Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mardi 7 mai 2013 Après-midi ______ |
van Dinsdag 7 mei 2013 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.26 uur en voorgezeten door mevrouw Carina Van Cauter.
La séance est ouverte à 14.26 heures et présidée par Mme Carina Van Cauter.
01 Question de M. Georges Dallemagne à la ministre de la Justice sur "l'annexe de la prison de Forest" (n° 17509)
01 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Justitie over "het bijgebouw van de gevangenis van Vorst" (nr. 17509)
01.01 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, chacun sait que la prison de Forest est une véritable "usine" surpeuplée et vétuste. En ce mois d'avril, le nombre de détenus est parfois remonté jusqu'à 639, avec des pics de quasi 70 "trios", c'est-à-dire des cellules où trois détenus sont entassés indignement.
Ce dont on parle moins ou pas assez, c'est de l'annexe de cette prison – elle aussi surpeuplée – où sont détenus parfois jusqu'à 110 internés, là aussi avec de très nombreux trios. Plus d'une quinzaine d'internés ne trouvant pas de place à l'annexe sont détenus actuellement dans les sections communes de la prison. Très régulièrement aussi, les cachots des sections ordinaires B et C sont occupés par des internés de l'annexe.
Les agents pénitentiaires qui travaillent à l'annexe sont étonnés d'y voir arriver de plus en plus de détenus très difficiles. Ils se demandent pourquoi l'annexe de Forest devient le lieu où l'on héberge les cas les plus lourds en provenance des quatre coins du pays.
Il ne faut pas perdre de vue que l'on demande au personnel de l'annexe de surveiller des internés, et ce sans formation spécialisée. La plupart des agents ont une formation "sur le tas". La gestion de l'annexe, tout comme celle de la prison de Forest, tient bien souvent du miracle.
Madame la ministre, quels sont les chiffres concernant le nombre d'internés dans les prisons belges ainsi que leur répartition?
Quel est le nombre d'internés à Forest en provenance d'autres prisons? Pourquoi les cas les plus lourds sont-ils envoyés à l'annexe de Forest? Est-il possible de décharger cette annexe à brève échéance vers d'autres lieux de détention?
Combien de places la future prison de Haren réservera-t-elle aux internés?
À quelles échéances les nouveaux centres d'expertise légale seront-ils ouverts?
01.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, la gestion de l'annexe est surtout possible grâce au professionnalisme et au travail quotidien des équipes en place malgré la situation qui n'est pas évidente.
En ce qui concerne la situation générale, il y a actuellement 703 internés dans les prisons de Flandre répartis comme suit: 322 à Merksplas, 58 à Anvers, 116 à Turnhout, 51 à Louvain secondaire, 42 à Bruges, 110 à Gand et 6 dans d'autres établissements. Les prisons wallonnes hébergent 137 internés: 28 à Mons, 38 à Jamioulx, 37 à Lantin et 34 à Namur. Forest héberge 103 internés dont 92 chez les hommes. Il y a également 2 internés à Saint-Gilles.
Au total, il y a donc 945 internés dans les prisons belges. Il faut évidemment y ajouter 202 internés dans l'établissement de défense sociale de Paifve, 381 aux Marronniers et 37 dans l'établissement de défense sociale de Mons.
La situation à Forest n'est pas facile – tout le monde s'accorde sur ce point – mais elle est causée par toute une série de facteurs. Douze détenus proviennent d'autres établissements. L'annexe est également utilisée pour des détenus non internés mais qui présentent des problèmes psychiatriques graves. De plus, il faut mentionner la problématique des listes d'attente pour le placement en établissements de défense sociale.
Le cœur du problème est le manque de places en établissements de défense sociale, raison pour laquelle je propose notamment d'étendre la capacité de Paifve dans les futurs plans.
En ce qui concerne les futurs établissements, le centre de psychiatrie légale de Gand, actuellement en construction, ouvrira ses portes au printemps de l'année prochaine tandis que celui d'Anvers est prévu pour 2015. L'appel aux candidats entrepreneurs a d'ailleurs été lancé début avril.
Enfin, la prison de Haren disposera d'une section psychiatrique de 144 places pour hommes, dont 24 pour les situations de crise, et de 10 places pour les femmes.
01.03 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Comme moi, vous convenez que la situation à Forest est particulièrement délicate, comme c'est le cas d'ailleurs dans d'autres centres où se trouvent des internés.
Je compte sur vous pour organiser la meilleure répartition possible de cette charge afin que les détenus et les internés puissent être traités de la manière la plus digne possible.
Het incident is gesloten.
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het erkennen van documenten van andere EU-lidstaten" (nr. 17535)
- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het Europees voorstel inzake openbare akten" (nr. 17544)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la reconnaissance des documents des autres États membres de l'Union européenne" (n° 17535)
- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la proposition européenne relative aux actes publics" (n° 17544)
02.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, de Europese Commissie wil de administratie verminderen voor burgers en bedrijven die in het buitenland de echtheid van een officieel document moeten bewijzen. Enkele weken geleden hebben we hierover al wetsontwerpen zien passeren in de commissie. Ik heb hierover echter nog enkele vragen.
Belgen die naar een ander Europees land verhuizen moeten doorgaans, bijvoorbeeld, de echtheid van hun huwelijks- en geboortecertificaat uit het eigen land kunnen bewijzen. Ze hebben daarvoor een apostille nodig, een certificaat dat als bewijs van echtheid geldt. Hetzelfde geldt voor bedrijven die zich in het buitenland willen laten registreren. Zij moeten vaak een aantal gewaarmerkte openbare akten indienen. Het gaat dus in feite om zeer belangrijke wetgeving.
Nu de EU-lidstaten elkaars juridische vonnissen aanvaarden, moeten ze volgens commissaris Reding ook vertrouwen durven hebben in elkaars administratie. Ze vindt dat bepaalde formaliteiten voor twaalf categorieën van openbare akten niet langer gevraagd moeten worden. Aan de inhoud van de akten en de gevolgen die eraan worden gegeven raakt Reding niet. Het wordt alleen eenvoudiger om te bewijzen dat een openbare akte of de handtekening op een akte echt is en in welke hoedanigheid diegene die het document heeft ondertekend dat heeft gedaan. Dit moet volgens Reding door de lidstaten wederzijds worden aanvaard zonder verdere vereisten. Die maatregelen moeten burgers en bedrijven jaarlijks zo’n 330 miljoen euro besparen. De gewraakte formaliteiten zijn momenteel bij ongeveer 1,4 miljoen documenten vereist. Mocht er toch gegronde twijfel over een akte bestaan, dan kan de echtheid ervan nog altijd gecontroleerd worden door de instantie die ze heeft afgegeven.
Om de zaken nog verder te vereenvoudigen stelt de Commissie ook voor om meertalige standaardformulieren in te voeren in alle officiële EU-talen. Wie bijvoorbeeld een geboorte, een huwelijk of een overlijden wil laten registreren, kan dat met zo’n formulier doen onder dezelfde voorwaarden als nationale openbare akten. Als we dat lezen, dan rijzen er ogenblikkelijk heel wat vragen.
Welk standpunt heeft u ter zake ingenomen voor ons land? Welke besparing zou dit voor ons land opleveren? Bent u voorstander van uniforme, meertalige formulieren? Hoeveel zou de invoering kosten? Op welke termijn kunnen deze maatregelen worden ingevoerd en gerealiseerd?
02.02 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal niet alles herhalen, want mevrouw Dumery heeft al heel veel gezegd.
De Europese Commissie zal inderdaad voorstellen om de apostillestempel af te schaffen voor mensen die in een andere lidstaat wonen of werken. Dit houdt in dat burgers of bedrijven niet langer dure, gelegaliseerde kopieën of gewaarmerkte vertalingen van officiële documenten nodig hebben om bijvoorbeeld een woning of een bedrijf te laten registreren, om te trouwen of om een verblijfskaart aan te vragen. Het voorstel is om voor twaalf categorieën van openbare akten de formaliteit van de apostille of legalisatie af te schaffen.
Mevrouw de minister, ik kom dan tot mijn vragen. Hoe evalueert u deze Europese maatregel? Welk standpunt neemt de regering hierover in op Europese fora? Worden andere mogelijkheden ook onderzocht? Ik denk dan, bijvoorbeeld, aan een procedure via elektronische weg of de introductie van een Europees model van een akte van burgerlijke stand, zoals dit ook bestaat voor rijbewijzen en paspoorten.
Ik dank u voor uw antwoord.
02.03 Minister Annemie Turtelboom: Het is voorbarig om reeds het standpunt van de regering mee te delen omtrent het voorstel van de Europese Commissie betreffende het vrij verkeer van bepaalde openbare documenten en akten binnen de Europese Unie. Het voorstel werd zeer recent gecommuniceerd. Bijgevolg zal er nog enige tijd nodig zijn om het voorstel diepgaander te onderzoek, alsook om het te bespreken en intern te onderhandelen met de verschillende betrokken departementen. Zo zal de vraag naar de wettelijke basis in elk geval heel grondig moeten worden onderzocht.
Desalniettemin kan ik al de volgende preliminaire opmerkingen maken.
Een Europese akte van burgerlijke stand zal de samenwerking tussen de verschillende lidstaten op het vlak van burgerlijke stand wel vergemakkelijken. Doch, gelet op het nauwe verband tussen het materieel recht en de eenmaking van de Europese akten, lijkt een eengemaakte Europese akte moeilijk realiseerbaar zonder dat het materieel recht uniform is gemaakt.
De termijn waarbinnen de maatregelen van het voorstel zouden kunnen worden ingevoerd en gerealiseerd, is moeilijk in te schatten. Het voorstel zal immers in de Raad van Ministers worden besproken.
Het voorstel spreekt over een besparing voor burgers en bedrijven naar aanleiding van de afschaffing van de legalisatie of apostille van de beëdigde vertaling. Dat betekent echter niet dat het voor België geen extra kosten met zich zou brengen. In het voorstel wordt immers gesproken van een centrale autoriteit per lidstaat evenals van een samenwerkings- en controlemechanisme tussen de lidstaten.
Wat de impact op de fraudebestrijding zal zijn, zal onder andere afhankelijk zijn van de samenwerking tussen de lidstaten en van de werking van de controlemechanismen. Bovendien moet erover worden gewaakt dat het afschaffen van bedoelde formaliteiten geen bijkomende controle en administratieve lasten betekent voor de bestemmeling van het document. Ook moet erop worden toegezien dat nog steeds met de nodige voorzichtigheid wordt omgesprongen met belangrijke documenten, zoals de akte van de burgerlijke stand.
Wat de meertalige standaardformulieren betreft, kan worden medegedeeld dat België deel uitmaakt van Conventie 16 van de Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand betreffende de afgifte van meertalige uittreksels uit akten van de burgerlijke stand. Deze overeenkomst heeft tot doel tussen de verdragsluitende staten voor uittreksels van akten van burgerlijke stand onder bepaalde voorwaarden het gebruik van geüniformeerde, meertalige formulieren verplicht te maken.
Deze conventie wordt momenteel op vraag van België herzien, zodat de meertalige formulieren aan de evolutie in het materieel recht worden aangepast alsook ter voorkoming van valse akten.
Met dit doel heeft België conventie 33 inzake het gebruik van het ICBS-platform getekend. Dit project voorziet in een gegevensbank die de elektronische uitwisseling van gegevens van de burgerlijke stand tussen de verschillende lidstaten mogelijk wil maken.
Er werd binnen het kader van de ICBS lange tijd gediscussieerd over dit platform, dat een veilige uitwisseling van de gegevens van de burgerlijke stand mogelijk maakt.
02.04 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik kan uit uw antwoord afleiden dat u eigenlijk geen voorstander bent van het voorstel van de Europese Commissie. U bent kritisch en ik kan u daarin volgen. De wettelijke basis moet inderdaad worden onderzocht.
Zoals u terecht aanhaalt, denk ik ook dat het niet zo eenvoudig is om die Europese akte te realiseren. Wat de termijn betreft, zal het inderdaad lang duren vooraleer we daarover overeenstemming bereiken. De akte die zou worden gerealiseerd, zou vooral ‘fraudebestrijdendgevoelig’ moeten zijn.
Het thema zal misschien in de volgende Raden aan bod komen, waar u opnieuw een standpunt zult moeten innemen. Misschien kunnen wij dit volgend jaar opnieuw hernemen.
02.05 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is logisch dat de wettelijke basis van dit voorstel goed moet worden onderzocht, maar ik ben niet zo kritisch als mijn collega.
Ik denk dat het binnen een eengemaakt Europa een vereenvoudiging zou kunnen betekenen, mochten wij een aantal documenten kunnen gelijkschakelen en op die manier de rompslomp en de financiële consequenties kunnen wegwerken voor bedrijven die zich willen verplaatsen of vestigen in andere lidstaten.
Uiteraard moet hierbij rekening worden gehouden met de fraude, die streng moet worden aangepakt. Fraude is jammer genoeg een fenomeen van alle tijden.
L'incident est clos.
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de hervorming van de tweedelijns juridische bijstand" (nr. 17602)
- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "de hervorming van de juridische bijstand" (nr. 17720)
- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Justitie over "de hervorming van de tweedelijnsbijstand" (nr. 17725)
- de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "de juridische bijstand" (nr. 17804)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la réforme de l'aide juridique de deuxième ligne" (n° 17602)
- Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "la réforme de l'aide juridique" (n° 17720)
- Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Justice sur "la réforme de l'aide de deuxième ligne" (n° 17725)
- M. Fouad Lahssaini à la ministre de la Justice sur "l'aide juridique" (n° 17804)
03.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik hoef wellicht niet meer de voorgeschiedenis toe te lichten.
De advocatuur zendt al een tijdje signalen uit met de vraag naar een duidelijke, eerlijke en billijke tweedelijnsbijstand. Men stelt immers vast dat de vergoeding, die per punt wordt toegekend, dalend is. Bovendien heeft het Rekenhof een serieus aantal bedenkingen bij uw voorstel over een open enveloppe voor juridische bijstand, inzonderheid over het toezicht, de controle en de werkwijze met betrekking tot het pro-Deosysteem. Een andere vaststelling is dat het aantal dossiers substantieel stijgt. De Salduzwet ligt daaraan zeker mede ten grondslag.
Inmiddels hebben wij begrepen uit radioberichten dat u een hervormingsplan klaar hebt met enkele maatregelen, die moeten remediëren aan de problemen inzake het pro-Deostelsel. U zou onder andere een remgeld invoeren en de verplichting opleggen dat advocaat-stagiaires minstens in vijf dossiers dergelijke zaken op zich nemen.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot de aangekondigde hervorming? Welk resultaat wil u hiermee bereiken? Welke concrete maatregelen zult u nemen? Zijn die maatregelen afgetoetst bij de verschillende beroepsorganisaties? Met hoeveel moet het budget stijgen als er niets gebeurt? Hoeveel beoogt u te besparen met de voorgenomen maatregelen?
03.02 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, vous avez fait différentes communications dans la presse au sujet de l'aide juridique, dans lesquelles vous préconisez l'instauration d'un ticket modérateur pour les différentes catégories de justiciables, en particulier ceux qui sollicitent l'aide d'un avocat pro deo. Cependant, vous n'avez pas précisé si cette mesure sera applicable à tous ceux qui sollicitent cette aide.
Madame la ministre, pouvez-vous nous donner plus de précisions concernant certaines catégories de personnes qui, jusqu'ici, bénéficiaient d'une aide juridique sans condition, à savoir les personnes dépendant des CPAS, celles bénéficiant d'une allocation pour handicapés ou les mineurs d'âge?
Il en va de même pour les personnes en situation dite de faiblesse. Je pense ici aux détenus et aux internés. Le ticket modérateur sera-t-il aussi exigeant, sachant que dans bon nombre de cas, ces personnes n'ont pas accès à la gestion de leurs ressources financières?
03.03 Minister Annemie Turtelboom: De tekst van het voorontwerp van wet werd vorige week in eerste lezing door de Ministerraad goedgekeurd en is voor advies overgezonden aan de Raad van State. Na aanpassing aan het advies zal het na een tweede passage bij de Ministerraad in het Parlement worden ingediend. De tekst van het voorontwerp bevat enkel de noodzakelijke aanpassingen van het Gerechtelijk Wetboek. Andere maatregelen zoals de herziening van de nomenclatuur of de aanpassing van de vermoedens zullen opgenomen worden in andere besluiten, instrumenten, koninklijke of ministeriële besluiten.
De door de regering genomen beslissingen zijn het resultaat van een lange reflectie, waarbij gestreefd werd naar een evenwichtige oplossing voor alle actoren van de juridische bijstand. Voor de begunstigden van juridische bijstand strekt de hervorming er voornamelijk toe hen te responsabiliseren en zo overconsumptie te voorkomen. Op termijn kan een vermindering van het aantal aanwijzingen en gerechtelijke procedures worden verwacht. Het ontwerp beoogt het gebruik van niet-contentieuze middelen, inzonderheid van de bemiddeling, te bevorderen. Ten slotte strekt het ertoe de controles van werkelijke inkomsten te optimaliseren, de onweerlegbare vermoedens van ontoereikend inkomen af te schaffen en het in aanmerking nemen van alle inkomsten en vermogens, opdat de juridische bijstand effectief zou worden verleend aan wie het nodig heeft.
Voor de verstrekkers van de juridische bijstand, de advocaten, beoogt het ontwerp een optimalisering van de controle van de prestaties van de advocaten en voorzien we in een gemoduleerd sanctiesysteem bij misbruiken. Op dit ogenblik was de sanctie onmiddellijk het schrappen van de rol of geen zaken meer doen pro Deo. In de nieuwe regeling is er een mogelijkheid tot modulering.
De advocaat die vaststelt dat zijn optreden de begunstigde in staat gesteld heeft om geldsommen te ontvangen anders dan die welke voor het levensonderhoud bestemd zijn, krijgt de mogelijkheid zijn honoraria volledig of gedeeltelijk te recupereren.
Wat de vijf dossiers per advocaat-stagiair betreft, heeft de hervorming tot doel de vorming te verbeteren van de advocatent-stagiaires, die in de huidige stand van de wetgeving juridische bijstand uitoefenen zonder enige specifieke betaling. Die wordt nu mogelijk. Ik heb daarover overlegd met de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone.
Ils ont proposé de ne pas travailler sur base de cinq dossiers par avocat stagiaire mais par exemple sur base d'un seul dossier par avocat. Cette proposition sera examinée entre la première lecture et la deuxième lecture. C'est peut-être moins compliqué; c'est peut-être une meilleure solution pour l'aide juridique. Ce n'est pas encore décidé car je leur ai indiqué vouloir examiner leur proposition; leur solution est peut-être meilleure que celle de cinq dossiers par avocat stagiaire.
Dat zal dus definitief getrancheerd worden tussen de eerste en de tweede lezing.
Met die maatregelen streven wij naar een evenwicht tussen het door de Grondwet gewaarborgd recht tot toegang tot justitie, hulp voor de minstbedeelden en de passende vergoeding, die aan de advocaten moet worden toegekend.
De verschillende maatregelen werden besproken met de representatieve ordes van advocaten. Een deel van de in aanmerking genomen maatregelen worden overigens door de ordes zelf voorgesteld.
Ik neem er akte van dat de orde van de Duitstalige en de Franstalige balies gerechtelijke stappen tegen de aangekondigde hervorming van de rechtsbijstand zal ondernemen.
Ik pleit er in elk geval voor. Ik behoud mijn permanente dialoog met de advocaten. Het eerste ontwerp is bovendien naar de Raad van State voor advies.
Hoe dan ook, een kwaliteitsvolle juridische bijstand blijft mijn prioriteit. De filosofie van de toegang tot het systeem voor iedereen blijft behouden.
J'ai quelques réponses aux questions de Mme Boulet et M. Lahssaini.
Comme je l'ai déjà indiqué, une aide juridique de qualité conservant le bénéfice d'un accès pour tous à la justice est et reste ma priorité. L'introduction du principe de paiement d'un ticket modérateur n'est pas de nature à laisser le libre accès à la justice, à l'instar de ce qui se pratique en matière de santé publique, garantie de manière totalement identique par la Constitution.
Le principe du paiement d'une somme modique pour la désignation d'un avocat tend à responsabiliser le bénéficiaire dans son appel à la protection qui lui est accordée.
Le paiement d'un montant légèrement plus élevé, mais qui reste très modéré, en cas de choix de la voie contentieuse tend à revaloriser et à encourager le recours au mode alternatif de règlement des litiges et également à responsabiliser le justiciable dans sa démarche, c'est-à-dire soupeser les chances de succès de la procédure et prendre conscience, par une contribution symbolique, du coût d'une telle procédure supportée par l'ensemble de la collectivité.
L'idée d'un ticket modérateur progressif se révèle impraticable, car elle nécessiterait une échelle variable du ticket modérateur et des démarches administratives plus imposantes pour les bureaux d'aide juridique. Au demeurant, comme en matière de santé publique, l'insertion d'un système fixe offre l'avantage de la lisibilité, de la prévisibilité et de l'objectivité, en ce sens que le coût de l'aide est forfaitisé par instance. De plus, les montants restent très modérés.
Les personnes qui bénéficieront de la présomption devront, en principe, s'acquitter du montant du ticket modérateur. Des exceptions seront néanmoins prévues, notamment pour les mineurs, mais également dans tous les cas où il serait constaté qu'exiger un tel paiement reviendrait à priver le bénéficiaire de son libre accès à la justice.
Une
exception sera également instituée lorsque la demande concernera l'octroi, la
révision, le refus ou le remboursement d'allocations sociales, par le
bénéficiaire de l'aide juridique. Les présomptions d'insuffisance de moyens ne
sont pas supprimées. La réforme tient au caractère irréfragable de celle-ci
qui, quant à lui, est effectivement supprimé. Cela signifie que les personnes
assimilées à celles se trouvant dans les conditions de revenus les plus faibles
continueront à bénéficier de la présomption, mais leurs revenus ou avoirs
seront contrôlés. Le cas échéant, l'aide juridique gratuite sera retirée, s'il
était démontré que cette personne bénéficie, en réalité, de revenus suffisants.
L'urgence sera également maintenue pour les personnes qui ont besoin d'une aide
immédiate, mais ces dernières devront apporter la preuve qu'elles répondent aux
conditions pour bénéficier de l'aide juridique, dans un délai de quinze jours.
De cette façon, l'aide juridique est assurée à ceux qui en ont réellement
besoin.
Il est prévu
de mettre en place un projet pilote de système d'abonnement en matière de droit
des étrangers. Ce projet prévoira un système forfaitaire d'indemnisation. Il
sera mis en place en concertation avec les milieux concernés. Le choix du droit
des étrangers pour créer un projet pilote provient du nombre d'affaires d'aide juridique
consacrées à cette matière ainsi que du taux particulièrement minime de succès
de cette procédure.
En l'état
actuel de la législation, les avocats stagiaires qui bénéficient des mêmes
prérogatives que les avocats inscrits au tableau pratiquent couramment l'aide
juridique, et ce sans formation spécifique à ce sujet. C'est également la
raison pour laquelle l'objectif de la réforme vise justement à assurer à
l'avocat stagiaire une formation pratique minimale consistant en la prise en
charge encadrée des deux premiers dossiers d'aide juridique. Mais comme je l'ai
déjà dit, il est possible que ce système soit modifié avant la deuxième
lecture.
Dans le cadre du dialogue permanent avec les barreaux, la piste de la prise en charge de ces cinq dossiers par les avocats stagiaires continuera à être évaluée au même titre que d'autres pistes, comme la prise en charge d'un dossier pro deo par tout avocat.
Une révision de la nomenclature des points attribués aux avocats est à l'étude. Un rééquilibrage entre les différentes prestations ainsi que la revalorisation des modes alternatifs de règlement de conflits sont notamment envisagés. Cette étude se base sur une proposition des ordres des barreaux. Ceux-ci sont et seront régulièrement consultés.
Dans le budget, on ne constate pas d'augmentation du nombre de personnes qui utilisent le système pro deo mais bien une augmentation du nombre de dossiers. Avec ces mesures, nous souhaitons que le système reste payable dans le futur, tout en garantissant l'accès à la justice pour tous.
03.04 Sonja Becq (CD&V): Ik ben er ten zeerste over verheugd dat er een regeling is, die uitgaat van bemiddeling, en ben ook blij met het voorstel inzake remgeld. Wij zouden graag zien dat u ook bij de nomenclatuur meer ruimte laat voor bemiddeling, zodat men eisen minder via de rechtbank moet afdwingen. Met het voorstel geeft u een mooi signaal.
Met de invoering van een abonnement, dat ik zeker toejuich, is er toch sprake van een gesloten envelop, terwijl u tegelijk de toegang tot justitie vrijwaart. Een goede toegang tot justitie, dat is nu eenmaal eenieders bekommering.
We zullen afwachten of de invoering van het remgeld een effect heeft op de toegankelijkheid. U verwees daarstraks naar de gezondheidszorg, maar ik herinner u eraan dat sommige artsen zonder remgeld werken. Die mogelijkheid biedt de nieuwe regeling niet; er zal steeds remgeld worden gevraagd. Ik stel voor om in een nulmeting te voorzien en na te gaan wat er aan gekoppeld is.
Een blijvende zorg zijn zij die net buiten de inkomensgrenzen vallen en waarvoor men niet met een gedeeltelijke tussenkomst kan werken. Ook al is er omkering van bewijslast, controle van de roerende en onroerende inkomsten is heel belangrijk.
De balies vragen om de nomenclatuur aan te passen; wij steunen uw voorstel ter zake alvast volledig. Het lijkt me ook belangrijk om een deadline voorop te stellen, ook voor de aanpassing van de nomenclatuur, zodat de betrokkenen zelf voorstellen kunnen formuleren, want dat is toch wel een essentieel punt in het verhaal.
03.05 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, veuillez excuser mon retard: je suis restée coincée trois heures dans un train ce matin et toute ma journée a été décalée.
Madame la ministre, je relirai en détail la réponse que vous avez fournie, mais, d'après les premiers éléments que j'ai entendus, j'estime que, de manière générale, le principe même de votre réflexion est une erreur: l'aide juridique en Belgique coûterait trop cher.
Cette idée est déjà contestable en soi par comparaison avec nos voisins hollandais, voire d'autres voisins. En effet, le coût par habitant de l'aide juridique reste raisonnable. Comme ma collègue, Mme Becq, j'encourage la médiation, qui reste fondamentale. C'est ce que je défends depuis toujours et que je continuerai à défendre. Néanmoins, cela ne mérite pas pour autant la mise en péril du principe fondamental et universel d'accès à la justice.
Vous parlez d'une concertation, voire d'un échange de vues avec les barreaux. Néanmoins, à entendre leurs réactions ces derniers jours, je me demande quel type de rencontre a pu avoir lieu car ils se sentent offensés par les propositions que vous avez formulées.
Vous dites bien qu'il ne s'agit que d'une première lecture et que des modifications apparaîtront peut-être lors de la deuxième lecture. Je l'espère car, visiblement, cette concertation avec les barreaux n'a pas montré de grande efficacité. Or ce sont eux, les gens du terrain et les BAJistes, qui vivent ces problèmes au quotidien, qui connaissent cette réalité et qui ont besoin de normes claires, notamment sur la révision de la nomenclature. Pourquoi n'arrive-t-elle pas en même temps?
Ces personnes ont besoin d'une rétribution juste de leur boulot et ce n'est pas actuellement le cas.
Elles sont aussi fortement animées par ce risque, très réel, d'une atteinte à ce principe universel qu'il s'agira de défendre dans notre État de droit.
Je reviendrai probablement avec d'autres questions dès que les mécanismes seront mieux précisés.
03.06 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. Vous nous avez donné beaucoup d'éléments et il y aurait matière à relire votre réponse. Je me réjouis du fait que vous mainteniez le contact avec le barreau. Je sais que les discussions ne sont pas faciles - c'est de bonne guerre -, mais j'espère qu'en deuxième lecture, vous arriverez à créer plus de dialogue.
Mes questions étaient assez précises concernant les personnes qui n'ont pas accès à la gestion de leurs ressources financières, comme les détenus ou les mineurs. Je pense également à d'autres catégories de personnes qui n'utilisent pas le ticket modérateur en matière de soins de santé. Qu'avez-vous prévu à ce sujet? Si j'ai bien compris, pour ces personnes, la procédure sera de leur permettre l'accès à l'aide juridique avec un contrôle a posteriori. Après ce contrôle, s'il s'avère que leurs capacités financières leur permettent de prendre cette aide en charge, on va la leur réclamer.
J'attendrai de pouvoir consulter le texte final mais je souhaiterais d'ores et déjà obtenir une copie de votre réponse.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Fouad Lahssaini à la ministre de la Justice sur "le rapport des médiateurs fédéraux" (n° 17613)
04 Vraag van de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "het jaarverslag van de federale Ombudsman" (nr. 17613)
04.01 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, le 24 février, les médiateurs fédéraux ont présenté leur rapport pour l'année 2012. Les médiateurs mettent en exergue le fait que des retards existent dans les réponses apportées par l'administration à la personne détenue lorsque celle-ci introduit une demande de congé pénitentiaire ou de permission de sortie. Ces congés ou permissions de sortie sont pourtant des étapes cruciales pour la préparation du plan de reclassement en vue d'une libération conditionnelle. Les médiateurs préconisent de prendre les mesures adéquates afin que les décisions relatives aux demandes de congés pénitentiaires soient rendues dans les délais légaux et que les demandes de permission de sortie soient traitées en temps utile.
Madame la ministre, que comptez-vous faire concrètement pour répondre cette recommandation?
04.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, monsieur Lahssaini, le délai de réponse à la recommandation du médiateur fédéral n'est pas encore écoulé. L'administration y travaille. En premier lieu, il me semble logique de rédiger notre réponse, puis de la faire parvenir aux médiateurs. Ensuite, je suis disposée à la communiquer au parlement.
04.03 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour cette courte réponse. Au-delà de la recommandation des médiateurs, la question centrale reste la place qu'occupent les permissions de sortie dans la préparation d'une libération conditionnelle. Ces congés pénitentiaires permettent au détenu de rencontrer de futurs employeurs et de contacter des organismes de logement ou encore de retisser des liens familiaux, tout en étant strictement encadré. Au demeurant, différentes études ont montré que la libération conditionnelle constituait le meilleur rempart contre la récidive.
Indépendamment de la recommandation des médiateurs fédéraux, il me semble que ce retard n'arrange rien sur le plan de la surpopulation carcérale. Pas plus tard que la semaine dernière, j'ai visité la prison de Lantin. Pendant plusieurs jours, les nouveaux détenus ont été placés dans des cachots. Je ne sais pas si vous vous rendez compte, madame la ministre, mais pour des prévenus, cette situation d'isolement (espace restreint, privation de contacts, etc.) est particulièrement traumatisante.
Les congés pénitentiaires pourraient donner lieu à un turnover qui permettrait aux établissements pénitentiaires d'accueillir ces nouveaux détenus et de ne pas aggraver la surpopulation. De ce point de vue, j'attends aussi votre réponse aux médiateurs fédéraux, même si la question du rôle des permissions dans les libérations conditionnelles ne doit pas dépendre de votre concertation avec eux.
Het incident is gesloten.
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de positie van de slachtoffers in de strafuitvoering" (nr. 17626)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het uitblijven van een verbeterde positie van slachtoffers in de strafuitvoering" (nr. 17750)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la position des victimes dans le cadre de l'exécution des peines" (n° 17626)
- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "l'absence d'une meilleure information aux victimes en matière d'exécution des peines" (n° 17750)
05.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in het kader van de bespreking die wij een aantal maanden geleden hebben gevoerd over de hervorming van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, hadden wij het ook over de rol van de slachtoffers. U hebt toen een tweede hervormingsluik beloofd aangaande de positie van de slachtoffers, iets wat al in uw beleidsnota van december 2012 stond, waarin u de belofte ten aanzien van de slachtoffers hebt herhaald.
Child Focus heeft daarover een advies geformuleerd met een aantal interessante voorstellen. In oktober 2012 heeft de CD&V-fractie al een wetsvoorstel ingediend met een aantal punten inzake de verbetering van de positie van slachtoffers, zoals het zich op de hoogte laten brengen van een uitgangsvergunning. Daarnaast zou, bijvoorbeeld, ook kunnen worden bepaald dat de strafuitvoeringsrechtbank rekening houdt met de inspanningen die worden geleverd om de burgerlijke partijen te vergoeden. Dat is immers ook een belangrijk aandachtspunt.
Er werd aan ons, als Parlementsleden, op verschillende momenten gevraagd om een aantal elementen naar voren te brengen inzake de rol en de positie van de slachtoffers. Nog recentelijk kregen alle leden van de commissie voor de Justitie een schrijven van een broer van een slachtoffer in de zaak-Dutroux.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken in verband met dit ontwerp? Is daarover overleg aan de gang? Worden slachtoffers bij dit overleg betrokken? Wanneer mogen wij dit ontwerp in het Parlement verwachten?
05.02 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb net als vele anderen dat schrijven mogen ontvangen.
Mevrouw de minister, u hebt naar aanleiding van de behandeling van de wijziging aan de VI-wet, maar ook vorige zomer toen er sprake was van de vrijlating van mevrouw Martin, gezegd dat wij iets moeten doen voor de slachtoffers. Wij moeten hen meer rechten geven, horen, betrekken, informeren, in welke zin dan ook.
Dit blijft tot op vandaag een problematische situatie. Slachtoffers worden immers nog altijd niet automatisch verwittigd wanneer bepaalde mensen een nieuw verzoek bij de strafuitvoeringsrechtbank indienen. Daar blijven problemen rijzen.
Ik heb dezelfde vragen als mevrouw Becq.
Wat is de stand van zaken in dit dossier? U hebt dat aangekondigd. U hebt dat beloofd. Wat is nu de concrete timing?
In welk mate wordt overleg gepleegd? In welke mate zult u de adviezen van Child Focus, die trouwens op een rondetafelgesprek met de slachtoffers zijn gebaseerd, opnemen?
Wat is de status
van de belofte dat er meer rechten zullen komen voor de slachtoffers, want zij
wachten daar ook op.
05.03 Minister Annemie Turtelboom: Ik ben mij ten zeerste bewust van bepaalde moeilijkheden die de slachtoffers ondervinden in het kader van de strafuitvoering.
Zoals jullie allebei meegeven, kondigde ik inderdaad een initiatief aan. De positie en de rol van het slachtoffer in het kader van de strafuitvoering is een moeilijk gegeven, waarbij een belangrijke afweging moet gebeuren tussen, enerzijds, de rechten van het slachtoffer om geïnformeerd en gehoord te worden en, anderzijds, de belangen van de veroordeelde, in het bijzonder het recht op sociale re-integratie.
Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de grote krijtlijnen die door de wetgever in 2006 inzake de positie van het slachtoffer in de strafuitvoering werden uitgetekend. Deze moeten verder worden verfijnd zonder dat het delicaat evenwicht dat op het spel staat wordt verstoord.
Een voorontwerp is gefinaliseerd. Wij starten de bespreking daarover morgen binnen werkgroepen van de regering. Afhankelijk van het tijdstip waarop wij die bespreking kunnen beëindigen, kan het dossier naar de Ministerraad, de Raad van State en het Parlement.
05.04 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
We zijn blij dat – dankzij herhaaldelijk gestelde vragen, ook door familieleden en slachtoffers – er effectief een initiatief is genomen. U hebt gelijk als u zegt dat het om een heel delicaat evenwicht gaat tussen slachtoffers, burgerlijke partijen, het openbaar ministerie en de daders. Men moet inderdaad een evenwicht vinden tussen het openbaar belang, de dader en het slachtoffer. We zijn blij dat er een initiatief is en hopen dat het op relatief korte termijn in het Parlement kan worden ingediend.
05.05 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
We zijn inderdaad blij dat er teksten zullen komen. Het spreekt voor zich dat het delicaat evenwicht moet worden bewaard: elke actor in het proces moet zijn plaats krijgen en behouden.
Ik herinner mij dat wij tijdens de bespreking van de wijzigingen aan de VI-wet al een aantal suggesties hebben gedaan onder de vorm van amendementen, waarbij aan slachtoffers – mits het bewaren van dergelijk evenwicht – een aantal rechten en mogelijkheden werd toegekend. Ik heb toen de hoop uitgesproken dat dit tot inspiratie kon dienen. Ik had het trouwens ook als wetsvoorstel ingediend. Ik kan alleen maar hopen dat het ook als inspiratie heeft gediend en ben dan ook zeer benieuwd naar de teksten die u aan ons zal voorleggen.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de besteding van de middelen toegekend aan het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO)" (nr. 17651)
06 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "l'affectation des moyens accordés à l'Institut de formation judiciaire (IFJ)" (n° 17651)
06.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, deze vraag is nogal technisch. Er komen ook wat cijfers in voor, maar ik heb deze vraag gesteld met het oog op de evaluatie van de werking van het IGO, het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding. Wat zijn de financiële consequenties? Wat houdt de opleiding voor de ene en de andere in? Ik heb deze vraag nu als mondelinge vraag ingediend omdat ik geen antwoord kreeg op een schriftelijke vraag daarover.
Ik zie dat u een teken geeft. Als het een heel lang antwoord is, dan mag u het mij gewoon overhandigen. Ik heb daarmee geen probleem. Voor mij is het vooral belangrijk om, op grond van uw antwoord, eventueel verder te kunnen kijken.
06.02 Minister Annemie Turtelboom: Het is inderdaad een heel lang antwoord, met heel veel cijfers. Ik weet dat wij soms vertraging hebben bij de schriftelijke vragen, maar wij zijn ook het departement dat veruit de meeste schriftelijke vragen krijgt. Ik heb het antwoord. U kunt het misschien nog tijdens de vergadering bekijken. Als u nog aanvullende vragen hebt, dan kunt u die stellen. Het antwoord is zes pagina’s lang en het bevat veel cijfers. Ik denk dat de commissieleden u dankbaar zullen zijn.
06.03 Sonja Becq (CD&V): Ik heb er geen probleem mee dat u het mij schriftelijk bezorgt. Het betreft namelijk cijfers die niet overal publiek toegankelijk zijn.
06.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb het antwoord aan de commissiesecretaris gegeven.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. David Clarinval à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la proposition de règlement du Parlement européen visant la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et la libre circulation de ces données" (n° 17671)
07 Vraag van de heer David
Clarinval aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en
Gelijke Kansen over "het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens
(nr. 17671)
07.01 David Clarinval (MR): Madame la présidente, madame la ministre, récemment, M. Albrecht, député allemand au Parlement européen, a rédigé une proposition de règlement du Parlement européen relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à leur libre circulation.
La suppression des données personnelles ou l'anonymisation souhaitée dans le cadre du droit à l'oubli contenu dans le rapport de M. Albrecht risque de priver – me semble-t-il – les citoyens de l'accès aux informations les concernant. Les amendements proposés dans ce rapport, en particulier ceux déposés à l'article 83, vont dans le sens d'un renforcement des tendances annoncées: la conservation des données personnelles à des fins historiques ou autres a disparu de la quasi-totalité des articles où elle apparaissait ou est étroitement contrôlée (obligation de justifier la conservation).
Madame la ministre, ce projet de réglementation inquiète fortement les citoyens et particulièrement ceux qui s'intéressent à la généalogie et à l'histoire sous toutes ses formes. Sans document, comment vont-ils pouvoir continuer leur travail? Comment va-t-on pouvoir effectuer des recherches? De quelles manières les futurs chercheurs pourront-ils travailler? Actuellement, une pétition des archivistes français est en train de circuler à ce sujet. Êtes-vous au courant de la démarche de M. Albrecht? Quelle est la position de l'État fédéral par rapport à cette problématique? Allez-vous prendre en main la préservation des moyens de recherches pour les généalogistes et historiens?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, la proposition de règlement Vie privée est une initiative de la Commission européenne du mois de janvier 2012. Cette proposition législative a ensuite été présentée au Parlement européen et au Conseil.
Actuellement, la proposition de règlement fait l'objet d'une double analyse: d'une part, au sein du groupe de travail du Conseil de l'Union européenne DAPIX et, d'autre part, au sein du Parlement européen.
La question du traitement des données à des fins de recherche scientifique, statistique et historique examinée par le groupe de travail DAPIX a retenu toute mon attention. En effet, il est particulièrement important, tout en préservant le droit des personnes concernées, de sauvegarder la recherche. À cet égard, le groupe de travail Statistique a soumis au groupe de travail DAPIX la possibilité d'introduire, dans le texte de la proposition de règlement, des exceptions pour la recherche. La Belgique soutient les propositions du groupe de travail Statistique dans la mesure où ces dernières introduisent un régime allégé en faveur de la recherche scientifique, statistique et historique. J'œuvre donc pour la préservation des moyens de recherche tout en maintenant un juste équilibre avec le droit à la protection des données de mes concitoyens.
Au sein du Parlement européen, les discussions sont également encore en cours et les amendements au texte du règlement sont extrêmement nombreux. Le rapporteur du Parlement a préparé un projet de rapport qui fait encore l'objet de débats au sein des groupes politiques. Ce projet sera ensuite amendé au sein de la (ou des) commission(s) parlementaire(s) compétente(s). Le Parlement adoptera alors sa position en première lecture sur la proposition de règlement. Aucun délai n'est fixé pour la première lecture. Le Conseil, plus particulièrement le groupe de travail DAPIX, devra ensuite analyser les différents amendements proposés par le Parlement européen.
Je serai particulièrement attentive à la question de la recherche scientifique, statistique et historique lors de l'analyse de la position officielle et des modifications proposées par le Parlement européen sur le projet de règlement.
07.03 David Clarinval (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour la clarté de votre réponse, réponse qui me rassure beaucoup. Je compte en effet sur vous pour que nous puissions préserver des conditions d'une recherche scientifique, historique et généalogique, raisonnable, tout en préservant la vie privée, et pour que les chercheurs puissent poursuivre leur travail dans des conditions acceptables. Je suis content d'entendre votre réponse qui va dans ce sens et je vous encourage à poursuivre de la sorte.
L'incident est clos.
08 Interpellatie van de heer Bert Schoofs tot de minister van Justitie over "de nalatigheid van de Moslimexecutieve met betrekking tot de organisatie van het islamonderwijs" (nr. 86)
08 Interpellation de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la désinvolture dont fait preuve l'Exécutif des musulmans en ce qui concerne l'organisation de l'enseignement de l'Islam" (n° 86)
08.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, een voormalig islamleerkracht, de heer Brahim Laytouss, heeft onlangs in de geschreven pers getuigd over het islamonderricht. Hij stelde dat het islamonderricht in Vlaanderen ronduit amateuristisch is. Hierdoor zou ook makkelijker de deuren worden geopend naar radicalisme.
Hij verklaarde dat naar aanleiding van de problematiek van de zogenaamde Syriëstrijders. In sommige gevallen zou in scholen zelfs literatuur van Sharia4Belgium als lesmateriaal worden gehanteerd. Wij weten allemaal dat dat niet van het meest vredelievende niveau is.
De heer Laytouss stelde in Het Belang van Limburg van donderdag 25 april het volgende, ik citeer: “De islamleerkrachten beschikken niet over de pedagogische instrumenten om om te gaan met radicalisering. De inspecteurs laten dit toe of gaan er niet tegen in. Ik heb mails gezien van inspecteurs waarin wordt gesproken over de vijanden van de islam en antisemitische teksten. Dit kan toch niet!”
Nog volgens de heer Laytouss hoort de Moslimexecutieve – de federale poot van het verhaal, zeg maar – het islamonderwijs te organiseren, terwijl de praktische organisatie in handen is van het Centrum voor Islamonderwijs. Zowel de Moslimexecutieve als het Centrum voor Islamonderwijs blijven volgens de heer Laytouss evenwel in gebreke.
Er is in deze een zware taak weggelegd voor de Vlaamse regering en meer bepaald de Vlaamse minister van Onderwijs. Hier moet voor de zoveelste keer toch ook worden vastgesteld dat de Moslimexecutieve in gebreke blijft.
Ik heb een aantal pertinente vragen, mevrouw de minister. Hebt u reeds contact opgenomen met de Moslimexecutieve over de eventuele invloed van het islamonderricht op potentiële Syriëstrijders?
Welke initiatieven kunt of wilt u nemen ten opzichte van de Moslimexecutieve, zodat die zich bewust wordt van haar taak en zij ook de nodige stappen onderneemt inzake islamonderricht? Welke maatregelen wilt u eventueel nemen, mevrouw de minister, ten opzichte van de Moslimexecutieve?
Ik vraag u dus niet in te grijpen in Vlaamse bevoegdheden, maar wel de Moslimexecutieve op haar plichten te wijzen, zoals de heer Laytouss zelf aanhaalt.
08.02 Minister Annemie Turtelboom: Alvorens dieper in te gaan op de vraag moet ik mij natuurlijk aan het wettelijk kader houden, zoals uitgeschreven in de Grondwet en de bijzondere wetten. Ik preciseer dus dat de grondwettelijk bepaalde rol van het Executief van de moslims erin bestaat het representatief orgaan voor het beheer van de tijdelijke goederen van de erediensten te zijn, met toepassing van de wet van 4 maart 1870. Het is in dat kader, en enkel in dat kader, dat de federale overheid tot de erkenning van het executief overgaat en ermee samenwerkt.
Erkende organen van een eredienst kunnen meer doen, bijvoorbeeld ook als autoriteit optreden in religieuze aangelegenheden, maar in dat verband is geen rol weggelegd voor de overheid, gelet op de vrijheid van erediensten conform artikel 19 van de Grondwet. In die context, en met toepassing van de artikelen 19 en 24 van de Grondwet, doet de Vlaamse overheid, in haar decreet betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken van 1 december 1993 een beroep op – ik citeer de passage in artikel 5 – “een instantie of een vereniging, erkend door de Vlaamse regering, voor het uitvoeren van de in dit decreet vermelde opdrachten”.
Daarvoor is in datzelfde decreet in een erkenningsprocedure voorzien. In het geval van het islamonderwijs gaat het inderdaad om de Moslimexecutieve, maar het is, zoals het decreet bepaalt, de Vlaamse regering, die tot de erkenning inzake die bevoegdheid overgaat. U zult het dus ongetwijfeld met mij eens zijn dat ik vanuit de federale overheid op geen enkele wijze die volwaardig Vlaamse bevoegdheid mag (…)
De voorzitter:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bert Schoofs en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Bert Schoofs
en het antwoord van de minister van Justitie,
beveelt de minister aan om de Moslimexecutieve op haar plichten te wijzen, inzonderheid in de strijd tegen radicalisering van moslims en vooral jonge moslims, en minstens zolang de Moslimexecutieve in gebreke blijft, elke vorm van toelage of subsidie te schorsen".
Une motion de recommandation a été déposée par M. Bert Schoofs et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de M. Bert Schoofs
et la réponse de la ministre de la Justice,
recommande à la ministre de rappeler à
l'Exécutif des musulmans les devoirs qui lui incombent, en particulier au sujet
de la lutte contre la radicalisation des musulmans, surtout des jeunes, et de
suspendre toute forme de subvention au moins aussi longtemps que l'Exécutif des
musulmans sera en défaut".
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer David Clarinval.
Une motion pure et simple a été déposée par M. David Clarinval.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
08.03 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik heb bewust het woord onderwijs eruit gelaten.
Ik denk dat wij een en ander niet te formalistisch mogen zien en de zaken moeten opentrekken en het Executief van de moslims toch eens op zijn plichten moeten wijzen. Daar heb ik al meermaals in een motie op aangedrongen en dat doe ik dus hierbij opnieuw.
09 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het inlichten van nabestaanden en naastbestaanden van personen die het slachtoffer geworden zijn van een misdrijf met betrekking tot de feiten en de identiteit van de daders en verdachten, alsook met betrekking tot de rechtshandelingen van daders en verdachten inzake de procedures als gevolg van de feiten" (nr. 17683)
09 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les informations communiquées à la famille proche et aux proches des personnes qui ont été victimes d'un délit concernant, d'une part, les faits et l'identité des auteurs et des suspects et, d'autre part, les actes juridiques posés par les auteurs et les suspects dans le cadre de procédures découlant des faits" (n° 17683)
09.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb twee zaken samengevoegd, maar ze betreffen allebei slachtoffers en de manier waarop deze worden behandeld tijdens gerechtelijke procedures in verschillende standen van het geding.
De ene vraag betreft een zaak waarin iemand nog niet is veroordeeld, de andere een zaak waarin wel al iemand is veroordeeld. Om het kort te houden, heb ik ze samengevoegd. De titel van mijn vraag is daardoor wat langer uitgevallen.
De vragen van collega’s De Wit en Becq handelden eerder over het theoretisch gedeelte. Ik kom met twee recente zaken uit de praktijk. Eerst en vooral moeten wij stilstaan bij het feit dat criminele feiten die zware fysieke letsels of het overlijden van slachtoffers tot gevolg hebben, moeten worden gemeld op last van of met toelating van het parket aan respectievelijk naastbestaanden en nabestaanden van het slachtoffer.
Ook inzake bepaalde rechtshandelingen van en rechterlijke beslissingen met betrekking tot daders en verdachten zijn de slachtoffers, maar ook de naast- en nabestaanden belanghebbende partij.
Het eerste geval betreft een zaak die nog in onderzoek is, namelijk een moord in de gemeente Maaseik in het weekend van 5 april. Via de media kon worden vernomen dat de zus noch de meerderjarige kinderen van het slachtoffer tijdig werden ingelicht. Ook de doodsoorzaak en de identiteit van de dader die zich na de feiten aangaf bij de politie moesten zij via de media vernemen.
Een ander geval betreft een zaak met een andere stand van de procedure, namelijk een veroordeling, en betreft de strafuitvoering. Nauwelijks enkele weken later maakte de vader van Eefje Lambrecks, een slachtoffer van kinderverkrachter en kindermoordenaar Dutroux, bekend dat hij niet was ingelicht over het feit dat Dutroux opnieuw een verzoek had ingediend bij de strafuitvoeringsrechtbank met het oog op voorlopige invrijheidsstelling.
Dat was trouwens ook het geval met betrekking tot mededader Lelièvre, die ook een verzoek had ingediend, met name dat hem zou worden toegelaten de gevangenis overdag te verlaten. Ook daarover was de heer Lambrecks niet op de hoogte gebracht.
De heer Lambrecks vraagt zich naar mijn aanvoelen terecht af of de Dienst Slachtofferhulp nog wel reden van bestaan heeft. Hij heeft meermaals zelf in Hasselt aangeklopt, waar men hem weinig kon helpen. Hij moet dus alles in de pers lezen. Hij is totaal gedesillusioneerd. Ik zal u de citaten uit het artikel onthouden. Zij zijn echter erg pijnlijk.
Mevrouw de minister, over beide gegevens heb ik de hiernavolgende vragen.
Ten eerste, over de aangehoudene heb ik de volgende vraag.
Welke omstandigheden eigen aan de moordzaak in Maaseik, hebben ertoe geleid dat de naaste familieleden van de vermoorde man niet werden ingelicht, vóór informatie aan de media werd vrijgegeven?
Werden de richtlijnen inzake het inlichten van naasten en nabestaanden in de bewuste zaak nageleefd? Zo neen, welke conclusies trekt u uit het gebeurde? Welke maatregelen – concreet voor het rechtsgebied aldaar of in het algemeen – wil u treffen?
Hoe zit het in de andere zaak, namelijk de zaak met de veroordeelden Dutroux en Lelièvre? Ook daar blijven de slachtoffers in de kou staan.
Waarom worden slachtoffers of nabestaanden van slachtoffers niet tijdig ingelicht van verzoeken die bij de strafuitvoeringsrechtbank worden ingediend?
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik kan meedelen dat de dichtst nabestaanden door de politie correct en respectvol werden ingelicht, zoals voorgeschreven door de gemeenschappelijke omzendbrief van 12 november 2012 van de minister van Justitie, de minister van Binnenlandse Zaken en het College van procureurs-generaal inzake het respectvol omgaan met de overledene, de mededeling van zijn overlijden, het waardig afscheid nemen en de schoonmaak van de plaats van de feiten ingeval van tussenkomst door de gerechtelijke overheden. Gelet op het feit dat ik mij als minister niet kan uitspreken over individuele dossiers kan ik jammer genoeg niet meer details vrijgeven.
Ik kan u echter verzekeren dat dit verdachte overlijden door de politiezone Maasland correct ter kennis werd gebracht van de naaste nabestaanden.
Het is niet juist dat alle nabestaanden werden verwittigd door de gecontacteerde personen, die zich hebben geëngageerd om de overige nabestaanden te verwittigen. Het is niet juist dat de politie of Justitie informatie zouden hebben vrijgegeven aan de pers, wel dat de door de pers bekomen informatie werd bevestigd of ontkend. De inhoud van de kennisgeving beperkt zich in het belang van het onderzoek en wegens het geheim van het onderzoek tot het strikt noodzakelijke totdat het dossier is uitgeklaard.
De heer Lambrecks is via een gerechtsbrief verstuurd op 24 april 2013 op de hoogte gebracht van de vaststelling van de zaak op zitting van 3 juni 2013 van de strafuitvoeringsrechtbank te Brussel en werd hiervoor opgeroepen. Deze oproeping is uitgevoerd overeenkomstig artikel 52, § 1, tweede lid van de wet van 17 juni 2006. Het openbaar ministerie weet niet op welke wijze de pers op de hoogte is gebracht van die vaststelling.
Wij moeten ons er goed van bewust zijn dat de verschillende personen die bij de procedure betrokken zijn, ook op de hoogte zijn gebracht van de data van de zitting en kennis hebben kunnen nemen van de inhoud van de gerechtsbrief die hun werd gestuurd voor de heer Lambrecks zijn brief had ontvangen.
09.03 Bert Schoofs (VB): Ik begrijp dat het een delicate kwestie is. Toch stellen we vast dat slachtoffers in de kou blijven staan. Aan dat probleem moeten we op een of andere manier verhelpen.
Ik geloof u op uw woord in de Maaseik-zaak, mevrouw de minister. In de zaak van de heer Lambrecks geloof ik dat de oproeping bij gerechtsbrief op 24 april 2013 en het interview elkaar hebben gekruist. Het interview werd wellicht afgenomen in het weekend en de gerechtsbrief is toegekomen op de dag dat het werd gepubliceerd. Ik heb geen contact gehad met de heer Lambrecks, maar ik vermoed dat het zo is gegaan. Hij heeft wellicht te vroeg gereageerd. Hij was al op de hoogte voor de gerechtsbrief bij hem terechtkwam. Hoe dat dan weer komt, dat weet ik ook niet. Ik stel er ook niemand voor verantwoordelijk, maar het blijft een spijtige zaak.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "het automatisch verlies van de Belgische nationaliteit" (nr. 17694)
10 Question de Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "la perte automatique de la nationalité belge" (n° 17694)
10.01 Carina Van Cauter (Open Vld): Op 11 april jongstleden verscheen in enkele Belgische kranten het verhaal over het automatisch verlies van nationaliteit van een vrouw, dochter van een Colombiaanse moeder en Belgische vader. Zij was geboren in Dendermonde. De vrouw in kwestie vertrok voor haar studies in 2003 naar Colombia en zou haar Belgische nationaliteit verloren hebben, zonder dat ze hiervan op de hoogte was.
Het verhaal roept op zijn minst een aantal vragen op. U begrijpt ook dat ik, als indienster van de nieuwe nationaliteitswetgeving, die inmiddels werd aangenomen en in werking is, mij ook zorgen maak of dat feit een ongewild gevolg is van de nieuw aangenomen wetgeving, dan wel te wijten is aan een administratieve misslag .
Bij schrijven van 28 april 2012, uitgaande van de Belgische ambassade in Bogota, zou de dame in kwestie in kennis gesteld zijn van het verlies van rechtswege van haar Belgische nationaliteit. Dat is dus geen beslissing, maar gewoon een vaststelling dat de dame haar nationaliteit op 6 januari 2003 zou hebben verloren, overeenkomstig artikel 22, lid 1, van het Wetboek van Belgische nationaliteit. Dat artikel is sedert de wetgeving van 9 juni 2007 inmiddels geschrapt. Volgens het in 2003 nog steeds geldende artikel zou de vrouw in kwestie vrijwillig de Colombiaanse nationaliteit hebben aangenomen op het moment dat zij zich inschreef in het consulaat in Colombia. De dame schreef zich in, omdat zij door haar studies meer dan drie maanden in Colombia zou verblijven.
De inschrijving op het consulaat werd aangezien als het vrijwillig aannemen van de Colombiaanse nationaliteit waardoor zij, ingevolge het aangehaalde wetsartikel, haar Belgische nationaliteit zou hebben verloren.
Mevrouw de minister, de inschrijving kan bezwaarlijk worden gezien als een vrijwillig aannemen van de Colombiaanse nationaliteit. De inschrijving waarvan sprake, is niets meer dan een inschrijving in het bevolkingsregister. Evenwel is het duidelijk dat de vrouw Colombiaanse is door cosanguiniteit: dus Colombiaans via een ouder, in dit geval haar moeder en dat zij Colombiaanse is door geboorte. Op die manier kan worden gesteld dat de dame in kwestie nooit de Belgische nationaliteit heeft verloren en niet viel onder het intussen geschrapte artikel 22, lid 1, ten eerste van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.
Verschillende administratieve handelingen tussen 2003 en 2012, waaronder het vernieuwen van haar Belgische identiteitskaart en de aansluiting bij de overzeese sociale zekerheid duiden ook aan dat zij nog steeds in het bezit was en is van haar Belgische nationaliteit. Met andere woorden, de Belgische overheid heeft de wetgeving, die inmiddels achterhaald is en werd opgeheven, steeds en dit bijna tien jaar lang op die wijze geïnterpreteerd.
De volgende vragen dringen zich dan ook op, mevrouw de minister. Kan de inschrijving op het consulaat worden aangezien als een solemnele verklaring of wilsuiting, en dus het vrijwillig aannemen van een vreemde nationaliteit, conform artikel 22, lid 1, ten eerste, van het Belgisch Wetboek van nationaliteit?
Werd in het verleden het zich laten inschrijven op het consulaat reeds aangezien als het vrijwillig aannemen van een bepaalde nationaliteit, zodat men zijn Belgische nationaliteit verloor?
Meer nog, werd dat in het verleden niet gedaan? Met andere woorden, zijn er nog Belgen die zich hebben ingeschreven en die een andere nationaliteit hebben verworven ten gevolge van geboorte?
Wordt met het vrijwillig aannemen van een vreemde nationaliteit niet veeleer bedoeld het volgen van een nauwkeurige wettelijke procedure met het oog op het vrijwillig verwerven van een bepaalde nationaliteit?
Indien zich een administratieve vergissing heeft voorgedaan bij de vaststelling, alsof de dame in kwestie haar nationaliteit zou hebben verloren, wordt er dan overleg gepleegd met de FOD Buitenlandse Zaken om een en ander recht te zetten?
10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het is natuurlijk altijd moeilijk of ongebruikelijk om in het Parlement op individuele dossiers antwoorden te geven, maar ik kan wel onderstrepen dat ik op de hoogte ben van dat dossier. Aan mijn beleidscel van de FOD Justitie heb ik gevraagd om daarover een advies te verstrekken in nauw overleg met de FOD Buitenlandse Zaken, omdat daar een stuk van de knoop zit. Ik zal dat advies eerstdaags ontvangen en bezorgen aan de betrokkene en haar raadsman.
Wij engageren ons ten volle om een oplossing te geven voor de situatie, die ontstaat door verschillende wetgeving uit verschillende landen. Op het ogenblik zijn we met dat dossier bezig en gaan we na waar de knopen zijn ontstaan, waar de eventuele verantwoordelijkheden liggen, of de problemen oplosbaar zijn en zo ja, op welke manier.
10.03 Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben blij dat de administratie het probleem in ieder geval onderkent en dat er wordt gezocht naar een oplossing.
Aangezien het onderzoek of overleg nog loopt, wil ik erop wijzen dat het Wetboek van Belgische nationaliteit, zoals het destijds bestond, duidelijk sprak over een vrijwillige daad waarbij een vreemde nationaliteit wordt verkregen.
Als men de voorbereidende werken leest, gaat het niet over een louter administratief gevolg ten gevolge van domiciliëring. Het moet wel degelijk gaan over de vrije wil, die leidt tot de aanname van een vreemde nationaliteit.
Als we het over de Colombiaanse nationaliteit hebben, is niet alleen het zich vrijwillig inschrijven maar ook het geboorterecht, de zoon of dochter van een Colombiaan zijn, noodzakelijk om die nationaliteit te verwerven. In deze kan geen sprake zijn van het louter willig aannemen van de Colombiaanse nationaliteit.
Het probleem gaat verder dan het ene geval waarvan melding in de krant wordt gemaakt, want ik neem aan dat er nog heel wat Belgen zijn met een zoon of dochter van een Colombiaan die ook hun dubbele nationaliteit hebben behouden, omdat het zich louter inschrijven in het land van oorsprong van een van de ouders onvoldoende moet zijn om de willige daad te stellen tot het verkrijgen van een vreemde nationaliteit en onder toepassing van artikel 22, ten eerste, te vallen.
Ik dank u voor uw verder grondig onderzoek. Ik zal mijn vraag binnenkort opnieuw stellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw De Wit, u hebt een hele reeks vragen ingediend. Wilt u ze afzonderlijk behandelen of krijgt u graag de antwoorden ter beschikking?
10.04 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, het gaat hoofdzakelijk over schriftelijke vragen die al een hele tijd geleden zijn ingediend, maar waarop ik geen antwoord heb gekregen. Daarom heb ik ze heringediend als mondelinge vragen, met uitzondering van één vraag. Het betreft een kwestie waarin de minister heeft aangekondigd dat zij ergens in april een resultaat zou krijgen.
De voorzitter: De vraag van collega Schoofs (nr. 17781) over het ziekteverzuim bij cipiers wordt toegevoegd aan vraag nr. 17736 van mevrouw De Wit.
10.05 Bert Schoofs (VB): En ik stel mij tevreden met het antwoord dat de minister heeft voorbereid voor collega De Wit.
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het ziekteverzuim bij cipiers" (nr. 17736)
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het absenteïsme in de penitentiaire inrichtingen" (nr. 17781)
- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "l'absentéisme pour cause de maladie chez les gardiens de prison" (n° 17736)
- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "l'absentéisme dans les établissements pénitentiaires" (n° 17781)
11.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, het betreft een schriftelijke vraag die eind 2011 werd ingediend, maar waarop ik nog geen antwoord heb gekregen. Dat geeft ons meteen de mogelijkheid om de vraag wat te actualiseren. Het is een vraag naar cijfers; vandaar dat ze ook schriftelijk was ingediend.
We weten dat onze gevangenissen met een ernstige overbevolking kampen. De personeelskaders zijn vrij goed ingevuld, maar desondanks zijn er regelmatig stakingen. Een van de oorzaken van de stakingen – het is ondertussen beter, in die periode was het veel erger – was het absenteïsme bij de cipiers, waardoor de andere cipiers steeds meer onder druk kwamen te staan en uiteindelijk begonnen te staken.
Op een gegeven moment heeft men beslist om het ziekteverzuim aan te pakken. Zo heeft men in de gevangenis van Antwerpen een werkgroep opgericht die bestond uit de personeelsdirecteur, de arbeidsgeneesheer, de preventieadviseur, een penitentiair assistent en de afgevaardigden van de drie vakbonden. Zij hebben een verzuimprotocol opgemaakt, met een preventieve, repressieve en curatieve aanpak. De focus zou hierbij liggen op verzuimgesprekken, die vanaf 2011 werden opgestart.
Ik heb de volgende vragen. Ik ben me ervan bewust dat u voor een groot stuk een cijfermatig antwoord zult geven; ik hoop alleszins toch dat ik die cijfers zal krijgen. Voor het verslag zal ik de vragen toch duidelijk stellen.
Ten eerste, hoeveel dagen per jaar zijn cipiers gemiddeld afwezig, met graag een opdeling per gevangenis vanaf het jaar 2009 tot nu, dus ook voor 2013? Dat is het voordeel van een vraag terug op te nemen.
Hoeveel bedraagt het percentage ziekteverloven en wat is de gemiddelde ziekteduur? Ook hier graag een opdeling per gevangenis vanaf het jaar 2009 tot vandaag.
Wat zijn de hoofdredenen van het hoge ziekteverzuim bij cipiers?
Hoe verklaart u eventuele pieken in het ziekteverzuim, op basis van de antwoorden op de eerste en tweede vraag? Dat is een proactieve vraag, want misschien zijn er geen pieken.
Hoe wordt het project in de gevangenis van Antwerpen ter reductie van het ziekteverzuim geëvalueerd? Heeft het geleid tot een daling van het ziekteverzuim? Als dat inderdaad het geval is, komt er dan een nationale implementatie?
Lopen er naast het Antwerpse project nog andere proefprojecten of werkgroepen om het ziekteverzuim in de strafinrichtingen aan te pakken?
Ik dank u voor uw antwoorden.
11.02 Bert Schoofs (VB): Ik geloof collega De Wit op haar woord, maar ik kreeg wel cijfers over het absenteïsme in de penitentiaire inrichtingen tussen 2007 en 2010.
Zijn de cijfers van 2011 en 2012 beschikbaar?
Welke conclusies trekt u uit die cijfers?
11.03 Minister Annemie Turtelboom: Ik weet dat we een achterstand oplopen bij het beantwoorden van schriftelijke vragen, maar ons departement heeft er dan ook veel meer te verwerken dan de andere departementen.
11.04 Sophie De Wit (N-VA): Mijn vraag dateert van 15 december 2011, mevrouw de minister.
11.05 Minister Annemie Turtelboom: De vragen zijn soms ook verspreid over verschillende departementen. We werken eraan. Ik geef toe dat de parlementaire werkzaamheden soms veel capaciteit opslorpen. Dat is logisch. Dat is ook het recht van het Parlementslid.
De antwoorden op de eerste en tweede vraag staan vermeld in de drie tabellen die ik als bijlage geef. Daarin staan cijfers van 2008 tot en met 2011. De cijfers van 2012 heb ik nog niet.
Ten derde, de redenen zijn niet naar belangrijkheid gerangschikt. Ik kan dus niet correct antwoorden op die vraag.
Wat uw vierde vraag betreft, dat onderzoek bestaat niet.
Ten vijfde, het protocol over het absenteïsme in de gevangenis van Antwerpen is in de loop van 2010 opgesteld en tijdens een basisoverlegcomité in december 2010 geformaliseerd. In januari 2012 werd het protocol geëvalueerd, samen met een kwantitatieve analyse en een correcte meting. We stellen een tendens tot afname van het absenteïsme vast, maar de conclusies die hieruit kunnen worden getrokken moeten omzichtig worden benaderd, gelet op de zeer korte periode en de talrijke factoren die een invloed op het resultaat kunnen hebben.
Het protocol over het absenteïsme maakt deel uit van het algemeen beleid inzake de strijd tegen absenteïsme. De laatste vijf jaar werd intensief gewerkt aan alle aspecten van de organisatie, met de bedoeling de werkmethodes te wijzigen en de bedrijfscultuur te veranderen.
Het jaar 2011 is geëindigd met een daling van het aantal afwezigen wegens ziekte in vergelijking met 2010. Er moet worden opgemerkt dat de absenteïsmecijfers voor 2010 wel uitzonderlijk hoog waren. De cijfers voor 2011 zijn vergelijkbaar met die voor 2009.
Verschillende gevangenissen hebben stappen gezet om het absenteïsme te bestrijden, zonder zulks te formaliseren in een project of een werkgroep. Bij afwezigheid ten gevolge van ziekte moet een duidelijke procedure worden gevolgd, bijvoorbeeld wie en wanneer moet worden verwittigd.
Op het vlak van preventie moet worden onderstreept dat een preventieadviseur verplicht een risicoanalyse moet uitvoeren voor elke werkpost. In de brochure Afwezigheden wegens ziekte bij de federale overheid, Praktische gids voor de lijnchef, uitgegeven door de FOD P&O, wordt hierover een aantal aanbevelingen gedaan.
Ik verwijs ook naar bladzijde 137 van het Activiteitenverslag 2011 van DG EPI, waarin u de acties, projecten en operationele doelstellingen aantreft die werden uitgevoerd in de gevangenis van Nijvel ter bestrijding van het absenteïsme. Ik heb de twee linken toegevoegd waar u dat verslag kunt lezen.
Ik stel voor dat ik mijn antwoord, samen met de cijfers, aan het commissiesecretariaat geef.
11.06 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik zal de cijfers met veel aandacht lezen. Het is jammer dat u enkel cijfers hebt tot en met 2011. Hebt u er zicht op wanneer de cijfers voor 2012 en 2013 zullen beschikbaar zijn? Ik wil gerust een schriftelijke vraag indienen, maar als ik daarop weer anderhalf jaar moet wachten, moet ik u daarover in 2014 opnieuw mondeling ondervragen. Zo blijven we bezig.
Als ik een schriftelijke vraag indien, kan ik de cijfers dan snel krijgen?
11.07 Minister Annemie Turtelboom: Ja. En anders moet u mij daarop attent maken tijdens de commissievergadering wanneer u andere vragen stelt.
11.08 Sophie De Wit (N-VA): Het is mooi om te kunnen vergelijken tot 2011, maar de actuele situatie is natuurlijk veel interessanter. Het verleden is enkel interessant om de vergelijking te kunnen maken en om te zien of er inderdaad een daling is.
U zegt dat er een tendens tot afname is, maar dat wij voorzichtig moeten zijn met het proefproject in Antwerpen, omdat de periode die werd geëvalueerd veel te kort was. Mag ik er dan van uitgaan dat er nog een bijkomende evaluatie zal volgen, zodat wij zekerheid krijgen over die afname? De evaluatie zal natuurlijk samenhangen met de cijfers die er nog zullen komen, maar ik kijk er alvast naar uit om die op mijn beurt in alle rust te kunnen bekijken.
11.09 Bert Schoofs (VB): Men raakt natuurlijk het laatst aan de meest recente informatie. Ik heb dat ook zo in mijn vraagstelling geponeerd. Ik heb in 2012 gevraagd naar de cijfers van 2007, 2008, 2009 en 2010, want mijn ervaring leert dat het laatste jaar toch altijd even in de pijplijn blijft steken. Ik heb begrip daarvoor.
Ik heb wel vastgesteld uit de cijfers voor 2011, en voor een stuk ook voor 2010, dat het dossier begint te communautariseren. Ik weet niet of dat in 2012 ook het geval is, maar bij de Franstalige gevangenissen zit meer dan helft boven de 10 %. Geen enkele Nederlandstalige penitentiaire inrichting zit onder de 10 %. Dat vind ik een frappante vaststelling. Die evolutie begon zich vanaf 2008 te voltrekken, want in 2008 was er blijkbaar nog geen communautair aspect, voor zover ik dat kan beoordelen, op basis van de cijfers die ik in mijn bezit heb.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Voor uw andere vragen (nrs. 17732, 17733, 17734, 17735, 17737 en 17738) stelt u zich dus tevreden met het schriftelijk antwoord?
11.10 Sophie De Wit (N-VA): Ik zal ze misschien even overlopen. Vraag nr. 17732 gaat over de gevolgen van de meubelsaga in de politierechtbank en het vredegerecht te Sint-Niklaas. Dat dateert van 2011. Ik had graag de gevolgen van die situatie gekend.
De voorzitter: U hebt ook een vraag nr. 17733.
11.11 Sophie De Wit (N-VA): Die vraag gaat over de stopzetting van het proefproject voor drugsverslaafden in Ruiselede. Uw voorganger heeft over dat project gezegd dat er heel wat protesten waren van de buurtbewoners over het proefproject voor die drugsverslaafden en dat er naar een nieuwe locatie moest gezocht worden. Men ging dan alternatieven zoeken.
Ik heb dan eind 2011 gewoon de vraag gesteld of er ondertussen alternatieven waren. Was er een nieuwe locatie? Als er geen alternatief was, kon dan in de nabijheid van een andere gevangenis een soortgelijk proefproject worden opgestart.
De voorzitter: Aan de orde is vraag nr. 17734 van mevrouw De Wit.
11.12 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag gaat over de resultaten van de gsm-sweepings. Ook deze vraag dateert van 2011. Dit gaat over het team dat is opgericht in de gevangenissen, hoe dat werkt, over hoeveel personen het gaat, hoeveel gsm-sweepings er zijn, wat er gevonden wordt, hoe er controle op wordt gehouden. Welke conclusies kan men uit eventuele cijfers trekken?
De voorzitter: Aan de orde is vraag nr. 17735 van mevrouw De Wit.
11.13 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag gaat over de syndicale verloven in het gevangeniswezen. Er zijn hierover discussies geweest in 2009, 2010 en 2011. De syndicale verloven namen niet zachtjes toe, maar namen gigantisch toe; het was een enorme stijging. Ik had dan ook graag geweten hoeveel dagen syndicaal verlof er zijn geweest.
Ik heb mijn vraag natuurlijk geactualiseerd en heb ook gevraagd naar de cijfers voor 2011, 2012 en 2013. Mevrouw de minister, ik weet niet of u reeds zover kunt gaan in het antwoord?
11.14 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb de cijfers van 2010, 2011 en 2012.
11.15 Sophie De Wit (N-VA): Dat is alleszins schitterend. Ik had ook gevraagd de cijfers op te delen tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië, volgens de vakbonden en dergelijke meer.
11.16 Minister Annemie Turtelboom: Volgens de vakbonden hebben wij niet. Wel volgens de gevangenissen.
11.17 Sophie De Wit (N-VA): Dat is toch al een stap vooruit.
De voorzitter: Dat was vraag nr. 17736. Dan hebben wij vraag nr. 17737 over de personeelsbezetting per strafinrichting.
11.18 Sophie De Wit (N-VA): Het lijkt mij evident dat ik de cijfers zal bekijken van de personeelsinvulling, de instroom en de uitstroom. Zijn ze ook geactualiseerd, mevrouw de minister?
11.19 Minister Annemie Turtelboom: Tot 26 maart 2012. (…)
11.20 Sophie De Wit (N-VA): Dat is ook al een heel eind. Ik ben benieuwd of ik dan kan zien of er inderdaad een inhaaloperatie werd doorgevoerd op plaatsen waar het misschien moeilijk was.
De voorzitter: Dan is er uw vraag nr. 11738 over het aantal syndicaal afgevaardigden per gevangenis.
11.21 Sophie De Wit (N-VA): Dat is ook een cijfervraag.
11.22 Minister Annemie Turtelboom: Dat waren niet zo heel veel cijfers.
11.23 Sophie De Wit (N-VA): Ik zal dat antwoord lezen.
12 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "het opsluiten van een Tsjetsjeense terrorist in een Belgische cel" (nr. 17746)
12 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la détention d'un terroriste tchétchène dans une prison belge" (n° 17746)
De voorzitter: Ik volg de volgorde, collega’s, omdat de twee volgende vragen nieuwe vragen zijn.
12.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, een recent EU-kaderbesluit bepaalt dat EU-burgers die worden veroordeeld in een andere EU-lidstaat, in het zogenaamde eigen land hun straf moeten uitzitten. Daardoor wordt een Tsjetsjeens terrorist met de Belgische nationaliteit sinds enkele dagen blijkbaar in een Belgische gevangenis opgesloten.
De media noemen dat bericht opmerkelijk, aangezien de Belgische gevangenissen overvol zitten en aangezien men waarschuwt voor de Belgische gevangenissen als belangrijke factor in de radicalisering van moslimgedetineerden.
Mevrouw de minister, dit doet vragen rijzen over de risico’s binnen en buiten de gevangenis, voor de medegevangenen en vooral ook voor het personeel.
Heeft de Tsjetsjeense terrorist inderdaad de Belgische nationaliteit? Heeft hij nog andere nationaliteiten? Op welke manier en sinds wanneer heeft de man de Belgische nationaliteit verworven?
Belangrijk zijn de politieke vragen. Welke concrete maatregelen wilt u nemen om te vermijden dat door de opsluiting van deze Tsjetsjeen in een Belgische gevangenis een nieuwe golf van radicalisering op gang komt? Wat doet u meer algemeen tegen de golf van radicalisering in de gevangenis? Wordt de man geïsoleerd?
Welke maatregelen zal de overheid nemen om de veiligheid van de gedetineerden en vooral van het gevangenispersoneel te garanderen naar aanleiding van de opsluiting van deze Tsjetsjeen? Werd overleg gepleegd met het personeel en met de vakverenigingen van het personeel?
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Deze opsluiting van de betrokkene kadert natuurlijk in het EU-kaderbesluit van 2008 dat de transfer van gevangenen binnen de Europese Unie regelt.
Het werd in 2008 aangenomen en door de lidstaten op 5 december 2011 omgezet in nationale wetgeving. Het kaderbesluit regelt de wederzijdse erkenning van de vonnissen en de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie dan die waar het vonnis is uitgesproken. Het doel is om bij te dragen tot de reclassering en de maatschappelijke reïntegratie van de gevonniste persoon.
België heeft het kaderbesluit omgezet bij wet van 15 mei 2012. Het is in het Belgisch Staatsblad van 8 juni 2012 verschenen en in werking getreden op 19 juni 2012. Tien andere lidstaten van de EU, zijnde Finland, Italië, Polen, Oostenrijk, Denemarken, Luxemburg, Malta, het Verenigd Koninkrijk, Slovakije en Kroatië, hebben het kaderbesluit intussen in nationale wetgeving omgezet.
Sinds de inwerkingtreding op 19 juni 2012 heeft ons land drie verzoeken gericht aan Italië, acht aan Nederland, vijf aan Slovakije en twee aan het Verenigd Koninkrijk. Andere dossiers zitten in de pijplijn.
De wet voert een regime in waarbij een voorafgaande toestemming van de tenuitvoerleggende staat, het land van bestemming, niet vereist is en een regime waarbij de toestemming wel vereist is.
Er is geen voorafgaande instemming nodig wanneer de veroordeelde persoon geen verblijfsrecht heeft in België omdat het gaat om een veroordeelde die in aanmerking komt voor uitwijzing naar zijn land.
In de andere gevallen is wel een voorafgaande toestemming nodig. In dit geval gaat het ook om iemand met de Belgische nationaliteit.
De toestemming van de veroordeelde zelf is vereist, behalve in drie uitzonderingen.
Uitzonderingen zijn: wanneer de betrokkene de nationaliteit heeft van de tenuitvoerleggende staat en er ook woont; wanneer de betrokkene na het uitzitten van zijn straf teruggestuurd wordt naar de tenuitvoerleggende staat als gevolg van een beslissing tot verwijdering of uitwijzing door de beslissende staat en wanneer de betrokkene gevlucht is en zich verschuilt in de tenuitvoeringleggende staat.
De wet viseert niet enkel de veroordelingen maar ook de vrijheidsbenemende maatregelen als internering of gedetineerden die ter beschikking zijn gesteld van de regering.
Ik kan u nog een heel aantal punten opsommen uit het besluit, maar die punten zijn ook in de wetgeving vermeld. Ik hoef ze dus niet te herhalen. Zij zijn onlangs nog besproken in het Parlement.
12.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, hartelijk bedankt voor de volledigheid van uw antwoord, maar het is geen antwoord op mijn vragen.
Mijn eerste vraag was of die man nog andere nationaliteiten dan de Belgische heeft? Wanneer heeft hij die nationaliteit gekregen?
Ten tweede…
12.04 Minister Annemie Turtelboom: Het gaat hier om een individueel dossier. Wij hebben niet de gewoonte om in het Parlement over individuele dossiers te communiceren.
12.05 Peter Logghe (VB): Mag ik even? Het gaat hier om de toepassing van een kaderbesluit van de EU. Er zullen dus nog wel mensen in dit geval zijn.
Mijn tweede en derde vraag gaan over de veiligheidsmaatregelen, mevrouw de minister. Welke veiligheidsmaatregelen neemt u of zult u nemen om de veiligheid van de gedetineerden, en vooral van het personeel, te garanderen en te verbeteren?
Werd er al overleg opgestart met het gevangenispersoneel over het feit dat terroristen volgens dit kaderbesluit van de EU naar België zullen komen?
Uit het feit dat u mij geen antwoord geeft, besluit ik dat er nog geen overleg geweest is. Of toch?
De voorzitter: De vraag is gesteld. Het antwoord is gegeven. De repliek is geformuleerd. Als de minister geen aandrang voelt er verder op in te gaan, is het incident bij deze gesloten.
L'incident est clos.
13 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de onderhandelingen met Nederland over de huur van extra gevangenissen en de stand van zaken met betrekking tot het Masterplan Tris" (nr. 17749)
13 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "les négociations avec les Pays-Bas concernant la location de prisons supplémentaires et l'état d'avancement du Masterplan Tris" (n° 17749)
13.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, uit de cijfers van de Raad van Europa leren we dat we zowat de volste gevangenissen hebben in Europa: 127,2 gedetineerden per 100 plaatsen. Daarmee staan we op de zesde laatste plaats; de 41 andere lidstaten doen beter.
Er zou een oplossing komen, zoals reeds gesuggereerd, onder andere vanuit Nederland. Daar staan gevangenissen leeg in Maastricht en Sittard. Nog niet lang geleden, in maart, heb ik u dat reeds gevraagd, maar toen was er nog geen aanbod en kon u niet concreet antwoorden. Ondertussen hebben we gehoord dat er gesprekken zijn gestart.
Vergeef mij mijn nieuwsgierigheid, maar ik kreeg graag een stand van zaken. In maart waren er trouwens ook gesprekken over een langere huur van de gevangenis in Tilburg. Toen wachtte u ook de onderhandelingen af. Er wordt echter wel meer afgewacht: er zijn gesprekken, er zijn onderhandelingen en er zijn de teksten van het Masterplan tris, dat u in uw beleidsnota aankondigde. In maart waren de teksten naar uw zeggen klaar, maar moesten ze nog worden besproken in politieke werkgroepen en wist u nog niet wanneer u ermee naar de Ministerraad zou kunnen komen.
Ten eerste zou ik graag van u vernemen welk concreet aanbod voor de verhuur van twee extra gevangenissen er vanuit Nederland op tafel ligt. Over welke capaciteit spreken we dan? Hoe verlopen die gesprekken? Wat is het kostenplaatje? Hoe ziet u dat? Wat is uw standpunt daarover?
Ten tweede, wat is de stand van zaken in de onderhandelingen betreffende de gevangenis van Tilburg? Zijn ze afgelopen of lopen ze nog? Als ze afgelopen zijn, aan welke voorwaarden en voor welke tijdsperiode zal de gevangenis verder gehuurd worden?
Ten derde, hebt u al zicht op het tijdstip waarop het Masterplan tris in de Ministerraad zou kunnen worden besproken?
Ten vierde, hebben andere steden of gemeenten zich kandidaat gesteld om nieuwe gevangenissen te huisvesten op hun grondgebied? Dat wordt immers vaak aan werkgelegenheid gekoppeld, waar men toch vragende partij voor is. Het is interessant om weten, om onze mogelijke opties te kennen.
Ten slotte zou ik de stand van zaken willen kennen inzake de bouw van een nieuwe gevangenis te Dendermonde.
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb geen officiële aanvraag van mijn Nederlandse collega gekregen. Indien ik dergelijk voorstel krijg, zal ik dat uiteraard eerst grondig bestuderen. Maar dat is op het moment niet aan de orde. Mijn prioriteit ligt nu bij de onderhandelingen over de verlenging van de huur van Tilburg. De onderhandelingen zijn gestart, het is afwachten naar de resultaten hiervan. Uiteraard moet het dossier aan de Ministerraad worden voorgelegd.
Masterplan tris werd al een eerste maal besproken door de kabinetswerkgroepen. Zij kijken nu hoe de projecten kunnen worden ingepast in de budgettaire meerjarenplannen. Eenmaal dat proces is afgerond, kan het voorgesteld worden aan de regering door mijn collega die bevoegd is voor Regie der Gebouwen, en ikzelf.
Wanneer het gaat om de bouw van nieuwe gevangenissen, willen wij altijd in nauw contact werken met de betrokken burgemeesters. Overigens hebben heel wat burgemeesters vanuit het hele land, zowel oost als west, noord als zuid, en uit verschillende politieke partijen, via een officiële brief zich als kandidaat voor de huisvesting van een nieuwe gevangenis kenbaar hebben gemaakt.
Voor de stand van zaken in verband met de bouw van de nieuwe gevangenis in Dendermonde moet ik u doorverwijzen naar mijn collega, de staatssecretaris van Regie der Gebouwen.
13.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, mijn nieuwsgierigheid blijft, want ik krijg eigenlijk geen antwoord.
Inzake het aanbod van andere gevangenissen, zegt u dat u geen aanvraag hebt gedaan. Buzz is anders, maar goed, dan zullen we nog even wachten. Wat Tilburg aangaat, moeten we ook nog even afwachten wat ervan komt.
Het Masterplan tris wordt in een werkgroep besproken en de budgettaire inpassing ervan wordt nagegaan. Nochtans stond dat in uw beleidsnota. Gelet op de huidige overbevolking mag ik toch hopen dat het meer is dan een aankondiging en dat een en ander niet bij een buzz blijft. Ik heb daarover immers ook een vraag gesteld aan uw collega, de staatssecretaris, die antwoordde dat er nog helemaal niets concreet is. Daarom ben ik erover ongerust dat we een lege doos zullen krijgen.
U zegt dat er burgemeesters te kennen hebben gegeven dat zij geïnteresseerd zijn, uit zowel het noorden als het zuiden van het land. Het zou misschien niet slecht zijn om daarvan, eventueel schriftelijk, een overzicht te krijgen, zodat we alle openliggende opties kunnen bekijken. Gaat het om privé-eigendommen, privégronden of gronden van de Staat? Dat heeft heel veel implicaties. Graag had ik vernomen over welke steden en gemeenten het daarbij gaat.
In verband met de gevangenis van Dendermonde zal ik inderdaad de stand van zaken opvragen bij uw collega, de staatssecretaris. Ik heb echter een beetje de indruk dat ik de jongste tijd van de ene naar de andere word gestuurd. Veel vragen blijven en er volgen niet zoveel antwoorden.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het onderzoek en de vervolging van verkrachtingszaken" (nr. 17754)
14 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'enquête et le suivi relatifs aux dossiers de viol" (n° 17754)
14.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, eigenlijk was deze vraag gericht aan uw collega, de minister van Binnenlandse Zaken. Zij had mij in antwoord op een schriftelijke vraag cijfers bezorgd betreffende verkrachtingen. Daaruit bleek dat er in België jaarlijks 3 000 verkrachtingen worden geregistreerd. Dat zijn er onvoorstelbaar veel, meer dan 50 per week.
In het gezamenlijk nationaal veiligheidsplan van u en uw collega werd aangekondigd dat aanslagen op de fysieke integriteit van mensen als prioritair zouden worden behandeld door de politie, door Justitie en door alle andere instanties. Alleen blijkt dat in België slechts 4 % van de daders wordt gevat omdat meer dan 70 % van de ontdekte DNA-stalen niet wordt onderzocht. Er wordt met andere woorden geen prioriteit gegeven aan het onderzoek van verkrachtingszaken en aan de vervolging van die dossiers.
Mevrouw de minister, ik heb vier vragen voor u.
Ten eerste, bevestigt u de lage cijfers inzake het onderzoek en de vervolging? Hebt u hierop een eerste commentaar?
Ten tweede, wat zijn volgens u de oorzaken van deze zeer lage onderzoeks- en vervolgingsgraad? Worden DNA-stalen inderdaad onvoldoende of niet onderzocht? Als die stalen niet worden onderzocht, wat gebeurt er dan uiteindelijk mee?
Ten derde, wat zullen uw collega en u concreet doen om dit soort criminele daden prioritair aan te pakken zoals beschreven in uw nationaal veiligheidsplan? Het gaat immers om zware fundamentele schendingen van de fysieke integriteit van de mens, vooral van de vrouw.
Ten vierde, uw collega had op mijn vorige vraag geantwoord dat er in maart een colloquium zou worden gehouden over verkrachtingen. Als dat colloquium achter de rug was zou men met een actieplan komen. U collega wou wachten met het bekendmaken van het actieplan tot het colloquium in maart achter de rug was. Het is intussen mei. Ik vraag mij dus af waar het beloofde actieplan blijft. Ik ben benieuwd naar uw antwoord.
14.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, zoals ik op 8 maart heb uiteengezet, tijdens het colloquium over verkrachtingen, dat in de Senaat werd georganiseerd, zijn twee van mijn diensten, namelijk de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid en het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek op vraag van het College van procureurs-generaal volop bezig met de evaluatie van de omzendbrief COL10/2005 inzake de ministeriële richtlijn betreffende de Seksuele Agressie Set. Ik benadruk dat het een uitgebreide en grootschalige evaluatie betreft.
De DSB ondersteunt het College voor het juridische luik. In de eerste fase heeft deze dienst omstandige vragenlijsten gestuurd naar de vijf parketten-generaal, naar de zevenentwintig parketten, naar de zevenentwintig onderzoeksrechters, naar de achtentwintig justitiehuizen, naar de zevenentwintig diensten van de federale, gerechtelijke politie en naar de honderdzesennegentig lokale politiezones. Ondertussen is de fase van de informatieverzameling afgerond. De DSB werkt nu volop aan de analyse van de antwoorden op deze vragenlijsten.
Het NICC staat in voor het medisch-wetenschappelijke luik van de evaluatie. Het heeft daartoe vragenlijsten gestuurd naar de labo’s van wetenschappelijke en technische politie, naar de erkende laboratoria en naar de betrokken artsen en ziekenhuizen. Ook het NICC werkt nu volop aan de analyse van de ontvangen antwoorden op de vragenlijsten.
In de lijsten in kwestie wordt onder andere gepeild naar het aantal niet afgenomen sets, naar de reden waarom afgenomen stalen al dan niet worden geanalyseerd, naar de knelpunten inzake de opslag van de sets, naar het afgenomen materiaal, naar de kledij van de slachtoffers, enzovoort.
Het is ook de bedoeling niet enkel de knelpunten maar ook de goede praktijken in kaart te brengen, om aldus tot een aantal bruikbare aanbevelingen te komen, met het oog op de verbetering van de afhandeling van de verkrachtingszaken en het verder vermijden van secundaire victimisering.
De resultaten van de evaluatie zullen hopelijk een correct beeld van de hele situatie in heel België opleveren. Een en ander moet ons in staat stellen tot een verdere uniformisering en verbetering in het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake verkrachtingen te komen.
Concrete cijfers geef ik straks in bijlage mee. Er worden jaarlijks zowat 3 000 verkrachtingen bij de politie aangegeven. Uit de cijfers van het College van procureurs-generaal is gebleken dat het aantal verkrachtingszaken dat bij de parketten instroomt de voorbije jaren met 20 % is toegenomen. De toename zou, naar wij hopen, op een stijgende aangiftebereidheid wijzen, aangezien uit dezelfde parketstatistieken ook blijkt dat, naargelang de invoermodus, de klachten met burgerlijke partijstelling met maar liefst 52 % zijn toegenomen.
De veroordelingcijfers schommelen sedert 1995 tussen 400 en 500 veroordelingen per jaar. Belangrijk zijn natuurlijk de momenten waarop aangifte wordt gedaan. Ik heb een hele hoop cijfergegevens, die ik via het commissiesecretariaat zal bezorgen.
14.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw volledig antwoord en de cijfergegevens. Ik zal ze met bijzondere aandacht analyseren.
Ik neem nota van de twee fases, namelijk de vragenlijst aan Justitie en al wat daarmee gepaard gaat, en de vragenlijst aan de wetenschappelijke instanties en onderzoeksinstanties. Ik noteer eveneens dat u over de antwoorden beschikt en dat deze worden verwerkt om te komen tot aanbevelingen. Ik veronderstel dat die aanbevelingen nog niet klaar zullen zijn voor het zomerreces.
Ik ben wel gealarmeerd door het hoge aantal registraties van verkrachting, vooral van groepsverkrachting. Ik hoop dan ook dat u na het zomerreces zo snel mogelijk naar de aanbevelingen kunt voorleggen in deze commissie, zodat wij daarover van gedachten kunnen wisselen.
Het is belangrijk dat het signaal wordt gegeven dat dergelijke feiten niet worden gedoogd en dat daartegen zal worden opgetreden. Aan dergelijke feiten moet een einde worden gesteld, of zij moeten althans worden ingedijkt.
L'incident est clos.
15 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de effectevaluatie van de drugsbehandelingskamer te Gent" (nr. 17751)
15 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "l'évaluation des effets de la chambre chargée du traitement des affaires de drogue à Gand" (n° 17751)
15.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, deze vraag heb ik u nog niet zo heel lang geleden al gesteld. U hebt toen geantwoord dat het eindrapport pas op 31 maart 2013 ter beschikking zou zijn. In april zouden wij dan het rapport krijgen, om het dan samen te evalueren en te bekijken, samen met de resultaten van de kwantitatieve evaluatie die door de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid wordt uitgevoerd en die een vergelijkend recidiveonderzoek bevat. Daarna zou u een beslissing nemen over het al dan niet voortzetten van het proefproject en een eventuele uitbreiding ervan tot andere gerechtelijke arrondissementen.
De drugsbehandelingskamer in Gent was een zinvol initiatief. Vandaar ben ik geïnteresseerd in de uiteindelijke resultaten van de effectevaluatie en de conclusies van het rapport. Ik herneem gewoon mijn vragen van januari, want u zou ondertussen de resultaten van het rapport moeten hebben.
Kunt u toelichting geven bij de resultaten van de evaluatie en het rapport? Wat zijn de resultaten van het vergelijkend recidiveonderzoek dat door de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid werd uitgevoerd? Kunt u daarbij toelichting geven? Welke beslissing zult u nemen op basis van de rapporten over het proefproject in Gent? Wordt het proefproject definitief? Zult u het ook uitrollen naar andere gerechtelijke arrondissementen? Zo neen, waarom niet?
15.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mevrouw De Wit, de samenvattende onderzoeksresultaten en beleidsaanbeveling van de inkomstenstudie werden mij op vrijdag 3 mei bezorgd, dus nog maar een paar dagen geleden.
Het kwalitatief onderzoeksluik van de inkomstenstudie werd verricht door een universitaire onderzoeksequipe van de universiteit van Gent. Recidiveonderzoek werd verricht door de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid.
Deze onderzoeksresultaten worden nu woensdag voorgesteld op een vergadering van de algemene cel Drugsbeleid. Ik zal er al een aantal punten uitlichten, maar wij hebben het rapport nog niet heel grondig kunnen bekijken, aangezien het pas op vrijdag werd bezorgd.
Een van de knelpunten verbonden aan het bestaande probatiesysteem is het grote tijdsverloop tussen de uitspraak van het vonnis en de aanstelling van een justitieassistent. De DBK werd opgericht om onder meer tegemoet te komen aan dit knelpunt. De studie toont aan dat de DBK in vergelijking met de probatiemaatregel effectief een snellere opstart van een drughulpverleningstraject realiseert naar aanleiding van het plegen van de drugsgerelateerde feiten waarvoor de betrokkene voor de rechtbank diende te verschijnen.
Een analyse van de steekproef van de DBK bestaande uit 44 respondenten die een DBK-traject hebben gevolgd, toont aan dat een daling in het pleeggedrag werd vastgesteld bij 80 % van de beklaagden die een DBK-traject volgen. Bij slechts 20 % had de behandeling geen gunstig effect op het pleeggedrag. Let op, het gaat om een steekproef van 44 respondenten, wat alleen maar een indicatie geeft.
Van de beklaagden wiens pleeggedrag daalde, recidiveerden 3 niet binnen de 18 maanden na het einde van het DBK-traject en pleegde een vierde van de beklaagden gemiddeld minder strafrechtelijke feiten.
Ten slotte blijkt dat heel wat respondenten die veel antecedenten pleegden, een daling kennen in hun pleeggedrag.
Er moeten echter nuances worden geplaatst bij het DBK-project. Zo blijkt dat wanneer gekeken wordt naar de frequentie van de recidive na het gelijkstellen van de profielen van de recidivisten, er frequenter gerecidiveerd wordt door respondenten die het DBK-project hebben gevolgd dan door degenen die in de probatiegroep zaten.
Ik zal de conclusies van beide rapporten morgen samen met de werkgroep aan een diepgaande analyse onderwerpen. Ik heb er slechts een aantal markante zaken uitgehaald, maar u moet ons toelaten om een diepgaander analyse te maken om te bekijken op welke manier wij in de toekomst verder moeten gaan met dat project.
15.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal de verdere conclusies even afwachten, want het is heel moeilijk om er nu verder op in te gaan. Met hetgeen u er nu hebt uitgelicht, is het moeilijk om een globaal beeld te kunnen vormen. Ik volg het zeker verder op.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 17565 van de heer Van Hecke vervalt. De vragen nrs. 17715 en 17726 van de heer Clerfayt worden omgezet in een schriftelijke vraag.
16 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "het standpunt van de regering inzake de legalisering van softdrugs" (nr. 17755)
16 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la position du gouvernement concernant la légalisation des drogues douces" (n° 17755)
16.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, toxicoloog Tytgat van de Universiteit van Leuven pleitte onlangs voor de legalisering van cannabis. De kwaliteit van de drugs zou hierdoor kunnen worden verhoogd volgens hem. Bovendien was het naar zijn mening een illusie te geloven dat de strijd tegen softdrugs door politie en Justitie ooit kan worden gewonnen. Legaliseer en krijg het onder controle, dat was zowat de boodschap van de brave professor.
De minister van Volksgezondheid, uw collega, was het initiatief niet onmiddellijk ongenegen. Ondertussen werden de voorstellen en de stellingen van professor Tytgat toch wel onder zware kritiek bedolven.
Ten eerste, in het gezamenlijk nationale veiligheidsplan was er sprake van een prioritaire strijd tegen drugshandel en drugs. Recent hebben u en uw collega de strijd tegen synthetische drugs nog aangescherpt. Nu zou er eventueel een legalisering komen van cannabis, mevrouw de minister. Is dat ondertussen al een regeringsstandpunt of was dat een losse flodder van uw collega van Volksgezondheid? Werd hierover overleg gepleegd?
Ten tweede, de Vlaamse regering schoot het idee van professor Tytgat nagenoeg onmiddellijk af. Heeft de regering hierover overleg gepleegd met de Vlaamse regering?
Ten derde, van verschillende zijden wordt gewaarschuwd voor legalisering van cannabis. Het zou met name een illusie zijn te geloven dat het van overheidswege kweken en/of aanbieden van softdrugs de illegale kweek zou kunnen indijken. Dat was nochtans het hoofdargument van professor Tytgat.
Andere commentatoren stellen dat cannabis een gemakkelijk opstapje is voor andere drugs. Een bekende popartiest uit mijn streek bijvoorbeeld had het over zware psychische problemen, waar hij jarenlang mee heeft gesukkeld, suïcidale neigingen, depressies enzovoort.
Mevrouw de minister, zou het geen verkeerd signaal zijn, indien de regering die belangrijke stap naar de legalisering van drugs zet, zonder vooraf met experts te overleggen en de risico’s volledig in kaart te brengen?
16.02 Minister Annemie Turtelboom: Het standpunt van de regering inzake softdrugs is recentelijk niet gewijzigd; er kan nog steeds worden verwezen naar de gemeenschappelijke verklaring van de interministeriële conferentie Drugs van 25 januari 2010. Wat de justitiële aanpak betreft van het bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik in het bijzonder kan worden verwezen naar de omzendbrief van POL 2 2005.
Hierdoor wordt het bezit door een meerderjarige van een hoeveelheid cannabis voor persoonlijk gebruik de laagste vervolgingsprioriteit gegeven, uitgezonderd wanneer het bezit gepaard gaat met verzwarende omstandigheden of verstoring van de openbare orde.
In overeenstemming met internationale verdragen is cannabis volgens de Belgische drugswetgeving nog altijd een illegale drug. Het bezit van illegale drugs is en blijft strafbaar. Het is aan het openbaar ministerie om op grond van het opportuniteitsbeginsel te oordelen in welke gevallen alsnog wordt vervolgd en welke zaken de laagste vervolgingsprioriteit krijgen en derhalve zonder meer worden geseponeerd.
Het nationaal veiligheidsplan blijft onverkort van toepassing. Hierin staat drugs inderdaad opgenomen als prioriteit, in het bijzonder de import en de export van cocaïne, de productie en de smokkel van synthetische drugs en cannabis en de verkoop van drugs.
Er werd nog geen formeel overleg gepleegd, de interministeriële conferentie Drugs en de algemene cel Drugs, die de conferenties voorbereidt, vormt het ideale forum om aanpassingen van het drugsbeleid te bespreken en legalisering van cannabis is hierbij niet aan bod gekomen.
De regering heeft beslist om daarin niet mee te stappen, waardoor er van hoofdargumenten geen sprake kan zijn. Drugs is in eerste instantie een problematiek van volksgezondheid en dus kunt u met uw vragen steeds bij mijn bevoegde collega terecht, de minister van Volksgezondheid.
16.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Uw laatste zin indachtig zal ik zeker bij uw collega, de minister van Volksgezondheid, eens polsen naar haar beleid ter zake.
Ik ben in ieder geval, min of meer verheugd van u te vernemen, mevrouw de minister, dat cannabis illegaal blijft en dat ook het interministerieel besluit van 25 januari 2010 overeind blijft, wat het privégebruik van cannabis voor meerderjarigen betreft. Er komt geen wijziging inzake het drugsbeleid, zegt u, en de prioriteiten in het nationaal veiligheidsplan inzake de strijd tegen de invoer van drugs en tegen synthetische drugs blijven behouden.
Eigenlijk zegt u dat de minister van Volksgezondheid misschien een ballonnetje heeft opgelaten en dat er nog geen overleg is opgestart. Wanneer bent u of uw collega van Binnenlandse Zaken van plan om een overleg hierover op te starten? Wordt dat nog voor de zomervakantie of wordt het verschoven naar het najaar?
Zou u hier nog enige toelichting bij kunnen geven? Hierover hebt u nog geen duidelijkheid gebracht. Ik zal u die vraag kort voor de zomervakantie nog eens voor de voeten gooien.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.27 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.27 heures.