Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Vendredi 26 avril 2013 Après-midi ______ |
van Vrijdag 26 april 2013 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 15.26 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
La séance est ouverte à 15.26 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.
De voorzitter: Collega’s, aan de agenda staat een aantal vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Vraag nr. 15968 van mevrouw Genot die al eens is uitgesteld, komt te vervallen, tenzij zij in extremis nog binnenkomt.
Ik herinner eraan dat u twee minuten heeft voor de vraag, twee minuten voor het antwoord en een minuut voor de repliek. Het is geen apothekerszaak, maar als dat min of meer in acht wordt genomen, zou u mij zeer verplichten.
01 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de kostprijs van een nucleaire ramp" (nr. 16090)
01 Question de M. Kristof Calvo à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le coût d'une catastrophe nucléaire" (n° 16090)
01.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de eerste vraag in een relatief lange rij handelt over de kostprijs van een eventuele nucleaire ramp. Laten wij hopen dat wij zoiets nooit moeten meemaken.
Het is een onderwerp dat niet helemaal nieuw is in deze commissie. Er werd eerder al een ballonnetje opgelaten, zelfs vertaald in een resolutie door collega Vanvelthoven en anderen, om in kaart te brengen wat een nucleaire ramp onze samenleving zou kosten en welke sociaal-economische impact die zou hebben. In ons land zijn wij daar voorlopig nog niet aan toegekomen.
In Frankrijk heeft men recent wel zo’n studie uitgevoerd. Het Franse Institut de Radioprotection et de Sûreté Nucléaire heeft zo’n oefening gedaan. Zij schatten de kosten van een groot kernongeval, van niveau 6 of niveau 7 op de INES-schaal, op circa 400 miljard euro, vergelijkbaar met de impact van een regionale oorlog en maar liefst 20 % van het Franse bbp.
Die Franse studie is voor mij een aanleiding om uw opnieuw een aantal vragen te stellen.
Heeft de regering weet van dat onderzoek? Kunnen de resultaten ervan ook op België toegepast worden? Is een dergelijk onderzoek ook in ons land gepland? Wie zal dat onderzoek uitvoeren? Op welke termijn? Zou de kostprijs van een dergelijke ramp in België van dezelfde orde zijn? Op welke manier kan de samenleving zich daarop voorbereiden?
01.02 Minister Joëlle Milquet: Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle heeft kennisgenomen van de informatie die over de studie beschikbaar is op de website van het Franse Institut de radioprotection et de sûreté nucléaire. Het agentschap is echter niet in het bezit van de volledige studie. Het is blijkbaar op aansturen van de uitbater van de Franse kerncentrales dat het IRSN een studie heeft opgezet om de aard en de omvang te ramen van de economische schade als gevolg van een grootschalig nucleair ongeval in een van de Franse kerncentrales. Indien de Franse elektriciteitproducent inderdaad de opdrachtgever en financier is van de studie, moet zijn akkoord wellicht worden verkregen voor het vrijgeven van de integrale studie, en natuurlijk zullen wij daartoe stappen doen.
Tot nu toe bestaat er bij mijn weten geen wetenschappelijke studie over hetzelfde onderwerp. Het nut van een ISRN-studie aangepast aan de Belgische situatie en aan de bijzondere kenmerken van onze nucleaire sites te Doel en Tihange, lijkt mij niet zinvol. Vanuit een louter intellectueel standpunt is elke vergaring van informatie uiteraard welkom, maar de resultaten moeten ook dienstig zijn voor een vooropgezet operationeel doel. Ik zal een gesprek met het FANC hebben over het nut van zo’n wetenschappelijke studie in België.
Indien het doel is om de nucleaire noodplannen voor Doel en Tihange te optimaliseren, wat actueel aan de gang is, dan zijn andere studies, gebaseerd op potentiële impactscenario’s, meer prioritair dan het in beeld brengen van het economische schadepatroon. Bij de uitwerking van de noodplannen houdt men trouwens rekening met de sociaal-economische gevolgen van mogelijke noodsituaties en van de maatregelen die zich ter bescherming van de bevolking in voorkomend geval opdringen.
Dat aan de maatregelen een economisch prijskaartje verbonden zal zijn, is onvermijdelijk, net als aan noodsituaties door andere risico's.
01.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik begrijp dat het FANC op dit moment een heleboel andere opdrachten heeft, die meer prioriteit lijken te hebben. Ik heb daar begrip voor, hoewel ik er een groot voorstander van ben dat de kostprijs van een nucleaire ramp in ons land in kaart zou worden gebracht.
U sluit de deur niet helemaal. U zegt dat u een gesprek zult voeren met het FANC. Ik hoop dat u dat gesprek zult voeren met de ambitie om op zo kort mogelijke termijn een dergelijke studie uit te voeren. Ik vind het belangrijk dat wij als samenleving beschikken over de juiste informatie. Zo kan het maatschappelijk debat over de manier waarop wij energie willen opwekken, en over de veiligheidsvereisten die wij met zijn allen stellen, beter verlopen.
Ik wil u dus vragen dat u een dergelijke studie een plaats geeft in de takenplanning van het FANC, en dat op korte termijn.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le suivi policier des viols" (n° 15968)
02 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de follow-up van verkrachtingszaken door de politie" (nr. 15968)
02.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, la question des viols et du suivi de ceux-ci est importante. Le Sénat y a d’ailleurs consacré, à l’occasion de la Journée de la femme, une journée particulièrement intéressante. Nous avons également pu suivre une enquête en la matière à travers le cas malheureux d’une dame à qui tous les frais d’expertise et d’enquête policière ont été réclamés, car le violeur n’avait pas été retrouvé.
Nous avons aussi entendu le témoignage d'un policier namurois. Il nous expliquait qu’après le troisième viol, il avait été décidé d’enfin prendre le problème à bras-le-corps et de constituer une équipe! C’est alarmant, car de nombreux faits, qui sont isolés, revêtent pour les citoyens énormément d’importance. De plus, ils ne se commettent pas toujours dans la même zone de police. Je pense qu’un certain nombre de délinquants peuvent agir dans plusieurs zones de police sans que l’échange d’informations ait lieu et que le dossier ne devienne prioritaire.
Aussi, madame la ministre, quelle est la priorité accordée au suivi des viols dans le travail policier? Des actes simples comme la recherche de toutes les images des caméras privées (stations d’essence, immeubles, etc.) comme publiques aux alentours devraient être effectués rapidement et systématiquement avant l’effacement des images. Pourquoi n’est-ce pas toujours le cas? Quelles sont les instructions en la matière? Quelle est la formation des policiers pour le suivi de ces affaires? Qui a suivi cette formation? Lors du colloque, nous avons constaté qu’il existait d’excellentes formations sur le sujet. Pour l’instant, elles n’ont concerné qu’un petit nombre de policiers.
Toutes les zones comptent-elles une cellule ou un/une policier/policière de référence pour les affaires de viol? Quels sont les échanges de données entre zones sur les affaires de viol pour tenter de regrouper les affaires semblables?
En matière de prélèvement des preuves, dans certaines zones, il est renvoyé vers les hôpitaux et le kit d'agression; dans d'autres, un médecin médico-légal effectue le constat et les prélèvements. Quelle est l'évaluation de ces deux méthodes? Le kit d'agression ne prévoirait pas le prélèvement de certains indices (essuyage des mains du violeur sur les cuisses de la victime, etc.). Quels sont les devoirs effectués systématiquement et facultativement avec ce kit? Quelle est la formation des intervenants à ce kit?
Au niveau du prélèvement des preuves ADN, comment expliquer que certains vêtements ne sont demandés que de longs mois plus tard? On s’en doute, les preuves sont beaucoup plus difficiles à retrouver et les victimes se sont parfois débarrassées de certains éléments. Quel est le délai pour l'analyse ADN après demande? Les preuves ne souffrent-elles pas de ces longs délais? Comment explique-t-on qu'on analyse parfois des zones peu susceptibles d'avoir été en contact avec les mains du violeur (le bas du pantalon) et non celles qui le sont comme le haut du pantalon (les boutons, etc.)? Manifestement, sur le terrain, les difficultés sont bien nombreuses.
02.02 Joëlle Milquet, ministre: Chère collègue, si je devais répondre à toutes les questions, cela constituerait un précis de droit et de pratique pénale et judiciaire. Elles sont toutes intéressantes, mais elles relèvent à 85 % de la justice et de la police exécutant aussi les décisions des magistrats et du parquet. Cela devient commun, c'est le cas tous les jours dans les dossiers.
Cette question a été déposée avant ce grand colloque. Vous avez entendu toutes les recommandations que nous y avons émises. Je trouvais très important de le faire avec les ministres de la Santé et de la Justice. Il y a tout l'aspect de l'accueil dans les hôpitaux, de la présence ou non d'un kit d'outils ADN complet.
Nous avons des responsabilités collectives. Nous avons d'abord travaillé ensemble pour énoncer les différentes recommandations. Il s'agit maintenant de les mettre sous forme de directives à l'égard de nos différents services. Il y a des aspects police, justice et santé.
Une série d'éléments doivent parfois être rencontrés. Un exemple en est l'utilisation des images privées, qui dépend évidemment de ce que demande un juge d'instruction dans une enquête. Nous ne pouvons pas rédiger un guide de conduite à l'usage des juges d'instruction leur disant comment gérer leurs enquêtes; cela irait à l'encontre de la séparation des pouvoirs
Mais tout cela est indispensable. Nous allons essayer, avec les deux autres ministres concernées, qui sont également très motivées, de répondre à ces différents éléments par la précision de notre circulaire, sur base des recommandations que Mmes Onkelinx et Turtelboom et moi-même avions exprimées lors de ce colloque.
02.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, voilà une réponse très courte après autant de mois! Vous nous annoncez des directives, je reviendrai donc vers vous dans un mois pour savoir concrètement ce qui s'est fait.
Les recommandations de ce colloque étaient très intéressantes, mais elles n'étaient pas hiérarchisées. Il est important de décider à un moment donné de faire telle action dans tel délai, parce que sinon nous allons continuer à rester dans le vague.
Je vais également interroger votre collègue de la Justice car bien souvent les juges d'instruction ont l'air d'être découragés par ces affaires.
Il n'y a pas systématiquement de juge d'instruction désigné dans chaque arrondissement pour les viols. Quand il y en a un, la prise en main se fait parfois plusieurs semaines après les faits. C'est alors trop tard! Toutes les traces, toutes les vidéos, tout a disparu!
Les viols sont des faits graves. On a besoin que cela bouge!
02.04 Joëlle Milquet, ministre: (…) (hors micro) qui hélas ne sont pas dans mon dossier mais qui sont très concrètes.
On prépare une circulaire pour les rendre impératives. L'idée est d'avoir un magistrat de référence, une équipe policière de référence, etc.
02.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Si les recommandations pouvaient être transmises au secrétariat de la commission, ce serait déjà un premier pas pour pouvoir réaliser un monitoring.
02.06 Joëlle Milquet, ministre: Ce sera fait ce jour.
02.07 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je vous remercie.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de IRRS-audit over het FANC" (nr. 16092)
03 Question de M. Kristof Calvo à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'audit IRRS sur l'AFCN" (n° 16092)
03.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in uw beleidsnota Binnenlandse Zaken zijn er niet bijzonder veel elementen omtrent nucleaire veiligheid opgenomen. Een van de elementen die wel deel uitmaakt van uw beleidsnota, is het voornemen om een IRRS-audit te organiseren, een initiatief dat ontstaan is in de schoot van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie.
De procedure van die audit zou zijn opgestart, zo heb ik begrepen. Er zou een pre-assessment hebben plaatsgevonden en daaruit zouden ook al enkele actiepunten naar voren gekomen zijn voor de werking van het FANC.
Ik vind die audit interessant om te kunnen nagaan waar het FANC staat en welke de verbeterpunten zijn om de werking te optimaliseren. Gelet op de actualiteit, lijkt mij dat geen overbodige luxe. Ik ben dus wel benieuwd naar dat proces en naar de actiepunten die in dat proces worden geformuleerd door derden.
Mevrouw de minister, daarom heb ik in deze fase de volgende vragen.
Wat is de stand van zaken van die audit?
Welke aspecten van de werking zullen worden geëvalueerd? Dat is mij niet helemaal duidelijk.
Wat zijn de conclusies van het pre-assessment? Kan het Parlement beschikken over dat document?
Tot slot, welke actiepunten zijn er geformuleerd naar aanleiding van dat eerste assessment? Kan het Parlement ook over dat document beschikken?
03.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Calvo, de IRRS-procedure omvat inderdaad een zelfevaluatie die voorafgaandelijk aan de eigenlijke zending dient te worden uitgevoerd. Het agentschap heeft proactief dergelijke interne auto-evaluaties georganiseerd in 2011 en 2012 met het oog op het opstellen van een eerste draft van actieplan.
Deze evaluatie is momenteel in herziening. De IRRS-procedure schrijft voor dat de resultaten ervan ten laatste twee maanden voor de eigenlijke missie aan het IAEA moeten worden bezorgd.
Een voorbereidend bezoek van een delegatie van het Internationaal Atoomenergieagentschap zal tussentijds plaatsvinden in de loop van de maand mei. De resultaten van de zelfevaluatie en van het bijhorend actieplan, die dus beiden momenteel nog in herziening zijn, zullen officieel aan het IAEA worden bezorgd tegen 30 september 2013, zoals voorgeschreven door de procedure die het verloop van een IRRS vastlegt.
Het internationaal team van experts zelf zal in de loop van de maand december gedurende twee weken bij het FANC neerstrijken. De gevraagde doorlichting is van het type full scope en beslaat de volledige werking van zowel het agentschap zelf als van zijn technisch filiaal Bel V.
03.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Er is mij iets niet helemaal duidelijk. Ik had begrepen dat er al een voorbereidend bezoek had plaatsgevonden, dat er dus niet alleen sprake is van een zelfevaluatie uitgevoerd door het FANC, maar dat het Internationaal Atoomenergieagentschap ook al een werkbezoek heeft gebracht aan het FANC, dat daaruit een aantal aanbevelingen was voortgekomen en dat nadien een volledige oefening zou plaatsvinden.
Ik begrijp uit uw antwoord dat een dergelijk werkbezoek nog niet heeft plaatsgevonden, dat er alleen nog maar een interne oefening door het FANC is gebeurd. Dat is wat spanning op de informatie die mij eerder heeft bereikt.
03.04 Minister Joëlle Milquet: Het bezoek van een delegatie van het Internationaal Atoomenergieagentschap zal binnen een drietal weken, in mei, plaatsvinden. Dat is al gepland.
03.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik had begrepen dat er al een bezoek had plaatsgevonden, dat er al een pre-assessment was gebeurd, dat daaruit ook al een aantal actiepunten waren voortgevloeid. Ik nodig u uit om dat nog eens te bekijken en u daar nog eens over te bevragen. Ik kan eventueel dan later nog een nieuwe parlementaire vraag stellen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 16179 van mevrouw Warzée-Caverenne wordt uitgesteld. Hetzelfde geldt voor vraag nr. 16181 van mevrouw Jadin. Vraag nr. 16201 van de heer Degroote wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Hetzelfde geldt voor vraag nr. 16227 van de heer Thiébaut. Vraag nr. 16260 van mevrouw Temmerman wordt uitgesteld. Vraag nr. 16283 van de heer Van Hecke wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 16601 van mevrouw Lahaye-Battheu wordt uitgesteld. Vraag nr. 16268 van de heer De Clercq wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 16336 van de heer Logghe wordt omgezet in een schriftelijke vraag, evenals zijn vraag nr. 16341 en de samengevoegde vraag nr. 16459 van mevrouw Slegers is zonder voorwerp. Vraag nr. 16349 van de heer Logghe wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 16384 van mevrouw Jadin wordt uitgesteld. Vragen nrs. 16385 en 16386 van de heer Logghe worden omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 16422 van de heer Veys wordt uitgesteld. De samengevoegde vragen nr. 16429 van mevrouw Lahaye-Battheu en nr. 16443 van mevrouw Temmerman worden uitgesteld. Vragen nrs. 16475, 16476 en 16477 van mevrouw Dumery worden uitgesteld. Vraag nr. 16483 van de heer Van den Bergh wordt uitgesteld.
Dat brengt ons opnieuw bij de heer Calvo met zijn vraag over de opvolging van de aanbevelingen van het FANC omtrent de veiligheid bij Belgoprocess.
03.06 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik heb twee elementen van procedurele aard. Ten eerste, collega Gilkinet is gehaast. Ik wil hem dan ook met veel plezier voorrang geven.
Ten tweede, de commissie is slecht begonnen met een minister die wellicht om goede redenen een half uur te laat was. Ik meen ook dat wij moeten vaststellen dat de opkomst vandaag schandalig is. Ik heb een aantal collega’s de laatste weken horen klagen over het feit dat er nog zoveel vragen onbeantwoord waren. Er wordt een extra commissievergadering belegd, maar dit is geen reclame voor het Parlement en het zorgt ook niet voor een draagvlak bij de regering om op een deftige manier antwoorden te komen geven.
U mag in het verslag dan ook laten opnemen dat ondergetekende deze manier van werken betreurt. Iedereen kan al eens afwezig zijn. Ik ben ook al eens afwezig geweest. Dit is evenwel een collectief falen en ik vind dat jammer.
De voorzitter: Waarvan akte, mijnheer Calvo.
Monsieur Gilkinet, vous n'avez qu'une seule question à poser?
03.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Oui, monsieur le président, à savoir la question n° 16553 au point 26. Ma question n° 17378 au point 73 sera transformée en question écrite. Je dois joindre le premier ministre à 16 h 00. C'est pourquoi j'aimerais poser ma question maintenant.
04 Question de M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les déclarations du bourgmestre de Ciney" (n° 16553)
04 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de uitspraken van de burgemeester van Ciney" (nr. 16553)
04.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je partage totalement le point de vue de mon collègue Kristof Calvo sur le côté surréaliste et peu satisfaisant de l'organisation des travaux. Je n'en veux pas au président en disant cela.
Madame la ministre, dans la presse et lors de la séance du conseil communal du lundi 25 février, le bourgmestre de Ciney, M. Jean-Marie Cheffert, s'est livré à des déclarations étonnantes et inacceptables, tant sur la forme que sur le fond.
Faisant état de l'existence à Ciney de "zones de non-droit", M. Cheffert a annoncé sa volonté d'éradiquer "une certaine faune" et affirmé qu'"il y aura aussi des contrôles d'identité sur base, et je l'assume, du délit de sale gueule" et, enfin, que "nous ne sommes pas une commune à bras ouverts pour un certain type de population". Voulant semble-t-il s'inspirer du récent exemple anversois, le bourgmestre a également indiqué qu'il ne serait "pas contre le fait d'augmenter le droit d'inscription des étrangers" qui "de plus en plus choisissent Ciney comme base CPAS".
Selon moi et selon mes collègues locaux, les projets du bourgmestre et les termes utilisés pour les expliciter sont particulièrement choquants de la part du premier magistrat de la commune en ce qu'ils vont à l'encontre des principes d'égalité et de non-discrimination qui constituent les fondements d'un État de droit.
Madame la ministre, pouvez-vous m'indiquer quelle est votre position par rapport aux propos repris ci-dessus? Comment comptez-vous réagir suite à ces propos? N'y a-t-il pas lieu de rappeler à l'ordre le bourgmestre de Ciney? Enfin, l'autorité communale est-elle habilitée à supprimer la possibilité pour un citoyen d'accéder à une adresse de référence sur son territoire pour "un délit de sale gueule", si je puis l'exprimer ainsi?
04.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur Gilkinet, vous comprendrez aisément que les propos que vous rapportez cadrent également très mal avec ma vision de la société. À titre personnel, je ne peux que les regretter.
Cela étant dit, nous sommes dans un État de droit qui évolue selon les réformes institutionnelles. Celle de 2001 a conféré aux Régions des compétences relatives aux pouvoirs locaux. Je pense notamment à la tutelle sur les bourgmestres et les communes en Région wallonne, qui relève en l'occurrence de M. Furlan, ministre des Pouvoirs locaux, de la Ville et du Tourisme du gouvernement wallon – auquel votre formation participe, au demeurant. C'est donc à lui qu'il conviendrait d'adresser ces questions.
S'agissant de la notion d'adresse de référence,
je me contenterai d'un petit rappel juridique. Elle est définie à
l'article 1er, § 2, alinéa 2, de la loi du
19 juillet 1991, qui dispose que "les personnes qui,
par manque de ressources suffisantes n'ont pas ou n'ont plus de résidence et
qui, à défaut d'inscription dans les registres de la population, se voient
privées du bénéfice de l'aide sociale d'un centre public d'aide sociale ou de
tout autre avantage social, sont inscrites à l'adresse du
centre public d'aide sociale de la commune où elles sont habituellement
présentes". Conformément à l'article 20 de l'arrêté royal du
16 juillet 1992, entrent en considération pour l'inscription les
personnes qui, n'ayant pas ou plus de résidence, sollicitent l'aide sociale au
sens de l'article 57 de la loi organique du 8 juillet 1976 ou le
minimum de moyens d'existence prévu par la loi du 7 août 1974 instituant
le droit à un minimum de moyens d'existence. Donc, il est bien explicité que,
lorsque les personnes ne disposant pas ou plus de résidence sollicitent l'aide
sociale, elles sont prises en considération pour l'inscription à l'adresse d'un
CPAS.
Cependant,
les litiges portant sur les adresses de référence ne sont pas de mon ressort.
Quant à la manière de les trancher et de déterminer la résidence principale
pour permettre éventuellement d'y accéder, elle relève de la compétence des
tribunaux ordinaires.
S'agissant de la prise en charge des secours par les CPAS, cette compétence ressortit à Maggie De Block, qui sera sans doute ravie de pouvoir vous apporter des éléments complémentaires.
C'est une chose qui relève de la tutelle régionale wallonne et de la législation sur les CPAS.
En ce qui concerne le fond, je ne partage pas les propos qui ont été tenus.
04.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. Je note qu'une autorité ne peut refuser la domiciliation dans le cas de demande d'aide sociale d'une personne sans domicile. Si elle le fait, il faut recourir aux tribunaux et vous conviendrez que ce n'est pas la chose la plus simple quand on est dans une telle situation de détresse.
Je suis ravi que vous condamniez les propos de M. Cheffert et je n'en attendais pas moins. Je ne suis pas membre du Parlement wallon mais je peux contacter l'un ou l'autre collègue pour interroger le ministre Furlan. Je ne manquerai pas de demander l'avis de la secrétaire d'État De Block sur le sujet.
Je trouve qu'il s'agit de propos et d'intentions inacceptables que je combattrai autant que je peux, dans ce Parlement ou ailleurs.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de opvolging van de aanbevelingen van het FANC omtrent de veiligheid bij Belgoprocess" (nr. 16513)
05 Question de M. Kristof Calvo à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le suivi des recommandations de l'AFCN concernant la sécurité chez Belgoprocess" (n° 16513)
05.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ook deze vraag behandelt geen nieuw thema. Recent is er wel nog een belangrijke ontwikkeling geweest, met name de stresstestrapporten over de verschillende nucleaire sites. We komen daar straks nog op terug. De veiligheidproblematiek bij Belgoprocess is al langer bekend. Wij hebben eerder al van gedachten gewisseld over de kwestie, in de commissievergadering van 14 mei 2012, naar aanleiding van het toch wel heel kritische rapport van het FANC over Belgoprocess. Dat rapport kwam er na een flitsinspectie, een onaangekondigde controle bij Belgoprocess door het FANC. Ik zal de verschillende opmerkingen niet herhalen, maar het was duidelijk dat er een heleboel verbeteringen nodig waren.
Intussen zijn we een jaar verder. Het is dus belangrijk om even na te gaan wat er in tussentijd gebeurd is. Hebt u een echt actieplan afgedwongen? Hebt u een sterke houding gehanteerd en ook politiek die veiligheid voldoende opgevolgd?
Haalde Belgoprocess de vooropgestelde deadlines van het FANC? Werd het antwoord op de aanbevelingen als afdoende beschouwd door het FANC en de regering?
Zijn de actiepunten op korte termijn gehaald? Zijn de nodige gebouwen intussen vrijgemaakt van brandbare materialen en lokale besmettingen?
Zijn de structurele acties intussen uitgevoerd? Wat is de inschatting van de brandveiligheid een jaar na de signalisatie van de problemen? Is er al een oplossing op het terrein voor de verwerking en de opslag van het afval?
Werden er het afgelopen jaar op sommige terreinen nog vertragingen opgelopen? Hoe werd hiermee omgaan door de verschillende actoren, het FANC, de regering en Belgoprocess?
Op welke manier volgt het FANC zijn inspectie en de aanbevelingen uit 2012 op? Zijn er nieuwe volledige inspecties gepland?
05.02 Minister Joëlle Milquet: Volgens informatie ingewonnen bij het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, heeft Belgoprocess op tijd en op afdoende wijze geantwoord op de acties waarvan de uitvoering was opgelegd tegen 31 maart 2012 en 1 juli 2012. Alle actiepunten op korte termijn werden inderdaad gehaald.
De lokale besmettingen werden verholpen en het brandbaar materiaal werd uit de gebouwen verwijderd.
Er werden technische maatregelen uitgevoerd om de brandveiligheid in de installaties te verbeteren, zoals het installeren van bijkomend brandbestrijdingsmateriaal en het plaatsen van een earlywarningbranddetectiesysteem.
Er werd een actieplan opgesteld om het afval naar meer geschikte opslagplaatsen over te brengen en om het prioritair te verwerken. Reeds in 2012 werd gestart met het verwijderen en verwerken van het afval.
Het actieplan voor het verplaatsen, verwijderen en verwerken van afval loopt echter over meerdere jaren en wordt door het FANC en door zijn technisch filiaal Bel V opgevolgd.
Of de verstrekte antwoorden afdoende waren, is gecontroleerd aan de hand van een aantal technische documenten en actieplannen. Concrete acties op het terrein werden door het technisch filiaal Bel V geverifieerd.
Naast de systematische periodieke inspecties is er een specifieke inspectie op het terrein in 2013 gepland, om de uitvoering van het actieplan voor de verdere verwijdering en verwerking van het afval en de algemene staat van de installatie te evalueren.
Er kan ook nog altijd een parlementair bezoek worden georganiseerd. Ik zal de site binnenkort ook zelf nog bezoeken.
05.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik begrijp daaruit dat de acties op korte termijn – het laaghangend fruit zeg maar – zijn gerealiseerd en dat is een goede zaak. Op structureel niveau moet nog wel een en ander worden rechtgezet. Dat bewijst ook het rapport inzake stresstests voor die specifieke site. Daarin worden toch fundamentele opmerkingen gemaakt.
Ik onthoud eveneens dat er een inspectie wordt gepland in de loop van dit jaar. Ik juich de flitsinspecties toe, maar zijn het onaangekondigde bezoeken als ze 48 uur op voorhand worden aangekondigd? Bizar is dat vaststellingen bij een vorige inspectie van Belgoprocess niet werden rechtgezet, als men 48 uur op voorhand werd verwittigd van een nieuwe inspectie door het FANC.
Ik nodig u uit om voor inspecties in 2013, voor zowel Belgoprocess als andere sites, echt onaangekondigde bezoeken af te leggen. Dat is een heel verschil met een aankondiging dat men langskomt en samen wel zal zien.
05.04
Minister Joëlle Milquet: (…)
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 16514 van de heer Degroote wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Aan de orde zijn de samengevoegde vragen nrs. 16534 en 16594 van de heren Schiltz en Calvo.
05.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik heb aan de heer Schiltz beloofd dat ik deze vraag laat uitstellen.
De voorzitter: Aldus zal geschieden. Vraag nr. 16562 van mevrouw Galant wordt uitgesteld. Vraag nr. 16565 van de heer Logghe wordt omgezet in een schriftelijke vraag, net als de vragen nrs. 16575 en 16576 van de heer Degroote. Vraag nr. 16595 van de heer Clerfayt wordt uitgesteld.
06 Question de M. Damien Thiéry à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le respect par la commune de Chapelle-lez-Herlaimont des dispositions légales en matière de délivrance des cartes d'identité électroniques" (n° 16683)
06 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de naleving door de gemeente Chapelle-lez-Herlaimont van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de uitreiking van de elektronische identiteitskaart" (nr. 16683)
06.01 Damien Thiéry (FDF): Monsieur le président, j'arrive juste à temps. Je vois qu'on a trouvé un système pour traiter relativement vite les questions et réponses en commission de l'Intérieur!
Madame la ministre, ma question concerne le non-respect par la commune de Chapelle-lez-Herlaimont des dispositions en matière de délivrance des cartes d'identité électronique. C'est un souci auquel sont confrontés les citoyens chapellois depuis très longtemps, puisque déjà en 2008, ils avaient constaté qu'ils n'étaient plus systématiquement conviés à introduire eux-mêmes leur code personnel (les fameux codes PUK et PIN) lors de l'activation de leur carte d'identité.
Manifestement, la configuration des guichets en est la cause.
Les employés communaux activent les cartes des citoyens, même si ces derniers formulent une demande expresse, tout à fait légitime par ailleurs, pour tenter de faire respecter la procédure préconisée par vos services, qui ont adressé plusieurs courriers à ce sujet.
Comme vous le savez, les codes PUK et PIN sont strictement personnels et tous les citoyens doivent être invités à les utiliser de façon confidentielle. La situation engendrée par ce dysfonctionnement administratif récurrent paraît donc constitutive d'une atteinte à la vie privée. Le SPF Intérieur a pourtant mis en demeure à plusieurs reprises l'administration communale de procéder aux aménagements requis, sans succès
En conséquence, madame la ministre, pouvez-vous me faire savoir quelles mesures seront prises afin de faire en sorte que ces instructions soient scrupuleusement appliquées comme elles le sont dans les 261 autres communes wallonnes?
06.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je suis tout à fait d'accord avec vous et je partage votre intérêt pour Chapelle-lez-Herlaimont.
Le dysfonctionnement dont vous avez fait état n'est effectivement pas acceptable. Nous nous sommes rendu compte de la problématique via des demandes qui nous ont été adressées, dès 2008, pour que nous remédiions au problème. Il est apparu que la procédure dont question n'était plus respectée depuis que le public n'était plus autorisé à entrer dans le bureau en raison d'une agression du personnel par un citoyen.
La commune avait déclaré qu'elle comptait faire effectuer les travaux nécessaires afin de sécuriser les accès au public et permettre au citoyen d'introduire ses codes personnellement. L'idée était donc d'adapter les guichets. Le 1er septembre 2011, mon administration a effectué une nouvelle inspection à l'occasion de laquelle elle a pu constater que les travaux n'avaient toujours pas été effectués. Différents courriers de rappel ont été envoyés.
Avec le démarrage, en 2013, de la généralisation de la délivrance des titres de séjour biométriques à l'ensemble des communes du Royaume et l'installation de l'appareillage adéquat, il sera opportun de trouver des solutions définitives pour l'ensemble des dossiers. Je vais donc demander une nouvelle inspection de l'administration de l'Intérieur pour que cette dernière voie ce qu'il en est et quels sont les souhaits des intéressés. Sur base de la discussion qu'ils auront eue et des projets susceptibles d'être réalisés à très court terme, je verrai quel est le soutien que nous pouvons apporter. À défaut de projet, je prendrai les mesures qui s'imposent en collaboration avec mon collègue de la Région wallonne en vue de contraindre l'administration à avancer.
Nous sommes maintenant arrivés à la limite de l'acceptable dans un cadre consensuel. J'espère qu'à l'occasion de cette nouvelle inspection, mon administration constatera que des mesures ont été prises. Si cela s'avère nécessaire, nous ne manquerons pas d'apporter notre aide. Mais il faut maintenant que l'administration locale décide d'avancer.
06.03 Damien Thiéry (FDF): Madame la ministre, je vous remercie. Votre réponse me satisfait amplement. Je ne doute pas du tout de votre bonne volonté mais je doute plus de celle de l'administration ou du pouvoir politique communal de Chapelle-lez-Herlaimont. Comme vous l'avez dit, le jeu a assez duré. Il est temps de les rappeler à l'ordre et de faire le nécessaire pour que les citoyens puissent être servis comme il se doit.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 16695 van mevrouw Galant wordt uitgesteld. Wij wachten nog even op de heer Francken. Vragen nrs. 16730 en 17076 van de heer Logghe worden omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 17110 van mevrouw Galant wordt uitgesteld. Vraag nr. 16764 van de heer Maingain is zonder voorwerp. Vragen nrs. 16783 en 17304 van mevrouw Dumery en vraag nr. 16799 van mevrouw Slegers worden uitgesteld. Vraag nr. 16784 van mevrouw Dumery wordt ook uitgesteld. Het is nog even wachten op de heer Francken. Vraag nr. 16835 van de heer Veys wordt uitgesteld. Vraag nr. 16843 van mevrouw De Bont is zonder voorwerp. Vraag nr. 16846 van mevrouw De Bue is ook zonder voorwerp. Vraag nr. 16908 van mevrouw Warzée wordt uitgesteld. Vraag nr. 16914 van mevrouw Galant wordt uitgesteld, alsook haar vraag nr. 16926. Vraag nr. 16935 van de heer Veys wordt uitgesteld.
07 Question de M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la fiche d'incorporation des aspirants inspecteurs de police" (n° 16937)
07 Vraag van de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de opvolgingskaart voor aspirant-politie-inspecteurs" (nr. 16937)
07.01 Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, voilà quelque temps, la Direction du recrutement et de la sélection (DSR) organisait une journée d'étude consacrée aux besoins des académies de police en matière de données de sélection des aspirants inspecteurs de police (AINP).
Outre les académies de police, des représentants de la police fédérale et locale, tels que la direction de la formation, la Commission permanente de la police locale ou encore le projet "La police, une organisation apprenante" ont participé à cette journée. Cette étude s'inscrit donc pleinement dans le processus de renforcement des partenariats entre les institutions de formation policière et la DSR.
Un des résultats tangibles de cette journée d'étude consiste en la mise en place d'un outil appelé "Fiche d'incorporation". Cette fiche contient des données récoltées au cours de la procédure de sélection, qui doivent permettre la réalisation d'un suivi pédagogique personnalisé de chaque aspirant au cours de sa formation.
De plus, cet outil doit rendre possible une évaluation et une amélioration du processus de sélection des futurs inspecteurs de police, grâce à la confrontation des données récoltées préalablement avec les résultats finaux de l'aspirant à l'issue de sa formation.
Enfin, il existe une volonté de systématiser la récolte de ces données de formation pour l'ensemble des aspirants inspecteurs. L'objectif de ce projet est donc d'améliorer la qualité de la formation grâce à une sélection de qualité réalisée en amont.
Madame la ministre, à propos de l'utilisation effective de cette fiche d'incorporation, pouvez-vous m'indiquer si celle-ci est actuellement utilisée au cours de la formation des aspirants?
Si oui, quel est à ce jour le nombre d'aspirants inspecteurs ayant bénéficié d'un suivi personnalisé?
Une amélioration du processus de sélection des inspecteurs a-t-elle été observée suite à la mise en place de cette fiche d'incorporation? Si oui, quelles sont les mesures prises en ce sens?
Où en est-on dans la systématisation de l'outil de récolte de données à l'ensemble des aspirants inspecteurs?
Enfin, existe-t-il une volonté de réaliser des récoltes similaires de données de formation pour d'autres profils policiers?
07.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, l'élaboration de la fiche d'incorporation est un projet développé par la Direction du recrutement et de la sélection de la police fédérale, en collaboration avec les académies de police. Ce projet est actuellement en phase de conceptualisation.
La première partie du document, composée des éléments recueillis lors de la phase de sélection, est déjà réalisée et opérationnelle. Elle a par exemple déjà été utilisée dans le cadre des dernières incorporations réalisées au sein des écoles de police.
La seconde partie, qui concerne les données relatives à la formation, n'est pas encore finalisée. Deux réunions entre la Direction du recrutement et de la sélection et les académies ont déjà lieu. Les données collectées lors de ces réunions seront prochainement intégrées et validées. Dès leur validation, elles seront testées lors des prochaines incorporations qui auront lieu en octobre 2013.
Je vous confirme que l'objectif est bien d'étendre ce processus à d'autres profils en tenant compte des résultats du projet en cours.
07.03 Laurent Devin (PS): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'organisation de formations supplémentaires en matière de conduite pour les membres de la police locale" (n° 16938)
08 Vraag van de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de extra rijopleidingen voor de agenten van de lokale politie" (nr. 16938)
08.01 Laurent Devin (PS): Madame la ministre, vous avez récemment annoncé dans la presse qu'en 2013, certains membres du personnel de la police locale pourraient suivre des formations supplémentaires en matière de conduite. Ces formations comporteraient, en plus d'un volet théorique, une série de cours pratiques concernant les dérapages, les freinages pour éviter les accidents de la circulation et des cours de conduite défensive. Ces formations seraient dispensées en collaboration avec l'École fédérale.
Madame la ministre, pensez-vous rendre ces formations supplémentaires obligatoires pour tous les membres actifs des services de police? Sinon, comment comptez-vous sélectionner les membres du personnel de la police locale qui seront habilités à suivre ces formations? Espérez-vous une participation sur base volontaire?
Pensez-vous inclure les différents cours de conduite précités dans la formation de base dispensée par l'Académie de police?
Dans le cadre de ces nouvelles formations, envisagez-vous une collaboration accrue entre la police locale et les différentes écoles de police du pays?
08.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, l'École fédérale développe actuellement une formation à destination des polices locales, mais aussi des entités fédérales intéressées qui vise à donner des conseils complémentaires pour réduire les risques d'accident (cours et sensibilisation à la conduite dans des conditions difficiles, à la conduite rapide, etc.). Elle sera proposée à des formateurs qui pourront, ensuite, la répercuter au sein de leur unité en utilisant les véhicules et moyens mis à leur disposition.
En ce qui concerne plus particulièrement les membres de la police locale, il appartient aux chefs de corps de désigner les policiers les plus concernés par ces formations, ce sur la base des tâches qui leur sont généralement assignées. Pour ce qui concerne la police fédérale, c'est essentiellement la police de la route qui est concernée, mais il y a aussi, par exemple, les CGSU qui bénéficient déjà de formations très pointues. Comme je viens de l'évoquer, pour la police locale, il convient de voir quelles sont les personnes qui devront suivre, en priorité, ladite formation. À ce stade, elle est donnée sur base volontaire et à la demande puisqu'elle n'est pas encore obligatoire.
J'ai demandé qu'à l'occasion de la réforme des programmes de la formation de base, un cours systématique soit envisagé dans le cursus en vue de la maîtrise de la conduite dans des situations à risque. En effet, un tel cours doit pouvoir être intégré dans le cadre de la partie pratique de la formation et ce, le plus vite possible.
08.03 Laurent Devin (PS): Madame la ministre, à partir de quand envisagez-vous d'intégrer ce cours dans la formation de base?
08.04 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur Devin, dans votre question, vous me demandiez si cette formation était ou non obligatoire.
08.05 Laurent Devin (PS): J'ai bien compris que la formation était donnée sur base volontaire. Mais vous avez déclaré que vous souhaitiez qu'elle soit intégrée dans la formation de base.
08.06 Joëlle Milquet, ministre: La question sera examinée à l'occasion de la réforme des programmes de la formation de base qui doit entrer en vigueur. Il n'est pas question ici du recrutement et de la sélection qui ont déjà lieu cette année. La réforme de la formation de base devrait normalement commencer en 2014. Dans ce cadre, une série d'adaptations devraient avoir lieu. J'ai fait savoir que je souhaitais que la formation dont question soit intégrée dans la formation de base. Un rapport du groupe chargé de cette réforme doit maintenant nous être communiqué. J'en discuterai le 1er mai prochain avec la commissaire puisque ce jour-là nous passerons en revue les réformes en cours. Je profite d'ailleurs de l'occasion pour vous faire remarquer que nous travaillons même le jour de la fête du Travail qui est généralement férié pour tous.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de vernieuwing van de Adviesraad van burgemeesters" (nr. 16939)
09 Question de M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le renouvellement du Conseil consultatif des bourgmestres" (n° 16939)
09.01 Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, l'article 8 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux, a instauré un Conseil consultatif des bourgmestres. Ce Conseil est l'organe représentatif des autorités locales des 195 zones de police du Royaume. De ce fait, il est chargé de rendre des avis sur toutes les lois, arrêtés royaux et décrets qui touchent aux missions et aux moyens confiés à la police locale.
L'arrêté royal du 6 avril 2000 détermine la composition du Conseil consultatif des bourgmestres, comprenant 16 membres effectifs et 16 membres suppléants. Chaque groupe est composé de 8 bourgmestres de la Région flamande, de 6 bourgmestres de la Région wallonne et de 2 bourgmestres de la Région de Bruxelles-Capitale, désignés pour un terme de trois ans, à condition de conserver la qualité de bourgmestre.
Les membres actuels du Conseil consultatif des bourgmestres ont été désignés par l'arrêté royal du 23 mai 2007 et prolongés dans leurs mandats par l'arrêté royal du 30 novembre 2010. Deux appels à candidatures ont été publiés par le SPF Intérieur, respectivement le 16 mai et le 22 juin 2012.
Dès lors, madame la ministre, j'aimerais savoir à quelle date les mandats prolongés des membres actuels du Conseil consultatif des bourgmestres arrivent-ils à échéance? Pouvez-vous me fournir un état des lieux des candidatures à la suite des appels à candidatures des 16 mai et 22 juin 2012? Comptez-vous faire paraître à nouveau un appel aux bourgmestres en vue de renouveler le Conseil? Si oui, à quelle date? Y a-t-il eu des changements dans la composition du Conseil suite aux élections communales d'octobre 2012? Si oui, lesquels? Enfin, quels sont et seront les moyens attribués au Conseil afin de lui permettre de réaliser au mieux ses tâches?
09.02 Joëlle Milquet, ministre: Cher collègue, pour assurer la continuité des activités du Conseil consultatif des bourgmestres, les membres actuels dont le mandat est parvenu à échéance ont vu celui-ci être prolongé jusqu'à ce qu'il soit pourvu à leur remplacement ou au renouvellement de leur mandat. Cette mesure qui ne devait initialement être que temporaire a été étendue au vu des élections d'octobre dernier qui ont, bien entendu, considérablement modifié la donne électorale et politique. Ainsi, sur les 20 membres effectifs du Conseil, seuls six avaient conservé leur qualité de bourgmestre. C'était également le cas pour huit membres suppléants.
Par conséquent, j'ai estimé qu'il était préférable de prendre en considération ce nouveau paysage politique pour la constitution de l'organe représentatif reconnu des bourgmestres en matière de police. C'est la raison pour laquelle j'ai décidé de lancer un nouvel appel à candidatures, qui a été publié le 28 mars dernier au Moniteur belge. Un courrier a été simultanément envoyé à chaque bourgmestre pour les en informer et les inviter à déposer leur candidature.
Par ailleurs, les moyens mis à la disposition du Conseil ne sont pas remis en cause et seront, bien entendu, reconduits lors de l'installation des nouveaux mandataires.
09.03 Laurent Devin (PS): Madame la ministre, quand comptez-vous pouvoir procéder à l'installation de ce Conseil?
09.04 Joëlle Milquet, ministre: Le plus vite possible. Mai ou juin, peut-être.
09.05 Laurent Devin (PS): (…)
09.06 Joëlle Milquet, ministre: C'est en tout cas une question de semaines. Pour fin juin, la procédure sera achevée.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 16940 van de heer Veys wordt uitgesteld. De vragen nr. 16951 en nr. 17125 van de dames Lanjri en Mouton worden uitgesteld. Vraag nr. 16964 van mevrouw Galant wordt ook uitgesteld.
10 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de resolutie van de Duitstalige gemeenschap omtrent de sluiting van Doel 3 en Tihange 2" (nr. 16981)
10 Question de M. Kristof Calvo à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la résolution de la Communauté germanophone relative à la fermeture de Doel 3 et de Tihange 2" (n° 16981)
10.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, de jongste tijd beweegt er weer veel rond Doel 3 en Tihange 2. Er zijn verschillende kritische rapporten geweest, onder andere van een aantal buitenlandse sleutelspelers.
Een opmerkelijk signaal werd gegeven door het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, dat op 25 maart 2013, één maand en één dag geleden, een resolutie heeft goedgekeurd om de beide reactoren stil te leggen naar aanleiding van de scheurtjes. Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap vraagt dat de regering van de Duitstalige Gemeenschap haar gewicht in de schaal zou leggen om de heropstart te verhinderen, en om duidelijkheid te krijgen over de veiligheidssituatie.
Ook opmerkelijk, politiek dan, is dat de federale meerderheidspartijen MR, cdH, PS en hun Duitstalige filialen die resolutie hebben goedgekeurd. Daar komt nog bij dat intussen in de Antwerpse gemeenteraad, waar ook een debat gevoerd is over de veiligheidssituatie in Doel 3, de sp.a-fractie met onder meer Yasmine Kherbache, de kabinetschef van de eerste minister, en Monica De Coninck, uw collega in de federale regering, gestemd hebben voor de definitieve sluiting van Doel 3.
De vraag is wie in de politiek nog gewonnen is voor de heropening van deze kerncentrales. Wat is uw positie ter zake? Wat is de positie van de federale meerderheidspartijen? Men kan toch niet zomaar op het ene niveau A zeggen en op het andere niveau B. Er kan wat flexibiliteit op zitten, maar totaal het tegenovergestelde vertellen lijkt mij niet interessant en niet geloofwaardig.
Mevrouw de minister, ik kom tot mijn vragen naar aanleiding van deze resolutie en het stemgedrag van collega’s van u in de federale regering.
Heeft deze resolutie gevolgen voor de manier waarop de federale regering met dit dossier zal omgaan?
Zit u op dezelfde lijn van uw partijgenoten in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap? Is het uw overtuiging dat deze resolutie terecht is? Of zegt u dat zij eigenlijk bestemd is voor de archiefkast?
Ten slotte, hebt u al contact gehad met de regering van de Duitstalige Gemeenschap over deze thematiek?
10.02 Minister Joëlle Milquet: Het FANC heeft mij de resolutie bezorgd die het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap op 25 maart heeft aangenomen. De tekst, zoals bekendgemaakt op de website van het Parlement, is opgesteld in het Duits.
Het staat iedere instantie in dit land vrij om standpunten in te nemen over om het even welke aangelegenheid. Instanties die verantwoordelijkheid dragen voor het bestuur van het land doen er volgens mij best aan om zich te houden aan de spelregels die door de bijzondere wetgever tot stand zijn gebracht. Zoals u weet, is nucleaire veiligheid uitsluitend een bevoegdheid van de federale overheid en ik wens dit ook zo te houden.
Wij zullen natuurlijk op een onafhankelijke manier onze eigen beslissing nemen.
10.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik hoop dat u de beslissing op een onafhankelijke manier zult nemen, bijvoorbeeld onafhankelijk ten aanzien van de exploitanten en hun financiële belangen.
Ik vind het opmerkelijk dat u maar weinig ingaat op een resolutie van een parlement in dit land. Het gaat hier niet over een brief van Greenpeace of een vraag van de Ecolo-Groenfractie of een verontruste buurtbewoner. Neen, er is een resolutie met een breed draagvlak goedgekeurd in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap waarin de regering en het FANC een aantal vragen worden gesteld.
Niet eens zeggen dat het een element vormt in het besluitvormingsproces of erop ingaan en zeggen dat u contact hebt gehad met de regering van de Duitstalige Gemeenschap vind ik, eerlijk gezegd, getuigen van weinig respect. Die houding begrijp ik niet helemaal, mevrouw de minister.
U vindt het tof dat men zijn tijd in die resolutie heeft gestoken, maar voor de rest trekt u zich er eigenlijk weinig van aan. Ik vind dit niet meteen een gezonde houding. Indien ik lid zou zijn van het Parlement of de regering van de Duitstalige Gemeenschap dan zou ik daar in elk geval een groot probleem mee hebben.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 17043 van de heer Veys wordt uitgesteld. Vraag nr. 17077 van de heer Logghe wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 17103 van de heer Van Hecke wordt uitgesteld. Vraag nr. 17221 van mevrouw Dierick wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 17120 van de heer Schiltz wordt geschrapt. Vraag nr. 17189 van mevrouw Temmerman is zonder voorwerp.
- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de actualisatie van het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied" (nr. 17120)
- de heer Éric Jadot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de ingebrekestelling van de regering door Greenpeace wegens het verzuimen van haar taak de bevolking te beschermen wanneer zich een ernstig kernongeval zou voordoen" (nr. 17131)
- mevrouw Karin Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de ingebrekestelling van de regering door Greenpeace wegens het verzuimen van haar taak de bevolking te beschermen wanneer zich een ernstig kernongeval zou voordoen" (nr. 17189)
- de heer Kristof Calvo aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de ingebrekestelling van de regering door Greenpeace wegens het verzuimen van haar taak de bevolking te beschermen wanneer zich een ernstig kernongeval zou voordoen" (nr. 17207)
- M. Willem-Frederik Schiltz à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'actualisation du plan d'urgence nucléaire et radiologique pour le territoire belge" (n° 17120)
- M. Éric Jadot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mise en demeure par Greenpeace du gouvernement pour négligence de son devoir de protection de la population en cas d'accident nucléaire majeur" (n° 17131)
- Mme Karin Temmerman à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mise en demeure par Greenpeace du gouvernement pour défaut de protection de la population en cas d'accident nucléaire majeur" (n° 17189)
- M. Kristof Calvo à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mise en demeure par Greenpeace du gouvernement pour défaut de protection de la population en cas d'accident nucléaire majeur" (n° 17207)
11.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, Greenpeace Belgique a déposé, le vendredi 5 avril dernier, une mise en demeure auprès de votre gouvernement pour négligence de son devoir de protection de la population en cas d'accident nucléaire majeur.
Il semble que vous ayez réfuté tout manquement dans la protection de la population face aux risques nucléaires.
Or, on se demande dans quelle mesure il est possible de donner des assurances en matière de menace de catastrophe nucléaire.
Outre le récent drame de Fukushima en mars 2011 dont les conséquences ne semblent toujours pas maîtrisées, force est de constater que l'enjeu central de la sécurité nucléaire préoccupe et inquiète certaines associations, nos citoyens mais aussi, comme vient de le rappeler notre collègue Calvo, le Parlement germanophone.
Quelques faits ne manquent pas d'interpeller. Sept réacteurs nucléaires se situent sur le territoire belge, dont certains proches d'agglomérations urbaines. Depuis fin mars, près de la moitié du parc nucléaire belge est à l'arrêt pour des entretiens et des tests supplémentaires afin d'inspecter l'état des cuves. Les résultats du récent stress test sont loin d'être satisfaisants. Le câble diplomatique révélé par WikiLeaks le 9 avril dernier mentionne explicitement, pour la première fois dans un document officiel, la présence d'armes nucléaires américaines sur la base de Kleine-Brogel, ce qui peut causer certaines inquiétudes.
Dès lors, madame la ministre, mes questions sont les suivantes.
Quelles suites comptez-vous donner à la mise en demeure de Greenpeace.
Maintenez-vous toujours que la protection de la population face aux risques nucléaires est totalement assurée dans notre pays?
Comptez-vous réadapter le calendrier de réouverture/fermeture des centrales? Si oui, pourquoi et quand?
11.02 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de ingebrekestelling door Greenpeace werd al bijna volledig geschetst door mijn collega Jadot. De ingebrekestelling is een middel dat niet elke dag wordt gebruikt. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat een organisatie als Greenpeace toch verantwoordelijk omspringt met zulke middelen. Greenpeace zorgt er mee voor dat de aandacht op het gebied van nucleaire veiligheid niet verzwakt.
Mevrouw de minister, daarom verwacht ik van u in dezen een duidelijk antwoord. Ik heb wel het communiqué gelezen dat u samen met de premier verspreid hebt, maar dat had een nogal hoog blablagehalte, als ik dat in alle eerlijkheid en openheid zo mag zeggen. Daarom ben ik benieuwd naar uw houding ten aanzien van die ingebrekestelling. De betrokken organisatie heeft die ingebrekestelling immers ook ruim inhoudelijk gemotiveerd.
Mevrouw de minister, mijn vragen zijn relatief eenvoudig.
Wat is uw reactie op die ingebrekestelling?
Welke maatregelen hebt u genomen inzake nucleaire nood- en interventieplannen? De signalen die daaromtrent worden gegeven, zijn namelijk niet nieuw.
Ten slotte, tot mijn grote verbazing heb ik moeten vaststellen dat er ondertussen een Nederlandse rampoefening is gepland voor Tihange, los van de Belgische autoriteiten. Dat vind ik heel erg vreemd. Daaruit leid ik af dat u er met het FANC niet in geslaagd bent om de Nederlandse autoriteiten gerust te stellen op het vlak van veiligheid voor Tihange en dat er eigenlijk onvoldoende coördinatie is tussen de Nederlandse en Belgische autoriteiten. Het is heel bizar dat dit los van elkaar gebeurt. Daarom wil ik peilen naar uw reactie op die Nederlandse rampoefening voor Tihange. Waarom, in godsnaam, vindt er geen gecoördineerde actie of oefening plaats? Dat zou voor een problematiek als deze toch gepast zijn?
11.03 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, en ce qui concerne la mise en demeure que nous avons reçue le 5 avril à 11 h 29, nous devons y répondre pour le 5 mai. Vous pensez bien qu'une réponse circonstanciée et très précise est en préparation pour démontrer le non-fondement des craintes de Greenpeace. Nous réagirons via les procédures ad hoc dans les délais prévus.
Ce dossier de sécurité nucléaire complexe et nuancé est, pour nous, une priorité afin d'assurer la protection et la sécurité de la population. Nous ne badinons pas du tout! Preuve en est la longueur des procédures et des enquêtes complémentaires que nous avons demandées au sujet du dossier des cuves.
En ce qui concerne la centrale nucléaire de Doel, en 2010, l'équipe d'inspection OSART de l'AIEA a constaté que les autorités belges méritaient des éloges pour les responsabilités qu'elles assumaient en la matière et pour l'excellente collaboration entre les niveaux administratifs et l'exploitant.
Cet engagement se manifeste également par la faculté de gérer de manière ouverte et honnête les questions, remarques et critiques relatives à la préparation aux situations de secours provenant d'instances accomplissant un rôle au sein des plans de secours de la population, de parlements ou d'associations. À notre demande, des représentants de Greenpeace ont été reçus par mon cabinet et par le Centre de crise national ainsi que par les services du gouverneur d'Anvers. Nous leur avons fourni toutes les informations qu'ils souhaitaient. Il a été répondu à toutes leurs questions. Des précisions ont été fournies quant au projet en cours d'élaboration afin d'améliorer les plans de secours. Tous les documents demandés tels que les plans de secours spéciaux provinciaux relatifs aux centrales nucléaires belges et les rapports relatifs aux exercices furent communiqués en toute transparence et conformément aux différents principes que je défends.
Het is evident dat nucleaire of andere incidenten en ongevallen alsook oefeningen gelegenheden zijn waarbij de efficiëntie en de werking van nood- en actieplannen in vraag worden gesteld, niet het minst door de bij de plannen betrokken actoren zelf.
Ingevolge het ongeval in Fukushima werden in dit halfrond de nodige vragen gesteld. Ik wens daarbij specifiek te verwijzen naar het antwoord dat ik heb gegeven op de schriftelijke vragen van mevrouw Temmerman waarin ik op zeer gedetailleerde wijze toelichting heb gegeven over de Europese stresstests voor de Belgische centrales, over de strategie en de filosofie achter het federaal nucleair noodplan met bijzondere aandacht voor het concept van de noodplanzones maar ook voor toekomstige pistes met het oog op de verbeteringen inzake de voorbereiding op nucleaire noodsituaties, nationaal en internationaal.
Zo heb ik expliciet aangekondigd dat in het licht van de actualisatie van het federaal nucleair noodplan de omvang van de noodplanzones opnieuw geëvalueerd zal worden op basis van een referentieongeval, rekening houdend met de veiligheidstoestand van de Belgische centrales en de resultaten van de Europese stresstests maar ook in overeenstemming met de uitgangspunten in andere Europese lidstaten en in het bijzonder in onze verschillende buurlanden.
Je peux aussi vous dire que l'intention est de faire évoluer les campagnes d'information sur les risques nucléaires, actuellement organisées tous les cinq ans (les dernières ont eu lieu en 2011), en des initiatives qui informeront le public de façon beaucoup plus continue. En l'espèce, les risques et les mesures associées seront contextualisés de manière objective dans les plans de prévention et campagnes d'information. J'en ai déjà fait part aux différents services pour qu'ils organisent les diverses campagnes de manière régulière. Normalement, il y en aura une en 2014.
Quant à la participation de la Belgique à des exercices bilatéraux relatifs à des installations nucléaires limitrophes ou la participation étrangère dans les exercices belges, le fait est que la portée de tels exercices est toujours déterminée d'un commun accord entre les autorités compétentes des deux pays en matière de planification d'urgence et de gestion de crise.
Par exemple, l'exercice Pégase fin novembre 2012 a été au préalable notifié aux pays voisins, et les rapports de situation belges relatifs à la situation d'urgence fictive ont été envoyés aux centres de crise nationaux et aux points de contact internationaux de nos pays voisins: Pays-Bas, Allemagne, Luxembourg et France. Cet exercice a été suivi au niveau fédéral par un observateur du Centre national de crise néerlandais, qui était très enthousiaste à propos de l'organisation belge, et au niveau de la province de Liège par les observateurs de la Région de sécurité du Limbourg méridional.
De Belgische overheden werden tot op heden niet door hun Nederlandse collega’s geraadpleegd met betrekking tot een Nederlandse oefening voor de kerncentrale van Tihange dit jaar. Mijn diensten bevragen momenteel de Nederlandse collega’s om hierover meer duidelijkheid te krijgen.
In de nationale oefenkalender is trouwens voor dit jaar in december een beperkte Belgische oefening voor de kerncentrale van Tihange gepland, die hoofdzakelijk gericht is op de interactie tussen de uitbater en de evaluatiecel op het nationale crisiscentrum. De conclusie van die oefeningen moet leiden tot verbeterprojecten en de voorbereidingen van de opleidingsmodule.
Enfin, je vous annonce que le projet d'actualisation du plan d'urgence nucléaire sera lancé dans une semaine, le 3 mai, par le biais d'une concertation entre le Centre national de crise, l'AFCN et Bel V, où une approche stratégique sera déterminée.
Il va sans dire que la mise à jour se fera en consultation avec les départements fédéraux, les Régions, les autorités provinciales et locales concernées, les services d'intervention et les exploitants d'installations nucléaires. En plus des ajustements conceptuels sur la planification d'urgence et la gestion de crise, il faudra également prendre en compte les réformes institutionnelles qui ont déjà eu lieu ou sont en cours, puisque le but est de clôturer ce projet à un moment où le paysage institutionnel est en évolution.
De vraag over de opvangcentra in de provincie Antwerpen, gebaseerd op de verklaringen van Greenpeace, is niet meer relevant, omdat het fort van Haasdonk en het oud slachthuis niet meer opgenomen zijn in de lijst van de opvangcentra van de provincie Antwerpen. De opvangcentra waarnaar wordt verwezen, stonden vermeld in de BNIP’s, de bijzondere nood- en interventieplannen, uit het jaar 2000, maar niet in de huidige, geactualiseerde versie. De gegevens over de Antwerpse opvangcentra werden tevens door de diensten van de gouverneur van de provincie Antwerpen expliciet toegelicht voor Greenpeace, in het raam van hun overleg.
11.04 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je me réjouis du plan d’urgence qui sera lancé ainsi que par rapport à la campagne d’information quant au risque nucléaire que vous annoncez. Voilà qui va nous changer de la campagne qui n’était pas une campagne d’information mais une campagne publicitaire, celle du forum nucléaire et qui s’est arrêtée aux environs des événements de Fukushima!
Pour le reste, j’attendrai donc avec impatience, comme Greenpeace, la réponse à leur mise en demeure, réponse que vous annoncez détaillée.
Je prends acte de la responsabilité politique du gouvernement concernant l’assurance et les garanties que vous donnez sur certains plans de la sécurité nucléaire. Les écologistes n’ont évidemment pas changé d’avis eu égard au nucléaire et ses dangers potentiels. Force est de constater que les incidents graves qui sont survenus tant à Tchernobyl qu’à Fukushima l’ont été sous la responsabilité de gouvernements qui disaient auparavant être totalement rassurés quant à la sécurité nucléaire.
11.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U verwijst naar een schriftelijk antwoord aan mevrouw Temmerman. Ik zal dat zeker eens bekijken.
U zegt dat er een overleg werd gepland met Greenpeace en het federaal crisiscentrum. Dat is positief en dat getuigt van openheid.
Ik wil in mijn repliek echter wel nog eens onderstrepen hoe bizar het is dat de Nederlandse autoriteiten een aparte rampoefening voor Tihange plannen. Dat kan tellen, als metafoor voor een suboptimaal beleid in België inzake nucleaire veiligheid en een suboptimaal interlandelijk overleg op het vlak van nucleaire veiligheid. Ik kan daar echt niet bij en hoe langer ik erover nadenk, hoe groter mijn onbegrip wordt dat Nederland apart, los van de Belgische diensten, een rampoefening rond Tihange organiseert. Dat is een bizar Nederlands standpunt. Ik vind dat een heel rare houding, maar dat zegt ook iets over hun vertrouwen in u, in het FANC en in het veiligheidsniveau bij de centrale in kwestie.
Ik zou u toch willen oproepen om in dat verband een gecoördineerd initiatief te nemen. De Nederlandse autoriteiten, dat zijn er heel wat op nationaal, provinciaal en lokaal vlak, maken zich zorgen over de veiligheid in Tihange. Recent was er een grote betoging. Informeer hen alstublieft op een goede manier, zodat u niet wordt geconfronteerd met zulke zaken.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het aantal incidenten tijdens verwijderingen uitgevoerd door de federale politie" (nr. 16292)
12 Question de M. Theo Francken à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le nombre d'incidents intervenus au cours des éloignements effectués par la police fédérale" (n° 16292)
12.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, voorafgaandelijk dank ik u, omdat u mij enig respijt hebt gegeven om mijn vraag te stellen. Ik had het heel druk vanmiddag.
Mevrouw de minister, het betreft hier een schriftelijke vraag die ik heb omgezet in een mondelinge vraag, aangezien ik nog geen antwoord op mijn schriftelijke vraag heb ontvangen. U hoeft mij alle cijfers trouwens niet te debiteren. Als u ze mij nu gewoon overhandigt, is dat ook goed.
Het Reglement van de Kamer bepaalt nu eenmaal dat; als een parlementslid binnen de dertig dagen geen antwoord op een schriftelijke vraag heeft gekregen, hij of zij die vraag mondeling mag stellen. Ik heb die dan ook als mondelinge vraag ingediend. De vraag dateert trouwens al van november 2012 en nu pas zal ik ze stellen. Dat is evenwel geen probleem.
Ik vraag u gewoon of ik de cijfergegevens over het aantal verwijderingen en over het aantal incidenten tijdens verwijdering van het grondgebied uitgevoerd door onze federale luchtvaartpolitie, kan krijgen. Ik wil wel alles voorlezen, maar dan moet u het antwoord ook voorlezen en dan zijn wij wellicht nog lang bezig.
12.02 Laurent Devin (PS): Monsieur le président, on change l’ordre du jour? On revient en arrière?
De voorzitter: Neen, het is de normale gang van zaken dat leden die iets laten weten, enig uitstel krijgen en hun vragen later aan de orde komen. Wij baseren ons in voorkomend geval op de orde, zoals die hier voorligt. Dat is altijd het geval. Indien iemand laat weten dat hij komende is, dan kan een dergelijke werkwijze.
12.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer Devin, ik heb vorige vergadering voor u plaats gemaakt. U moest toen immers dringend vertrekken, indien ik mij niet vergis. De loyauteit is blijkbaar eenrichtingsverkeer, wanneer het over de PS gaat.
Mevrouw de minister, krijg ik een antwoord?
12.04 Laurent Devin (PS): Si M. Francken passe son vendredi après-midi à critiquer le PS, on va agir différemment. Qu'il pose sa question. Moi, je pose une question au président et tout de suite vous voyez une vérité du PS wallon de vous empêcher de vous exprimer. Je veux simplement avancer.
12.05 Theo Francken (N-VA): U hebt duidelijk niet goed geluisterd.
De voorzitter: Wij gaan over tot de vraag en het antwoord van de minister op de vraag.
12.06 Minister Joëlle Milquet: Ik was verbaasd, omdat ik de officiële schriftelijke antwoorden met de cijfers op uw vraag heb. Ik zal ze dan ook geven.
Voor het volledige jaar 2012 werden er 894 escortes gepland waarvan er 850 werden uitgevoerd. Ik meen dat dat reeds was meegedeeld.
12.07 Theo Francken (N-VA): Bedankt daarvoor en mijn excuses. Er moet iets zijn misgelopen.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de overheveling van het federaal Impulsfonds voor het Migrantenbeleid (FIM)" (nr. 16600)
- mevrouw Laurence Meire aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid" (nr. 17278)
- M. Theo Francken à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le transfert du Fonds fédéral d'impulsion à la politique des immigrés (F.I.P.I.)" (n° 16600)
- Mme Laurence Meire à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le Fonds d'impulsion à la politique des immigrés" (n° 17278)
13.01 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, in het regeerakkoord staat dat het Federaal Impulsfonds voor het Migrantenbeleid, het FIM, zal worden overgeheveld. Ik veronderstel dat uw diensten intussen reeds de nodige stappen hebben ondernomen om deze overheveling tot een goed einde te brengen. U weet dat ik in een vorig leven de onderhandelingen mee heb gevoerd namens de Vlaamse regering. Dat was met mevrouw Catherine Van Zeeland, uw cabinetard die voorlopig een stap opzij heeft gezet omdat zij werd genoemd in een zaak van offshorebeleggingen. Daar gaat het uiteraard niet om, wie daar op uw kabinet mee bezig is zijn uw zaken, niet de mijne.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot die overheveling? Wie leidt de procedure juist? Hoever staat u daarmee?
Hoe zal het FIM juist gesplitst worden? Wat gaat u doen met Brussel? Zoals u weet gaat het Federaal Impulsfonds over de verdeling van behoorlijk wat centen voor het stimuleren van projecten ter integratie van allochtonen van de tweede en derde generatie. Tegen wanneer denkt u dat de splitsing klaar zal zijn zodat de verantwoordelijkheid kan worden overgenomen door de respectievelijke deelstaten?
In welk budget is er voor de deelstaten voorzien om de taken van het FIM tot een goed einde te brengen? Nu worden de kosten voor een deel gedragen door de Nationale Loterij en voor een deel door de federale kas. Blijft dit in de toekomst ook zo?
Komt er nog een projectoproep? Loopt de projectoproep 2013 nu? Kunt u daar wat meer uitleg over geven? Wat met de projectoproep 2014? Komt die er nog onder uw auspiciën of zal het tegen dan al gesplitst en naar de deelstaten overgeheveld zijn?
13.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de overheveling van het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid valt niet onder het werk van de regering maar zal voortspruiten uit de uitvoering van het institutioneel akkoord door de acht partijen in de Comori.
Overeenkomstig hiermee zal de federale overheid ophouden in middelen te voorzien voor projecten van het Federaal Impulsfonds die onder de bevoegdheden van de Gemeenschappen en Gewesten vallen. Het zal worden afgeschaft en de middelen zullen naar de Gemeenschappen worden overgeheveld. De continuïteit van de federale projecten voor de strijd tegen discriminatievormen en de bevordering van diversiteit die door het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid worden ondersteund, zullen worden verzekerd.
Begrotingsgewijs vermeldt het institutioneel akkoord betreffende de financiering van de nieuwe bevoegdheden die naar de Gemeenschappen worden overgeheveld het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid bij de bevoegdheden waarvan de financiering tussen de Gemeenschappen zal worden verdeeld en dit volgens een gebruiksleutel. Bovendien zal de kwestie van de huidige financiering door de Nationale Loterij voor de projecten van het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid worden onderzocht, zoals het institutioneel akkoord opdraagt.
Er zal een klassieke oproep worden gelanceerd tot dat de uitvoering van het institutioneel akkoord het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid opnieuw operationeel zal maken op het niveau van de verschillende entiteiten. Daartoe zal volgende week in een beheerscomité worden voorzien.
Ik wens op federaal niveau een sterk beleid te blijven voortzetten in de strijd tegen racisme- en discriminatievormen die verband houden met migratie en dit binnen een welbepaald kader en met een horizontaal doel, maar ook binnen de grenzen van onze toekomstige bevoegdheden.
Dit jaar zullen wij dus nog hetzelfde doen. Vanaf de inwerkingtreding van het institutioneel akkoord en de nieuwe wetten zullen wij de verschillende middelen overhevelen. Tot nu toe zijn er geen echte specifieke onderhandelingen over de verdeelsleutel, maar die moeten er binnenkort komen, maar dat zal natuurlijk in de Comori plaatsvinden.
13.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik begrijp dat de projectoproep 2013 gelanceerd is – ik had dat ook begrepen van de collega’s op het kabinet van minister Bourgeois – en dat er op korte termijn een beslissing zal worden genomen over de manier waarop de overheveling zal gebeuren. Vanaf dan is het aan de Gemeenschappen om te zien hoe zij dat organiseren. Er moet ook nog een gesprek plaatsvinden over wat er juist met de middelen van de Nationale Loterij zal gebeuren.
De voorzitter: Vraag nr. 17278 van mevrouw Meire is zonder voorwerp.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het vrijgeven van beveiligingsbeelden tijdens een ramkraak" (nr. 16701)
14 Question de M. Theo Francken à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la divulgation d'images prises par des caméras de surveillance pendant un vol à la voiture bélier" (n° 16701)
14.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, enige tijd geleden werd een handelszaak in Leuven brutaal leeggeroofd tijdens een ramkraak.
Het gelaat van een van de daders was heel duidelijk zichtbaar op de beelden van de beveiligingscamera’s. De politie mag deze beelden echter niet publiek maken om de daders op te sporen.
De ramkraak gebeurde al weken geleden, dus ik neem aan dat de daders zich niet meer in het land en misschien zelfs niet meer in de Schengenzone bevinden.
Mevrouw de minister, waarom mag de politie de beelden niet vrijgeven? In het verleden zijn toch al beelden van misdadigers getoond tijdens opsporingsberichten?
Wat bepaalt het logboek inzake het duidelijk filmen van het gelaat van zware criminelen?
14.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, de beslissing over het gebruik van beelden van een beveiligingscamera voor een opsporingsbericht in het raam van een gerechtelijk onderzoek, behoort tot de bevoegdheid van de magistraat die het onderzoek leidt. Dat behoort tot de bevoegdheid van de minister van Justitie. Ik heb daaromtrent geen commentaar te geven.
L'incident est clos.
15 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de stilgelegde kernreactoren" (nr. 16843)
15 Question de Mme Rita De Bont à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mise à l'arrêt de réacteurs nucléaires" (n° 16843)
15.01 Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, er is sprake van enige urgentie voor deze vraag, die ik al een tijdje geleden had ingediend bij de heer Wathelet. Een deeltje van de bevoegdheid zit echter bij u.
Vorig jaar werden in verband met de afgesproken kernuitstap de reactoren Doel 1 en Doel 2 stilgelegd. Als gevolg van scheurtjes in de reactorvaten werden ook de kernreactoren Doel 3 en Tihange 2 stilgelegd. Wij konden tot nu toe nipt over voldoende elektriciteit beschikken dankzij de invoer van vrij goedkope elektriciteit uit Franse kerncentrales. Regelmatig moeten er ook kernreactoren worden stilgelegd voor onderhoud. Toen dat in januari, op het moment van een aanzienlijke winterprik in Frankrijk, het geval was, ging de prijs van de elektriciteit op de Belgische stroombeurs fel de hoogte in en kon een tekort nog juist worden vermeden dankzij de invoer van weliswaar duurdere elektriciteit uit Nederland.
Wij maken ons daarover zorgen, net als de industrie. Ten eerste, de onderhoudsbeurt van Tihange 1 was gepland van 30 maart tot 21 mei 2013. Is er bij het maken van de afspraak rekening mee gehouden dat andere reactoren waren stilgelegd? Is de afspraak in overleg met u gemaakt? Zijn er bepaalde voorzieningen getroffen, opdat wij niet zouden worden blootgesteld aan een tekort aan elektriciteit en verhoogde elektriciteitsprijzen?
Ten tweede, waarom waren er bijkomende tests noodzakelijk voor de twee reactoren waar scheurtjes in de reactorvaten werden vastgesteld? Beide reactoren werden stilgelegd en konden tot op heden nog altijd niet worden heropgestart. Ik zou graag weten waarom. Bestaat daarvoor een technische reden?
Wanneer voorziet u de heropstart? De sector beweert dat dat nog dit kwartaal zal gebeuren.
Men zou de laatste hand leggen aan een nieuw verslag. Hebt u dat verslag ondertussen al ontvangen?
15.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de kerncentrales Doel 1 en Doel 2 functioneren nog steeds. Hun definitieve uitdienstneming is pas in 2015 gepland. De tijdelijke uitdienstneming van Tihange 1 voor revisie van 30 maart tot 21 mei, is reeds lang geprogrammeerd in overleg met de beheerder van het hoogspanningsnet, Elia. De vraag over de gevolgen van de stillegging van een extra kerncentrale voor de elektriciteitsvoorziening moet u stellen aan de staatssecretaris voor Energie. Tot nu toe hebben wij geen problemen gehad en de winter is ondertussen voorbij.
Inmiddels heeft de nieuwe directeur-generaal van het FANC, de heer Bens, de situatie ook toegelicht in de subcommissie voor de nucleaire veiligheid. Hij heeft er geantwoord op vragen van de aanwezige Kamerleden. In het voorlopige evaluatierapport van het FANC wordt aangegeven welke bijkomende acties Electrabel moet ondernemen vooraleer een definitieve beslissing kan worden genomen. De timing hangt dus mede af van de tijd die Electrabel nodig heeft om daaraan tegemoet te komen.
Electrabel heeft op 22 maart in een mondelinge rapportering aan het FANC aangekondigd tegen 15 april rond te zullen zijn met het verslag over de bijkomende tests voor Tihange 2 en tegen eind april voor Doel 3. Daarna wordt het finale rapport van het FANC aan de regering verwacht. Vermoedelijk zullen wij dus in mei een beslissing kunnen nemen, op basis van het advies van het FANC.
15.03 Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, de veiligheid komt natuurlijk op de eerste plaats. Daarover is iedereen het wellicht eens. Ik meen echter dat er een rapport is ingediend dat aantoont dat de centrales veilig zijn. Ik hoop dat de veiligheid niet misbruikt wordt om nog sneller uit de kernenergie te stappen.
Ik las vandaag nog in de krant dat belangrijke sectoren overwegen het land te verlaten wegens het mogelijk gebrek aan elektriciteit en wegens de verwachte extra dure energieprijzen, vergeleken met die in de Verenigde Staten door het winnen van schaliegas. Dat moet goed voor ogen worden gehouden.
Ik ga akkoord met het uitstappen uit de kernenergie, maar wij moeten ook het belang van onze economische sectoren voor ogen houden.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het vrijgeven van informatie uit het bevolkingsregister" (nr. 16801)
16 Question de M. Theo Francken à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la communication d'informations provenant du registre de la population" (n° 16801)
16.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, artikel 6 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister verbiedt het verstrekken van informatie uit het bevolkingsregister aan derden, behoudens wanneer het een overheid of een openbare instelling betreft die door of krachtens de wet gemachtigd is om dergelijke lijsten te verkrijgen.
Het gaat over een heel concrete vraag.
Een burgemeester of zijn dienst van de burgerlijke stand wordt vaak geconsulteerd door scholen, die vragen of zij een geboortelijst kunnen krijgen van alle kinderen die het volgende jaar naar het eerste leerjaar of naar het eerste middelbaar gaan. De scholen willen de betrokkenen graag een informatiefolder sturen. Het gaat ook over de Gezinsbond, die in een brief naar de gegevens vraagt van alle gezinnen die pas een kind hebben gekregen. Wij krijgen bijna wekelijks vragen van sportverenigingen, die vragen de e-mailadressen en gegevens van alle andere sportverenigingen uit de gemeente te krijgen.
Mevrouw de minister, in mijn gemeente hebben wij een klacht gekregen van iemand die zich met de privacywetgeving bezighoudt. Hij meldt dat wij dergelijke informatie niet mogen verstrekken. De betrokkene is jurist. Hij blijkt de materie bijzonder goed te kennen. Ik heb hem laten weten dat ik de minister zou ondervragen en dat ik u zou vragen of wij dergelijke informatie nu al dan niet mogen geven. Ik hoop dus van u een duidelijk antwoord te krijgen.
Mag het gemeentebestuur aan schoolbesturen adressenlijsten verschaffen? Mag het gemeentebestuur aan een kloosterorde, aan sportclubs of aan de Gezinsbond adressenlijsten bezorgen?
Indien uw antwoord ja is, in welke gevallen mag het dan? Wat zijn desgevallend de voorwaarden?
Indien het antwoord neen is, waarom mag het dan niet?
Ik hoop dat u goed beseft dat deze praktijk niet alleen in Lubbeek voorkomt, maar in alle gemeenten. Indien u antwoordt dat het niet mag, ben ik ervan overtuigd dat er in 90 % van de gemeenten nu al overtredingen zijn. Ik ben er immers van overtuigd dat, zeker in Vlaanderen en zeker in mijn regio, alle gemeentebesturen die informatie geven. Zeker aan de gemeentescholen – er is ook gemeentelijk onderwijs – worden die adressenlijsten bezorgd. Indien wij ze aan de gemeentescholen bezorgen, moeten wij ze echter ook aan de vrije scholen en de gemeenschapsscholen bezorgen. Iedereen is immers gelijk voor de wet.
Mag het of mag dat niet? Wat is het juridisch kader ter zake?
Kan een vrije school bij de gemeente een lijst van alle elfjarigen opvragen?
Welke sancties staan er op het onrechtmatig verstrekken van informatie uit de bevolkingsregisters? Ik moet eerlijk toegeven dat ik het al heb gedaan voor een aantal scholen. De betrokkene heeft nu tegen onze gemeente een klacht ingediend.
Het is dus heel belangrijk dat u beseft dat uw antwoord ook wordt gelezen door alle juristen die met privacywetgeving bezig zijn. U moet ze ook niet op andere ideeën brengen. Zij zullen in voorkomend geval immers tegen alle gemeentebesturen vervelend doen.
16.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, artikel 6 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 stelt het principe van de niet-mededeling aan derden van lijsten van personen die in de registers zijn ingeschreven, behoudens de openbare besturen of de door de wet gemachtigden om dergelijke lijsten te verkrijgen.
Een afwijking kan evenwel worden toegekend mits de toelating van het college van burgemeester en schepenen voor de instellingen van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervullen en voor zover de verschafte lijsten aan het doel van de verzoekende instelling beantwoorden.
Wat dit betreft, werden de sportverenigingen of jeugdbewegingen tot nog toe in principe niet beschouwd als instelling die opdrachten van algemeen belang vervullen.
Met betrekking tot de schoolinrichtingen – zelfs al valt hun opdracht die erin bestaat behoorlijk onderwijs te verschaffen, daadwerkelijk onder de noemer van het algemeen belang – is dit niet het geval voor de werving van leerlingen en de positionering op de onderwijsmarkt.
Bijgevolg kan een gemeenteschool noch een vrije school lijsten verkrijgen met als doel een gepersonaliseerd schrijven te richten aan de leerlingen van het laatste jaar van de lagere school of tot hun ouders om een rekrutering te organiseren. Dit soort acties kadert niet in de uitvoering van een opdracht van algemeen belang.
Wat dit betreft, verwijs ik u naar de algemene onderrichtingen van 1 juli 2010 betreffende het bijhouden van de bevolkingsregisters, inzonderheid Deel I, hoofdstuk VIII, 127.
Met betrekking tot de sancties zijn alle personen die bij hun ambtsuitoefening tussenbeide komen in de inzameling, verwerking of mededeling van deze informatie tot het beroepsgeheim gehouden op straffe van een geldboete van 26 tot 500 euro, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 19 juli 1991.
Dit zijn soms moeilijke grenzen. Soms wordt het als openbaar belang beschouwd en soms niet. Het zijn tamelijk ingewikkelde en subtiele nuances.
16.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, dit is een heel belangrijk antwoord. Ik heb de indruk dat ik door een rechter beboet zou kunnen worden. Immers, u zegt duidelijk dat het verstrekken van gegevens van elfjarigen uit een gemeente aan een vrije school uit dezelfde of een andere gemeente, of aan een gemeenteschool, niet mag als het bijvoorbeeld gaat om een individueel schrijven met een uitnodiging voor een opendeurdag. Men vraagt inderdaad adresgegevens voor uitnodigingen voor een opendeurdag, om zo schoolinschrijvingen te realiseren.
U zegt dat dit niet strookt met de bepalingen van het koninklijk besluit uit 1992. Als het schepencollege dan wel toelating geeft, overrulen wij u dan? Kan het schepencollege beslissen om dit toch te doen, of niet? Uiteraard komt dit voor het schepencollege. Naar aanleiding van de beslissing van het schepencollege om dit te doen, is er een klacht gekomen van een jurist inzake privacywetgeving die stelde dat dit niet mocht. Ik heb geantwoord dat ik het u zou vragen en u zegt nu dat die man gelijk heeft, maar dat het wel mag als het schepencollege dit overrulet. Ik wil graag een duidelijk antwoord daarop, en ik ben niet de enige die dat wenst.
16.04 Minister Joëlle Milquet: Ik kan het koninklijk besluit meer in detail lezen, maar de toestemming van het college van burgemeester en schepenen is mogelijk voor de verschillende diensten met een functie van algemeen belang. De kwestie hier is de definitie van “algemeen belang”. Onderwijs in het algemeen is van algemeen belang, maar rekrutering bij een specifieke gemeente is iets anders volgens de definitie. Dat ligt altijd wat moeilijk.
16.05 Theo Francken (N-VA): Sportclubs, kloosterorden en jeugdbewegingen vallen niet onder het algemeen belang, begrijp ik, terwijl school en onderwijs een andere kwestie is. Het specifiek aanschrijven voor een opendeurdag met het oog op de inschrijving van het kind, valt nu dus ook niet onder het algemeen belang?
16.06 Minister Joëlle Milquet: Ik spreek over de interpretatie van de diensten tot nu toe.
16.07 Theo Francken (N-VA): Dat is ook wat de jurist mij heeft gezegd, want ik wist dat niet. Blijkbaar hebben wij dingen gedaan die juridisch niet helemaal in orde zijn.
Ik zeg u ook, mevrouw de minister, dat geen hond in Vlaanderen dit weet. Ik zeg dit met alle respect. Ik zit elke dag in de Kamer en ik wist het ook absoluut niet.
In mijn regio gebeurt dat. Elk gemeentebestuur doet dat. Iedereen geeft die adressenbestanden aan schoolbesturen, zeker van hun eigen gemeentescholen, voor een uitnodiging voor de opendeurdag. Iedereen doet dat. Wij geven dat ook aan sportclubs die adressenlijsten vragen, omdat dit voor de goede zaak is, maar als dat niet mag zullen wij dat natuurlijk ook niet meer doen. Ik wil ook geen boete krijgen.
16.08 Minister Joëlle Milquet: Ik deel uw standpunt. Daarom heb ik daarover meer details en meer duidelijkheid aan de administratie gevraagd. Ik was ook niet zo tevreden met het antwoord, om eerlijk te zijn.
De definitie van het algemeen belang moet meer gedetailleerd zijn. Ik heb aan de administratie gevraagd om aanvullende elementen en een samenvatting van de jurisprudentie tot nu toe op te stellen.
16.09 Theo Francken (N-VA): Kunnen wij afspreken dat ik u hierover over ongeveer een maand opnieuw ondervraag, mevrouw de minister?
16.10 Minister Joëlle Milquet: Ja, met plezier.
16.11 Theo Francken (N-VA): Dank u.
De voorzitter: Dat is dan bij deze afgesproken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De samengevoegde vragen nrs. 17139, 17380 en 17419 van de heer Logghe worden omgezet in schriftelijke vragen en de daaraan gekoppelde vraag nr. 17432 van de heer Weyts werd behandeld in de plenaire vergadering.
17 Question de M. Laurent Devin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mission officielle à Washington" (n° 17387)
17 Vraag van de heer Laurent Devin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de officiële zending naar Washington" (nr. 17387)
17.01 Laurent Devin (PS): Monsieur le président, si M. Francken nous a un peu retardés, je remercie M. Weyts d'accélérer la cadence avec une question jointe qu'il ne posera pas. Quand la N-VA nous fait gagner du temps, le PS suit!
Madame la ministre, la semaine dernière, nous avons traité au Parlement du dossier de jeunes Belges partis se battre en Syrie.
Vendredi dernier, vous avez présenté en Conseil des ministres des propositions pour lutter contre ce dangereux phénomène. Tout récemment, vous êtes allée en mission officielle à Washington, en compagnie de la commissaire générale de la police fédérale, Catherine De Bolle, et d'André Vandoren, le directeur de l'OCAM et coordinateur du plan de lutte contre le radicalisme. Des rencontres, notamment avec le National Counterterrorism Center et la CIA ont eu lieu.
Vous avez aussi eu l'occasion de rencontrer le directeur de la CIA, John Brennan, ainsi que le département de la Justice, le FBI, le Terrorist Screening Center ou encore le département de la Sécurité intérieure. Toutes des rencontres que j'imagine constructives.
En Belgique, on a vu le reportage de la RTBF (suivi par RTL). Il a eu un impact terrible auprès de la population.
On a dû mal à croire que nos adolescents peuvent, ainsi, partir en Turquie, sans contrôle poussé. Selon moi, des contrôles plus contraignants peuvent exister.
Madame la ministre, mes questions sont donc les suivantes.
Pouvez-vous nous faire parvenir un compte rendu de cette mission officielle?
Pouvez-vous nous faire part des informations obtenues dans le cadre de cette mission à propos des politiques et techniques de lutte contre le terrorisme et le radicalisme, pratiquées par les autorités et services de sécurité américains?
Pouvez-vous également nous signifier quelles peuvent être les applications concrètes de cette visite concernant la problématique de jeunes Belges partant se battre en Syrie?
Enfin, une collaboration internationale à propos de la problématique des jeunes partis combattre en Syrie a-t-elle été mise en place? Si pas, existe-t-il une volonté de collaboration internationale?
Enfin, je profite de l'actualité pour poser une question complémentaire. Que peut-il ressortir de manière très positive de la réunion du gouvernement de ce matin au regard de ce que nous avons pu voir à la télévision, encore cette semaine qui, je l'imagine, vous a autant heurtée que nous tous ici présents?
17.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chers collègues, j'espère qu'à chaque fois qu'un ministre sera en déplacement à l'étranger, vous lui demanderez les détails de sa mission; les miens sont prêts, j'ai tout préparé dans l'avion et je puis donc en parler à l'aise.
Cette mission était fondamentale, de haut niveau et elle nous a permis d'obtenir beaucoup d'informations. Elle nous a permis aussi de nous apercevoir qu'en termes de stratégie, de prévention et de radicalisme, notamment sur base du plan que j'ai déposé, nous nous inscrivons tout à fait dans les directions prises par les Américains. Je pense aux approches locales, à l'implication des communautés religieuses ou des campagnes comme celles que nous préparons pour l'instant, dont certaines avec les personnes concernées. Je pense surtout à la coordination entre services de contre-terrorisme et à la réponse qu'ils y apportent depuis septembre 2011.
Je vais répondre point par point à vos nombreuses questions.
En ce qui concerne la mission, je retiens des éléments clés.
À propos de la cybercriminalité, notre rencontre a renforcé notre prise de conscience de la problématique. Un élément important est que le terreau du nouveau terrorisme et de la radicalisation à portée violente provient d'internet: the new battlefield of terrorism is internet.
Tout le monde le sait: on peut voir sur internet comment préparer une bombe, comme les jeunes de Boston, et s'informer sur les sites djihadistes. Le gros problème des Américains et de leur législation où apparaissent des distorsions entre divers intérêts, c'est que le premier amendement concernant la liberté d'expression – freedom of speech -, est poussé au point qu'il empêche toute décision de clôture de site. Même s'il s'agit d'un appel à la haine, même si c'est pour expliquer la préparation des explosifs. Une procédure judiciaire peut être ouverte seulement dans des cas très limités de menace forte ou d'incitation à la violence, nettement plus forte que celle que nous entendons chez nous.
Leur politique en la matière n'est donc pas de fermer des sites. Par contre, il nous a été dit que, même travaillant hors procédure judiciaire, il ne fallait pas attendre d'eux qu'ils prennent des mesures. Nous devrions travailler plutôt en ligne directe avec les providers pour obtenir peut-être des fermetures de sites. En fait, c'est plus souple par ce biais qu'en passant par des procédures judiciaires.
Cela signifie donc aussi que la demande ne doit pas émaner nécessairement des autorités. Il peut s'agir d'un service organisé en matière de lutte contre le racisme.
Je passe les détails, car la réunion a duré des heures et a été très intéressante.
Un autre point est fondamental: depuis le 11 septembre 2001, ils ont établi une coordination majeure des informations entre les services de renseignements et les autorités judiciaires - law enforcement institutions.
Nous devrons aussi en discuter, notamment dans le cadre du débat que nous tiendrons à propos de la réforme, par exemple au niveau des liens entre la Sûreté de l'État, la police, etc.
Leurs services collaborent plus facilement que les nôtres. Ils analysent ensemble les données complètes qui sont ensuite dévolues au judiciaire ou au renseignement. Cet examen croisé n'est pas toujours possible chez nous.
Nous avons aussi abordé le renforcement des stratégies locales. Nous avons rendu visite à la police de Washington pour mieux connaître les initiatives prises en termes de lutte contre le radicalisme et de formation des agents. Cela correspond au plan que nous avons déposé et au sujet duquel une note abordant plus précisément la Syrie sera envoyée lundi prochain aux communes.
Leurs politiques poseraient sans doute des problèmes sur le plan des mentalités ici, mais elles impliquent en permanence la population civile. Je pense aux numéros verts destinés aux témoins, à la prévention sur le net à travers Twitter, Facebook, etc. C'est quand même relativement neuf. Nous avons reçu les documents à cet effet. Par ailleurs, nous allons aussi envoyer sur place une équipe de représentants de la police locale.
Ils ont conforté notre vision selon laquelle une expertise et des personnes ressources sont indispensables dans la lutte contre le radicalisme, qu'il s'agisse de conférences, d'animations avec des groupes de jeunes ou de soutien aux autorités locales.
La priorité est accordée à la prévention dans la lutte contre le terrorisme et contre le radicalisme violent dans les politiques étrangères, la diplomatie et la coopération, qui s'intéressent de plus en plus à des projets locaux développés à cette fin.
Un élément particulièrement fondamental et qui correspond à une proposition que j'ai énoncée dans le programme national de lutte contre le radicalisme consiste à mener des politiques de contre-discours. Le Royaume-Uni commence un petit peu à s'y intéresser, tout comme l'Allemagne. Nous avons visité le Centre pour la stratégie de communication. En clair, ce service a pour mission de surveiller les conversations sur les réseaux sociaux et les forums dans toutes les langues afin d'élaborer un contre-discours, notamment dans la définition du djihad - en rappelant, par exemple, le nombre important de victimes musulmanes.
Il s'agit vraiment d'un contre-discours. Depuis dix ans, la toile avait laissé le pouvoir, sans réaction sur le fond, à des organisations plutôt djihadistes. C'est pour cela que nous proposons de mettre sur pied un élément du même ordre. Ils sont prêts à collaborer avec nous.
Nous allons aussi rencontrer les Britanniques, qui ont fait la même demande, pour voir comment nous pourrions utiliser et compléter ce qu'ils font concernant les différents éléments des problématiques internes européennes, ceci dans les langues anglaise et française notamment.
La collaboration entre CIA et FBI pourrait inspirer nos services. En ce qui concerne la data collection, la collecte des données, nous partageons des choses évidemment fondamentales. Nous avons beaucoup parlé du nouvel accord que nous venons de signer avec les États-Unis sur la manière par laquelle nous allons échanger nos informations en matière de terrorisme via le Terrorism Screening Center (TSC). Cela nous permettra d'avoir accès à leur banque de données, pour des cas qui se trouvent intéressants en la matière.
Ils développent par ailleurs tous les points que nous considérons prioritaires, comme le renforcement de la protection des endroits stratégiques.
Nous avons aussi eu des discussions plus confidentielles sur l'évolution de la situation en Syrie et sur un échange d'informations; deux conversations vraiment fondamentales, l'une avec Janet Napolitano, la secretary of the Department of Homeland Security, l'équivalent du ministre de l'Intérieur; l'autre avec l'équivalent du ministre de la Justice aux États-Unis, M. Holder, concernant l'actualité et la nécessité de renforcement des collaborations.
Cette mission était très intéressante. Nous avons fait au moins dix visites par jour, en deux jours et demi. Cela confirme qu'ils ont les mêmes problématiques que nous.
Les nouvelles évolutions du terrorisme et les menaces importantes sont maintenant de plus en plus internes, émanant de populations internes, avec toutes les influences que l'on connaît. Le dossier Syrie est évidemment un de ceux qui démontrent cette problématique-là quasiment facialement, dans tous les pays européens.
Cela demande un autre type d'approche, avec un
travail sur les différents aspects. Nous avons aussi observé énormément de
bonnes pratiques en matière de projets locaux, de politiques de communication,
etc., sur la problématique de la lutte contre le radicalisme.
Pour ce qui concerne les mineurs, j'ai bien expliqué, hier, en séance plénière de la Chambre, que la législation européenne est beaucoup moins positive que ce que chacun pense. Nous sommes tous en train de dire que la libre circulation des personnes, c'est formidable. Tout le monde se gausse de l'espace Schengen, et c'est tant mieux. Mais cela implique que l'on interdit, pour le moment, aux pays et au droit national de contrôler une autorisation parentale d'un mineur qui se rend dans un pays appartenant à l'espace Schengen. Je suis en train d'examiner, avec la Commission, les mesures qui pourraient être prises. Des contrôles ciblés pourraient, par exemple, être envisagés. Une autorisation parentale pourrait également être exigée en cas de départ d'un jeune vers un autre pays. Mais il n'est pas possible d'imposer aux services de contrôle de la douane de vérifier si le jeune en partance est bien en possession d'une autorisation parentale si le pays de destination appartient à l'espace Schengen. Tel n'était pas le but des accords de Schengen, mais il n'en reste pas moins que c'est leur conséquence. Les pays européens n'ont jamais pris cette problématique à bras-le-corps.
Quand le pays de destination se situe hors de l'espace Schengen, l'annexe 7, points 6.2 et 6.3 de l'article 19 du Code Schengen, stipule que les agents à la frontière doivent s'assurer, sur la base des documents d'identité et autres documents, que le jeune ne part pas à l'insu des parents. Mais depuis que cette disposition existe, c'est-à-dire depuis 2006, aucune explication n'a été donnée, en Belgique, en vue de préciser ce que l'on entendait exactement par "autres documents". La police effectue le contrôle. Mais il n'y a pas de directive claire concernant la possession d'une autorisation parentale délivrée par la commune, etc. J'ai rédigé un texte d'arrêté royal que je déposerai, vendredi, devant le Conseil des ministres, visant à préciser qu'il faut une autorisation parentale délivrée par la commune selon telle et telle modalité. Ce texte pourrait aussi faire l'objet d'une circulaire. Il faudra alors que tous les partis de la majorité soient d'accord. Selon moi, les mineurs doivent être protégés car la question dépasse largement le cadre de la problématique de la Syrie. Le problème qui se pose aujourd'hui est révélateur de la situation et de la législation européenne en matière de mineurs.
Avant les vacances de Pâques et avant que l'on m'ait informée du départ des deux mineurs, j'avais demandé que les contrôles policiers soient renforcés. Que fait la police? Elle regarde dans le signalement Schengen si le mineur a été déclaré disparu par la police locale ou s'il a fait l'objet d'un signalement de cette dernière. En effet, dès qu'un parent se présente à la police locale, il y a encodage dans le système de signalement Schengen qui doit automatiquement être consulté. Les mineurs dont la RTBF a parlé n'ont, vraisemblablement, pas le profil de jeunes combattants prêts à aller se battre en Syrie.
Le contrôle a été correctement effectué sur l’acte de signalement. Les jeunes n’étaient pas portés disparus, etc. Sur la base de leur allure, le policier n’a malheureusement pas effectué la deuxième vérification relative à l’autorisation parentale, même si actuellement aucune règle précise ne le stipule. C’est la raison pour laquelle ce coup monté s’est déroulé de cette manière. Vous pouvez vous rendre dans tous les aéroports qui appliquent la règle Schengen. Ils risquent, hélas, d’appliquer le même traitement. Nous allons repréciser cette norme au niveau des pays situés hors de l’espace Schengen, mais le problème demeure entier à l’intérieur de celui-ci.
En ma qualité de mère de famille, je ne trouve pas la législation optimale au niveau de Schengen, car il n’est pas normal, à 13 ans, de partir sans accompagnement ou autorisation pour un pays européen.
En résumé, nous avons des contacts avec la Commission et eu égard au dépôt de mon texte, deux réunions ont eu lieu avec le département de la Justice. Nous en avons encore une avec les différents membres du gouvernement cette semaine, mais il faudra que chacun se positionne. En effet, entre ce que j’entends au parlement, ce que prônent les partis et in fine ce qui est parfois défendu en kern, il y a de grands écarts. Ensuite, on viendra nous reprocher de ne pas avoir adopté telle ou telle mesure. Mais lorsque les partis de la majorité demandent publiquement telle et telle mesure, au moment où le kern doit trancher, le même parti ne défend pas la mesure. C’est étonnant, mais c’est ainsi! À un moment, il convient d’être conséquent!
En conclusion, j’ai encore remis une note ce matin. Ce dossier est géré de façon permanente avec la prise suivie de nouvelles mesures. Il est en constante évolution. C’est un dossier préoccupant, sérieux, de sécurité publique, où à la fois un très grand nombre de personnes tombent sous l’application de la loi "terrorisme" et un petit nombre de mineurs émargent à la loi "mineurs en danger". La manière dont ces cas sont gérés est vraiment très différente, mais nous faisons le maximum dans le cadre des compétences qui sont les nôtres et en coordination, car ce sujet concerne les autorités locales, les Communautés en matière de jeunesse, les Régions par rapport à une série de reconnaissance de lieux de culte, etc. Bref, ce dossier nécessite une approche très collective.
17.03 Laurent Devin (PS): Madame la ministre, eu égard à votre remarque préalable, j’espère que vous allez questionner tous les ministres qui se rendent en déplacement. Je siège en commission de l’Intérieur. La ministre de l’Intérieur se rend en mission à l’étranger. Ce sujet nous préoccupe tous, et je le suis! Ma question ne demande pas de polémique. Je ne vous demande pas combien elle a coûté, si votre siège était à gauche, à droite, au milieu, en haut, en l’air, si vous avez pris deux ou trois boissons le soir.
Il est quand même bien qu'un parlementaire s'intéresse à votre mission à Washington! Le jour où plus personne ne s'intéressera à ce que vous faites à l'étranger en tant que ministre, il faudra se poser des questions!
17.04 Joëlle Milquet, ministre: Vingt-quatre heures après, il n'y a pas encore de rapport rédigé par la ministre!
17.05 Laurent Devin (PS): Je m'intéresse à votre visite, et nous avons l'occasion d'en discuter ici. Et je m'intéresserai encore à toutes les visites que vous ferez dans le monde.
Je vous remercie pour les informations que vous nous donnez. On sent bien qu'il s'agit d'un dossier en évolution; nous apprenons de nouvelles informations chaque jour. Quelque part, on touche à certaines limites de notre réglementation. Le mieux est l'ennemi du bien!
Je le disais la semaine passée en séance plénière, nous sommes tous concernés. Nous pouvons tous imaginer notre enfant arriver à Zaventem et partir en Turquie. Et après? Cela fait froid dans le dos à tout le monde. Il s'agit d'un âge où l'on aime découvrir l'interdit et franchir certaines frontières, même si elles ne sont pas territoriales.
Je reviendrai vers vous suite aux réunions que vous aurez, notamment avec la Commission européenne, afin de voir ce que l'on peut faire. Il faut pouvoir protéger nos enfants. Même si ce n'est pas pour aller se battre en Syrie, ils peuvent toujours aller ailleurs, et il y a des mesures à prendre pour les protéger.
Madame la ministre, je vous remercie vivement pour vos réponses.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 17169 van de heer Clerfayt wordt uitgesteld. Hetzelfde geldt voor vraag nr. 17188 van mevrouw Dierick. Vraag nr. 17257 van de heer Schoofs wordt ook uitgesteld.
18 Vraag van de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "illegale gauwdieven in Leuven" (nr. 17271)
18 Question de M. Theo Francken à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "des illégaux commettant des vols à la tire à Louvain" (n° 17271)
18.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, omdat ik niet weet of u de gevraagde cijfers al hebt kunnen bemachtigen, wil ik deze vraag eventueel ook omzetten in een schriftelijke vraag.
18.02
Minister Joëlle Milquet: (…)
18.03 Theo Francken (N-VA): Toch wel? Goed, mijn vraag is de volgende.
Sinds enkele maanden wordt Leuven geteisterd door een plaag van gauwdiefstallen. Naar verluidt heeft dat te maken met de aanwezigheid van illegalen in de stad.
Mevrouw de minister, is dat fenomeen u bekend?
Hoeveel processen-verbaal werden er in Leuven aangaande dat probleem uitgeschreven sinds januari 2013?
Hoe bent u van plan om dat probleem op te lossen?
18.04 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, de gauwdiefstal is een fenomeen dat in de politiezone Leuven constant wordt opgevolgd in het raam van het zonaal veiligheidsplan, zoals dat ook gebeurt in andere grote steden, bijvoorbeeld Brussel.
Recent werd een gauwdief gevat die tevens illegaal in het land verbleef.
Tijdens het eerste trimester van 2013 werden er 376 processen-verbaal voor gauwdiefstal opgesteld op het grondgebied van de politiezone Leuven, tegenover 256 tijdens het eerste trimester van 2012, 100 meer dus
De politiezone Leuven heeft sinds 2010 een actieplan inzake gauwdiefstal uitgewerkt, gericht op beeldvorming, acties en preventie. Voor nadere inlichtingen verwijs ik naar de lokale overheden, die natuurlijk ook bevoegd zijn voor deze materie.
Binnenkort zullen de gauwdieven ook vallen onder de toepassing van de GAS-reglementering. Een gauwdiefstal is een gemengde inbreuk. Als het parket niet beweegt, dan kunnen wij ter zake ook een gemeentelijke administratieve sanctie invoeren. Dienaangaande heb ik een gedetailleerd verslag bij.
18.05 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, hartelijk dank om die cijfers zo snel op te snorren.
Hebt u toevallig geen cijfers over het aantal van die daders, dat al dan niet wettelijk in ons land verblijft?
18.06 Minister Joëlle Milquet: (…)
18.07 Theo Francken (N-VA): Die cijfers zijn daarbij inbegrepen. Waarvoor dank.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 17291, 17292 en 17293 van de heer Somers worden uitgesteld. Hetzelfde geldt voor de samengevoegde vragen nrs. 17306, 17369 en 17473 van mevrouw Temmerman, mevrouw Gerkens en de heer Calvo.
19 Vraag van de heer Frank Wilrycx aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de terugbetaling van bijkomende opleidingen voor CALog- personeelsleden" (nr. 17308)
19 Question de M. Frank Wilrycx à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le remboursement des formations complémentaires au personnel CALog" (n° 17308)
19.01 Frank Wilrycx (Open Vld): Mevrouw de minister, ongeveer 20 % van het personeel van de politie vervult een administratieve, ondersteunende of technische functie. Bij de aanstelling als CALog-personeelslid moet men beschikken over de wettelijk bepaalde diploma’s. Door de aanstellende overheid kunnen daarnaast geen bijkomende diploma’s geëist worden, tenzij dit in het statuut is opgenomen.
Toch is het soms wenselijk bijkomende opleidingen te volgen die nuttig zijn voor de job. De overheid kan stellen dat een bepaald diploma een meerwaarde betekent bij de selectie van de meest geschikte kandidaat, en zij kan ook opleggen dat de kandidaat na de benoeming een bepaalde opleiding zou volgen. Voor het uitoefenen van de job verkeersdeskundige hebben thans niet veel personeelsleden het vereiste diploma. Kandidaten voor die functie moeten veelal een bijkomende opleiding volgen.
Deze opleiding is echter niet gratis, en zij wordt tijdens de werkuren gevolgd. Met de werkgever kan dan worden overeengekomen dat de opleiding op zijn kosten wordt gevolgd, maar dat een gedeelte van de kosten zal worden terugbetaald indien de werknemer de politiezone op eigen verzoek verlaat vóór het einde van de door de partijen overeengekomen periode. Dit om te verhinderen dat een personeelslid kort na de bijkomende opleiding elders een professionele uitdaging aangaat.
Mevrouw de minister, onder welke precieze voorwaarden kan de overheid de kosten van een bijkomende opleiding terugvorderen bij het voortijdig afbreken van de overeenkomst door de werknemer?
19.02 Minister Joëlle Milquet: Er zijn geen algemene regels inzake de terugbetaling van de externe opleidingen die op kosten van de overheid en/of tijdens de diensturen worden gevolgd door personeelsleden van het administratief en logistiek kader.
Dit neemt evenwel niet weg dat in bepaalde gevallen tussen de overheid en het betrokken personeelslid een terugbetalingsbeding kan worden afgesloten. Voor het afsluiten van zulke bedingen moet een onderscheid worden gemaakt tussen de contractuele en de statutaire personeelsleden van de politiediensten. Voor de contractuele personeelsleden die tewerkgesteld zijn op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur, kan overeenkomstig artikel 22bis van de wet een scholingsbeding worden opgesteld. Dit houdt in dat het contractuele personeelslid dat gedurende de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst op kosten van de overheid een opleiding volgt, zich ertoe verbindt deze laatste een gedeelte van de opleidingskosten terug te betalen in geval het personeelslid de politiedienst verlaat vóór het einde van de overeengekomen periode.
Ook voor de statutaire personeelsleden is een dergelijk terugbetalingsbeding mogelijk voor externe opleidingen die een personeelslid op eigen vraag volgt. Voor de door de overheid opgelegde opleidingen die een statutair personeelslid volgt is een dergelijk terugbetalingsbeding echter niet mogelijk.
19.03 Frank Wilrycx (Open Vld): Mevrouw de minister, het is natuurlijk jammer dat dit niet kan voor statutaire personeelsleden omdat het soms toch een hele investering is voor een politiezone. Het is dan ook spijtig als dat bewuste personeelslid de zone dan vrij snel verlaat. Ik heb er evenwel akte van genomen.
L'incident est clos.
20 Vraag van de heer Frank Wilrycx aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het radiocommunicatiesysteem ASTRID" (nr. 17309)
20 Question de M. Frank Wilrycx à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le système de communication radio ASTRID" (n° 17309)
20.01 Frank Wilrycx (Open Vld): Mevrouw de minister, het radiocommunicatiesysteem ASTRID wordt in eerste instantie gebruikt voor spraakcommunicatie. In de toekomst zullen de hulpdiensten ook alsmaar meer data mobiel moeten kunnen doorsturen. Het huidige smalband TETRA-netwerk is wel perfect geschikt voor spraakcommunicatie, maar niet krachtig genoeg voor high speed mobiel dataverkeer.
Zowel de politie- en brandweerkorpsen als de ambulancediensten zouden hun werking kunnen verbeteren en moderniseren als zij van een breedbandoplossing gebruik zouden kunnen maken. Naar verluidt wordt er gedacht aan een korte- en een langetermijnoplossing hiervoor.
Op korte termijn zou er worden samengewerkt met de commerciële 3G-netwerken. Op die manier zouden de verschillende disciplines al vrij snel ook met dataverkeer kunnen communiceren. Op lange termijn zou ASTRID werken aan een eigen 3G-netwerk. Zo zouden de hulpdiensten onafhankelijk van het commerciële netwerk kunnen communiceren, wat de veiligheid ten goede komt.
Hoe ver zijn de gesprekken met de commerciële netwerken gevorderd? Zullen zij samenwerken voor voldoende dekking? Wat is de timing hiervoor?
Hoe kan de veiligheid worden gegarandeerd bij het gebruik van een netwerk van derden? Wat is hiervan het kostenplaatje? Zullen hiervan ook kosten worden doorgerekend aan de lokale politiezones en brandweerzones?
Zal ASTRID op termijn een eigen netwerk kunnen uitbouwen, onafhankelijk van de commerciële 3G-netwerken? Zijn er voor de uitbouw van het eigen netwerk al financiële ramingen gemaakt? Zullen hiertoe ook de lokale politiezones en brandweerzones financieel moeten bijdragen?
20.02 Minister Joëlle Milquet: Men voert bij ASTRID al meer dan een jaar gesprekken met de operatoren van de commerciële netwerken. De aanbestedingsprocedure loopt momenteel. De gunning van de overheidsopdracht is gepland in de eerstkomende weken. ASTRID wil de MVNO-service lanceren, wat staat voor mobile virtual network operator, tegen het einde van het jaar.
Een van de kenmerken is dat de toekomstige ASTRID-MVNO-simkaarten netwerkoverschrijdend zullen zijn. Op plaatsen waar er minder dekking is, moet de datatoepassing dan overschakelen naar een netwerk dat op die plaatsen een betere dekking biedt. Net zoals voor het TETRA-netwerk staat ASTRID hierbij garant voor een beveiligde communicatie, omdat er bij de toegang naar de 3G-netwerken extra veiligheidsbarrières zullen worden ingebouwd.
Het nieuwe MVNO-aanbod vult de bestaande communicatiediensten aan, maar vervangt ze niet. Er zullen dus in de komende maanden aparte abonnementsformules worden uitgewerkt. Net zoals nu blijven de politie- en hulpdiensten volledig vrij in hun abonnementskeuze, op basis van hun specifieke noden. Vooral in het begin wordt verwacht dat datacommunicatie via MVNO geleidelijk en slechts voor een beperkt aantal toepassingen bij de verschillende organisaties zal worden gebruikt.
Het uitbouwen van een eigen LTE-netwerk, Long Term Evolution, of 4G, is een scenario op lange termijn, dat echter met belangrijke randvoorwaarden gepaard gaat. De LTE-technologie voor de sector van de openbare veiligheid is nog niet voldoende gestandaardiseerd en dient in de komende jaren verder te worden verfijnd.
Om gebruik te maken van LTE zijn er nieuwe, geharmoniseerde frequenties nodig op Europees vlak. Die frequenties zijn momenteel niet beschikbaar. Voor het uitbouwen van een nieuw LTE-netwerk door ASTRID zullen de nodige budgetten gevonden moeten worden. Om de technologische evolutie van LTE op de voet te volgen en om de belangen van de Belgische hulpdiensten bij de verdere ontwikkeling te verdedigen, neemt ASTRID actief deel aan internationale fora en werkgroepen.
Voor de uitbouw van een eigen LTE-netwerk werden nog geen budgetramingen gemaakt, mede omdat de technologie nog niet volledig rijp is. Het is voorbarig om de eventuele bijdrage van de gebruikers in een langetermijnscenario, zoals LTE, nu reeds te bepalen.
20.03 Frank Wilrycx (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De uitwerking op lange termijn is inderdaad niet evident, maar het is belangrijk dat er op korte termijn stappen worden gezet. Zeker met de opkomst van de ANPR-camera’s, de slimmere camera’s, zal data-uitwisseling belangrijker worden. Die ANPR-camera’s maken heel sterk opgang. Ik wil echter ook aandacht vragen voor de kostprijs van de aparte abonnementsformules voor de verschillende politiezones. Er moet rekening worden gehouden met de precaire financiële toestand van de zones.
L'incident est clos.
21 Vraag van de heer Frank Wilrycx aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het digitaal ondertekenen van een VPV" (nr. 17310)
21 Question de M. Frank Wilrycx à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la signature électronique d'un PVS" (n° 17310)
21.01 Frank Wilrycx (Open Vld): Mevrouw de minister, een VPV is een vereenvoudigd proces-verbaal met de registratie van de belangrijkste materiële elementen van inbreuken die relatief weinig ernstig zijn of waarvan de dader niet bekend is. Voorbeelden zijn enkelvoudige diefstallen zoals een fietsdiefstal zonder geïdentificeerde dader, het niet aangeven van woonstverandering, ruzies, relationele problemen en dergelijke. Die VPV’s worden bij de politie uitsluitend op elektronische drager bewaard en dus niet aan de procureur des Konings overgelegd. De politie bezorgt alleen maandelijks een listing van die VPV’s aan de procureur, zodat hij in de mogelijkheid verkeert om toezicht uit te oefenen en een VPV kan opvragen. De listing bevat alleen het notitienummer, een korte omschrijving van het strafbaar feit, de kwalificatie, plaats en tijdstip en eventueel de identiteit van de betrokkene.
Toch moet de politie dergelijke VPV’s bewaren in haar eigen archieven. Op straffe van nietigheid moet een VPV ook ondertekend worden door de verbalisant. Dat is immers een substantiële vormvereiste. Hiervoor bestaat er een nogal omslachtige procedure. De verbalisant dient het document uit te printen, te ondertekenen en in te scannen. Daarna kan het gescande exemplaar dan elektronisch bewaard worden. Het papieren VPV wordt vernietigd. Niet alleen om papier te besparen maar vooral ook om omslachtig werk te vermijden voor onze politiediensten, is het wenselijk om die VPV’s te voorzien van een digitale handtekening.
Mevrouw de minister, zijn de informaticasystemen van de politie aangepast voor de digitale handtekening? Is er een wettelijk kader om hiermee te werken? Ziet u op korte termijn een oplossing om die overbodige werklast weg te werken?
21.02 Minister Joëlle Milquet: Artikel 34, § 3, van de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering bepaalt dat de processen-verbaal indien mogelijk in elektronische vorm ondertekend dienen te worden door gebruik te maken van een gekwalificeerde elektronische handtekening. Die bepaling zal echter pas in werking treden op 1 januari 2015.
Momenteel is er dus nog geen regelgeving in werking met betrekking tot de digitalisering in strafzaken en handelt de politie volgens de werkwijze die omzendbrief COL 8/2005 van het College van procureurs-generaal vooropstelt inzake de vereenvoudigde processen-verbaal.
Uit de bepalingen van de COL volgt dat een VPV slechts ondertekend wordt indien het aan het parket wordt overgezonden. Volgens de COL 5/2012 heeft een ingescande handtekening niet dezelfde waarde als een handgeschreven handtekening, aangezien met een ingescande handtekening geen zekerheid bestaat betreffende de identiteit van de ondertekenaar indien het origineel wordt vernietigd.
Uw stelling dat het papieren VPV kan worden vernietigd wanneer de verbalisant het document geprint, ondertekend en ingescand heeft, is dus niet correct. Indien men het papieren VPV wil vernietigen en men louter de elektronische VPV’s wil bewaren, is het vereist dat het VPV wordt ondertekend met een geavanceerde elektronische handtekening, aangezien enkel op die wijze de identiteit van de ondertekenaar met voldoende zekerheid zal kunnen worden vastgesteld.
De overbodige werklast wordt vermeden door de elektronische versie van het VPV in eerste instantie niet te voorzien van een handtekening, maar dat pas te doen wanneer een VPV aan het parket wordt bezorgd en aldus de werkwijze in de omzendbrief COL 8 te volgen.
21.03 Frank Wilrycx (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is vooral slopend papierwerk voor mensen in uniform die beter op straat werk zouden verrichten in plaats van aan een bureau. Het zou interessant zijn mochten zij die zaken met een elektronische handtekening kunnen afwerken.
L'incident est clos.
22 Vraag van de heer Frank Wilrycx aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de diefstalpreventieadviseur" (nr. 17311)
22 Question de M. Frank Wilrycx à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le conseiller en prévention vol" (n° 17311)
22.01 Frank Wilrycx (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een diefstalpreventieadviseur is een persoon werkzaam bij de gemeente of politie die een essentiële rol speelt bij het bestrijden van inbraken. In een rondschrijven van april van vorig jaar stelde de FOD Binnenlandse Zaken dat deze dienst weinig bekend is, maar dat de mensen die gebruik maken van deze dienst er uitermate tevreden over zijn. Er zou een actieplan opgemaakt worden om deze dienstverlening toch meer bekend te maken bij het ruime publiek.
Op de federale website besafe.be kan men de diefstalpreventiedienst per gemeente raadplegen. Uit een kleine steekproef blijkt evenwel dat er voor de meeste gemeenten geen informatie beschikbaar is over deze dienst. Sensibilisering en preventief werken zijn echter essentieel in de strijd tegen inbraakplagen.
Heeft de functie van diefstalpreventieadviseur intussen meer bekendheid verworven bij het publiek? Wordt er vaak beroep gedaan op deze adviseurs?
Hoeveel gemeenten bieden de dienst van diefstalpreventieadviseur aan via de website besafe.be?
Wat is de reden dat de informatie op de website van de FOD niet voorhanden is voor verschillende gemeenten?
Plant u nog acties om het bestaan van deze adviseurs meer onder de aandacht te brengen?
22.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, sinds maart 2012 heeft de algemene directie Veiligheid en Preventie tal van acties ontwikkeld met het oog op het beter bekendmaken van de functie van diefstalpreventieadviseur, zoals onder andere een brochure met toelichting over de functie en een ambassadeurproject dat de wijk- en interventieagenten alsook het gemeentepersoneel in staat stelt om de boodschap van inbraakpreventie te verspreiden. Wij hebben geen precieze cijfers over het effect van deze communicatiecampagne, maar dat moet doeltreffend zijn.
In tal van politiezones worden evenwel heel wat bezoeken afgelegd in het raam van inbraakpreventie.
Thans hebben 308 gemeenten zich geregistreerd op het elektronische loket. Meer dan de helft van de gemeenten maakte dus al van deze tool gebruik. De inschrijvingsaanvragen blijven dagelijks binnenkomen.
Iedere politiezone of gemeente moet zich zelf inschrijven op het elektronische loket om haar preventiediensten te kunnen aanbieden. Iedere gemeente beslist dus zelf welke diensten ze wenst aan te bieden: huisbezoeken, het organiseren van infosessies of het beantwoorden van een vraag.
De inschrijvingsaanvraag werd eind februari 2013 gelanceerd.
Er zal eveneens een mailing naar iedere burgemeester en korpschef worden verstuurd om hen te sensibiliseren om in te schrijven op dit loket.
Nog heel wat acties zijn gepland om de diefstalpreventieadviseur meer bekendheid te geven. Een gids zal hen in staat stellen een coherente aanpak inzake communicatie te hanteren. Er worden hen kant en klare teksten ter beschikking gesteld. Ze kunnen deze gebruiken op de website en in het gemeentekrantje.
Er staat ook een banner op het elektronische loket. De brochures ter attentie van de burgers worden ook steeds aangepast.
22.03 Frank Wilrycx (Open Vld): Mevrouw de minister, ik denk dat het goed is dat u daar nog wat meer reclame voor maakt, want die diensten worden als heel positief ervaren. Dat is ook zo voor de brandpreventieadviseur, maar als men op die website naar de verschillende gemeenten gaat kijken, ziet men dat weinigen die dienst aanbieden, terwijl er toch veel nood aan is en het voor de burger interessant zou zijn als zij steeds een beroep op die diensten zouden kunnen doen.
Dus nog iets meer reclame of nog iets meer activatie bij de burgemeesters en de politieoversten is zeker wenselijk, denk ik.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 17319 van de heer Degroote wordt in een schriftelijke vraag omgezet. De samengevoegde vragen van mevrouw Temmerman, mevrouw Slegers en mijzelf worden behandeld in de commissie voor de Justitie. Vraag nr. 17335 van de heer Veys wordt uitgesteld. De vragen nr. 17338 en 17339 van de heer Arens worden zonder voorwerp verklaard. De vraag nr. 17378 van de heer Gilkinet wordt in een schriftelijke vraag omgezet. Vraag nr. 17381 van mevrouw De Bue werd in de plenaire vergadering behandeld.
Vraag nr. 17413 van mevrouw Slegers wordt uitgesteld, net als haar overige vragen. Vraag nr. 17431 van de heer Weyts wordt uitgesteld. Vraag nr. 17453 van mevrouw Galant wordt uitgesteld. Vraag nr. 17504 van de heer Thiéry wordt uitgesteld.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.55 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.55 heures.