous alliez défendre au sein du gouvernement un projet de loi concernant les bonus octroyés dans le cadre des banques qui ont été aidées par l'État. Une des manières de sortir de la crise bancaire est effectivement d'en venir à des pratiques différentes et exemplaires, d'autant plus lorsqu'il s'agit d'une banque à 100 % de capitaux publics.
J'espère que vous en faites plus que ce que vous avez accepté de me dire à ce sujet.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Carl Devlies aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het arrest nr. 56/2013 van het Grondwettelijk Hof" (nr. 17569)
04 Question de M. Carl Devlies au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'arrêt n° 56/2013 de la Cour constitutionnelle" (n° 17569)
04.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, met ingang van 1 januari 2012 werden de gerechtsdeurwaarders btw-plichtig.
In verband hiermee stelde de arbeidsrechtbank van Kortrijk de volgende prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof: “Is er al of niet sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel indien gerechtsdeurwaarders die door de arbeidsgerechten worden belast met een opdracht als collectief schuldbemiddelaar btw-plichtig zijn voor de diensten die zij verrichten in het kader van hun opdracht als collectief schuldbemiddelaar, terwijl advocaten en OCMW’s voor dezelfde handelingen die zij verrichten niet btw-plichtig zijn?”
Hierop antwoordde het Grondwettelijk Hof dat er geen schending is van het gelijkheidsbeginsel. Immers, de door een gerechtsdeurwaarder als schuldbemiddelaar verrichte diensten kunnen worden beschouwd als diensten die nauw samenhangen met maatschappelijk werk en die worden verricht door een organisatie die door de bevoegde overheid als instelling van sociale aard wordt erkend. Bijgevolg zijn deze diensten van gerechtsdeurwaarders vrijgesteld van btw.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen. Ten eerste, wat was de houding van de administratie tot nu toe inzake de btw-plichtigheid van gerechtsdeurwaarders voor hun diensten in het kader van hun opdracht als collectief schuldbemiddelaar?
Ten tweede, wat zijn de gevolgen van dit arrest van het Grondwettelijk Hof?
Ten derde, wat met de btw die eventueel ten onrechte werd geïnd? Zal die worden terugbetaald?
04.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Devlies, recent werd door het Grondwettelijk Hof bevestigd dat diensten inzake collectieve schuldenregeling, zoals beoogd door het Gerechtelijk Wetboek, diensten zijn die nauw samenhangen met maatschappelijk werk en dat wanneer deze diensten worden verricht door advocaten, ministeriële ambtenaren en gerechtelijke mandatarissen, waaronder de deurwaarders, zij worden verricht door een organisatie die door de bevoegde overheid als instelling van sociale aard wordt erkend.
Het Grondwettelijk Hof heeft aldus bevestigd dat de door een gerechtsdeurwaarder in het kader van voornoemde collectieve schuldenregeling verrichte diensten aan de twee in artikel 44, § 2, 2e, van het btw-Wetboek vermelde voorwaarden voldoen en bijgevolg van btw zijn vrijgesteld. Dat was mijn antwoord op uw eerste twee vragen.
In verband met uw derde vraag, de gerechtsdeurwaarders die ten onrechte btw zouden aangerekend hebben voor de desbetreffende diensten en bijgevolg te veel btw hebben voldaan, hebben in principe recht op teruggave van de te veel betaalde belasting. Er dient evenwel te worden benadrukt dat in lijn met vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot ongerechtvaardigde verrijking voornoemde belastingplichtigen in voorkomend geval moeten kunnen aantonen dat zij de te veel in rekening gebrachte belasting aan hun klanten hebben terugbetaald.
L'incident est clos.
- de heer Luk Van Biesen aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de vervroeging van de indieningsdatum van de aangifte in de personenbelasting voor volmachthouders" (nr. 17611)
- mevrouw Veerle Wouters aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de indieningstermijn voor de aangifte in de personenbelasting via Tax-on-web" (nr. 17630)
- M. Luk Van Biesen au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'avancement de la date limite de dépôt de la déclaration à l'impôt des personnes physiques pour les mandataires" (n° 17611)
- Mme Veerle Wouters au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le délai de dépôt de la déclaration IPP via Tax-on-web" (n° 17630)
05.01 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, het gaat over de vervroeging van de indiendatum voor de personenbelasting door volmachthouders. De uiterste indiendatum voor de aangifte in de personenbelasting met betrekking tot het inkomstenjaar 2012, aanslagjaar 2013, is 26 juni 2013 – niet toevallig de verjaardag van de vraagsteller. Voor de belastingplichtigen die zullen gebruikmaken van Tax-on-web is dit echter 17 juli 2013.
Voor boekhouders-fiscalisten, accountants en bedrijfsrevisoren is dit normaal 31 oktober. Voor het inkomstenjaar 2012 werd dat echter vervroegd tot 16 oktober 2013. In het verleden zijn heel wat goede samenwerkingsverbanden gesloten tussen de cijferberoepen en de administratie. Hoe beter de aangifte kan worden voorbereid, hoe minder controle en hoe eenvoudiger het werk van de administratie. Daarom was het een beetje schrikken voor de cijferberoepers dat er plotseling 14 dagen werden afgeknibbeld van de uiterste indiendatum.
Kunt u ons informeren waarom dat is gebeurd?
Is uw eigen administratie wel voldoende voorbereid? Wij constateren immers dat zij in de maand oktober reeds gebukt gaat onder heel wat werkdruk. Of is er een kleine vergissing gebeurd die kan worden rechtgezet, met name terug 31 oktober?
05.02 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, voor het aanslagjaar 2013 ligt de deadline voor belastingplichtigen die hun aangifte van de personenbelasting elektronisch, via Tax-on-web, door een boekhouder-fiscalist of accountant-belastingconsulent met volmacht laten indienen op 16 oktober 2013. Dat is twee weken eerder in vergelijking met vorig jaar.
Op dat moment zijn veel boekhouders druk bezig met de btw-aangiften van het derde kwartaal.
Vanaf 1 januari is de uitreikingtermijn voor een btw-factuur bovendien verlengd tot de 15de van de maand, waardoor de periode voor het verwerken van de btw-facturen in hoofde van de cijferberoepers verkort werd tot 5 dagen, want de cijferberoepers moeten deze btw-facturen nog steeds op de 20ste van de maand indienen. Met de bovengenoemde vervroeging van de indieningdatum voor de aangifte inzake personenbelasting wordt het de cijferberoepers zeer moeilijk gemaakt.
Met welke reden werd deze vervroeging ingevoerd? Bent u op de hoogte van de praktische problemen dat dit met zich meebrengt?
Recentelijk heb ik dan ook een wetsvoorstel ingediend dat de termijnen voor de btw-rapportering verlengt tot het einde van de maand zodat boekhouders-fiscalisten opnieuw voldoende tijd zouden krijgen om hun werk naar behoren uit te oefenen. Daarom vragen wij u om de indieningdatum van de aangifte van de personenbelasting terug te verlengen tot 31 oktober 2013.
Tot slot, het volgende. Aangiften op papier dienen binnen te zijn op 26 juni 2013. Belastingplichtigen die hun aangifte elektronisch indienen doen dat op 17 juli 2013.
Het hof van beroep te Gent heeft recentelijk geoordeeld dat iedere belastingplichtige van dezelfde aangiftetermijn moet kunnen genieten. Kunnen wij ons verwachten aan een gelijkschakeling van de termijnen waarbij een gedeelte van de tijdswinst die de administratie boekt door het scannen van het lottoformulier en het succes van Tax-on-web, aan de belastingplichtigen wordt gegeven?
05.03 Minister Koen Geens: De aangiften voor de personenbelasting voor het aanslagjaar 2013 kunnen inderdaad tot 16 oktober geldig worden ingediend via de toepassing TOW-mandataris. Die termijn geldt voor om het even wie een beroep doet op een mandataris.
Voor het aanslagjaar 2013 werd de termijn vastgelegd na overleg en met het akkoord van de vertegenwoordigers van de zogenaamde cijferberoepen. Deze termijn komt tegemoet aan de bezorgdheid van de vertegenwoordigers en van de administratie de aanslagtermijnen voor de verschillende belastingen op elkaar af te stellen en zo de werklast voor allen te verdelen en een betere dienstverlening te garanderen.
Verder heeft mijn administratie een procedure in Cassatie ingeleid tegen het door u aangehaalde arrest. Wij wachten de beslissing van het Hof af. De gelijkschakeling van de uiterste indiendatum van de papieren aangifte met de elektronische zou het proces van scanning en inkohiering vertragen, wat zeker niet de bedoeling kan zijn.
05.04 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Blijkbaar refereert u aan een akkoord dat werd afgesloten met de cijferberoepen. Het zijn juist uitoefenaars van deze cijferberoepen die ons contacteren en die in hun verschillende vakbladen opmerkingen maken.
Ik zal dit akkoord nakijken en indien er daarin sprake is van een ander standpunt zal ik hierop terugkomen. Ik vind het spijtig dat wij hier een wijziging doorvoeren van 31 naar 16 oktober.
05.05 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik vind het ook vreemd dat deze beslissing is genomen in overleg met de uitoefenaars van de cijferberoepen. Los van het feit dat men misschien niet heeft stilgestaan bij de gelijktijdige uitreikingstermijn van de btw-factuur kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat men steeds meer werklast legt bij de belastingplichtigen en de accountants. De administratie schuift steeds meer van zich af. Ik vind dit een zeer trieste evolutie.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 17657 de M. Josy Arens, les questions nos 17680 et 17814 de Mme Kattrin Jadin, la question n° 17853 de Mme Valérie Warzée-Caverenne, ainsi que la question n° 18130 de M. Karel Uyttersprot sont transformées en questions écrites.
- M. Olivier Destrebecq au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les conséquences négatives de la réforme des intérêts notionnels" (n° 17660)
- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "un rapport de la Commission européenne mettant en cause les intérêts notionnels" (n° 18021)
- M. Josy Arens au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les déductions pour intérêts notionnels non encore exercées" (n° 18119)
- de heer Olivier Destrebecq aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de negatieve gevolgen van de hervorming van de notionele-interestaftrek" (nr. 17660)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "een rapport van de Europese Commissie waarin de notionele-interestaftrek wordt betwist" (nr. 18021)
- de heer Josy Arens aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de nog niet toegepaste notionele-interestaftrek" (nr. 18119)
06.01 Olivier Destrebecq (MR): Monsieur le ministre, faisant écho à l'OCDE, la presse relaie l'information selon laquelle les multinationales auraient retiré 45 milliards d'euros au cours des trois derniers mois de 2012. La réforme et la diminution des intérêts notionnels seraient à pointer du doigt.
Nous le savions, les intérêts notionnels sont un atout de taille pour la Belgique et la diminution du caractère attractif de cet outil engendre un impact considérable. Heureusement qu'il ne s'agit que d'une atténuation du taux et pas d'une suppression pure et simple; les conséquences seraient dramatiques pour l'emploi.
Néanmoins, ce phénomène doit être pris en compte avec la plus grande attention.
Je souhaiterais donc savoir quel est l'impact estimé de ce mouvement de capital de la part des entreprises sur les recettes de l'État. Le possible manque à gagner est-il compensé par les recettes induites de la réforme? Sur le long terme, la réforme ne risque t-elle pas de devenir préjudiciable?
Je l'ai dit, le système des intérêts notionnels est un atout de notre économie; il faut donc le protéger. Ne pensez-vous pas qu'à l'avenir, plutôt que de rogner le taux, il serait préférable de lier les entreprises qui en bénéficient à des garanties en termes d'emploi et de maintien de l'activité?
06.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, j'ai une question sur le même sujet qui ne va pas dans le même sens que celle de M. Destrebecq à qui je voudrais répondre, mais je ne suis pas ministre et me contenterai donc de poser ma question. Dans ma réplique, je ferai éventuellement un commentaire.
Dans un document de révision de la situation économique de la Belgique daté du 10 avril dernier, la Commission européenne pointe du doigt le mécanisme des intérêts notionnels et les possibilités d'abus, notamment la possibilité de déduire deux fois les mêmes fonds propres entre une société mère et sa filiale. C'est ce qu'on appelle le double dip. Par ce document, l'Europe appelle la Belgique à corriger cette lacune qui n'a aucune justification économique digne de ce nom.
En pages 28 et 29, ce rapport pointe clairement les intérêts notionnels. Il relève notamment que:
- les intérêts notionnels constituent un encouragement à la mise en place de constructions triangulaires et que la loi ne prévoit pas de disposition anti-abus pour éviter de type de planification fiscale agressive, pour reprendre les termes que vous avez utilisé lors du débriefing de l'Ecofin;
- l'augmentation de capital de ces banques internes permet une exploitation accrue des intérêts notionnels et une réduction spectaculaire de la base taxable sans justification économique;
- ces opérations intragroupes d'optimisation fiscale ont pour seul effet de fausser les statistiques sur les revenus fiscaux
- et que changer le système pourrait avoir des implications sur l'organisation interne des groupes concernés mais n'aurait pas d'effet négatif sur l'économie réelle.
Vous avez déclaré en séance plénière du 16 mai dernier que le gouvernement avait l'intention de faire en sorte que le double emploi de la déduction des revenus définitivement taxés et la déduction des intérêts notionnels ne soit plus possible quant à l'actif financier non fixe, c'est-à-dire les liquidités, et les investissements liquides qui seraient détenus pendant plus d'un an.
En ce qui concerne le double dip, l'administration de l'ISI avait fait une enquête et estimait l'abus "beaucoup moins grave qu'on ne le pensait" – je vous cite.
Monsieur le ministre, avez-vous été informé par la Commission du contenu de son rapport sous référence? Quelles sont ses implications notamment en ce qui concerne les intérêts notionnels et les possibilités d'opérations triangulaires? Comment comptez-vous répondre aux critiques de la Commission? Quels types de réformes d'intérêts notionnels êtes-vous prêt à porter? En ce qui concerne le cumul des revenus définitivement taxés et des intérêts notionnels, combien de sociétés sont-elles concernées? Quelle est l'incidence budgétaire de la mesure en matière de recettes fiscales? En ce qui concerne les effets du mécanisme double dip, quel type d'enquête l'ISI a-t-elle effectivement mené? Quel était son échantillon de base? Quelles sont les conclusions exactes qui en ont été tirées? Voilà mes questions.
06.03 Koen Geens, ministre: Chers collègues, tout d'abord, je tiens à vous signaler que je me rends bien compte du fait que le système des intérêts notionnels est vraiment un atout pour notre économie. Je partage donc l'avis de M. Destrebecq sur le fait que les mouvements des capitaux en la matière, vu la situation conjoncturelle, doivent être suivis avec la plus grande attention.
Je voudrais attirer votre attention sur les chiffres suivants émanant de la Banque nationale. En 2011, il y avait 906 banques internes. Elles ont payé 413 514 312 euros d'impôts sur leurs bénéfices. Elles ont généré une valeur ajoutée d'environ 3,5 milliards. Le total de leurs bilans s'élevait à 515 milliards, c'est-à-dire plus de 500 milliards comme centres financiers pour la Belgique. Vous serez donc d'accord avec moi pour dire que des chiffrages à ce propos doivent être effectués avec le plus grand soin, afin d'éviter tout risque de confusion. De tels calculs dépassent l'objectif d'une question parlementaire orale et pourraient faire l'objet d'une question écrite, me semble-t-il.
En ce qui concerne le rapport de la Commission européenne, dans lequel il est mentionné des possibilités d'abus dans le mécanisme des intérêts notionnels, il y a eu une concertation avec la Commission le 14 mai. On y a discuté les dernières mesures prises par le gouvernement, afin de faire cesser les pratiques indésirables.
La dernière mesure exclut les actions et les parts détenues en placements de trésorerie dont les revenus entrent en ligne de compte pour la déduction des revenus définitivement taxés de la base des calculs de la déduction des intérêts notionnels à partir de l'exercice d'imposition 2014. L'incidence budgétaire est estimée à 30 millions d'euros.
La Commission a pris connaissance de l'enquête réalisée par l'administration de l'ISI. Jusqu'à présent, je n'ai pas reçu de nouvelle réaction de la Commission. L'enquête avait pour but de rechercher des mécanismes de double dip éventuellement utilisés par des grandes sociétés qui pratiquent le mécanisme des intérêts notionnels. En 2012, 39 dossiers ont été examinés, dont 15 sans résultats. L'enquête n'étant pas encore finie, il est encore trop tôt pour faire des analyses.
Je présume qu'en l'absence de M. Arens, je ne réponds pas à sa question.
06.04 Olivier Destrebecq (MR): Monsieur le ministre, d'abord, je suis ravi, mais pas étonné: nous avons le même avis. Je pense qu'il est important d'entendre le ministre des Finances dire et répéter que les intérêts notionnels sont un atout pour l'économie de notre pays.
Pour ce qui concerne les chiffres, je me permettrai, ainsi que vous le conseillez, de m'orienter plutôt vers une question écrite.
06.05 Koen Geens, ministre: Je ne sais pas prononcer les chiffres, c'est trop compliqué.
06.06 Olivier Destrebecq (MR): Je reconnais bien là votre humour, monsieur le ministre. Je ne manquerai pas d'agir de la sorte afin de disposer des chiffres les plus précis possibles.
06.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, au sujet de chiffres, avant votre nomination et bien avant la mise en œuvre de la mesure, ce n'est pas faute d'en avoir demandé afin de connaître l'impact budgétaire des intérêts notionnels, et ce régulièrement depuis que leur création.
Les chiffres que vous nous avez procurés sur les banques internes sont relativement inédits et méritent une analyse plus poussée. Si vous êtes prêt à nous fournir des chiffres que nous n'avons jamais reçus, je vous poserai avec beaucoup d'intérêt des questions précises.
Néanmoins, admettez que si les intérêts notionnels peuvent constituer une force d'attractivité pour les banques internes des sociétés multinationales, le taux relatif d'impôts payés est très faible; c'est ce qui les intéresse. C'est ainsi que nous pratiquons à la manière d'un paradis fiscal. Les montants que vous avez cités ne sont pas spécialement productifs.
Sans vouloir être trop long, j'ajouterai que nous avons débriefé le sommet ECOFIN et les débats sur l'harmonisation fiscale en Europe: l'argent que nous avons attiré a peut-être appauvri un État voisin qui, à son tour, développera un système provoquant des déplacements de trésorerie mais peu d'emplois, si ce n'est des emplois de fiscaliste.
Nous continuons donc à considérer que le mécanisme doit être retravaillé, ce que vous faites en empêchant dorénavant le cumul des RDT et des intérêts notionnels. Il conviendrait d'agir de même vis-à-vis du double dip, ce que nous demandons depuis très longtemps, outre d'autres mesures que j'ai l'occasion de défendre régulièrement dans cette commission.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "Royal Park Investments (RPI)" (nr. 17678)
07 Question de Mme Meyrem Almaci au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "Royal Park Investments (RPI)" (n° 17678)
07.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, in het kader van het debat over het wetsontwerp is het onderwerp ook al aan bod gekomen.
Royal Park Investments, zijnde de bad bank van Fortis Bank België, is mede dankzij het herstel van de Amerikaanse huizenmarkt verkocht. Het is immers aan het zogenaamde aasgierfonds Lone Star en Crédit Suisse verkocht.
Beide instellingen betaalden samen voor de bad bank 6,7 miljard euro, wat na aftrek van de schulden, zoals u zopas hebt bevestigd, een intrinsieke waarde van 2,3 miljard euro oplevert. Het gaat om 600 miljoen euro meerwaarde op de waarde bij de oprichting in 2009. Op de duur geraakt een mens in de war van een dergelijke opsomming van miljarden en miljoenen euro.
De Belgische Staat zou iets meer dan één miljard euro verschil ontvangen, wat 260 miljoen euro meerwaarde op de aankoopprijs betekent.
De vraag of bovenstaande cijfers kloppen, hoef ik niet meer te stellen. U hebt ze immers zopas tijdens de uiteenzetting en in uw antwoorden op de vragen tijdens de bespreking van het wetsontwerp bevestigd.
Inzake de vraag of de meerwaarde van de verkoop zal worden gebruikt om de Staatsschuld met 0,1 % van het bruto binnenlands product te verminderen, meen ik te hebben begrepen – ik ben proactief bezig – dat het enkel om het aanpakken van de schuld en niet van het vorderingensaldo zou gaan.
Ik kom nu echter bij mijn meer inhoudelijke vragen. In hoeverre is de verkoop het einde van Royal Park Investments? Uit een aantal gespecialiseerde persartikels blijkt immers dat er een aantal Amerikaanse rechtszaken lopen over de Amerikaanse activa die niet mee werden verkocht. Het vehikel Royal Park Investments bestaat nog steeds. Klopt voorgaande bewering? Indien het klopt, wat is dan de inschatting van de duur van de processen in kwestie en van de termijn die voor Royal Park Investments as such wordt vooropgesteld?
Wat is de stand van zaken, mochten de processen nog lopen? Wat is de inzet? Ik bedoel daarmee het volgende. Welke omvang heeft een en ander, zowel nominaal als op het vlak van het risico dat België in het vehikel nog loopt?
07.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Almaci, de door u geciteerde cijfers zijn correct. Dankzij deze verkoop zal de staatsschuld verminderen met meer dan 0,2 % van het bruto binnenlands product. Het is ook juist dat na de verkoop van de portefeuille, de vennootschap Royal Park Investments zelf zal blijven bestaan om de opvolging te verzekeren van diverse rechtszaken die met betrekking tot een aantal Amerikaanse activa zijn aangespannen wegens zogenaamde securities fraud.
Het is moeilijk om in te schatten hoe lang deze processen zullen duren maar afgaande op de ervaring met andere gelijkaardige rechtszaken in de Verenigde Staten kan men een mogelijke duurtijd van drie tot vijf jaar verwachten.
Er werden drie vorderingen ingeleid, in juli, september en oktober 2012. In deze vorderingen stelt Royal Park Investments dat het na grondig onderzoek heeft vastgesteld dat een aantal zakenbanken in de documenten met betrekking tot de verrichtingen een aantal elementen onjuist, vals en misleidend heeft weergegeven. RPI meent dat deze banken uit onachtzaamheid en met frauduleus opzet hebben gehandeld. De schadevergoeding die RPI vordert beloopt 3,5 miljard dollar.
07.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik mag hier dus uit opmaken dat Royal Park Investments als vehikel enkel blijft bestaan zolang de processen nog lopen. Er zal dus niets meer in zitten eens de processen zijn afgelopen. Het gaat om een termijn van nog enkele jaren, zoals ik ook had verwacht. Het is natuurlijk een heuglijk feit dat er niets anders meer in verstopt zit. Die laatste juridische procedure die tegen de zakenbanken loopt is natuurlijk een laatste horde die genomen moet worden. De ontvankelijkheid van de klacht is daarbij ongelooflijk belangrijk. Ik meen dat het ook een belangrijk precedent is. Als Royal Park Investments dit wint tegen de zakenbanken in Amerika, de heimat van de zakenbanken waar het tegen procedeert, dan is dat voor die sector een niet mis te verstaan signaal. In ieder geval hoop ik dat het tot een goed einde komt en dat we ook wat dat betreft een positief saldo mogen optekenen. Ik hoop dus dat we niet te snel schikken, laat het mij zo zeggen.
L'incident est clos.
- mevrouw Meyrem Almaci aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "eventuele witwaspraktijken van BNP Paribas in Afrika" (nr. 17688)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de witwaspraktijken van BNP Paribas via haar Monegaskische dochtermaatschappij" (nr. 17867)
- Mme Meyrem Almaci au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "d'éventuelles pratiques de blanchiment d'argent de BNP Paribas en Afrique" (n° 17688)
- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les pratiques de blanchiment d'argent de BNP Paribas via sa filiale monégasque" (n° 17867)
08.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, na meldingen in internationale artikels, ben ik via-via in het bezit gekomen van een intern rapport van de algemene inspectie van BNP Paribas, dat melding maakt van een witwassysteem met cheques in Afrika. Dat bericht is ook gemeld in de pers.
Het zou gaan – dit blijkt ook uit dat vernietigend intern bankrapport – om honderden miljoenen aan transacties die ontsnappen aan de controle van de overheden. Dat is natuurlijk nefast voor kwetsbare landen zoals Senegal, Madagaskar, Gabon en Burkina Faso, waarvan sprake.
Het gaat ook om ongeoorloofde praktijken. Dat blijkt uit de zelfregulatie, bij wijze van spreken uit het eigen oordeel van binnen in de bank.
Het systeem heb ik uitgelegd in mijn ingediende vraag. Hotels en handelaars vragen aan hun Franse klanten om hun facturen te betalen met cheques in euro. Die cheques worden afgerond naar een hoger bedrag, maar de Franse klanten krijgen het wisselgeld terug in de lokale munt. Zo wordt gespeeld met het verschil in muntwaarde. Inwoners van Afrikaanse landen die deviezen willen zonder dat hun overheid daarvan op de hoogte is, kopen de cheques en betalen daar een hogere prijs voor dan de officiële wisselkoers, zodat de hotels en handelaars in kwestie er ook iets aan hebben. Vervolgens worden die cheques via Fedex of UPS opgestuurd naar Monaco, waar het geld op hun rekening werd gezet.
In het onderzoek van de algemene inspectie springt er één geval uit, en dat onderzoek was nog maar beperkt, eigenlijk puur exemplarisch. In dat ene geval ging het over meer dan 10 miljoen euro op de Monegaskische rekening van één zakenman uit Madagaskar, terwijl het zakencijfer van zijn bedrijf maar 150 000 euro bedroeg. Het voorbeeld van Madagaskar werd overigens genomen, terwijl dat het laagste cijfer aan fraude via cheques vertoonde in de eigen tabel.
Mijnheer de minister, kunt u die informatie bevestigen, zoals ik die heb verkregen via een intern rapport, maar zoals die ook in de pers is verschenen?
Werd het rapport van de algemene inspectie op een of andere manier voorgesteld aan de raad van bestuur? Als dat het geval was, welke positie hebben onze Belgische vertegenwoordigers dan aangenomen in dat dossier?
Welke opdracht bij uitbreiding hebben die vertegenwoordigers en bestuurders van de overheid gekregen bij hun aantreden? Hebben ze die toegepast? Zo ja, op welke manier?
Dit is niet het eerste dossier dat stof doet opwaaien. Eerder was er ook al het dossier Luxumbrella. Daarom vraag ik me ook af of er al wijzigingen zijn doorgevoerd sinds het dossier Luxumbrella of sinds het huidig dossier. Zo ja, welke?
08.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le fait que Mme Almaci vient de décrire de façon complète a également attiré mon attention. L'État belge est, depuis avril 2009, premier actionnaire de la banque BNP Paribas et y a désigné à ce titre deux administrateurs qui l'y représentent.
Malheureusement, cette banque ne se caractérise pas par des pratiques irréprochables, notamment pour ce qui concerne sa présence dans les paradis fiscaux ou sa participation active à des mécanismes divers d'évasion fiscale. Les dernières révélations auxquelles Mme Almaci a fait référence et qui ont fait l'objet d'articles de presse, notamment dans le journal Nice-Matin du jeudi 9 mai, font état de mécanismes de blanchiment, via la filiale monégasque de la banque, d'argent provenant, sous forme de chèques à petits montants, de divers États africains. Ces pratiques ont été mises au jour par un rapport interne daté de septembre 2011 et concernent l'encaissement de chèques provenant du Gabon, du Sénégal et du Burkina Faso.
Monsieur le ministre, confirmez-vous les faits de blanchiment mis en œuvre par BNP Paribas décrits plus hauts et détaillés par différents organes de presse? Le conseil d'administration de BNP Paribas a-t-il été informé de cette situation? Quelle décision a-t-il prise afin de mettre fin aux agissements dénoncés? La banque s'est-elle engagée à collaborer à une éventuelle enquête bancaire, dans le but notamment d'identifier l'origine de l'argent ainsi blanchi? Quelles actions la banque a-t-elle entreprises pour empêcher, dans le futur, ce type de pratique? Quel a été le rôle des deux administrateurs représentant l'État belge dans ce dossier et dans le but de mettre fin à de telles pratiques? Comptez-vous, en tant que premier actionnaire de BNP Paribas, en tout cas son représentant, informer la banque de votre désapprobation face à de telles pratiques illégales, absolument incompatibles avec l'éthique et avec le respect des règles internationales, notamment quand il s'agit de pays en voie de développement?
08.03 Minister Koen Geens: Mevrouw Almaci, er is geen directe band tussen BNP Monaco en BNP Fortis. Het gaat om een vennootschap die niet onder Fortis ressorteert. In die zin is er vanwege de Belgische bankautoriteit geen verantwoordelijkheid in de zaak gemoeid.
Monsieur Gilkinet, l'outil utilisé pour blanchir semble être des chèques au porteur, qui ne sont quasiment plus utilisés en Europe, excepté en France et à Monaco.
En tout état de cause, ces instruments ont disparu depuis de nombreuses années en Belgique, si bien que la technique qui aurait été utilisée à Monaco ne pourrait pas l'être dans notre pays.
08.04 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw summier antwoord. Er is geen directe band tussen BNP Monaco en BNP Fortis, maar de algemene inspectie geeft haar informatie ook wel door aan de moederorganisatie. Dat is wat wij hebben vernomen van de vertegenwoordigers die hier waren. Zij zeiden dat zij op de hoogte waren van het dossier, maar omdat zij geen vertegenwoordigers van de Belgische overheid waren, konden zij geen antwoord op onze vragen geven. Zij hadden ons daarom naar u doorverwezen, vandaar mijn teleurstelling.
Dat neemt niet weg dat dit particulier feit sowieso met zich meebrengt dat de getroffen Afrikaanse landen vele honderden miljoenen aan deviezen hebben misgelopen en de controle op de internationale handelsstromen verliezen.
Als men dat samen bekijkt met het dossier- Luxumbrella en met het feit dat BNP Paribas internationaal de zesde bank is, met meer dan 500 miljoen euro in fiscale paradijzen geparkeerd, dan denk ik – vandaar ook mijn vraag over de richtlijnen en de opdracht die onze bestuurders hebben gekregen – dat er wel werk te verzetten is met betrekking tot de houding die BNP Paribas aanhoudt tegenover fiscale paradijzen, witwassen enzovoort.
Uiteraard ga ik daarbij uit van de beste bedoelingen van de bank zelf, maar ik denk dat enige aanmoediging vanwege onze bestuurders niet onrechtmatig is in deze.
08.05 Minister Koen Geens: Ik meen dat ik deze vraag reeds in het algemeen beantwoord heb. Ik heb toen gezegd dat ik de FPIM gevraagd heb de bestuurders van de banken waarin de Staat een participatie aanhoudt, op te roepen de vraag naar de belastingparadijzen en het beleid ter zake aan te kaarten in hun raad van bestuur, waar zij in feite de Belgische Staat vertegenwoordigen. Dat antwoord is onrechtstreeks ook hier van toepassing. Het is moeilijk dat naar aanleiding van elk concreet voorval te herhalen.
Wat de heer Tilmant in het bijzonder betreft, heb ik ook reeds duidelijk geantwoord wat het gevolg was van het onderhoud tussen de FPIM en de heer Tilmant. Ik heb geen probleem met transparantie, maar ik kan niet elk geval van mogelijke fraude via de FPIM aankaarten bij de bestuurders die de Belgische Staat vertegenwoordigen.
08.06 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ging daar ook van uit, al meen ik dat waakzaamheid bij Paribas aan de orde is. Ik dank u omdat u aangeeft daar bijzonder gevoelig voor te zijn.
08.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, votre réplique à Mme Almaci est plus rassurante que le reste de votre réponse. C'est comme si vous n'aviez pas lu mes questions! Je sais que vous l'avez fait mais vous avez répondu volontairement sur un thème que je n'ai pas abordé. Je ne m'inquiète pas du risque pour la Belgique de l'éventuel mésusage de chèques, car il n'y en a plus beaucoup qui circulent.
Je pense que quand un État, même s'il ne l'a pas voulu, est premier actionnaire d'une des plus grandes banques françaises, il ne peut pas le faire en fermant les yeux et en se désintéressant totalement des pratiques illégales et immorales de cette banque. Je demande depuis longtemps que l'État belge s'intéresse à ce que font les banques dans lesquelles il a des participations et qu'il fasse levier pour améliorer ces pratiques. Vous avez répondu que la SFPI avait convoqué les administrateurs des banques. Je vous réinterrogerai sur le sujet pour savoir quels ont été les engagements pris. Je pense que les administrateurs désignés par l'État dans les banques ne sont pas des administrateurs comme les autres. Ils doivent être attentifs à ces questions et impitoyables avec les gestionnaires qui commettent ce genre d'actes insupportables.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Luc Gustin au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'appel de transfert de fonctionnaires du fédéral au régional" (n° 17806)
09 Vraag van de heer Luc Gustin aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de oproep tot ambtenaren voor overplaatsing van het federale naar het gewestelijke niveau" (nr. 17806)
09.01 Luc Gustin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question concerne l'appel de transfert de fonctionnaires du fédéral au régional.
L'appel à mutation de fonctionnaires du fédéral vers le régional dans le cadre des transferts de compétences envisagés dans les prochains mois interpelle un certain nombre de personnes concernées.
L'article 16 de l'arrêté du gouvernement wallon relatif aux conditions d'engagement des membres du personnel contractuel a été sensiblement modifié par l'arrêté du 29 mars 2012, de manière à élargir les possibilités de nommer en qualité d'agent statutaire des agents contractuels à durée indéterminée, lauréats d'un concours de recrutement du Selor.
Monsieur le ministre, au vu de cet arrêté régional, pourriez-vous me confirmer que les mêmes conditions seront d'application pour les fonctionnaires du fédéral, parfois depuis de nombreuses années lauréats d'un concours de recrutement fédéral du Selor?
En d'autres termes, ces fonctionnaires lauréats pourront-ils bénéficier d'une nomination ultérieure au niveau régional ou est-il préférable pour eux de reporter une demande de transfert vers le régional en attendant une éventuelle nomination au fédéral?
09.02 Koen Geens, ministre: Monsieur le président, monsieur Gustin, je vous prie à l'avance de m'excuser de la brièveté de ma réponse.
En effet, je dois attirer votre attention sur le fait que les dispositions réglementaires que vous citez n'ont pas leur pendant au sein de la Fonction publique administrative fédérale. Dès lors, il ne m'appartient pas de me prononcer sur la question de savoir si le gouvernement wallon compte les appliquer aux agents contractuels de mon département qui seraient transférés à la Région wallonne.
J'aurais aimé vous apporter davantage d'informations, mais je ne puis rien y ajouter.
09.03 Luc Gustin (MR): Monsieur le ministre, je trouve important qu'à l'occasion d'une rencontre avec un collègue du niveau régional, cette situation soit clarifiée. En effet, elle interpelle un certain nombre de personnes concernées; elle peut constituer un frein à des transferts et à une stabilisation de ces personnes.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 18.03 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.03 uur.