Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

Mercredi 15 mai 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 15 mei 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 15.11 heures. La réunion est présidée par M. Georges Gilkinet.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.11 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Georges Gilkinet.

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Carl Devlies aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de stadsfinanciën" (nr. 17114)

- de heer Carl Devlies aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de financiële situatie van de steden en gemeenten" (nr. 17538)

01 Questions jointes de

- M. Carl Devlies au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le budget des villes" (n° 17114)

- M. Carl Devlies au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la situation financière des villes et des communes" (n° 17538)

 

01.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, mijn eerste vraag dateert van begin april. Ik stelde mijn vraag naar aanleiding van een standpunt dat door de Vlaamse schepenen van Financiën werd ingenomen met betrekking tot de ontwikkeling van de gemeentelijke financiën. Ondertussen zijn er nog andere standpunten gevolgd, ook van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en de burgemeesters van de centrumsteden.

 

Een en ander doet zich voor naar aanleiding van de voorbereiding van de meerjarenplanning van de gemeenten voor de periode 2014-2019, waarbij de gemeenten tot de vaststelling komen dat zij in de loop van die periode nagenoeg allemaal deficitair zullen worden, voornamelijk ten gevolge van de stijging van de pensioenlasten, enerzijds door een stijging van de tarieven met 25 % en, anderzijds, door de responsabiliseringsbijdrage, die voor heel veel gemeenten zwaar doorweegt. Gemiddeld gaat het om een stijging van de nettokosten van 6 % ten opzichte van de globale uitgaven. Naast de gebruikelijke stijgingen in de uitgaven komt er nog eens die 6 % van het globale uitgavenbudget. Het gaat dan ook om bijzonder belangrijke bedragen.

 

Dit houdt het risico in dat een aantal problemen rijzen voor de overheden, ook voor de federale overheid. Het zal bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat in de volgende jaren heel wat minder zal worden geïnvesteerd door de gemeenten. De gemeenten zijn de belangrijkste overheidsinvesteerders van het land. Samen zijn zij verantwoordelijk voor meer dan 50 % van de overheidsinvesteringen. Dit komt overeen met twintigduizend jobs in de particuliere sector. Een daling van de investeringen met 10 % betekent een daling van de tewerkstelling in de particuliere sector met tweeduizend eenheden. Men kan ervan uitgaan dat de investeringen door de gemeenten in de loop van de volgende legislatuur kunnen halveren, wat een verlies van tienduizend jobs in de private sector kan teweegbrengen.

 

Ook het verhogen van de belastingen kan een gevolg zijn. Dit zou een effect kunnen hebben op de globale belastingdruk van België, waarvan wij weten dat die reeds bijzonder hoog is. Als de gemeentelijke component ook de belastingen verhoogt, heeft dit natuurlijk een effect op de globale belastingen.

 

Ook het oplopen van de tekorten van de gemeenten is weinig interessant voor het globale overheidsbudget.

 

Deze problemen zullen zich voordoen in de loop van de volgende jaren en vooral vanaf 2015 of 2016. Het is echter van belang om nu al vooruit te kijken. Daarom heeft men vanuit de gemeenten vragen gesteld aan de diverse overheden, dus ook aan de federale overheid.

 

Mijnheer de minister, ik heb een aantal concrete vragen.

 

De eerste vraag heeft betrekking op de tussenkomst van de federale overheid in het politiebudget. Men werkt daar met een federale dotatie die ongeveer vastligt en die niet evolueert, ondanks de stijgende kosten ten gevolge van bijvoorbeeld de federale Salduzwet, van de maatschappelijke behoefte aan meer blauw op straat en van de stijging van de pensioenlasten voor het ex-federale politiepersoneel dat is overgegaan naar de gemeenten. Zal er in de toekomst een evolutie komen van deze federale dotatie?

 

Ten tweede, met betrekking tot de brandweerhervorming was vooropgesteld dat 50 % van de kosten van de hervorming ten laste zouden worden genomen door de federale overheid en 50 % door de gemeenten. Vandaag bevinden wij ons nog altijd op een gemeentelijke bijdrage van 90 % en een federale bijdrage van 10 %. Hoe zal dit evolueren?

 

Ten slotte, de pensioenhervorming is van belang voor het hele land, maar ook voor de gemeenten. Wij stellen vast dat vandaag in de gemeenten nog altijd op de leeftijd van 60 jaar met pensioen wordt gegaan. Dat is de feitelijke situatie. Voor de bijzondere korpsen ligt de feitelijke pensioenleeftijd nog heel wat lager dan 60 jaar.

 

Dit is een onhoudbare situatie en het lijkt ons dan ook de verantwoordelijkheid van de federale overheid om hiervoor in het kader van de pensioenhervormingen snel maatregelen te nemen.

 

Mijn vraag is globaal gezien of de federale overheid deze problematiek voor de gemeenten even zwaar inschat als de gemeenten dit doen. Is zij van plan om in de toekomst samen met de gemeenten naar oplossingen te zoeken, zodat de problemen van het gemeentelijk niveau zich niet vertalen naar het geheel van de samenleving?

 

01.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, ik zal de twee vragen tegelijk beantwoorden. Vooreerst wil ik opmerken dat ik mij bewust ben van de financiële problemen van de steden en gemeenten in België in het algemeen, en in Vlaanderen in het bijzonder. Deze problemen zijn voor een stuk specifieke problemen voor België, maar houden uiteraard ook verband met de actuele conjuncturele situatie waarin België, en bij uitbreiding Europa, zich op dit moment bevinden.

 

Het hoeft geen betoog dat de financieel-economische crisis die in 2008 is begonnen, nog niet van de baan is. De door de steden en gemeenten vermelde financiële problemen die u aanhaalt, zoals de pensioenen, de vergrijzing, de schuldfinanciering en de nieuwe begrotingsnormen, blijven trouwens niet beperkt tot het lokale niveau, maar beheersen ook de agenda’s van zowel het regionale als het federale niveau in dit land.

 

Iedereen is dus min of meer getroffen door die crisis en wij hebben allemaal begrepen dat deze situatie niet in een handomdraai kan worden gekeerd. Daarom werden bij de recente begrotingsbesprekingen oplossingen vooropgesteld die de federale begroting geleidelijk op orde brengen, door onder meer structurele maatregelen te nemen. Tegelijk geven deze maatregelen de Belgische economie de nodige zuurstof om te herstellen en te groeien.

 

De regio’s en de steden en gemeenten zullen op hun niveau adequate maatregelen moeten treffen. Zoveel is duidelijk. Niettemin zullen, gezien het belang van het lokale bestuursniveau, de andere bestuursniveaus niet met in achtneming van eenieders bevoegdheden, mee bijdragen tot de oplossing van acute problemen. De te nemen beslissingen zullen dus in gezamenlijk overleg moeten worden genomen. Ik kan echter niet vooruitlopen op de uitkomst van die besprekingen, ook om dit overleg maximale slaagkansen te geven.

 

01.03  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit is de verantwoordelijkheid van de hele regering, meer bepaald ook van sommige van uw collega’s. Ik stel voor dat u uw collega verantwoordelijk voor Binnenlandse Zaken, en dus ook voor politie en brandweer, zou signaleren dat deze vraag werd gesteld in de commissie voor de Financiën. Misschien kunt u haar ook aanmanen om met betrekking tot de maatregelen gevraagd door de steden en gemeenten, enige vooruitgang te boeken. Misschien kan ook de collega voor Pensioenen rekening houden met de noodzakelijke maatregelen die op vrij korte termijn zouden moeten worden genomen, ook voor de gemeenten.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Á présent viennent à l'ordre du jour plusieurs de mes questions. Afin de permettre aux collègues qui n'ont qu'une seule question à poser de pouvoir vaquer à d'autres occupations, je propose de poser mes questions un peu plus tard.

 

02 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de registratierechten voor nationaliteitsverklaringen en naturalisatie" (nr. 17238)

02 Question de Mme Carina Van Cauter au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les droits d'enregistrement pour les déclarations de nationalité et la naturalisation" (n° 17238)

 

02.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, de nieuwe nationaliteitswetgeving is van toepassing sedert 1 januari 2013. Er zijn nu registratierechten verschuldigd. Het is natuurlijk moeilijk in te schatten hoeveel dossiers ingediend werden om een vergelijking te kunnen maken, aangezien de aanvragen bij de ambtenaren van de burgerlijke stand kunnen worden ingediend.

 

Mijnheer de minister, kunt u mij zeggen hoeveel registratierechten tot nu toe al werden geïnd, zodat wij een evaluatie kunnen maken van het aantal ingediende dossiers, rekening houdend met de nieuwe wetgeving?

 

02.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Van Cauter, mijn antwoord zal nog korter zijn dan uw vraag. In het eerste kwartaal van 2013 werden 937 dossiers ingediend. Het recht bedraagt 150 euro per dossier. Het moet worden gekweten alvorens het verzoek kan worden ingediend. Er werd dus 140 550 euro aan registratierechten geheven met betrekking tot een verzoek tot verkrijging van de Belgische nationaliteit. Hebt u graag de cijfers op papier?

 

De voorzitter: Mevrouw Van Cauter, het was een typisch schriftelijke vraag.

 

02.03 Minister Koen Geens: Maar met een mondeling antwoord, mijnheer de voorzitter.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Philippe Goffin au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la délocalisation des services du SPF Finances" (n° 17275)

03 Vraag van de heer Philippe Goffin aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de verhuizing van de diensten van de FOD Financiën" (nr. 17275)

 

03.01  Philippe Goffin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'objectif du plan de management intégré du SPF Finances est de poursuivre la réorganisation des services afin de construire une administration moderne et dynamique tout en réduisant les coûts de fonctionnement.

 

J'apprends que les services du SPF Finances de Ciney devraient subir une réorganisation substantielle entraînant, entre autres, la perte de certains services et d'une partie de ses effectifs. Ces bureaux seraient délocalisés vers Dinant ou Marche-en Famenne.

 

Pouvez-vous confirmer et, le cas échéant, préciser ces informations? Des mesures seront-elles prises afin de garantir que ces restructurations n'affecteront pas la qualité du service offert aux administrés? Qu'adviendra-t-il du personnel actuellement occupé dans les bureaux de Ciney?

 

Le président: Il me semble que cette question a été posée il y a quinze jours par Mme Warzée.

 

03.02  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, cher collègue, ma réponse est longue.

 

En ce qui concerne l'administration générale de la perception et du recouvrement, un bureau de recettes contributions directes reste à Ciney. Il n'est pas prévu que ce bureau soit supprimé.

 

En ce qui concerne l'administration de la documentation patrimoniale, la situation Horizon 2015, pour mesures et évaluations, et le RZSJ sécurité juridique est la suivante. Situés dans la province de Namur, les services de Ciney seront regroupés sous les antennes de Dinant pour les deux administrations. L'actuel bureau de l'enregistrement restera à Ciney comme satellite de l'antenne 602 RZSJ Dinant. La situation reste donc inchangée. Le poste de travail du cadastre à Ciney rejoindra l'antenne 602 MEOW Dinant.

 

Les services fiscaux du SPF Finances sont actuellement présents à Ciney, tant au niveau des contributions directes que de la TVA.

 

La réorganisation des services ne supprimera pas cette présence dans l'immédiat. En effet, au sein de l'administration PME, une équipe de contrôle est temporairement maintenue sur le territoire de la commune de Ciney. Ce service sera compétent en matière des personnes physiques et indépendants, impôts des sociétés et taxe sur la valeur ajoutée pour les communes de Ciney, Hamois, Havelange, Rochefort et Somme-Leuze.

 

Lorsque la construction de la nouvelle cité administrative à Dinant sera achevée, toutes les équipes PME de Ciney et de Dinant y seront regroupées. Au sein de l'administration des particuliers, qui s'occupe des personnes physiques, salariés, pensionnés et dirigeants d'entreprises, une équipe de gestion sera située à Marche-en-Famenne pour les communes de Durbuy, Érezée, Hotton, Marche-en-Famenne, Nassogne, Rendeux, Tenneville, Ciney, Hamois, Havelange et Somme-Leuze.

 

Monsieur le président, j'ai campé dans presque tous ces villages. Où habitez-vous exactement?

 

Le président: Assesse. C'est juste avant.

 

03.03  Koen Geens, ministre: Je ne l'ai pas citée dans ma réponse.

 

La gestion pour les particuliers de la commune de Rochefort sera faite à Beauraing. En vue de garantir un service de qualité, un cockpit sera installé dans chaque bâtiment du SPF Finances dans lequel un des services aux particuliers ne serait pas présent. Les citoyens pourront s'adresser à celui-ci en vue d'obtenir des renseignements ou un soutien au remplissage de leur déclaration.

 

Grâce aux applications électroniques développées, les citoyens doivent de moins en moins se déplacer. La plus connue, tax-on-web, remporte sans cesse plus de succès d'année en année. Néanmoins, le SPF Finances est conscient qu'il ne sert pas toute la population avec tax-on-web. C'est pourquoi chaque année, pendant la période de déclaration à l'impôt des personnes physiques, plus de 1 400 séances sont organisées en dehors des bâtiments du SPF Finances (dans les maisons de repos et les maisons de repos médicalisées, dans les maisons communales, etc.). Le citoyen peut non seulement y trouver des renseignements mais il peut également y faire remplir sa déclaration s'il le souhaite par des fonctionnaires des Finances.

 

En outre, les citoyens peuvent se rendre le week-end et les soirs dans une vingtaine de centres commerciaux où ils sont assistés pour remplir leur déclaration. Les membres du personnel ne quitteront pas leur service actuel. Leurs tâches et leurs compétences ne changeront pas. La seule chose qui change, c'est la localisation du service.

 

Dans le cadre du projet Basculement, il est prévu que les collaborateurs statutaires qui sont touchés par la fermeture d'un bâtiment pourront être affectés dans une résidence administrative sélectionnée parmi les trois plus proches. Cette mise à disposition est prévue dans la réglementation qui est actuellement soumise pour approbation aux organisations syndicales représentatives.

 

Le président: Voilà une réponse complète, monsieur Goffin!

 

03.04  Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse et pour cette petite leçon de géographie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le régime fiscal des co-accueillantes d'enfants et des maisons d'enfants" (n° 17203)

- M. Philippe Goffin au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le régime fiscal des frais professionnels des accueillantes autonomes, des co-accueillantes d'enfants et des maisons d'enfants" (n° 17305)

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de belastingregeling voor medeonthaalouders en kinderdagverblijven" (nr. 17203)

- de heer Philippe Goffin aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de belastingregeling voor de beroepskosten van zelfstandige onthaalouders en medeonthaalouders en voor de kinderdagverblijven" (nr. 17305)

 

04.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous interrogeais le 19 mars dernier au sujet du régime fiscal des co-accueillantes d'enfants. Votre difficulté à répondre complètement à ces questions était compréhensible dès lors que vous veniez d'entrer en fonction. Je vous avais promis de vous réinterroger.

 

Pour ce qui est des gardiennes d'enfants à domicile et des co-accueillantes autonomes, M. Vanackere avait déjà indiqué que le montant de la déduction forfaitaire pour l'exercice d'imposition 2013 serait déterminé dans les mois suivants, en accord avec les fédérations professionnelles. Par ailleurs, un accord avait également été conclu afin de déterminer un forfait pour les maisons des enfants de taille moyenne (de 24 à 28 places). Il apparaît que les personnes concernées – les accueillantes – n'ont pas encore obtenu d'informations précises à ce sujet.

 

En outre, un problème subsiste pour les plus petites structures en dehors du domicile. Elles ne sont en effet pas reprises dans l'accord pris pour les maisons d'enfants et ne relèvent pas non plus du statut fiscal au forfait dont bénéficient les accueillantes autonomes à domicile. Je pense donc aux co-accueillantes.

 

Monsieur le ministre, quel sera le mode de déduction fiscale pour les plus petites structures de co-accueil en dehors du domicile à partir du 1er janvier 2013? Est-il envisageable d'appliquer à ces structures le régime forfaitaire valable pour les maisons d'enfants? Des discussions sont-elles en cours à ce sujet? Le cas échéant, ont-elles abouti?

 

Qu'est-ce qui justifierait de maintenir une différence entre ces modes d'accueil en ce qui concerne la déduction fiscale?

 

La liste des frais faisant l'objet d'une déduction fiscale forfaitaire pour les maisons d'enfants a-t-elle été établie depuis le mois de février? Le cas échéant, de quels frais s'agit-il? Dans le cas contraire, quand le sera-t-elle?

 

Quand une information complète et intelligible pourra-t-elle être fournie aux accueillantes d'enfants relativement au traitement fiscal de leurs revenus pour l'année 2013? Comme dans d'autres secteurs, il y a des inquiétudes quant à ce traitement fiscal.

 

04.02  Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je reviendrai aussi vers vous concernant la problématique du forfait et l'évaluation des dépenses ou charges professionnelles des différents milieux d'accueil que vous connaissez. Je vous remercie pour les réponses que vous avez déjà formulées à mes questions précédentes, mais celles-ci n'ont malheureusement pas suffi à rassurer les personnes directement concernées.

 

Laissez-moi vous exposer le cas concret d'une directrice de maison d'enfants qui m'a contacté à ce sujet. Accueillante conventionnée puis autonome, cette dame est actuellement installée en maison d'enfants depuis février 2009. Elle offre, pour l'instant, dix places d'accueil et est à nouveau en travaux pour pouvoir agrandir son offre et passer à quinze. Vous savez que la déduction forfaitaire depuis longtemps tolérée pour les maisons d'enfants, entre autres, qui exercent à domicile ou non, est aujourd'hui remise en cause. Cependant, d'après votre réponse de fin mars, il apparaît que le principe retenu reposait sur le fait que l'on exerce soit depuis son domicile, soit depuis un bâtiment distinct.

 

Dans ce cas bien précis, le milieu d'accueil "maison d'enfants" se trouve dans une partie de l'habitation privée, maison unifamiliale construite dans un lotissement. Dès lors, cette dame pourra-t-elle, en toute bonne foi, continuer à déduire le forfait intégral, étant donné qu'il lui est aussi difficile que pour une accueillante autonome de produire des pièces justificatives des frais liés à son activité?

 

Si je puis me permettre, je pense qu'il est important de clarifier le fait que toutes les accueillantes autonomes ou les co-accueillantes et directrices de maisons d'enfants ne travaillent pas depuis leur domicile et, inversement, toutes n'exercent pas depuis un bâtiment distinct. Le principe du domicile reste-t-il, dès lors, le seul motif d'application du forfait, peu importe le type de structure? Quels sont les frais réellement repris dans ce forfait? Tenez-vous compte, par exemple, d'un loyer que deux co-accueillantes doivent payer lorsque celles-ci n'exercent pas à leur domicile mais bien dans un bâtiment distinct? Tout ceci concerne les revenus à partir de l'année 2013; pourriez-vous également me faire part de ce qui est autorisé ou toléré en ce qui concerne les revenus de l'année 2012?

 

04.03  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, je répondrai aux deux questions en même temps. Tout d'abord, je rappelle que, pour la détermination des frais professionnels déductibles, les contribuables ont le choix: soit revendiquer les frais réels, soit revendiquer le forfait prévu par un accord collectif entre l'administration fiscale et les fédérations professionnelles concernées.

 

S'agissant d'un accord, les parties en présence peuvent déterminer les conditions dans lesquelles cet accord pourra être appliqué. Des discussions ont eu lieu entre l'administration et les fédérations professionnelles des accueillantes d'enfants. Il en a résulté la nécessité de clarifier et de repréciser les modalités d'application du forfait.

 

À partir de l'exercice d'imposition 2014, revenus 2013, il y aura deux forfaits pour frais professionnels distincts dans le secteur.

 

Le forfait intégral, hormis les cotisations sociales d'indépendants, s'appliquera au milieu d'accueil non subventionné qui a lieu au domicile propre de l'indépendant. Le forfait limité sera appliqué lorsque l'accueil n'a pas lieu au domicile. Ce forfait limité est applicable aux milieux d'accueil non subventionnés de taille moyenne, avec un maximum d'enfants compris entre 24 et 28 et comprend les frais suivants: nourriture, produits de nettoyage et lessive, produits de soins et pharmaceutiques, textile et petit matériel de cuisine, petits jouets, petit matériel de bureau, petites attentions pour les enfants, parents, grands-parents, petit matériel de bricolage et de décoration.

 

La précision des modalités d'application des forfaits doit être située dans le cadre de la lutte contre les faux indépendants. La distinction entre accueillantes à domicile et en dehors du domicile est en ligne avec la raison d'être même des forfaits pour frais professionnels. Il est beaucoup plus difficile pour les accueillantes à domicile d'apporter la preuve de leurs frais réels. Le forfait intégral offre une réponse adéquate à ces difficultés. Les milieux d'accueil qui exercent leurs activités dans un lieu distinct du domicile, par contre, peuvent facilement produire des pièces justificatives pour une grande partie de leurs frais. Par exemple, les frais de loyer, d'électricité, d'eau, de chauffage, de personnel. Dès lors, un forfait limité est appliqué, libre aux personnes concernées de déduire les frais non compris dans ce forfait en plus dudit forfait, si leur montant est justifié, à l'aide du document probant.

 

Il a été convenu avec les cabinets des ministres compétents au niveau des Communautés "qu'avant que la précision des règles n'entre en vigueur, une concertation ait lieu, notamment avec Kind & Gezin et l'Office de la naissance et de l'enfance et ce, en vue d'éviter, dans toute la mesure du possible, une perte de places d'accueil", ce qui n'est évidemment pas le but poursuivi.

 

Pour l'exercice d'imposition 2013, revenus 2012, les accueillantes autonomes et les co-accueillantes, qui travaillent à deux au plus, exerçant leur activité indépendante sans personnel à leur domicile ou non, sans dépendre de manière distincte directe ou indirecte d'une autre structure peuvent encore, sans distinction, demander comme auparavant l'application d'un forfait pour frais professionnels intégral, hormis les cotisations sociales d'indépendant. Le montant de ce forfait a été fixé pour l'année 2012 à 16,50 euros par enfant et par jour de garde, ce en accord avec les fédérations professionnelles concernées. Ce forfait ne s'applique pas et ne s'est jamais appliqué aux maisons d'enfants.

 

04.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour les précisions que vous avez données et qui, je l'espère, pourront rassurer les milieux d'accueil concernés.

 

Je prends acte de votre réponse à une question qui me préoccupait particulièrement relative au co-accueil en dehors du domicile et qui est en constante augmentation. Je me réjouis de la possible application du forfait intégral qui a été fixé. Cela dit, je pense qu'il serait utile d'en informer les intéressés.

 

04.05  Philippe Goffin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour la clarté de votre réponse. Elle aura, en tout cas, le mérite de rassurer ce secteur.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 17219 de Mme Meyrem Almaci est reportée.

 

05 Question de M. Josy Arens au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'appui de l'État aux ONG actives contre la corruption" (n° 17323)

05 Vraag van de heer Josy Arens aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de staatssteun voor ngo's die corruptie aan de kaak stellen" (nr. 17323)

 

05.01  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, les paradis fiscaux font les grands titres des médias. Un remarquable travail d'enquête journalistique a permis aux citoyens d'être mieux informés de l'ampleur des flux financiers qui échappent au contrôle du fisc et de la justice, favorisant ainsi non seulement l'évasion fiscale mais aussi le blanchiment d'argent.

 

Les enquêtes réalisées par les médias et les ONG sont donc de puissants instruments pour alerter l'opinion publique de profonds dysfonctionnements du système et permettre aux États de bénéficier de plus de soutien dans l'opinion pour mettre en place les réformes nécessaires.

 

Parce que l'État reconnaît à la société civile un rôle fondamental, il subsidie les médias (via les aides à la presse) ainsi que de nombreuses ONG actives dans des domaines variés tels que la protection de l'environnement ou la protection du consommateur.

 

Monsieur le ministre, le gouvernement fédéral soutient-il les ONG actives dans le domaine de la lutte contre la corruption et le blanchiment? Comptez-vous prendre de nouvelles initiatives en appui de ce secteur?

 

05.02  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, cher collègue, le travail des ONG est important dans la mesure où il permet de conscientiser la communauté internationale et les pouvoirs politiques de l'importance d'une lutte efficace contre les paradis fiscaux et les mécanismes de blanchiment qu'ils permettent.

 

Les paradis fiscaux constituent aujourd'hui une vulnérabilité importante en matière de blanchiment et de financement du terrorisme pour la Belgique et d'autres pays occidentaux. Les dernières publications sur le sujet ont amplement démontré que les paradis fiscaux permettaient la fraude fiscale mais également le blanchiment d'argent.

 

La Cellule de traitement des informations financières (CTIF) est aussi de plus en plus souvent confrontée dans ses dossiers à des structures juridiques opaques constituées par l'entremise de fiduciaires ou de notaires peu scrupuleux, établis dans des places financières peu transparentes, ou à des transferts internationaux ayant pour origine ou destination des places financières encore protégées par un secret bancaire strict.

 

Il est parfois difficile pour la CTIF d'identifier les véritables bénéficiaires effectifs de structures juridiques ou de suivre ou retracer l'origine des capitaux lorsque ceux-ci passent par un paradis fiscal. Il faudra absolument tenir compte de cette importante vulnérabilité dans l'analyse nationale des risques et menaces de blanchiment et de financement du terrorisme que la Belgique doit à court terme réaliser en application de la recommandation 1 du Groupe d'action financière (GAFI).

 

Cette recommandation dispose notamment que les pays doivent désigner une autorité ou un mécanisme pour coordonner des actions visant, d'une part, à évaluer les risques existants et, d'autre part, à appliquer les mesures visant à gérer efficacement ces risques et à les réduire.

 

Les mesures à prendre pour réduire les risques liés à cette vulnérabilité devront être discutées au sein du futur organe de coordination de lutte contre le blanchiment de capitaux et le financement du terrorisme.

 

Le gouvernement étudie en ce moment différents scénarios pour ce futur organe de coordination.

 

05.03  Josy Arens (cdH): Merci, monsieur le ministre, pour cette réponse. Si je comprends bien, le gouvernement fédéral soutient les ONG actives dans ce domaine de lutte contre la corruption et le blanchiment ou, en tout cas, les soutiendra davantage que maintenant. Si je ne me trompe, pour le moment, ces organisations non gouvernementales ne bénéficient d'aucune aide véritable.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05.04  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, je souhaite transformer ma question n° 17657 en question écrite, si le ministre est d'accord de me donner la réponse.

 

Le président: Si le ministre est d'accord, ce dont je ne doute pas, nous en prenons acte, monsieur Arens. Il en sera donc ainsi.

 

06 Question de M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "un ruling relatif à la mise à disposition de matériel cinématographique" (n° 17196)

06 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "een ruling met betrekking tot de terbeschikkingstelling van cinematografische apparatuur" (nr. 17196)

 

06.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, sur son site internet, une firme, proposant entre autres la mise à disposition de matériel cinématographique et l'assistance technique y ayant trait, se fait l'écho d'un ruling du Service des Décisions Anticipées daté du 15 février 2011.

 

Selon cet avis, les prestations mentionnées ci-dessus – le prêt et l'assistance technique –, qu'elles soient effectuées ou non par ladite succursale, y compris donc par des opérateurs étrangers, peuvent être qualifiées de dépenses éligibles pour le régime du Tax Shelter. Le Service des Décisions Anticipées a en effet considéré que ces services ne rentraient pas sous le champ d'application de l'alinéa 2 de l'article 194ter, § 1er du Code des impôts sur les revenus 1992 (CIR 92) relatif à la sous-traitance, qui dispose que, pour être considérée comme ayant été effectuée en Belgique, et donc éligible, la rémunération des sous-traitants ne peut excéder 10 % de la somme.

 

Cette décision nous apparaît en contradiction avec l'esprit et la lettre de la loi qui visent à soutenir l'activité cinématographique dans notre pays et l'industrie qui l'accompagne.

 

Monsieur le ministre, en estimant que les services proposés à l'étranger ne sont pas concernés par la limitation prévue par l'alinéa 2 de l'article 194ter§ 1er du CIR 92, le Service des Décisions Anticipées n'a-t-il pas pris une décision contraire à l'esprit et à la lettre de la loi sur le Tax Shelter?

 

Quelles sont les motivations de cette décision anticipée?

 

Cette décision a-t-elle été validée par une autre autorité que le Service des Décisions Anticipées?

Laquelle et quand?

 

Quelles sont les possibilités de recours des concurrents de ladite société qui s'estimeraient lésés par ce ruling?

 

Comptez-vous, en tant que ministre des Finances, intervenir pour corriger cette décision?

 

06.02  Koen Geens, ministre: Cher collègue, le 15 février 2011, le collège du Service des Décisions Anticipées a en effet rendu une décision portant le n° 2010.572, publiée sur Fisconetplus, relative au service de location de matériel effectué par la succursale belge d'une société française. Contrairement au descriptif de votre question, ladite décision ne porte pas sur des prestations effectuées par des opérateurs étrangers, mais précise qu'aucune prestation de service ne sera effectuée par les filiales du groupe Y pour le compte de la succursale belge. Ce sera la succursale belge qui effectuera les prestations à l'égard de ses clients en utilisant son personnel propre et ses locaux en Belgique. Par contre, le descriptif de votre question n'a pas fait l'objet d'une décision anticipée.

 

06.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Il existe, semble-t-il, une contradiction entre la décision et la publicité qui est faite par ladite firme, ce qui pose question en termes de contrôle fiscal spécifique effectué en matière de Tax Shelter. Nous avons eu l'occasion d'entendre les représentants du secteur. À cette occasion, la question de la qualité du contrôle fiscal en vue d'éviter des contournements de la loi s'est posée.

 

Pour ce qui concerne ce dossier en particulier, est-ce le ruling décidé, précisant bien que les prestations doivent être effectuées en Belgique, qui est appliqué ou est-il utilisé pour faire travailler des sociétés étrangères dans le cadre de productions belges, ce qui n'est pas l'esprit de la loi? C'est une question qui doit, selon moi, être creusée et sur laquelle nous reviendrons.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'agrément des associations et la possibilité de déduire des libéralités pour l'année 2012" (n° 17199)

07 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de erkenning van verenigingen en de mogelijkheid om giften af te trekken voor het jaar 2012" (nr. 17199)

 

07.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, au cours de la séance de commission du 26 mars, ma collègue Meyrem Almaci et moi-même avons abordé avec M. Bogaert, qui vous représentait, la question de l'agrément sollicité par des associations afin de délivrer des attestations fiscales.

 

Ces dernières semaines, le reçu qui donne droit à déduire une partie des libéralités faites en 2012 est parvenu dans les boîtes postales de dizaines de milliers de ménages belges. Pour le 1er mars dernier, ces attestations fiscales devaient être introduites par les institutions agréées auprès du SPF Finances.

 

Cependant, il s'avère qu'une soixantaine d'associations n'avaient pas encore reçu cet agrément à la fin du mois de mars de l'année en cours pour ce qui concerne l'année 2012 et ce, alors qu'elles avaient introduit leur demande dans les délais et les formes requises.

 

Dans la réponse énoncée en votre nom, M. Bogaert a indiqué que les associations concernées "devront communiquer à leurs donateurs d'attendre les reçus qu'elles leur délivreront. La délivrance de reçus provisoires ou sous réserve d'agrément n'est pas autorisée". Il nous a également annoncé que vous aviez chargé l'administration d'examiner la possibilité de réactiver un groupe de contact "Libéralités".

 

Dans le passé, ce groupe de contact rassemblait des représentants du cabinet des Finances, de l'administration et des ONG concernées. Il permettait d'identifier et de résoudre les difficultés techniques et administratives relatives à ces dossiers. M. Bogaert nous avait in fine assuré que ce dossier serait traité de façon prioritaire.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer comment le dossier a évolué depuis le 26 mars? Vous ou votre cabinet avez-vous rencontré des représentants des associations concernées? Quels ont été les engagements pris vis-à-vis de ces dernières? Ont-elles été informées de l'évolution du dossier? Les arrêtés royaux nécessaires à leur agrément pour l'année 2012 ont-ils été pris? Ont-ils été publiés? Une modification de la loi pour faciliter l'agrément est-elle à l'ordre du jour? Dans quel délai? Le groupe de contact a-t-il été remis en place? Se réunira-t-il régulièrement? J'ai cru entendre que le dossier avait évolué, mais vous allez peut-être me le confirmer.

 

07.02  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, je peux vous annoncer que les deux projets d'arrêtés royaux portant agrément d'institutions culturelles évoquées dans ma réponse du 26 mars dans cette commission ont été signés par le Roi le 25 avril et publiés au Moniteur belge le 2 mai. Les lettres aux associations visant à les informer individuellement de l'agrément et à leur communiquer les directives pour les attestations suivront à bref délai. C'est un soulagement pour les intéressés et leurs donateurs, et je m'en réjouis.

 

En ce qui concerne le troisième projet d'arrêté royal qui était en préparation au moment de ma réponse du 26 mars, il a été envoyé à l'Inspection des Finances pour avis le 3 avril. Cet avis ne m'est pas encore parvenu.

 

Quant aux contacts avec les associations, mon cabinet a été régulièrement interrogé par certaines des associations concernées et les a renseignées au mieux. Il les a mises au courant des arrêtés qui ont été promulgués. Certaines s'adressent aussi à la cellule "Autorisations" de l'administration générale de la fiscalité qui est en charge des examens quant au fond. Les associations qui seront régies par le projet d'arrêté qui se trouve à l'Inspection des Finances seront informées de l'état de la situation.

 

Au plan général, je vous informe du fait que des instructions seront données aux deux administrations concernées, c'est-à-dire l'administration générale de la fiscalité et l'administration des affaires fiscales, qui est chargée, elle, de préparer les projets d'arrêtés royaux portant agrément pour, d'une part, réduire autant que possible le délai entre la clôture de l'examen des dossiers individuels quant au fond et l'octroi de l'agrément par le Roi et, d'autre part, optimaliser le suivi des diverses étapes du processus. Dans ce cadre, je ferai examiner la possibilité d'adresser systématiquement une communication aux associations pour lesquelles l'examen du dossier quant au fond est clôturé favorablement et qui sont proposées pour être reprises dans un projet d'arrêté royal portant agrément.

 

Pour le long terme, je pense qu'une harmonisation des procédures d'agrément doit être envisagée et je ferai une proposition en ce sens dans le cadre de la simplification administrative en matière fiscale.

 

Enfin, en ce qui concerne le groupe de contact "Libéralités", l'administration fera le nécessaire pour qu'il puisse redémarrer dans le courant de la semaine du 3 juin.

 

07.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je me réjouis de votre réponse. Les choses bougent pour les dossiers en attente et l'organisation de la concertation.

 

J'ai moi-même reçu une attestation fiscale de la part d'un des organismes concernés, ce qui était un signal que le dossier avait été débloqué.

 

Je m'inquiète du fait qu'un troisième projet d'arrêté soit toujours en attente. Je ne sais pas s'il concerne beaucoup d'associations mais s'il concerne l'année 2012 et vu les délais d'introduction des déclarations fiscales, il est urgent qu'il aboutisse. Il est entre les mains de l'Inspection des Finances; j'espère qu'elle agira avec autant de rapidité que vous l'avez fait à la suite de la question posée le 26 mars dernier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Mme Kattrin Jadin au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la résorption du retard des remboursements des accises sur le carburant aux sociétés de transport" (n° 17334)

08 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het wegwerken van de achterstand in de terugbetaling van de accijnzen op brandstof aan transportbedrijven" (nr. 17334)

 

08.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, les sociétés de transport peuvent solliciter la restitution des accises sur le carburant des véhicules de plus de 7,5 tonnes.

 

Or d'importants retards s'étaient accumulés dans le traitement de ces demandes de remboursement au cours des dernières années, ce qui mettait l'équilibre financier de ces sociétés en grand danger. J'avais adressé plusieurs questions à propos de ces retards, qui concernaient les années 2009 à 2012, à votre prédécesseur, en réponse desquelles il m'avait affirmé avoir pris plusieurs mesures pour que les délais de remboursement reviennent à la normale.

 

Monsieur le ministre, ma question est très simple. Pouvez-vous me confirmer que ce retard a aujourd'hui été entièrement résorbé et que les sommes dues ont été remboursées aux sociétés de transport?

 

08.02  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, madame, le retard auquel vous faites allusion n'est pas totalement résorbé à l'heure actuelle.

 

Pour l'instant, les dossiers traités introduits par les entreprises qui ne sont pas établies en Belgique sont ceux réceptionnés en février et mars 2012.

 

Depuis fin mars, l'administration générale des Douanes et Accises a mis à disposition 40 personnes équivalents temps plein supplémentaires afin de résorber le retard le plus rapidement possible. On a déjà observé une augmentation du nombre de dossiers traités pour la semaine du 1er au 5 avril. Au cours de cette semaine, le nombre moyen de déclarations traitées a plus que doublé, passant de 300 à 680.

 

08.03  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de detachering van ambtenaren van de fiscale administratie naar het parket van Antwerpen" (nr. 17346)

09 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le détachement de fonctionnaires de l'administration fiscale vers le parquet d'Anvers" (n° 17346)

 

09.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, deze vraag werd ingediend als een schriftelijke vraag, maar aangezien ze niet tijdig werd beantwoord, zie ik mij verplicht om ze mondeling stellen, ook al gaat het over feiten van een tijdje geleden.

 

Een tijdje geleden raakte bekend dat twee ervaren medewerkers van fiscaal substituut Peter Van Calster het parket van Antwerpen al dan niet gedwongen moesten verlaten. Ik kan de namen gebruiken; ze werden namelijk genoemd in de pers. Het mandaat van Gerda Vervecken werd niet verlengd omdat ze kritiek zou hebben geuit op de huiszoeking die bij haar werd gehouden. Na die beslissing heeft een tweede medewerker, Patrick De Coninck, besloten om niet meer op het parket van Antwerpen te werken.

 

Die ambtenaren van de fiscale administratie worden door de minister van Financiën tijdelijk ter beschikking gesteld van het openbaar ministerie. De verlenging van hun opdracht is onderworpen aan het advies van de procureur-generaal. Hun opdracht kan vroegtijdig worden beëindigd, onder meer op gemotiveerd verzoek van de procureur-generaal.

 

Welk advies heeft de procureur-generaal verschaft voor de niet-verlenging van het mandaat van mevrouw Vervecken?

 

Indien er een advies was van de procureur-generaal, wat waren dan de beweegredenen van uw voorganger om het advies te volgen?

 

Overweegt u om de detachering alsnog te verlengen, zelf bij een negatief advies van de procureur-generaal?

 

Hoe snel worden er nieuwe detacheringen gepland naar het parket van Antwerpen, om fraudeonderzoeken niet in het gedrang te brengen? Misschien zijn daar al beslissingen over genomen.

 

Hoeveel fiscale ambtenaren zijn er naar het parket van Antwerpen en de andere parketten van het land gedetacheerd?

 

Hoeveel keer per jaar wordt u gevraagd om een detachering van fiscale ambtenaren bij de parketten te beëindigen of niet te verlengen? Ik had graag de cijfers per parket gekregen.

 

09.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Van Hecke, ik bied u mijn verontschuldigingen aan dat u de schriftelijke vraag hebt moeten omzetten.

 

De procureur-generaal heeft inderdaad een negatief advies verschaft met betrekking tot de verlenging van het mandaat van mevrouw Vervecken. Het koninklijk besluit van 21 januari 2007 dat de terbeschikkingstelling van ambtenaren van de fiscale administraties bij de procureur des Konings of de arbeidsauditeur regelt, voorziet in een terbeschikkingstelling voor een termijn van zes jaar, hernieuwbaar voor termijnen van maximaal twee jaar mits eensluidend advies van de betrokken parketmagistraat. De terbeschikkingstelling van mevrouw Vervecken ving aan op 1 mei 2002 en werd tweemaal verlengd, tot 30 april 2012. Aangezien een nieuwe verlenging slechts kan geschieden mits eensluidend advies van de betrokken parketmagistraat en het advies negatief was, werd de terbeschikkingstelling niet verlengd. Er zal zo spoedig mogelijk een oproep tot kandidaten voor terbeschikkingstelling bij het parket van Antwerpen worden gelanceerd.

 

Het aangehaalde koninklijk besluit voorziet in een terbeschikkingstelling bij de hoven van beroep op de volgende standplaatsen: Brussel, 4 Franstaligen en 2 Nederlandstaligen; Luik, 3 ambtenaren; Gent, 3 ambtenaren; Antwerpen, 3 ambtenaren en op de standplaatsen Bergen, Charleroi en Doornik telkens 1 ambtenaar. Van de 18 geplande detacheringen zijn er 14 ingevuld. De procedure voor de detachering van 1 ambtenaar in Luik is lopende. Er staan momenteel 3 betrekkingen open, 2 in Antwerpen en 1 in Brussel.

 

Behoudens de vervanging van ambtenaren bij hun pensioen of op eigen verzoek zijn er sinds 2003 geen aanvragen geweest voor een vroegtijdige beëindiging of niet-verlenging van de terbeschikkingstelling.

 

09.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, dank u voor de zeer precieze antwoorden op de heel concrete vragen.

 

U hebt gezegd dat er een negatief advies is gekomen van de procureur-generaal. Is dat gewoon een advies dat negatief of positief vermeldt of wordt het ook geargumenteerd en gemotiveerd?

 

09.04 Minister Koen Geens: Het zou nooit wijs zijn over de inhoud van een advies te spreken.

 

09.05  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Ik heb niet gevraagd wat de inhoud was.

 

09.06 Minister Koen Geens: Ik heb uw vraag begrepen.

 

09.07  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Dan hebben we elkaar heel goed begrepen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de M. Alain Mathot au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le règlement sur la commercialisation de produits structurés particulièrement complexes" (n° 17354)

10 Vraag van de heer Alain Mathot aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de regeling betreffende de commercialisering van bijzonder ingewikkelde gestructureerde producten" (nr. 17354)

 

10.01  Alain Mathot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'Autorité des services et marchés financiers (FSMA) annonçait en 2011 son intention de rendre plus transparente et plus simple l'offre de produits structurés particulièrement complexes auprès du grand public. Pour ce faire, elle entendait procéder en trois étapes.

 

Dans un premier temps, elle a invité les intermédiaires financiers à adhérer volontairement à un moratoire sur la commercialisation de produits structurés "particulièrement complexes".

 

La seconde étape de ce processus consistait à consulter les parties intéressées afin que celles-ci puissent faire valoir leur point de vue quant à un nouveau régime en matière de commercialisation de produits structurés destinés aux investisseurs de détail. Cette deuxième phase s'est terminée le 18 octobre 2011.

 

La troisième et dernière étape consistait logiquement en l'adoption d'un règlement, prévue pour fin 2011.

 

Monsieur le ministre, étant donné l'importance que revêt cette matière pour de nombreux citoyens de notre pays, je souhaiterais vous poser les questions suivantes. Ce règlement a-t-il été adopté dans les délais annoncés? Quelles conclusions y ont-elles été tirées?

 

Pourquoi limiter cette démarche aux seuls produits structurés dits particulièrement complexes et pourquoi avoir organisé une concertation avec les intermédiaires financiers sur base volontaire? Ne pensez-vous pas que la FSMA devrait jouer plus précisément son rôle d'organe de protection du consommateur en élargissant le panel de produits analysés et en donnant de vrais signaux clairs aux consommateurs financiers?

 

10.02  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, monsieur Mathot, la nouvelle architecture de contrôle du secteur financier en Belgique, la FSMA a, en quelques mois, lancé un moratoire sur la commercialisation de produits structurés particulièrement complexes et a organisé une consultation publique sur le sujet.

 

Le moratoire mis en place par la FSMA est un grand succès dans la mesure où la quasi-totalité des distributeurs de produits structurés en Belgique y ont adhéré, tant au niveau des banques que des assurances. Cela a permis d'obtenir rapidement des résultats en termes de simplification de l'offre de produits structurés.

 

Il est important de souligner que ce moratoire est fréquemment cité en exemple à l'étranger comme modèle d'instrument permettant d'intervenir rapidement sur l'offre de produits particulièrement complexes. Vu le succès remporté par le moratoire, la FSMA n'a pas considéré utile, à ce stade, de faire évoluer le moratoire en un règlement.

 

Le moratoire n'est pas la seule initiative prise par la FSMA depuis sa création.

 

La FSMA a contribué à la réforme des comptes d'épargne et a également mis en place le site web wikifin, sur lequel se trouve notamment le simulateur des comptes d'épargne.

 

La FSMA a décidé de donner la priorité aux produits structurés et complexes en raison de l'importance de ce marché en Belgique, un marché d'environ 85 milliards d'euros en 2010.

 

Comme mentionné précédemment, la deuxième initiative prise par la FSMA a eu pour objectif d'établir une nouvelle méthodologie de contrôle du respect des règles de conduite qui a permis, en deux ans, de couvrir plus de 55 % du secteur et de donner lieu à 23 injonctions.

 

La FSMA a également contribué à réformer le marché des comptes d'épargne, marché de 230 milliards d'euros en 2012.

Il est à noter que la FSMA étudie actuellement des mesures afin de mieux encadrer les publicités et les communications afférentes aux produits d'assurance, et plus particulièrement aux produits de la branche 21, un autre marché d'une importance significative en Belgique.

 

Il résulte de ce qui précède que la FSMA a très rapidement et efficacement rempli son rôle en renforçant la protection des consommateurs financiers et en lançant un programme ambitieux d'éducation des consommateurs. Le Fonds monétaire international (FMI) a d'ailleurs récemment attesté de la rapidité de l'action de la FSMA.

 

On peut également préciser que l'avant-projet de loi visant à renforcer la protection des utilisateurs de produits et services financiers prévoit de donner à la FSMA de nouveaux pouvoirs lui permettant d'interdire des produits qui ne présentent pas des garanties suffisantes pour le public ou de procéder à des inspections de type mystery shopping. Des discussions sont déjà en cours concernant les mesures d'exécution de ces nouvelles dispositions.

 

10.03  Alain Mathot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Ne pensez-vous pas qu'un règlement soit préférable à un moratoire? Quel est votre avis? J'aime les moratoires, mais on ne connaît pas les possibilités d'action si aucun règlement ne les sous-tend.

 

10.04  Koen Geens, ministre: Je suis bien disposé à reposer la question à la FSMA, parce que c'est elle qui prend l'initiative d'adopter ou non un règlement, sur avis du Conseil des consommateurs, je crois. Le moratoire en question est respecté de façon volontariste et enthousiaste par le secteur financier; il est, par ailleurs, publié sur leur site web. Il est dès lors bien respecté. Mais je reposerai la question aux services de la FSMA.

 

10.05  Alain Mathot (PS): Dans ce cadre-là, pourrait-on alors leur demander ce qu'il se passe quand il n'est pas respecté. Un règlement ne permettrait-il justement pas de sanctionner ceux qui ne le respectent pas?

Me faites-vous parvenir la réponse ou est-ce que je vous interroge à nouveau?

 

10.06  Koen Geens, ministre: Je pense qu'il serait plus efficace que vous ne reposiez pas la question et que je vous donne la réponse.

 

10.07  Alain Mathot (PS): Parfait! Je vous remercie, monsieur le ministre.

 

Le président: Nous avions mené ce débat avec M. Servais dans le cadre des auditions relatives à la spéculation sur les produits alimentaires. Il était très content de ce moratoire, mais il est vrai que la loi vaut certainement encore mieux.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le soutien fiscal à l'utilisation d'agro-carburants utilisés aux fins de transport public" (n° 17355)

11 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de fiscale steun voor het gebruik van biobrandstoffen in het openbaar vervoer" (nr. 17355)

 

11.01  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis septembre 2009, le groupe TEC procède au test de trois autobus propulsés au bio-éthanol, qui sont utilisés en service commercial sur le réseau urbain de Namur.

 

Le bilan environnemental du puits à la roue ou du berceau à la tombe (soit le cycle complet d'utilisation du carburant) montre un bilan très positif, puisque les émissions de gaz à effet de serre de ces autobus sont 65 % plus basses que celles d'autobus récents propulsés au diesel. Le bilan de l'émission des autres polluants est également très positif. Toutefois, en l'état actuel, les coûts de carburant de cette filière sont 2,6 fois plus élevés que le carburant traditionnel.

 

N'étant pas normé en Belgique, ce carburant a dû faire l'objet par le SPF Économie d'une dérogation en matière d'accises, reconductible. Sur cette base, le service des procédures accisiennes a accordé l'application du taux d'accises correspondant au carburant remplacé, c'est-à-dire le gasoil à faible teneur en soufre. Faute d'avoir obtenu une détaxation supérieure, le prix de revient kilométrique des autobus concernés est environ 2,6 fois plus élevé que celui d'autobus diesel traditionnels. C'est dissuasif.

 

Au vu des résultats très positifs de cette expérience pilote, l'utilisation d'agro-carburant par des flottes captives remplaçant des autobus diesel, et ce particulièrement en milieu urbain, semble à promouvoir. N'estimez-vous pas que des avancées beaucoup plus significatives quant au traitement accisien de ce type d'agro-carburant, utilisé aux fins de transport public, doivent être faites par l'administration des accises?

 

11.02  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, madame Snoy, dans le contexte budgétaire actuel, il n'est pas opportun d'envisager l'introduction d'une nouvelle réduction ou exonération de l'accise en faveur de biocarburants ou agro-carburants utilisés à des fins de transport public. En effet, j'attire votre attention sur le fait que la loi du 10 juin 2006 concernant les biocarburants accorde déjà une exonération de l'accise aux biocarburants produits par des unités agréées et ajoutées à concurrence de 5 % au gasoil et de 7 % à l'essence.

 

11.03  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Je comprends que vous ayez le souci de ne pas alourdir le budget mais je pense qu'il y aurait beaucoup à faire en la matière et qui pourrait, à court terme, rapporter beaucoup au budget de l'État, éviter des pollutions et, à terme, inciter à ne plus utiliser que des carburants propres. J'estime que les carburants diesel mériteraient d'être davantage taxés vu leur caractère polluant.

 

Quand des flottes publiques font l'effort de rouler proprement, il est dommage qu'elles en soient dissuadées par le même pouvoir public qui, par ailleurs, prend des engagements en matière de réduction des gaz à effet de serre et de réduction des pollutions atmosphériques.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de btw-controles bij sportclubs en meer bepaald de regeling inzake drankbonnetjes" (nr. 17358)

12 Question de M. David Geerts au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les contrôles de TVA auprès des clubs sportifs et plus particulièrement la réglementation en matière de tickets boissons" (n° 17358)

 

12.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, vorig jaar was er grote deining bij de sportclubs ingevolge de btw-controle. Daaruit is gebleken dat ook btw dient betaald te worden op drankbonnetjes die men gratis aan de jeugdspelers geeft. In het verleden was dit niet zo en werd er bij controles nooit iets over gezegd. Daarmee geconfronteerd stelde uw voorganger voor om het belastingvrij plafond op te trekken tot 25 000 euro. Dat zou ondertussen aan de commissie gevraagd en in orde zijn. Mij bereiken echter nog steeds berichten van clubs die na btw-controle effectief vorderingen krijgen inzake btw voor de voorgaande jaren, nog steeds op die drankbonnetjes voor jeugdspelers.

 

Ten eerste,de boetes voor het niet betalen van btw zouden vijf jaar teruggaan in de tijd. Hoeveel btw-controles zijn er geweest bij de verschillende verenigingen en hoeveel boetes werden er uitgeschreven? Wat is de gemiddelde boete per club? Kan hiervoor nog een oplossing worden gevonden?

 

Ten tweede, is het vrijstellingsplafond van 25 000 euro reeds van kracht? Heeft dit dan terugwerkende kracht voor verenigingen die reeds een boete hebben ontvangen?

 

Ten derde, hoeveel controles zijn er gebeurd in 2012 en in de eerste maanden van 2013 bij de sportclubs inzake btw op drankbonnetjes?

 

12.02 Minister Koen Geens: Ik wil verduidelijken dat de btw-wetgeving voorziet in een verjaring van drie jaar, geen vijf jaar, voor de invordering van belasting, intresten en administratieve geldboetes. In welbepaalde situaties, bijvoorbeeld bij fraude, is een termijn van zeven jaar van toepassing. Momenteel wordt tijdens de lopende controleactie echter in geen enkel geval de termijn van drie jaar verlengd omwille van fraude.

 

In 2012 werden, op basis van een centrale selectie, 682 sportclubs aan een verificatie onderworpen, waarvan er op dit ogenblik 609 afgesloten zijn. Dit aantal moet verhoogd worden met een beperkt aantal dossiers waarvan de selectie lokaal gebeurde. De exacte cijfers van de boetes die specifiek betrekking hebben op de controles inzake drankbonnetjes, zijn niet gekend, maar van de reeds afgesloten dossiers zijn er 144 waarin een boete gegeven werd in het raam van de door u aangehaalde problematiek. Gemiddeld bedroeg deze boete 350 euro per club.

 

Om van de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen te kunnen genieten, mag de jaaromzet gerealiseerd in het voorgaande kalenderjaar niet meer bedragen dan 5 580 euro. Met ingang van 1 januari 2014 zal deze drempel verhoogd worden tot 25 000 euro. Een wijziging in de btw-wetgeving heeft enkel gevolgen voor de toekomst en ze heeft dus geen terugwerkende kracht.

 

Wat 2013 betreft, werden 114 sportclubs centraal geselecteerd voor controle. Ook hier kan het aantal lichtjes verhogen, op basis van lokaal geselecteerde dossiers.

 

12.03  David Geerts (sp.a): Ik dank de minister voor zijn antwoord en ik denk dat een aantal clubs opnieuw bange dagen te wachten staat.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les opérations de recapitalisation de Dexia par l'État belge" (n° 17200)

13 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de kapitaalsverhogingen voor Dexia die de Belgische Staat heeft doorgevoerd" (nr. 17200)

 

13.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le 21 décembre dernier s'est tenue une assemblée générale extraordinaire de Dexia SA au cours de laquelle il a été décidé d'augmenter le capital de cette dernière de 5,5 milliards d'euros pour le porter à 6 milliards d'euros, par l'émission de nouvelles actions partagées entre les États français et belge. On sait ce qu'il est advenu du traitement par Eurostat de cette recapitalisation.

 

Lors de cette assemblée générale, un actionnaire et citoyen belge a demandé au conseil d'administration de communiquer publiquement, notamment aux parlementaires belges, la liste des créanciers de Dexia SA et de Dexia Crédit Local (DCL), le montant de leur créance, le taux d'intérêt des obligations détenues et le statut de ces différents créanciers. Bien que le président de l'assemblée ait donné son accord pour fournir cette liste, aucune liste n'a été transmise à ce jour.

 

Ces informations sont importantes, sachant que l'État a également pris, le 19 février 2012, un nouvel arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 18 octobre 2011, par lequel l'État garantit, en principal, intérêts et accessoires, les financements levés par Dexia Crédit Local SA. Or, cette garantie, qui est payable à première demande, selon les termes de l'arrêté confirmés très prochainement par la loi, s'élève à près de 44 milliards d'euros, soit 11 % du PIB de la Belgique.

 

En outre, aux termes de la garantie autonome à première demande signée le 24 janvier 2013 par les ministres des Finances belge, français et luxembourgeois, les États doivent, en cas de défaut de DCL, payer les dettes de cette dernière dans un délai de cinq jours ouvrables, même si elles sont illégales et indépendamment de la conduite de Dexia Crédit Local.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer dans quel délai, le conseil d'administration de Dexia SA pourra procurer aux parlementaires belges la liste des créanciers de Dexia SA, ainsi que les autres informations promises lors de cette assemblée générale? Quelles assurances l'État belge a-t-il prises pour éviter que les créances de Dexia SA et de DCL ne soient revendues à des institutions financières qui se livrent à des pratiques spéculatives, telles que les fonds vautours? Quels types d'emprunts de Dexia SA et de DCL sont-ils encore couverts par les garanties accordées en 2008 et 2011? La liste des actionnaires auxquels l'État a acheté les 360 millions d'actions de Dexia en octobre 2011 peut-elle être communiquée au parlement?

 

13.02  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, le détail par type de créance au 31 décembre 2012 est publié dans le rapport annuel de 2012, pages 95, 141 et 142. Il incombe, par ailleurs, au conseil d'administration de Dexia de réserver une suite adéquate à la demande des parlementaires.

 

En ce qui concerne les titres et instruments financiers sous la garantie 2013, le 24 janvier 2013, les États belge, français et luxembourgeois ont signé une convention de garantie définitive de refinancement conjointe et non solidaire au bénéfice de Dexia Crédit local, la principale entité opérationnelle et émettrice du groupe. Elle couvre les financements levés auprès d'investisseurs qualifiés, institutionnels ou professionnels, visés à la convention de garantie, sous forme de titres et instruments financiers de dépôts ou d'emprunts. Ces tiers bénéficiaires sont définis à l'annexe A de la garantie autonome à première demande (Cf. document du 24 janvier 2013 en annexe).

 

Les financements émis sous la forme de titres et instruments financiers doivent être initialement levés auprès de tiers bénéficiaires éligibles et doivent, à cet effet, faire l'objet de restrictions de vente appropriées. La garantie reste attachée à ces instruments financiers ou à ces titres, nonobstant leur cession ou transfert à tout autre tiers bénéficiaire ou détenteur de titre.

 

La création d'un marché secondaire de ces titres est inhérente et essentielle à la création d'une capacité effective de refinancement du groupe Dexia. Les transactions sur les marchés secondaires des titres garantis sont soumises aux règles généralement applicables. Ceci est sans préjudice de la volonté des États et de Dexia de mettre en œuvre toute mesure anti-abus au regard du caractère international des transactions envisagées.

 

Il n'existe, cependant, aujourd'hui aucun cadre juridique satisfaisant permettant de garantir l'application à ces instruments financiers de règles plus strictes que celles généralement applicables aux transactions sur les marchés secondaires en vertu des règles internationales et des règles européennes en vigueur.

 

Au 12 avril 2013, la garantie 2008 couvrait des émissions dans le cadre du programme Euro Medium Term Notes ainsi que des émissions en US dollars avec une durée maximale de quatre ans pour un montant de 9 969 028 571,43 euros.

 

À la même date, la garantie 2011 couvrait des émissions dans le cadre du programme "Bon à moyen terme négociable" (BMTM) et des certificats de dépôt domestiques français ainsi que des Certificate of Deposit (CD), émis aux États-Unis, tous avec une maturité maximale de trois ans pour un montant total de 8 332 817 327,19 euros.

 

Ces montants peuvent aussi être consultés sur le site de la Banque nationale de Belgique.

 

Quant à votre dernière question, il semble que vous établissiez une confusion entre Dexia SA et Dexia Banque SA, aujourd'hui Belfius. En octobre 2011, l'État belge a acquis de Dexia SA 359 412 616 actions émises par Dexia Banque SA – Belfius.

 

13.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre effort de transparence. Depuis le début, ce dossier fait plus que nous inquiéter et nous dénonçons la nature de la transaction conclue, notamment la part de garantie assumée par l'État belge.

 

Ce dossier reste source d'inquiétude. Les informations que vous nous communiquez sur le développement d'un marché secondaire autour des créances de Dexia SA et la difficulté d'imposer un cadre juridique strict à ce marché secondaire doivent être source de vigilance au-delà des débats que nous reprendrons demain en séance plénière sur la confirmation par la loi des arrêtés de garantie de Dexia.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Samengevoegde vragen van

- de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de gesplitste aankoop van vastgoed" (nr. 17388)

- de heer Carl Devlies aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de evoluties in het dossier van de gesplitste aankoop van vastgoed" (nr. 17537)

- mevrouw Veerle Wouters aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "het voortschrijdend inzicht van de administratie met betrekking tot een schenking gevolgd door een gesplitste aankoop van een onroerend goed" (nr. 17553)

- de heer Luk Van Biesen aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de gesplitste aankoop en de schenking vooraf" (nr. 17623)

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de antimisbruikbepalingen en de verwarring omtrent de gesplitste aankoop" (nr. 17729)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het gewijzigde inzicht inzake de fiscale behandeling van de gesplitste aankoop van onroerend goed" (nr. 17753)

- mevrouw Veerle Wouters aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het voortschrijdend inzicht van de administratie met betrekking tot een schenking gevolgd door een gesplitste aankoop van een onroerend goed" (nr. 17761)

14 Questions jointes de

- M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "l'acquisition scindée de biens immobiliers" (n° 17388)

- M. Carl Devlies au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "l'état d'avancement du dossier relatif à l'acquisition scindée de biens immobiliers" (n° 17537)

- Mme Veerle Wouters au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la perception progressive de l'administration dans le cadre d'une donation suivie d'une acquisition scindée d'un bien immobilier" (n° 17553)

- M. Luk Van Biesen au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'acquisition scindée et la donation préalable" (n° 17623)

- M. Olivier Maingain au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les dispositions anti-abus et la confusion entourant la technique de l'achat scindé" (n° 17729)

- M. Hagen Goyvaerts au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le manque de cohérence dans la perception de l'acquisition scindée d'un bien immobilier" (n° 17753)

- Mme Veerle Wouters au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la perception progressive de l'administration dans le cadre d'une donation suivie d'une acquisition scindée d'un bien immobilier" (n° 17761)

 

14.01  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, op 10 april jongstleden publiceerde de FOD Financiën de nieuwe circulaire 5/2013 houdende de antimisbruikbepaling inzake registratie- en successierechten. De circulaire vervangt de vorige circulaire 8/2012 van 19 juli 2012.

 

Opvallend is dat opnieuw een lijst wordt gepubliceerd van handelingen die wel of niet als fiscaal misbruik worden beschouwd en dat de gesplitste aankoop van vastgoed, voorafgegaan door een openlijke schenking, niet langer expliciet op de verdachte lijst staat. Het gaat om een werkwijze die al jarenlang populair is bij ouders die op latere leeftijd vastgoed willen kopen. Bij zo’n gesplitste aankoop kopen de ouders het vruchtgebruik en de kinderen de blote eigendom. De ouders schenken vooraf en in alle openheid het geld aan de kinderen om de blote eigendom te kopen via een al dan niet geregistreerde schenking. Na het overlijden van de ouder voegt het vruchtgebruik zich bij de blote eigendom tot volle eigendom, zonder dat daarbij successierechten verschuldigd zijn.

 

Ik was verrast vast te stellen dat de fiscus enkele dagen later, op 19 april, een andere beslissing nam, de beslissing nr. EE/98.937 van 19 april 2013, die de spelregels opnieuw wijzigt. De beslissing stelt namelijk dat een voorafgaande schenking van de nodige geldmiddelen door de verkrijger van het vruchtgebruik aan de toekomstige verkrijger van de blote eigendom om zijn aandeel in de verwerving te financieren, niet meer wordt aanvaard als tegenbewijs voor de toepassing van artikel 9 van het Wetboek der successierechten.

 

Ten eerste, betekent het dat de fiscus de gesplitste aankoop nog steeds zal aanpakken, maar zich hiervoor niet langer zal beroepen op de algemene antimisbruikbepaling?

 

Ten tweede, houden de beslissingen van de voorbije weken een verstrenging van de regelgeving in, namelijk dat een voorafgaande schenking niet meer als tegenbewijs aanvaard wordt?

 

14.02  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, vorige zomer publiceerde uw administratie een dubbele lijst van rechtshandelingen die zij respectievelijk al dan niet onder voorwaarden als misbruik beschouwt. De circulaire werd op scherpe kritiek van rechtsgeleerden en onze fractie onthaald. Een nieuwe circulaire van 10 april 2013 vervangt nu de vorige circulaire.

 

Een aantal rechtshandelingen wordt nu van de lijst van misbruiken gehaald en andere worden toegevoegd. Van de zwarte lijst van misbruiken is het geval van de handgift verdwenen, gevolgd door een gesplitste aankoop van vastgoed, waarbij de ouders het vruchtgebruik en de kinderen de naakte eigendom kopen.

 

Het viel natuurlijk wel te verwachten dat een en ander ergens anders zou opduiken. Dat is het geval in een recente beslissing van 19 april 2013, nr. EE/98.937. Daaruit blijkt, zoals ook collega Devlies aanhaalde, dat de gesplitste aankoop gecombineerd met een voorafgaande schenking bij overlijden van de vruchtgebruiker onder het toepassingsgebied valt van artikel 9 van het Wetboek der successierechten en dus principieel zal worden belast in de successierechten. De voorafgaande schenking vormt dus, aldus de fiscus, niet langer een geldig tegenbewijs dat de toepassing van het fictielegaat, vervat in artikel 9 van het Wetboek der successierechten, kan verhinderen.

 

Het is blijkbaar door de discussie omtrent de toepassing van die nieuwe antimisbruikbepaling dat de administratie is overgegaan tot een grondige studie van de initiële bedoeling van de wetgever in 1919. De fiscus heeft dus bijna honderd jaar nodig gehad om de bedoeling van de wetgever te achterhalen en om zo tot een nieuw inzicht te komen.

 

Ik verwijs dan ook graag naar meester Tim Melis van advocatenkantoor Cazimir. Hij merkt met enige consternatie op dat de fiscus, al dan niet bewust, verwijst naar de verkeerde voorbereidende werken. De fiscus verwijst naar de memorie van toelichting, zoals die werd ingediend in het Parlement en besproken op de vergadering van 20 maart 1919. De al te strenge regeling, zoals voorgesteld door de regering, werd echter niet goedgekeurd door het Parlement. Uit de parlementaire bespreking gevoerd op 13 augustus 1919 blijkt voorts dat het vermoeden vervat in het artikel door de ruimste bewijsmiddelen moet kunnen bestreden worden.

 

Mijnheer de minister, sinds wanneer blijkt de bedoeling van de wet alleen uit het door de administratie geschreven wetsontwerp?

 

Wordt in het voortschrijdend inzicht van uw administratie de rol van het Parlement ineens herleid tot die van notaris, namelijk het vaststellen van de akte, aangezien er geen rekening wordt gehouden met de bespreking en wijzigingen aan het wetsontwerp?

 

Welke bewijsmiddelen gelden er in het fiscaal recht en in het bijzonder in het successierecht?

 

Waarom vormt de voorafgaande schenking aan de blote eigenaar plots geen tegenbewijs meer?

 

Ten slotte, staat u achter de herhaalde pogingen van uw administratie waarbij zij, na een eerste poging in 2002, een tweede poging in 2013 en nu nog een derde keer, een vrij eenvoudige techniek in de successieplanning betwist? Moeten wij dat beschouwen als de nieuwe fiscale cultuur van uw administratie?

 

14.03  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, reeds in 2006 stelde ik een schriftelijke vraag over de problematiek. Toen was het antwoord vrij duidelijk en was er geen discussie meer mogelijk.

 

Uit de zopas aangehaalde beslissing nr. EE/98.937 van 19 april 2013 van de FOD Financiën blijkt echter dat de gesplitste aankoop van een onroerend goed in vruchtgebruik en blote eigendom gecombineerd met een voorafgaande schenking van de koopprijs aan de kopers van de blote eigendom bij overlijden van de vruchtgebruiker onder het toepassingsgebied valt van artikel 9 van het Wetboek der successierechten.

 

Hierdoor zal het principieel worden belast in de successierechten. De voorafgaande schenking zou niet langer een geldig tegenbewijs zijn dat de toepassing van het fiscaal fictielegaat vervat in artikel 9 van het Wetboek der successierechten, kan verhinderen, maar zou integendeel zelfs net het wettelijk vermoeden van een bedekte bevoordeling vermijden.

 

Het nieuwe standpunt zou pas van toepassing zijn voor rechtshandelingen gesteld vanaf 1 september 2013. Dus u hebt de tijd om uw administratie opnieuw op het rechte spoor te zetten.

 

In het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 14 februari 2006 betreffende de gesplitste aankoop en de schenkingen vooraf, heeft uw voorganger nochtans bevestigd dat “de begiftigde aankoper van de blote eigendom kan bewijzen dat hij op het ogenblik van de verkrijging over de nodige fondsen beschikte”.

 

Dat betekent dus dat er bewezen dient te worden dat op het ogenblik van de aankoop de fondsen reeds geschonken waren. Het bewijs mocht door alle middelen van recht worden geleverd, met inbegrip van getuigen en vermoedens, doch met uitzondering van de eed.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende eenvoudige vragen.

 

Waarom is het standpunt van de FOD Financiën veranderd? Werd dat in alle stilte behandeld?

 

Blijkbaar zou de FOD Financiën zich baseren op de voorbereidende werkzaamheden van een tijdje geleden die later nog werden geamendeerd. Mevrouw Wouters heeft er daarnet op gealludeerd.

 

Heeft de FOD Financiën ook die amendementen bestudeerd? Mijn concrete vraag is of u het probleem zult verhelpen.

 

14.04  Olivier Maingain (FDF): Monsieur le ministre, puisque c'est la première fois que j'ai le plaisir de vous interroger en commission, permettez-moi de vous souhaiter bonne chance dans l'exercice de vos responsabilités. Je n'ignore pas combien elles sont contraignantes et exigeantes!

 

Le sujet qui nous préoccupe ici relève plutôt de la technique juridique, mais il doit évidemment faire vos délices en tant qu'éminent juriste et praticien des matières fiscales. Je ne vais pas vous rappeler les faits qu'ont évoqués à juste titre mes collègues. Les variations de l'administration dans ce dossier ne cessent de surprendre et installent une insécurité juridique, au point que certains spécialistes se demandent si ces changements d'attitude à intervalles assez brefs de la part de l'administration se justifient d'un point de vue juridique, notamment lorsque la donation est antérieure à l'achat et est donc juridiquement séparée de l'achat scindé. Ils se demandent s'il ne conviendrait pas de changer la loi pour autoriser la taxation. Il est en effet quelque peu inquiétant de constater que, finalement, l'éclaircissement de ce débat devra peut-être dépendre d'une jurisprudence du pouvoir judiciaire alors que l'administration fiscale devrait elle-même garantir la sécurité juridique.

 

La décision rappelée par mes collègues précise que "ce point de vue" – ces termes illustrent déjà toute l'ambiguïté de l'administration – "est applicable à toutes les opérations juridiques réalisées à partir du 1er septembre 2013". On cherche à comprendre la logique: pourquoi après cette date? Dès lors que la loi reste la même, je m'interroge sur le risque de discrimination subie par des personnes se trouvant dans une situation identique. Prenons l'exemple d'un père qui décèderait en 2020. S'il a fait un achat scindé en 2011, ses héritiers ne devront payer aucun droit de succession. En revanche, s'il effectuait cet achat en 2014, ces mêmes droits seraient dus. N'y a-t-il pas là un problème d'égalité de traitement, en raison de l'arbitraire de la date fixée par l'administration?

 

De même, l'administration ne précise pas à quel moment la donation antérieure doit avoir eu lieu. Que se passe-t-il par exemple dans le cas où les enfants ont bénéficié d'une donation il y a cinq ans et participent aujourd'hui à un achat scindé? On peut encore s'interroger sur le cas des enfants qui n'ont utilisé qu'une partie d'une donation pour acquérir la nue-propriété.

 

Aussi, monsieur le ministre, pouvez-vous me faire savoir comment vos services administratifs justifient la différence de traitement subie par des personnes en situation identique? Pouvez-vous m'indiquer si les donations réalisées antérieurement au 1er septembre 2013 sont concernées par ce nouveau point de vue de l'administration? Enfin, pouvez-vous me préciser l'attitude de l'administration en cas d'achat scindé financé en partie par de l'argent reçu à titre de donation antérieurement à la date d'entrée en vigueur de la nouvelle circulaire?

 

14.05  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de minister, verschillende collega’s hebben de kwestie al min of meer geschetst. In de afgelopen weken is er wel wat te doen geweest omtrent de communicatie na een rondzendbrief van uw fiscale administratie.

 

Ik moet u eerlijk bekennen dat heel wat notarissen en ook specialisten die wijziging van standpunt niet goed begrijpen.

 

Eerst heerste er opluchting, omdat de gesplitste aankoop van een onroerend goed, met een aantal handelingen die als belastingontduiking bestempeld zouden worden, niet langer op de zwarte lijst stond. Op zich was dat een goede zaak, omdat de techniek van de gesplitste aankoop al jarenlang door de fiscus wettelijk is toegelaten en een aanvaardbare techniek was in de successieplanning.

 

Nu blijkt dat uiteindelijk toch niet het geval te zijn. De fiscus verandert het geweer van schouder. Vanaf 1 september 2013, naar wij kunnen vernemen, dient de gesplitste aankoop beschouwd te worden als een constructie die gelijkgesteld wordt met een fictielegaat, die dus toch louter opgezet wordt om successierechten te ontwijken.

 

Dat opmerkelijk standpunt betekent volgens mij de doodsteek van de fiscus voor de techniek van de gesplitste aankoop om successierechten uit te sparen. Zoals ik al zei, personen in het vak begrijpen dat allemaal niet goed.

 

Mijnheer de minister, kunt u ons, ten eerste, nader toelichten vanwaar dat gewijzigd inzicht van de fiscus komt? Waarop baseert de fiscus zich om het geweer van schouder te veranderen?

 

Ten tweede, het is opmerkelijk, zoals collega Maingain onderstreepte, dat de fiscus bij een ongewijzigde wet afhankelijk van haar interpretatie naargelang van de periode, een andere uitwerking kan geven aan bepaalde wetgeving. Dat heeft te maken met een ongelijke behandeling en belasting voor personen in een identieke situatie. Ik ben geen jurist, maar u zou beter dan ik moeten weten dat zoiets niet echt tot rechtszekerheid zal leiden.

 

Ten derde, kunt u verduidelijken wanneer volgens het gewijzigde standpunt van de fiscus de voorafgaande schenking in geval van een gesplitste aankoop dient te gebeuren? Wat bijvoorbeeld met kinderen die vijf of drie jaar geleden een schenking kregen en nu mee instappen in een gesplitste aankoop? Klopt het dat de datum van 1 september 2013 slaat op de voorafgaande schenking en op de aankoop samen?

 

Tot slot, aangezien het overlijden zelf tot nader order geen rechtshandeling is – daarover zult u het waarschijnlijk met mij eens zijn –, kan ervan worden uitgegaan dat iedere aankoop voltrokken voor 1 september 2013 bij een later overlijden van de vruchtgebruiker geen aanleiding zal geven tot een gewijzigde toepassing van de fiscus? Kunt u dat bevestigen of anders weerleggen?

 

14.06  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, permettez-moi d'abord d'exprimer ma frustration de ne pas pouvoir répondre avec la même éloquence et le même sens de l'historicité des problèmes que les parlementaires et les honorables membres qui m'ont posé la question. Mais il semble que la diplomatie soit un des dons dont un ministre doit disposer, le moment venu. Comme il s'agit d'une question très délicate, je répondrai avec toute la prudence qui s'impose.

 

Bij een gesplitste aankoop wordt een goed, meestal is dat een onroerend goed, voor het vruchtgebruik verkregen door de toekomstige erflater en voor de blote of naakte eigendom door een toekomstige erfgenaam of legataris. Een op die manier aangekocht goed wordt bij het overlijden van de vruchtgebruiker voor de toepassing van de successierechten geacht in volle eigendom tot de nalatenschap van de erflater te behoren en door de blote eigenaar als legaat te zijn verkregen. Zo wil het artikel 9 van het Wetboek der successierechten, maar hetzelfde wetsartikel voegt eraan toe dat dat niet geldt wanneer men kan bewijzen dat de aankoop geen bedekte bevoordeling vormt. Om het tegenbewijs te leveren, moet de blote eigenaar aantonen dat hij de nodige gelden had om de blote eigendom aan te kopen en dat hij de gelden ook voor de aankoop heeft aangewend. In de praktijk worden de gelden vaak voorafgaandelijk door de toekomstige vruchtgebruiker aan de toekomstige blote eigenaar geschonken.

 

Par le passé, mon administration a accepté qu'une telle donation préalable ne constituait pas une libéralité déguisée, du moins pas si la donation avait eu lieu avant le paiement par le nu-propriétaire de sa quote-part. Ce point de vue a été publié dans une décision administrative du 13 décembre 2007.

 

Na de invoering van de nieuwe algemene antimisbruikbepalingen in het Wetboek der successierechten heeft mijn administratie de problematiek aan een nieuwe beoordeling onderworpen. Haar conclusie was dat een dergelijke gesplitste aankoop met voorafgaande schenking de toets aan de nieuwe algemene antimisbruikbepalingen niet zou kunnen doorstaan en dus als een misbruik moest worden aangemerkt, althans voor zover er eenheid van opzet is. Dat verklaart waarom de gesplitste aankoop met voorafgaande schenking in de circulaire van 19 juli 2012 was opgenomen in de lijst van voorbeelden die in principe als fiscaal misbruik aan te merken zijn. In een nieuwe circulaire van 10 april 2013 komt de gesplitste aankoop met voorafgaande schenking evenwel niet meer in de lijst voor.

 

Cela ne signifie cependant pas que mon administration écarte l'idée qu'il ne peut être question d'abus en pareil cas. Elle va maintenant partir du principe qu'il faudra examiner, au cas par cas, si la disposition générale anti-abus peut trouver à s'appliquer en tenant compte du contexte et des modalités spécifiques.

 

Tegelijkertijd heeft mijn administratie de toepassing van artikel 9 van het Wetboek der successierechten aan een nieuw onderzoek onderworpen. Dat onderzoek heeft geleid tot de beslissing van 19 april 2013, waarin zij onder verwijzing naar de parlementaire voorbereiding van deze wetsbepaling heeft gesteld dat zij er voortaan van uitgaat dat een voorafgaande schenking in de regel niet meer het bewijs kan opleveren dat er geen bedekte bevoordeling is.

 

Volgens de beslissing zal dit nieuwe standpunt van toepassing zijn vanaf 1 september 2013.

 

Les changements de points de vue de mon administration qui ont été publiés dans les circulaires et décisions successives ont contribué à semer le trouble et l'incertitude dans le public. C'est surtout le point de vue selon lequel une donation préalable pouvait constituer une libéralité déguisée au sens de l'article 9 du Code des droits de succession qui a été sévèrement critiqué dans la doctrine.

 

Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik zal daarom mijn administratie verzoeken het geheel van de problematiek aan een bijkomend nieuw onderzoek te onderwerpen en om haar standpunt bij te stellen, mocht daar op basis van alle inmiddels bekende feitelijke en juridische gegevens, die reeds een kleine honderd jaar teruggaan, aanleiding toe bestaan.

 

14.07  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, het is een goed idee om een nieuw onderzoek te vragen. De beslissing van 19 april was blijkbaar niet zo stevig onderbouwd. Er is daar een onderzoek gebeurd, maar de echte motivering van die beslissing is mij niet duidelijk, tenzij men verwijst naar de parlementaire werken, maar daarover is reeds door collega Wouters gesproken, die de opzoeking gedaan heeft.

 

Het lijkt mij toch wel beter te zijn dat men zo’n problematiek niet geval per geval behandelt en dat men werkt met stevige richtlijnen. Dat is in het belang van de rechtszekerheid. Immers, als men geval per geval moet behandelen, zal het nog jaren duren vooraleer er duidelijkheid komt met betrekking tot de materie. Het is in fiscale aangelegenheden toch heel belangrijk dat we de rechtszekerheid centraal stellen.

 

14.08  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik kan collega Devlies alleen maar bijtreden: rechtszekerheid is in dit geval een van de allerbelangrijkste punten; wij moeten te allen prijze ongelijke behandelingen vermijden.

 

Uw administratie had, net als wij, eens goed kunnen kijken naar de wetgeving waarop ze zich moet baseren. Blijkbaar zijn de ogen van uw administratie opengegaan met onze vraag. Ik vind het dan ook heel fijn dat u nog eens opnieuw aan de administratie vraagt om te motiveren waarom zij van koers wijzigt. Dat men op een jaar tijd voortdurend van standpunt verandert, is niet erg bevorderend. De burgers willen zekerheid.

 

Eerst werd de praktijk opgenomen in de lijst van misbruiken. Nu is dat niet meer het geval. De ene keer is de praktijk onderworpen aan successierechten, de andere keer niet. Het is niet duidelijk. Wat zal men doen met alle afgehandelde dossiers?

 

Intussen zijn de antimisbruikbepalingen toegepast op sommige dossiers; dan weer zullen personen vanaf 1 september successierechten moeten betalen. Ik hoop dat uw administratie zeer spoedig werk maakt van een onderzoek, zodat er zo snel mogelijk een duidelijk antwoord is voor alle betrokkenen.

 

Ik hoop dat de administratie deze keer iets grondiger en correcter te werk gaat en nattevingerwerk, waaraan zij zich wel vaker bezondigt, vermijdt.

 

14.09  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u dat u het dossier heropent en u uw licht daarop opnieuw laat schijnen.. Het is belangrijk dat de administratie zich opnieuw over de kwestie buigt.

 

Ik zou alleen willen meegeven dat, gelet op de vragen van een aantal fracties in het Parlement, waarbij andere fracties zich ongetwijfeld aansluiten, het ongetwijfeld de wens van het Parlement is dat de vroegere situatie niet gewijzigd wordt. Met andere woorden, het is de wens van het Parlement dat de beslissing van 19 april ingetrokken wordt. Dat is de richting die het Parlement via de vragen van vandaag aangeeft.

 

Ik hoop dat het nauwkeurig onderzoek dat uw administratie opnieuw zal uitvoeren en het advies dat u uiteindelijk zal verstrekken, de beslissing van 19 april ongedaan zullen maken.

 

14.10  Olivier Maingain (FDF): Monsieur le président, je crois que nous sommes au début d'une longue succession de questions sur le sujet.

 

Je comprends pourquoi le ministre a dit qu'il devait faire preuve de diplomatie. Il est en effet confronté aux variations de son administration, sans doute contre sa propre volonté. C'est le propre du ministre des Finances: il découvre que l'autonomie de l'administration fiscale est considérable et que, souvent, elle force un point de vue sans même veiller toujours à une concertation avec le cabinet du ministre, mais c'est un autre débat.

 

Pour le surplus, je comprends que le ministre souhaite la sécurité juridique mais je crois qu'elle devra peut-être passer par une initiative législative, si on veut éviter qu'il y ait encore beaucoup de variations dans ce dossier.

 

14.11  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de minister, ik begrijp niet dat de kwestie nu holderdebolder moet herbeken worden. Er is rechtsonzekerheid gecreëerd. Uw administratie geeft een andere interpretatie aan technieken die voordien aanvaard werden; daarvoor bestaat in het Nederlands een woord: woordbreuk. Dat is de reden waarom de burger steeds onzekerder wordt ten opzichte van de administraties, in dit geval de fiscus.

 

Voorts weet u zeer goed dat indien de bepalingen in de circulaire over de betreffende techniek worden uitgevoerd, men voortaan zal werken met een gift van hand tot hand in plaats van de schenking bij akte. Ik begrijp niet dat de overheid zo dom kan zijn om die inkomsten ook te mislopen. Bij een gift van hand tot hand worden er namelijk geen successierechten betaald.

 

Ik begrijp de logica niet van de opeenvolgende circulaires die u uitgaf.

 

Ik begrijp uit uw antwoord dat u snel zult reageren. Dat is nodig, want 1 september 2013 komt er snel aan. De regering, die voor mij een verloren regering is, heeft nog heel wat werk voor de boeg.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la gestion des terres agricoles appartenant à la Donation royale" (n° 17373)

15 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het beheer van de landbouwgronden van de Koninklijke Schenking" (nr. 17373)

 

15.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, de nombreux exploitants agricoles font face à des difficultés importantes pour maintenir leurs activités. Parmi celles-ci, la question de l'accès à la terre est fondamentale.

 

En effet, de nombreux agriculteurs et candidats agriculteurs éprouvent de réelles difficultés à acquérir et surtout à louer des terrains. Plusieurs explications sont à trouver à cette situation, notamment le recours par certains propriétaires à des montages qui leur permettent de percevoir les subsides de la Politique agricole commune (PAC) et les aides régionales sans que leur terre ne soit exploitée, si ce n'est via un fauchage ponctuel. Ces montages généreraient des revenus nettement plus élevés que les loyers que ces propriétaires pourraient obtenir en vertu de la loi sur le bail à ferme.

 

Comme vous le savez, la Donation royale, institution sur laquelle vous exercez la tutelle, est propriétaire et gestionnaire de nombreuses terres agricoles. Selon le site du SPF Finances, dans le domaine d'Ardenne, 700 ha sont répartis sur 11 exploitations et 850 ha pris en location, en détail, par la population locale.

 

Il me revient que la politique actuelle de la Donation est, plutôt que de proposer ces terres dans le cadre de baux à ferme, de faire plutôt le choix de laisser certaines terres en jachère et de percevoir des subsides européens sans exploiter lesdits terrains.

 

Le montage est la suivant: la Donation a obtenu un numéro de producteur, récupère toute les terres qui se libèrent suite à une fin de bail ou à un renoncement, en cultive réellement une petite partie, vend l'herbe sur pied, à l'année et au plus offrant, pour le reste, et demande toutes sortes d'aides européennes pour l'ensemble (DPUE et MAE, notamment).

 

Si cette information se confirme, elle serait pour le moins interpellante dans un contexte où nos agriculteurs méritent d'être soutenus, où les terres disponibles sont rares et où les aides européennes, qu'elles soient du 1er ou du 2e pilier, sont censées être réservées aux travailleurs de la terre et non aux propriétaires terriens.

 

Monsieur le ministre, qui détermine la politique de la Donation en matière de gestion et de location de terres agricoles? Pouvez-vous m'expliquer la politique de la Donation royale en la matière?

 

Quelle est la proportion de ces terres mise en location dans le cadre de baux à ferme? Comment a évolué cette proportion au cours des dernières années? Dans quelle proportion l'offre de terres mises en location a-t-elle diminué? Pour quelle raison?

 

La Donation royale perçoit-elle des subsides dans le cadre de la PAC pour des terres agricoles qui sont libres de bail à ferme? Pour quel montant au cours des cinq dernières années?

 

Ne serait-il pas plus utile, socialement et économiquement, que, dans le contexte de rareté décrit plus haut, ces terres soient mises à disposition d'agriculteurs locaux dans le cadre de baux à ferme? Envisagez-vous de donner injonction à la Donation royale en ce sens?

 

15.02  Koen Geens, ministre: Cher collègue, la politique de la Donation royale en termes de gestion et de location de terres agricoles est déterminée par son conseil d'administration, en vertu de l'article 9 de l'arrêté royal du 9 avril 1930. Ce dernier détient en effet les pouvoirs les plus étendus pour l'accomplissement de sa mission.

 

Les services de la Donation procèdent actuellement à la collecte des renseignements qui permettront de donner une réponse pertinente à vos différentes questions.

 

Compte tenu de l'indisponibilité provisoire, pour raison personnelle, du régisseur du Domaine d'Ardenne, il lui était en effet matériellement impossible de fournir les précisions nécessaires pour cet après-midi.

 

15.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je redéposerai donc cette question sous forme écrite, en vous remerciant par avance de la célérité avec laquelle vous pourrez obtenir ces renseignements.

 

Nous pourrons ensuite reprendre le débat.

 

Vous avez donné la base légale qui consacre l'autonomie de la Donation royale et qui date de 1930. Par rapport à des éléments de gestion foncière aussi importants que ceux que j'ai relevés, il faudra peut-être aussi s'interroger sur la capacité de l'État belge à donner des instructions et une direction beaucoup plus nettes aux choix qui sont posés et qui ne doivent pas être que financiers, mais également tenir compte du contexte local.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het btw-tarief voor zonnewering" (nr. 17408)

16 Question de M. Luk Van Biesen au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le taux de TVA sur les protections contre le soleil" (n° 17408)

 

16.01  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in een uitspraak van het hof van beroep van Brussel van 9 juni 2010 bepaalde de rechter dat, zodra de zonweringen aan de binnenkant op maat zijn gemaakt en op een zodanige manier in de raampartijen worden verwerkt dat ze er conceptueel in geïntegreerd zijn en er duurzaam deel van uitmaken, het verlaagd btw-tarief wel wordt toegepast.

 

Bovendien was er al een uitspraak van het Hof van Cassatie van 13 mei 2005 waardoor de btw-administratie steeds zal moeten bewijzen dat het lager btw-tarief niet van toepassing is indien een belastingplichtige zich hierop beroept. De bewijslast ligt zodoende bij de btw-administratie.

 

Voor de bedrijven die zich gespecialiseerd hebben in het plaatsen van een dergelijke zonwering is er heel wat onzekerheid. Daar de ene concurrent het verlaagd tarief wel durft toe te passen en de andere niet, ontstaan er oneerlijke handelspraktijken. Bovendien blijft de vrees bestaan om bij een btw-controle te worden geconfronteerd met hoge extra btw-aanslagen als de administratie met betrekking tot meerdere gevallen niet akkoord zou gaan.

 

Interieurbedrijven, schilders enzovoort, factureren de zonwering doorgaans in een geheel van andere werkzaamheden en zullen doorgaans het verlaagd tarief aanrekenen. Gespecialiseerde bedrijven die enkel zonweringen plaatsen lopen extra in de kijker, omdat de factuur alleen over de zonweringen gaat.

 

Mijnheer de minister, kunt u ons informeren of het verlaagd tarief van toepassing is op alle soorten materiaal waarvan een zonwering gemaakt is, zoals hout, kunststof of textiel? Bent u het ermee eens dat de toepassing van het verlaagd tarief ook mogelijk moet zijn voor zonwering binnenshuis? Kan hier een bepaalde richtlijn gevolgd worden? Zo nee, zult u dan maatregelen nemen om hierin meer duidelijkheid te brengen?

 

16.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Biesen, voor de toepassing van een verlaagd btw-tarief op zowel de levering als de aanhechting van luiken, rolluiken en rolgordijnen aan de buitenkant van een gebouw is het materiaal waaruit de zonwering is vervaardigd van geen belang. Deze handeling is immers uitdrukkelijk opgenomen in de bepalingen inzake de verlaagde tarieven van het KB nr. 20 tot vaststelling van de btw-tarieven.

 

De binnenzonweringen zijn echter niet uitdrukkelijk opgenomen in voornoemd KB. Gelet op het gemak van de verplaatsbaarheid en de demontage kunnen binnenzonweringen bovendien in principe ook niet worden beschouwd als onroerend uit hun aard.

 

Het door u genoemde arrest van het hof van beroep van Brussel van 9 juni 2010 beoogt echter een specifieke situatie, waarbij de weringen geheel in de woning geïntegreerd waren.

 

De kwalificatie van de handeling betreft bijgevolg een feitenkwestie die geval per geval beoordeeld dient te worden, rekening houdend met de specifieke plaatsing van de bedoelde zonweringen. Mijn administratie bereidt een publicatie voor met een aantal verduidelijkende richtlijnen hieromtrent.

 

16.03  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, uit uw antwoord begrijp ik dat u de uitspraak van het hof van beroep als een bijzonder geval beschouwt. De richtlijn is dat als de binnenhuiswering verplaatsbaar is, het verlaagd tarief niet van toepassing is.

 

Ik kijk uit naar de nieuwe lijst die zal worden gepubliceerd en naar de manier waarop die tot stand is gekomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de bijlagen bij de belastingaangifte" (nr. 17409)

17 Question de M. Luk Van Biesen au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les annexes à la déclaration fiscale" (n° 17409)

 

17.01  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, in het verleden heeft de regering reeds veel ondernomen om de administratieve lasten van de belastingplichtigen te doen dalen. Zo is het niet meer nodig bijlagen mee te sturen bij de aangifte van de personenbelasting en wordt er gebruikgemaakt van het systeem van vooraf ingevulde belastingaangiften, zoals voor de gepensioneerden. Meer en meer mensen maken ook gebruik van het systeem Tax-on-web. De belastingplichtige dient de bijlagen echter wel minstens zeven jaar zorgvuldig te bewaren; dit is dus tot het verstrijken van het zevende jaar volgend op het belastbaar tijdperk. Als de administratie erom vraagt, moet de belastingplichtige ze immers nog kunnen voorleggen.

 

Bij de FOD Financiën zouden momenteel geruchten de ronde doen dat de overheid door het afschaffen van de verplichte bijlagen aanzienlijke belastinginkomsten misloopt door onterechte of foutieve aftrekken. Indien de bijlagen wel toegevoegd zijn heeft de belastingadministratie onmiddellijk de mogelijkheid om de correctheid van de aftrekposten te controleren zonder extra administratief werk. Indien de administratie nu een nazicht wil doen van een belastingaangifte waarbij geen bijlagen zijn gevoegd, dient blijkbaar een hele schriftelijke procedure opgestart te worden.

 

De vraag is dus wat deze vereenvoudiging eigenlijk kost aan onze gemeenschap. Kunt u ons informeren hoe de belastingadministratie de afschaffing van de verplichte bijlagen ervaart? Zorgt dit voor meer werk? Hoeveel inbreuken heeft men reeds kunnen vaststellen?

 

Als belastingconsulent of als persoon die belastingbrieven invult, kan men toch wel zien dat er uiteindelijk heel wat briefwisseling terugkomt, mailverkeer tussen diegene die de belastingaangifte doet en de administratie, waarbij telkenmale opnieuw documenten worden opgevraagd, wat soms leidt tot meer werk aan beide kanten dan oorspronkelijk de bedoeling was. Uiteindelijk heeft zowel de ambtenaar die de controle doet als de persoon die de aangifte doet zelfs meer werk en dat was zeker niet de bedoeling.

 

17.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Van Biesen, vooreerst wens ik er de aandacht op te vestigen dat enkel de bijlagen waarvan de overlegging in het aangifteformulier wordt gevraagd, een integrerend deel van de aangifte vormen en moeten worden toegevoegd. Wat de aangifte in de personenbelasting betreft, wordt geen enkele bijlage gevraagd in het aangifteformulier en is het dus niet verplicht ze toe te voegen. De belastingplichtige kan echter, indien hij dit wenst, nog steeds de bijlagen toevoegen, ook als de aangifte ingediend werd via Tax-on-web. Daar is trouwens in de mogelijkheid voorzien om de bijlagen gebruiksvriendelijk toe te voegen.

 

Het feit dat er geen bijlagen zijn toegevoegd, zorgt in principe niet voor extra werk bij de controlediensten. Het is enkel bij die aangiften die een controle ondergaan dat eventueel de niet-toegevoegde bijlagen zullen worden opgevraagd. De informatisering van de keten betekende trouwens een belangrijke tijdwinst, niet alleen voor de administratie maar eerst en vooral voor de burger, die vlugger zijn aanslagbiljet krijgt.

 

Er zijn geen statistische gegevens beschikbaar over het aantal inbreuken die verbonden zijn met het al dan niet toevoegen van de bijlagen. Als trouwens wordt vastgesteld dat bepaalde aftrekken onterecht worden gevraagd, zijn de gebruikelijke administratieve sancties van toepassing en kan de onderzoekstermijn worden uitgebreid tot zeven jaar, in die gevallen waarin er sprake is van fraude. Als bovendien zou worden vastgesteld – wat ik betwijfel – dat op grote schaal misbruik wordt gemaakt van belastingaftrekken, kan op korte termijn aan de controlediensten de opdracht worden gegeven om specifieke controles te voeren op dit vlak.

 

17.03  Luk Van Biesen (Open Vld): Ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 17434 van de heer Peter Dedecker over de kredietverlening aan kmo's wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

18 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de verruimde minnelijke schikking" (nr. 17480)

18 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la loi sur la transaction étendue" (n° 17480)

 

18.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb enkele concrete vragen met betrekking tot de omzendbrief betreffende de toepassing van de wet op de verruimde minnelijke schikking.

 

De wet bepaalt dat voor fiscale of sociale misdrijven waarmee belastingen of sociale bijdragen konden worden omzeild, de minnelijke schikking pas mogelijk is nadat de dader van het misdrijf de door hem verschuldigde belastingen of sociale bijdragen, inclusief de intresten, heeft betaald en de fiscale of de sociale administratie daarmee heeft ingestemd. In de omzendbrief bij deze wet wordt aangegeven dat een geschreven akkoord van de betrokken administratie aan het dossier dient te worden gevoegd waarin de betaling van het verschuldigd bedrag wordt vastgesteld, naast het akkoord waarin is voorzien.

 

Ten eerste, in hoeveel fiscale dossiers zijn door het openbaar ministerie adviezen of standpunten gevraagd aan de fiscale administratie?

 

Ten tweede, in hoeveel zaken werd door de fiscale administratie dan ook een geschreven akkoord opgemaakt, zoals bepaald in de omzendbrief?

 

Ten derde, indien er geen standpunt of akkoord werd meegedeeld door de fiscale administratie, wat was hiervoor dan de reden? Ik denk dan bijvoorbeeld aan het parket, dat de vraag niet heeft gesteld, of de fiscale administratie, die om een bepaalde reden niet heeft geantwoord.

 

Ten vierde, in hoeveel dossiers is de verruimde minnelijke schikking toegepast conform het standpunt van de fiscale administratie?

 

Ten vijfde, indien het standpunt van de fiscale administratie niet werd gevolgd, werd de reden hiervoor dan meegedeeld aan de administratie? Kunt u ook aangeven in welke dossiers? Wat was het standpunt van de administratie? Wat was de inhoud van de uiteindelijke minnelijke schikking?

 

Ten zesde, artikel 216bis, § 2 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt de procedure die moet worden gevolgd bij toepassing van de verruimde minnelijke schikking. De procureur moet op een bepaald moment een oproeping doen aan de betrokken personen met bepaling van dag, uur en plaats van de oproeping. Daarin is ook bepaald op welke feiten, omschreven in tijd en ruimte, de betaling van de geldsom betrekking heeft. Hoe vaak werd of wordt deze procedure effectief gevolgd in de gesloten verruimde minnelijke schikkingen?

 

Tot slot, werden of worden door de fiscus autonoom al akkoorden gesloten en bedragen geïnd, zonder dat de procedure van de verruimde minnelijke schikking werd opgestart of voordat de wet van toepassing was? Werden die eventueel gevoegd bij de cijfers die eerder werden gepubliceerd?

 

Président: Luk Van Biesen.

Voorzitter: Luk Van Biesen.

 

Er circuleren immers geruchten dat er al akkoorden zouden zijn gesloten nog voordat de wet op de minnelijke schikking effectief in het Belgisch Staatsblad was gepubliceerd en van toepassing was.

 

18.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Hecke, u verwijst in uw vraag veelvuldig naar de omzendbrief betreffende de toepassing van de wet op de verruimde minnelijke schikking. Ik veronderstel dat u verwijst naar de gemeenschappelijke omzendbrief van mijn collega, de minister van Justitie, en het College van procureurs-generaal van 30 mei 2012. Voor deze omzendbrief ben ik niet bevoegd. Vragen die betrekking hebben op de toepassing daarvan dient u dus aan de minister van Justitie te stellen. In mijn departement is er wel een werkgroep die een omzendbrief voorbereidt en waarvan de werkzaamheden nog niet zijn beëindigd.

 

De BBI-diensten die op federaal niveau in deze nieuwe procedure het meest betrokken zijn, laten mij weten dat deze procedure hun formeel werd voorgesteld in vier dossiers. Tot op heden heeft de BBI zich in één geval verzet tegen het sluiten van een minnelijke schikking. Over de inhoud kan uiteraard niet gecommuniceerd worden, aangezien het beroepsgeheim hier van toepassing is.

 

Ik wens er uw aandacht op te vestigen dat de betaling van de belastingen en intresten een basisvoorwaarde is om tot een strafrechtelijke minnelijke schikking te komen, wanneer deze minnelijke schikking fiscale inbreuken betreft. In dit geval laat de wet niet toe om voorbij te gaan aan de weigering van de fiscus om tot een minnelijke schikking te komen. Het akkoord van de fiscus is evenwel niet voorzien noch noodzakelijk wanneer de door de minnelijke schikking beoogde inbreuken uitsluitend het gemeenrecht betreffen.

 

Anderzijds geven belastingplichtigen, zoals trouwens ook reeds voor de verruimde minnelijke schikking het geval was, binnen de administratieve procedure soms hun akkoord over de door de BBI voorgestelde fiscale herzieningen en betalen zij de belastingen en de intresten.

 

De administratie beschikt niet over gegevens of deze akkoorden daarna door de belastingplichtige worden voorgelegd aan de procureur des Konings en of de procureur binnen zijn grondwettelijke bevoegdheid daarmee rekening houdt.

 

18.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik ben verrast door uw antwoord. Het is correct dat de omzendbrief waarnaar u en ik verwijzen, de omzendbrief is van het College van procureurs-generaal, tot stand gekomen met de medewerking van de minister van Justitie. Ik heb haar daarover ondervraagd, maar zij heeft mij laconiek meegedeeld dat de wet niet bepaalt dat er een verplicht advies moet zijn van de fiscale administratie, waarvan akte. Dat is natuurlijk niet waar, want het staat er letterlijk in.

 

Ik ben echter nog meer verrast als u zegt dat de fiscale administratie blijkbaar in vier dossiers betrokken is geweest, terwijl de minister van Justitie daarentegen in antwoord op vorige vragen melding maakte van een tiental akkoorden — zij kende het juiste aantal niet — die gesloten zouden zijn in dossiers waarbij het ook gaat over fiscale fraude.

 

Uw antwoord blijft dus zeer bizar. Ik vermoed, en dit zijn ook geruchten die de ronde doen, dat er soms minnelijke schikkingen worden gesloten door bepaalde hoven van beroep of parketten, waarbij men geen advies van de fiscale administratie vraagt. Als dat het geval is, dan vind ik dat wel vrij ernstig. U kent ons standpunt met betrekking tot die wet en u weet dat wij het er niet mee eens zijn. Als de wet evenwel voorschrijft dat een akkoord van de fiscale administratie verstrekt moet worden, dan moet dat ook op die manier gebeuren.

 

Ik stel mij dus heel wat vragen bij uw antwoord. Ik vermoed dat niet alle wettelijke bepalingen strikt worden toegepast en dat de fiscale administratie niet altijd op de hoogte is van bepaalde akkoorden die worden gesloten. Om dat te kunnen verifiëren, zouden wij eigenlijk de dossiers waarin een minnelijke schikking is gebeurd, en waarvan de minister van Justitie kennis heeft, naast de vier dossiers moeten leggen waarover u spreekt. Op die manier kunnen wij nagaan of het over dezelfde dossiers gaat en in welke dossiers er geen advies werd verstrekt. Dan zal natuurlijk geargumenteerd worden dat wij geen inzage hebben en dat die informatie niet kan worden meegedeeld. Vandaar het belang om een externe controle te organiseren.

 

Ik zal uw antwoord nog eens grondig nakijken en uiteraard verder onderzoeken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 17487 van de heer Van der Maelen vervalt, aangezien we niets van hem vernomen hebben.

 

19 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de inning van penale boetes" (nr. 17523)

19 Question de Mme Carina Van Cauter au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la perception des amendes pénales" (n° 17523)

 

19.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, een belangrijk aspect van de strafuitvoering betreft uiteraard ook de inning van de strafrechtelijk opgelegde boetes. Het is reeds jaren een probleem om deze op een efficiënte manier te innen. Uit de laatste cijfers waarover ik beschik blijkt dat meer dan de helft van de geldboetes niet werd of kon worden geïnd.

 

Ten eerste heb ik een vraag naar de cijfergegevens. Ik vermoed dat u mij deze ter beschikking zult willen stellen.

 

Ten tweede, hoe zit het met het STIMER-project? Dat werd twee keer geëvalueerd. Het betreft een systeem waarbij op een geïntegreerde manier gegevens worden verwerkt ten behoeve van een aantal entiteiten, zodat op een efficiëntere manier kan worden geïnd.

 

Ten derde, hoe zit het met de compensatie bij teruggave van personenbelasting en btw?

 

Ten slotte, wat gebeurt er met de gerechtsdeurwaarders en de uitvoeringskosten? In een laatste antwoord dat ik kreeg, kon men mij daarover geen concrete cijfers ter beschikking stellen. Uw voorganger antwoordde mij dat de gerechtsdeurwaarders het restant van het bedrag na compensatie van de gerechtskosten gewoon doorstorten en dat niet kon worden uitgemaakt in welke mate een gedeelte van de geïnde sommen al dan niet opging aan gerechtskosten. Er kon ook niet worden uitgemaakt of al dan niet op een nuttige wijze tot de uitvoering werd overgegaan. Men kon dat niet evalueren, omdat men niet over cijfergegevens beschikte waarin het onderscheid werd gemaakt tussen geïnde boetes en gecompenseerde gerechtskosten.

 

19.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Van Cauter, voor de als gevolg van een gerechtelijke uitspraak geïnde sommen werd tot eind 2011 alleen een kasboekhouding gevoerd. Begin 2012 werd gestart met het inbrengen van de dossiers in het ICT-programma STIMER. Het is alleen voor 2012 dat de verschuldigde bedragen gekend zijn. Van de in 2012 ingebrachte dossiers stond op 31 december 2012 nog een bedrag open van 25 819 247,69 euro aan boeten en 9 337 996,04 euro aan gerechtskosten. Voor de boeten komt dit neer op 68,35 % van het totaal te innen bedrag, en voor de gerechtskosten op 67,38 %.

 

De betalingen van de in 2012 ingebrachte boeten die verricht worden in uitvoering van een afbetalingsplan, en die dus in 2013 of later geboekt worden, moeten hier uiteraard bijgeteld worden.

 

Het systeem STIMER werd gefaseerd in productie genomen in de kantoren van de Penale Boeten. Luik en Gent waren vanaf april 2010 de pilootkantoren. Zes andere kantoren in Wallonië en Vlaanderen volgden in het tweede semester van 2011. Vanaf januari 2012 heeft het personeel van de andere kantoren een vorming gekregen voor het gebruik van STIMER. Sinds mei 2012 wordt STIMER gebruikt in alle kantoren, behalve in Sankt Vith en Antwerpen, waar men nog steeds een andere applicatie gebruikt.

 

De boeten en gerechtskosten die in STIMER werden ingebracht, zijn terug te vinden in de fiscale balans. Indien er zich in de fiscale balans schulden aan de kantoren der Penale Boeten bevinden, worden deze laatste door de ontvangkantoren van de Algemene Administratie van de inning en de invordering voor elke belastingteruggave ingelicht. De ontvangers belast met de inning van de penale boeten laten dan hun rechten gelden bij hun collega.

 

De volgende initiatieven werden uitgewerkt.

 

Ten eerste is er het vereenvoudigen van de compensatie van de boeten en de belastingteruggaven, en wel zo dat manuele interventies zo veel mogelijk beperkt worden.

 

Ten tweede is er het gebruik van de webservers van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, die onder andere gegevens verschaft over de laatste werkgever en over het loon van de schuldenaar. Binnenkort zal dit worden uitgebreid tot de schuldenaars van penale boeten.

 

Ten slotte komt er een systeem waarmee de penale boeten die verband houden met verkeerszaken zullen worden ingebracht in de gegevensbank van de nummerplaatscanners van de douane.

 

In 2012 werd 13,30 % van de dossiers naar een gerechtsdeurwaarder verzonden voor gedwongen uitvoering. Volgens onvolledige cijfers voor het jaar 2012 werd 8,57 % van de dossiers aan de gerechtsdeurwaarder doorgespeeld voor gedwongen uitvoering. In 2011 werden 1 985 196,74 euro aan niet-terugvorderbare kosten gemaakt voor de gedwongen invordering van de penale boeten. In 2012 ging het om 905 477,85 euro.

 

19.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, ik zal uw antwoord grondig nalezen. Ik noteer in ieder geval dat er nu blijkbaar een ander registratiesysteem gebruikt wordt. In plaats van een kasboek gebruikt men nu een informaticasysteem, dat anders registreert. Ik weet niet in welke mate de cijfers met elkaar vergeleken kunnen worden, maar ik heb de indruk dat er een lichte vooruitgang is.

 

Wat de gerechtsdeurwaarderskosten voor de inning van de gedwongen uitvoering betreft, zal ik u later bijkomende vragen stellen. Misschien heb ik uw antwoord hierover niet helemaal goed begrepen. Ik zal het eerst nalezen en u later vragen een balans op te maken van de geïnde boeten, enerzijds, en de daarvoor gemaakte kosten anderzijds, zodat wij kunnen zien of het nut heeft daarvoor zulke belangrijke kosten te maken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de verlaagde controles voor AEO-dienstverleners" (nr. 17525)

20 Question de M. Kristof Waterschoot au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les facilités accordées aux opérateurs ayant obtenu la certification AEO" (n° 17525)

 

20.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben enorm blij om u deze namiddag een vraag te kunnen stellen die ik op 25 april heb ingediend. In de commissiezaal hiernaast staan de vragen van 30 november 2012 nog niet op de agenda!

 

Mijn vraag gaat over de verlaagde controles voor AEO-dienstverleners. Dat werkt perfect, of er zijn althans heel wat verbeteringen bij de verlaagde controles voor importeurs en exporteurs met een AEO-certificaat. De belofte in de AEO-visienota om ook de erkende expediteurs en douaneagenten de verminderde controle toe te kennen, wordt in de praktijk echter nog niet waargemaakt. Dat zou te wijten zijn aan problemen met servers.

 

Ik hoor vanuit het bedrijfsleven dat de redenen voor de problemen ter zake een beetje flou artistique zijn. Men krijgt dus niet echt een duidelijk antwoord op de vraag waarom deze vereenvoudiging uitblijft.

 

Mijnheer de minister, klopt mijn informatie? Welke acties zult u ondernemen? Is er een timing om de toegezegde vereenvoudigingen wel toe te kennen?

 

20.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Waterschoot, bedankt voor uw vriendelijke woorden.

 

In haar AEO-visienota stelde de douane dat ze de inschatting van het risico bij in- en uitvoer zou verlagen indien de aangever-dienstverlener AEO-gecertificeerd zou zijn. Hiervoor moest een doeltreffender risicoprogramma worden ontwikkeld. Dat is inmiddels gebeurd. Het werd opgeleverd onder de naam CEDA. Dat programma kan alleen draaien op specifiek toegewezen servers.

 

Vorig jaar werd in een budget voorzien voor de aankoop daarvan. Evenwel werd de FOD naar aanleiding van de begrotingscontrole genoodzaakt om een beleid van budgettaire voorzichtigheid te voeren, waardoor de bestelling niet heeft kunnen plaatsvinden.

 

Eind maart 2013 kon de bestelling worden geplaatst. Na de oplevering van de servers, de programmatie en het doorlopen van de gebruikelijke testperiode mag de operationele ingebruikname tegen september worden verwacht. Vanaf dan zullen de AEO-dienstverleners van de beloofde voordelen kunnen genieten.

 

20.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik kijk uit naar september, maar ik hoop dat u kunt begrijpen dat ik enigszins argwanend sta tegenover de beloofde timing door de douaneadministratie, want die timing werd zelden of nooit gehaald. Ik hoop echter dat in deze zaak de timing van september wordt gehaald.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de Modernised Customs Code van de Europese Unie" (nr. 17530)

21 Question de M. Kristof Waterschoot au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le code des douanes modernisé de l'Union européenne" (n° 17530)

 

21.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, wees gerust, ik zal de vraag niet volledig voorlezen. In essentie gaat het over de beslissing van 2008 op basis van de verordening van het Europees Parlement en de Raad rond de invoering van de MCC en de MCCIP, die ten laatste in juni 2013 in werking zouden moeten treden. Rond een aantal demarches en de omvorming van de MCC tot de UCC, de Union Customs Code, rijzen een aantal praktische vragen. U weet dat uw administratie in voorbereiding van de MCC en de MCCIP bezig is met een aantal proefprojecten in samenwerking met het bedrijfsleven. Een aantal proefprojecten worden eigenlijk al vanuit de geest van die MCCIP toegepast, tot grote tevredenheid van de economische operatoren, om ervoor te zorgen dat België inzake douane zo performant mogelijk is.

 

Mijn vraag is heel eenvoudig. Welke gevolgen heeft de beslissing van de Europese Commissie voor de bestaande artikelen van de MCC en de MCCIP waarmee vandaag eigenlijk al gewerkt wordt in voorbereiding van de komende toepassing ervan? Is er enige interferentie met al die lopende proefprojecten, die samen met het bedrijfsleven in het nationaal forum volop worden uitgewerkt en voorbereid?

 

21.02 Minister Koen Geens: Wat de gevolgen betreft van de ontwikkeling van de MCC en de MCCIP, kan ik u zeggen dat de wijzigingen die verordening 450/2008 betreffende het gemoderniseerd douanewetboek moest ondergaan, te maken hebben met de bevoegdheidsverdeling tussen de EEG-Commissie en de lidstaten wat betreft het vaststellen van de toepassingsbepalingen bij dit wetboek. Dit was nodig omdat het Verdrag van Lissabon daarin voorziet. Dit wetgevend proces wordt de “recast” genoemd, terwijl het wetboek nu de benaming Union Customs Code zal dragen. De mogelijkheid bestaat dat de EEG-Commissie het nodige doet om de uiterste datum voor de toepassing van de MCC, zijnde 24 juni 2013, te verleggen naar een latere datum, bijvoorbeeld 1 november 2013, om de goedkeuring van de UCC door de Raad en het Europees Parlement mogelijk te maken.

 

Wat de gevolgen van die ontwikkeling voor lopende proefprojecten in België aangaat, is het zo dat de in België onder die noemer lopende projecten, de vereenvoudigde procedure “Entry Into the Record” en de gecentraliseerde vrijmaking “Centralised Clearance”, gewoon hun gang gaan en voor de inwerkingtreding van de UCC zullen worden ingevoerd.

 

Daar waar de uitvoering van die projecten reeds mogelijk is op basis van het huidig communautair douanewetboek, zal de invoering van het project self-assessment op het gebied van de douaneaangifte moeten wachten tot de nieuwe UCC op dat vlak van toepassing is.

 

Ten slotte kom ik tot de gevolgen van die ontwikkeling voor de herziening van de algemene wet inzake douane en accijnzen. Met betrekking tot de herziening van de algemene wet inzake douane en accijnzen zal tijdens de huidige legislatuur getracht worden een beperkte modernisering via een aantal noodzakelijke aanpassingen van die wet door te voeren. In tweede instantie zal dan, na het vaststellen van het UCC, overgegaan worden tot een algehele herziening van de algemene wet.

 

Président: Georges Gilkinet.

Voorzitter: Georges Gilkinet.

 

21.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik ben op zich blij om te horen dat u spreekt over een eventueel uitstel van juli tot november omdat in de communicatie van de Commissie ter zake over 2020 gesproken werd. Ik hoop dat dit het standpunt van België is, want er is wel enig verschil tussen november 2013 en 2020.

 

Met betrekking tot de self-assessment ben ik blij dat een aantal projecten kunnen doorgaan.

 

Dan kom ik tot de algemene wet inzake douane en accijnzen. Mijnheer de minister, neemt u het me niet kwalijk, het is niet tegen u gericht, maar sinds minister Reynders wordt ons voorgeschoteld dat een beperkte aanpassing van de AWDA zo goed als klaar zou zijn. Die is dus blijkbaar al drie of vier jaar klaar, maar ze verschijnt niet. Ik zou u dus willen vragen om te bekijken hoe we dat proces kunnen doen en hoe we in deze legislatuur een aantal kleinere zaken door de Kamer kunnen laten behandelen. Ik dank u in elk geval voor uw antwoord.

 

21.04 Minister Koen Geens: Ik zal daarvoor proberen te zorgen, zonder dat u de vraag opnieuw moet stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Dedecker aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de kredietvoorwaarden bij hypothecaire kredieten" (nr. 17542)

- mevrouw Christiane Vienne aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "banken die voor de toekenning van leningen almaar vaker eisen dat de ouders mede-eigenaar worden" (nr. 17878)

22 Questions jointes de

- M. Peter Dedecker au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les conditions d'octroi des crédits hypothécaires" (n° 17542)

- Mme Christiane Vienne au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la tendance des banques à exiger des parents qu'ils deviennent copropriétaires avec leurs enfants" (n° 17878)

 

22.01  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, sinds de crisis verstrengen de banken de voorwaarden waaronder zij krediet verlenen. Dat is voor een groot stuk terecht. Wij leggen hun dat ook op via Basel III.

 

In de topjaren, nog niet zo heel lang geleden, konden personen bij de aankoop van een woning tot 120 % van de waarde lenen en daarmee hun notariskosten en dergelijke betalen. Dat was niet echt gezond.

 

Als wij nu de regels verstrengen, moeten we erover waken dat de slinger niet te ver de andere kant uitgaat en dat de banken, waarvoor de belastingbetaler zware inspanningen heeft geleverd, hun maatschappelijke rol ten volle vervullen en dat blijven doen.

 

Vorige week stelde John Romain van de adviesketen Immotheker dat banken steeds meer eisen dat ouders voor 10 % eigenaar worden van de woning van hun kinderen, omdat de borgstelling door de ouders in het gedrang komt, onder meer wanneer zij in schuldbemiddeling belanden. Een borgstelling kan dan niet als er geen economisch belang is. Een familiaal belang telt uiteraard niet. Om dezelfde reden kan men de ouders niet langer laten optreden als medekredietnemer. De rechtbanken treden op dat vlak strenger op.

 

Bij mede-eigendom komen de kandidaat-eigenaars later wel voor allerlei onaangename verrassingen op fiscaal vlak te staan, wat de hypothecaire aftrek, de successierechten en desgevallend de verdeeltaks betreft.

 

Ik heb geen zicht op de grootte van dat fenomeen. Ik heb een aantal banken gecontacteerd. Zij stellen officieel dat zij nooit de mede-eigendom vragen, maar louter een eigen financiering van 10 % van de woning, en dat ze dus maximaal 90 % van de waarde van de woning uitlenen. Dat lijkt mij correct.

 

Het maakt voor de banken niet uit of de financiering door de ouders of de kinderen gebeurt. Dat lijkt mij correct; alleen de solvabiliteit van de ontlener zou mogen meetellen.

 

Men brengt dat bericht echter niet zonder reden naar buiten. Iemand als John Romain van Immotheker heeft daarop een vrij breed zicht.

 

Ik ben bezorgd, vandaar dat ik u de volgende vragen wil stellen.

 

Ten eerste, hebt u zicht op het fenomeen dat door Immotheker werd geschetst?

 

Ten tweede, mocht u daarop geen zicht hebben, zult u er dan een onderzoek naar laten uitvoeren? Of plant u, indien u wel zicht hebt op het fenomeen, maatregelen die de kredietverlening aan jonge gezinnen faciliteren, maar tegelijkertijd de consument beschermen, zodat die niet voor fiscale verrassingen komt te staan? Indien ja, welke?

 

Le président: Chers collègues, je vous informe que la question n° 17878 de Mme Vienne portant sur le même sujet a été transformée en question écrite.

 

22.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Dedecker, ik ben er niet van op de hoogte dat het geschetste fenomeen, namelijk dat ouders mede-eigenaar worden gemaakt, wijdverspreid zou zijn. Ook de FSMA, aan wie ik de vraag heb voorgelegd, kan ter zake geen bijkomende informatie verstrekken. Ik neem er nota van dat u bepaalde banken hebt gecontacteerd, die op hun beurt het bestaan van het fenomeen niet konden bevestigen.

 

Bij de toekenning van een hypothecair krediet staat het de kredietgevers vrij te bepalen welke waarborgen zij contractueel als kredietvoorwaarde wensen te bedingen en/of te vragen dat andere personen dan de kredietnemers als mede-eigenaar zouden optreden. Een dergelijke praktijk is niet verboden.

 

Overigens zullen de voorgestelde rentevoorwaarden vaak mede door de kredietwaardigheid van de kredietnemers zijn bepaald.

 

Hoewel uiteraard een juist evenwicht moet worden gezocht tussen de toegang tot krediet voor jonge huishoudens en de bescherming van de consumenten, wil ik niettemin uw aandacht vestigen op het feit dat de vereiste om over een zeker spaarquotum te beschikken teneinde toegang tot een lening te krijgen, precies bijdraagt tot de bescherming van de jonge gezinnen. Zo kan immers worden nagegaan of zij in staat zullen zijn de financiële verplichtingen te respecteren die uit de aankoop van het onroerend goed voortvloeien.

 

Overdreven schulden, surendettement of Überschuldung vormen een grote bekommernis van de verschillende autoriteiten in ons land.

 

Ik heb begrip voor het probleem dat u in uw tweede vraag aanhaalt. Ik zal aan de sector suggereren de klanten die een woonkrediet aanvragen, degelijk te informeren over alle fiscale aspecten van de voorgestelde of overwogen constructie, met inbegrip van de eventuele successierechten of registratierechten bij mede-eigendom.

 

22.03  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Wat u over het eigen spaarquotum aangeeft, is inderdaad een goede zaak. Ik heb het zelf ook aangehaald. Het is logisch dat iemand over een bepaald eigen vermogen moet beschikken, vooraleer hij of zij een grotere schuld kan aangaan. Het maakt op dat moment niet uit of het vermogen van de kinderen zelf komt of eventueel door de ouders wordt geschonken. Dat verschil mag inderdaad niets uitmaken.

 

Het is echter wel vreemd dat u antwoordt dat de geschetste praktijk niet illegaal is. Dat klopt inderdaad. Ze gaat echter wel in tegen de geest van de wet. De wetgever heeft de borgstelling expliciet streng gelimiteerd tot enkel economische belangen. Hij heeft familiale belangen expliciet niet in de wet opgenomen. De rechtspraak gaat ter zake nog verder. De rechtspraak interpreteert de bewuste borgstelling ook volgens de geest van de wet. Het is bijgevolg vreemd dat u hier meldt dat de praktijk wordt toegelaten. Dat is vreemd.

 

Ik denk dat we ter zake een evenwicht moeten zien te vinden om dat correct af te bakenen.

 

Uw suggestie om beter te informeren over de effecten ervan kan zeker een tussenoplossing zijn, die ik apprecieer.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van de heer Steven Vandeput aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het gebruik van rode diesel in de pleziervaart" (nr. 17546)

23 Question de M. Steven Vandeput au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur l'utilisation de gasoil rouge pour la navigation de plaisance" (n° 17546)

 

23.01  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, sinds enkele jaren is het gebruik van rode diesel voor de pleziervaart verboden aan de Vlaamse Kust, alsook in Nederland en Frankrijk. Onze douane treedt hiertegen op en beboet overtreders zwaar. Dit is terecht, want iemand die bewust fraudeert kan grote winsten boeken.

 

In het Verenigd Koninkrijk wordt echter enkel rode diesel geleverd in de havens. Deze diesel is rood van kleur, maar wordt door hen beschouwd als witte diesel, omdat daarop alle taksen en accijnzen zijn betaald die in de rest van Europa ook van toepassing zijn. Dat wil dus zeggen dat alle Britse boten die de Vlaamse Kust aandoen, en ook Belgische boten die het Verenigd Koninkrijk bezocht hebben en rode diesel getankt hebben, door de douane als overtreders worden beschouwd. Een bijkomend probleem is dat, lang na een bezoek aan het Verenigd Koninkrijk, sporen van rode diesel in de tank van vaartuigen kunnen worden aangetroffen. De douane behandelt elk vaartuig echter gelijk, zodat een bezoek aan Engeland een pleziervaartuig duur te staan kan komen. Hierdoor heeft men in de kustjachthavens een daling van bezoekers uit Engeland kunnen vaststellen.

 

In Nederland en Frankrijk is in essentie dezelfde regeling van toepassing, maar daar vraagt de douane een bewijs dat de diesel die zich in de tank bevindt, in het Verenigd Koninkrijk werd aangekocht, waardoor de boete vervalt. Dit systeem blijkt in de praktijk te werken.

 

Mijnheer de minister, kent u dit probleem? Wat is uw visie ter zake? Bent u bereid om maatregelen te nemen naar analogie van de Nederlandse en/of Franse oplossing? Op welke termijn zult u desgevallend hiervoor een oplossing uitwerken?

 

23.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vandeput, in mijn tekst staat geschreven dat het probleem mij welbekend is. Alsof ik elk weekend een pleziervaartuig neem vanuit het Verenigde Koninkrijk… Ik weet niet of het probleem u in die zin welbekend is, mijnheer Vandeput. Neemt u elke week een pleziervaartuig vanuit Londen? Mij is het probleem dus welbekend! (Gelach)

 

Het probleem heeft bovendien het voorwerp uitgemaakt van een onderzoek door de Europese Commissie bij de Britse fiscale autoriteiten. Overeenkomstig de Europese wetgeving met betrekking tot de accijnzen, is het voor een particulier pleziervaartuig niet toegelaten om als motorbrandstof gebruik te maken van "rode diesel, ongeacht of voor deze diesel al dan niet een fiscale regularisatie bij de vermelde fiscale autoriteiten werd toegestaan".

 

In navolging van het onderzoek door de Europese Commissie hebben de Britse fiscale autoriteiten zich geëngageerd om in hun havens eveneens in de mogelijkheid te voorzien om witte — belaste — diesel te laten tanken voor de intracommunautaire particuliere pleziervaarten. Soortgelijke maatregelen zoals deze van toepassing zijn of waren in Frankrijk en Nederland, kunnen bijgevolg in België niet worden overwogen, aangezien zij indruisen tegen het communautair recht.

 

Ik dank u voor deze interessante vraag, mijnheer Vandeput.

 

23.03  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, al is er nog wel een praktisch probleem, met name dat wij ons opnieuw afhankelijk maken van wat de Britten al dan niet gaan doen in hun jachthavens.

 

Het probleem is dat iemand die Groot-Brittannië bezoekt, of een Brit zelf, vaak ettelijke tientallen tot honderden liters diesel moet tanken en maar moeilijk met emmertjes kan gaan sjouwen naar de jachthavens. Er is dus gewoon een praktisch probleem. Het is zeer vervelend dat hiervoor ook geen tijdelijke oplossing kan worden gevonden, temeer omdat in het licht van de herdenking van de Grote Oorlog, in 2014, heel wat binnenlandse jachthavens in West-Vlaanderen zich hebben voorbereid in de hoop de Britten en hun vaartuigen in groten getale te mogen ontvangen.

 

Ik noteer dat men geen aanpassingen zal doen. Ik hoop evenwel dat men de douane informeel zal aanmanen om tolerant te zijn. Het probleem blijft dat in het Verenigd Koninkrijk op rode diesel dezelfde taksen moeten worden betaald als op witte diesel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de schuldkwijtscheldingen in 2013 en 2014" (nr. 17547)

24 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "les remises de dettes en 2013 et 2014" (n° 17547)

 

24.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het doet mij plezier om u eens in de commissie te mogen ontmoeten. U zult mij hier zelden of nooit zien, maar ik heb een vraag over ontwikkelingssamenwerking gelieerd aan financiën; vandaar deze vraag aan u.

 

Het gaat over de schuldkwijtscheldingen in 2013 en 2014, jammer genoeg geen schuldkwijtscheldingen aan België, maar van België aan een derde land. Ik bouw eigenlijk voort op een antwoord dat u mij op een schriftelijke vraag hebt gegeven.

 

U hebt geantwoord dat de schuld van Guinee-Conakry, met name een staatslening ten bedrage van 2 437 316 euro, wellicht dit kalenderjaar, 2013, zal worden kwijtgescholden. Ik lees echter in de algemene toelichting bij de begroting van 2013, op pagina 145, dat er voor 51 miljoen euro schuldkwijtscheldingen worden begroot, “waarschijnlijk van Myanmar en van Zimbabwe”. In de door u aangereikte tabellen staat Myanmar met 15,15 miljoen euro uitstaande schulden bij de Nationale Delcrederedienst en staat Zimbabwe met 50,38 miljoen euro uitstaande schulden bij de Delcrederedienst en met 1,9 miljoen euro uitstaande schulden wat de leningen van staat tot staat betreft. Er is met andere woorden toch een zekere tegenstrijdige informatie.

 

Welke schulden zal ons land in 2013 vermoedelijk kwijtschelden? Aan welke landen en voor welk bedrag? Voor welk bedrag wordt elk van de schuldkwijtscheldingen meegeteld als ODA, officiële ontwikkelingssamenwerking, in 2013?

 

Indien er geen schuldkwijtschelding komt voor Zimbabwe en Myanmar in 2013, in tegenstelling tot wat in de begroting wordt geopperd, wat is daarvan dan de reden?

 

Welke schulden zal ons land in 2014 vermoedelijk kwijtschelden? Aan welke landen en voor welk bedrag? Voor welk bedrag wordt elk van de schuldkwijtscheldingen meegeteld als ODA in 2014?

 

24.02 Minister Koen Geens: Mijnheer De Vriendt, ook voor mij is het een groot genoegen om met u kennis te maken.

 

In 2013 zal België de volgende schulden kwijtschelden aan ontwikkelingslanden.

 

Aangezien Guinee-Conakry in de loop van 2012 het voltooiingspunt bereikt in het kader van het HIPC-initiatief, zal het uitstaand saldo ten bedrage van 2 437 316,07 euro van een in het verleden toegekende staatslening worden kwijtgescholden ingevolge een akkoord dat in de Club van Parijs werd ondertekend op 25 oktober 2012. De schuldkwijtschelding zal in werking treden na ondertekening van een bilateraal kwijtscheldingsakkoord dat in voorbereiding is.

 

Voor de Comoren hadden de onderhandelingen in de Club van Parijs naar aanleiding van het bereikte HIPC-voltooiingspunt plaats op 28 februari 2013. In opvolging van het ondertekende akkoord heeft België een EU-IDA schuld van afgerond 20 000 euro kwijtgescholden.

 

Op 25 januari 2013 werd in de Club van Parijs een schuldenconsolidatieakkoord ondertekend tussen Myanmar en de bilaterale publieke schuldeisers. In uitvoering van dat akkoord zal België in twee fasen 50 % van de uitstaande ONDD-schuld ten bedrage van 15 153 214,9 euro kwijtschelden. Een eerste kwijtschelding van 12,5 % voor een bedrag van 1 894 151,77 euro zal in de loop van 2013 plaatsvinden na het ondertekenen van het bilateraal kwijtscheldingsakkoord.

 

Een tweede schijf van 5 682 455,321 euro zal worden kwijtgescholden nadat alle voorwaarden die in het akkoord van de Club van Parijs werden vastgelegd, zullen zijn vervuld. Dat deel van de bilaterale schuldkwijtschelding zal waarschijnlijk in 2014 plaatsvinden.

 

Enkel de schuldkwijtschelding ten gunste van Myanmar is ODA-aanrekenbaar voor de totale nominale waarde van het kwijt te schelden bedrag. België kiest voor het beleid inzake schuldverlichtingen voor een multilateraal gecoördineerde aanpak.

 

Bilaterale schuldenconsolidaties worden daarbij in de regel voorafgegaan door onderhandelingen in het kader van de Club van Parijs. De onderhandelingen hebben in principe pas plaats nadat de betrokken ontwikkelingslanden bereid zijn een aantal economische hervormingen door te voeren die gekoppeld worden aan een IMF-programma.

 

Aangezien Zimbabwe nog niet voldoet aan de voorwaarden voor een IMF-programma, zal een multilateraal gecoördineerde schuldenconsolidatie nog enige tijd uitblijven. Zolang dat het geval is, kan er ook geen sprake zijn van een Belgische schuldenconsolidatie voor de ONDD-schuld van 50,38 miljoen en de 1,9 miljoen euro uitstaande schulden betreffende de staatsleningen.

 

Ten slotte, vermoedelijk zal het tweede deel van de bilaterale schuldverlichting ten gunste van Myanmar in 2014 plaatsvinden. Op basis van de huidige situatie lijkt het weinig waarschijnlijk dat er reeds in 2014 een bilaterale consolidatie komt ten gunste van Zimbabwe.

 

Er worden in 2014 geen andere schuldkwijtscheldingen verwacht. De kwijtschelding van de ONDD-schuld van Myanmar ten bedrage van 5 682 455,321 euro is ODA-aanrekenbaar voor de nominale waarde van de kwijtschelding.

 

24.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw heel duidelijk antwoord.

 

In tegenstelling tot wat oorspronkelijk in de begroting werd ingeschreven, zal Zimbabwe nog moeten wachten op die schuldkwijtschelding.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

25 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het statuut van directe vertegenwoordiging voor scheepsagenten" (nr. 17562)

25 Question de M. Kristof Waterschoot au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le statut de représentation directe pour les agents maritimes" (n° 17562)

 

25.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, in juli 2012 is na heel wat discussie het statuut van de directe vertegenwoordiging goedgekeurd, waarmee België achterliep, zeker tegenover Nederland, wat nadelig was voor de concurrentiepositie van onze handelssector. Uiteindelijk is het gelukt dat douaneagenten in naam van en voor rekening van de exporteur aangifte kunnen doen.

 

Bij de lancering werd gezegd dat dit ook voor de scheepsagenten mogelijk zou zijn. Wij stellen echter vast dat dit na een jaar nog niet gebeurd is. Waarom is dat voor de scheepsagenten nog atijd niet ingevoerd? Hebt u een idee wanneer deze kwestie wel opgelost zal zijn?

 

25.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Waterschoot, op 1 augustus 2012 werd in de reglementering ingeschreven dat douane-expediteurs in bepaalde omstandigheden als directe vertegenwoordiger kunnen optreden bij de indiening van douaneaangiften. Het verlenen van financiële faciliteiten voor deze categorie van directe vertegenwoordigers wordt nog bestudeerd.

 

De directe vertegenwoordiging door scheepsagenten zou het indienen behelzen van summiere aanvragen bij de douane bij binnenkomst of bij uitgang uit het douanegebied van de Europese Unie. Voor het reglementeren van dit aspect is er in België nog geen formeel verzoek ingediend. Pas indien dit het geval zal zijn, zal worden nagegaan onder welke voorwaarden het mogelijk is dat een scheepsagent als directe vertegenwoordiger kan optreden.

 

De communautaire wetgeving voorziet in verschillende mogelijkheden voor de vertegenwoordiging. De Algemene Administratie der Douane en Accijnzen kan echter alleen formele vragen in aanmerking nemen die specifiek geformuleerd zijn. Op basis van een precies geformuleerd verzoek zal binnen de perken van de mogelijkheden zo spoedig mogelijk worden onderzocht onder welke voorwaarden in België de toepassing van de directe vertegenwoordiging aan de scheepsagenten kan worden toegestaan.

 

25.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik zal mijn tong drie keer ronddraaien en proberen beleefd te blijven. Neem dit niet persoonlijk, maar wat is het nut nog van een nationaal forum waar men samen met het bedrijfsleven zoekt naar oplossingen voor concrete problemen, en wat baat de doelstelling van u en uw voorgangers om zo innovatief mogelijk te zijn, als het standpunt van de administratie is dat men het eerst formeel moet vragen vooraleer zij kijkt of het mogelijk is.

 

De bedoeling van het nationaal forum is toch precies dat de publieke sector samen met het bedrijfsleven zoekt naar goede oplossingen waar België en de sector beter uitkomen? Dat is ook de enige doelstelling van mijn vraag.

 

Als de administratie graag formele vragen heeft, dan zullen die er morgen wel liggen, maar ik vind dit een zeer vreemde manier van antwoorden. Gelukkig heb ik mijn tong eerst drie keer rondgedraaid, anders was mijn antwoord nog directer geweest.

 

25.04 Minister Koen Geens: Mijnheer Waterschoot, ik apprecieer ten zeerste hoe een domein dat uw passie gaande houdt niettemin uw ingetogenheid kan verantwoorden. U kunt ervan op aan dat ik op 29 mei en 12 juni intens met de sector en de betrokken administratie zal overleggen. Ik hoop dat ik dan te gepasten tijde recht zal kunnen doen aan de wijze waarop u ingetogen hebt gerepliceerd op mijn antwoord op uw vraag.

 

25.05  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik wil van tevoren al uw inspanningen appreciëren, maar ik blijf bij mijn pleidooi inzake een materie die mij persoonlijk fascineert. Het bedrijfsleven en de douane zijn in dezen echt geen tegenstanders. Als land hebben wij alleen te winnen bij goede, innovatieve concepten die wij zo veel mogelijk in samenwerking kunnen opzetten. Ik dank u alvast voor uw inspanning.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

26 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Meyrem Almaci aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de fiscale regularisatie" (nr. 17564)

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de explosieve toename van het aantal fiscale regularisaties en de organisatie van de DVB" (nr. 17868)

26 Questions jointes de

- Mme Meyrem Almaci au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la régularisation fiscale" (n° 17564)

- M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le boom des régularisations fiscales et l'organisation du SDA" (n° 17868)

 

26.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je reviens à ma question posée anticipativement, suite à la publication vendredi des chiffres du SPF Finances concernant la régularisation fiscale. Les contribuables repentis auraient introduit, dans le courant du mois d'avril, 667 demandes de régularisation fiscale, soit 25 % de plus que le mois précédent et neuf fois plus qu'en avril 2012. Entre janvier et avril, pas moins de 1 715 déclarations de régularisation auraient été enregistrées pour un montant de près de 330 millions d'euros. Ce sont, en tout cas, les informations parues dans la presse. Il faut voir à quoi correspond le montant, s'il s'agit du surplus d'impôts ou du montant régularisé.

 

D'où mes questions, monsieur le ministre. Confirmez-vous ces chiffres publiés? Quel est le montant moyen régularisé? Quelle est la répartition entre types de revenus (travail, capitaux, succession, etc.) régularisés? Quel est le montant moyen d'impôts payés par le contribuable concerné? Quelle est l'amende moyenne imposée aux contribuables repentis? De quelle manière les services concernés ont-ils été renforcés afin de pouvoir assurer correctement le travail de contrôle des demandes introduites face à leur afflux et de fixer correctement les amendes dues? Enfin, un contrôle externe renforcé est-il assuré par rapport aux décisions prises par le Service des Décisions Anticipées? De quelle nature est-il?

 

26.02  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, sans vouloir me mêler de l'agenda de votre commission, j'ai des étudiants qui m'attendent à Leuven. J'aimerais donc savoir si je réponds encore à vos questions et à celle de Mme Wouters.

 

Le président: On peut vous libérer. On avait prévu une fin de réunion vers 18 h 00; on ne va pas changer d'avis. J'ai encore plein de questions, mais il faut en garder pour la suite!

 

26.03  Koen Geens, ministre: D'accord.

 

Concernant les chiffres que vous avez mentionnés, je peux vous confirmer qu'ils sont corrects. Le montant moyen régularisé s'élève approximativement à 212 000 euros en termes de base imposable. Il est à noter qu'une demande concerne en général sept années de revenus à régulariser. Quant à la répartition par types de revenus, les statistiques permettent de faire la distinction entre revenus autres, revenus professionnels et opérations de TVA, mais pas au sein de ces catégories.

 

Pour les dossiers régularisés jusqu'au 30 avril 2013, le montant moyen de prélèvement par dossier s'élève à 60 000 euros. La loi-programme du 27 décembre 2005 prévoit, pour les revenus autres, dix points de pénalité par rapport au taux normal de l'impôt. Le précompte mobilier de quinze passe à vingt-cinq et celui de vingt-cinq passe à trente-cinq. Je tiens à préciser que le point de contact Régularisation n'a pas de pouvoir de contrôle, mais a pour mission de calculer le prélèvement sur la base des données communiquées par le demandeur. Un renfort du point de contact Régularisation a été effectué à la fois par une réorganisation de la répartition des tâches au sein du Service des Décisions Anticipées et par de nouveaux détachements d'agents du SPF Finances auprès de ce même Service.

 

26.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vous n'avez pas la répartition de la régularisation en fonction des revenus professionnels, de la TVA et des autres, c'est-à-dire les revenus mobiliers? Vous ne disposez pas du détail?

 

26.05  Koen Geens, ministre: Comme je l'ai indiqué dans ma réponse, les statistiques permettent de faire la distinction entre les revenus autres, les revenus professionnels et les opérations de TVA, mais pas au sein de ces catégories. Mais je ne les ai pas avec moi.

 

26.06  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): D'accord, vous avez l'explication méthodologique mais vous n'avez pas les chiffres. Je vous remercie pour cette précision.

 

On peut se réjouir que de l'argent placé à l'étranger soit réintégré dans notre économie et qu'un impôt soit payé.

 

J'aurais voulu pouvoir vérifier avec vous s'il n'y avait pas une sur-pondération de la régularisation de revenus mobiliers desquels on ne connaît pas l'origine. Telle est en effet la constante dans le rapport annuel du Service des Décisions Anticipées. Je vois ici que pour 2008, il y a 82 % de revenus mobiliers, ce qui ne me semble pas correspondre à la réalité de l'éventuelle fraude. C'est parce que l'on n'interroge pas les contribuables repentis sur l'origine de leur argent. Passons. Nous évaluerons cela au mois de juin quand le nouveau dispositif extinctif sera en œuvre.

 

Autant il est important que cet argent réintègre l'économie belge et qu'un impôt soit payé, autant il ne s'agit pas d'être tellement clément que cela ne représente plus rien par rapport à la fraude initiale, ce dont je ne peux juger puisque je ne dispose que d'informations partielles.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

27 Question de M. Georges Gilkinet au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'enquête de la SFPI sur les pratiques et la présence dans les paradis fiscaux des banques à participation publique et l'entrevue entre M. Tilmant et la SFPI" (n° 17567)

27 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het onderzoek van de FPIM naar de activiteiten en de aanwezigheid in belastingparadijzen van banken waarin de overheid participeert en het onderhoud tussen de heer Tilmant en de FPIM" (nr. 17567)

 

27.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, ma question concerne l'enquête de la SFPI sur les pratiques et la présence dans les paradis fiscaux des banques à participation publique et l'entrevue entre M. Tilmant et la SFPI.

 

Cette question s'inscrit dans le prolongement de notre échange en commission du 24 avril. Vous aviez fait état de la demande adressée à la SFPI d'étudier l'ampleur et les objectifs des activités offshore des institutions financières au sein desquelles cette dernière intervient.

 

Vous aviez en outre indiqué qu'une rencontre devait avoir lieu dans un délai assez bref entre la SFPI et le représentant de l'État au conseil d'administration de BNP Paribas – M. Tilmant –, au sujet de son implication dans la constitution de sociétés offshore lorsqu'il était aux commandes d'ING.

 

Nous voilà quinze jours plus tard et j'espère que le dossier a évolué.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer si vous avez déjà reçu un premier rapport de la SFPI suite à votre demande d'enquête? Le cas échéant, quels en sont les premiers enseignements?

 

Dans quel délai le rapport complet vous sera-t-il transmis et sera-t-il communiqué au Parlement?

 

La SFPI peut-elle compter sur la coopération des institutions concernées pour la transmission des informations sollicitées?

 

La rencontre entre la SFPI et M. Tilmant a-t-elle eu lieu? De quelle information M. Tilmant a-t-il fait état à propos des activités d'ING dans les paradis fiscaux et de son implication dans ce type de montage? Le cas échéant, le rapport de cette rencontre vous a-t-il été communiqué ainsi qu'au gouvernement?

 

Le gouvernement maintient-il sa confiance en M. Tilmant comme représentant de l'État chez BNP Paribas?

 

Quelles mesures nouvelles comptez-vous prendre pour vous assurer de la probité des représentants de l'État belge dans la banque, ainsi que dans les banques à participation publique en général, et de l'éthique des pratiques desdites banques?

 

27.02  Koen Geens, ministre: Cher collègue, comme je l'ai déjà dit la semaine dernière, il n'est pas encore possible, vu le court laps de temps écoulé, de tirer des conclusions de l'enquête de la SFPI. La SFPI a écrit à toutes les institutions concernées en leur demandant de fournir dans les trente jours les informations nécessaires.

 

La rencontre entre la SFPI d'une part, ING et M. Tilmant d'autre part, a eu lieu le 29 avril. La réaction de la SFPI est la suivante:

 

"M. Tilmant était président du conseil d'administration d'ING entre 2004 et 2009. En 2007, sous la présidence de M. Tilmant donc, ING Group a cédé les activités d'ING Trust.

 

Dans le cadre des activités d'ING en Asie, ING Banque a une succursale à Labuan en Malaisie. En effet, les banques étrangères qui souhaitent octroyer des prêts à des entreprises malaisiennes n'obtiennent l'autorisation nécessaire des autorités locales que si elles le font par le biais d'une succursale à Labuan, que le gouvernement local veut promouvoir en tant que centre financier.

 

Comme il s'agit d'une succursale d'ING Banque, ce sont les administrateurs ayant pouvoir de signature pour ING Banque qui sont également enregistrés à Labuan en tant qu'administrateurs. Certains administrateurs belges d'ING Banque, pour la période 2002-2009, sont dès lors cités dans les articles. Ils ne sont en aucune façon impliqués personnellement dans les affaires bancaires par l'intermédiaire de Labuan ou du bureau fiduciaire Portcullis.

 

Durant cette période et encore aujourd'hui, le groupe ING a payé ses impôts dans le pays où il exerce ses activités bancaires régulières. ING n'a jamais utilisé de structure indésirable agressive pour réduire sa propre pression fiscale."

 

Voilà donc la réaction de la SFPI à ce sujet.

 

Je souhaite attirer votre attention sur le fait que la présomption d'innocence, qui est un principe fondamental de notre droit, doit être respectée. Aucune preuve n'a été fournie à ce jour de ce que les établissements de crédit ou les personnes mentionnés dans la presse auraient commis le moindre délit. Une certaine retenue est donc de mise.

 

Les administrateurs nommés au conseil d'administration sur la recommandation de l'État belge en tant qu'actionnaire agissent conformément au droit des sociétés. Dans l'intérêt de la société actuellement, il existe déjà pour les institutions financières des exigences en matière d'aptitude, d'expertise, d'intégrité professionnelles des membres du comité de direction, des administrateurs, des dirigeants effectifs et des responsables des fonctions de contrôle indépendant – des dispositions dites fit and proper.

 

L'évaluation fit and proper fait partie de la surveillance prudentielle que la Banque nationale de Belgique exerce sur les institutions placées sous sa surveillance. La Banque nationale de Belgique peut donc prendre des mesures si elle estime que l'administrateur ne répond pas aux exigences précitées.

 

27.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, puisque l'enquête n'est pas encore terminée, je vous réinterrogerai à ce sujet.

 

Vous nous avez néanmoins transmis les réponses et un compte rendu de cette rencontre entre la SFPI, ING et M. Tilmant. Vous en concluez que ce n'est pas si grave. C'est une constante dans les dossiers bancaires, et cela pose problème. En effet, prétendre qu'aucune faute n'a été commise et qu'aucune collaboration n'a été organisée par l'un ou l'autre mandataire en recourant à des mécanismes de fraude n'est pas exact. Autant je comprends l'argument de la présomption d'innocence, autant je voudrais lui opposer le sentiment de l'injustice représentée par l'impunité de ceux qui ont commis des erreurs – qu'elles aient été ou non volontaires, par exemple à la suite d'un manque de vigilance de membres d'un conseil d'administration.

 

Ces personnalités continuent d'être à la tête d'institutions et de fédérations financières et d'être considérées par la Banque nationale comme fit and proper. Cela remet en question sa capacité d'évaluation, puisque tout le monde est fit and proper à ses yeux, y compris des personnes ayant dirigé de grandes institutions bancaires belges qui sont allées dans le mur, rendant nécessaire un refinancement public assez lourd – ce qui explique en partie les difficultés budgétaires actuelles. Je ne comprends pas qu'aucun de ces individus n'ait été poursuivi ou sanctionné pour les erreurs commises. Cela pose un problème de société.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

27.04  Koen Geens, ministre: Monsieur le président, je peux encore répondre à une question.

 

Le président: Je donne la parole pour une dernière question à Mme Veerle Wouters.

 

28 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "het jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft" (nr. 17576)

28 Question de Mme Veerle Wouters au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "l'année au cours de laquelle le contribuable exerce une activité professionnelle normale" (n° 17576)

 

28.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt dat u ook op deze vraag nog wil antwoorden.

 

Volgens het recente arrest van 14 maart 2013 van het Hof van Cassatie moet men voor het bepalen van de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad, meer bepaald artikel 171, 5° van het WIB 92, kijken naar het laatste normale jaar waarin de belastingplichtige beroepsinkomsten heeft genoten uit een normale beroepswerkzaamheid. Dit betekent dat vervangingsinkomsten in dat verband volgens het Hof van Cassatie niet voldoen.

 

Volgens de commentaar op het WIB 92, Com.IB 171/325, is evenwel niet vereist dat een beroepswerkzaamheid werd uitgeoefend van 1 januari tot 31 december, maar wel dat de belastingplichtige gedurende elk van de twaalf maanden van het beschouwde jaar belastbare beroepsinkomsten heeft verkregen, dus met inbegrip van vervangingsinkomsten, pensioenen, renten enzovoort.

 

Aangezien de gemiddelde aanslagvoet op vervangingsinkomsten doorgaans lager is dan op gewone bezoldigingen, is het administratieve standpunt voordeliger voor de belastingplichtige. Immers, de gemiddelde aanslagvoet is binnen bepaalde grenzen en voorwaarden van toepassing op andere opzeggingsvergoedingen en achterstallen.

 

U hebt de vakbonden van Ford Genk ontvangen. Zij pleitten voor een lagere belasting op hun opzeggingsvergoeding. Aangezien veel werknemers bij Ford Genk het voorbije en het lopende jaar reeds technisch werkloos zijn geweest, zou die interpretatie van het Hof van Cassatie tot een hogere belasting leiden op die opzeggingsvergoeding dan wanneer men de Com.IB toepast.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Zijn ambtenaren niet verplicht om het administratieve standpunt te verdedigen? Welke rechtszekerheid heeft een belastingplichtige indien een ambtenaar de administratieve richtlijnen niet volgt? Blijft de huidige administratieve commentaar van toepassing? Overweegt u een aanpassing van de wetgeving om dergelijke discussies in de toekomst te vermijden?

 

28.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Wouters, de fiscale ambtenaren zijn in principe uiteraard gehouden de richtlijnen na te leven die hen door de administratie worden gegeven. De wet heeft echter voorrang op de richtlijnen in kwestie. Wanneer de administratieve richtlijnen niet met de bepalingen ter zake in het Wetboek van de inkomstenbelastingen overeenstemmen, dienen de ambtenaren in beginsel de administratieve richtlijnen buiten toepassing te laten.

 

Indien de belastingplichtige meent daardoor te zijn benadeeld, kan hij zich, na uitputting van de administratieve beroepen, wenden tot de hoven en rechtbanken die de fiscale geschillen uiteindelijk zullen moeten beslechten.

 

Aangezien de huidige wettekst en de administratieve commentaar in de praktijk inderdaad vaak tot toepassingsproblemen leiden, ben ik de mening toegedaan dat een wijziging van de huidige wetgeving ter zake zich opdringt. Ik heb mijn administratie dan ook gevraagd de nodige voorstellen te doen. Mijn administratie heeft in het licht van mijn vraag en van de vereenvoudiging van de personenbelasting die voorstellen ook reeds bij mij ingediend.

 

U mag zich ter zake dus aan een voorstel van wetswijziging verwachten.

 

28.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Als sommige ambtenaren zich houden aan het administratief standpunt en andere naar het Hof van Cassatie gaan, dan hebben wij natuurlijk het probleem dat niet elke belastingplichtige gelijk behandeld wordt. Ik begrijp u volkomen als u zegt dat de wet voorrang heeft op een administratief standpunt. Ik ben dan ook heel blij van u te horen dat u de wet wil aanpassen. Ik hoop natuurlijk dat dit ten voordele van de belastingplichtige zal zijn en niet ten voordele van de staatskas.

 

Voorts hoop ik dat u in het licht hiervan misschien rekening kunt houden met de vragen die er vanuit ons Limburgs Ford Genk gekomen zijn. Dan kan dat misschien in één keer worden opgelost.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 18.03 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.03 uur.