Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mardi 28 mai 2013 Après-midi ______ |
van Dinsdag 28 mei 2013 Namiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.50 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
Le développement des questions et interpellations commence à 14.50 heures. La réunion est présidée par M. Siegfried Bracke.
De voorzitter: Collega’s, vragen nrs 16181 en 16384 van mevrouw Jadin zijn omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 16595 van de heer Clerfayt is omgezet in een schriftelijke vraag, evenals de vragen nrs 16914 en 16926 van mevrouw Galant.
01 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de onveiligheidsproblematiek van kleine handelaars langs de Frans-Belgische grens" (nr. 17105)
01 Question de Mme Bercy Slegers à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "le problème de l'insécurité des petits commerçants établis le long de la frontière franco-belge" (n° 17105)
01.01 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag was eigenlijk aan de minister van Middenstand gericht. Zij heeft de vraag naar mevrouw de minister van Binnenlandse Zaken doorverwezen.
De reden waarom ik ze aan de minister van Middenstand en Kmo’s had gericht, is dat er in Menen een tijdje geleden, in april 2013, een gewapende overval op een bakker is geweest. De bakker werd zwaargewond. Hij is in de streek een kleine bakker, zoals er aan de grensovergangen heel veel zijn. De handelaars in kwestie zijn natuurlijk bang. Daarom had ik mijn vraag specifiek aan mevrouw de minister van Middenstand gericht. De minister van Binnenlandse Zaken zal echter antwoorden.
Mijn specifieke vraag is de volgende.
Ten eerste, wat kan een minister van Middenstand ten opzichte van kleine handelaars doen, om hen effectief bij de strijd tegen grenscriminaliteit te helpen?
Zij kan bijvoorbeeld een beleid uitstippelen, om de betrokken handelaars alsook de klanten te stimuleren en te sensibiliseren, teneinde veel meer automatische betalingen via bankkaarten te doen.
Ten tweede, welke preventiemaatregelen kunnen aan de handelaars in de streek worden aanbevolen?
01.02 Minister Joëlle Milquet: Ik heb al meermaals en uitgebreid mijn specifieke beleid en de maatregelen die eruit voortvloeien, alsook acties zoals Villafront, Villaram en Villadaily, toegelicht.
Op het vlak van de veiligheid van de zelfstandigen hebben wij ook een aantal nieuwe initiatieven genomen. De veiligheid van zelfstandige ondernemers en meer specifieke risicogroepen die door de aard van hun beroep met criminaliteit te maken kunnen krijgen, zoals apothekers, huisartsen, restauranthouders, kleinhandelaars en dagbladhandelaars, krijgt een bijzondere aandacht in mijn beleid.
In die context heb ik eind november 2012 een omzendbrief tussen de politiediensten verspreid. De omzendbrief gaat over verhoogd toezicht, teneinde extra waakzaamheid te vragen voor het fenomeen van gewapende overvallen op handelszaken waarvan wij tijdens de periode van oktober tot maart vaak een piek vaststellen.
Bovendien kan elke zelfstandige ondernemer gratis diefstalpreventieadvies van een diefstalpreventieadviseur van de lokale politie krijgen. Het advies kan bestaan uit een variatie aan organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen die aan de eigenheid van de handelszaak zijn aangepast.
Heel wat politiezones organiseren bovendien op vraag informatieavonden, waarop een aantal organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen voor handelaars worden toegelicht, indien voor een dergelijk initiatief voldoende interesse bestaat.
In oktober heb ik ook in overleg met mijn collega van Justitie het platform voor veiligheid van zelfstandigen opgericht. We beschikken over een grondige analyse van de verschillende oorzaken van criminaliteit tegenover zelfstandigen. Op die basis hebben we preventiemaatregelen voorbereid met vertegenwoordigers van de sectoren.
Dat is onze strategie, waarin het nieuwe platform een rol speelt. Elke drie maanden ontmoetten we nu de vertegenwoordigers van kmo’s en kleinhandelaars. Die waren daar zeer tevreden over. Ik werk nu samen met mevrouw Turtelboom en elke drie maanden hebben we het over aanvullende maatregelen.
01.03 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, mijn vraag was eigenlijk gericht tot de minister van kmo’s: ik wilde het specifiek hebben over de niche van kleinhandelaars inzake preventie. Natuurlijk overlapt een en ander met de werking van de lokale politiezones.
Mij dunkt is dat wat al bestaat te weinig bekend. Diefstalpreventie bestaat al en is gratis voor handelaars, maar soms weet men dat te weinig. Ik zie in de streek dat men daar meer en meer op inspeelt en dat bekendmaakt, en dat men naar wijkvergaderingen en handelaars en doelgroepen stapt om dergelijke maatregelen bekend te maken en hen te steunen.
Dank u voor uw antwoord en de verdere ondersteuning.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega’s, op onze agenda staan 99 vragen.
Ik stel voor dat wij ons aan de spreektijd houden: 2 minuten vraagstelling, 2 minuten antwoord en 1 minuut repliek. Ik weeg het niet af op een apothekersschaaltje, maar laten wij ons aan die timing houden.
02 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de samenwerking tussen Belgische en buitenlandse politiediensten in de strijd tegen mensenhandel en illegale tewerkstelling" (nr. 16475)
02 Question de Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la collaboration entre les services de police belges et étrangers dans la lutte contre la traite des êtres humains et le travail illégal" (n° 16475)
02.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, vorig jaar was er een project in Gent waarbij vier Bulgaarse agenten samen met de lokale politie in de strijd tegen sociale uitbuiting hebben samengewerkt. In de commissie van 9 mei 2012, een jaar geleden, zei u dat de politiezone de samenwerking zou voortzetten.
Mevrouw de minister, zijn er nieuwe samenwerkingsprojecten tussen de Gentse politie en hun Bulgaarse collega's? Zijn er ondertussen ook andere politiezones die een dergelijke samenwerking met buitenlandse politiediensten hebben opgezet?
02.02 Minister Joëlle Milquet: De politiezone Gent is tevreden over de samenwerking met de Bulgaarse politie en overweegt om ook in de toekomst een samenwerking ter plaatse te vragen, weliswaar voor kortere periodes.
Voor 2013 onderzocht de Gentse politie de mogelijkheid om versterking van de Slowaakse politie te krijgen, maar ter zake werden nog geen concrete stappen gezet.
Ik heb verder geen kennis van een samenwerkingsakkoord tussen andere Belgische en buitenlandse politiediensten in de strijd tegen de mensenhandel en de illegale tewerkstelling, behalve voor de kleine gemeenten langs de grens. Zo zijn er vaak samenwerkingsakkoorden met de politie aan de andere kant van de grens, namelijk in Luxemburg of Frankrijk.
02.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, uw antwoord stelt mij een beetje teleur, omdat het project in Gent zeer succesvol was.
Ik dacht dat dit pilootproject zeker navolging zou krijgen. Een samenwerking met Slowaakse politieagenten lijkt inderdaad interessant, maar als er nu nog geen concrete plannen zijn, zal dit waarschijnlijk in 2013 niet worden gerealiseerd. Ik heb het gevoel dat een goed initiatief geen verder gevolg krijgt. Wat is daarvoor de reden? Is er een logistiek of financieel probleem?
02.04 Minister Joëlle Milquet: Ik kan wel aanvullende details geven. Dit is een materie voor de lokale politie. Op federaal vlak hebben wij veel samenwerkingsakkoorden met onder andere de Turkse politie, de Franse politie enzovoort.
Op het lokale vlak hebben wij de samenvatting van deze ervaring naar de verschillende zones gestuurd.
Het is maar een voorbeeld. Ik ben bereid om de verschillende zones nieuwe aanbevelingen te sturen. Dit is al gebeurd. Wij kunnen misschien nog bepaalde dingen verduidelijken. Ik zal het sowieso doen.
02.05 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de bewaking van de buitengrenzen van de Schengenzone " (nr. 16476)
03 Question de Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la surveillance des frontières extérieures de l'espace Schengen" (n° 16476)
03.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, begin oktober 2012 maakte ik u attent op een Franse reportage die aantoonde dat het heel gemakkelijk was via lijnbussen illegale wapens de Schengenzone binnen te brengen. U verklaarde toen dat België het probleem van de wapenhandel zou aankaarten op de JAI-raad van 25 oktober 2012. Nu is dat al meer dan een half jaar geleden.
Wat zijn de resultaten van de gesprekken over wapenhandel op de JAI-raad?
Is het toezicht op de lijnbussen die de Schengengrens oversteken ondertussen verscherpt? Kunt u dat antwoord toelichten?
Zijn er sinds oktober 2012 nog andere maatregelen genomen om de externe grensovergangen van het Schengengebied efficiënter te bewaken? Wij werden immers wakker geschud door een reportage waaruit duidelijk bleek dat het heel gemakkelijk is wapens via lijnbussen binnen te krijgen. Kan dat vandaag nog? Is daar iets aan gedaan?
03.02 Minister Joëlle Milquet: België is tussenbeide gekomen om de inspanningen van de Europese Unie te ondersteunen en om in herinnering te brengen dat het iedere staat toebehoort de nodige controles te verrichten op zijn grondgebied om te vermijden dat wapens de Schengenzone zouden binnendringen en er zich verspreiden. Dat gebeurde voor de JAI-raad van oktober.
Het verschijnsel van de wapensmokkel werd als een prioriteit beschouwd voor de politiediensten, evenals in ons federaal plan. Hun acties baseren zich op intelligence led policing, wat het mogelijk maakt de controles die dienen te worden verricht, te oriënteren op basis van de relevante informatie.
Zo werd er een bevoorradingsroute van zware wapens vanuit Servië ontmanteld door de federale gerechtelijke politie van Brussel. Ook dat gebeurde na oktober 2012.
De controle van de Schengenbuitengrens is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de Schengenstaat die de buitengrens van de Schengenzone vormt. Gelet op de geografische ligging van ons land is de controle van de lijnbussen niet in eerste instantie onze taak, daar België volledig omringd is door Schengenlanden. Het komt er vooral op aan onze partners ter zake volledig te vertrouwen, en, waar gewenst en gevraagd, de nodige ondersteuning te verlenen.
Het verfijnen van de nodige controle op de bewaking van de buitengrenzen maakt het voorwerp uit van voortdurende besprekingen op diverse platforms en fora in de Europese Unie. Natuurlijk voeren onze lokale politiediensten aan de grens controles op lijnbussen uit, maar dat gebeurt niet systematisch, want dat zou onwettelijk zijn.
03.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is echter niet omdat België niet aan de Schengenbuitengrens ligt waarlangs de wapens binnenkomen, dat de effecten ervan hier niet zichtbaar zijn. In het Brusselse zijn al zware wapens aangetroffen die duidelijk via bepaalde kanalen binnengesmokkeld zijn.
SIS2 is intussen van kracht. Wij kunnen enkel hopen dat er meer gegevens worden uitgewisseld en dat er beter internationaal wordt samengewerkt tussen de politie- en inlichtingendiensten. Voor ons land is het inderdaad belangrijk de partners te vertrouwen, maar België moet er bij die partners ook op aandringen dat de buitengrens zo optimaal gecontroleerd wordt, waarbij de lijnbussen niet vergeten worden.
Ik dank u alvast voor de inspanningen die u op dat vlak levert.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de 24-uursactie op initiatief van RAILPOL" (nr. 16477)
04 Question de Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'action de 24 heures menée à l'initiative de RAILPOL" (n° 16477)
04.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op initiatief van RAILPOL organiseerden alle spoorwegpolitiediensten uit de 17 lidstaten een gezamenlijke controleactie gedurende 24 uur. Dit gebeurde in de nacht van 6 op 7 maart.
De federale spoorwegpolitie heeft toen acties uitgevoerd over het volledige Belgische spoorwegnet. De bedoeling was om gedurende 24 uur extra controles te doen. Alle belangrijke fenomenen zoals agressie, metaaldiefstal, koperdiefstal, illegale migratie, drugs, gauwdiefstallen, enzovoort werden aangepakt. Volgens een persartikel werden er 26 treinen gecontroleerd in 16 stations. In totaal werden 11 personen opgepakt.
Dit initiatief van RAILPOL loopt niet enkel in Europa. Er zijn ook in de Verenigde Staten acties geweest.
Mijn vragen daarover zijn de volgende.
Wat zijn de nationaliteiten van de opgepakte personen en waren zij legaal in het land? Indien zij illegaal in het land waren, was is er met hen gebeurd? Welke feiten werden vooral vastgesteld tijdens deze actie? Hoeveel manschappen van de interventieploegen werden er ter plekke ingezet? Hoeveel strafbare feiten werden er vastgesteld?
04.02 Minister Joëlle Milquet: Ik heb het antwoord met veel cijfermateriaal en statistieken. Als u ermee akkoord gaat, zal ik het u op papier bezorgen.
04.03 Daphné Dumery (N-VA): Ik dank de minister voor de cijfergegevens.
De voorzitter: Het kan ook eenvoudig.
L'incident est clos.
Vraag 16483 van de heer Van den Bergh is zonder voorwerp.
- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de neutraliteit van Jan Bens als directeur van het FANC" (nr. 16534)
- de heer Kristof Calvo aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de kritiek op de benoeming van de directeur-generaal van het FANC" (nr. 16594)
- M. Willem-Frederik Schiltz à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la neutralité de M. Jan Bens en tant que directeur de l'AFCN" (n° 16534)
- M. Kristof Calvo à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la nomination critiquée du directeur général de l'AFCN" (n° 16594)
05.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op donderdag 7 maart hebben De Morgen en Le Soir berichten gepubliceerd van twee experts die gelieerd zijn aan het nucleair agentschap FANC en die kritische bemerkingen hadden over de neutraliteit van de nieuwe directeur, de heer Bens.
De nieuwe directeur van het FANC werkte het grootste deel van zijn loopbaan als ingenieur voor Electrabel en was tussen 2004 en 2007 zelfs directeur van de kerncentrale van Doel. De laatste vijf jaar was hij niet actief voor Electrabel.
Een van de twee experts eist de vernietiging van de benoeming van de nieuwe directeur van het FANC bij de Raad van State, welke klacht op 7 februari 2013 ingediend werd. Zijn klacht zou vooral gebaseerd zijn op vormfouten bij de benoeming. Opmerkelijk is evenwel dat de klachtindiener zelf meedeed aan de selectieprocedure, maar dat zijn kandidatuur destijds niet aanvaard werd. De tweede expert is zeer kritisch over de nieuwe directeur in een brief, gedateerd op 12 januari 2013, die hij gestuurd heeft aan de raad van bestuur van het FANC. Die man houdt het echter bij een informele klacht.
Het nieuws van dat verzet tegen de benoeming van de heer Bens heeft ons bereikt op het ogenblik dat het FANC uitspraken moest doen over de al dan niet mogelijke doorstart van de kerncentrales Doel 3 en Tihange 2. De nieuwe voorzitter was bovendien een van de kandidaten die aangebracht werden door een extern consultancybureau. Dat bureau had de kandidaten vooraf gescreend. Vervolgens is de nieuwe voorzitter van het FANC als eerste uit het klassement van de raad van bestuur van het FANC gekomen.
U hebt als bevoegd minister eind november verschillende kandidaten gehoord. Op de Ministerraad is uiteindelijk de naam van de nieuwe voorzitter, de heer Bens, voorgesteld.
Hebt u vormfouten opgemerkt bij de benoemingsprocedure van de nieuwe voorzitter van het FANC? Zo ja, wat waren die en in hoeverre hebben die vormfouten doorgewogen bij de benoemingsprocedure?
Hoe evalueert u de invloed van de eerdere loopbaan van de nieuwe directeur van het FANC bij Electrabel op zijn huidige functie?
05.02 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dit is een oude vraag die tegelijk weer brandend actueel is. Collega Schiltz heeft goed geschetst wat er in maart naar boven is gekomen. De nucleaire familie heeft kritiek op haar nieuw opperhoofd, de nieuwe directeur-generaal, de heer Bens. Het is opmerkelijk dat een van de twee geciteerde experts die kritisch zijn over de benoeming van de heer Bens een van de onderdirecteurs van het FANC is. Dat maakt het natuurlijk extra bijzonder en extra belangrijk om er ook politieke aandacht aan te besteden.
Onafhankelijkheid in een sector zoals de nucleaire veiligheid is bijzonder belangrijk. Ik sta daar niet alleen mee; er werd ook een resolutie goedgekeurd door het Parlement tijdens de vorige legislatuur. Op 29 april 2010 was er een resolutie over de werking van het Federale Agentschap voor de Nucleaire Controle. Een van de aanbevelingen was de onafhankelijkheid van het FANC en de regeringscommissarissen bij het FANC ernstig te bewaken. Het FANC zegt in zijn jaarverslagen regelmatig dat de onverenigbaarheidregels, waarvan ooit sprake was, er nog niet zijn.
Er is ook de Europese richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties. Daarin vindt men ook een duidelijk pleidooi om de vervlechting tussen boswachter en stroper te vermijden. Het is dus logisch dat de fracties in het Parlement u daarover ondervragen.
Wat is uw reactie op de kritiek?
Hebt u fouten opgemerkt? U zult daarop wellicht ontkennend antwoorden, maar ik stel de vraag toch maar.
Hoe evalueert u de invloed van de loopbaan van de heer Bens bij Electrabel op zijn huidige functie?
Wanneer zal de regering de beloofde onverenigbaarheidsregels invoeren?
Ik ben mijn vraag begonnen met te zeggen dat zij brandend actueel is. Ik denk aan de recente uitspraak van de heer Bens; een stevige poging om onafhankelijk en objectief over te komen kan men dat niet noemen.
05.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de regering heeft bij de benoeming van de heer Bens een weloverwogen beslissing genomen, gebaseerd op een totaal objectieve procedure en op de titels en verdiensten van de kandidaten voor de functie.
De vier kandidaten werden geschreend door het onafhankelijk consultancykantoor Conferry. Er werd een grondige analyse gemaakt van de verschillende criteria, met betrekking tot de ervaring, de kennis, het management enzovoort. Voor elk criterium werden er punten gegeven. Voor elk criterium was de heer Bens steeds de eerste kandidaat. Daarna kreeg hij een gunstig advies van de raad van bestuur.
Ik heb dus niets gedaan. Ik heb alleen de objectieve procedure gevolgd en ik had een persoonlijk gesprek met de vier kandidaten.
De analyse van de verschillende deskundigen werd tijdens die gesprekken totaal bevestigd op het vlak van ervaring, ontvankelijkheid van geest, kennis van kerncentrales en de echte wil om een streng toezicht te houden. Dat was een van de prioriteiten van de heer Bens.
Rekening houdend met de lopende procedure voor de Raad van State, verkeer ik niet in de mogelijkheid om uw tweede vraag te beantwoorden.
Voor uw derde vraag wil ik de vergelijking met de vorige directeur-generaal maken. Ook de heer De Roovere had een groot gedeelte van zijn professionele ervaring bij Electrabel opgedaan. Hij had bovendien de functie van CEO bij Belgonucleair verlaten om directeur-generaal bij het FANC te worden.
Het is dus aan de heer Bens om in woorden en daden de bladzijden om te slaan, zoals hij al heeft getoond. Tijdens de analyse en het toezicht over Doel en Tihange was hij heel streng en had hij ook aanvullende vragen.
In januari was er geen gunstige beslissing maar werden er aanvullende tests gevraagd. Hij heeft blijk gegeven van grote voorzichtigheid, onafhankelijkheid en bekwaamheid.
05.04 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de minister, het optreden van de heer Bens, in tegenstelling tot wat mijn collega mag beweren, geeft niet meteen aanleiding tot het in twijfel trekken van zijn neutraliteit. Zijn vraag naar bijkomende tests en de grondigheid van zijn rapporten sterken mij daarin.
Ik verneem van u dat hij volgens strenge criteria werd geselecteerd en dat hij overal als beste uitkwam. Ik vrees wel dat hij niet de beste was in communicatie. Zijn technische kennis en zijn wil om als neutrale waakhond op te treden zijn in deze wellicht belangrijker dan zijn radheid van tong.
Ik begrijp dat u geen verdere informatie kunt geven over de vormfouten. Ik hoop dat de procedure bij de Raad van State niet te lang op zich laat wachten. Hopelijk kan de schaduw die over de benoeming hangt spoedig worden weggewerkt.
05.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, u zegt dat het bij de heer De Roovere idem was en dat het altijd zo is geweest. Wel, slechte gewoontes zijn er om te veranderen. De benoemingscarrousel draait op allerhande administraties. Dat is ook altijd al zo geweest maar het zou gepast zijn om die praktijk bij te sturen. De toekomst hoeft niet altijd de vorm van het verleden te krijgen.
Ik begrijp dat u nog niet de gelegenheid had om de subcommissie Nucleaire Veiligheid bij te wonen. De heer Bens heeft er toch al enkele markante uitspraken gedaan, zowel in de eerste fase als in de tweede fase vorige week. Ik druk mij voorzichtig uit als ik zeg dat er nog wat progressiemarge is om zijn onafhankelijkheid in woorden en daden aan te tonen.
L'incident est clos.
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "verkeersongevallenstatistieken en -formulieren" (nr. 16429)
- mevrouw Karin Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het verkeersongevallenformulier" (nr. 16443)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les statistiques et les formulaires concernant les accidents de la route" (n° 16429)
- Mme Karin Temmerman à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le formulaire d'accidents de la circulation" (n° 16443)
06.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de vicepremier, begin 2013 maakte het BIVV haar analyse van alle verkeersongevallen tussen 2000 en 2010 bekend. Dit had weinig nieuwswaarde, vermits het drie jaar na de feiten kwam. Dat erkende ook staatssecretaris Wathelet op een vraag van collega Herman De Croo in de plenaire vergadering van 24 januari 2013.
De gegevens komen te laat bij het BIVV en dat heeft te maken met de statistieken die door de politie moeten worden gegeven en die daarna bij de FOD Economie moeten passeren. De cijfers van het aantal overledenen in het jaar 2012 zijn nog niet beschikbaar. De statistieken voor het jaar 2011 konden pas in maart 2012 worden gepubliceerd. Dit jaar zou de federale wegpolitie overschakelen naar het systeem van de lokale politie, wat voor extra vertraging zou zorgen.
Wij moeten niet alleen lang wachten op de gegevens, ze zijn tevens gebrekkig. Dit heeft onder andere te maken met het verkeersongevallenformulier dat de politie moet invullen wanneer er een gewonde is bij een ongeval. De huidige versie van dit VOF dateert reeds van 1991 en is niet meer aangepast aan de gewijzigde situaties in ons verkeer. Ook dat probleem erkende staatssecretaris Wathelet in zijn antwoord van 19 juni op een vraag van collega Temmerman. Ik citeer: “Het VOF heeft al meer dan twintig jaar geen noemenswaardige wijzigingen meer ondergaan, althans niet wat betreft de rubrieken en parameters die door de politie moeten worden ingevuld. Wel werd de procedure van inzameling en verzending van de formulieren door de politie naar de FOD Economie door de jaren heen aangepast aan de nieuwe politiestructuur en geïntegreerd binnen het informaticasysteem van de politie. Er werd de afgelopen jaren een vernieuwd VOF uitgewerkt. Een van de grote nieuwigheden bestaat erin dat in het formulier geautomatiseerde manoeuvrediagrammen zullen worden opgenomen, waardoor meer gedetailleerde info over het verloop van het ongeval beschikbaar zal zijn. Er wordt nu bij de politie op aangedrongen om de beloofde ICT-aanpassingen door te voeren ten einde het nieuwe VOF in gebruik te kunnen nemen. Ikzelf zal daar zeker de minister van Binnenlandse Zaken over aanspreken”, aldus uw collega staatssecretaris Wathelet in zijn antwoord ongeveer een jaar geleden.
In uw antwoord op een vraag van collega Van den Bergh gaf u eind 2012 aan dat er al een ontwerp van het vernieuwde VOF bestond, maar dat dit door alle betrokken instanties nog moest worden gevalideerd. Daarna zou het informaticasysteem van de politie worden aangepast in de eerste helft van 2013. Dat is rond deze tijd.
Mevrouw de minister, ik wil u in dit verband het volgende vragen.
Ten eerste, overweegt u initiatieven om de gegevens over verkeersongevallen sneller beschikbaar te maken? Zo ja, welke? Zo nee, wat zijn uw overwegingen? Hoe ver staat het met het overleg tussen de FOD Binnenlandse Zaken en de FOD Mobiliteit ter zake?
Ten tweede, wat is de stand van zaken van de aangekondigde invoering van het vernieuwde VOF? Kunt u toelichten hoe dit eruit zal zien en wat de belangrijkste wijzigingen zullen zijn? Zijn er nog obstakels die een vlugge implementatie belemmeren? Wanneer zullen de politiediensten het nieuwe VOF op het terrein kunnen gebruiken?
Voorzitter: Bart Somers.
Président: Bart Somers.
06.02 Minister Joëlle Milquet: Het verkeersongevallenformulier wordt enkel opgesteld bij het registreren van verkeersongevallen met gekwetsten en/of doden, niet bij ongevallen met enkel stoffelijke schade.
De werkgroep Lokalisering van de Verkeersongevallen heeft een lijst opgesteld van alle problemen die rijzen bij de lokalisering van verkeersongevallen.
Er bestaat inderdaad een ontwerp van het nieuw verkeersongevallenformulier. Dit ontwerp moet nog worden gevalideerd door de verschillende betrokken instanties. Eens goedgekeurd zal het door de politie gebruikte softwareprogramma aangepast worden, en uitgebreid worden met de mogelijkheid ongevallenschema’s te selecteren.
Het nieuwe formulier lijkt erg op het huidige, met de bedoeling de overgang van de oude naar de nieuwe versie te vergemakkelijken, om op die manier het risico van informatieverlies en kwaliteitsverlies te voorkomen.
De wijzigingen bestaan in hoofdzaak uit de manier waarop de politie de plaats van het ongeval codeert. De politie zal een schema kunnen kiezen uit een catalogus met vooraf gedefinieerde schema’s van typeongevallen.
Naast die twee omvangrijke wijzigingen, moeten er enkele kleine aanpassingen gebeuren, zodat de tekst gemakkelijker wordt begrepen en de codering logischer en completer wordt, bijvoorbeeld door de toevoeging van nieuwe voertuigen, zoals quads en elektrische fietsen. Zodra die applicatie in ISLP is geïmplementeerd, kan het nieuw VOF gebruikt worden. De dienst ICT van de politie streeft ernaar om de nodige aanpassingen te verwezenlijken in de loop van dit jaar.
06.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de vicepremier, meten is weten. In ons land moeten wij spijtig genoeg al te lang wachten op belangrijke gegevens die uit verkeersongevallen met gewonden spruiten om in de toekomst dergelijke ongevallen nog beter te kunnen vermijden. Eerst werd een en ander aangekondigd voor de eerste helft van dit jaar. Nu zegt u: in de loop van dit jaar. Ik hoop dat de woorden ook worden uitgevoerd, zodat wij binnenkort echt over een beter aangepast, vollediger en allesomvattend VOF kunnen beschikken, in het belang van de verkeersveiligheid op onze wegen.
L'incident est clos.
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de federale wegpolitie" (nr. 16783)
- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de diefstallen van vrachtwagenladingen" (nr. 16799)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het inzetten van lokale politiepatrouilles in de bewaking van de snelwegen" (nr. 17304)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la police fédérale de la route" (n° 16783)
- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les vols de chargements de camion" (n° 16799)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le recours à la police locale pour la surveillance des autoroutes" (n° 17304)
07.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal mijn twee vragen samen stellen. Het gaat toch over hetzelfde onderwerp.
Rond 19 maart diende ik mijn eerste vraag in. Daarin gaat het vooral over het feit dat het aantal diefstallen op parkings langs de autosnelwegen is toegenomen. Vaak worden de ladingen niet eens meer overgeladen, maar worden volledige trailers gestolen. Vrachtwagens op de parkings in de grensregio’s zijn het favoriete doelwit van ladingsdieven die alleen of in bendes te werk gaan.
Bijna elke dag tillen criminelen de opleggers van een truck en gaan met de lading aan de haal. Zeker ’s nachts is de politiecontrole op het terrein ondermaats. De federale politie telt heel wat oudere politiemensen en vanaf een bepaalde leeftijd mag een federale politieman geen nachtshifts meer doen, waardoor er amper nog capaciteit is op de wegen. Bovendien zijn de voertuigen waarmee zij eventueel achtervolgingen moeten doen, versleten.
Op 17 april, een maand later, moet ik in de media lezen dat dezelfde wegpolitie het in West-Vlaanderen al enkele weken met een nachtploeg minder moet doen. De lokale politie moet inspringen en sommigen zones weigeren dat. In plaats van drie patrouilles zijn er ’s nachts nog twee politiepatrouilles op de West-Vlaamse autosnelwegen. Dat is de reden waarom de lokale politiezones moeten inspringen, maar zij zijn hiervoor helemaal niet opgeleid. Bovendien beschikken zij niet over het nodige materiaal. Een cursus van drie uur zou eventueel kunnen worden gegeven aan de oversten, maar die wordt niet erkend door de politieschool. Kortom, er rijzen allerhande problemen.
Mevrouw de minister, is er ondertussen versterking gekomen? Is het korps nu volledig?
Ik kijk uit naar uw antwoord.
07.02 Bercy Slegers (CD&V): Het is onrustwekkend dat er momenteel minstens een ladingdiefstal per dag plaatsvindt. Dat doet ons nadenken over wat er fout loopt. In Vlaanderen stijgt het aantal ladingdiefstallen gestadig.
Zoals mevrouw Dumery zei, zorgt een verouderd materieelbestand, alsook een verouderd personeelsbestand ervoor dat er ’s nachts slechts twee wegenpatrouilles beschikbaar zijn voor de hele provincie West-Vlaanderen. Klopt het dat er een verouderd personeelsbestand is en minder inzet van wegenpatrouilles?
Welke initiatieven plant u om de ladingdiefstallen in België aan te pakken?
07.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, collega’s, politiemensen kunnen vijf jaar vóór de vervroegde pensioenleeftijd vrijstelling van nachtprestaties vragen. In de praktijk is dat vanaf 53 jaar. Maar niet alle politiemensen maken hiervan gebruik. Bij elke aanvraag wordt een proportionele vermindering van de nachtdiensten voorgesteld in plaats van de volledige vrijstelling.
Momenteel telt de federale wegpolitie 1 058 personeelsleden, waarvan er 936 operationele taken verrichten. Ongeveer 30 % heeft de leeftijd van 54 jaar bereikt.
Momenteel heeft de federale wegpolitie 25 openstaande plaatsen. Wij moeten ook rekening houden met het feit dat 85 politiemensen zijn afgedeeld naar de wegpolitie. Ook die posten zijn dus niet met zekerheid ingevuld.
Om overuren te vermijden worden sommige geplande verloven omgezet in recuperatiedagen. Het politiepersoneel mag namelijk het jaarlijkse vakantieverlof opnemen tot eind maart van het volgende jaar.
Het is ook correct dat er actueel een personeelstekort bestaat in de provincie West-Vlaanderen. Ten gevolge van onze huidige oefening van optimalisatie tussen de verschillende diensten, zullen wij natuurlijk in aanvullende operationele eenheden voorzien bij de directies Administratieve Politie en Bestuurlijke Politie.
De federale wegpolitie telt minimaal 31 interventieploegen overdag en 22 ploegen ’s nachts. Het optimaliseren van capaciteit is een actuele prioriteit in het strategische plan van de federale wegpolitie. Er dient duidelijk gesteld te worden dat de wegpolitie de eerste verantwoordelijke blijft voor interventies op autosnelwegen. Interventies van de lokale politie op autosnelwegen moeten uitzonderlijk blijven.
De opleiding van twee tot drie uur, die werd aangekaart, is een informatiesessie die op 26 maart 2013 werd georganiseerd.
Momenteel loopt een behoeftebevraging bij de lokale politie van West-Vlaanderen in verband met een opleiding om op een beveiligde wijze tussenbeide te komen op autosnelwegen. Indien er minstens 15 kandidaten zijn, zal de West-Vlaamse politieschool de opleiding organiseren. De informatiesessies en opleidingen die brandweerlui, de civiele bescherming en ambulanciers krijgen in het kader van incidentmanagement op autosnelwegen, kunnen in die zin veralgemeend worden.
De wegpolitie beschikt over een voertuigenpark van 502 voertuigen. De voorbije drie jaar heeft de federale wegpolitie meer dan 8 miljoen euro in de aankoop van nieuwe voertuigen geïnvesteerd.
Momenteel hebben een 40-tal voertuigen meer dan 200 000 km op de teller. Voor 2013 is de aankoop van 32 nieuwe voertuigen gepland.
In de meest getroffen gerechtelijke arrondissementen bestaan er specifieke maatregelen met een permanent karakter of worden ze in werking gezet in het geval van een epidemie. Ze zijn de vrucht van overleg en een geïntegreerde aanpak tussen de politionele en gerechtelijke actoren.
De wegpolitie werkt nauw samen met de federale gerechtelijke politie en de andere entiteiten van de federale politie. De wegpolitie en de centrale dienst Georganiseerde Diefstallen van de federale gerechtelijke politie hebben ook afspraken inzake informatie-uitwisseling en de coördinatie van de politionele aanwezigheid op het terrein gemaakt.
De centrale dienst Georganiseerde Diefstallen en het arrondissementele informatiekruispunt zorgen voor de strategische beeldvorming. De provinciale commando’s verzekeren een dagelijkse opvolging zodat er onmiddellijk kan worden gereageerd.
Voorts neemt de wegpolitie deel aan een werkgroep omtrent beveiligde parkings en wordt de problematiek eveneens met de transportsector besproken. Er wordt ook nog preventief gewerkt, via de aanspreekpunten Parkings, bij elke verkeerspost.
Tot slot, loopt er een project bij de algemene dienst Veiligheid en Preventie van Binnenlandse Zaken inzake de beveiliging van parkings van autosnelwegen.
07.04 Daphné Dumery (N-VA): Het is een vicieuze cirkel. Als een plus-53-jarige er bij een onderbemanning in de nachtploeg voor kiest geen nachtdienst meer te doen, dan zijn er minder politieagenten beschikbaar. Dat is nefast voor de veiligheid langs de autosnelwegen. Er moet vooral in personeel worden geïnvesteerd. Nieuwe wagens zijn goed, maar een invulling van het kader is belangrijker.
07.05 Bercy Slegers (CD&V): Dank u voor het uitgebreide antwoord.
Ik begrijp dat de openstaande plaatsen zo vlug mogelijk worden ingevuld en dat de interventieploegen worden opgedreven. Als we de stijgende ladingdiefstallen in Vlaanderen willen aanpakken, dan moeten we ’s nachts en in weekends dringend meer interventieploegen uitsturen.
De samenwerking met de andere politie-eenheden, zowel lokaal als federaal, is belangrijk, al is het geen structurele maatregel. Het personeelsbestand op peil brengen is dat wel.
L'incident est clos.
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de ANPR-wagens van de politie" (nr. 16784)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de automatische nummerplaatherkenning" (nr. 18188)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les véhicules de police munis d'un système ANPR" (n° 16784)
- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la reconnaissance automatique de plaques minéralogiques" (n° 18188)
08.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal het kort houden.
Het gebruik van camera’s door politiediensten is al geruime tijd in het nieuws. Nu gaat het over de ANPR-camera. Mijn vraag dateert van 19 maart maar kan misschien geactualiseerd worden.
In de lokale politiezone Geraardsbergen-Lierde werd een wagen, uitgerust met 3 ANPR-camera’s, in gebruik genomen.
Ik heb in dit verband enkele vragen.
Welke politiezones beschikken momenteel al over dergelijke wagens?
Beschikt de federale politie over wagens uitgerust met ANPR-camera’s? Zo ja, waar zijn deze gestationeerd? Ik bedoel daarmee natuurlijk niet waar ze tijdens het gebruik gestationeerd zijn maar wel in welke provincie zij vooral worden ingezet. Hoeveel wagens zijn er?
Beschikt de lokale of federale politie over anonieme ANPR-wagens? Zo ja, welke korpsen en over hoeveel wagens gaat het?
Zijn er ook politiemotoren uitgerust met zo’n camera?
Wat is de planning voor de indienstneming van bijkomende ANPR-voertuigen?
08.02 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, ik meen dat mevrouw Slegers een vraag heeft over hetzelfde onderwerp. Misschien kan zij haar vraag aan deze koppelen.
De voorzitter: Klopt dat, mevrouw Slegers?
08.03 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zie dat mijn vraag onder punt 98 aan de agenda staat en dat er ook een vraag van de heer Degroote aan gekoppeld is.
De voorzitter: Mijnheer Logghe, ik zou de regeling van de werkzaamheden overlaten aan de voorzitter. Ik dank u voor uw kandidatuur, maar ik zou gewoon verder gaan met uw vraag. U hebt nog 1 minuut 30 seconden de tijd om uw vraag te stellen, er zijn al 30 seconden voorbij.
08.04 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn vraag heel kort stellen. Het zal wel lukken in anderhalve minuut.
Mevrouw de minister, volgens de privacycommissie zouden de nummerplaatherkenningcamera’s waarmee sommige politiecombi’s uitgerust zijn alleen gebruikt mogen worden als de combi stilstaat en dus in specifieke gevallen. Indien de camera niet gebruikt mag worden in rijdende politievoertuigen betekent dit natuurlijk een enorme daling van de functionaliteit van de camera, als men dan nog van functionaliteit van de camera kan spreken natuurlijk.
Mevrouw de minister, daarover heb ik de volgende vragen.
Kunt u bevestigen dat de nummerplaatherkenningscamera’s alleen gebruikt worden als het politievoertuig dat ermee uitgerust is, stilstaat? Zo ja, is dat het gevolg van een of meerdere al dan niet privacygerelateerde wettelijke bepalingen?
Staat u in dezen achter de visie van de privacycommissie?
In welke gevallen is het gebruik dan wel toegestaan? Het zou toch wel nuttig zijn als wij op die vraag een zeer duidelijk antwoord krijgen.
Aansluitend, hoeveel voertuigen zijn ondertussen uitgerust met die camera’s? Zijn er al cijfers beschikbaar over de resultaten?
08.05 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de federale politie beschikt niet over ANPR-wagens of ANPR-motoren. Dergelijke investering is momenteel niet gepland. Er bestaat geen gecentraliseerd overzicht van voertuigen met ANPR-camera’s waarover de 195 lokale politiekorpsen eventueel beschikken.
Ik herinner eraan dat de Camerawet van mei 2007 de politie enkel toelaat mobiele bewakingscamera’s te gebruiken in het raam van grote samenkomsten waarvan de uitvoeringstermijn beperkt is. De privacycommissie heeft inderdaad nog bevestigd dat de ANPR-bewakingscamera’s momenteel gebruikt mogen worden in een geparkeerd politievoertuig, dus als vaste camera. Als mobiele bewakingscamera kunnen zij momenteel enkel worden ingezet bij de zogenaamde grote volkstoelopen.
Een werkgroep heeft de Camerawet geëvalueerd. Op basis van het resultaat werd een ontwerp tot wijziging van deze wet uitgewerkt om onder meer het gebruik van de mobiele bewakingscamera’s door de politiediensten uit te breiden, ook buiten de gevallen van de grote volkstoelopen.
Het wetsontwerp is klaar. Er zijn heel wat nieuwe bepalingen waaronder een bepaling die de mobiele camera op een auto toelaat. Anders is het de moeite niet waard. Ook proberen wij de gevoelige kwestie van de kleine drones aan te pakken, maar dat is een wetsontwerp voor de toekomst, ANPR, mobiele camera’s, bodycams waarvoor de toestemming van de burgemeester vereist is, en een betere mogelijkheid om de echte mobiele camera’s te gebruiken. Dat zal binnenkort allemaal in de Ministerraad worden behandeld.
08.06 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord en kijk uit naar het wetsontwerp. Komt dit nog vóór het zomerreces?
08.07 Minister Joëlle Milquet: Voor een eerste lezing. Maandag stuur ik het wetsontwerp naar mijn collega’s, waarna de werkgroepen volgen. De eerste lezing zal dus hopelijk voor het zomerreces kunnen plaatsvinden. In oktober of november kan het dan hier in de commissie komen.
08.08 Daphné Dumery (N-VA): Gelet op de commotie deze week in de media over het al dan niet kunnen gebruiken…
De voorzitter: Mevrouw Dumery, ik onderbreek u even. Er staan heel wat vragen aan de agenda.
08.09 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb recht op een minuut voor mijn repliek. Ik kijk uit naar het wetsontwerp, omdat het nodig is om duidelijkheid te verschaffen op wetgevend vlak.
08.10 Peter Logghe (VB): Ik zal natuurlijk niet herhalen wat collega Dumery heeft gezegd. Dat is duidelijk. Wat mij tegenzit, mevrouw de minister, is dat u geen resultaten kunt geven. In hoeveel wagens zijn die ANPR-camera’s ingebouwd?
De voorzitter: In Mechelen in zes wagens.
08.11
Minister Joëlle Milquet: (…)
08.12 Peter Logghe (VB): In Roeselare zijn er ook twee, dat weet ik, maar het zou toch nuttig zijn om daarover algemene cijfers te krijgen. Het zou ook nuttig zijn om de resultaten te krijgen, als die er zijn. Wij moeten toch ergens een beoordeling kunnen maken.
08.13 Minister Joëlle Milquet: Ik betreur ook het gebrek aan statistische gegevens uit de lokale politiezones. Dit is ook een element uit mijn politiehervorming, meer statistieken uit de politiezones.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de politieaanwezigheid op de internationale wapen-, jacht-, airsoft- en militariabeurs te Oostende" (nr. 16835)
09 Question de M. Tanguy Veys à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la présence policière à la bourse internationale d'armes, d'armes de chasse, d'airsoft et militaria à Ostende" (n° 16835)
09.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, op 17 maart 2013 vond in de vismijn van Oostende voor de 14de keer de internationale wapen-, jacht-, airsoft- en militariabeurs plaats.
Men meldt mij dat op die beurs, die op een zondag plaatsvond waardoor zondagvergoedingen moesten worden betaald, opvallend veel politie aanwezig was. Er waren zelfs agenten van de federale politie in burger, naast de talrijke eigen veiligheidsagenten van de organisatie, namelijk zo’n 25-tal.
Mevrouw de minister, hoeveel politieagenten en agenten van de federale politie in burger waren aanwezig? Wat was de motivatie om in zoveel politieagenten en agenten van de federale politie in burger te voorzien? Gelet op de zondagvergoeding die hiervoor wordt uitgekeerd, wordt nogal gemakkelijk gesproken van graaicultuur. In welke mate zorgt dit ervoor dat er niet voldoende politieagenten waren voor het gewone politiewerk in Oostende? Welke onregelmatigheden hebben zich in het verleden op de beurs voorgedaan die een dergelijke politieaanwezigheid verantwoorden?
09.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Veys, 12 leden van de federale politie waren belast met de controle van de militariabeurs te Oostende op datum van zondag 17 maart. De militariabeurs van Oostende is inderdaad een belangrijke wapenbeurs die Belgen aantrekt, maar ook een groot aantal buitenlanders, en tijdens dewelke vuurwapens in vrije verkoop worden aangeboden.
Naast de wetgeving betreffende de algemene opdrachten van de politiediensten vinden wij nog andere wetteksten die grootscheepse controles verantwoorden, meer bepaald de wet van 8 juni 2006, het NVP van 2012, het actieplan van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie inzake de strijd tegen de wapentrafiek, en de omzendbrief van het College van procureurs-generaal.
Na de gebeurtenissen in Luik van een jaar geleden hebben wij beslist om een groot toezicht op wapenbeurzen te organiseren en dit lijkt mij totaal gerechtvaardigd. De aanwezigheid van politiemensen op de wapenbeurs heeft geen invloed gehad op het aantal lokale politiemensen op het terrein te Oostende.
De politiediensten controleren alle wapenbeurzen in België, inclusief die van Oostende. Er was nog een andere wapenbeurs een maand geleden, waarop ook leden van de federale politie aanwezig waren. Zij stellen regelmatig inbreuken vast op de wapenwet. Nu is daarvoor natuurlijk een nieuwe wet en een nieuw wetsontwerp.
09.03 Tanguy Veys (VB): Ik dank u voor uw antwoord en voor de verduidelijking.
Ik kan begrijpen dat men na het drama in Luik een aantal maatregelen neemt, hoewel de verkoop van illegale wapens en wapens in het criminele circuit niet verloopt via dergelijke wapenbeurzen. Zij hebben een betere reputatie. Veel wapenhandelaars en zogenaamde wapenliefhebbers hebben er immers alle baat bij niet in contact te komen met het criminele milieu.
Ik ben blij te vernemen dat dit evenement geen gevolgen had voor de inzet van de lokale politie in Oostende zelf. Men zal elders moeten zoeken om de daders van criminele feiten op te sporen of de handel in illegale wapens op te doeken.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de personeelsbezetting in de diverse informatie- en communicatiecentra" (nr. 16935)
10 Question de M. Tanguy Veys à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les effectifs dans les différents centres d'information et de communication" (n° 16935)
10.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een communicatie- en informatiecentrum, CIC, is een eenheid van de Belgische federale politie. In dit centrum komen alle oproepen toe van het centrale noodnummer 101. In totaal zijn er elf CIC’s, één per provincie en één voor het administratieve arrondissement Brussel Hoofdstedelijk Gewest. Elk centrum is zo ingericht dat de calltaking van de noodoproepen en de dispatching aan de politiediensten in dezelfde ruimte plaatsvindt.
Voor de digitale communicatie wordt gewerkt met het ASTRID-netwerk. Een CIC verleent steun aan zowel federale als lokale politiediensten. Het vormt de provinciale schakel voor de geïntegreerde politie in België. Sommige politiezones zorgen wel zelf voor de dispatching van de lokale ploegen, via de zogenaamde zonale dispatching of autonome remote dispatching, de lokale meldkamer, of de lokale dispatching.
Mevrouw de minister, ik verneem dat er onder meer in het CIC voor Oost-Vlaanderen, gelegen in Gent aan de Groendreef, tijdens piekmomenten, en dan vooral op donderdagavond tijdens de typische studentenuitgang aan de Overpoortstraat en in het weekend, onvoldoende personeel aanwezig is om alle oproepen op een degelijke wijze op te volgen.
Is er in de diverse CIC’s, zeker tijdens piekmomenten, voldoende personeel aanwezig om alle oproepen op een degelijke wijze op te volgen? Zo ja, op welke cijfers baseert u zich? Zo nee, waarom niet? Welke maatregelen worden genomen?
10.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de statistieken inzake de activiteit van een communicatie- en informatiecentrum van de geïntegreerde politie volgen duidelijk de menselijke activiteit. De drukste momenten zijn ’s avonds en ’s nachts tijdens de weekends, en overdag en in de vooravond tijdens de week. Het is ook drukker bij geplande grote evenementen, of wanneer de weersomstandigheden het aantal interventies van de hulpdiensten de hoogte injagen.
U kent onze financiële moeilijkheden. Tijdens het begrotingsconclaaf in 2012 voor de begroting van 2013 kreeg ik evenwel de toestemming voor de aanvullende werving van personeel. Voor de CIC’s gaat het in 2013 om 72 nieuwe calltakers. Na de opleiding komen zij in het najaar in functie. Voor de 112-centrale heb ik min of meer hetzelfde aantal aanvullende aanwervingen. In totaal zijn er in 2013 meer dan 2 000 calltakers. Het was noodzakelijk om de ploegen met nieuwe rekruteringen te versterken.
10.03 Tanguy Veys (VB): Ik ben tevreden over de 72 nieuwe aanwervingen in het najaar. Ik wijs erop dat de onderbezetting al jaren aansleept. In 2012 was er nog een staking van de noodcentrale 101. Toen beloofde u 35 aanwervingen in 2012. Het zijn er uiteindelijk 72 geworden. Ik betreur toch dat er een achterstand was.
De CIC’s zouden ook sociale media kunnen monitoren, zoals in Nederland. Het helpt om problemen sneller te detecteren en duidelijker in te schatten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de kledijvoorschriften in het nieuwe koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen" (nr. 16940)
11 Question de M. Tanguy Veys à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les prescriptions vestimentaires prévues par le nouvel arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 2 juin 2010 relatif à la circulation routière des véhicules exceptionnels" (n° 16940)
11.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over het logo dat het koninklijk besluit van 27 februari 2013 voorschrijft. Daarin wordt bepaald dat begeleiders van uitzonderlijke voertuigen blijkbaar een logo moeten aanbrengen op de kledij. Dat is een beetje in tegenspraak met het ministerieel besluit van 8 juni 2007 over het embleem van bewakingsagenten.
Ik heb de moeite gedaan om beide logo’s mee te brengen. Dit is het algemeen bekende logo voor bewakingsagenten, waarop Vigilis staat, zodat iedereen weet over welk logo het gaat en ten volle beseft dat het gaat over personen met een vergunning en specifieke opleiding.
Een nieuw logo voor het personeel dat moet instaan voor de begeleiding van uitzonderlijke voertuigen, komt de eenvormigheid en duidelijkheid niet ten goede. Ook de sector zelf is vragende partij voor duidelijkheid, zodat de burgers weten dat het een erkend logo is, dat aan een aantal wettelijke bepalingen voldoet.
Mevrouw de minister, zijn de kledijvoorschriften in het nieuwe koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen conform de bestaande wet tot regeling van private en bijzondere veiligheid en conform het bestaande ministerieel besluit tot bepaling van het model van de werkkledij en het embleem van veiligheidsagenten? Zo ja, waarom? Zo neen, op welk vlak niet en welke maatregelen hebt u genomen om hieraan tegemoet te komen?
11.02 Minister Joëlle Milquet: Het model van de werkkledij van de bewakingsagenten wordt, met uitvoering van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en de bijzondere veiligheid, bepaald door de minister van Binnenlandse Zaken. Inderdaad, overeenkomstig artikel 3 en volgende van het ministerieel besluit zijn de kleuren van de werkkledij van een bewakingsagent alleen zwart, wit, geel of rood, of uitsluitend een combinatie van die kleuren. Bovendien mag die kledij geen ander embleem, tekening of inscriptie vertonen dan die bepaald door het ministerieel besluit.
Welnu, het koninklijk besluit van 27 februari 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen last een nieuw artikel 27 in, dat voorziet in een andere regeling voor de kledij van begeleiders die in het kader van de begeleiding van uitzonderlijke voertuigen bewakingsagent zijn. Er dient te worden opgemerkt dat dat artikel in werking treedt op 1 september 2013, hetgeen zal toelaten de nodige maatregelen te nemen om het ministerieel besluit voor de werkkledij van bewakingsagenten, begeleiders van uitzonderlijke voertuigen, in overeenstemming te brengen met het nieuwe koninklijke besluit van 27 februari 2013.
11.03 Tanguy Veys (VB): Ik dank u voor uw antwoord en voor uw bereidwilligheid te komen tot een stroomlijning van de diverse veiligheidssignalisatiekledij.
Ondanks de mooie kleuren geel en zwart, komt de eenvormigheid de veiligheid ten goede. Mijn vraag dateert van 26 maart. Intussen is het einde mei. Mogelijks had u nu al melding kunnen maken van het nieuwe KB, dat van toepassing moet worden in september.
Ik kijk er alvast naar uit.
L'incident est clos.
- mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de databank voor schijnhuwelijken en schijnsamenwoonst" (nr. 16951)
- mevrouw Rosaline Mouton aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de databank voor schijnhuwelijken en schijnsamenwoonst" (nr. 17125)
- Mme Nahima Lanjri à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mise en service d'une base de données pour les mariages et cohabitations de complaisance" (n° 16951)
- Mme Rosaline Mouton à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la base de données pour les mariages et cohabitations de complaisance" (n° 17125)
12.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag dateert van weken geleden. Door omstandigheden is ze niet eerder aan bod kunnen komen.
Een aantal weken geleden, hebben we in de plenaire vergadering het wetsontwerp goedgekeurd inzake een strengere aanpak van schijnhuwelijk en schijnsamenwoonst. Daaraan gekoppeld is het belangrijk te zorgen voor een goed en effectief opvolgingssysteem dat door alle betrokken diensten, dus de parketten maar ook de dienst Bevolking en de DVZ, goed raadpleegbaar is. Dit moet voorkomen dat wie een poging onderneemt tot schijnhuwelijk of schijnsamenwoonst, of wie daar zelfs voor veroordeeld is en een nieuwe poging waagt in een andere gemeente, dat nog eens kan proberen.
Een centraal register of databank waarin alle feiten worden opgenomen, zowel pogingen als bestraffingen, is belangrijk. Daarbij denkt de regering minder aan een databank, zoals in het regeerakkoord afgesproken, maar meer aan een andere vorm, iets als een registratiesysteem dat wordt gekoppeld aan het Rijksregister.
Mevrouw de minister, voor mij is het niet belangrijk of het gaat over een databank of het Rijksregister, zo lang er maar registratie gebeurt en het probleem ordelijk wordt aangepakt en nieuwe slachtoffers worden vermeden. Hier gaat het over mensen bij wij het in de ene gemeente niet lukt en die dan doodleuk naar een andere gemeente trekken om het daar opnieuw te proberen. Dit bijvoorbeeld nadat zij geweigerd zijn door een cel Schijnhuwelijken zoals die in een aantal steden als Antwerpen, Gent of Mechelen bestaat. Daar zit nu het hiaat. Men verhuist gewoon en probeert het opnieuw.
Het is heel belangrijk dat het een en-enverhaal wordt, met niet alleen de bestraffing die er door de wet is gekomen, maar effectief ook met preventie via dat systeem.
Ik heb de volgende vragen.
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de oprichting van dat registratiesysteem? Wie zal er toegang hebben tot de databank of het register en wat zal er worden geregistreerd? Het is belangrijk om niet alleen de veroordelingen te noteren, namelijk wanneer iemand werkelijk veroordeeld is voor een schijnhuwelijk of schijnwettelijksamenwonen, maar evengoed alle nuttige informatie met betrekking tot mogelijke schijnhuwelijken of pogingen tot schijnhuwelijk of schijnsamenwoning. Het is belangrijk dat ook die erin wordt opgenomen, om te vermijden dat men verhuist.
Welke stappen moeten er door u en uw diensten nog worden gezet om ervoor te zorgen dat het systeem geïmplementeerd kan worden? Ondervindt u momenteel nog moeilijkheden om dat systeem op te zetten? Wanneer zal het systeem uiteindelijk operationeel zijn? Voorziet u ook in een proefperiode of begint u onmiddellijk in alle gemeentes?
12.02 Minister Joëlle Milquet: Het gaat hier om een van de prioriteiten uit het regeerakkoord. Er is de beslissing van de Ministerraad, van 5 oktober 2012, tot oprichting van een gemengde werkgroep die moet onderzoeken of de pertinente informatie betreffende de schijnhuwelijken en het schijnwettelijksamenwonen voor de betrokken overheden in het Rijksregister kan worden opgenomen.
Op basis van de werkzaamheden van de werkgroep heb ik twee dagen geleden een ontwerp van KB ondertekend. Ik heb dat ontwerp van KB voorgelegd aan de Commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Na het advies van de commissie zal ik de twee ontwerpen in de Ministerraad indienen en wij zullen een nieuwe reglementering hebben op basis van de betrokkenheid van deze informatie in het Rijksregister, maar met bepaalde bepalingen. Dat zal heel doeltreffend zijn voor de burgemeester en de schepenen, met een verzameling …
12.03 Nahima Lanjri (CD&V): Ik heb drie vragen gesteld, namelijk: welke gegevens worden geregistreerd, wie heeft toegang en wanneer wordt dat operationeel?
Welke gegevens worden geregistreerd?
12.04 Minister Joëlle Milquet: Het goede nieuws is dat wij een ontwerp van koninklijk besluit hebben, dat binnen maximum twee maanden in werking zal treden.
12.05 Nahima Lanjri (CD&V): Ook pogingen worden genoteerd, en niet alleen veroordelingen?
12.06 Minister Joëlle Milquet: De gegevens betreffen de weigering van een gemeente om een huwelijk te organiseren.
Ik heb hier het koninklijk besluit en kan u een kopie bezorgen. Het is heel gedetailleerd.
12.07 Nahima Lanjri (CD&V): Ik wil dat bekijken om na te gaan of ook pogingen tot schijnhuwelijken daarin opgenomen zijn.
Soms wordt een voornemen tot huwelijk afgebroken omdat men een negatief advies heeft gekregen van de cel Schijnhuwelijken. Men zit dan nog niet in de fase van een weigering. Het is belangrijk dat men die zaken meeneemt. Ik hoop dat u daarvoor aandacht zult hebben.
Ik dank u om mij een kopie te bezorgen en hoop dat dit over twee maanden operationeel is.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de structurele federale ondersteuning voor de plaatsing van verdwaalpalen en de verspreiding van antiverdwaalarmbandjes" (nr. 17043)
13 Question de M. Tanguy Veys à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le soutien structurel fédéral pour l'installation de poteaux-repères et la distribution de bracelets d'orientation" (n° 17043)
13.01 Tanguy Veys (VB): De voorbije maanden was er heel wat discussie over de invoering van verdwaalpalen in combinatie met antiverdwaalarmbandjes. Een van de problemen was de financiering van het initiatief door de firma Media Consulting. Voor het eerst slaagde men er niet in om de financiering via sponsoring rond te krijgen. Sommige gemeenten kwamen na 25 jaar plots tot de vaststelling dat de verdwaalpalen niet functioneerden. Nieuwe initiatieven doemden op. De komende zomer zullen er drie verschillende antiverdwaalbandjes in omloop zijn. Men moet dus kijken in welke gemeente men zich bevindt bij de keuze van het antiverdwaalbandje.
In het verleden bleek dat vooral in Franstalig België de werking en het gebruik van de verdwaalpalen onvoldoende bekend was.
U beloofde eerder al financiële steun. U zou samen met de partners de opvolging en de ondersteuning van de campagne bekijken. Er zou vanaf 2013 zelfs een samenwerkingsovereenkomst komen tussen de verschillende overheden. Dat is nog niet gebeurd, met veel onduidelijkheid als gevolg.
Voorzitter: Siegfried Bracke.
Président: Siegfried
Bracke.
Op welke structurele wijze ondersteunt de federale overheid de plaatsing van verdwaalpalen en de verspreiding van antiverdwaalarmbandjes?
Wat was het resultaat van het door u aangekondigde overleg in het najaar 2012 omtrent de verdere opvolging en ondersteuning van de betreffende campagne?
Wat is de stand van zaken in de beloofde samenwerkingsovereenkomst tussen de verschillende overheden om de campagne vanaf 2013 via een overheidsdeelname een structurele financiële inbreng te bezorgen? De feiten spreken alvast tegen dat zulks zou gebeurd zijn.
Hoe staat het met het beloofde wetsontwerp dat redders aan zee de bevoegdheid geeft om GAS-boetes uit te schrijven?
13.02 Minister Joëlle Milquet: Wij hebben 5 000 euro steun uitgetrokken voor de plaatsing van verdwaalpalen en de verspreiding van antiverdwaalalarmbandjes. In het kader van die ondersteuning werden 360 000 antiverdwaalalarmbandjes geproduceerd en ter beschikking gesteld aan de kustgemeentes voor de aanvang van het zomerseizoen 2012.
Als minister van Binnenlandse Zaken ondersteun ik natuurlijk het project. Ik heb dan ook het initiatief genomen om een structurele ondersteuning voor het project te vragen aan de relevante beleidsniveaus. Ik heb voor de tweede keer de Vlaamse minister van Toerisme, de Vlaamse minister van Mobiliteit en de gouverneur van West-Vlaanderen aangeschreven om te komen tot de inbedding van het project in een gestructureerd partnerschap. Tot nu toe heb ik geen antwoord gekregen en mijn diensten zijn vooralsnog dus het enige overheidsniveau, dat een financiële steun aan het project geeft. Ik hoop dat de verschillende Vlaamse overheden hetzelfde zullen doen.
In verband met de boetes en sancties, wij hebben natuurlijk een mogelijkheid met het wetsontwerp dat nu voorligt.
13.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Behalve veel goede wil en mooie woorden komen wij tot de vaststelling dat 2013 vooral voor veel onduidelijkheid, chaos en onzekerheid heeft gezorgd, waarvan in eerste instantie de ouders en de kinderen de dupe zijn.
Ik meen dat u als minister van Binnenlandse Zaken ervoor moet zorgen dat de informatie over de verdwaalpalen voor Franstaligen duidelijk is, wat volgens mij vooral te wijten is aan het taalverschil. U pleit al jaren voor structurele ondersteuning en enkel eens aankloppen bij de gouverneur en de bevoegde Vlaamse ministers lijkt mij toch iets te vrijblijvend, met een lawine aan uiteenlopende initiatieven tot gevolg. Bovendien proberen de kustgemeentes daarbij elkaar de loef af te steken.
Ik dring alvast erop aan, mevrouw de minister, dat de onzekerheid in de toekomst wordt weggewerkt. U moet daarin een leidinggevende rol spelen, zodat er vanaf 2014 opnieuw een eenduidig en duidelijk initiatief is in verband met de verdwaalpalen.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de openbaarheid van bestuur bij de nv BAM" (nr. 17103)
14 Question de M. Stefaan Van Hecke à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la publicité de l'administration à la S.A. BAM" (n° 17103)
14.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, transparantie is een essentieel onderdeel van een goed functionerende democratie. De wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur zorgt ervoor dat burgers inzage hebben in beslissingen die door de overheid worden genomen. Tegelijk regelt artikel 6 van voornoemde wet de uitzonderingen die een overheid toelaten documenten niet openbaar te maken. Dat kan soms tot problemen leiden, meer bepaald wanneer de burger een advies wil opvragen dat via een advocatenkantoor aan de overheid is bezorgd. Men beroept zich dan immers op het zogenaamde beroepsgeheim.
Hierover stelde ik in 2011 al vragen aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken. Die heeft toen geantwoord dat wanneer juridische documenten ook relevant zijn voor het overheidsoptreden, het niet mogelijk zou mogen zijn ze aan de openbaarbaarheid te onttrekken, zelfs als zij zijn opgesteld door advocaten. In de praktijk blijken de zaken echter anders te liggen.
Zo blijkt een overheidsbedrijf, de nv BAM, opgericht door de Vlaamse overheid, zich voor juridisch advies telkens te wenden tot een raadsman. Vervolgens wordt door het bedrijf geweigerd die adviezen openbaar te maken. De argumenten die hiervoor worden aangehaald, staan lijnrecht tegenover hetgeen de minister twee jaar geleden heeft geantwoord op parlementaire vragen. Zo stelt het bedrijf dat elk document dat de vorm heeft van een juridisch advies van de raadsman, te beschouwen is als een uitzondering op de openbaarheid van bestuur. Men verwijst hiervoor telkens naar artikel 6 van de voornoemde wet. Als gevolg hiervan kan een burger de motivatie die achter de beslissing van dit overheidsbedrijf schuilt niet verkrijgen. Het lijkt er dan ook op dat men de aanvragers deze informatie moedwillig wil ontzeggen. Men doet immers systematisch een beroep op advocaten en niet op ambtenaren.
Ten eerste, volgens de logica toegepast door het betrokken overheidsbedrijf zou het volstaan om een advies op te laten maken door een raadsman, waardoor het kan worden onttrokken aan de openbaarheid. Gezien het belang van deze juridische documenten voor het overheidsoptreden lijkt het mij essentieel dat zij openbaar kunnen worden gemaakt. Bent u het hierover met mij eens? Zo ja, welke stappen zult u ondernemen om tegemoet te komen aan dit hiaat in de wetgeving?
Ten tweede, bent u ook van oordeel dat een dergelijke strikte toepassing van artikel 6, § 2, 2°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, naar de geest van de wet is en dat de openbaarheid van bestuur wordt beknot?
14.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, men verliest blijkbaar uit het oog dat de nv BAM een door de Vlaamse overheid opgerichte instantie is, waarop het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur van toepassing is. De wet van 11 april 1994 is hierop enkel van toepassing voor zover deze wet, op gronden die tot de federale bevoegdheid behoren, de openbaarheid van bestuursdocumenten verbiedt of beperkt. De interpretatie en reikwijdte van de federale uitzonderingsgronden komen echter niet toe aan de federale overheid wanneer ze binnen het kader van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur worden ingeroepen.
Het probleem waarnaar u verwijst heeft betrekking op een interpretatie van de Raad van State in het arrest 202/966 van 15 april 2010. De Raad van State stelt dat het beroepsgeheim van de advocaat zich uitstrekt tot alle documenten die hij opstelt, ook die in opdracht van een bestuur. Er moet wel worden opgemerkt dat deze zaak betrekking had op een situatie waarin een burger de tussen het bestuur en haar advocaat uitgewisselde briefwisseling wilde verkrijgen om die aan te wenden bij de beslechting van een conflict met dat bestuur. Op basis van artikel 6 § 2, 2°, van de wet van 11 april 1994, dat bepaalt dat een administratieve overheid een vraag om toegang afwijst wanneer de openbaarmaking van het bestuursdocument afbreuk doet aan een bij wet ingestelde geheimhoudingsverplichting, oordeelt de Raad van State dat de openbaarmaking afgewezen dient te worden. Als minister komt het mij niet toe commentaar te leveren op de zienswijze van de Raad van State.
Het is echter niet zo dat de motivering van een beslissing die een bestuur neemt ingevolge het advies van een advocaat, aan de openbaarmaking kan worden onttrokken. Elke overheidsbeslissing moet immers op zich worden gemotiveerd, hetzij omdat ze onder het toepassingsgebied valt van de wet van juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandeling, hetzij omdat ze afdoende moet worden gemotiveerd overeenkomstig de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Ik zal u de schriftelijke versie van mijn antwoord geven.
14.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, dit is inderdaad een vrij complexe materie waarover verschillende wetgevingen bestaan. In het begin van uw antwoord dacht ik dat u een ander antwoord zou geven dan minister Turtelboom destijds. Op het einde hebt u echter duidelijk gemaakt dat, wanneer een overheid een beslissing neemt die gebaseerd is op adviezen en juridische teksten die door advocaten werden opgesteld, dergelijke teksten ook voor openbaarheid in aanmerking zouden moeten komen. Dit leid ik alvast af uit uw antwoord.
De discussie waarnaar u verwijst en de rechtspraak van de Raad van State gaat natuurlijk over gevallen waarbij er sprake is van het beslechten van een conflict. Dat is natuurlijk iets helemaal anders dan wanneer een overheid een juridisch advies vraagt over een bepaalde problematiek en men op basis van die adviezen beslissingen neemt. De essentie van de problematiek is immers dat men, om de openbaarheid tegen te gaan, systematisch adviezen vraagt aan advocaten terwijl de eigen juridische dienst van de overheid hierbij wordt genegeerd. Op die manier ontsnapt men of probeert men te ontsnappen aan de openbaarheid. Daaraan moet een halt worden toegeroepen.
Wij zullen in elk geval een wetsvoorstel indienen om, zeker op federaal niveau, ervoor te zorgen dat de ondermijning van de openbaarheid ongedaan wordt gemaakt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 17169 van de heer Clerfayt wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Hetzelfde gebeurt met de vraag nr. 17188 van mevrouw Dierick. Vraag nr. 17257 van de heer Schoofs wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag.
- de heer Bart Somers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de terugkeer van clandestiene detectives" (nr. 17291)
- de heer Bart Somers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de opleiding van privédetectives" (nr. 17292)
- de heer Bart Somers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de wet tot regeling van het beroep van privédetectives" (nr. 17293)
- M. Bart Somers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les détectives privés sans licence" (n° 17291)
- M. Bart Somers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la formation des détectives privés" (n° 17292)
- M. Bart Somers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la loi organisant la profession de détective privé" (n° 17293)
15.01 Bart Somers (Open Vld): Mevrouw de minister, wij hebben een tijdje geleden een evaluatie gemaakt van het statuut en het functioneren van privédetectives in ons land. Bij die evaluatie heeft de Nationale Beroepsunie van Privédetectives van België een aantal belangrijke opmerkingen gemaakt. Ik had u daarover graag een aantal vragen gesteld.
De eerste reeks opmerkingen betreft de opleiding. De beroepsunie zegt dat door het schrappen van de stages het opleidingsniveau vandaag de dag onvoldoende is. Dat blijkt uit de thesissen die worden afgeleverd en die blijkbaar volledig los van de realiteit staan.
Bent u van mening dat de huidige opleiding voor privédetective onvoldoende is en dat er nood is aan een nieuwe opleiding? Zal u ter zake een initiatief nemen? Wanneer mogen wij dat initiatief verwachten?
Een tweede reeks vragen gaat over het functioneren van privédetectives. Daar worden twee problemen aangekaart. De eerste opmerking van de Nationale Beroepsunie van Privédetectives is dat ze alleen toegang hebben tot bronnen die door iedereen te consulteren zijn.
Zij vragen om een 5-tal databanken – gestructureerd, gereglementeerd, officieel goed omkaderd en wettelijk ingebed – te mogen raadplegen om op die manier hun werkzaamheden op een goede manier te kunnen doen. Het gaat dan over de burgerlijke stand, de DIV, het centraal kadaster en de RSZ.
Mevrouw de minister, vindt u dat een goede zaak? Deelt u de mening om daar een gestructureerde toegang aan privédetectives toe te verlenen?
Men publiceert vandaag de privéadressen en de adressen van privédetectives op een website, wat hun veiligheid, ook fysiek, in gevaar brengt. Gaat u daartegen actie ondernemen? Hebt u weet van deze problematiek? Wenst u de publicatie van deze adressen te wijzigen in een andere vorm?
Mijn derde reeks vragen heeft betrekking op de clandestiene detectives. De wet is op een gegeven moment restrictiever gemaakt. Er werden duidelijkere krijtlijnen gehanteerd. Er werden richtlijnen opgesteld over wie privédetective kan zijn en wie niet. Wij zien vandaag echter dat er opnieuw veel meer cowboys opduiken, clandestiene detectives die buiten alle wettelijke controle handelen en die een reëel gevaar voor de privacy van de mensen zijn.
De vraag van de beroepsfederatie is om hiertegen sterker op te treden. Mevrouw de minister, pleit u ook voor een meer afschrikwekkende wetgeving tegenover deze cowboys die illegaal handelen? Is het inderdaad zo dat de beroepsunie regelmatig misbruiken signaleert? Hoe gaat u daarmee om?
15.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de opleiding voor privédetectives bestaat sinds 1992 en bestaat uit 150 uren theoretische vorming en 100 uren praktijk. In de erkende opleidingsinstellingen wordt dit gespreid over twee studiejaren.
Tot 2008 bestond de praktijk uit een stage. Sindsdien is dit vervangen door praktische oefeningen die georganiseerd worden in de erkende opleidingsinstellingen. Deze wijziging drong zich op wegens de talrijke misbruiken die de stage teweegbracht. De opleiding, die al die jaren nagenoeg ongewijzigd is gebleven, is gebaseerd op de situatie uit 1992.
Ik ben van plan om de vorming en opleiding te verbeteren op basis van een nieuw wetsontwerp, dat nu besproken wordt in de verschillende werkgroepen van de regering en binnenkort in het Parlement wordt ingediend. Met de nieuwe eisen zal er natuurlijk een behoefte aan een nieuwe opleiding komen. Ik ben voorstander van de terugkeer van de stage, ik vond dat interessant, maar in een beperkt kader, met veeleisende voorwaarden.
Op de andere vragen zit het antwoord vervat in het nieuwe wetsontwerp.
15.03 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt natuurlijk niet op elk element geantwoord, ik hoop daarover straks nog iets meer documentatie te krijgen.
Het verheugt mij dat u aankondigt dat er een wetsontwerp op korte termijn in het Parlement wordt ingediend. Dat is een zeer goede zaak. U zegt dat u op basis daarvan een nieuwe opleiding gaat voorschrijven waarvan stages een onderdeel zullen zijn.
Op de andere elementen van mijn vraag zal ik van u ongetwijfeld nog wel wat schriftelijke antwoorden krijgen.
L'incident est clos.
- mevrouw Karin Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de veiligheid van de Belgische nucleaire installaties van klasse I" (nr. 17306)
- mevrouw Muriel Gerkens aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de veiligheid van de nucleaire inrichtingen van klasse I buiten de kerncentrales" (nr. 17369)
- de heer Kristof Calvo aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het stresstesten-rapport van het FANC over de installaties van klasse 1" (nr. 17473)
- Mme Karin Temmerman à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la sécurité des installations nucléaires belges de classe I" (n° 17306)
- Mme Muriel Gerkens à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la sûreté des installations nucléaires de classe 1 autres que les centrales" (n° 17369)
- M. Kristof Calvo à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le rapport de l'AFCN relatif aux stress tests concernant les installations de classe 1" (n° 17473)
De voorzitter: Vraag nr. 17306 van mevrouw Temmerman en vraag nr. 17369 van mevrouw Gerkens zijn zonder voorwerp.
16.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): (Micro niet ingeschakeld) (…) voor de nucleaire sites. Uit dat verslag blijkt dat heel wat punten kunnen worden verbeterd en dat er nog lang geen sprake is van optimale veiligheid.
Vandaar mijn vragen.
Sommige acties werden al uitgevoerd tijdens de voorbije maanden. Kunt u een overzicht geven van die acties?
Er rijzen ook vragen bij de periodieke veiligheidsherzieningen, die slechts om de 10 jaar plaatsvinden. Misschien kan men die vaker en sneller uitvoeren?
Wat is de stand van zaken van het verbeterproject van het interne noodplan van IRE en het project voor de sitebeveiliging?
Bij het ontwerp van de stresstesten inzake de vliegtuigimpact werd enkel rekening gehouden met de impact van een gemiddeld vliegtuig. Zou men niet beter rekening houden met de eventuele impact van een groter vliegtuig?
Een ander belangrijk punt is de afstand tussen bossen en gebouwen. Daarover bestaat in België geen officiële richtlijn. Hebt u daarvoor plannen?
Niet alleen op de nucleaire sites moeten de beveiligingsmaatregelen optimaal zijn, ook tijdens de nucleaire transporten. Hebt u plannen om de veiligheid van de nucleaire transporten te evalueren en indien nodig te verbeteren?
Indien u mondeling een beperkt antwoord geeft en mij het volledige schriftelijk antwoord overhandigt, is dat geen probleem. Het is misschien moeilijk ter plekke een selectie te maken.
16.02 Minister Joëlle Milquet: Ik wil u er vooreerst aan herinneren dat de subcommissie voor de Nucleaire Beveiliging op 20 februari een gedachtewisseling hield met de verantwoordelijken van het FANC, waaronder de nieuwe directeur, over het verloop van stresstesten. De directeur heeft toen gedetailleerd op de vragen geantwoord. Ik verwijs naar die antwoorden voor uw vragen over de stresstests en de andere technische vragen.
De subcommissie werd toen ook uitvoerig ingelicht over de resultaten van de evaluatie waaraan de nucleaire installaties die niet dienen voor de opwekking van elektriciteit, werden onderworpen. Het nu gepubliceerde verslag van het FANC bevestigt de conclusies, die toen in primeur aan de subcommissie werden voorgesteld.
Verschillende van uw vragen gaan enkel over de specificaties die ten grondslag liggen aan de stresstests, en die reeds in juni 2011 door het FANC werden opgesteld en bekendgemaakt. Wij stellen ze vandaag, 2 jaar later, niet meer ter discussie. Bovendien verwart u in uw vraag het evaluatieproces van de stresstests met andere processen, zoals de tienjaarlijkse veiligheidsherzieningen, de noodplannen, de veiligheid van installaties die niet bij de stresstests betrokken waren, en de nucleaire transporten.
Om efficiënt te zijn, zal ik mij houden aan het onderwerp van de stresstests. Als toezichtminister van het FANC verheugt het mij dat het evaluatieproces, dat expliciet op vraag van het Parlement werd uitgevoerd, tot een goed einde werd gebracht. Over het algemeen is de veiligheid van de omwonenden verzekerd.
De voortgezette werking van die inrichtingen vereist geen dringende ingrepen. Er werden wel pertinente besluiten getrokken die de veiligheid van de installaties nog meer zullen opvoeren, zodat ze weerstaan aan extreme ongevalsomstandigheden en natuurfenomenen. Sommige van die verbeteringen zullen de exploitanten moeten uitwerken in samenwerking met de lokale brandweer en de civiele bescherming. De planning, de timing en de maatregelen staan klaar en duidelijk in het verslag.
16.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw beperkt antwoord. Ik weet niet of er mij schriftelijk nog elementen kunnen worden bezorgd?
U verwijst mij terug naar de vergadering van de subcommissie voor de Nucleaire Veiligheid in februari. Daar is in één slide de (…) (Het geluid van een gsm weerklinkt)
Het rapport waarin de verschillende sites omstandig worden behandeld, is ook later verschenen. Ik had gehoopt u vandaag ervan te kunnen overtuigen dat de problematiek van sites die minder prominent in beeld komen heel belangrijk is. Er worden door het FANC duidelijk een aantal vraagtekens geplaatst. Dat is ook niet nieuw. Wij hebben problemen gehad in Fleurus. Wij hebben alarmerende rapporten over Belgoprocess gekregen. Die kwesties verdienen de nodige aandacht.
U zegt dat ik de verkeerde vragen stel, maar ik had gehoopt op betere antwoorden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het aan de media ter beschikking stellen van beelden van de Europese antiterreuroefening in Brussel" (nr. 17335)
17 Question de M. Tanguy Veys à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mise à disposition des médias d'images relatives à un exercice antiterroriste européen à Bruxelles" (n° 17335)
17.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de feiten dateren van 17 april 2013. Wij komen dichter bij de realiteit.
Op 17 april 2013 heeft in negen verschillende Europese landen een antiterreuroefening plaatsgevonden. Er deden niet minder dan 2 250 leden van 36 speciale eenheden van de Europese politiediensten mee.
De oefening simuleerde een aantal gelijktijdige aanvallen door een terroristische beweging in Oostenrijk, Spanje, Ierland, Italië, Letland, Roemenië, Slowakije, Zweden en België.
De oefening, die de naam Atlas Common Challenge meekreeg, werd bij Altlas, zijnde het Europese netwerk van nationale antiterreurdiensten, voorbereid en gecoördineerd. Dit netwerk werd in de nasleep van de aanslagen van 11 september 2001 op vraag van de Raad van Europa opgericht.
Mevrouw de minister, het Belgische luik van de oefening, die gedurende meer dan een jaar werd voorbereid, vond plaats op een industriële zone, namelijk het Brusselse Zuidstation. Het bestond uit een optreden bij een gijzelneming op een hogesnelheidstrein. De speciale eenheden van Frankrijk – RAID en GIGN –, Luxemburg – USP – en België – CGSU – namen aan de oefening deel.
Na afloop van de antiterreuroefening waarvan sprake verspreidde de federale politie foto’s en videobeelden, die prompt door de media op YouTube werden gepubliceerd.
Mevrouw de minister, wat is de motivatie om de beelden van de antiterreuroefening ter beschikking van de media te stellen?
In welke mate zullen de beelden van de antiterreuroefening in plaats van het gewenste afschrikkingseffect voor mogelijke terroristen te hebben, mogelijke terroristen vooral inspireren of met de technieken van de speciale eenheden van de Europese politiediensten vertrouwd maken?
17.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, op woensdag 17 april 2013 hebben de speciale eenheden die lid zijn van de Atlasgroep, inderdaad aan een oefening op Europees niveau deelgenomen. De Europese Unie en alle betrokken landen hebben over de oefening met de pers gecommuniceerd.
Om veiligheidsredenen en na overleg met alle betrokken partners werd beslist de pers niet tot de oefening toe te laten, precies om te vermijden dat beelden zouden worden gemaakt van de door de speciale eenheden gebruikte tactieken en technieken.
Teneinde toch tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de pers werd er tijdens een eerdere oefening in maart 2013 een kleine filmopname in verband met dat project gerealiseerd. In die film worden er echter absoluut geen tactieken of technieken getoond die de speciale eenheden gebruiken. Die film werd ter beschikking gesteld van de media zonder dat er geheimen vielen te ontdekken.
17.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik blijf erbij dat de beelden die ter beschikking werden gesteld van de pers, toch redelijk verregaand zijn. Verschillende mensen die actief zijn op het vlak van veiligheid, hebben mij daarop gewezen. Het is niet gebruikelijk dat veiligheidsdiensten, zeker officiële veiligheidsdiensten, dergelijke beelden ter beschikking stellen.
Ik betwist ook dat het zou gaan om beelden van een vroegere oefening. Ik heb de persmededeling bij van de federale politie, waarbij de links naar de beelden effectief worden aangeboden. Ik citeer: “De federale politie heeft een videoclip opgesteld van de oefening in Brussel. Er zijn ook foto’s beschikbaar. De media die dat wensen, kunnen deze beelden downloaden.” Het is duidelijk dat die opnames op die dag hebben kunnen plaatsvinden. Zelfs als u zegt dat het enkel gaat om beelden van een oefening op 19 maart 2013, dan denk ik dat het al voldoende duidelijk was dat bepaalde technieken niet voor buitenstaanders zichtbaar zouden mogen zijn.
Daarom pleit ik ervoor om in de toekomst minstens enige omzichtigheid te hanteren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 17431 van de heer Weyts wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
18 Question de M. Damien Thiéry à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les moyens humains et logistiques attribués à la zone de police Sud-Luxembourg pour lutter contre la criminalité transfrontalière" (n° 17504)
18 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de personele en logistieke middelen voor de politiezone Sud-Luxembourg in de strijd tegen de grenscriminaliteit" (nr. 17504)
18.01 Damien Thiéry (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, il y a un peu plus d'un an, un jeune policier était fauché mortellement par une voiture de malfrats en fuite alors qu'il dressait un barrage à Châtillon.
Beaucoup de voix s'étaient alors élevées afin de dénoncer le manque de moyens attribués à la zone de police Sud-Luxembourg, alors que la criminalité transfrontalière entre la Belgique et la France subissait, et subit toujours, une recrudescence.
Depuis lors, un accord franco-belge pour lutter contre la criminalité transfrontalière a été conclu.
Lors de la séance de la commission de l'Intérieur du 16 avril dernier, vous avez fait état de cet accord qui permet à des patrouilles mixtes de travailler de part et d'autre de la frontière et d'ainsi arrêter un individu dans le périmètre belgo-français prédéfini. Il n'a toutefois pas été fait mention des problèmes spécifiques de criminalité dans le Sud-Luxembourg, les questions parlementaires posées ayant un caractère général.
Madame la ministre, pourriez-vous me faire savoir si la province de Luxembourg bénéficiera de subventions dans le cadre du nouvel accord franco-belge? Dans l'affirmative, de quel montant s'agira-t-il? Des policiers supplémentaires pourraient-ils être recrutés sur cette zone? Quand?
Pourquoi la zone de police Sud-Luxembourg n'est-elle toujours pas reconnue comme zone prioritaire malgré le phénomène de criminalité transfrontalière et un important problème de poly-criminalité spécifique à la commune d'Aubange?
18.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je me réjouis de votre intérêt pour le Sud- Luxembourg!
Cela dit, nous avons commencé à soutenir par "paquets" les communes frontalières connaissant des problèmes de criminalité. Dans le cadre du nouvel accord avec la France, nous avons d'abord soutenu les communes de West-Vlaanderen et d'une partie du début du Hainaut qui étaient confrontées à des problèmes de vols, de cambriolages à la voiture-bélier, etc. Telle était la plus grande priorité de cette commission. Nous avons permis d'allouer un montant spécifique à quatorze zones de police pour mettre en place des ANPR.
J'aimerais pouvoir poursuivre l'effort. J'ai d'ailleurs dit aux représentants du Sud-Luxembourg que le deuxième volet leur était destiné. Le tout est que cela puisse être fait dans le cadre du budget 2013, voire 2014. Tout dépendra des efforts complémentaires que nous devrons encore consentir.
Jusqu'à présent, j'ai tout mis en œuvre pour éviter une économie au détriment d'une dotation aux zones de police, contrairement à la police fédérale qui assume elle-même les économies pour protéger ces dernières. Nous avions pu trouver quelques moyens complémentaires pour le projet relatif aux zones frontalières françaises. J'espère qu'il en sera de même pour le Sud-Luxembourg. En tout cas, je m'engage à tout mettre en oeuvre pour qu'il en soit ainsi.
18.03 Damien Thiéry (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse, qui me satisfait.
J'entends votre volonté de réserver une attention particulière pour le Sud-Luxembourg. En son temps, vous aviez parlé de quatorze zones spécifiques considérées comme zones prioritaires. Je souhaiterais que le Sud- Luxembourg devienne la quinzième zone prioritaire, vu la recrudescence de la criminalité, en particulier en matière de trafic de drogues à et autour de la commune d'Aubange.
18.04 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, je souhaite ajouter qu'en 2012, la zone de police d'Aubange a reçu un total de 2,6 millions de dotations (fédérale de base, complémentaire, maintien de l'ordre public, sociale, de recrutement et Salduz). Pour le recrutement prioritaire, l'occupation réelle de la zone du Sud-Luxembourg est supérieure à la norme minimale: 69 effectifs au lieu de 53 selon la norme minimale.
Mais tout cela n'enlève rien à ce que je vous ai dit tout à l'heure.
18.05 Damien Thiéry (FDF): Madame la ministre, c'est très bien, et je vous en remercie.
Het incident is gesloten.
- Mme Valérie De Bue à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la validité des cartes d'identité" (n° 17508)
- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la durée de validité des cartes d'identité électroniques" (n° 17631)
- M. André Frédéric à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la validité des cartes d'identité" (n° 17971)
- mevrouw Valérie De Bue aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de geldigheid van de identiteitskaarten" (nr. 17508)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de geldigheidsduur van de elektronische identiteitskaarten" (nr. 17631)
- de heer André Frédéric aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de geldigheid van de identiteitskaarten" (nr. 17971)
19.01 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le renouvellement de la carte d'identité électronique peut parfois poser certains problèmes, en raison de démarches compliquées principalement pour les personnes âgées: la prise de photo, la signature du formulaire, etc., autant de tâches qui doivent parfois être accompagnées d'un certificat médical et sont difficiles à réaliser pour des personnes d'un certain âge ou malades.
Cette question de la validité des cartes d'identité a été posée par le médiateur fédéral dans son dernier rapport, qui contient une recommandation, celle de prolonger la durée de validité des cartes d'identité pour des personnes de plus de 75 ans. Cela permettrait de limiter le nombre de renouvellements et la charge administrative.
Nous avons voté un projet de loi l'année dernière pour prolonger cette durée de cinq à dix ans. Un arrêté royal serait nécessaire. Envisagez-vous de porter une telle mesure? Se pose alors la question soit de la prolongation de la validité, soit de la suppression de la date limite au-delà de 75 ans.
19.02 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, sinds 2003 bestaat er een nieuwe identiteitskaart. De kaart is momenteel vijf jaar geldig, wat betekent dat de burger minstens om de vijf jaar voor een nieuw document naar het gemeentehuis moet.
U had begrip voor het feit dat dit voor bepaalde bevolkingscategorieën, de gepensioneerden en hoogbejaarden, voor problemen kan zorgen. Vroeger waren de identiteitskaarten van gepensioneerden boven de 75 jaar een onbeperkt geldig, wat de oplossing zou zijn.
U zou ondertussen met een oplossing op de proppen zijn gekomen, namelijk een identiteitskaart met een geldigheidsduur van dertig jaar voor mensen boven de 75 jaar.
Mevrouw de minister, enkele maanden geleden werd u in deze commissie de vraag al eens gesteld naar een langere geldigheidsduur van identiteitskaarten. U had toen begrip voor de vraag naar een langere levensduur van elektronische identiteitskaarten voor gepensioneerden. Kunt u bevestigen dat er inderdaad een elektronische identiteitskaart voor de 75-plussers komt met een duur van dertig jaar? Wanneer mogen wij dat KB in de Kamer verwachten?
Volgens bepaalde bronnen zou u eerst nog een aantal technische problemen moeten oplossen. Over welke technische problemen gaat het? Zijn die ondertussen opgelost?
Zou er iets op tegen zijn om de oplossing van vroeger, een onbeperkte geldigheid van de identiteitskaarten voor burgers van 75 jaar en ouder, opnieuw in te voeren? Mochten er in dat verband hinderpalen zijn, dan zouden wij die graag vernemen.
19.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, vorige donderdag heb ik op zo’n vraag in de Senaat geantwoord. De geldigheidsduur wordt inderdaad verlengd, in die zin dat men vanaf 75 jaar een identiteitskaart voor dertig jaar krijgt. Dat was al aangekondigd.
Er is een ontwerp van KB voorbereid dat voorziet in een geldigheidsduur van dertig jaar voor een identiteitskaart, uitgereikt aan burgers vanaf 75 jaar. Omwille van de technische complexiteit van dit project, dient de realisatieplanning hiervan enigszins te worden aangepast. Het is gepland voor einde 2013, begin 2014. Die beslissing is dus genomen en de procedure loopt.
19.04 Valérie De Bue (MR): Si j'ai bien compris, dès 2014, les personnes de plus de 75 ans ne devront plus renouveler leur carte d'identité, sauf si elles atteignent l'âge de 105 ans.
19.05 Joëlle Milquet, ministre: C'est exact et quand elles atteindront l'âge de 105 ans, on les conduira en voiture jusqu'à l'administration communale. On a mis la limite de renouvellement à trente ans. Bientôt, on pourra peut-être indiquer quarante.
19.06 Valérie De Bue (MR): En tout cas, vous avez répondu à la préoccupation du médiateur fédéral, qui avait souligné le problème dans son rapport. Il était important de donner suite à ce type de recommandation et je vous en remercie.
19.07 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik heb genoteerd dat u de personen die op 105 jaar een verlenging van hun identiteitskaart vragen, met de wagen komt ophalen. Dat is goed om weten.
Alle gekheid op een stokje, tenzij u dat tegenspreekt neem ik er nota van dat de eerste identiteitskaarten met een geldigheidsduur van dertig jaar vanaf begin 2014 beschikbaar zullen zijn. Dat betekent dat personen vanaf 75 jaar die hun identiteitskaart nu moeten vervangen, hun kaart binnen vijf jaar nog eens zullen moeten vervangen. Mensen die tussen dit ogenblik en het einde van het jaar hun identiteitskaart moeten vervangen zullen dus een kaart met een geldigheidsduur van vijf jaar krijgen die zij dan binnen vijf jaar moeten vervangen door een met een geldigheidsduur van dertig jaar. Er is uiteraard een overgangsperiode. Het is goed om even de puntjes op de i te zetten op dat vlak.
De voorzitter: Vraag nr. 17971 van de heer Frédéric is zonder voorwerp.
Het incident is gesloten.
20 Question de Mme Valérie De Bue à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les vols de cuivre" (n° 17533)
20 Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de koperdiefstallen" (nr. 17533)
20.01 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, madame la ministre, cette question a été déposée voilà plusieurs semaines, c'est-à-dire avant l'annonce de votre plan d'action national de lutte contre le vol de cuivre.
Ce sujet revient assez souvent en commission de l'Infrastructure compte tenu de son impact auprès du Groupe SNCB. Ce fléau coûte près de 8 millions d'euros à nos entreprises publiques, avec une hausse de 80 % entre 2011 et 2012 qui a connu 1 400 vols.
Pour Infrabel, le problème est criant. Il engendre des risques pour la sécurité du personnel outre celle des usagers qui subissent des retards importants sur les lignes.
Une opération a été effectuée le lundi 22 et le mardi 23 avril, incluant l'intervention d'un hélicoptère et des forces importantes pour lutter contre les bandes organisées.
Mais je répète que la question n'est plus tellement d'actualité vu qu'entre-temps, vous avez mis sur pied un plan national.
Pourriez-vous détailler quelques mesures prises au travers de ce plan de lutte contre ce phénomène?
20.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame De Bue, vous le savez, cette situation constitue à ce point une priorité que, jeudi dernier 23 mai, avec Jean-Pascal Labille, Melchior Wathelet et Johan Vande Lanotte, nous avons présenté un plan d'action national contre le vol de cuivre, chacun dans ses compétences. Personnellement, je me suis chargée du renforcement des équipes de la police des chemins de fer.
Grâce à l'adaptation de la législation pour interdire le paiement en cash pour les transactions de revente de câbles de cuivre, les opérations à grande échelle que nous organisons régulièrement avec la police locale et la police fédérale, la dernière s'étant déroulée en avril avec l'assistance d'un hélicoptère, grâce à toutes ces actions nouvelles, nous avons doublé le nombre d'arrestations depuis 2012.
Je peux mettre à votre disposition le résumé de la conférence de presse: il explique clairement le plan d'action national de lutte contre le vol de cuivre.
20.03 Valérie De Bue (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Puis-je vous demander une copie de votre texte? (Assentiment)
J'espère que nous pourrons observer une rapide évolution et un impact positif pour le bon fonctionnement des transports.
Het incident is gesloten.
21 Question de Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'étude sur la lesbophobie en Belgique" (n° 17554)
21 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de studie over lesbofobie in België" (nr. 17554)
21.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, l'association française SOS Homophobie a lancé en mars une enquête à destination des femmes lesbiennes, dont l'objectif est d'établir la visibilité qu'elles accordent à leur orientation sexuelle et de connaître la part d'entre elles étant victimes de comportements hostiles et lesbophobes. La présidente de cette association explique: "Sur notre ligne d'écoute et dans notre rapport annuel, le nombre de femmes qui témoignent nous paraît faible. Nous voulons comprendre si elles témoignent moins parce qu'elles pensent qu'elles subissent moins de discriminations ou pour d'autres raisons."
SOS Homophobie avait déjà publié une enquête similaire, il y a cinq ans. D'après cette première enquête: "63 % des 1 793 répondantes déclaraient avoir subi au moins un épisode lesbophobe, 45 % dans la vie quotidienne (rue, lieu public, transport) et 44 % dans la famille."
Madame la ministre, comme la lutte contre les discriminations homme/femme et l'homophobie font partie de vos compétences, j'aurais voulu faire le point avec vous sur les études du même type existant en Belgique et sur les nécessités d'initier l'une ou l'autre enquête de ce type. On note en effet aussi clairement chez nous un manque de visibilité pour cette problématique.
21.02 Joëlle Milquet, ministre: Chère collègue, nous disposons d'études relatives à l'homophobie en général. Nous comprenons évidemment la problématique de la haine à l'égard des homosexuels masculins, des lesbiennes et des transgenres. Il n'existe pas vraiment d'étude axée sur la lesbophobie en tant que telle.
La majorité des études réalisées s'inscrivent dans le cadre plus général des holebis, toujours assimilés dans le cadre de cette problématique. Les chiffres figurant dans ces études sur l'homophobie en général correspondent approximativement aux chiffres publiés par l'étude française.
Le plus souvent, dans les études mêmes, une distinction est opérée entre les lesbiennes et les homosexuels. C'est pourquoi il n'a jusqu'ici pas semblé judicieux de mener également une étude distincte en la matière. La distinction faite dans les études concerne entre autres les différentes expériences d'homophobie en général, mais aussi la mesure dans laquelle les homosexuels et les lesbiennes signalent la violence ou la discrimination.
Cette différence dans les dépositions de plaintes est bien connue, et les campagnes de sensibilisation se concentrent particulièrement sur les lesbiennes. Or, étant donné que les études différencient les problèmes vécus par les homosexuels et les lesbiennes, la question n'a pas encore donné lieu à une proposition d'étude distincte.
J'ignore si, dans le cadre du Centre pour l'Égalité des chances et la Lutte contre le racisme, on peut trouver des moyens pour s'y atteler. En tout cas, je suis ouverte à ce que l'on puisse mener une étude distincte. À la limite, on peut aussi se baser sur le nouveau plan de lutte contre les discriminations que l'on vient de proposer avec les autres niveaux de pouvoir. Il y est notamment proposé de renforcer la connaissance du phénomène et l'approche scientifique. Si des crédits sont disponibles, j'y suis tout à fait favorable.
21.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. Souvent, on a eu tendance à lancer des campagnes généralistes qui, de ce fait, manquaient cette partie importante du public et passaient à côté de cette réalité. À l'avenir, il conviendrait de travailler plus spécifiquement sur les différents types de discrimination. Ainsi, dans le domaine de la santé, on s'est rendu compte que le public lesbien était mal suivi, notamment sur le plan gynécologique. C'est pourquoi il serait judicieux de dégager un budget en la matière.
L'incident est clos.
- de heer Ben Weyts aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de federale financiering van camera's in het Waals Gewest" (nr. 17581)
- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de eventuele federale financiering van flitspalen in de Gewesten" (nr. 17934)
- M. Ben Weyts à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le financement fédéral de caméras installées en Région wallonne" (n° 17581)
- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'éventuel financement fédéral des radars fixes dans les Régions" (n° 17934)
22.01 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, eind april heeft een Nederlandstalige krant het bericht gebracht dat er een vermoeden bestaat dat de federale politie mee betaald zou hebben aan camera’s op het grondgebied van Wallonië. Het Vlaams Gewest regelt de financiering voor de flitspaal, de camera en de installatie van beiden zelf, deels vanuit het boetefonds en deels met eigen middelen. Indien de bewering in de krant klopt, dan is er toch in zekere zin misschien sprake van ongelijke behandeling tussen beide Gewesten.
Mevrouw de minister, daarom had ik u graag de volgende vragen gesteld.
Klopt de bewering in de krant dat het Waals Gewest zestien camera’s betaald kreeg vanuit de middelen van de federale politie, ter waarde van ruim 606 000 euro? Indien ja, zijn dat flitspalen, flitscamera’s of zogenaamde slimme camera’s, ANPR-camera's?
Kunnen de Gewesten aanspraak maken op een dergelijke financiering vanuit de federale politie? Bestaat er daartoe een procedure en kunt u die schetsen?
22.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Slegers, ook de heer Weyts had een vraag in die zin ingediend.
Naar aanleiding van de plaatsing van flitscamera’s langs de Belgische autosnelwegen, heeft er in 2007 overleg plaatsgevonden tussen de federale politie en het Vlaams en het Waals Gewest, de twee enige Gewesten met autosnelwegen. Die diverse overlegmomenten hebben geleid tot akkoorden die de lancering van het project hebben toegelaten.
In het Waals Gewest werden die akkoorden geconcretiseerd door een tegemoetkoming van de federale politie in de aankoop van de losse onderdelen, gespreid over de jaren 2008, 2009 en 2010, in totaal zes camera’s voor een bedrag van 683 652 euro, terwijl het Gewest de vaste onderdelen betaalt. Het betrof een markt die volledig werd gerealiseerd door het Waalse Gewest.
In het Vlaamse Gewest werd beslist om de twee centra van de politie te Gent en te Antwerpen, belast met het beheer van de flitscamera’s, onder te brengen in een gebouw van de federale politie terwijl dit centrum in het Waalse Gewest te Namen werd ondergebracht in gebouwen die het Gewest volledig ter beschikking stelt en financiert. Geen enkel ander nieuw project van financiering is momenteel gepland. De nieuwe technologie die voortaan zal worden gebruikt in het raam van snelheidscontroles op de autosnelweg is deze van de trajectcontrole. Zowel in het Vlaamse als het Waalse Gewest worden de installaties volledig betaald door het Gewest. Er was dus een evenwicht tussen de twee Gewesten maar met diverse modaliteiten.
22.03 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor deze verduidelijking. Het is inderdaad duidelijk dat dit teruggaat tot een beslissing van 2007 en dat het evenwicht bewaard is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 17594 van de heer Tuybens wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
23 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de beschadiging van politiegebouwen en de criminaliteit tegen politiepersoneel" (nr. 17605)
23 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le vandalisme contre des bâtiments de la police et la criminalité visant les policiers" (n° 17605)
23.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, over geweld tegen politiemensen, politiegebouwen en politiewagens heb ik u al verschillende schriftelijke vragen gesteld, waarop ik van u steeds zeer uitgebreid cijfermateriaal krijg.
Steeds hebt u, samen met uw collega van Justitie, minister Turtelboom, de stelling verdedigd dat de overheid meer respect moet afdwingen en dat men dit respect slechts krijgt door onmiddellijk op de feiten te reageren, een lik-op-stukbeleid dus.
Het spijt mij voor u, maar het beleidsplan van u en uw collega, minister Turtelboom, spoort niet meteen met de realiteit. Het geweld en de beschadigingen blijven voortduren.
De aanleiding voor deze vraag is de zoveelste beschadiging aan het zoveelste politiegebouw. Het gaat niet om het individueel incident, maar wel over de algemene lijn en het beleid ter zake.
Mevrouw de minister, ik heb hierover drie vragen.
Ten eerste, een tiental jongeren viel het gebouw aan. Een jongere werd opgepakt, maar na een tijdje alweer vrijgelaten. Waarom?
De vraag die de burger zich stelt, los van de scheiding der machten waarin ik mij absoluut niet wil mengen, is hoe men op die manier respect afdwingt? Dit is toch het oude beleid van jaren geleden.
Ten tweede, op welke manier zult u het lik-op-stukbeleid in de realiteit brengen? Hoe wilt u politie en Justitie op dit vlak op een lijn brengen en alle overlast vervolgen, ook het geweld tegen personeel en gebouwen?
Ten derde, het geweld tegen politiemensen en de beschadiging van gebouwen komt vooral in het Brussels Gewest voor. Hoe zult u in dat verband concreet optreden?
23.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, zoals u weet ben ik met collega Turtelboom betrokken in het overleg met de vakbonden over aanvullende maatregelen inzake veiligheid en preventie op het vlak van inbreuken tegen politiediensten. Er is een actieplan voor de strijd tegen geweld tegen de politie. Tot nu toe zijn er vier werkgroepen die al voor een groot aantal nieuwe maatregelen hebben gezorgd. Een werkgroep op het vlak van Justitie buigt zich over het probleem van straffeloosheid van jongeren en van de verschillende daders. (…) (Het geluid van een gsm weerklinkt) Met de vakbonden werken wij hard aan deze thema’s. Tevens bereiden wij een rondzendbrief voor, om meer duidelijkheid te bieden aan de gerechtelijke autoriteiten.
Ik sta open voor een debat over de bodycams. Het kan een middel zijn in de strijd tegen geweld tegen de politie.
Op het vlak van de statistieken staan wij er tamelijk goed voor. Voor de zomer zullen de verschillende werkgroepen afronden. Ook de vakbonden zijn tevreden.
23.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik kom hierop terug zodra u met de uitgewerkte actieplannen en maatregelen naar het Parlement komt.
Fundamenteel is de aanpak van de straffeloosheid. De neuzen van politie en Justitie moeten in dezelfde richting wijzen. Wat rest is de uitwerking van meer veiligheidsmaatregelen en beschermingsmiddelen.
L'incident est clos.
24 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de microgolfwapens in België" (nr. 17606)
24 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les armes à micro-ondes en Belgique" (n° 17606)
24.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, men kan het zo gek niet bedenken of men vindt het toch wel uit. De Europese Unie stelde een nieuw elektronisch wapen in de strijd tegen overlast en criminaliteit voor, het zogenaamde Savelec – Safe Control of Non Cooperative Vehicles Through Electromagnetic Means.
Daardoor zou de mogelijkheid bestaan om wagens met een elektronische straal automatisch te laten stoppen. De Duitse deelstaat Saksen-Anhalt, Spanje en Frankrijk zouden reeds interesse hebben getoond, maar België komt niet in het lijstje voor.
Werd België hierover gecontacteerd? Of hadden wij gewoon geen interesse?
Hebt u enig zicht op het investeringsbedrag dat hiermee gemoeid was?
Wordt er met dit systeem een pilootproject in België gestart? Waar? In een grootstedelijke context?
Deze technologie zou niet zonder gevaar zijn voor de volksgezondheid. Als alle elektronica binnen een bepaalde straal wordt onderbroken, zou dat niet alleen een motorvoertuig kunnen doen stoppen, maar ook mensen met een pacemaker in gevaar kunnen brengen. Als die elektronica stilvalt, dan zal dit allicht een onmiddellijk feit zijn, wat het verkeer rond die voertuigen in gevaar kan brengen.
Hoe ziet u die Savelec toepasbaar in België?
Wat zijn de mogelijke inbreuken op de privacy van de burger? Het gaat om een hoogtechnologisch systeem, een soort drones, u hebt het woord reeds gebruikt deze commissievergadering. Men kan zich indenken dat deze toepassing door de overheid gebruikt zou kunnen worden om informatie over burgers in te zamelen, en dan zitten wij toch op een gevaarlijke weg.
Wat is uw inschatting van dit systeem?
24.02 Minister Joëlle Milquet: Er is momenteel geen beslissing over het systeem Savelec. Een dergelijk systeem zou interessant kunnen zijn om bijvoorbeeld gevaarlijke targets, die zich met een wagen verplaatsen en weigeren om te stoppen, tot staan te brengen of een gijzeling aan boord van een bus tot staan te brengen. Wij moeten eerst en vooral een grondige analyse maken van de gevaren, de neveneffecten en de gevaren voor de gezondheid.
Bij onze politiediensten is er sprake van een gebrek aan innovatie. In de hervorming, die ik voorbereid, heb ik een hoofdstuk over de noodzaak van investeringen in nieuwe soorten technologie voor de lokale en de federale politie. Er moet ook een specifieke cel van deskundigen komen die overal in de wereld de nieuwe soorten technologie gaat bekijken.
Ik ben pas terug uit Istanboel en Ankara. Ik heb de politie van Istanboel bezocht en dat was indrukwekkend. Elke politie-inspecteur heeft een smartphone met specifieke applicaties. Zij beschikken over een dispatching waardoor beelden onmiddellijk kunnen worden doorgestuurd. Wij hinken op dat vlak een beetje achterop. Wij moeten dringend investeren in nieuwe soorten technologie.
24.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, wij kijken uit naar de oprichting van die specifieke cel. Wij zullen u daar te gelegener tijd opnieuw over ondervragen. Het is dringend de tijd, wij lopen achter.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.08 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.08 heures.