Commission de l'Économie, de la Politique
scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture |
Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke
en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
du Mardi 30 avril 2013 Après-midi ______ |
van Dinsdag 30 april 2013 Namiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.12 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Liesbeth Van der Auwera.
Le développement des questions et interpellations commence à 15.12 heures. La réunion est présidée par Mme Liesbeth Van der Auwera.
- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de structurele hervormingen van de subsidies voor windmolenparken in de Noordzee" (nr. 16648)
- mevrouw Leen Dierick aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de hervorming van de offshoresteun" (nr. 16746)
- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de kostprijs van de huidige en toekomstige subsidies voor windmolenparken op zee en de impact hiervan op de Belgische industriëlen" (nr. 17019)
- M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les réformes structurelles des subsides pour les parcs éoliens en mer du Nord" (n° 16648)
- Mme Leen Dierick au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la réforme des subsides accordés à l'offshore" (n° 16746)
- M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le coût du soutien actuel et futur aux parcs d'éoliennes en mer et son incidence sur l'industrie belge" (n° 17019)
01.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, het is niet de eerste keer dat we in de commissie vragen en antwoorden uitwisselen over het subsidiesysteem voor windmolens op zee. Mijn jongste vraag dateert van 12 december 2012. U hebt mij toen laten weten dat er consistente hervormingen van het huidige systeem op til stonden, met andere woorden dat er een vaste premie per geproduceerd megawattuur zou worden toegekend. Dat systeem zou evolueren naar een systeem waarbij de steun per megawattuur zou afhangen van de elektriciteitsprijs. Er wordt dus geen vaste, maar een dynamische subsidie verleend. Het nieuwe systeem zou de rendabiliteit moeten verzekeren, zonder windfallprofits te genereren, zoals nu het geval is. Daarnaast hebt u te kennen gegeven dat de regering besloten had om in 2013 40 miljoen euro uit de nucleaire bijdrage te investeren in de offshorekosten voor grote bedrijven, om met andere woorden die kosten uit de elektriciteitsfactuur voor de industrie te houden.
Op dinsdag 12 maart jongstleden uitte Wouter De Geest, gedelegeerd bestuurder van het Belgisch filiaal van BASF, zijn bezorgdheden over de hervormingen. “De federale overheid rekent de kosten voor de windmolenparken aan zee door”, stelde hij in de krant. “Die factuur dreigt veel te hoog te worden. Bij wijze van voorbeeld heeft BASF in 2012 maar liefst 3 miljoen euro betaald aan federale bijdragen. In 2020 zou dat bedrag zelfs oplopen tot 20 miljoen euro, omdat het aantal windmolenparken dat thans vergund is en in uitvoering zal gebracht worden, stijgt. Het wordt met andere woorden voor de Belgische grootverbruikers van energie, de industrie, nagenoeg onmogelijk om hun energiefactuur te blijven betalen, alvast zonder hun concurrentiepositie te verliezen."
Wouter De Geest werd daarin onmiddellijk bijgetreden door de zelfstandigenorganisatie UNIZO en ook de energie-intensieve ondernemingen in Febeliec lieten zich niet onbetuigd.
Mijnheer de staatssecretaris, kunt u ons informeren over de stand van zaken met betrekking tot de structurele hervormingsmaatregelen voor het groenestroomcertificatensysteem voor windmolens op zee? Binnen welke termijn mogen wij de uitvoering van die hervorming verwachten?
Bent u bereid het afgesproken bedrag van 40 miljoen euro uit de nucleaire bijdrage voor investeringen in offshorekosten voor grote bedrijven te verhogen? Zo ja, welk nieuw bedrag zou worden overwogen en wanneer kan dat definitief worden beslist? Zo neen, waarom niet?
Bent u bereid om een stuk van de offshorekosten voor bedrijven te bekostigen met algemene middelen en de toeslag telkens te reduceren volgens verbruiksschijven?
In hoeverre kunnen de regels en systemen voor het financieren van de offshorekosten door binnenlandse bedrijven uit Frankrijk en Duitsland inspirerend werken voor België?
01.02 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, de collega heeft alles al perfect ingeleid en heeft heel veel vragen gesteld die ik ook wilde stellen. Ik heb daaraan niet veel meer toe te voegen.
U hebt op 14 november aangekondigd dat u voor een degressief systeem zou gaan. Kunt u daarbij wat meer toelichting geven? Hoe zal dat systeem worden gefinancierd? Is dat uit de algemene middelen of uit de nucleaire rente, of zullen de gezinnen een hogere bijdrage moeten betalen?
Voor het overige sluit ik mij aan bij de vragen van collega Schiltz.
01.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb nog aansluitende vragen, omdat kort nadat ik de vraag had ingediend, bijkomende studies gepubliceerd zijn en nog maar eens werd onderstreept hoe dramatisch de impact van het systeem van groenestroomcertificaten op de concurrentiepositie van de Belgische bedrijven is door de prijs.
Beschikt uw administratie over de werkelijke maatschappelijke kosten van de subsidies voor de windmolenparken op zee? Indien ja, is die informatie beschikbaar? In hoeverre zullen bovenstaande rapporten van onder andere 3E, waaruit ik citeerde, een impact hebben op de manier waarop u de hervorming van het subsidiesysteem benaarstigt?
Op welke manier zult u offshore windenergie in België op een duurzame manier stimuleren zonder, in vergelijking met onze buurlanden, de grote industriële gebruikers daarvoor disproportioneel te laten opdraaien? Met andere woorden, bent u bereid om specifieke maatregelen te nemen om onze bedrijven een zetje te geven wat hun energiekosten betreft tegenover andere bedrijven in het buitenland?
01.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dierick, mijnheer Schiltz, voor de offshore werken wij op twee pistes, zijnde, ten eerste, de beperking van de kosten van het hele systeem op lange termijn en, ten tweede, de bescherming van de competitiviteit van onze ondernemingen door de introductie van een degressiviteit op de offshoretoeslag.
Wat het eerste punt betreft, werd in de loop van 2012 een werkgroep opgericht om de reflectie te doen evolueren met het oog op het hervormen van het systeem van steun voor de offshore windenergie. De overwegingen in kwestie hebben geleid tot een beter begrip van de modaliteit van hun uitwerking inzake het ondersteuningssysteem van het variabele type. Dat wil zeggen een systeem dat afhankelijk van de prijs van de elektriciteit evolueert en dat rekening houdt met de technologische vooruitgang van verschillende windparken. Bovendien moet het nieuwe systeem zo goed mogelijk met de problematiek van kortstondige overcapaciteit rekening trachten te houden.
Deze reflectie heeft tot een concreet resultaat geleid in maart 2013, toen ik een officiële en uitgebreid omschreven vraag aan de CREG heb gericht om een concreet voorstel uit te werken. Wij verwachten het bedoelde voorstel in de loop van mei of juni 2013, waarna wij opnieuw met de sectoren en de verbruiksorganisaties zullen overleggen om uiteindelijk een voorontwerp van wet en een koninklijk besluit aan de Ministerraad voor te leggen.
Dat alles moet tegen 1 januari 2014 kunnen worden geïmplementeerd om een impact te hebben op de windparken die hun financial close in de loop van 2014 hebben gepland.
Inzake de studie die op vraag van Belgische offshoreplatforms door het studiebureau 3E werd gemaakt, kan ik u melden dat het mij niet geheel verbaast dat ook in andere landen gelijkaardige prijzen worden betaald om de technologie te ondersteunen. België is echter altijd een pionier op dit vlak. Ook op het gebied van de hervorming van het subsidiesysteem willen wij een pionier zijn.
Er zijn twee redenen waarom ik van mening ben dat wij nog besparingen kunnen realiseren.
Ten eerste, de elektriciteitsprijs op de spotmarkt zal ooit opnieuw stijgen. Bij een flexibel systeem zal de consument van een daling van het steunniveau kunnen profiteren.
Ten tweede, de nieuwe parken zullen een steeds lagere onrendabele top hebben ten opzichte van de huidige.
De technologische vooruitgang zal ook tot een lager steunniveau leiden.
In antwoord op het tweede punt herhaal ik wat ik op andere vragen van uzelf en van de heer Wollants heb geantwoord.
Vorige vrijdag werd ons wetsontwerp aan de Ministerraad voorgelegd, dat alvast voor 2013 het systeem van de federale bijdrage met degressieve kortingen per verbruiksschijf boven 20 megawattuur per jaar en een plafond van 250 000 euro per jaar invoert voor de offshore.
Ik wil er graag nog op wijzen dat wij de vraag naar de voortzetting van het systeem in 2014 en daarna tijdens het begrotingsconclaaf voor 2014 zullen behandelen.
Ik ben van mening dat het in dit dossier bij uitstek belangrijk is om een langetermijnperspectief te bieden aan de ondernemingen. We hopen hierover tot een positieve beslissing te komen, zodat die kan geïmplementeerd worden voor het jaar 2014 en de jaren daarna.
Tot slot wil ik nog een aantal dingen verduidelijken.
Ten eerste, voor 2013 zal de kostprijs van de reducties en het plafond gedragen worden door de algemene middelen. Theoretisch gezien, gaat het hier inderdaad om geld uit de nucleaire rente.
Ten tweede, de kostprijs van de offshore via de groenestroomcertificaten wordt voor 2013 begroot op 167 miljoen euro op basis van de gegevens van Elia en de CREG. Ik ben daar volledig transparant over. Dit bedrag zal immers de komende jaren stijgen, maar wij zullen die stijging deels afremmen door de hervormingen. Indien we de prijs van de certificaten gewoon op 197 euro laten, zou het systeem in 2020 zo’n 800 miljoen per jaar kosten. We hopen ten opzichte van dit baseline scenario een aanzienlijke besparing te kunnen realiseren, maar er zal een maatschappelijke kostprijs blijven.
Ten slotte, net omwille van die voorziene stijging is het belangrijk om vandaag reeds een langetermijnperspectief te bieden aan de ondernemingen die investeringsbeslissingen moeten nemen en tegelijk duidelijk te zijn ten opzichte van alle consumenten. Hernieuwbare energie heeft een kostprijs en wij doen er alles aan om die billijk te verdelen.
01.05 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, dan zijn wij in blijde verwachting. Mei of juni: dat is zeer kort dag. Dat is binnen enkele weken. Morgen begint de maand mei. Het is niet de eerste keer dat u dit hebt aangekondigd, maar ik heb er het volste vertrouwen in dat nu ook de daad bij het woord wordt gevoegd.
U rekent er ook op dat de schaalvergroting van het park en de technologische vooruitgang ervoor zullen zorgen dat een lagere subsidie voldoende zal zijn om de rendabiliteit te garanderen.
Ik ben ook zeer verheugd dat u het accent blijft leggen op een dynamisch vergoedingssysteem. Dat lijkt mij inderdaad het meest rationeel en ook het meest kostenefficiënt.
Voorts hebt u met deze regering een uitstekende maatregel genomen door de degressiviteit van de bijdrage in te lassen en af te toppen met die kortingschijven. Het is dan wel te hopen dat er op lange termijn een structureel, vast systeem komt, zodat het niet bij elke begrotingsopmaak sidderen en beven wordt bij de vraag wat de drempels dat jaar zullen zijn. Dat is voor een toekomstige regering al te verleidelijk om daaraan te blijven sleutelen om extra inkomsten te genereren.
Ik dank u voor uw toelichting. Ik ben blij met de cijfers die u mij hebt gegeven. Wij zullen de komende weken met veel plezier samenwerken om het wetsontwerp tot een goed einde te brengen.
01.06 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het verheugt me dat u zo transparant communiceert en ons altijd de cijfers geeft waarover u beschikt. Ik ben ook blij omdat u zegt dat wij het wetsontwerp hier in mei zullen kunnen bespreken. Daar kijk ik naar uit.
Ik kan mij vinden in uw doelstelling om langetermijnperspectieven te creëren voor de ondernemingen. Dat is cruciaal. Zij zitten echt te wachten op duidelijkheid over wat de toekomst hen zal brengen.
U zegt terecht dat de hervorming geld zal kosten, maar hopelijk is het bedrag lager dan het vooropgestelde bedrag van 800 miljoen tegen 2020. Wij moeten transparant en eerlijk erkennen dat ook groene energie maatschappelijke kosten met zich zal brengen. Dat moeten wij durven te zeggen. Dank u voor uw open antwoord.
L'incident est clos.
- mevrouw Leen Dierick aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de offerteaanvraag voor gascentrales" (nr. 16672)
- de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de ondersteuning van gascentrales" (nr. 17584)
- de heer Bert Wollants aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "een steunmechanisme voor bestaande gascentrales" (nr. 17616)
- Mme Leen Dierick au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'appel d'offre pour les centrales au gaz" (n° 16672)
- M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'aide aux centrales au gaz" (n° 17584)
- M. Bert Wollants au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "une politique de soutien des centrales au gaz existantes" (n° 17616)
02.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, in uw uitrustingsplan van 4 juli 2012 stelt u voor om een offerteaanvraag uit te schrijven ter ondersteuning van nieuwe productiecapaciteit. De bedoeling is om de investeerders te verzekeren tegen het risico van een gebrekkige rendabiliteit. De projecten die het contract binnenhalen, zouden voor een bepaalde periode een gegarandeerd rendement ex post krijgen. Wanneer het verkregen rendement lager is dan het gegarandeerd rendement, dan krijgt de exploitant een financiële compensatie.
Mijnheer de staatssecretaris, wat is de stand van zaken van die offerteaanvraag?
Hoe zal dat mechanisme er concreet uitzien? Bestaat daar al duidelijkheid over? Wanneer zal het in werking treden?
Zal de maatregel zowel voor de bestaande als voor de nieuw te bouwen centrales gelden? Zal hetzelfde systeem van toepassing zijn op beide soorten centrales, of zult u met twee verschillende systemen werken?
De elektriciteitswet bepaalt dat een definitieve of tijdelijke buitenwerkingstelling van een centrale onderworpen is aan een voorafgaande informatieplicht aan de minister, namelijk vijftien maanden voor de ingangsdatum van de buitenwerkingstelling. Hoeveel centrales zullen er in de komende vijftien maanden worden gesloten? Om welke capaciteit gaat het?
Hoeveel nieuwe gascentrales verwacht u dat er door die maatregelen bij zullen komen, met welke capaciteit en op welke termijn?
Ten slotte, kunt u een inschatting geven van de kosten die de maatregel met zich zal brengen? Hoe zal die maatregel gefinancierd worden?
02.02 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Andermaal gaat het hier niet over een nieuw thema. De rentabiliteit van gascentrales is al een aantal keer aan bod gekomen in de commissie. Uw uitrustingsplan dateert van 4 juli vorig jaar. De ondersteuning van gascentrales is een van de diverse elementen van het uitrustingsplan die ondertussen nog steeds niet of minstens onvoldoende werden gerealiseerd en waarover er bij de marktspelers nog veel onzekerheid leeft. Ik meen dat het uw opdracht is om als staatssecretaris voor Energie dat voornemen dringend in de praktijk om te zetten. Het feit dat vandaag zowel collega’s van de oppositie als van de meerderheid u een vraag ter zake stellen, getuigt van een welhaast kamerbrede oproep aan u om hiervan snel werk te maken.
Wij kunnen ons vandaag verliezen in een aantal technische discussies, maar ik meen dat er vandaag een politiek probleem op tafel ligt: een gebrekkige rentabiliteit van gascentrales, marktspelers die vragen om duidelijkheid en een staatssecretaris die er voorlopig nog niet in is geslaagd om duidelijkheid te creëren.
Ik heb dan ook
relatief eenvoudige vragen voor u. Ik ga graag het technisch debat aan. Ik meen
dat de ondersteuning van gascentrales een belangrijk aspect is van de vraag hoe
wij onze energiemarkt vormgeven. Dat kan een heel interessant thema vormen voor
een hoorzitting, maar u moet een aantal politieke vragen die vandaag op tafel
liggen, beantwoorden of het probleem van onze energiemarkt wordt alleen maar
groter.
Mijn vragen zijn
eenvoudig. Is er al een politiek akkoord over de ondersteuning van
gascentrales? Hebt u al een plan op tafel gelegd waarmee u uw coalitiepartners
kunt overtuigen? Wat zullen de modaliteiten zijn van de ondersteuning? Gaat een
ondersteuning enkel en alleen over nieuwe eenheden, gekoppeld aan de
aanbestedingsprocedure, of hebt u een voorstel uitgewerkt om ook bestaande
eenheden te ondersteunen?
Ik dank u alvast
voor uw antwoorden. U hoeft het antwoord niet te geven wegens de mooie ogen van
de oppositie, maar u moet het antwoord vooral geven voor de investeerders, die
smeken om duidelijkheid en rechtszekerheid.
02.03 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, de inleiding is al gegeven door de collega’s. Ik wil in het bijzonder focussen op het systeem van ondersteuning van de bestaande gascentrales, omdat daarover toch wat geruchten de ronde doen in de wandelgangen.
Het ontwerp van cost-plusregime in overleg met de sector lijkt onder vuur te liggen. De bedoeling van dat systeem was immers net ervoor te zorgen dat de bestaande gascentrales niet zouden sluiten. Plots wordt in de wandelgangen gezegd dat de federale regering geen heil meer ziet in de ondersteuning van die bestaande gascentrales en dat u het systeem niet meer verder zou laten onderzoeken, maar dat u nog uitsluitend focust op de offerteaanvragen voor de nieuwe centrales.
De bestaande centrales, zelfs de meest moderne, die nog maar enkele maanden of jaren geleden zijn geopend, zijn vandaag niet meer winstgevend. Dat is ook de reden waarom wij uit allerlei hoeken horen dat ze worden of zullen worden gesloten.
De beslissing van het kernkabinet moest sluitingen voorkomen. De vraag blijft nu hoe het verder moet.
Mijnheer de staatssecretaris, ten eerste, kunt u formeel bevestigen dat u het cost-plusregime niet meer onderzoekt? Wat zijn de gewijzigde omstandigheden waardoor u hebt beslist dat niet meer te onderzoeken? Wat is er sinds 4 juli 2012 veranderd?
Wat zullen de gevolgen zijn? Zullen er op korte termijn thermische centrales sluiten? Wat betekent dat?
Daarnaast is het opvallend dat de exploitant van de STEG-centrales in Herdersbrug en Drogenbos, wiens oorspronkelijke intentie was ze allebei te sluiten, ondertussen van gedachten is veranderd en er nu sprake is van het ombouwen van de centrale van Herdersbrug tot een piekcentrale of een open cycle gas turbine.
Afhankelijk van de noden van de elektriciteitsmarkt zou hetzelfde gebeuren met de centrale van Drogenbos, ondanks het feit dat een cost-plusregime vandaag niet meer op tafel zou liggen, maar dat zult u dadelijk wel bevestigen of ontkennen.
Een dergelijke ombouw gebeurt niet zonder aanzienlijke investeringen en kosten. In de energiemarkt ontbreekt rechtszekerheid en in de huidige marktomstandigheden lijkt een en ander heel moeilijk.
Gelet op het feit dat er nog geen cost-plusregime is en dat verschillende bronnen ons signaleren dat daarnaar geen verder onderzoek wordt gedaan, rijst de vraag of de regering afspraken heeft gemaakt met bepaalde marktpartijen om die centrales open te houden of om te bouwen. Als dat het geval is, verneem ik graag van u wat die afspraken precies zijn. Ik verwijs naar het voorbeeld van de centrales van Herdersbrug en Drogenbos.
Hebben de afspraken, indien ze bestaan, enige invloed gehad op het uitblijven van een concrete uitwerking van de beslissing van 4 juli 2012 om het juridisch omkaderingsmechanisme uit te werken en zodoende de eventuele sluiting van de bestaande thermische centrales te voorkomen?
Er moet ter zake duidelijkheid komen, zodat we weten waar we staan en hoe onze energiemarkt er in de toekomst zal uitzien. Als nu andere mechanismen worden ingevoerd of verlaten, heeft dat immers een impact op het uitrustingsplan. De visie van de regering is blijkbaar ernstig gewijzigd sinds 4 juli 2012.
02.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik ben toch een beetje gerustgesteld, want ik zie dat bijvoorbeeld de heer Wollants niet helemaal over de correcte informatie beschikt.
02.05
Bert Wollants (N-VA): (…)
02.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het is geruststellend te weten dat de oppositiepartijen niet over alle informatie beschikken.
Momenteel worden in de regering besprekingen gevoerd om de beslissing van 4 juli 2012 concreet uit te werken en de bevoorradingszekerheid te waarborgen door maximaal te steunen op de marktmechanismen om de totale kosten van die mechanismen te verminderen. Ook de finale beslissingen over Doel 3 en Tihange 2 hebben natuurlijk een impact op de maatregelen die zouden moeten worden genomen voor de huidige centrales en de nieuwe investeringen; 2000 megawatt betekent wel iets.
Het steunmechanisme voor de nieuwe investeringen is een van de onderdelen van de globale aanpak. Een ontwerp van koninklijk besluit dat de procedure van offerteaanvraag concretiseert, zoals bedoeld in de elektriciteitswet en de EU-richtlijn, werd uitgewerkt. Dat project voorziet in de lancering van een offerteaanvraag waarvan het belangrijkste criterium het jaarlijkse financieringsniveau is dat door de producent gewenst wordt. Het maximumniveau van de financiering werd bepaald met een theoretisch model van een STEG-centrale.
De financiële steun zal jaarlijks ex post worden toegekend op basis van de werkelijke marktomstandigheden. Indien de inkomsten van de centrale stijgen, zal de steun worden verminderd. Op die manier wordt de steun tot een minimum beperkt. Dat mechanisme kan zeker nooit als een capacitymechanisme beschouwd worden. Het hindert de markt niet, zoals een capacitymechanisme dat zou doen. Het aantal nieuwe investeringen dat zal worden ondersteund, moet ook het voorwerp zijn van een beslissing van de overheid, inzonderheid op basis van de specifieke marge van bevoorradingszekerheid die men wenst te bewaren.
De financiële gevolgen van het mechanisme zijn moeilijk in te schatten, omdat ze afhankelijk zijn van twee onvoorspelbare factoren: het resultaat van de procedure van de offerteaanvraag en de economische omstandigheden. De meest geloofwaardige schatting geeft gemiddelde jaarlijkse kosten weer van 25 miljoen euro per jaar per eenheid van 400 megawatt, tussen het jaar volgend op de inbedrijfstelling van de eenheid, waarschijnlijk in 2017 of 2018, en het jaar volgend op het einde van het mechanisme, namelijk 2026. Ter vergelijking, die schattingen zijn lager dan de kosten van de steunmechanismen voor de opwekking van hernieuwbare energie. Als de markt evolueert zoals wij het inschatten, dan zal het zelfs nog veel minder kosten.
Het mechanisme waarin voorzien is voor nieuwe investeringen, is als dusdanig niet over te brengen op de bestaande installaties. Ik weet dat er veel gelobbyd wordt, waarbij gesteld wordt dat slechts het onderhoud van de huidige installaties nodig is, doch geen nieuwe investeringen, en dat er een link zou kunnen zijn tussen mogelijke steun aan nieuwe investeringen en het behoud van de huidige installaties. Welnu, wij hebben ze allebei nodig, zowel de huidige installaties als nieuwe investeringen. Het is geen of-oflogica, maar een en-enlogica.
Voor de bestaande installaties worden daarom twee maatregelen voorgesteld, die ook deel uitmaken van wat ik nu aan de regering heb voorgesteld. Het gaat om maatregelen om het concurrentievermogen te verbeteren, en daarmee de winstgevendheid van de bestaande installaties, en om de oprichting van een mechanisme voor de strategische reserve. Het eerste element dient ertoe onze centrales even concurrentieel te maken als de centrales in het buitenland, dus om de marktpositie op Europees niveau van onze centrales te verbeteren. Het tweede mechanisme, het mechanisme van de strategische reserve, is er opdat de markt niet zou worden verstoord.
Ik wil het volgende opnieuw verduidelijken. Wanneer een centrale in het reservemechanisme zit, wil dat zeggen dat die centrale niet meer op de markt mag spelen. Die wordt beschouwd als reserve en mag niet meer in de merit order voorkomen. Anders is het te gemakkelijk: men zou, deel uitmakend van de reserve, genieten van het systeem van het reservemechanisme en tegelijkertijd een speler zijn op de markt. Door deel uit te maken van de reserve, kan men verschillende voordelen krijgen, maar het systeem van de merit order wordt verstoord wanneer men van het reservemechanisme kan genieten en tegelijkertijd op de markt zou kunnen spelen.
Om concreet de vraag van de heer Wollants te beantwoorden, kan ik het volgende zeggen. De huidige besprekingen slaan wel degelijk concreet op nieuwe investeringen en op de bestaande centrales. De strategische reserve kan gezien worden als een manier om het cost-plusregime te concretiseren door de invoering van een concurrentie- of competitiviteitsmechanisme dat tevens openstaat voor vraagbeheer, teneinde de globale kosten van de strategische reserve te verminderen. Natuurlijk, binnen het strategisch aanbod moeten wij ofwel de verschillende capaciteiten behouden, ofwel de vraag verminderen. Dat kan dus ook op een concurrentiële manier gedaan worden.
De meldingen van tijdelijke stillegging of omvorming van centrales vormen een verantwoordelijkheid van de producenten. Het globaal plan dat ik voorleg is niet op een of andere specifieke centrale gericht, maar heeft als doel een globaal kader voor de bevoorradingszekerheid te creëren, aan de laagst mogelijke kostprijs, wat de individuele beslissingen van de producenten ook mogen zijn. Mijn doel is om het marktsysteem zo veel mogelijk te waarborgen, maar tegelijkertijd ook de bevoorradingszekerheid te waarborgen. Dat zijn alle belangen die ik samenbreng in het kader van mijn plan.
02.07 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord. U stelt terecht dat er sinds de beslissing van uw uitrustingsplan op 4 juli al heel wat is veranderd in het energielandschap. Doel 1 en Doel 2 werden tijdelijk gesloten en er worden gascentrales gesloten of omgevormd tot piekcentrales. Uiteraard bemoeilijkt dit het hele proces van de offerteaanvraag en ik begrijp dan ook dat het heel wat tijd vergt om een systeem uit te dokteren.
U hebt de grote lijnen meegedeeld, zowel voor de nieuwe centrales als voor de bestaande installaties, namelijk dat u met twee systemen zult werken. Ik heb nog niet alles begrepen en zal het antwoord eens rustig nalezen, maar wij zullen daarover nog wel meer informatie krijgen. Ik schrijf mij in uw doelstelling in om het marktsysteem zo veel mogelijk zijn gang te laten gaan, maar om tegelijkertijd de bevoorradingszekerheid in ons land te garanderen. Daar scharen wij ons achter. Ik kijk uit naar de verdere ontwikkeling van uw systeem.
02.08 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik wil proberen collega Dierick gerust te stellen. Als u zegt dat u niet alles begrepen hebt en het nog eens zult nalezen, hoeft u niet te wachten tot het antwoord vanavond online staat. Lees het antwoord van de staatssecretaris van een maand geleden of van drie maanden geleden, lees zijn communicatie over het uitrustingsplan en u hebt hetzelfde.
In alle eerlijkheid, ik heb vandaag weinig bijgeleerd. U zegt dat de besprekingen nog bezig zijn en daaruit kan ik twee dingen afleiden. Ofwel is er blijkbaar een politiek probleem en slaagt u er niet in om een voldoende draagvlak te vinden, als u al concrete plannen hebt, ofwel is het uitrustingsplan dat u hebt voorbereid, onvoldoende concreet en onvoldoende uitgewerkt.
U lacht daarmee, mijnheer de staatssecretaris. The duty of the opposition is to oppose. Ik heb dit de voorbije tien maanden nog niet gezegd, denk ik, maar u hebt ondertussen tien maanden de tijd gehad. Uw uitrustingsplan dateert van 4 juli vorig jaar. Met hoeveel wetsontwerpen bent u ondertussen in deze commissie geweest? Nul? U hebt nog geen enkele wettelijke vertaling bezorgd van het uitrustingsplan, noch inzake de wet op de uitstap, noch inzake de ondersteuningsmechanismen, noch inzake de procedure rond de sluiting van niet-nucleaire eenheden, noch inzake offshore, noch inzake initiatieven betreffende het uitrustingsplan, noch inzake opslag en dergelijke. Niets wordt concreet gemaakt, over niets is er een politiek akkoord.
Wij kunnen ons daarover vrolijk maken en er een politiek robbertje over uitvechten, maar de dupe zijn de mensen die vandaag in dit land willen investeren. De dupe is de consument, de dupe zijn de kmo’s. Op dit moment – u verwijst er zelf naar – wachten wij af wat het lot zal worden van Doel 3 en Tihange 2 en breken ingenieurs zich het hoofd over de toekomst van de oude kernreactoren. Het zou zo veel gezelliger zijn om aan energiepolitiek te doen met ingenieurs die zich vandaag het hoofd zouden breken over hoe wij de boel in de toekomst laten draaien. U bent voorlopig blijkbaar niet de staatssecretaris die de boel kan laten draaien en dat vind ik bijzonder spijtig.
02.09 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, hiermee landen wij terug op de piste van het uitrustingsplan. Blijkbaar worden de geruchten ontkend dat het allemaal niet zo vlot zou gaan met die ondersteuning. Tegelijkertijd hebt u mij ook geen enkele stap voorwaarts laten zien. Als wij het hebben over het verbeteren van de concurrentie tussen die bestaande centrales, dan wachten wij daar met zijn allen op. Veel meer dan dat hebt u vandaag echter niet gezegd.
U hebt gesproken over de strategische reserves. Wij hebben daarover vorig jaar in juli eigenlijk exact dezelfde discussie gehad. Hoe gaat u dat organiseren? Op welke manier? Wat zullen de effecten zijn? Ik zal u zelfs meer zeggen dan wat u in uw antwoord hebt vermeld. De vorige keer kreeg ik namelijk iets meer informatie daarover. De strategische reserves zullen naar de piekcentrales komen en de prijs ervan moet daardoor natuurlijk extreem hoog zijn. Een mogelijk gevolg daarvan is dat de bestaande centrales die momenteel gesloten dreigen te worden uit de merit order worden gehaald, dat ze naar achteren verschuiven en dat de gemiddelde prijs van de elektriciteit op de spotmarkt daardoor zal moeten stijgen. Dat is de enige conclusie die wij daaruit kunnen trekken. Het is dezelfde conclusie die ik daaruit in juli vorig jaar met u heb getrokken. Ik wacht dus af wat u nu gaat doen.
Als u vandaag spreekt over het in dienst stellen van nieuwe centrales in 2017 en 2018, dan zult u niet te lang meer mogen wachten. Eigenlijk had u daarmee al twee jaar geleden moeten beginnen. Ik ben dus benieuwd hoe u het gaat regelen, want ik zie het op deze manier eigenlijk niet goed komen. Laten we hopen dat wij hieromtrent dit jaar wetgevend werk van u zullen zien. Als dat niet het geval is, dan zal de hele zaak wellicht naar uw opvolger worden doorgeschoven. De vraag is of wij ons dat kunnen veroorloven, gelet op de precaire situatie van onze energiemarkt. Stelt u mij alstublieft gerust.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Bert Wollants aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de distributienettarieven" (nr. 16749)
03 Question de M. Bert Wollants au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les tarifs du réseau de distribution" (n° 16749)
03.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, de distributienettarieven liggen vandaag vast tot 2014. Ondertussen hebben de distributienetbeheerders al aangekondigd dat in 2015 de tarieven fors zullen moeten worden verhoogd, omdat, zo claimen zij, de kosten vandaag niet worden gedekt, waardoor men kosten aan het opstapelen is die in een klap in de tarieven moeten worden doorgerekend in 2015.
Het gaat daarbij onder andere over de kosten voor de opkoop van de groenestroomcertificaten en andere taken van openbaar nut, die elk jaar hoger oplopen. Wanneer de bevriezing wordt opgeheven, net op het moment van de overheveling van de distributienettarieven naar de Gewesten, zal de energiefactuur van de consument dan ook een pak stijgen als de regering vandaag niet ingrijpt. De financieringskosten voor hetgeen momenteel niet wordt doorgerekend, lopen uiteraard op en die zullen de tarieven ten zeerste beïnvloeden, aangezien het aandeel van de distributiekosten in de tarieven nu al 42 % bedraagt.
De tarieven zijn voor vier jaar bevroren. Kan de bevroren prijs de kosten blijven dekken die de distributienetbeheerders hebben om hun opdrachten uit te voeren?
Zal de regering ingrijpen of de zaak laten aanslepen, zodat de tarieven fors zullen moeten stijgen, eens de bevoegdheid wordt doorgeschoven naar de Gewesten? Is dat een beetje de bedoeling?
Ten slotte, er is nog geen kader vastgelegd voor de nieuwe tarieven. Als u zou willen ingrijpen, wil dat zeggen dat u alweer wetgevend werk moet doen. Hoe moet dat kader er volgens u uitzien?
Hoe zult u de tarieven aanpassen? Of laat u de zaak in de koelkast zitten, tot de bevoegdheid wordt overdragen?
03.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Wollants, volgens een akkoord tussen de federale regulator en de gewestelijke regulator zijn de distributienettarieven twee jaar bevroren, in afwachting van de overdracht van de bevoegdheid inzake de distributienettarieven. Bij verschillende gelegenheden kon worden vastgesteld dat de CREG akkoord ging met de tarievenstijging van sommige distributienetbeheerders, teneinde de niet-beheersbare kosten die te wijten zijn aan de openbare dienstverlening, door te rekenen. De kosten die worden opgelegd door een gewestelijke regering, kunnen als dusdanig in de tarieven worden opgenomen.
Het vastleggen van de distributietarieven op basis van de richtsnoeren die in de wet staan, is de exclusieve bevoegdheid van de regulator. Het is de taak van de gewestelijke regeringen een nieuw kader te bepalen voor de vastlegging van de toekomstige distributietarieven. De voorbereidende werkzaamheden hiervoor zijn aan de gang op het niveau van de gewestelijke regulatoren.
03.03 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, in de praktijk moet ik wel vaststellen dat de distributienetbeheerders concluderen dat zij hun kosten op dit moment niet kunnen doorrekenen, wat u hier ook moge beweren. U stopt dus het probleem in de diepvries en laat het over aan de Gewesten om een forse verhoging in te voeren, precies omdat u gekozen hebt voor vierjarige tarieven en op basis van een foutieve inschatting de prijzen voor twee jaar hebt bevroren.
Dat wil zeggen dat de tarieven gedurende zes jaar niet zullen wijzigen. Uw boodschap is duidelijk: u zult niet ingrijpen en de Gewesten moeten het probleem oplossen na de overdracht. Ik dring erop aan dat u dan spoed zet achter de overheveling, zodat de financieringskosten die nu deel uitmaken van de tarieven, vermeden kunnen worden, want op die manier verhoogt u enkel de factuur.
03.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Wollants, ik herinner eraan dat het een pure bevoegdheid van de regulator betreft. De regulator werd gevraagd, door alle netbeheerders van het land en door de drie gewestelijke regulatoren, de prijs te bevriezen.
Excuseer mij, het is mijn bevoegdheid niet, maar als ik de CREG was, zou ik ook op vraag van de drie regulatoren en van alle netbeheerders de prijzen bevroren hebben, precies zoals nu gebeurd is. Ik veronderstel dat u pleit voor hogere distributieprijzen. Dat mag, maar volgens mij heeft de regulator de beste oplossing gekozen door in te gaan op de vraag van alle netbeheerders en van de drie gewestelijke regulatoren.
03.05 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het komt er niet op neer te pleiten voor hogere tarieven, want de tarieven zullen sowieso verhogen en zullen zelfs feller verhogen, omdat er vandaag niet wordt ingegrepen. Vandaag zegt u aan de consumenten dat de prijzen bevroren zijn en dat die kosten dus weg zijn. Er was hetzelfde verhaal met de bevriezing van de rest van de prijzen. De kosten zijn echter niet weg. Wij weten waar ze zitten.
En dus wil dat zeggen dat wij in 2015 het mooie pakket op die manier zullen organiseren. Het is uw keuze om dat zo te doen, niet de mijne.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Bert Wollants aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het door Elia gerapporteerde elektriciteitstekort op 17 januari 2013" (nr. 16791)
04 Question de M. Bert Wollants au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'annonce d'une pénurie d'électricité par Elia le 17 janvier 2013" (n° 16791)
04.01 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: (…)
04.02 Bert Wollants (N-VA): Laten wij daar eerlijk over zijn. Als wij dit vandaag op die manier doen, dan weten wij dat die financieringskosten daarbij komen.
04.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Wollants, is dat nu uw volgende vraag over het door Elia gerapporteerde elektriciteitstekort?
04.04 Bert Wollants (N-VA): Dit is niet mijn volgende vraag, mijnheer de staatssecretaris. Ik ben nog steeds aan het repliceren op het antwoord dat u mij blijft geven.
04.05 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ja, waarom niet? (…) om schepen te worden in Mechelen. Is dat serieus?
04.06 Bert Wollants (N-VA): Ik vind dat wel serieus, ja.
Mijnheer de staatssecretaris, ik kom dan tot mijn vraag over het door Elia gerapporteerde elektriciteitstekort, een vraag die inmiddels als het ware al een baard heeft gekregen.
Op 28 augustus 2012 presenteerde u de berekeningen met betrekking tot de bevoorradingszekerheid inzake elektriciteit en dit voor de volgende twee jaar. Op die manier trachtte u de bevolking gerust te stellen. U zei dat er geen black-out zou zijn, zelfs niet bij de sluiting van de reactoren Doel 3 en Tihange 2, niet deze winter en ook niet de volgende, al hebt u dat de laatste tijd al een beetje genuanceerd.
Voor 2015 wijzen uw analyses echter op een mogelijk tekort van 800 megawatt, indien beide reactoren gesloten blijven. De CREG tekende onmiddellijk voorbehoud aan bij de voorgestelde simulaties, ook bij de prognoses voor 2013 en 2014.
Elia rapporteerde dat België op 17 januari jongstleden op een zucht van een black-out stond. Daarover werd ondertussen ook een hele discussie in de plenaire vergadering gevoerd. Onze maximale importcapaciteit volstond net om aan de binnenlandse behoeften te voldoen. Bovendien meldt Electrabel dat het Belgische kernenergiepark vanaf eind maart nog maar op de helft van zijn capaciteit zal draaien. Ondertussen zijn wij al wat verder.
Mijnheer de staatssecretaris, houdt u vast aan de eerder voorgestelde berekeningen door de federale regering inzake de bevoorradingszekerheid voor 2013 en 2014, gelet op de recente feiten?
U weerlegde de kritiek op de berekeningen van de CREG met de stelling dat er meer investeringen worden aangetrokken, er een betere interconnectie komt en dat Elia de vraag moet kunnen beheren door onderbreekbare contracten. Hoever staat u met de implementatie van deze concrete maatregelen?
Wij blijven structureel afhankelijk van het buitenland. Het uitrustingsplan moest voorzien in een pakket eigen maatregelen. Wat is de stand van zaken op dat vlak?
De rapportage van Elia gaat alleen over 17 januari. Kunt u het Parlement inzicht verschaffen in de beschikbare marges voor de overige dagen en weken van de voorbije winter? In hoeverre wijken deze feitelijke cijfers af van uw eerder gepresenteerde berekeningen? Kunt u zeggen op welke momenten wij een effectief risico liepen inzake de bevoorradingszekerheid?
Tot slot, hoever staat u met het inrichten van een strategische reserve? Deze vraag heb ik daarnet al gesteld. Het antwoord daarop was dus: niet ver.
Als u mij een antwoord geeft op mijn eerste vier vragen, ben ik misschien al tevreden.
04.07 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, de feiten bevestigen wat ik voor de winter heb gezegd, te weten dat de situatie gespannen was, maar dat de veiligheid werd gegarandeerd.
Zoals onlangs uiteengezet in de pers, heeft
België in geen enkel geval een begin van black-out gekend, dankzij de eerste
ingestelde maatregelen. Men heeft immers zelfs de afschakelingsprocedure niet
moeten opstarten, ondanks het piekverbruik van 17 januari. Dat had u zeker
plezier gedaan, maar wij hebben dat niet moeten doen. Sorry, it’s a joke.
04.08 Bert Wollants (N-VA): Ik heb er geen plezier aan dat wij in het donker belanden.
04.09 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De bevoorradingszekerheid kon worden gewaarborgd door specifieke maatregelen. Met betrekking tot de interconnectie zijn verschillende maatregelen getroffen sinds augustus 2012, zoals de toegenomen stijging van de commerciële capaciteit met 300 megawatt aan de grens met Nederland en het akkoord met TenneT over de uitwisseling van de energiereserve van 300 megawatt.
Op mijn vraag heeft Elia ook 70 megawatt meer onderbreekbare contracten gesloten. Elia heeft ook een pilootproject opgestart met de aggregatoren en heeft een verbeterde samenwerking tussen de netbeheerders van de CWE-zone ontwikkeld. Die kan ook ontwikkeld worden in de volgende jaren.
Een meer gedetailleerde versie van het uitrustingsplan ligt nog ter discussie op het niveau van de regering; daarover hebben wij het daarnet gehad. De doelstelling is dat alle maatregelen betreffende de bestaande centrales, het beheer van de vraag en de nieuwe investeringen zo snel mogelijk worden herschreven in een Belgisch wettelijk kader, ten laatste op 1 januari 2014.
Tijdens de koudegolf in België van 16 tot 25 januari is enkel de dag van 17 januari problematisch geweest, als gevolg van de invoer van 2 700 megawatt uit Frankrijk tijdens de piek en van de uitschakeling van drie centrales van ons productiepark. België was overigens dagelijks invoerder van elektriciteit vanaf november 2012 tot januari 2013. Op 17 november, 11 januari en 23 januari was de geïmporteerde capaciteit hoger dan de maximale waarde van de handelsuitwisselingen. Deze overschrijdingen werden geval per geval toegestaan door de deskundigen van de transmissienetbeheerder na een strenge veiligheidsanalyse van het netwerk.
Men moet de strategische reserve en het ondersteunen van de nieuwe investeringen niet tegenover elkaar plaatsen. Gezien de kernuitstap en de verhouding van het productiepark heeft België maatregelen nodig inzake de bestaande productiecapaciteit en nieuwe investeringen om de bevoorradingszekerheid te waarborgen. Verschillende maatregelen van het plan zijn complementair. Ik heb het daar zonet over gehad.
04.10 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord. Wij zullen zien wat dat de volgende winter oplevert. Net zoals u in het verleden al hebt gesteld, los van wat er aanvankelijk in het uitrustingsplan stond, met name dat er de volgende winter mogelijkerwijze wel een probleem zou kunnen zijn, denk ik dat wij vooral moeten nagaan hoe wij dat kunnen voorkomen door concrete maatregelen te nemen. Over heel veel van die concrete maatregelen hebben wij al gediscussieerd, inclusief over het uitschakelen van de verlichting op de gewestwegen tijdens de mobiliteitsspits.
Ik hoop dat u effectief slaagt in uw opzet. De economische en maatschappelijke kosten van een dergelijke black-out zijn immers niet te overzien. Naast de loonkosten, de hoge belastingen en dergelijke, kunnen wij dat echt missen.
04.11 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Daarover zijn wij het helemaal eens.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Muriel Gerkens au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la fermeture des centrales thermiques liégeoises d'EDF-Luminus" (n° 16827)
05 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de sluiting van de Luikse thermische centrales van EDF-Luminus" (nr. 16827)
05.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, le 4 juillet 2012 vous annonciez un accord du gouvernement concernant un plan d'équipement relatif à la sécurité d'approvisionnement en électricité en Belgique. Un des éléments de cet accord portait sur le maintien en activité des centrales thermiques, qui sont de plus en plus nécessaires à l'équilibrage du réseau électrique au fur et à mesure du développement des énergies renouvelables.
Or, début mars, on apprenait que EDF-Luminus annonçait la mise sous cocon de la centrale TGV de Seraing et la mise en cycle ouvert du site d'Angleur.
Monsieur le secrétaire d'État, j'ai plusieurs questions à ce propos, même si, à l'occasion d'une question ultérieure, je reviendrai sur les centrales au gaz existantes et à venir et sur vos propositions à cet égard.
En ce qui concerne la centrale TGV de Seraing et le site d'Angleur, avez-vous connaissance des critères qui ont présidé à la décision d'arrêt de ces centrales? Que signifie une mise sous cocon? Cela signifie-t-il que cette centrale sera disponible pour les périodes délicates en termes de sécurité d'approvisionnement? Si oui, quelle serait la procédure de mise à disposition? Où en est le plan de soutien aux capacités existantes que vous aviez mentionné en juillet 2012? Quels sont les éléments qui diminuent la rentabilité des centrales belges de ce type par rapport aux centrales étrangères?
La centrale TGV de Seraing est également une des rares centrales, si pas la seule, capable de pouvoir redémarrer en black start, c'est-à-dire dans les pires conditions de black-out généralisé. Quelles seront les conséquences de la mise sous cocon de cette centrale en matière de sécurité du pays, notamment en cas de perte prolongée d'alimentation électrique des réacteurs nucléaires et des piscines de refroidissement? Enfin, sur le plan strictement social, quel est le plan de reclassement des travailleurs de ces installations? Fait-il partie des éléments dont vous discutez avec EDF-Luminus?
05.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame la présidente, madame Gerkens, il appartient directement à EDF-Luminus de préciser les critères ayant mené, le 21 mars, son conseil d'administration à décider de la mise sous cocon de la TGV de Seraing et de la conversion en cycle ouvert de sa TGV à Angleur.
En ce qui concerne la mise sous cocon de Seraing, selon le producteur, les coûts de cette unité ne seraient plus couverts par le marché. Une mise sous cocon est l'ensemble des opérations de protection effectuées pendant une période d'arrêt sur les équipements et installations dans la perspective de leur remise en service ultérieure.
L'objectif des mécanismes de soutien aux unités thermiques existantes, que je dévoilerai sous peu, est bien de pouvoir utiliser ces centrales lors des périodes sensibles en matière de sécurité d'approvisionnement. Si une telle centrale rentre à un moment dans un mécanisme de réserve, elle ne peut plus concourir sur le marché.
Il faut choisir: soit rester dans le marché, soit en sortir comme mécanisme de soutien. Sans cela, tout le monde rejoindrait les mécanismes de soutien en restant sur le marché. Or le but n'est pas de remplir les poches de nos producteurs. Je suppose que nous sommes tous d'accord sur ce point.
Les mesures du plan d'équipement seront publiques d'ici quelques semaines, voire quelques jours. Elles ont été discutées au sein des intercabinets et doivent à présent faire l'objet de la discussion en Conseil des ministres restreint.
D'après les producteurs, les centrales TGV belges se trouvent actuellement plus loin que leurs homologues dans le merit order de notre zone en raison des tarifs d'injection, de la cotisation fédérale, des coûts de services auxiliaires ainsi que des coûts de réserve.
Les mesures que nous prendrons par rapport aux centrales existantes ne consistent pas uniquement en des mesures liées à la possibilité de création de réserves; elles auront aussi pour vocation de faire en sorte que nos centrales belges soient davantage concurrentielles sur le marché européen, c'est-à-dire qu'elles bénéficient des mêmes conditions de marché que les autres centrales de la même plaque, avec lesquelles elles doivent concourir dans le cadre du merit order. On offrira donc la possibilité de constituer un mécanisme de réserve tout en devenant plus concurrentielles sur le marché européen.
D'après les producteurs, la centrale de Seraing permet de démarrer sans alimentation et d'offrir ainsi un service black start, notamment pour alimenter Tihange. Les procédures en vigueur et testées par Elia montrent que la mise de Tihange est également opérationnelle à partir de la centrale de Coo.
Par ailleurs, il est à noter que la Belgique est divisée en cinq zones et que chaque zone est pourvue d'un service black start. La réalimentation d'une zone à partir d'une autre zone est également possible, mais demande à Elia d'adapter alors l'ensemble de ses procédures.
À noter également que la centrale de Tihange est pourvue de groupes électrogènes pour servir en cas de besoin de pompage des eaux de refroidissement.
Néanmoins, j'ai demandé à mon administration d'étudier l'impact éventuel d'une mise sous cocon de la centrale TGV de Seraing.
À l'heure actuelle, je ne dépose pas d'information sur un éventuel plan de reclassement des travailleurs de ces installations. De toute façon, je suppose que EDF-Luminus réévaluera les mesures adoptées au regard des décisions qui seront prises par le Conseil des ministres restreint. Si tel n'est pas le cas, je me permettrai de les y inviter.
05.03 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.
Est-il ou non question d'une mise sous cocon à la méthode ArcelorMittal qui empêche un éventuel repreneur de se porter acquéreur d'un site de production?
05.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Dans ce cas, les dirigeants annoncent quinze mois à l'avance que l'entreprise sera peut-être mise sous cocon. Mais pour le moment, ce n'est pas le cas. L'introduction de la procédure a simplement été annoncée. La mise sous cocon effective aura lieu dans quinze mois, à dater du 21 mars. La mise sous cocon implique qu'il n'y a pas de repreneur possible, sauf si le vendeur est d'accord. Si ArcelorMittal le souhaite, il peut vendre. Rien ne l'en empêche.
Cela dit, notre proposition vise à rendre l'entreprise plus concurrentielle, et d'amener les dirigeants de l'entreprise à procéder à une nouvelle évaluation de l'opportunité d'une mise sous cocon. Si cette centrale devient plus concurrentielle sur le marché européen, pourquoi ne pas penser à cette éventualité. Et si, malgré tout, le maintien du mécanisme de la mise sous cocon est décidé, nous prévoirons la possibilité de les obliger à continuer à les rendre disponibles, mais en dehors du marché dans le cadre d'un mécanisme de réserve.
La logique est toujours la même: faire fonctionner le marché. Mais si le marché n'assure pas la sécurité d'approvisionnement, il faut que nous utilisions notre position d'État pour ce faire. Comme M. Wollants le disait tout à l'heure, assurer un prix de l'énergie le plus bas possible, c'est bien, mais avec un black-out ou des difficultés d'approvisionnement, on s'inscrit dans un autre registre en termes de coûts pour notre économie.
05.05 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Ma question sur la centrale TGV et le site d'Angleur portait sur l'intention camouflée – me semble-t-il – de EDF-Luminus d'obtenir certaines aides, certains avantages pour rouvrir cette centrale ou, en tout cas, avoir une rentabilité plus forte ou assurer la rentabilité de cette centrale.
Je ne peux m'empêcher d'établir un lien avec les mesures que vous avez annoncées concernant les centrales existantes et les nouvelles centrales et l'argent que vous allez débloquer pour soutenir ces dernières. Il est clair qu'ils entrent dans cette logique.
Il y a un élément qui m'énerve aussi dans l'examen de ces situations-là, c'est que EDF-Luminus possède tout un parc de production, qui est rentable. Ils réalisent des bénéfices.
05.06 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Et pas que chez nous!
05.07 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): En effet. Une de leurs unités est moins rentable, dirons-nous. Comme pour n'importe quel commerçant ou fabricant, certains éléments rapportent moins et participent à l'ensemble de la production. Ici, pression est faite sur un des éléments.
Ceci dit, j'espère que nous pourrons préserver cette centrale. Je pense que, d'une manière plus globale, il serait beaucoup plus rentable de soutenir les centrales existantes plutôt que de surfinancer la création d'une nouvelle centrale, mais ce sera l'objet de ma question n° 17598.
05.08 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: À laquelle j'ai déjà répondu.
05.09 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Je pensais que ma question y aurait été jointe, mais ce ne fut pas le cas.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Mevrouw Dierick heeft haar vragen nrs 16836 en 16862 laten omzetten in schriftelijke vragen.
De vragen nrs 16941 en 17054 van de heer Clarinval worden uitgesteld.
06 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het Energy-Efficiency-Watch rapport 2013" (nr. 17011)
06 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le rapport Energy-Efficiency-Watch de 2013" (n° 17011)
06.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, Energy-Efficiency-Watch is een project van diverse internationale energie-experts met als hoofddoel de implementatie van de Energy Services Directive doorheen de Europese Unie te faciliteren. Eind maart 2013 hebben zij voor elke lidstaat een rapport opgesteld. Daarbij geven zij een kwalitatief overzicht van de specifieke beleidsmaatregelen die de diverse lidstaten met betrekking tot energie-efficiëntie hebben genomen.
De resultaten zijn gebaseerd op de nationale actieplannen inzake energie-efficiëntie en de mate waarin het beleid deze maatregelen reeds heeft geïmplementeerd. Het rapport is zonder veel verrassingen zeer kritisch gebleken voor België, in die zin dat de experts concluderen dat er relatief weinig vooruitgang is geboekt in de voorbije drie jaar, en dit zowel op het federale als het gewestelijke niveau.
Het Belgisch actieplan inzake energie-efficiëntie zou ook gebrekkige sectorale doelstellingen hebben. Met andere woorden, het is een beetje vaag, de diverse economische sectoren worden onvoldoende gewezen op concrete doelstellingen of er wordt te weinig onderzocht welke energie-efficiëntiewinsten zij kunnen boeken.
Deze situatie is natuurlijk weinig motiverend en zorgt ervoor dat er weinig spontane verbeteringen plaatsvinden in de betrokken sectoren.
Het zieke broertje is de transportsector. Energy-Efficiency-Watch raadt aan om meer fiscale stimuli voor energie-efficiëntie in te voeren. De overgang naar een modal shift in ons vervoer moet beter worden ondersteund en onze maatregelen voor research and development zijn nog altijd deplorabel. Men verwijst naar landen als Finland en Slovenië, waar de good practices bijna tot voorbeeld voor heel de Europese Unie zouden kunnen strekken.
Wat vindt u van deze kritiek, mijnheer de staatssecretaris? In hoeverre bent u het ermee eens? Bent u bereid om samen met uw gewestelijke collega’s het beleid inzake energie-efficiëntie aan te passen? Ik hoef u er niet aan te herinneren dat ook energie-efficiëntie in ons regeerakkoord staat en dat de federale overheid ter zake een weliswaar kleinere taak heeft dan de Gewesten, maar toch een taak. Welke aanvullende horizontale beleidsmaatregelen inzake energie-efficiëntie bent u bereid te nemen, en dit uiteraard in samenwerking met uw gewestelijke collega’s?
06.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Schiltz, wat uw eerste vraag betreft, is de kritiek gebaseerd op de reactie van een vijftigtal internationale experts.
De studie gebeurde op basis van een schriftelijke vragenlijst. Het is echter niet geweten welke sectoren vertegenwoordigd werden. Het is bijgevolg onduidelijk hoe gegrond en relevant deze conclusies zijn.
Net als in alle andere landen bestaat er nog een potentieel om de energie-efficiëntie in België te verbeteren, zeker in de transportsector. België levert reeds inspanningen om hieraan tegemoet te komen.
Zo stelt het Belgisch landenrapport, in de context van de beoordeling van het actieplan energie-efficiëntie en het energie-efficiëntiebeleid voor 2013, dat België een goed voorbeeld is voor de andere lidstaten wat betreft de voorbeeldrol van de publieke sector. Een duidelijk mobiliteitsmanagementsysteem wordt aangeprezen.
ENOVER is het overlegorgaan tussen de Gewesten en de federale overheid. De ENOVER-energie-efficiëntiewerkgroep is momenteel bezig met de verdere ontwikkeling van het Belgisch energie-efficiëntiebeleid, ook op basis van de verplichte maatregel die in de context van de nieuwe richtlijn moet worden geïmplementeerd.
Deze richtlijn dient tegen 5 juni 2014 in Belgische wetgeving omgezet te zijn. De omzetting gebeurt in samenwerking met de bevoegde ministers van de federale en gewestelijke overheden en andere betrokken stakeholders.
Ten tweede, mogelijke horizontale beleidsmaatregelen dienen verder overwogen te worden in de loop van de verdere ontwikkeling van het Belgisch energie-efficiëntiebeleid in de context van de implementatie van de nieuwe energie-efficiëntierichtlijn.
Ten derde, de federale overheidsdienst Mobiliteit is bevoegd voor de ontwikkeling van het beleid in de transportsector. De verdere ontwikkeling van het energie-efficiëntiebeleid in deze sector zal dus gebeuren in nauwe samenwerking met de FOD Mobiliteit.
Er bestaat ook reeds een overlegorgaan onder de FOD Leefmilieu voor de ontwikkeling van het Belgisch klimaatplan waarin maatregelen zijn opgenomen voor de reductie van CO2.
Er kan worden besproken om deze maatregelen ook door te trekken naar het energie-efficiëntiebeleid om ze op te nemen in het derde Nationaal Energie-efficiëntie Actieplan, dat op 30 april 2014 moet worden overhandigd aan de Europese Commissie in de context van de energie-efficiëntierichtlijn.
Ten vierde, dit dient te worden besproken in samenwerking met de FOD Mobiliteit die bevoegd is voor het transportbeleid.
06.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, u weet dat u mijn sympathie hebt voor de engagementen die u in de laatste jaren hebt genomen, maar dit antwoord is wel van een luchtigheid en nietszeggendheid waarvan ik een beetje nerveus word. Ik begrijp wel dat mobiliteit en energie-efficiëntie niet de corebusiness van uw kabinet en uw bevoegdheden zijn, maar het zijn wel nog steeds federale bevoegdheden.
In het regeerakkoord hebben wij een aantal lijnen daarover uitgezet. ENOVER is ermee bezig. ENOVER zal ermee bezig zijn. Ik hoop dan dat ENOVER voor het einde van de legislatuur met iets gekomen zal zijn, iets wat wij hopelijk nog zullen hebben geïmplementeerd, zodat er toch iets gebeurd zal zijn. Ik neem aan dat u, evenmin als ik, niet graag een regeerakkoord achterlaat dat niet is uitgevoerd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Wollants is vertrokken. De samengevoegde vragen nrs 17029 en 17505 van de heer Wollants en mevrouw Dierick worden uitgesteld.
07 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het ineenstorten van de markt voor elektrische wagens" (nr. 17033)
07 Question de M. Peter Logghe au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'effondrement du marché de la voiture électrique" (n° 17033)
07.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mijn excuses voor de eerdere verwarring over het wel of niet uitstellen van deze vraag.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb u over dit onderwerp reeds enkele vragen gesteld. Er is iets vreemd aan de hand. Overal in Europa, vooral in de Noord-Europese landen, wordt steeds meer geïnvesteerd in hernieuwbare energie. In België lijkt dat maar niet te lukken. Recentelijk konden wij vernemen dat er amper elektrische wagens worden verkocht. In de eerste maanden van het jaar werden hier slechts 25 elektrische wagens verkocht, tegenover bijna 100 000 gewone wagens. In totaal rijden in België slechts 826 wagens op elektriciteit. Op een totaal van ongeveer 5,4 miljoen ingeschreven wagens is dat bijzonder weinig.
Het belastingvoordeel werd geschrapt. Een andere opvallende vaststelling is dat er bijna meer oplaadpalen voor elektrische wagens zijn dan dat er elektrische wagens zijn.
Ten eerste, u hebt natuurlijk kennisgenomen van het persbericht van Febiac, waarin het ineenstorten van de markt voor elektrische wagens wordt aangeklaagd. Wat is uw reactie daarop?
Ten tweede, hoe valt te verklaren dat er in het buitenland wel een markt voor elektrische wagens bestaat, terwijl dat in België maar niet lijkt te lukken?
Ten derde, plant u maatregelen om de aanschaf van elektrische wagens te promoten? Ik hoor van verschillende zijden dat de batterijslijtage van elektrische wagens wel meevalt en dat de capaciteit van die batterijen steeds beter wordt. Dat zijn toch positieve elementen? Ik vraag mij dus af waarom het hier niet wil lukken.
Ten vierde is er een vraag die mij constant bezighoudt. Hoeveel van de 826 ingeschreven elektrische voertuigen werden ingeschreven door lokale, gewestelijke of federale overheden? Moeten die overheden geen voorbeeldfunctie vervullen door meer te investeren in propere energie?
Ten vijfde, zult u dit jaar of in de komende jaren initiatieven nemen om het gebruik van elektrische wagens te promoten? Zo ja, wil ik graag weten welke initiatieven.
Voorzitter: Kristof Calvo.
Président: Kristof
Calvo.
07.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het was te verwachten dat de vermindering van de fiscale incentives voor elektrische voertuigen zou leiden tot een vermindering van de verkoop. Zowel de sanering van de overheidsuitgaven als de zesde staatshervorming is echter een goede reden voor de genomen maatregelen. Ik nuanceer alvast: het is niet dat er enkel in België geen markt zou zijn gecreëerd voor elektrische wagens en in alle ons omringende landen wel. Immers, geen enkel land kan het bewijs leveren dat de elektrische wagen er op grote schaal is doorgebroken.
Door de nadelen van elektrische wagens, zoals de hoge aankoopprijs, het beperkte bereik, de oplaadtijd en de nood aan specifieke oplaadinfrastructuur, is er tot nu toe geen businessmodel voor elektrische voertuigen. Creatieve oplossingen zijn echter in de maak. Zo is er in Brussel reeds een carsharingproject met elektrische wagens. In samenhang met een meer performante capaciteit van de batterij, die daardoor veel kostenefficiënter zou worden, zie ik op termijn dus wel potentieel voor elektrische wagens. Waar in het buitenland elektrische voertuigen relatief talrijk zijn, is dat meestal het gevolg van stedelijk beleid, onder meer door de eigenaar van de elektrische wagen een gunstig parkeerregime te bezorgen of zelfs door het plaatsen van een laadpaal aan zijn voordeur.
Bij voorbeelden van maatregelen om het aanschaffen van elektrische wagens te promoten verwijst u naar technische ontwikkelingen, zoals de verbetering van de capaciteit van de batterij. Sommige voorspellingen zijn op dat vlak spectaculair, waardoor de elektrische voertuigen binnen een decennium veel performanter en kostprijsefficiënter zouden zijn. Het ligt echter niet in mijn bevoegdheden om die evolutie te stimuleren.
Op 1 januari 2013 waren er 118 elektrische voertuigen ingeschreven door een van de overheidsadministraties. Het betrof twee voertuigen op federaal niveau, geen op gewestelijk niveau, vijf op provinciaal niveau, 109 op lokaal niveau en twee op een onbekend niveau. Bij de gemeenten gaat het geregeld om kleine bedrijfsvoertuigen die gebruikt worden door reinigingsdiensten voor afvalwerken en dergelijke. Daarnaast zijn er 18 elektrische voertuigen bij de federale autonome overheidsbedrijven en is met name bij bpost een groot aantal elektrische scooters in gebruik. In bepaalde niches noteren wij met andere woorden wel een belangrijke vooruitgang inzake elektrische technologie. Als we er ook rekening mee houden dat het aantal hybride voertuigen veel groter is dan het aantal elektrische, meen ik toch dat de overheden al een behoorlijke inspanning leveren om hun voertuigenpark te vergroenen.
Bovendien is een project opgestart onder leiding van mijn administratie dat de federale overheidsdiensten en de overheidsbedrijven omvat. Ik erken daarmee dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft en de markt kan stimuleren door het gebruik van een aanzienlijk aantal elektrische voertuigen. Het project moet begin 2014 concrete doelstellingen en strategieën aanreiken. Een onderdeel hiervan is de herziening van de federale omzendbrief 307quinquies van 13 juli 2009.
Er zijn momenteel enkele belangrijke nadelen verbonden aan elektrische wagens. Bovendien zijn elektrische wagens slechts een onderdeel van een beleid van vergroening van het voertuigenpark, een vergroening die onmiskenbaar aan de gang is. Ook andere vernieuwende technologieën zullen daartoe nog een belangrijke bijdrage leveren. Ik denk aan CNG en waterstof, dat zeker voor grote voertuigen die over langere afstanden rijden, wel eens een interessantere technologie zou kunnen blijken dan elektrische batterijen.
Ik heb op dat vlak geen definitieve mening. Ik ga alleen niet akkoord dat elektrische wagens de enige mogelijke oplossing zouden zijn. Ik denk dan ook veeleer in de richting van een pakket maatregelen ter ondersteuning van de verschillende alternatieve brandstoftechnologieën in plaats van alleen te focussen op elektrische voertuigen.
Niettemin meen ik te mogen besluiten dat de overheid nu reeds het goede voorbeeld geeft op het vlak van het gebruik van elektrische voertuigen en met de uit te werken plannen zal dat nog versterken. Wij hebben reeds verschillende inspanningen geleverd, maar zeker niet genoeg. Er moet zeker nog meer gedaan worden.
07.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik kan uw stelling dat niet alleen op elektrische voertuigen mag worden ingezet, voor honderd procent bijtreden. Ik denk bijvoorbeeld dat CNG een veel interessantere energiebron zou kunnen worden.
U zegt dat de overheid een modelfunctie moet uitoefenen op het vlak van hernieuwbare energie. U zult toch moeten toegeven dat het aandeel van 118 voertuigen op een totaal van 826 voertuigen bitter weinig is. Wij spreken hier over ongeveer 15 %. In heel wat Scandinavische landen, alsook in Nederland is het aandeel propere energie van de overheid op het totaal gebruik van propere energie veel groter dan bij ons.
U zegt dat er oplaadinfrastructuur ontbreekt. Dat is het verhaal van de kip en het ei. Wat was er eerst? Wat moet er eerst zijn? Ik stel vast dat dat een aantal andere landen niet tegenhoudt om toch in die oplaadpalen te investeren.
Ik kijk in elk geval uit naar uw initiatieven.
Mijn volgende vraag zal niet meer over elektrische voertuigen gaan, maar over CNG en de toepassingen daarvan. De actieradius van voertuigen op CNG is inderdaad veel groter en ze zijn nog properder dan elektrische voertuigen.
L'incident est clos.
08 Question de Mme Isabelle Emmery au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le coût des mécanismes de soutien pour les centrales au gaz à la suite de la chute du prix de la tonne de CO2" (n° 17307)
08 Vraag van mevrouw Isabelle Emmery aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de kosten van de steunmechanismen voor gascentrales na de daling van de prijs van een ton CO2" (nr. 17307)
08.01 Isabelle Emmery (PS): Monsieur le secrétaire d'État, la presse rappelait dernièrement les prochaines étapes de votre "plan énergie". Outre la sortie progressive du nucléaire et l'intérêt du renouvelable, rappelons que ce plan ambitieux et nécessaire accorde une place importante au gaz! Je ne reviendrai pas sur les indiscrétions parues dans la presse quant aux différents projets d'arrêtés royaux qui sont discutés au sein du gouvernement, projets qui portent à la fois sur des mesures visant à favoriser la construction de nouvelles centrales TGV et des mesures visant à soutenir les installations actuelles.
Entre le dépôt de cette question et cette commission, peut-être ces projets d'arrêtés ont-ils d'ailleurs cessé d'être des projets. L'objet de ma question se concentrera sur un article paru dans le quotidien Le Soir du 16 avril intitulé: "Pourquoi les centrales au gaz ne sont-elles plus rentables?".
Dans cet article, le journaliste décrit l'effet domino de l'essor du gaz de schiste aux États-Unis: abondance du charbon, chute de son prix et donc succès d'une énergie polluante dont la courbe ascendante est parallèle à la chute du prix de la tonne de CO2. Et cette chute ne risque pas de s'arrêter puisque, le 16 avril toujours, on apprenait que le Parlement européen avait voté contre le projet de la Commission européenne de geler les ventes de quotas de CO2, ce qui aurait eu pour effet de diminuer le nombre de permis de polluer en circulation et de soutenir les cours des "permis à polluer". Après ce vote négatif, le prix de la tonne de tonne de CO2 avait d'ailleurs replongé de près de 30 %, tombant à 3 euros, soit son plus bas niveau depuis la création de ce marché européen du carbone!
Bref, nous sommes dans une situation paradoxale, où il est désormais plus avantageux et moins coûteux pour les industriels de polluer que de réduire ces émissions de CO2. Et cette situation risque également d'avoir un impact pour les États-Unis qui souhaitaient, comme notre pays, soutenir et encourager les énergéticiens à investir dans de l'électricité moins polluante.
Monsieur le secrétaire d'État, ces différents éléments (attractivité du charbon, coût historiquement bas du permis de polluer, ... ) ont-ils ou auront-ils une influence sur votre "plan énergie"? Par exemple, risque-t-on de devoir augmenter de manière significative le coût des mécanismes de soutien envisagés pour les actuelles et futures centrales au gaz? Enfin, notre pays, comme l'ensemble des pays européens, peut-il agir pour enrayer ce phénomène paradoxal qui transforme progressivement un "permis à polluer" en un "encouragement à polluer"?
08.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Chère collègue, comme vous le savez, la Belgique était parmi les précurseurs pour promouvoir des mesures afin de rehausser le prix du CO2. C'est donc à regret que j'ai appris le résultat négatif du vote très serré au Parlement européen. Mais je ne désespère pas, loin de là!
En ce qui concerne le gel temporaire de la vente des permis, la balle est maintenant à nouveau dans le camp de la Commission Environnement du Parlement européen. Nous espérons qu'un projet éventuellement amendé obtiendra finalement une majorité parlementaire.
En même temps, les discussions ont été entamées par la Commission européenne et les parties prenantes concernant des mesures visant à remédier de manière structurelle et permanente à l'effondrement du prix du CO2. La Belgique s'est toujours positionnée en faveur de ces mesures, par exemple en éliminant un surplus de quotas de façon définitive ou en renforçant jusqu'à –30 % l'objectif de réduction pour 2020.
Le mécanisme de soutien pour de nouveaux investissements en centrales de gaz que je propose au gouvernement fédéral est une sorte de mécanisme assurantiel ayant pour but de garantir un niveau de rentabilité suffisant aux investisseurs. Si le marché est porteur pour les centrales au gaz, le coût de ce mécanisme diminue. À l'inverse, le coût est plus important si les conditions économiques sont défavorables à la production de gaz. Un plafond maximum de soutien est fixé dès le début, de manière à éviter tout dérapage.
Il est donc évident que l'évolution des conditions économiques entre la date de mise en service de ces unités et la fin proposée du mécanisme de soutien (2025) auront un impact sur le coût effectif du mécanisme s'il est approuvé. L'évolution à moyen terme du prix du CO2 aura donc un impact, tout comme l'évolution du prix du gaz, du charbon, de l'électricité notamment.
Je suis à titre personnel optimiste quant au fait que le différentiel de compétitivité entre le charbon et le gaz ne peut que s'améliorer à moyen terme. Le prix du charbon et le prix de la tonne de CO2 sont en effet à des niveaux historiquement bas, qui pourraient difficilement encore diminuer.
Je tiens aussi à dire que l'ensemble des derniers projets qui visaient à construire des centrales autres qu'au gaz, notamment au charbon, n'ont jamais obtenu les différents permis régionaux en vue de leur construction.
08.03 Isabelle Emmery (PS): Monsieur le président, je remercie le secrétaire d'État pour sa réponse. J'espère que l'avenir confirmera l'optimisme dont il fait preuve. Nous suivrons ce dossier.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Damien Thiéry au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la sécurité des réacteurs de Doel 1 et 2" (n° 17451)
09 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de veiligheid van de kernreactoren Doel 1 en 2" (nr. 17451)
09.01 Damien Thiéry (FDF): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, le 27 juin 2012, vous avez rendu public votre plan d'action en matière énergétique. Ce plan prévoyait, parmi les mesures à court terme, une prolongation de dix ans d'une tranche nucléaire, soit Doel 1 et 2, soit Tihange 1.
Début juillet, le gouvernement décidait d'une prolongation de Tihange 1 et de la fermeture, en avril 2015, des unités Doel 1 et 2. Vous évoquiez à ce propos en commission que le fait de maintenir les trois centrales ouvertes pendant trois ans aurait, sans faire les investissements nécessaires, posé un problème en termes de sécurité nucléaire. Ensuite, ce plan a été remis en question suite à la découverte de micro-fissures dans les cuves des deux autres réacteurs. Un an plus tard, la situation demeure extrêmement floue.
Par ailleurs, je souhaite évoquer le processus de stress test qui a été mis en place à la suite de l'accident de Fukushima. Ce processus suit son cours, les rapports se succèdent. À cet égard, l'ENSREG (European Nuclear Safety Regulation Group) a récemment publié son rapport pour la Belgique, rapport qui reprend lui-même certaines conclusions du rapport Long Term Operation (LTO) réalisé pour les sites de Doel et de Tihange.
Pour ce qui concerne Doel 1 et 2, il a été relevé quelques points faibles et le rapport préconise plusieurs initiatives à prendre.
Monsieur le secrétaire d'État, quels investissements à très court terme – ceux qui étaient évoqués en commission au mois de juillet 2012 – doivent-ils être effectués au niveau des réacteurs de Tihange 1 et de Doel 1 et 2 dans l'éventualité d'une prolongation de ceux-ci? Quel échéancier a-t-il été établi pour chacun des réacteurs et quel est, à ce jour, son taux de réalisation? Les évaluations financières de ces travaux et leur opportunité en termes de rendement financier ont-elles été réalisées par l'exploitant des réacteurs? Pour ce qui concerne les recommandations reprises dans le rapport LTO, un échéancier a-t-il été établi? Qu'en est-il des estimations financières?
09.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur Thiéry, cette question se trouve vraiment à la marge des compétences de la ministre de l'Intérieur, Joëlle Milquet, et les miennes.
Je vais vous répondre et cette réponse est validée par la ministre de l'Intérieur.
Premièrement, en ce qui concerne Tihange 1, il faut rappeler que l'AFCN a défini ses exigences en matière de sûreté nucléaire en cas de prolongation de la durée de vie d'une unité au-delà de quarante ans (long term operation), ainsi que le calendrier de réalisation des améliorations. Ces exigences sont indépendantes de la durée de prolongation envisagée.
Par ailleurs, les travaux permettant de garantir la disponibilité technique de l'installation devront également être réalisés en cas de prolongation. L'ensemble de ces travaux correspond à un investissement total d'environ 600 millions d'euros pour Tihange 1. Pour Doel 1 et 2, il n'y a plus d'investissement envisagé dans le cadre du LTO puisque le gouvernement a décidé de son arrêt définitif.
Deuxièmement, les études de réalisation sont en cours. Les premières modifications aux installations auront lieu dès 2014.
Troisièmement, les discussions entre le gouvernement et les exploitants de Tihange 1 sont toujours en cours. L'analyse n'est donc pas encore tout à fait terminée.
Quatrièmement, rappelons que les stress tests ont démontré la bonne robustesse des centrales belges. La Commission européenne les a classées parmi les meilleures en Europe à cet égard.
Un échéancier pour la réponse aux recommandations a été soumis à l'AFCN sous forme d'un plan d'action détaillé. Certaines actions spécifiques à Tihange 1 sont d'ailleurs intégrées dans le programme LTO. Le coût de ce travail est inclu dans le plan d'investissement de 600 millions d'euros.
09.03 Damien Thiéry (FDF): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour vos réponses précises.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Muriel Gerkens au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le financement de nouvelles centrales au gaz" (n° 17598)
10 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de financiering van nieuwe gascentrales" (nr. 17598)
10.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, veuillez m'excuser de vous interroger si vous avez déjà répondu à des questions similaires. J'avais déposé celle-ci afin qu'elle soit jointe aux autres.
Comme annoncé dans le plan pour la sécurité d'approvisionnement de juillet 2012, vous avez soumis au Conseil des ministres des projets d'arrêtés dans lesquels vous envisagez de soutenir les centrales au gaz actuelles et d'investir jusqu'à 40 millions par an pendant dix ans par unité en vue de soutenir la construction d'autres centrales. Un appel d'offres devrait être lancé par le gouvernement dans les mois à venir, en proposant des subventions aux nouvelles centrales à hauteur de 87 680 euros maximum par kilowatt installé. Cela signifie que la subvention d'une centrale type de 450 mégawatts atteindrait un montant de 400 millions étalés sur dix ans.
Dans vos propositions, on observe aussi un effacement des tarifs d'injections pour les centrales existantes. En outre, les producteurs qui voudraient malgré tout fermer leurs centrales au gaz, se verraient imposer de s'inscrire dans une réserve stratégique, avec une prise en charge de leurs coûts fixes et une rémunération des unités produites quand on devrait faire appel à elles.
Monsieur le secrétaire d'État, est-il réellement judicieux de soutenir aussi fortement la construction de centrales au gaz alors que celles qui sont déjà en fonction sont performantes, satisfont les besoins en termes de capacités de production et occupent de nombreux travailleurs? Ne peut-on pas parler de surfinancement de ces nouvelles centrales, puisque – selon nos informations – une centrale au gaz neuve coûte environ 70 euros au kilowatt, donc au total 315 millions? Il est vrai que mon calcul ne couvre que le coût de la construction tandis que vous prévoyez un financement global. D'où proviendra le financement? S'agit-il de la rente de Tihange 1, de la taxe nucléaire ou d'une autre source?
La CREG a remis un avis très critique sur la rémunération des capacités. Quelle est votre position à cet égard? Vous êtes-vous assuré de l'aval des autorités européennes en matière d'aides d'État et de concurrence? À combien estimez-vous le soutien à la production en dehors des coûts de construction? Comment les avez-vous estimés? Pouvez-vous expliquer les raisons et la portée de vos choix? Ce faisant, ne va-t-on pas encourager la fermeture de certaines centrales pour en construire de nouvelles au bénéfice des producteurs, sans forcément tenir compte des besoins en approvisionnement des consommateurs?
La question suivante est reprise dans la question que je vous ai posée tout à l'heure sur la mise sous cocon. Néanmoins, lorsque EDF-Luminus met sous cocon sa centrale TGV, n'est-ce pas, d'une certaine manière, faire monter les enchères en cas de mise en réserve stratégique?
En ce qui concerne la sécurité de l'approvisionnement, ne vaudrait-il pas mieux obliger les producteurs à avoir davantage de capacité en réserve et effectivement diminuer ou supprimer les tarifs d'injection plutôt que d'investir dans de nouvelles centrales? Quels sont les critères qui guident la mise en réserve stratégique telle que vous l'imaginez?
10.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, en vous écoutant poser votre question, je me suis demandé pourquoi ne pas laisser fonctionner les centrales plus polluantes et moins fiables plutôt que d'investir dans de nouvelles centrales. En présentant les choses de cette façon, je pense les avoir un peu mieux mises en perspective.
Cela dit, les questions que vous avez posées l'ont été également par les producteurs qui privilégient les centrales existantes et qui n'ont pas envie d'investir, privilégiant une sécurité d'approvisionnement à partir de l'étranger plutôt que de nouveaux investissements au niveau belge. Cela dit, je comprends que les producteurs privilégient leur parc de production plutôt que la sécurité d'approvisionnement des Belges au meilleur coût tout en respectant l'ensemble de nos objectifs environnementaux.
Pour le moment, les membres du kern sont consultés au sujet du plan. Il est assez extraordinaire de constater que la vision des producteurs que nous avons rencontrés correspond exactement au type de projet que ces derniers peuvent avoir ou à leur situation. Leur vision de la sécurité d'approvisionnement correspond exactement à ce qu'ils ont mais elle n'est jamais la même.
À un certain moment, il faut faire une synthèse. Le rôle d'un État est de voir comment assurer la sécurité d'approvisionnement au meilleur coût tout en respectant l'ensemble des objectifs environnementaux. C'est ce que nous avons fait.
Comme je l'ai dit tout à l'heure, arrêtons d'opposer maintien d'un certain nombre de capacités actuelles et nouveaux investissements. On ne s'inscrit pas dans la même échelle de temps. En tout cas, si on décide de maintenir les infrastructures existantes, il arrivera un moment où elles ne seront plus en état de marche. On sait que, dans le futur, certaines capacités sont appelées à être fermées. En tout cas, c'est le cas du nucléaire.
Et nous aurons besoin de nouveaux investissements. Si à ce moment-là, ils ne sont pas disponibles, nous aurons perdu quatre ans, car les investissements en termes de base ne se font pas du jour au lendemain. Ce sont tous ces éléments-là qu'il faut prendre en considération. Aussi, sortons d'une logique de 'ou/ou' au profit d'une logique de 'et' en disant que nous aurons besoin de maintenir une partie de l'existant tout en ayant besoin de créer le climat à l'investissement.
Les différentes études (CREG, etc.) indiquent clairement une détérioration de la sécurité d'approvisionnement en électricité à court et à moyen terme de la Belgique à politique inchangée. Je crois que l'ensemble de ces acteurs insistait sur les difficultés de la Belgique en matière de sécurité d'approvisionnement. Cette détérioration s'explique par la sortie du nucléaire et par le vieillissement du parc de production thermique belge.
Ainsi, le 17 janvier dernier, lorsqu'on a dû aller chercher les dernières capacités, trois centrales ont répondu par la négative, soit parce qu'il s'agit de vieilles centrales, soit de centrales qui tournent relativement peu. Au moment où vous en avez besoin, elles sont moins fiables que d'autres. C'est ce à quoi nous avons été confrontés.
À ces deux éléments viennent s'ajouter des difficultés en matière de rentabilité pour les centrales au gaz qui constituent, après le nucléaire, la deuxième source de production d'électricité en Belgique, surtout au niveau de la base.
Face à ce défi, une politique globale est nécessaire, basée sur le maintien des outils de production actuels performants, mais également sur l'attrait de nouveaux investissements. Il faut cesser d'opposer centrales existantes et nouveaux investissements. Les deux sont indispensables!
Le mécanisme de soutien aux investissements que je propose au gouvernement a été construit en confrontant un modèle théorique (une centrale au gaz) à des hypothèses d'évolution des conditions du marché avec l'aide de deux consultants reconnus dans le secteur de l'énergie.
Vu l'importance des montants en jeu – il est question d'investissements de plusieurs centaines de millions d'euros, vous l'avez vous-même évoqué –, les investisseurs cherchent à éviter au maximum les incertitudes. Or, l'analyse a montré que l'intérêt économique de l'investissement était fortement dépendant de l'évolution des conditions de marché, qui pour le moment est très imprévisible.
C'est pourquoi il a été décidé d'opter pour une sorte de mécanisme assurantiel. Si les conditions de marché sont bonnes, l'investissement est rentable, le coût pour l'État est nul ou quasi nul. Les années où les conditions de marché sont insuffisantes, un soutien ex-post est attribué aux projets soutenus pour leur permettre d'atteindre un seuil de rentabilité suffisant. Le mécanisme ne peut pas déraper car il est fermé au niveau du nombre de mégawatts soutenus, de la durée et des montants.
Je propose que ce mécanisme soit financé par le budget de l'État, entre autres alimenté par la taxation de la rente nucléaire qui a été fortement augmentée depuis 2012. Le coût pour l'État sera fonction du résultat de la mise en concurrence dans le cadre de l'appel d'offres et de l'évolution des conditions de marché, deux éléments qui feront descendre le coût en deçà des montants cités dans votre question.
Je tiens aussi à dire que si à un moment nous avons pris la décision de prolonger une des centrales nucléaires, à savoir Tihange 1, c'est aussi pour des questions de sécurité d'approvisionnement et de mécanisme de financement de la transition. Utiliser cet argent en vue de soutenir et de réaliser la politique qui nous semble indispensable pour assurer la sécurité d'approvisionnement me semble correspondre à l'objectif qui était le nôtre.
J'ai évidemment lu avec attention l'étude de la CREG sur les mécanismes de rémunération à la capacité. Elle rejoint plusieurs des analyses faites par l'ensemble de nos équipes qui justifient le choix d'un mécanisme de type "appel d'offres" plutôt que la mise en place d'un mécanisme généralisé de la rémunération de capacité. Ce dernier créerait des risques importants d'effet d'aubaine, son coût est potentiellement plus important et il n'offre aucune garantie d'attirer les investissements indispensables à notre sécurité d'approvisionnement. Cette étude de la CREG a vraiment été le moteur de notre réflexion.
Pour répondre à votre question sur l'aval des autorités européennes, le lancement d'un appel d'offres serait la mise en œuvre d'un mécanisme prévu dans la directive européenne et la législation belge.
La réserve stratégique serait un mécanisme dynamique de dernier recours qui serait fonction des besoins estimés un ou deux hivers à l'avance et auquel pourrait également participer la gestion de la demande. Cela, c'est pour ceux qu'on maintiendrait en vie. On les met en dehors du marché mais on permet à une meilleure gestion de la demande de concourir avec un certain nombre de mécanismes de maintien. Pourquoi? Parce qu'on n'a pas besoin de maintenir une centrale vieillissante, polluante si on l'a compensée par une réduction de la demande. Dès lors, un producteur n'aura jamais la certitude que, s'il décide de mettre sa centrale sous cocon, celle-ci serait reprise d'office dans une réserve stratégique. Quand il décide de sortir du marché, il prend le risque de sortir véritablement du marché.
Ce qu'il faut avant toute chose, c'est créer un marché de la production de l'électricité en Belgique qui soit attrayant pour les investisseurs. Meilleures seront les conditions de marché en Belgique et moins grand sera le besoin d'éventuels mécanismes de soutien. À ce titre, il faut être très prudent avec toutes les propositions visant à imposer de nouvelles obligations aux producteurs qui pourraient au final se retrouver contre-productives pour la collectivité. À un moment, il faut arrêter de croire que tout ce qu'on impose ne sera jamais répercuté dans les prix. Il faut toujours garder cela à l'esprit.
Vous me permettrez un dernier paragraphe légèrement plus politique.
La Belgique s'est dotée de l'objectif de sortir du nucléaire. Aujourd'hui, avec la proposition d'approche globale que je soumets au gouvernement, nous avons la volonté de lui donner les moyens d'atteindre cet objectif en garantissant la sécurité d'approvisionnement de la Belgique au moindre coût.
10.03 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, je suis heureuse de voir que nous poursuivons le même objectif: la sortie du nucléaire, la sécurité d'approvisionnement et la multiplication des outils pour garantir une bonne production via la meilleure manière possible.
La difficulté, c'est qu'entre l'annonce de votre plan et les éléments qui apparaissent aujourd'hui au Conseil des ministres, nous ne disposons pas d'un vrai programme, d'un vrai plan reprenant tous les éléments: les centrales à remplacer parce que trop polluantes, etc. Voilà des points dont il serait temps de disposer pour suivre une politique concrète.
Ma préoccupation n'est certes pas d'empêcher le remplacement de vieilles centrales polluantes par des plus récentes, mais de ne pas laisser les producteurs utiliser la situation présente pour rentabiliser des outils ou pour forcer la main aux politiques vers des choix qui les serviraient, eux, au détriment de l'intérêt général. Dans le cas où il serait possible d'arriver à ces deux objectifs, je ne m'y opposerais pas: un producteur a parfaitement le droit de gagner sa vie.
J'étais étonnée par le montant nettement supérieur aux coûts sur le marché de la construction de nouvelles centrales.
De même que je reste étonnée que des outils, comme EDF-Luminus à Seraing, soient placés sous cocon alors qu'ils restent performants et non polluants.
Face à la croisée de ces divers éléments, il est légitime de s'interroger sur les objectifs de ces producteurs et sur l'imposition par les politiques d'un plan global de production qui rencontre les besoins.
10.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Gerkens, je suis à peu près d'accord sur les principes que vous évoquez, sauf sur les chiffres que vous avez cités dans le cadre de mécanismes "assurantiels" à de nouveaux investissements. Je rappelle qu'il ne s'agit pas de capacity mechanisms, ce ne sont pas des paiements à la production en tant que tels. Il s'agit d'un autre système que j'ai tenté d'expliquer.
Je suis favorable à une discussion sur base des textes mais tant qu'il n'y a pas d'accord définitif, je ne peux vous les communiquer.
Nous avons mis des plafonds pour que cela ne dérape pas et nous sommes au plafond! Si le marché évolue de manière normale, nous en serons loin mais, en tant qu'autorité, nous devons savoir où se situe le maximum maximorum.
En ce qui concerne la situation des producteurs, nous ne sommes pas naïfs, nous savons que chacun défend sa boîte. Comme je l'ai dit tout à l'heure, ceux qui gagnent de l'argent en faisant de l'interconnexion vont plaider pour plus d'interconnexion, ceux qui ont beaucoup d'existants vont dire qu'il ne faut pas de nouveaux investissements et qu'il faut valoriser et soutenir l'existant, ceux qui ont des projets d'investissement diront plutôt qu'il faut arrêter ces vieilles centrales, qu'elles sont polluantes et non fiables.
Nous essayons d'être objectifs mais personne n'a une objectivité parfaite dans ces dossiers. J'avoue que je me soucie de la sécurité d'approvisionnement. Un certain nombre d'études, notamment celle de la CREG, l'ont démontré, nous sommes passés "tout juste" cet hiver. Certes, il n'y a pas eu de croissance, ou très peu, et nous n'avons pas connu de très grands froids mais cela ne se reproduira pas chaque année.
Pour l'année prochaine, je serais beaucoup moins affirmatif. Quant aux années qui suivront, lorsque nous allons commencer à sortir du nucléaire et que plusieurs centrales – et je ne parle pas de Seraing – vont fermer, nous savons que cela deviendra de plus en plus difficile sur le plan structurel. Voilà notre point de départ.
Mon objectif est de garantir la sécurité d'approvisionnement, mais sans créer des effets d'aubaine ni perturber le marché – c'est-à-dire: au meilleur coût possible pour le citoyen. C'est la logique que nous essayons de suivre. Quand un producteur vient nous soumettre ses idées, nous connaissons son parc et sa situation. Dans un premier temps, cela permet de mieux décoder les objectifs de chacun. À leur place, j'agirais de même; ce n'est pas indécent, c'est normal. Nous ne sommes pas naïfs et nous essayons de présenter le mécanisme qui soit le plus juste possible en garantissant la sécurité d'approvisionnement aux meilleures conditions possibles pour les citoyens.
10.05 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): D'où la nécessité d'un plan global et pluriannuel, que nous sommes les premiers à défendre. Je me réjouis donc de vos plans.
Cela dit, le mécanisme que vous voulez mettre en œuvre peut-il être mis à l'abri d'idées défendues par certains producteurs et portant sur la production chez nous et en France? C'est moins cher de construire une centrale de gaz en Belgique. Ils pourraient en effet venir profiter des aides accordées ici ou intervenir dans les difficultés d'approvisionnement que la France pourrait connaître. Je m'interroge parfois sur les stratégies de certains groupes et sur les fermetures ou projets d'ouverture qu'ils soutiennent. Cela vaut peut-être la peine d'y réfléchir.
10.06 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: C'est l'un des éléments ayant guidé notre réflexion.
Nous savons qu'aujourd'hui, il y a très peu d'investisseurs purement belgo-belges. Soit il s'agit d'investisseurs belgo-belges dans des grands groupes européens, soit il s'agit de groupes européens avec des filiales ou des investisseurs en Belgique. Dans le renouvelable, il y a encore un ou deux investisseurs belgo-belges, mais dans le non-renouvelable, franchement non!
Cela signifie que ces groupes vont examiner les investissements les plus rentables. La majorité d'entre eux regardent en dehors de la plaque sur laquelle nous nous situons en matière de marché de l'électricité. À choisir, je préfère que ce soit en Belgique qu'à l'étranger. En effet, en termes de sécurité d'approvisionnement, dépendre de l'étranger engendre une capacité maximale d'interconnexion, qui a augmenté, mais ce sera toujours le prix qui va le déterminer. À un moment donné, d'autres pays proposeront davantage et cette capacité d'interconnexion leur sera dévolue. Aussi ne peut-on pas y compter.
Le 17 janvier, nous n'importions pas un maximum de ce que nous aurions pu importer de France, parce que la France, à ce moment-là, proposait un prix supplémentaire et parce que nous n'avons pu nous aligner totalement, car les appels des centrales sont parvenus le jour même. En termes de prix, nous étions limités. Voilà autant d'éléments qui perturbent le marché.
C'est également la raison pour laquelle, afin d'éviter toute spéculation à venir les installer en Belgique pour "pomper un système assurantiel", ce mécanisme sera plafonné à un maximum de mégawatts défini. Pour ce faire, nous recourrons à un appel d'offres. Donc ce mécanisme assurantiel ne sera octroyé qu'à ceux qui auront présenté la meilleure offre, le meilleur coût possible pour les citoyens. Et ce n'est pas une seule capacité dans laquelle on est payé à produire. Il s'agit d'un mécanisme assurantiel. Cela signifie que malgré le fait que c'est vous qui avez fait la meilleure offre, que ce maximum de mégawatts disponibles est déterminé, si vous n'êtes pas un tant soit peu rentable, alors un mécanisme assurantiel interviendra. Telle est la logique.
10.07 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je suis impatiente de pouvoir discuter du plan concret avec vous.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Dan zijn wij, in deze lege commissie, aanbeland bij een vraag van mezelf. Ik vermoed dat het geen probleem is dat ik die stel van op de voorzitterstoel.
11 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de nucleaire provisies en de investering in Powertech Uranium" (nr. 17062)
11 Question de M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les provisions nucléaires et les investissements dans Powertech Uranium" (n° 17062)
11.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, eind maart stond in De Tijd dat Synatom 19,2 miljoen euro heeft verloren door een investering in het Canadese mijnbedrijf Powertech Uranium. Dat geld moest worden bijgestort door Electrabel.
Voor mij is dat voorval een aanleiding om nog eens in debat te treden, in afwachting van concrete plannen rond het beheer van de provisies en rond het functioneren van Synatom.
Mijnheer de staatssecretaris, om welke reden werd in 2008 beslist om te investeren in een bedrijf dat de nodige exploitatiecontracten nog niet had?
Welke langetermijncontracten lopen er momenteel tussen Synatom en de verschillende producenten van brandstof voor kernenergie? Bent u op de hoogte van andere strategische investeringen van Synatom? Zo ja, welke zijn dat dan? Ik vermoed dat u daar een zicht op hebt via uw vertegenwoordigers.
Hoe groot is het kapitaal en welk percentage van het provisiefonds wordt geïnvesteerd in zogenaamde strategische beleggingen? Hoe verklaart u de stijging van beleggingsuitgaven van 2011 ten opzichte van 2010?
Op welke structurele basis bezorgt Synatom financiële informatie aan de Commissie voor nucleaire voorzieningen? Wanneer werd de Commissie voor nucleaire voorzieningen op de hoogte gebracht van deze verkeerd gelopen belegging?
Welke initiatieven zult u ontwikkelen om het toezicht en de controle op het beheer van de nucleaire provisies te verbeteren? U weet dat het Parlement – niet alleen de fracties van de oppositie, maar ook die van de meerderheid – daarvoor al enige tijd vragende partij is.
Wanneer en waarom werden de vorige regeringsvertegenwoordigers in de Commissie voor nucleaire voorzieningen vervangen?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
11.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U stelt zeven vragen, ik heb zeven antwoorden.
Ten eerste, sedert 2003 had Synatom vastgesteld dat zijn strategische bescherming verminderde omdat de nieuwe langetermijncontracten die door de uraniumproducenten aan hem werden voorgesteld alleen nog hoge prijzen betrof met weinig soepelheid en met beschermingsclausules in het voordeel van de producent. De langetermijnprijzen zaten in stijgende lijn en hebben in juni 2007 hun maximum bereikt.
Om deze marktevolutie tegen te gaan, heeft Synatom in september 2007 voorgesteld om te investeren in Powertech Uranium Corp. om zijn bevoorradingsnoden te dekken, naast de gebruikelijke aankoop op lange termijn en de aanvulling met aankopen op de spotmarkt.
De keuze voor Powertech Uranium creëerde de mogelijkheid van een belangrijke deelname aan interessante financiële voorwaarden waardoor de bevoorrading kon worden verzekerd op deze gespannen markt.
Ten tweede, de bevoorrading van brandstof voor de Belgische nucleaire centrales is een opdracht die losstaat van het beheer van de nucleaire voorzieningen. Commerciële contractuele gegevens zijn vertrouwelijk. De verbintenissen in het raam van deze opdracht hebben geen gevolgen voor de hoogte van de nucleaire voorzieningen.
Synatom heeft een minderheidsaandeel van 11,11 % in het bedrijf Eurodif, een bedrijf dat uranium verrijkt via gasfusie, en dat zijn activiteiten, zoals gepland, in 2012 heeft stopgezet. Er is dus geen bijhorende boekwaarde meer opgenomen voor deze participatie in de balans van Synatom.
Ten derde, de nucleaire voorzieningen bedroegen eind 2012 6,931 miljard euro. Hiervan wordt niets meer geplaatst aan deelnemingen in bedrijven.
In 2011 werd het deel van de nucleaire voorzieningen dat door EDF Luminus werd ontleend, teruggestort aan Synatom. Dat was het gevolg van de beslissing van de handelsrechtbank van Brussel, die oordeelde dat EDF Luminus niet voldeed aan de leningsvoorwaarden zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 11 april 2003. Het overeenstemmende deel van de voorzieningen werd door Synatom geplaatst in obligaties. Hierdoor stegen de bedragen in de rubriek “beleggingsuitgaven” in 2011.
Ten vierde, de wet van 11 april 2003 voorziet in artikel 7, § 1 in een aantal structurele rapporteringen. Tot nu toe werden alle rapporteringsmomenten voor de verschillende soorten gegevens steeds gerespecteerd.
Ten vijfde, er wordt jaarlijks over de investeringen gerapporteerd aan de Commissie voor nucleaire voorzieningen. De evolutie van de investeringen in Powertech Uranium werd verscheidene malen besproken in de commissie.
Ten zesde, de huidige wetgeving moet op meerdere vlakken worden versterkt en niet enkel wat de voorzieningen voor kerncentrales betreft. Zoals ik vroeger reeds heb aangegeven, wordt een coherent kader uitgewerkt.
Ten zevende, het koninklijk besluit van 10 juni 1994 tot invoering ten voordele van de Staat van een bijzonder aandeel in Synatom, bepaalt dat de minister bevoegd voor Energie, twee regeringsvertegenwoordigers aanstelt bij de raad van bestuur van Synatom. Vorig jaar was er slechts één vertegenwoordiger en daarom heb ik begin dit jaar het initiatief genomen om twee regeringsvertegenwoordigers aan te stellen, zodat de vertegenwoordiging verzekerd is.
11.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik vind dit geen mooie aflevering in de geschiedenis van Synatom. Volgens mij oefenden dezelfde personen enkele elkaar overlappende functies uit bij Synatom en Powertech Uranium, wat het nog minder fraai maakt. Die bladzijde is nu omgedraaid.
Andermaal is dat een aanmoediging om van de wetgeving op het vlak van provisies snel werk te maken. Die wetgeving moet worden bijgestuurd. Daarover heb ik al meerdere vragen gesteld en collega Lalieux heeft daar ook al op gehamerd.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de oprichting van energiepunten in postkantoren" (nr. 17597)
12 Question de M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la création de points énergie dans les bureaux de poste" (n° 17597)
12.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, dit is een constructief voorstel van de groene oppositie. Ik heb uw collega Labille ondervraagd over de samenwerking tussen GDF Suez en bpost. Die samenwerking bestaat al enige tijd. Het contract werd, zonder marktbevraging, in 2003 afgesloten.
Uw collega was nogal voorzichtig in het geven van informatie over die samenwerking. Ik heb wel begrepen dat het gaat om een contract van onbepaalde duur, dat jaarlijks opzegbaar is. Het gaat om het aanbieden van diensten van GDF Suez in 39 postkantoren, wat GDF Suez toch een belangrijk concurrentieel voordeel oplevert. Men moet zelf geen eigen punten organiseren, men kan op het netwerk van bpost terugvallen in nogal wat steden en gemeenten.
Personeelsleden van bpost hebben daarvoor een opleiding gevolgd. Een veertigtal personeelsleden, gerekend in FTE’s, wordt dagelijks ingezet om die dienst te verzekeren. Daarvoor werd een overeenkomst opgesteld. Het gaat om een belangrijk voordeel dat andere marktspelers niet hebben. Ik vind dat dit contract moeilijk te rijmen valt met de ambities die u en de heer Vande Lanotte formuleren op het vlak van concurrentie op de leveranciersmarkt.
Hoe kijkt u naar die overeenkomst? Ze is jaarlijks opzegbaar. Ze zou dus een andere invulling kunnen krijgen. De invulling waaraan ik en onze fractie denken is de omvorming van die GDF Suezpunten tot energiepunten, waar men permanent informatie kan krijgen op het vlak van switchen, waar men contact kan opnemen met de Ombudsdienst voor Energie en eventueel informatie kan krijgen op het vlak van energie-efficiëntie. Zo worden dat punten waarvan iedereen beter wordt en waar uw beleid vorm kan krijgen, veeleer dan punten waar de concurrentiepositie van een monopolist wordt bestendigd.
Wat is uw mening over dat contract? Bent u bereid om daarover met de heer Labille in gesprek te gaan? Ziet u iets in het voorstel om te komen tot echte energiepunten om de mobiliteit op de leveranciersmarkt nog aan te zwengelen en de positie van de energieconsument te versterken?
12.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Calvo, ik ben niet op de hoogte van het bewuste dossier. Ik heb tussen het moment waarop u de vraag hebt ingediend en vandaag niet voldoende informatie kunnen vergaren om op uw vraag te antwoorden.
Het gaat hier immers om een dossier dat tegelijk op Overheidsbedrijven, Consumentenzaken en Energie betrekking heeft. Ik heb natuurlijk reeds met mijn collega’s-ministers en hun administratie contact opgenomen. Ik zal u ter zake informeren.
Ik heb voor het ogenblik echter niet meer informatie. Ik ben evenwel zeker dat u ons over het dossier zal blijven ondervragen. Tot op heden heb ik echter geen bijkomende, zekere informatie, om u meer in te lichten.
12.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik neem het u niet kwalijk. De vraag is ook laattijdig ingediend.
Het contract op zich is, strikt genomen, natuurlijk een bevoegdheid van de heer Labille, aan wie ik ook een opvolgingsvraag heb gesteld. Het betreft niettemin een dossier dat ook u moet bekijken. Daarom heb ik ook de vraag gesteld. Het is ook de rol die wij als oppositiefractie moeten spelen.
Ten eerste, het is geen gezonde zaak dat het contract jaarlijks wordt vernieuwd zonder dat er enige vorm van marktbevraging plaatsvindt. Dat is een zaak voor de heer Labille.
Ten tweede, een en ander valt moeilijk te rijmen met een aantal doelstellingen die ook u formuleert en die ook u beweert te ondersteunen.
In die zin lijkt mij het idee om er echte energiepunten van te maken, eventueel via een samenwerkingsakkoord – waarbij ook de regionale regulatoren kunnen worden betrokken en waarbij het regionaal beleid deels kan worden geëtaleerd of kan worden aangesproken – een heel sterk verhaal.
De heer Vande Lanotte speelt met het idee om tot één ombudsdienst voor verschillende sectoren te komen. Ook zijn idee zou in het dossier een plek kunnen krijgen.
Men zou daarbij de ombudsdiensten kunnen decentraliseren, met verschillende fysieke punten. Dat lijkt mij in alle eerlijkheid veel interessanter. Ik heb er geen wetenschappelijke gegevens over, maar als ik in mijn eigen stad zie wie het PostPunt van GDF Suez bezoekt, dan gaat het vooral over oudere mensen, mensen die de V-test online niet invullen. Dit is een belangrijke vorm van marktmacht voor GDF Suez, een belangrijke manier om hun historisch cliënteel te behouden. Wil men dit in beweging zetten, dan moet men iets anders doen met die punten. Dit is dan ook een oproep die u mag oppikken, want als u dit communiceert, zal het veel meer ampleur krijgen. Ik zou echter wel graag hebben dat in de toekomst een en ander verandert.
12.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik meen dat dit meer onderzoek verdient. Zonder duidelijke informatie zal ik mij hierover niet uitspreken. De vraag rijst of dit kan worden gedaan door bpost en zo ja, onder welke voorwaarden. Dat moet worden nagegaan. Dat kan ik binnen mijn bevoegdheid doen.
12.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik ben al blij dat u het voorstel wenst te onderzoek. Het contract met GDF Suez is jaarlijks opzegbaar. Als u wilt komen tot fysieke energiepunten waar bijvoorbeeld federale en regionale energieregulatoren, de Ombudsdienst voor Energie of zelfs de eengemaakte ombudsdiensten een rol kunnen spelen, dan kan dit niet van vandaag op morgen worden gerealiseerd. Dit is dan ook een aanbeveling om dit proces in gang te zetten en in elk geval deze optie te bekijken.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.17 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.17 heures.