Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mardi 7 mai 2013 Matin ______ |
van Dinsdag 7 mei 2013 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.19 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
La séance est ouverte à 10.19 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.
01 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de veroordeling van België door de Raad van Europa voor het niet naleven van de wetgeving over de opvang van minderjarige vreemdelingen" (nr. 16860)
01 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la condamnation de la Belgique par le Conseil de l'Europe pour le non-respect de la législation concernant l'accueil des mineurs de nationalité étrangère" (n° 16860)
01.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, eind maart raakte bekend dat de Raad van Europa België heeft veroordeeld voor het niet naleven van de wetgeving inzake de opvang van minderjarige vreemdelingen.
Zowel bij de opvang van niet-begeleide minderjarigen als van gezinnen met minderjarige kinderen in illegaal verblijf blijft België in gebreke, en meer bepaald Fedasil.
Fedasil weigert al enkele jaren om niet-begeleide minderjarigen die geen asiel aanvragen op te vangen. Fedasil weigert ook systematisch om gezinnen met kinderen, die hier weliswaar illegaal verblijven, op te vangen. Zoals is bepaald in het koninklijk besluit van 24 juni 2004 moeten die gezinnen met kinderen echter ook door Fedasil worden opgevangen.
Het Europees Comité voor de Sociale Rechten oordeelde dat “aanzienlijke en aanhoudende tekortkomingen in de opvang van minderjarige vreemdelingen in België een schending van drie rechten, zoals beschreven in het Europees Sociaal Handvest, inhoudt, namelijk het recht op bijzondere bescherming tegen fysieke en morele gevaren, het recht op bescherming van de gezondheid en het recht op sociale, wettelijke en economische bescherming”. Met andere woorden, België wordt veroordeeld omdat het recht op leven van die jongeren in gevaar wordt gebracht.
Mevrouw de staatssecretaris, daarbij komt nog dat de federale Ombudsman in zijn jaarverslag van 2012 kritiek had op de beslissing van Fedasil om de materiële opvang van gezinnen met kinderen die illegaal in het land verblijven systematisch te weigeren. De ombudsman is daarin heel duidelijk. Ik citeer opnieuw: “Fedasil dient een einde te maken aan zijn huidige praktijk die erin bestaat opvang te weigeren aan minderjarigen die illegaal met hun ouders op het grondgebied verblijven.” Hij stelt dat Fedasil niet langer in de materiële onmogelijkheid verkeert om opvang te bieden nu de bezettingsgraad tot onder de saturatiegrens is gezakt. Op 1 april — maar u kunt de cijfers verbeteren — bedroeg de bezettingsgraad 83 %.
Verder is er nog het protocolakkoord met de Gemeenschappen inzake de opvang van en de hulpverlening aan niet-begeleide minderjarigen. Daarover zijn al heel wat vragen gesteld, ook in verband met het samenwerkingsprotocol met de Gemeenschappen. Uit uw laatste antwoord bleek dat die onderhandelingen aan de gang waren en dat uw administratie en de administraties van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap deze onderhandelingen opnieuw zouden opstarten.
Mevrouw de staatssecretaris, ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, waarom wordt de wet vandaag nog steeds niet toegepast, ondanks de lagere bezettingsgraad?
Ten tweede, hoeveel jongeren genieten geen opvang? Kunt u mij de cijfers van het aantal begeleide alsook van het aantal niet-begeleide minderjarigen bezorgen?
Ten derde, hoeveel jongeren hebben beroep ingediend om hun recht toch te kunnen uitoefenen?
Ten vierde, hoeveel klachten ontving de federale Ombudsman in 2012 met betrekking tot het niet verlenen van deze materiële hulp?
Tot slot, heeft uw administratie ondertussen een voorstel voorgelegd voor een nieuw samenwerkingsprotocol tussen DVZ en Fedasil, conform het KB van 2004? Kunt u mij een stand van zaken geven van de gesprekken tussen de federale instellingen en de Gemeenschappen om tot een protocolakkoord te komen?
De voorzitter: Collega’s, de Kamervoorzitter heeft aan de commissievoorzitters een brief geschreven met de vraag om nauwlettend toe te zien op de toepassing van het Reglement, te weten twee minuten spreektijd voor een vraag, twee minuten voor het antwoord en een minuut voor een repliek.
Ik zal dit niet met een apothekersweegschaal afmeten, maar ik ga er toch op letten dat dit ongeveer wordt gerespecteerd.
01.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Temmerman, ik denk dat ik u goed nieuws kan melden.
Zoals reeds geantwoord op vroegere soortgelijke vragen kon Fedasil inderdaad sedert 2009 wegens de opvangcrisis niet iedereen een opvangplaats aanbieden. Aan illegale families met kinderen, die via het OCMW een aanvraag indienden, kon niet steeds opvang worden gegarandeerd. Dit betrof in 2012 1 056 families.
De niet-begeleide minderjarige asielzoekers kregen wel steeds een opvangplaats binnen het netwerk van Fedasil, als zij een asielaanvraag hadden ingediend, maar degenen die geen asielaanvraag indienden werden alleen opgevangen als zij zeer kwetsbaar bleken te zijn.
Er zijn geen betrouwbare cijfers over het aantal personen die verklaarden niet-begeleide minderjarigen te zijn en niet werden opgevangen. Dat was een heel ongekende groep.
Ik kan u wel meedelen dat in 2012 ongeveer 63 niet-begeleide minderjarigen zonder asielaanvraag en 267 families zonder wettig verblijf beroep hebben ingediend.
In de periode van 1 januari tot begin april zijn geen beroepen meer ingediend door niet-begeleide minderjarigen. Ik zeg u straks waarom. Er werden daarentegen wel 110 beroepen ingediend door gezinnen zonder wettig verblijf.
Wij hebben eerst de opvangcrisis moeten bedwingen. Sedert begin 2012 zijn wij erin geslaagd om in voldoende plaatsen te voorzien voor alle asielzoekers en de bezettingsgraad te doen dalen. Zoals u weet, was er bij mijn aantreden op het vlak van die bezettingsgraad sprake van een zekere overloop door een aantal niet-toewijzingen.
Het aantal opvangplaatsen voor niet-begeleide minderjarigen is op mijn vraag dan ook drastisch verhoogd van 700 begin 2011 naar 1 373 vandaag. Wij hebben dit vooral gedaan door interne conversie van plaatsen en door de opening van een extra centrum.
Om ervoor te zorgen dat deze winter niemand op straat belandde, heb ik in de winterperiode — van half november tot midden april — een aantal winteropvangmogelijkheden gecreëerd. Ik kan u meedelen dat de opvang van illegale families na het einde van de winteropvang op een structurele manier werd hervat, zoals beloofd. Daartoe hebben de Dienst Vreemdelingenzaken en Fedasil op 29 maart 2013 een overeenkomst ondertekend die het vroegere samenwerkingsprotocol vervangt. De voorwaarde blijft dat het om illegale families gaat van wie de staat van behoeftigheid door een OCMW werd vastgesteld en dat de ouders hun onderhoudsplicht niet kunnen nakomen.
De illegale families zullen worden opgevangen in open terugkeerplaatsen en zullen in een terugkeertraject worden ingeschakeld teneinde een vrijwillige terugkeer van het gezin te bewerkstelligen. Voor alle duidelijkheid, ik maak geen alternatief opvangcircuit voor illegale families. Zij worden opgevangen met het oog op terugkeer, zoals de wet het voorschrijft. Dat is wat wij aan het doen zijn en er is in dat verband geen onderbreking geweest.
Sinds 1 januari 2013 biedt Fedasil aan elke gesignaleerde minderjarige — al dan niet een asielaanvrager — onvoorwaardelijk een opvangplaats aan. Wij kunnen hen natuurlijk niet inschakelen in een open terugkeertraject, maar daarmee voldoet België aan de internationale verplichtingen om alle niet-begeleide minderjarigen op te vangen.
Wat de onderhandelingen betreft, die zijn inderdaad nog steeds bezig. Ik heb daar echter niet op gewacht, zoals ik al zei. Het gaat niet met elke Gemeenschap even gemakkelijk. Wij hebben daar niet op gewacht, maar het blijft natuurlijk de bedoeling dat elkeen zijn verantwoordelijkheid neemt op het terrein.
De voorzitter: Mevrouw Temmerman, zoals het Reglement bepaalt hebt u een minuut om te repliceren.
01.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zal die minuut gebruiken voor mijn volgende vraag.
Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord.
De voorzitter: Ik dank u voor uw bereidwilligheid.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de opvang van Afghanen die voor de Belgische troepen hebben gewerkt" (nr. 16961)
02 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'accueil d'Afghans qui ont travaillé pour les troupes belges" (n° 16961)
02.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, eind 2014 trekt de NAVO zijn troepen uit Afghanistan terug. Op dat ogenblik keren ook de laatste daar aanwezige Belgische soldaten terug naar huis. Dat mogen wij toch hopen.
Ondertussen dient werk te worden gemaakt van structuren die na de terugtrekking van de NAVO voor permanente vrede in het land moeten zorgen. Daarbij moet de nodige aandacht gaan naar de veiligheid en het lot van de Afghanen die de NAVO-troepen tijdens hun missie zovele jaren hebben bijgestaan. Het betreft onder andere stafmedewerkers, officieren, tolken en hulpverleners.
De Europese Raad voor Vluchtelingen en Asielzoekers wijst op het mogelijk gevaar dat die Afghanen lopen. Zij worden door de nog steeds actieve taliban als verraders en ontrouwen omschreven. Hun veiligheid lijkt daardoor zeker niet gegarandeerd. Hun toekomst in Afghanistan oogt dan ook bepaald somber.
Een aantal partnerlanden heeft met betrekking tot deze problematiek al een bijzonder beleid ontwikkeld of overweegt een dergelijk beleid. Onder andere Groot-Brittannië is met het dossier bezig. Ook Duitsland en de Verenigde Staten zijn met de kwestie bezig.
Daarom had ik graag een antwoord op de hiernavolgende vragen gekregen.
Voorziet u of België na de terugtrekking van de NAVO-troepen in de opvang van Afghanen die voor Belgische troepen in Afghanistan hebben gewerkt?
Welke rechten op verblijf zullen zij eventueel toegewezen krijgen?
02.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Temmerman, ik dank u voor uw vraag.
De problematiek moet nog het voorwerp uitmaken van overleg met mijn collega’s, in het bijzonder met de minister van Landsverdediging en de minister van Buitenlandse Zaken.
Aangezien de Dienst Vreemdelingenzaken nog niet weet om hoeveel personen het gaat en hoeveel personen door de Belgische strijdkrachten in Afghanistan in dienst zijn genomen, is het onmogelijk te berekenen hoeveel personen in de toekomst eventueel een verblijf zouden kunnen verkrijgen.
De Dienst Vreemdelingenzaken onderzoekt momenteel geval per geval de aanvragen voor een verblijfsvisum op basis van humanitaire redenen, waarbij natuurlijk rekening wordt gehouden met het gevaar dat de betrokkenen eventueel kunnen lopen door in Afghanistan te blijven na het terugtrekken van onze strijdkrachten.
02.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
Het is goed dat wij tegen 2014 voorbereid zijn op de mogelijke gevallen. Het verheugt me dat u voorbereid bent en met uw collega’s de nodige afspraken zal maken.
L'incident est clos.
- mevrouw Bercy Slegers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de onderhandelingen tussen de Belgische, Franse en Britse regering betreffende illegale migratie via de Eurostartreinen Brussel-Rijsel/Calais-Londen" (nr. 17018)
- mevrouw Daphné Dumery aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de zogenaamde 'Eurostar-route' voor illegale migratie" (nr. 17689)
- Mme Bercy Slegers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les négociations entre les gouvernements belge, français et anglais relatives à la migration illégale par les trains Eurostar Bruxelles-Lille/Calais-Londres" (n° 17018)
- Mme Daphné Dumery à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'immigration clandestine utilisant la liaison Eurostar" (n° 17689)
03.01 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, sinds enige tijd zijn er onderhandelingen bezig tussen de Belgische, Franse en Britse regeringen betreffende het gebruik van Eurostartreinen.
Men koopt in Brussel een ticket naar Rijsel of Calais, waar men doelbewust op de trein blijft zitten om zo in Londen te eindigen. In de Schengenzone is er uiteraard vrij verkeer van personen, maar het Verenigd Koninkrijk behoort niet tot de Schengenzone en daar is een controle dus wel vereist. Een tijdelijke oplossing die men heeft uitgewerkt, bestaat erin dat de verkoop van losse tickets van Brussel-Zuid naar Rijsel beperkt wordt tot drie treinen per dag.
Mevrouw de staatssecretaris, is er ondertussen al een definitieve oplossing? Wat is het standpunt van de Belgische regering hieromtrent om de problematiek definitief te verhelpen?
03.02 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, bijna een jaar geleden in juni hebben wij voor het eerst gedebatteerd over het thema naar aanleiding van mijn vraag over de Eurostarroute.
Blijkbaar zijn de problemen nog niet opgelost. De maatregelen die toen zijn genomen door de drie betrokken landen, hielden een beperking in van het aantal zitplaatsen dat men kan reserveren om vanuit Brussel met de Eurostar naar Rijsel te reizen. Blijkbaar zou u daarmee alleen de symptomen bestrijden, zozeer zelfs dat enkele stemmen in het Verenigd Koninkrijk oproepen om de Eurostar van Brussel naar Londen niet langer te laten stoppen in Rijsel.
Overigens zagen we onlangs dat ook de overtocht in Oostende naar Groot-Brittannië opnieuw populair wordt. De winter is voorbij, wat wellicht ertoe bijdraagt dat de overtocht opnieuw populair is.
De Eurostar is alleszins een van de middelen om op illegale wijze aan de overzijde te geraken.
Mevrouw de staatssecretaris, is het aantal illegalen op die route teruggedrongen, nu het aanbod van tickets Brussel-Rijsel beperkt werd? Heeft dat effect gehad?
Hoever staan de onderhandelingen tussen de drie betrokken landen om tot een structurele oplossing te komen? Kunt u de eventuele structurele oplossing toelichten?
Kunnen er extra maatregelen worden genomen om de Eurostarroute Brussel-Rijsel-Londen te behouden en het misbruik van de route door illegalen tegen te gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
03.03 Staatssecretaris Maggie De Block: De beperking van de beschikbare zitplaatsen van Brussel naar Rijsel ging gepaard met de verscherping van de controles aan boord van de treinen en bij aankomst. De evolutie sindsdien wordt onafgebroken en nauwgezet gevolgd door de Franse, Britse en Belgische autoriteiten. Tijdens of meteen na de Olympische Spelen in Londen was er geen stijging merkbaar van het aantal vastgestelde misbruiken; dat bleef stabiel en op een laag niveau tot en met november. In de maanden daarna werd zowel in Frankrijk als in het Verenigd Koninkrijk zelf een toenemend aantal reizigers onderschept dat het Verenigd Koninkrijk clandestien probeerde te bereiken.
De verscherpte controles blijven voorlopig van toepassing op het Eurostartreinverkeer van Brussel-Zuid naar Lille of Calais, waar er nu ook een stop is, steeds in nauwe samenwerking tussen de drie betrokken overheden en Eurostar.
Het afgelopen jaar werden verschillende opties onderzocht om een structurele oplossing in te voeren. Ondertussen legt Eurostar de laatste hand aan een nieuw voorstel, dat de strijd tegen de misbruiken effectiever moet maken, zonder dat hierbij afbreuk wordt gedaan aan de belangen van bonafide reizigers en het principe van het vrij verkeer binnen de Schengenzone. De werkgroepen komen continu bijeen, maar over de voorstellen moet onder andere telkens worden overlegd met de drie betrokken landen en moet teruggekoppeld worden naar de diplomatieke diensten.
De uiteindelijke oplossing – daarover is iedereen het eens – moet ervoor zorgen dat er een zo uitgebreid mogelijk treinaanbod van en naar Rijsel blijft voor ons land en moet ook een afdoend antwoord bieden op de mogelijke misbruiken van de route. De piste van het schrappen van het station van Rijsel is in ieder geval niet aan de orde, noch voor ons, noch voor de Fransen, en is dat ook nooit geweest. Die piste werd nooit en wordt ook nu niet aangehouden. We hebben alle begrip voor de problemen van de Britten en willen ten volle meewerken aan een oplossing, maar niet ten koste van het verkeer, met inbegrip van het woon-werkverkeer, tussen Brussel en Rijsel.
03.04 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, het is een opluchting dat de halte van de Eurostar in Rijsel niet zal worden afgeschaft en dat dat ook nooit de bedoeling was. In het kader van de herdenking van honderd jaar Wereldoorlog 1914-1918, waarmee men volgend jaar start, verwachten wij in de Westhoek en in West-Vlaanderen heel veel reizigers. Het zou goed zijn als er tegen dan een structurele oplossing zou zijn, waarover duidelijk gecommuniceerd kan worden in het Verenigd Koninkrijk en in ons land, en waardoor men efficiënt en veilig naar Rijsel en Ieper kan reizen.
03.05 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, dank u voor uw antwoord. Ik ben eveneens ten zeerste verheugd te horen dat men voortwerkt aan een oplossing, maar ik heb geen enkele timing gehoord.
Wanneer zal het structureel voorstel er zijn? Wij zijn nu al meer dan een jaar aan het onderhandelen om tot een structurele oplossing te komen. Het is goed dat er verscherpte controles zijn. Iedereen staat er ook achter dat het treinaanbod niet vermindert, maar er is wel nood aan een structurele oplossing, want het probleem raakt niet opgelost. Misschien zullen wij over een paar maanden dus nogmaals een gesprek daarover hebben. Hopelijk is er dan wel al een structurele oplossing.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 17111 van mevrouw Galant wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de recente veroordeling van België door het EHRM" (nr. 17191)
- de heer Bruno Tuybens aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de veroordeling door het EHRM in verband met de onrechtmatige opsluiting van een asielzoeker" (nr. 17779)
- Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la récente condamnation de la Belgique par la CEDH" (n° 17191)
- M. Bruno Tuybens à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la condamnation, par la CEDH, pour détention irrégulière d'un demandeur d'asile" (n° 17779)
De heer Tuybens heeft zijn vraag nr. 17779 ingetrokken.
04.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, België heeft opnieuw een veroordeling opgelopen door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ons land wordt in een arrest van 11 april veroordeeld tot het betalen van 5 000 euro morele schadevergoeding aan een Afghaanse asielzoeker. In het arrest spreekt het Hof van een schending van het recht op vrijheid.
Hieraan ging het volgende vooraf. Op 29 januari 2010 faalde een poging tot gedwongen terugkeer naar Griekenland, waarnaar de Afghaan in het kader van de Dublinverordening diende te worden teruggestuurd. Hij werd vervolgens opgesloten in het centrum van Merksplas voor een periode van twee maanden, die werd verlengd met nog eens twee maanden in afwachting van de uitspraak in cassatieberoep. Die uitspraak kwam er op 29 juni; op dat moment was hij reeds een maand, sinds 26 mei, op vrije voeten.
De Afghaanse asielzoeker zat door de aanslepende cassatieprocedure vier maanden vast. Nochtans had de raadkamer van de Brusselse rechtbank van eerste aanleg op 5 februari 2010 de vrijlating van de man bevolen. Volgens de raadkamer hadden de asielautoriteiten geen rekening gehouden met het reële risico op een mensonwaardige behandeling dat hij in Griekenland liep, conform artikel 3 van het Mensenrechtenverdrag.
Er was een soortgelijk voorval in 2008, waarbij een Afghaanse asielzoeker naar Griekenland werd gestuurd. Toen werden wij veroordeeld voor bijna identieke feiten.
Mevrouw de staatssecretaris, kunt u conclusies trekken uit deze nieuwe veroordeling door het Europees Hof?
Wat moeten wij in de toekomst ondernemen om een vergelijkbare veroordeling niet meer op te lopen?
Hoeveel veroordelingen inzake asielaanvragen heeft België opgelopen sinds 2010?
Hoeveel aanklachten inzake asielaanvragen tegen België lopen op heden nog bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens? Kunt u daarbij eventueel wat uitleg geven?
04.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Temmerman, ik wens te benadrukken dat het hier niet gaat om een veroordeling die de asielprocedure zelf in vraag stelt. Het Europees Hof spreekt zich in de zaak-Firoz Muneer uit over de regels van de onderzoeksrechtbanken en in het bijzonder over de duur van de procedure voor het Hof van Cassatie. De uitvoeringsmaatregelen zullen worden genomen op het moment dat het arrest definitief wordt; dat is na drie maanden, als het niet doorverwezen wordt naar een grotere kamer.
Sedert 2010 heeft het Europees Hof zes veroordelingen uitgesproken tegen België waarbij asielzoekers betrokken zijn. Uit deze veroordelingen werden reeds conclusies getrokken. U verwijst naar het MSS-arrest van 21 januari, dat een Afghaanse asielzoeker betreft die via Griekenland de Europese Unie was binnengekomen en in België een aanvraag indiende.
Na de uitspraak van het Europees Hof werd de toepassing van de Dublinprocedure herzien en waren er geen overdrachten meer naar Griekenland. Bovendien worden de asielaanvragen behandeld in België. De Dublinprocedure werd ook aangepast op het vlak van de analyse van de algemene situatie in een land.
Ook de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen verzette in zijn rechtspraak in algemene vergadering de bakens inzake de uiterst dringende procedure. Het indienen van een uiterst dringende noodprocedure schorst nu automatisch de werking, en het beroep wordt beoordeeld in het licht van de richtlijnen van het Europees Hof.
De vaststelling van de vereiste maatregelen voor de uitvoering van elk definitief arrest wordt gecontroleerd door het Comité van Ministers van de Raad van Europa.
Er zijn vandaag nog negentien hangende zaken waarbij asielzoekers betrokken zijn. Dat betekent echter niet dat de punten van bezwaar effectief slaan op de asielaanvraag. Voor een procedure bij het Europees Hof moet er steeds een link zijn met het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Er is een lijst beschikbaar waarin de aangevoerde verdragsbepalingen worden vermeld.
Binnen de gestelde termijn kan ik u geen gedetailleerd overzicht bieden van de punten van bezwaar van de verzoekers voor elk van de zaken. Daarmee zou ik mijn toegemeten spreektijd ruim overschrijden.
04.03 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Het is goed dat u de arresten grondig bekijkt opdat België dergelijke veroordelingen in de toekomst niet meer zou oplopen.
04.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik kan wel veel vragen aan het Hof van Cassatie, maar ik zal weinig verkrijgen. Ik ben tot nader bericht immers niet de minister van Justitie. Daarenboven is er nog altijd de scheiding der machten.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de recente cijfers van het aantal asielaanvragen" (nr. 17215)
05 Question de Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les récentes données relatives au nombre de demandes d'asile" (n° 17215)
De voorzitter: Collega’s, ik herinner aan de oproep van de Kamervoorzitter om het Reglement strikt toe te passen. De spreektijd bedraagt twee minuten voor de vraag, twee minuten voor het antwoord en één minuut voor de repliek.
05.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, in de media is onlangs een bericht verschenen over het aantal asielaanvragen in ons land, dat vorig jaar toch met ongeveer 12 % is gedaald. Voor dat mediabericht heeft de journalist zich gebaseerd op cijfers van Eurostat, dat ervan uitgaat dat er in 2012 28 100 asielaanvragen waren, terwijl er dat in 2011 nog 31 900 waren.
Tijdens besprekingen in de commissievergadering, die hebben plaatsgevonden vooraleer dat mediabericht is verschenen, hebben wij andere cijfers gekregen. De beleidsnota die u hebt voorgelegd, vermeldt ook andere cijfers. Datzelfde mediabericht gaf ook andere cijfers die door uw kabinet waren vrijgegeven. Daarin is sprake van 21 500 asielzoekers in 2012, wat een daling is met 15 % ten opzichte van 2011, want toen waren er 25 500.
De Dienst Vreemdelingenzaken verklaart het verschil in cijfers als volgt. Eurostat werkt met personen, terwijl u en uw diensten blijkbaar werken met het aantal dossiers. Een gezin met twee volwassenen en twee kinderen wordt door Eurostat als vier aanvragen geteld, terwijl zo’n gezin in uw cijfers eigenlijk als twee aanvragen wordt geteld. We moeten er dus van uitgaan dat één asielaanvraag staat voor verschillende personen of eventueel voor een volledig gezin. Uit de verklaring van DVZ blijkt dat de gegevens blijkbaar worden bijgehouden aan de hand van volwassenen.
Als wij spreken over het aantal asielaanvragen, een daling of een stijging, dan vind ik het heel belangrijk om juiste cijfers te hanteren, zodat we tenminste weten waarover we spreken. Dat valt inderdaad het best uit te drukken in het aantal personen, of anders moet op zijn minst meegegeven worden dat het om dossiers gaat die gelijkstaan met gemiddeld een bepaald aantal personen.
Mevrouw de staatssecretaris, daarom heb ik de volgende vragen.
Wordt in de cijfers die u opgeeft en ook in de cijfers van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen gerekend met dossiers? Geldt één aanvraag dan voor verschillende personen of voor een gezin?
Hoe komt Eurostat aan de gegevens die het gebruikt? Waarom worden er verschillende cijfers gehanteerd? Dat maakt het toch complexer?
Zijn er nu cijfers beschikbaar over het aantal personen dat een asielaanvraag heeft ingediend?
05.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Lanjri, zoals reeds gezegd komen de gebruikelijke statistieken van de Belgische asielinstanties en hebben ze betrekking op wat wij gewoonlijk asielaanvragen noemen. Om preciezer te zijn, hebben deze statistieken betrekking op de inschrijving van asielaanvragen die geregistreerd worden door de Dienst Vreemdelingenzaken. Zij omvatten alle inschrijvingsverslagen van asielzoekers die hebben geleid tot de registratie van een asielaanvraag in het wachtregister. Aangezien deze registraties enkel worden uitgevoerd indien de persoon een volwassene of een niet-begeleide minderjarige is, omvatten zij de begeleide minderjarigen niet. Het gaat dus niet om de kinderen waarvan een of beide ouders aanwezig zijn. De inschrijving van begeleide minderjarigen leidt dus niet tot een registratie van een asielaanvraag in het wachtregister, aangezien de persoon in het wachtregister vermeld wordt als een persoon die door een asielzoeker begeleid wordt. Het gaat dan dus om een begeleide minderjarige.
Aan Eurostat worden alle gegevens bezorgd, zowel het aantal geregistreerde asielaanvragen, enkelvoudige en meervoudige, als het aantal personen, inclusief de begeleide minderjarigen. De cijfers die Eurostat publiceert, betreffen het aantal asylum applicants en omvatten dan ook de begeleide minderjarigen, de kinderen van een gezin, en dus het totale aantal personen dat betrokken is bij een asielaanvraag. Bovendien maken de cijfers van Eurostat in principe geen verschil tussen een eerste of een meervoudige aanvraag.
Door het cijfer van het aantal asielaanvragen op te geven, verstrekken de instanties de informatie in verband met het aantal aanvragen dat ze effectief behandelen. Het aantal personen zegt trouwens niets over de effectieve werklast. Als men een gezin met zeven kinderen heeft, dan gaat het om twee dossiers. Het aantal personen zegt dan ook niets over de werklast met betrekking tot het aantal dossiers. Bijgevolg is het ook eenvoudiger om het aantal asielaanvragen te vergelijken met het aantal genomen beslissingen. Als er al dan niet een beslissing tot bescherming wordt genomen in een dossier, dan geldt die natuurlijk ook voor de kinderen die erbij horen. Dat hebben we vroeger al gehoord.
In 2011 heeft de Dienst Vreemdelingenzaken de volgende zaken geregistreerd: 25 479 asielaanvragen waaronder 20 330 eerste en 5 149 meervoudige. Dit cijfer omvat alle inschrijvingsverslagen van volwassenen en niet-begeleide minderjarige asielzoekers die geleid hebben tot de registratie van een asielaanvraag in het wachtregister. Er waren 7 833 inschrijvingsverslagen voor begeleide minderjarigen, die dus niet in onze cijfers zitten.
Volgens dezelfde definities heeft DVZ in 2012 de volgende zaken geregistreerd: 21 461 asielaanvragen, waarvan 15 204 eerste en 6 257 meervoudige aanvragen. U weet dat het aantal meervoudige aanvragen gestegen is, maar daar houdt men bij Eurostat geen rekening mee. Verder waren er nog 6 173 inschrijvingsverslagen voor begeleide minderjarigen.
Ik wil niet koppig zijn, maar onze asielinstanties zullen per dossier blijven registreren, omdat wij dan alleen kunnen weten hoeveel dossiers er binnenkomen en hoeveel er buitengaan.
05.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, ik begrijp uiteraard – voor mij maakt het ook niet uit – dat de cijfers slaan op het aantal dossiers, omdat men op die manier het aantal beslissingen en de werklast daartegenover kan plaatsen. Het is echter ook belangrijk dat wij in het Parlement jaarlijks een duidelijk overzicht krijgen van het aantal personen dat het land binnengekomen is, om dat cijfer dan te vergelijken met het daaropvolgende jaar. Het ene staat het andere niet in de weg.
05.04 Staatssecretaris Maggie De Block: De daling was groter, als men de Eurostatcijfers…
05.05 Nahima Lanjri (CD&V): Dat klopt. Enerzijds rekent u met dossiers om te bekijken hoeveel dossiers afgehandeld werden door het Commissariaat, anderzijds zouden wij in het Parlement moeten weten hoeveel mensen effectief het land binnengekomen zijn, hoeveel mensen effectief asiel hebben gekregen en hoeveel mensen afgewezen werden. Als wij die cijfers krijgen, dan kunnen wij de juiste conclusies trekken.
L'incident est clos.
- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de open terugkeercentra" (nr. 17216)
- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het nieuwe terugkeercentrum in Holsbeek" (nr. 17266)
- Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les centres ouverts de retour" (n° 17216)
- M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le nouveau centre de retour pour demandeurs d'asile de Holsbeek" (n° 17266)
06.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, onlangs las ik in de krant dat het open terugkeercentrum van Holsbeek klaar is. Klopt het dat er in het voormalige Formule 1-hotel plaats is voor honderd personen en dat het nieuwe centrum al in mei operationeel zal zijn?
Het gaat hier om een open centrum, maar blijkbaar is er onduidelijkheid over wat dat precies inhoudt. In de krant las ik: “Of zij vrij het centrum zullen kunnen buiten wandelen, is nog niet zeker. Daarvoor moeten wij eerst het huishoudelijk reglement goedkeuren.”
Ik neem aan dat in dat huishoudelijk reglement bepaald wordt hoe laat personen 's avonds moeten binnen zijn. Het is evident dat men zich in zo’n centrum aan regels moet houden, maar in mijn ogen gaat het hier wel degelijk om een open centrum en in een open centrum kunnen de bewoners zich overdag uiteraard vrij bewegen. Waarom is niet duidelijk dat het een open centrum betreft? Alvast de krant laat uitschijnen dat de bewoners het centrum niet zullen kunnen verlaten.
Is het huishoudelijk reglement niet in alle open terugkeercentra nagenoeg gelijkluidend? Ik neem toch aan dat de regels in het ene centrum niet erg mogen verschillen van de regels in het andere centrum.
De burgemeesters van Holsbeek en Lubbeek vrezen voor overlast. Zij vrezen dat hun interventieteams zullen moeten uitrukken bij mogelijke problemen. Zij willen een compensatie als dat gebeurt. Wat zijn de afspraken wat de bewaking betreft? Verwacht u iets van de lokale politiediensten?
Ook wat dat betreft, veronderstel ik dat voor andere open terugkeercentra dezelfde regels gelden. Hoe is de bewaking er geregeld?
Hoeveel open terugkeerplaatsen zullen er in mei in België zijn? In welke gemeenten zijn zij gevestigd en om hoeveel plaatsen gaat het telkens? Waar gaat het om een apart centrum en waar gaat het bijvoorbeeld om een aparte vleugel in een bestaand centrum waar asielzoekers worden opgevangen en tegelijkertijd uitgeprocedeerde asielzoekers die moeten terugkeren?
Plant u nog nieuwe terugkeerplaatsen? Waar, en hoeveel? Kan de infrastructuur voor noodopvangplaatsen, die intussen zijn afgebouwd, eventueel als open terugkeercentrum gebruikt worden?
06.02 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik sluit mij aan bij de vraagstelling van mevrouw Lanjri. Ik ben voor een stuk betrokken partij, aangezien onze politiezone ook Holsbeek omvat. Er rijzen toch wel wat vragen in ons politiecollege.
Er heeft een informatievergadering plaatsgevonden. In de krant heb ik gelezen dat de eerste asielzoekers over enkele weken, midden mei, zouden aankomen.
Mevrouw de staatssecretaris, kunt u verduidelijken wanneer het terugcentrum nu juist opengaat? Wanneer zullen er asielzoekers aankomen?
Hoeveel bewoners zal het terugkeercentrum maximaal huisvesten? Zal de volledige capaciteit al vanaf de opening worden benut, of kunt u mij de planning van het nieuw terugkeercentrum toelichten?
In hoeverre zal de lokale politie bij het nieuw terugkeercentrum betrokken worden? Welke taken krijgt de lokale politie toebedeeld?
Welk regime zal er heersen? Laat het huishoudelijk reglement toe dat bewoners van het centrum ’s nachts naar buiten kunnen?
Wie zal er in het centrum verblijven? Is het bedoeld voor specifieke doelgroepen, zoals gezinnen, alleenstaanden of nog andere?
Komen de terugkeerders vrijwillig naar dat centrum?
Worden zij er naartoe gebracht of komen zij daar op eigen kracht naartoe? Ik heb vernomen dat er in dergelijke gevallen meestal een treinticket wordt overhandigd, waarmee zij op eigen kracht vanuit het asielcentrum naar het terugkeercentrum moeten geraken. Dat zou een van de oorzaken zijn waardoor er zo veel uitval is.
Wie staat er in voor het transport naar de luchthaven, in geval men overgaat tot gedwongen terugkeer of tot vrijwillige terugkeer?
Hoeveel procent van de bewoners van bestaande terugkeercentra vertrekt effectief naar het land van herkomst? Daarover staat nog een specifieke vraag op de agenda, dus ik neem aan dat we dat zodadelijk wel kunnen bespreken.
Heel concreet wil ik u vragen of wij het huishoudelijk reglement kunnen inkijken. Kunnen wij daar een kopie van krijgen?
06.03 Staatssecretaris Maggie De Block: Voor alle duidelijkheid, ik heb het krantenbericht waaraan gerefereerd wordt, niet gelezen en ik weet dus niet of wat daarin staat een juiste interpretatie is.
In elk geval, het open terugkeercentrum zal volgende week operationeel zijn. Het beschikt over een honderdtal plaatsen, maar er zullen niet van in het begin honderd plaatsen ingenomen zijn. De asielzoekers zullen daar geleidelijk aan aankomen, en dat lijkt mij ook het beste. Naargelang de personeelsbezetting zal de volledige capaciteit benut worden.
Het gaat om een open terugkeercentrum. Ik weet niet waar de misverstanden ontstaan zijn, maar er is nooit gezegd dat het een gesloten centrum zou zijn. Het is en blijft een open centrum.
De bewoners mogen dus overdag het centrum verlaten. De regels in het huishoudelijk reglement zullen gelijkluidend zijn met die van de andere open centra.
De bewaking van het centrum is volledig in handen van DVZ. Daarin verschilt het dus wel.
Er is in veiligheidsmedewerkers in een 24 uursregime voorzien. Er zijn in principe dus geen extra politiemensen nodig om de veiligheid te garanderen. Alleen bij zware incidenten of verstoring van de openbare orde zal de lokale politie moeten worden opgeroepen. Wij hebben beloofd om daaraan dan opvolging te geven. Dat is ook zo voor de rest van de gemeenten.
De toekomstige bewoners komen vrijwillig en op eigen kracht naar het centrum, eventueel met een treinticket. Dat kunnen zowel gezinnen als alleenstaanden zijn.
Het is tevens de bedoeling om illegale gezinnen met minderjarige kinderen die voor de vrijwillige terugkeer intekenen, op te vangen.
Er werd een overeenkomst voor de begeleiding gemaakt tussen DVZ en Fedasil en een terugkeertraject uitgewerkt.
Bij de vrijwillige terugkeer zal het transport door het centrum worden geregeld, ofwel met het openbaar vervoer, ofwel met het vervoer van DVZ. Dat is natuurlijk afhankelijk van waar de betrokkenen komen.
In het geval van gedwongen terugkeer doet DVZ het transport naar de luchthaven of een gesloten centrum als tussenstap.
Sedert september zijn er 300 terugkeerplaatsen gecreëerd in bestaande open centra. Die bevinden zich in Arendonk, Poelkapelle, Sint-Truiden en Jodoigne, telkens 75 per locatie.
Tot eind april vertrok 15 % van de personen in die speciale plaatsen dankzij het programma van de vrijwillige terugkeer. Voor 8 % werden stappen gezet met het oog op gedwongen verwijdering en 67 % vertrok uit eigen beweging. We kunnen niet bepalen hoeveel personen daarvan uitvoering gaven aan het bevel om het grondgebied te verlaten, maar zij keerden eventueel terug naar het land van herkomst of een ander land.
Wel wendt een belangrijk deel van de alsnog uitgeprocedeerde asielzoekers zich nadien toch nog tot het terugkeerloket van Fedasil of een lokale terugkeerpartner om begeleiding bij de vrijwillige terugkeer te vragen.
Het verklaart waarom het aandeel van de uitgeprocedeerde asielzoekers in de vrijwillige terugkeer sterk is gestegen in 2012 in vergelijking met 2011.
Ik plan geen nieuwe terugkeerplaatsen meer, omdat de huidige capaciteit voldoende is. Het is zeker niet mijn bedoeling om de tijdelijke noodopvangplaatsen, die destijds voor zes maanden zijn gecreëerd maar anderhalf jaar gebleven zijn in de gemeenten, waarvan de burgemeesters heel laattijdig op de hoogte werden gebracht en die ik nu eindelijk heb kunnen sluiten, daar ook nog eens voor te gebruiken.
Dat zou niet conform de afspraken zijn. Ik heb mij immers van bij het begin ertoe geëngageerd om de noodopvangplaatsen as soon as possible te sluiten, wat ik ook heb gedaan.
06.04 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord.
Het is een open terugkeercentrum, zoals ik al dacht. Het is dus niet, zoals de kranten suggereerden, nog onduidelijk of asielzoekers het centrum zullen kunnen verlaten.
Ik dank u ook voor de cijfers. Daaruit blijkt dat 8 % gedwongen wordt terug te keren; dat is duidelijk. Het verontrust mij echter dat u niet weet hoeveel personen van de 67 % asielzoekers die uit eigen beweging het centrum verlaat, uiteindelijk het land verlaten. Uiteindelijk zijn de centra toch opgericht met het oog op een begeleide terugkeer uit vrije wil.
Bijgevolg moet heel duidelijk in het oog worden gehouden en becijferd hoeveel betrokkenen uiteindelijk werkelijk het land verlaten en ook in hun land of in een ander land aankomen. Om dat op te volgen kunt u eventueel de medewerking van de ngo's vragen.
06.05 Staatssecretaris Maggie De Block: Wij trachten dat te doen. Wanneer zij zich aan een terugkeerloket aanbieden, weten wij uit welk centrum zij komen en hoeveel tijd zij opnieuw in de illegaliteit zijn verdwenen, maar zich alsnog aanbieden, nadat zij beseffen dat de enige optie een terugkeer is.
De geesten zullen moeten rijpen. Wij komen uit een periode waarin iedereen, uitgeprocedeerd of niet, meende toch in het land te kunnen blijven en te worden geregulariseerd.
06.06 Nahima Lanjri (CD&V): Mijn vraag is of u geen zicht hebt op het deel van de genoemde 67 %. U weet dat een deel van hen zeker is teruggekeerd.
06.07 Staatssecretaris Maggie De Block: Wij weten het van het deel dat zich opnieuw aanbiedt. Echter, hoeveel betrokkenen naar Nederland, Frankrijk of Italië gaan, weten wij niet.
06.08 Nahima Lanjri (CD&V): U begeleidt de betrokkenen dus niet effectief tot zij weer op het vliegtuig zitten.
06.09 Staatssecretaris Maggie De Block: Jawel, maar van de betrokkenen die ondertussen vrijwillig weggaan, weten wij niets.
06.10 Nahima Lanjri (CD&V): Ik heb het goed begrepen. Het betreft de personen die het centrum verlaten.
06.11 Staatssecretaris Maggie De Block: Hen kunnen wij inderdaad niet opnieuw traceren.
06.12 Nahima Lanjri (CD&V): Dat is een erg ontnuchterend antwoord.
06.13 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, aanstonds krijgen we het debat over de terugkeercijfers, die Vluchtelingenwerk Vlaanderen heeft gelanceerd en die bijzonder slecht zijn.
U zegt nu dat sommige asielzoekers de centra verlaten, dat die gewoon weg zijn en blijven hopen op regularisatie. U regulariseert er misschien geen tienduizend meer, maar nog wel vijfduizend per jaar, dus die wortel blijft enorm groot; ze blijven kiezen voor de illegaliteit. (Protest van de staatssecretaris)
Bedoelt u dat geen enkele uitgeprocedeerde nog een regularisatie krijgt? Alstublieft! Hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers krijgen er elke dag in dit land nog permanente papieren via de regularisatie? Hoeveel zijn er niet die uitgeprocedeerd zijn en een paar jaar later toch geregulariseerd worden? U of uw diensten tekenen elke dag regularisaties om humanitaire redenen; dat zijn bijna altijd asielzoekers die ooit uitgeprocedeerd waren en een bevel kregen. Dit is juist het probleem: ze krijgen een bevel, ze blijven hier en een paar jaar later krijgen ze papieren!
Alleszins wil ik u danken voor de duidelijkheid inzake Holsbeek. Ik begrijp dat het overgrote deel van de taken, dus zo goed als alles, in handen is van de Dienst Vreemdelingenzaken en dat er van de politie niks wordt verwacht, behalve optreden bij een gewelddadig incident, waarvan een pv moet worden gemaakt. Dat is normaal en overal zo; dat was ook zo bij de grote vechtpartij in Arendonk, waar de politie wel heeft ingegrepen. Ik neem daar akte van. We zullen zien wat daar effectief van aan is, maar ik geloof u.
Kunnen wij het huishoudelijk reglement inkijken? Misschien kan dat aan de commissieleden ter beschikking worden gesteld, zodat we dat even kunnen bekijken, waarvoor dank. Ik begrijp dat in de loop van volgende week de eerste asielzoekers in Holsbeek aankomen.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "illegale gauwdieven in Leuven" (nr. 17272)
07 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "des illégaux commettant des vols à la tire à Louvain" (n° 17272)
07.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, sinds enkele maanden wordt Leuven geteisterd door een plaag van gauwdiefstallen. In hoeverre heeft dit te maken met de aanwezigheid van illegalen in de stad?
Mevrouw de staatssecretaris, heeft u hier cijfers over? Ik heb twee jaar geleden de cijfers gevraagd voor Antwerpen. Toen heb ik die gekregen. Ik denk dan ook dat die cijfers beschikbaar zijn. Hoeveel bevelen om het grondgebied te verlaten werden sinds 1 januari gegeven in Leuven? Kunt u mij ook de cijfers geven voor 2009, 2010, 2011 en 2012? Is er over deze problematiek al overleg gepleegd tussen het Leuvense stadsbestuur en de Dienst Vreemdelingenzaken? Zo ja, met welke resultaten?
U hebt misschien het krantenartikel gelezen waarin ik mijn voorstel ter zake deed. Ik wil mijn voorstel even toelichten. Ik stel voor om in 127bis twee à drie plaatsen vrij te houden voor de Leuvense binnenstad omdat het aantal gauwdieven op anderhalf jaar tijd met 156 % is gestegen. Wij zitten nu aan vijf feiten per dag. Het is echt een probleem en ik meen dat wij op die manier een aantal van die mensen sneller van het grondgebied kunnen verwijderen.
07.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, ik heb geen cijfers over de specifieke problematiek rond de gauwdiefstallen in Leuven. Ik meen dat de lokale politie over die cijfers beschikt.
Het aantal bevelen om het grondgebied te verlaten die in de politiezone werden gegeven na een interceptie naar aanleiding van het plegen van feiten tegen de openbare orde of pogingen daartoe, bedraagt voor 2010 98. In 2011 waren dat er 119 en in 2012 68.
Tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en het stadsbestuur is er nog geen contact geweest. Indien er grote problemen zouden zijn, neem ik aan dat de burgemeester, de heer Tobback, dit zeker zou doen. Wij zijn er alvast toe bereid. Wij doen dit met elke gemeente die om overleg vraagt. Gisteren was ik daarvoor nog in Oostende.
Ten slotte wil ik herhalen dat gesloten centra geen gevangenissen zijn. Personen die feiten plegen tegen de openbare orde, zoals diefstallen, moeten in eerste instantie gerechtelijk worden vervolgd en niet in onze gesloten centra worden opgesloten.
07.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, u heeft geen cijfers voor de eerste maanden van dit jaar?
07.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Neen.
07.05 Theo Francken (N-VA): Die cijfers hebt u niet, ik had er nochtans specifiek naar gevraagd.
07.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik zal ze opvragen, maar ik heb ze niet gekregen.
07.07 Theo Francken (N-VA): Ik zal hiervoor een schriftelijke vraag indienen.
Hebt u cijfers over wie effectief naar een gesloten centrum is gebracht en wie effectief is gerepatrieerd?
U hebt gisteren gecommuniceerd over de cijfers van Oostende. Ik lees vandaag in de krant dat het 9 % is.
07.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Die cijfers heb ik gisteren gekregen op de werkvergadering aldaar met de lokale politie, de havenpolitie, de Dienst Vreemdelingenzaken en het parket.
07.09 Theo Francken (N-VA): U hebt dus geen cijfers van het aantal mensen dat effectief is overgebracht naar een gesloten centrum met het oog op uitwijzing, mensen die een bevel hebben gekregen dus?
07.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Neen.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la protection des femmes en situation irrégulière victimes de violence intrafamiliale" (n° 17301)
08 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de bescherming van illegaal in het land verblijvende vrouwen die het slachtoffer zijn van huiselijk geweld" (nr. 17301)
08.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, le 12 décembre dernier en commission de l'Intérieur, j'ai interrogé votre collègue Joëlle Milquet sur le rapport de Human Rights Watch concernant l'accès des femmes migrantes à la protection contre la violence intrafamiliale en Belgique. La ministre de l'Intérieur m'a répondu qu'un plan d'action national 2010-2014 comprenant 120 mesures contre la violence intrafamiliale avait été lancé il y a deux ans.
Voici ce que votre collègue me précise dans sa réponse: "Une recommandation figurait au départ dans l'étude sur les personnes étrangères victimes de violences entre partenaires, que nous avions fait commander par l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes en 2011 et qui avait été transmise en début d'année à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration. Il y était notamment conseillé de s'inspirer du modèle espagnol, lequel accorde une protection aux femmes en situation irrégulière se trouvant confrontées à la violence entre partenaires. Mon cabinet et l'Institut ont demandé que ce texte puisse être discuté dans les groupes intercabinets, ce qui fut le cas. Nous attendons les derniers commentaires du cabinet de Mme De Block. Le but serait de faire adopter cette recommandation dans le sillage de l'actualisation du plan d'action. Dès lors, cela permettrait une adaptation de la loi de 1980. Il serait ainsi possible de délivrer un titre de séjour temporaire de plein droit dès la reconnaissance de violences tant pour le partenaire rejoignant un Belge ou un citoyen européen que pour celui qui rejoint un ressortissant d'un pays tiers".
Madame la secrétaire d'État, où en sont les discussions entre votre cabinet et celui de la ministre Milquet à propos de cette recommandation? Avez-vous déjà remis vos derniers commentaires sur ce texte? Si oui, quel en est la teneur? Va-t-on vers une adaptation de la loi de 1980 dans le sens de délivrer un titre de séjour temporaire pour les femmes en situation irrégulière reconnues comme ayant subi des violences intrafamiliales?
08.02 Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Genot, le cabinet de la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des Chances nous a effectivement transmis le plan d'action national de lutte contre les violences entre partenaires et les violences intrafamiliales, qui a été réalisé par l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes. Suite à cela, plus aucune concertation n'a eu lieu.
Au sein de mon cabinet, nous avons rajouté deux mesures au projet. Premièrement, il s'agit d'un projet de brochure offrant une information optimale aux personnes confrontées aux cohabitations de complaisance, mariages de complaisance et mariages forcés. Deuxièmement, il s'agit d'un avant-projet de loi modifiant le Code civil, le Code pénal, le Code judiciaire, le Code de droit international privé, la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire et la loi sur les consulats et la juridiction consulaire en vue de la lutte contre les mariages de complaisance et la cohabitation légale de complaisance. Cet avant-projet a été approuvé en Conseil des ministres le 5 octobre 2012 et est passé en commission ainsi qu'en séance plénière de la Chambre.
Nous avons commenté ces adaptations à la demande de l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes lui précisant que les obligations reprises dans la Convention du Conseil de l'Europe stipulent que les conditions relatives à l'octroi et à la durée de permis de résidence autonome sont établies conformément au droit interne et que notre législation prévoit déjà la possibilité, pour les femmes victimes de violence, d'obtenir un droit de séjour autonome sous certaines conditions. Dans le cas de figure actuel, l'Office des Étrangers investit et examine la possibilité de maintenir le droit de séjour aux victimes reconnues de violence conjugale. Je souhaite également rappeler qu'il est toujours procédé à un examen au cas par cas.
Pour ce qui est de la protection des femmes victimes de violence et qui sont en séjour illégal, la question porte bien sur la protection qui n'entraîne pas nécessairement la délivrance d'un titre de séjour. Nous avons donc maintenu la mesure afin d'ouvrir la discussion et de voir de quelle manière cette protection pourrait être améliorée. Nous avons aussi évoqué la nécessité de sensibiliser les services de police à ce problème.
08.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je remercie Mme la secrétaire d'État pour sa réponse.
Madame la secrétaire d'État, j'entends qu'une série de discussions ont été organisées entre votre cabinet, celui de Mme Milquet ainsi qu'avec l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes. Mais si j'ai bien compris, dans le cadre de ces discussions, il n'a pas été question d'une révision du projet de loi en vue de supprimer la pénalisation liée au séjour illégal de la victime.
À l'heure actuelle, sans pénalisation du séjour illégal, il est quand même possible d'arrêter les personnes dans l'illégalité tout en leur permettant d'avoir accès à la justice. Suivant le rapport de Human Rights Watch, il semblerait que, dans certains cas, les commissariats réagissent très bien et accueillent les victimes d'actes de violence en s'intéressant à leur agresseur, mais que, dans d'autres, cela ne se passerait pas ainsi. Human Rights Watch donne, par exemple, le témoignage d'une dame qui avait été sauvagement agressée et que l'on a ramenée chez elle afin de contrôler son passeport en vue de vérifier l'opportunité de lui délivrer un ordre de quitter le territoire avant de la conduire à l'hôpital.
08.04 Maggie De Block, secrétaire d'État: Vous citez toujours des cas individuels
08.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je cite le rapport de
Human Rights Watch.
08.06 Maggie De Block, secrétaire d'État: Peu importe. Je sais lire comme vous. Vous citez des cas individuels. Je vous ai dit qu'il était procédé à un examen au cas par cas.
08.07 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Il ressort de l'examen des cas individuels qu'une série de problèmes se posent encore sur le terrain. Des jeunes femmes agressées et en difficulté ne sont pas accueillies par la police en tant que victimes, mais en tant que personnes ayant commis un délit dans la mesure où elles ne sont pas en ordre de séjour. Nous voudrions que la situation évolue à ce niveau. Nous osons donc espérer que vous prendrez les mesures nécessaires car, pour l'instant, la situation n'est pas satisfaisante.
Het incident is gesloten.
09 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de opvang van NBMV's met een definitieve verblijfsstatus" (nr. 17371)
09 Question de Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'accueil des MENA ayant une autorisation de séjour définitive" (n° 17371)
09.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, elk jaar komen er enkele duizenden niet-begeleide minderjarige vreemdelingen ons land binnen. De opvangwet bepaalt dat niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die – dat zijn er enkele honderden per jaar – een verblijfsstatuut krijgen, die dus niet langer in een asielprocedure zitten en dus erkend worden, het opvangcentrum moeten verlaten. Voor de –16-jarigen zoekt men tot men een oplossing vindt. De +16-jarigen moeten het centrum verlaten, hoewel zij eigenlijk minderjarig zijn.
Dat zijn kwetsbare jongeren die uiteraard verder residentieel opgevangen moeten worden. Zij kunnen het best opgevangen worden door centra voor bijzondere jeugdzorg of initiatieven van algemeen welzijnswerk, die onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen vallen. Van jongeren die sterk genoeg zijn, verwacht men echter dat zij zelfstandig kunnen wonen, vaak met begeleiding. Het gaat dan over begeleid zelfstandig wonen. Zo kunnen zij op eigen benen staan.
Sommige OCMW’s doen moeite daarvoor. Ik kan verwijzen naar mijn eigen stad, Antwerpen, waar men plaatsen voor zulke jongeren heeft gecreëerd. Sommige OCMW's, zoals in Gent, Brussel en Wallonië, weigeren echter niet-begeleide minderjarigen die alleen gaan wonen. Die OCMW’s weigeren hen te helpen met het zoeken naar onderdak en weigeren hen te begeleiden. Die jongeren drie of vier jaar lang in grootschalige centra houden, kan echter niet. Het is ook geen goede oplossing. Ze wordt ook niet toegepast door Fedasil. Men houdt er enkel de jongeren die minder dan 16 jaar oud zijn.
Het betreft een gedeelde bevoegdheid van de Gemeenschappen en de OCMW’s, die onder uw bevoegdheid vallen, toch wat de opvang betreft. Wat is de rol van elkeen, van de Gemeenschappen en de OCMW’s? Over die problematiek hebt u intussen met een aantal centrumsteden overleg gepleegd. Wat is het resultaat van dat overleg?
U hebt ook overlegd met minister Vandeurzen van de Vlaamse Gemeenschap om een protocol te maken over de opvang van niet-begeleide minderjarigen. Wat zijn de krachtlijnen van dat protocol? Wordt er bijvoorbeeld in voorzien dat Vlaanderen 450 plaatsen zou moeten aanbieden? Wat moet de begeleiding van zestien-, zeventien- en achttienjarigen inhouden? Is het protocol al klaar? Is of komt er ook zo'n protocol voor de andere Gemeenschappen? Daar zijn er namelijk ook OCMW's die hulp weigeren.
Zijn er rechtsgronden op basis waarvan een OCMW kan weigeren om die hulp te bieden? Wij zien dat nu gebeuren. De vraag is of zij het recht hebben dat te doen. Welke materiële, financiële en sociale hulp dient een OCMW effectief aan te bieden aan die minderjarigen? Wat zult u ondernemen om ervoor te zorgen dat de OCMW's hun verantwoordelijkheid in die materie opnemen, in overleg met de Gemeenschappen, die voor een deel bevoegd zijn?
09.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Lanjri, de opvang en begeleiding van niet-begeleide minderjarigen vormen volgens de wet een gedeelde verantwoordelijkheid van de federale overheid, de Gemeenschappen en de OCMW’s. Fedasil staat in voor de opvang van alle niet-begeleide minderjarigen ongeacht hun administratief statuut, asielaanvragers of niet-asielaanvragers, in het licht van de observatie- en oriëntatiefase. Dat heb ik net ook aan collega Temmerman gezegd. Ik benadruk dat het aantal federale opvangplaatsen sedert mijn aantreden fel is gestegen. Op mijn uitdrukkelijke vraag worden alle niet-begeleide minderjarigen, ook niet-asielzoekers, terug door Fedasil opgevangen. De toegang tot een opvangstructuur eindigt in principe wanneer de jongere een beschermingsstatuut of een verblijf van bepaalde duur bekomt, waarna een recht op maatschappelijke dienstverlening door het OCMW ontstaat.
Dit belet niet dat jongeren met een specifieke kwetsbaarheid of behoefte of speciale problemen dienen door te stromen naar de gespecialiseerde opvang van de Gemeenschappen. Zoals ik al meermaals heb gezegd, lopen de onderhandelingen nog tussen het federaal niveau en de drie Gemeenschappen om een protocolakkoord te sluiten inzake de opvang en hulpverlening voor niet-begeleide minderjarigen. Ik onderhandel dus jammer genoeg niet alleen nog met de heer Vandeurzen maar ook met de anderen. Met de ene verloopt dat al wat gemakkelijker dan met de andere.
Om de onderhandelingen maximale slaagkansen te geven, kan ik de inhoud ervan nog niet in detail kenbaar maken omdat die natuurlijk nog het voorwerp van overleg uitmaakt. Wel kan ik u meedelen dat naar een betere samenwerking tussen de betrokken actoren – opvangcentra, voogden, gemeenschapsvoorzieningen en gemeenschapsdiensten – wordt gestreefd en dat de toegang tot de gemeenschapsvoorzieningen en –diensten wordt gefaciliteerd voor deze niet-begeleide minderjarigen. Er worden ook gezamenlijke initiatieven beoogd. Voor alle duidelijkheid, de OCMW’s zijn geen betrokken partij in deze onderhandelingen. Wij hebben geregeld werkvergaderingen. De frequentie wordt verhoogd en wij wensen zo vlug mogelijk tot een akkoord te komen.
Wij hebben apart tweemaal overleg gepleegd met de steden en gemeenten en de OCMW’s. Dat was bedoeld voor het in kaart brengen van ieders knelpunten. De OCMW’s hebben een functionele autonomie. Men kan hen dus niet verplichten. Er wordt dan ook verder overlegd, maar de diensten onderzoeken ook of op termijn structurele oplossingen kunnen worden voorgesteld. Dan moeten we daar wel middelen voor vrijmaken.
Tot slot is het zo dat een niet-begeleide minderjarige met een beschermingsstatuut recht heeft op maatschappelijke dienstverlening. Die kan onder de vorm van financiële steun of materiële hulp aangeboden worden. Het OCMW moet dat autonoom beoordelen in toepassing van de bijstandswetten.
Het kan echter niet dat jongeren financiële steun krijgen terwijl ze omwille van hun kwetsbaarheid dienen door te stromen naar gespecialiseerde opvang van de Gemeenschappen. Ik denk niet dat dit de taak van onze OCMW’s is.
Het principieel weigeren van het verlenen van maatschappelijke dienstverlening aan die niet-begeleide minderjarigen is evenwel onaanvaardbaar.
Ieder moet daarin dus zijn verantwoordelijkheid nemen.
09.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, u stelt het scherp, maar in de praktijk gebeurt dat in een aantal steden niet.
Ik geef het voorbeeld van Antwerpen, dat niet altijd de gemakkelijkste is. In dit geval heeft de stad echter haar verantwoordelijkheid genomen en worden de kwetsbare jongeren inderdaad door centra van de Vlaamse Gemeenschap opgevangen. Anderen, die zelfstandig genoeg zijn, krijgen de middelen van het OCMW en mogen zelfstandig een studio huren.
Andere OCMW’s, zoals onder meer in Gent, weigeren pertinent en zeggen dat ze geen steun verlenen omdat die minderjarigen nog niet ingeschreven zijn.
Het is dus een vicieuze cirkel. Het gevolg is dat net die jongeren, die erkend zijn en die mogen blijven, geen onderdak vinden en op straat terechtkomen.
Het gaat niet om honderden jongeren, maar om een tiental jongeren die geen opvang krijgen, terwijl uw diensten beslist hebben dat zij het wel verdienen. Zij hebben hun dossier helemaal doorlopen, ze moeten die bescherming krijgen of hebben ze gekregen en zouden dus sterk moeten staan.
U zegt de OCMW’s het niet mogen weigeren, maar ze doen dat toch. Wat zult u doen in die gevallen? Kunnen die jongeren nog rekenen op opvang bij Fedasil, ook al zijn ze zestien en zeventien? U moet er toch voor zorgen dat ze niet op straat terechtkomen? Dat is mijn enige zorg.
(…): (…)
09.04 Nahima Lanjri (CD&V): Dat is een bezorgdheid die wij dan delen, maar door de weigering van een aantal OCMW’s komen deze jongeren wel op straat terecht. Dat is het probleem. Ofwel moeten die OCMW’s…
09.05 Staatssecretaris Maggie De Block: Door de weigering van een aantal Gemeenschappen om hun verantwoordelijkheid te nemen, trekken te veel jongeren naar de OCMW’s. De OCMW’s zijn er niet op voorzien om bepaalde jongeren met een heel speciale problematiek op te vangen, want ze hebben geen 24 uursdienst.
09.06 Nahima Lanjri (CD&V): Ik heb het over de Vlaamse Gemeenschap, waar ook jongeren in een aantal gemeentes worden geweigerd.
Ik zal u daarover binnenkort opnieuw ondervragen.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de controle op vrijwillige terugkeer" (nr. 17412)
- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het falende terugkeerbeleid" (nr. 17712)
- M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le contrôle du retour volontaire" (n° 17412)
- M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'échec de la politique de retour" (n° 17712)
10.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, de kritiek van Vluchtelingenwerk Vlaanderen bevestigt gedeeltelijk, uiteraard vanuit een bepaalde invalshoek, de kritiek die onze fractie al had op uw beleid, met name dat het systeem van vrijwillige terugkeer in theorie mooi klinkt maar in de praktijk onvoldoende werkt.
Afgewezen asielzoekers worden in terugkeercentra ondergebracht om ze te begeleiden naar hun thuisland, maar volgens Vluchtelingenwerk Vlaanderen werden tussen september 2012 en januari 2013 2 081 mensen zogezegd overgeplaatst en keerde slechts 4 % vrijwillig terug. Liefst 78 % kwam zelfs nooit aan op een terugkeerplaats en verdween in de illegaliteit. Mevrouw de staatssecretaris, dat is hetgeen waarvoor wij dus waarschuwden, en wij waren in dezen niet alleen.
Uw woordvoerder zei in hetzelfde persbericht dat vroeger de mensen sowieso in de illegaliteit verzeilden. Nu is dat nog steeds 78 %, en men kan het dus niet meteen een echt succes noemen, tenzij u andere cijfers geeft.
Hebt u andere cijfers dan degene die worden gehanteerd door Vluchtelingenwerk Vlaanderen?
Wordt het geen tijd om een efficiënt controlesysteem op punt te stellen voor die asielzoekers van wie de asielaanvraag werd afgewezen en die het land moeten verlaten?
Als een controlesysteem niet mogelijk blijkt, om redenen die u mij misschien kunt verklaren, dan moet u toch bereid zijn om de optie van de gesloten terugkeercentra minstens te bespreken.
10.02 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik sluit mij aan bij de vorige vraagsteller. Ik heb ook samen gezeten met de mensen van Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Die mensen zijn bijzonder kritisch. Ik heb ook heel wat getuigenissen gehoord van maatschappelijk werkers die op het veld actief zijn. Daaruit blijkt dat een en ander bijzonder stroef verloopt.
Er was dus zware kritiek: "Het nieuwe terugkeerbeleid van Maggie De Block faalt volkomen. De regering besteedt veel geld aan een systeem dat niet werkt.” De cijfers van Fedasil zouden aantonen dat slechts 4 % van de mensen effectief terugkeerde naar het land van herkomst. Het overgrote deel verdween in de illegaliteit, in de hoop papieren te krijgen.
Zijn die cijfers correct? Hoeveel procent keerde effectief terug?
Onderneemt u concrete stappen om de efficiëntie van uw terugkeerbeleid te verhogen? Zo ja, welke?
10.03 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, er is inderdaad sterk ingezet op de vrijwillige terugkeer. Het terugkeertraject werd ontwikkeld samen met onze partners, zoals Vluchtelingenwerk Vlaanderen, dat als loyale partner zijn inbreng mocht geven. Het vormt het speerpunt van ons beleid.
De doelstelling van het terugkeertraject, waarvan de open terugkeerplaatsen, zoals steeds gezegd, slechts de laatste schakel vormen, is om zeer duidelijk en op regelmatige tijdstippen te communiceren over de mogelijke toekomstperspectieven, inclusief de vrijwillige terugkeer, vanaf het moment dat een persoon asiel aanvraagt en in de opvang terechtkomt. Het gaat slechts om een klein deel van het totaal van de terugkeer.
Zoals gezegd, moet niet alleen worden gekeken naar dat kleine deelaspect van de terugkeer, maar naar de terugkeer tijdens het hele traject. Ik vraag mij soms af of de organisatie Vluchtelingenwerk Vlaanderen de cijfers uit haar eigen verslag wel kent, want op pagina 19 van haar verslag staat het volgende: “Nooit eerder keerden zo veel migranten vrijwillig terug naar het land van herkomst als in 2012.” Het betreft een stijging van 37,5 % of 3 870 personen in 2011 tot 5 656 personen of 49,6 % vrijwillige terugkeer. Dat is het succes van de vrijwillige terugkeer. De extrapolatie van de cijfers, waaraan u refereert, geeft een onjuist beeld en vormt volgens mij trouwens een heel rare manier van weergave van een verslag.
De cijfers tonen dus aan dat de aanpak loont. Toch is er nog een kleine en moeilijke groep die vroeger volledig in de illegaliteit verdween, en die nog steeds weinig kiest voor een vrijwillige terugkeer.
Het bekritiseerde en geëxtrapoleerde systeem van de open terugkeerplaatsen bestaat sedert september 2012. Ook in de tweede helft van 2012 keerden echter, in vergelijking met de eerste helft, dubbel zoveel mensen vrijwillig terug vanuit de centra.
Het is dus wel duidelijk gebleken dat het terugkeertraject geleid heeft tot een stijging van de vrijwillige terugkeer en tot een daling van het aantal verdwijningen. Vroeger verdween 100 %, nu vertrekt 67 % van de mensen uit een open terugkeerplaats uit eigen beweging. Concluderen dat al wie een bevel krijgt om het grondgebied te verlaten en niet via de terugkeerbegeleiding vertrekt, in de illegaliteit verzeilt, is waarschijnlijk onjuist. Zeggen dat zij allemaal definitief vertrekken, is waarschijnlijk ook onjuist. Maar dat kunnen wij, zoals ik daarstraks al antwoordde op de vraag van mevrouw Lanjri, niet weten.
Een flink aantal personen vertrekt zelfstandig, zonder enige ondersteuning. Verschillende ambassades en consulaten of buitenlandse overheden delen ons mee dat velen reisdocumenten vragen om zelfstandig terug te keren zonder dat de overheid daarvan op de hoogte is.
Zoals ik al tegen mevrouw Lanjri zei, trachten wij de puzzel te vervolledigen. Een aantal mensen vertrekt via de vrijwillige terugkeer, een aantal mensen vertrekt via een gesloten centrum en een aantal mensen keert op eigen kracht terug.
Wij weten dat een belangrijk deel van de in België uitgeprocedeerde asielzoekers zich nadien wendt tot het terugkeerloket van Fedasil of tot een lokale terugkeerpartner. Die mensen kunnen wij traceren en aanzetten tot een vrijwillige terugkeer. De geesten moeten wel nog rijpen, maar als de terugkeer onafwendbaar is, opteert men het best voor de vrijwillige terugkeer in plaats van voor een vlucht in de illegaliteit. De helpdesk staat te allen tijde klaar om die mensen via de vrijwillige terugkeer te doen terugkeren.
Voorzitter: Nahima Lanjri.
Présidente: Nahima Lanjri.
10.04 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik blijf wel een beetje op mijn honger zitten. U zegt dat er een stijging van de vrijwillige terugkeer is. Keer op keer vragen wij hoe u dat controleert, waardoor u dat zo expliciet kunt zeggen.
U zegt dat de cijfers van Vluchtelingenwerk Vlaanderen slaan op een kleine en moeilijke groep. U zegt ook dat u de puzzel wilt vervolledigen. Ik heb er alle begrip voor dat u niet alles op één dag rond krijgt, maar u geeft zelf in uw antwoord aan dat er nog steeds achterpoortjes zijn die moeten gesloten worden. Ik vind dat voor die kleine moeilijke groep waarover u het had, de gedwongen terugkeer als stok achter de deur nodig is om ook de vrijwillige terugkeer te doen slagen. Wat dat betreft, blijf ik op mijn honger zitten.
10.05 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, u draait rond de hete brij. U verwijst naar de stijgende cijfers inzake vrijwillige terugkeer. Ik heb die stijging ook opgemerkt en ben daar geen tegenstander van. Op zich is dat goed. Men moet dat echter kunnen relativeren. Ik blijf erop hameren dat de Brazilianen daarin een grote groep vormen. Uit het rapport van Vluchtelingenwerk Vlaanderen heb ik begrepen dat zij voor het eerst in acht jaar niet meer op nummer 1 staan, maar zij blijven wel een heel grote groep.
Ten tweede heb ik ook goed begrepen dat de vrijwillige terugkeer naar de Balkan, in combinatie met de visumvrijstelling, gezien wordt als een vorm van familiebezoek. Ik heb zelf gesproken met enkele mensen in dat geval en zij komen gewoon terug naar Europa met de bus, visumvrij.
10.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Daarom geven wij hun ook geen re-integratiepremie meer.
10.07 Theo Francken (N-VA): Dat weet ik. Dat is terecht. Het zou tegenover de belastingbetaler moeilijk te verantwoorden zijn om aan die mensen nog 250 euro extra te geven.
Die terugkeerbussen naar de Balkan zijn ook opgenomen in uw cijfers inzake de vrijwillige terugkeer. Daarna komen die mensen gewoon visumvrij weer in de Schengenzone, na hun familiebezoek. Het is niet onlogisch dat na een enorme stijging van het aantal asielzoekers, ook de vrijwilligeterugkeercijfers stijgen. Als er meer instroom is, zouden ook de cijfers inzake de vrijwillige terugkeer moeten stijgen, wat wij ook in de cijfers zien, aangezien ongeveer 80 % wordt afgewezen voor asiel en subsidiaire bescherming.
Ik blijf bij mijn heel kritische opmerking. U weet dat ik de terugkeercentra altijd genegen was. Ik heb echter gesproken met Vluchtelingenwerk Vlaanderen en heb ook oor voor hun verhaal. Het zou goed zijn om hen hier eens uit te nodigen en te horen hoe die procedure kan worden verbeterd. Er is een uitval van 80 % of 90 %. Zij verdwijnen in de illegaliteit en keren misschien later nog wel terug, maar een groot deel ervan gaat naar een ander Schengenland, naar een of andere Europese grootstad, of blijft de facto hier, zoals al jaar en dag het geval is. Daarom moeten we nadenken over andere oplossingen. Ik blijf met u en met alle beleidsverantwoordelijken zoeken naar een middel om dat te optimaliseren.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het toekennen van een verblijfsvergunning bij het aankopen van vastgoed" (nr. 17534)
11 Question de Mme Daphné Dumery à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'octroi d'une autorisation de séjour lors de l'achat d'un bien immobilier" (n° 17534)
11.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, mijn vraag betreft even totaal iets anders.
Griekenland wil verblijfsvergunningen toekennen aan buitenlanders die voor meer dan 250 000 euro vastgoed kopen of huren. Het Zuid-Europese land in crisis wil aldus de noodlijdende bouwsector een duwtje in de rug geven en tegelijkertijd de toeristische sector promoten. Dat nieuws maakte de Griekse minister van Binnenlandse Zaken onlangs bekend. De maatregel werd zelfs half april 2013 door het Parlement goedgekeurd.
Griekenland is niet het enige land dat een dergelijke maatregel invoert. Ondertussen is ook in andere toeristische bestemmingen in Europa, zoals Hongarije, Portugal en Spanje, een dergelijke regeling doorgevoerd. Potentiële investeerders kunnen zodoende aan zware, volgens hen bureaucratische procedures ontsnappen.
De verblijfsvergunning die in Griekenland zou worden toegekend, zou voor vijf jaar gelden en hernieuwbaar zijn. Zij wordt toegekend aan de koper van een vastgoed, de partner en hun minderjarige kinderen. Een werkvergunning zou niet worden verleend of niet nodig zijn.
Mevrouw de staatssecretaris, aan welke bijkomende voorwaarden moet een buitenlander voldoen om een dergelijke verblijfsvergunning te verkrijgen?
Hebt u de kwestie met uw Griekse collega kunnen bespreken of is de zaak op een of andere raad besproken?
Is een dergelijke werkwijze strijdig met de internationale verplichtingen van het land dat de verblijfsvergunningen aflevert?
Welke trends neemt u waar in het aantal asielaanvragen van personen met een dergelijke verblijfsvergunning? Zijn er vooreerst al personen die met een dergelijke verblijfsvergunning, bijvoorbeeld vanuit Hongarije, in ons land aankomen en asiel aanvragen? Het betreft hier slechts een bijkomende vraag.
11.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Dumery, de afgifte van verblijfsvergunningen voor meer dan drie maanden is tot nader order een nationale bevoegdheid bij uitstek, ook al bestaan er Europese richtlijnen voor bepaalde categorieën migranten, zoals gezinsherenigers en studenten.
De lidstaten blijven vrij om voor de overige vreemdelingencategorieën, zoals investeerders, een eigen migratiebeleid uit te werken. Dat volgt uit artikel 79, punt 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De enige Europese of internationale verplichtingen ter zake zijn, enerzijds, de verplichte raadpleging van het SIS voor de afgifte van een verblijfsvergunning, vervat in artikel 25 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, en, anderzijds, het wederzijdse informatiemechanisme zoals beschreven in EU-beschikking nr. 668 van 2006, dat lidstaten aanspoort elkaar te informeren over nationale migratiemaatregelen die een aanzienlijke impact kunnen hebben op andere lidstaten. Gelet op de zeer beperkte doelgroep, de investeerders, hoefde die informatieverstrekking niet.
Voor Griekenland in het bijzonder wordt op Europees niveau al jaren aan een actieplan gewerkt, het Greek Action Plan, met tal van maatregelen inzake alle migratiedomeinen, teneinde aan de Griekse asiel- en economische crisis het hoofd te bieden. Het initiatief met betrekking tot de investeerders kan ook in dat licht worden gezien.
Er zijn bij de administratie geen cijfers bekend over investeerders uit Hongarije, Portugal en Spanje die asiel in België zouden hebben aangevraagd.
In elk geval, indien een investeerder asiel aanvraagt, zal op basis van de Dublinverordening niet België maar de lidstaat die een verblijfsvergunning heeft afgegeven, verantwoordelijk zijn voor de verdere behandeling van de asielaanvraag. Dan kunnen wij de Dublinverordening dus perfect toepassen.
11.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik wou weten of die maatregel invloed op ons land heeft. Er moet inderdaad een wederzijds mechanisme in gang worden gezet wanneer die maatregel een invloed heeft. Wanneer echter slechts een beperkt aantal verblijfsvergunningen in dat kader werd afgeleverd, zal dat inderdaad geen impact hebben gehad.
Als in een ander land maatregelen worden genomen om verblijfsvergunningen af te leveren, moeten wij het effect ervan opvolgen. Omgekeerd geldt dat ook. Toen wij onze collectieve regularisatiecampagnes hebben gevoerd, hebben andere landen ook vragen gesteld. Als het gaat om een beperkte doelgroep, heeft dat inderdaad geen enkele invloed op ons en kunnen wij alleen hopen dat het de Griekse samenleving bevordert.
11.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Wij volgen het fenomeen alleszins van nabij.(…) Ik denk dat dat voor alle lidstaten zo is. Ik begrijp uw bezorgdheid en wij zijn hiervoor zeker niet blind. Tot nu toe hebben wij echter geen problemen vastgesteld.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le prolongement de l'accueil par Fedasil des demandeurs d'asile sous Règlement de Dublin" (n° 17708)
12 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de verlenging van de opvang door Fedasil van asielzoekers die onder de Dublinverordening vallen" (nr. 17708)
12.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la secrétaire d'État, le 24 janvier dernier, Fedasil a été condamnée en référé par le tribunal du travail de Bruxelles, en application de l'arrêt Cimade de la Cour de justice de l’Union européenne (n° 179/11 du 27 septembre 2012), à prolonger l'accueil d'un demandeur d'asile pour lequel un accord de reprise a été conclu avec un autre État membre de l'Union européenne dans le cadre du Règlement de Dublin II, et ce jusqu'à ce que son transfert vers cet État membre ait effectivement lieu.
Madame la secrétaire d'État, êtes-vous au courant de ce genre de situation? Pourriez-vous veiller à ce que Fedasil procure automatiquement une place d'accueil aux demandeurs d'asile qui se trouvent dans cette situation, en attente d'un transfert Dublin?
12.02 Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame la présidente, madame Genot, Fedasil a interjeté appel de l'ordonnance dont vous faites mention. Cette décision n'est donc pas définitive et, en pareil cas, nous l'attendons avant d'agir.
La position de l'Agence consiste, en effet, à considérer que l'arrêt, dénommé "arrêt Cimade", n'a pas pour portée d'écarter l'application de la loi belge actuellement en vigueur, plus spécifiquement l'article 6 de la loi du 12 janvier 2007 relative à l'accueil des demandeurs d'asile.
Pour rappel, cette disposition prévoit que les demandeurs d'asile qui se voient notifier un ordre de quitter le territoire suite à l'application du Règlement Dublin II cessent de bénéficier du droit à l'aide matérielle à l'expiration du délai prévu par cet ordre de quitter le territoire.
12.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, dans la réalité, une personne obligée par ce Règlement de Dublin de repartir dans un autre pays doit recevoir la possibilité pratique d'y répondre. Sans cela, cette personne devient une personne qui n'est pas accueillie par notre pays.
Je ne comprends pas très bien la logique et je reste étonnée de cet appel, surtout à voir le budget en contentieux de Fedasil. Il me semble que ce budget devrait être traité avec davantage de parcimonie.
12.04 Maggie De Block, secrétaire d'État: Quand je vois les demandes de budget pour d'autres organisations, systématiquement accordées même pour des protocoles entre les instances aux fins de faciliter leur travail, par rapport au budget nécessaire pour interjeter appel, je ne suis nullement étonnée.
12.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je vous avais bien dit que ce protocole pose une série de problèmes de légalité. Manifestement, vous n'avez pas voulu y prêter attention.
12.06 Maggie De Block, secrétaire d'État: Nous savons très bien que vous êtes la porte-parole des organisations qui sont contre le fait qu'on accueille tout le monde et qu'on travaille plus efficacement!
12.07 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je suis la porte-parole des gens qui veulent que l'on respecte les lois et les droits de l'homme! Uniquement!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 11.47 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.47 uur.