Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mercredi 24 avril 2013 Après-midi ______ |
van Woensdag 24 april 2013 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.33 uur en voorgezeten door mevrouw Carina Van Cauter.
La séance est ouverte à 14.33 heures et présidée par Mme Carina Van Cauter.
01 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de uitbetaling van de vergoeding voor voogden van niet-begeleide buitenlandse minderjarigen" (nr. 17100)
01 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "le versement de l'indemnité perçue par les tuteurs de mineurs étrangers non accompagnés" (n° 17100)
01.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, van zodra een niet-begeleide buitenlandse minderjarige in contact komt met de Dienst Vreemdelingenzaken of de politie wordt de voogdijdienst op de hoogte gebracht. Die overheidsdienst is verantwoordelijk voor de identificatie van de jongere en moet ervoor zorgen dat de jongere onmiddellijk de dag zelf opvang krijgt. Elke jongere krijgt op dat moment ook een voogd toegewezen, die hem helpt bij het zoeken naar een advocaat, het indienen van een asielaanvraag of het vinden van een geschikte school.
Deze voogd staat in voor een aantal zeer uiteenlopende en complexe opdrachten die heel wat expertise vergen. In het licht van de sleutelpositie en de niet voor de hand liggende uitvoering van deze opdrachten door de voogd, is het vanzelfsprekend dat deze voogd een vergoeding krijgt van de dienst Voogdij. De uitbetaling van deze vergoeding gebeurt echter met grote vertraging, zo werd mij meegedeeld, en dat zou toch wel problematisch kunnen zijn.
Mevrouw de minister, ten eerste, wat is de reden van deze vertraging?
Ten tweede, hoe groot is de achterstand in de uitbetaling?
Ten derde, wat is het totale bedrag van de achterstand?
Ten vierde, welke maatregelen heeft u genomen om deze achterstand weg te werken? Tegen wanneer verwacht u dat deze achterstand weggewerkt zal zijn?
Ten vijfde, hoe denkt u dit probleem in de toekomst te voorkomen?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Gegeven de budgettaire situatie werd de administratie verplicht tot het einde van maart te werken met voorlopige twaalfden. Dit verklaart de vertraging. De volledige kredieten werden einde maart door de FOD Budget- en Beheerscontrole ter beschikking gesteld.
Sinds het begin van het jaar werd 1 180 806,61 euro aan vergoedingen, administratieve kosten en verplaatsingskosten vereffend. Dat komt neer op 262 000 euro per maand. Dit betekent dat 82 % van het krediet 2013 werd betaald. Dit is ook normaal, want de aangestelde voogden krijgen een voorschot van 80 % voor vergoedingen. Het managementplan van het directoraat-generaal voorziet in een verbetering van het beheers- en ondersteuningsproces. Het verwerkingsproces van de verklaring tot schuldvordering is hierbij een prioriteit.
01.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik begrijp dat de achterstand weggewerkt zou moeten zijn en dat iedereen zijn voorschot van 80 % heeft gekregen. Ik hoop dat dit inderdaad op het terrein het geval zal zijn.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de werkomstandigheden bij de Staatsveiligheid" (nr. 17123)
02 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "les conditions de travail à la Sûreté de l'État" (n° 17123)
02.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, de sfeer is soms ver zoek bij het personeel van de Staatsveiligheid. De klachten over de werkomstandigheden stapelen zich op. De opgelegde besparingen wegen blijkbaar zo zwaar dat de demotivatie toeslaat. Verschillende functies worden slechts tijdelijk ingevuld, zelfs aan de top, wegens budgettaire redenen. Ook de terugbetaling van kosten, onder meer om informanten te onderhouden, laat vaak maanden op zich wachten. Er is ook sprake van een toenemend aantal klachten bij het Comité I, een groter wordend alcoholprobleem, een stijging van het aantal depressies en klachten over intimidatie.
Bent u op de hoogte van deze situatie? Hoe denkt u dat deze crisissituatie worden beëindigd en dat het sociaal overleg terug de goede richting kan uitgaan? Welke stappen zult u nemen om deze wantoestanden een halt toe te roepen en op welke termijn?
AI een hele tijd worden de mandaten voor verschillende topfuncties niet verlengd of ingevuld. Dat komt de leiding van de Staatsveiligheid duidelijk niet ten goede. Wanneer kan men overgaan tot de verlenging of benoeming van het mandaat van de administrateur-generaal of zijn adjunct en van de andere openstaande leidinggevende functies? Welke stappen werden hiervoor al genomen? Op welke termijn ziet u dat?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik laat die klachten op hun ernst analyseren. De eerste reactie van de administratie wijst op een overdreven reactie van een beperkt aantal personeelsleden. Ik hecht veel belang aan het heraanknopen van een kwaliteitsvolle sociale dialoog met het voltallige personeel.
Voor de sociale dialoog heb ik gevraagd dat het overlegproces over belangrijke dossiers die betrekking hebben op de buitendiensten zo snel mogelijk zou worden hervat. Er is trouwens een overleg met de vakbonden gepland begin mei 2013.
De mandaatfuncties in de buitendiensten worden op dit ogenblik slechts tijdelijk uitgeoefend. Voor die functies moet men de graad van afdelingscommissaris hebben.
Slechts weinig leden van de buitendiensten hebben deze graad. De mandaatfuncties kunnen trouwens slechts worden toegekend nadat men geslaagd is voor een bekwaamheidsproef. Daarvoor is een reglementaire basis nodig, een koninklijk besluit, dat momenteel opgesteld wordt. Die reglementaire basis wijzigt ook de toekenningsvoorwaarden voor het mandaat van directeur van de operaties.
Met betrekking tot de situatie van de administrateur-generaal en zijn adjunct is een uitvoeringsbesluit opgesteld. Ik hoop binnenkort te kunnen overgaan tot de aanstelling van een administrateur-generaal en de toewijzing van de functie van adjunct-administrateur-generaal van de dienst.
02.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U zegt dat er een bekwaamheidsproef nodig is. Dat is een voorwaarde. U werkt nog aan een KB, dat daarvoor nodig is, maar zolang dat er niet is, kan men geen stappen vooruit zetten in het aanstellen van nieuwe personen in de leidinggevende functies. Met andere woorden, het kan nog een tijdje duren alvorens iedereen zijn plaats heeft gevonden en alle belangrijke mandaatfuncties zijn ingevuld.
Ik hoop dat u er de nodige spoed achter zet, want blijkbaar is er nood aan een snelle invulling van de leidinggevende functies.
02.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik wens er nog het volgende aan toe te voegen. Zeker wanneer het gaat om de administrateur-generaal en zijn adjunct wachten wij ook op het rapport van het Comité I, zodat wij dat kunnen integreren in de aanbevelingen om de werking van de Staatsveiligheid in de toekomst te verbeteren. Ik hoop dus dat de onafhankelijk opgestelde rapporten van het Comité I, dat door de Senaat wordt aangestuurd, en de aanbevelingen goed worden doorgenomen, zodat wij de werking van de dienst kunnen verbeteren.
02.05 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Het gaat niet alleen over de administrateur-generaal, maar ook over heel wat leidinggevende functies onder hem. Ook daar is een invulling van het kader nodig.
02.06 Minister Annemie Turtelboom: (…)
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de bewijsvoering bij een nummerplaatherkenning door camera's" (nr. 17127)
03 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "la charge de la preuve lors de l'utilisation de caméras permettant l'identification des plaques d'immatriculation" (n° 17127)
03.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bent u er zich van bewust dat de voorwaarden waaraan er bij nummerplaatherkenning door camera’s moet worden voldaan, verschillen naar gelang van parket en gerechtelijk arrondissement?
Vindt u die verschillende aanpak wenselijk en opportuun?
Bent u van oordeel dat er nood is aan uniformisering? Indien ja, zult u het nodige doen, eventueel via een richtlijn van het College van procureurs-generaal?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: De installatie van automatische camera’s moet gebeuren in overleg tussen de lokale bestuurlijke en gerechtelijke overheden, overeenkomstig artikel 62 van het koninklijk besluit van 1968.
Algemene regels ter zake moeten bijgevolg voldoende vrijheid van handelen laten aan de gebruikers. Het is volgens mij niet opportuun om hieraan iets te wijzigen.
Wat de geldigheid van het bewijsmateriaal betreft, moet het openbaar ministerie rekening houden met de eigen visie van de rechters, die onafhankelijk oordelen over de wijze waarop de bewijzen moeten worden gerapporteerd, en over de minimumvereisten waaraan de processen-verbaal moeten beantwoorden.
Aangezien het over het algemeen om een louter feitelijke beoordeling gaat, zou het voor het College van procureurs-generaal heel moeilijk zijn om ter zake richtlijnen uit te vaardigen.
In Mechelen stelt de procureur des Konings dat de kwaliteit van de vaststellingen een van de thema’s van haar beleidsplan vormt en dat die problematiek, specifiek wat verkeer betreft, regelmatig wordt besproken tijdens het overleg met haar diensten.
Ook de wijze waarop de processen-verbaal op basis van de vaststellingen van de camera’s worden behandeld, maken nu het voorwerp uit van een overleg, dat zal uitmonden in een protocolakkoord.
Samenvattend, aangezien het bewijs in strafzaken vrij is, oordelen de rechters soeverein over het overtuigend karakter van de elementen die hun worden aangereikt ter ondersteuning van de beschuldiging, waardoor het moeilijk is om algemene richtlijnen te geven die gelden voor elk geval.
03.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is heel belangrijk dat beleidsmensen die beslissen om een dergelijk systeem in te voeren, op voorhand weten welke minimumvoorwaarden de rechters of het parket wensen. Men hoort dan dat het in het ene parket vaak anders is dan in het andere, waardoor er twijfel ontstaat.
Het is volgens mij goed dat er een uniformisering is. Als ik het goed begrijp, zou er via die protocolakkoorden een zekere uniformisering worden nagestreefd. Ik denk dat dat een goede zaak zou zijn.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Justitie over "pleegvoogdij" (nr. 17143)
04 Question de Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Justice sur "la tutelle officieuse" (n° 17143)
04.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, er bestaan in ons land twee vormen van pleegouders. We kennen de pleegouders of voogden voor niet-begeleide minderjarigen. Dat is een specifieke vorm.
Daarnaast is er ook pleegvoogdij. Dat is een gezagsinstelling waarbij door middel van een bekrachtigde overeenkomst de ouderlijke verplichtingen en sommige prerogatieven van het ouderlijk gezag worden overgedragen aan een pleegvoogd. Dit middel wordt soms gebruikt voor minderjarige vreemdelingen. Het gaat dus zowel op voor jongeren van hier als voor jongeren uit het buitenland. Soms gebruikt men dit middel omdat adoptie niet mogelijk is en men toch voor het kind wil zorgen omdat men er kennis of familielid van is. Door de rechtbank kunnen mensen dan aangesteld worden als pleegvoogd voor het kind.
In het vademecum voor voogden van niet-begeleide minderjarigen van 2007 staat ook dat de dienst Voogdij van oordeel is dat minderjarigen die onder pleegvoogdij hebben gestaan of staan niet ressorteren onder de specifieke voogdij voor niet-begeleide minderjarigen. In sommige gevallen gebeurt dit echter toch en zoekt men een voogd vanuit de dienst Voogdij voor niet-begeleide minderjarigen terwijl er pleegvoogdij is en de ouders die deze pleegvoogdij opnemen dit niet wensen.
Mevrouw de minister, wordt de minderjarige vreemdeling die overeenkomstig het Belgisch recht een pleegvoogd kreeg toegewezen gelijkgesteld met een niet-begeleide minderjarige vreemdeling? Zo ja, in welke gevallen en waarom of waarom juist niet? Wat is het voordeel daarvan?
Stelt de dienst Voogdij in voorkomend geval nog een voogd aan voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, zelfs wanneer er een pleegvoogd is? Ik vind dat heel raar omdat ik weet dat er eigenlijk al een tekort is aan voogden. Het is dus vreemd dat men voor kinderen die al een pleegvoogd hebben toch nog op zoek gaat naar een extra voogd.
Kunt u meedelen in hoeveel gevallen er een voogd werd aangeduid niettegenstaande het feit dat het kind al een pleegvoogd had? In hoeveel gevallen werd er in dezelfde situatie geen voogd aangeduid? Wat zijn in voorkomend geval de gevolgen van de aanstelling van een voogd voor de bevoegdheden van diegene die eerder al de pleegvoogdij had opgenomen?
Eindigt op dat moment het gezag van de pleegvoogd over het minderjarige kind of hebben zij andere bevoegdheden tegenover elkaar?
Het is een erg eigenaardige situatie dat zulks soms gebeurt of dat blijkbaar soms met het bevel van de rechter geen rekening wordt gehouden. Het gaat immers om een signaal dat ik van het terrein heb gekregen. De naam doet er nu niet toe. Het gaat niet over dit geval alleen. Blijkbaar gebeurt het echter soms dat bij kinderen die zelfs pleegvoogdij hebben, door de dienst Niet-Begeleide Minderjarigen toch een voogd wordt aangeduid.
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het klopt dat in het vademecum voor voogden van niet-begeleide minderjarigen, dat op 31 augustus 2007 voor het laatst werd bijgewerkt, staat dat minderjarigen die onder pleegvoogdij hebben gestaan, niet onder het stelsel van de specifieke voogdij voor niet-begeleide minderjarige kinderen ressorteren.
Voormeld standpunt van de dienst Voogdij is sindsdien geëvolueerd. Een actualisering is dan ook nodig.
De dienst Voogdij is nu van oordeel dat minderjarigen die onder pleegvoogdij werden geplaatst, om de hiernavolgende redenen onder het stelsel van de specifieke voogdij voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen kunnen vallen.
De pleegvoogd heeft een onderhouds- en opvoedingsplicht ten aanzien van het niet-ontvoogde minderjarige kind en verbindt zich ertoe zich in staat te stellen de kost te verdienen. De pleegvoogd oefent het recht van bewaring over het pleegkind uit, wanneer het zijn gewone verblijfplaats bij hem heeft en beheert ook diens goederen, zonder het genot ervan te hebben. De pleegvoogd is verplicht op dezelfde wijze als de voogd verslag over zijn voogdij uit te brengen.
De pleegvoogd beschikt echter niet over het juridische recht van hoede en evenmin over de beslissingsbevoegdheid met betrekking tot fundamentele keuzes, zoals schoolkeuze, gezondheid of wettelijke vertegenwoordiging van de minderjarige.
Sinds de oprichting van de dienst Voogdij zijn er weinig gevallen – minder dan tien – van pleegvoogdij geweest. Wij kunnen twee gevallen aanhalen die bij de dienst Voogdij zijn voorgevallen en waarbij de dienst de voogdij niet heeft beëindigd.
In het eerste geval ging het om een jongen die op het tijdstip van de melding aan de dienst Voogdij een pleegvoogd had ten aanzien van wie de voogdijakte nog niet door de jeugdrechtbank was gehomologeerd. De dienst Voogdij wees een voogd aan en hield de voogdij na de homologatie van de akte aan. De voogdij kwam bij de meerderjarigheid van het kind ten einde.
In het tweede geval ging het om een jongen die op het tijdstip van de melding aan de dienst Voogdij nog geen pleegvoogd had. In de loop van de niet-begeleide minderjarige voogdij wees het vredegerecht een pleegvoogd aan en werd de akte gehomologeerd. Ook in dat geval heeft de dienst Voogdij de niet-begeleide minderjarige vreemdeling de voogdij van de jongen tot diens meerderjarigheid aangehouden.
Algemeen gesteld, meen ik dat elke persoon waarvan de situatie als een niet-begeleide minderjarige te kwalificeren is, aan de dienst Voogdij moet worden gesignaleerd.
04.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik ben in het verleden vaak zelf tussen beide gekomen om de bescherming te vragen van niet-begeleide minderjarigen. Ik begrijp dat u zegt dat elke niet-begeleide minderjarige aan de dienst Voogdij moet worden gesignaleerd.
Wat gebeurt er met jongeren die wel onder pleegvoogdij staan, waarbij er sprake is van een door de rechtbank gehomologeerde akte? Ik heb het dus niet over niet-begeleide minderjarigen. De persoon waarover ik het heb, staat onder pleegvoogdij en er is een akte bij de jeugdrechtbank waardoor de bevoegdheden van de ouders op de pleegouders zijn overgedragen.
Hoe kan in zo’n geval toch nog een voogd worden aangeduid? Dat is mij niet duidelijk. Ik begrijp dat u zegt dat er voor alle anderen een oplossing moet worden gezocht. Aangezien het om zo weinig gevallen gaat, vraag ik mij af of het dan gaat om die gevallen waar er geen pleegvoogd is aangeduid. Kunt u mij dit verduidelijken want het is mij niet duidelijk in welke gevallen dit wel gebeurt? Ik snap het als er geen gehomologeerde akte is, als er twijfel bestaat of als de zaak nog hangende is. Ik geef u gelijk dat u in geval van twijfel het kind moet beschermen. Wanneer er wel duidelijkheid bestaat, is het dan mogelijk dat er toch nog een andere voogd wordt aangeduid terwijl wij zitten te vechten voor voogden voor jongeren die nog geen voogd hebben? Ik snap het niet. Kunt u dit verduidelijken? Of heb ik u verkeerd begrepen?
04.04 Minister Annemie Turtelboom: Nee, ik zal mijn antwoord ter zake even herhalen.
Het standpunt van de dienst Voogdij is geëvolueerd en is aan actualisering toe. Zij zijn daar ook mee bezig. Men is nu van oordeel dat minderjarigen, die onder pleegvoogdij werden geplaatst, onder het stelsel van de specifieke voogdij voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen kunnen vallen en dit om een aantal redenen. Ik heb die redenen opgesomd.
Ik meen dat wij de evolutie in dit dossier moeten actualiseren.
04.05 Nahima Lanjri (CD&V): Die actualisering moet nog gebeuren. Ik hoop dat er terdege rekening zal worden gehouden met gevallen waarin de kinderen wel onder pleegvoogdij staan en wel perfect in orde zijn met alle legale documenten als de ouders hun ouderlijke gezag hebben overgedragen aan een bepaald koppel. In die gevallen lijkt het mij toch niet meer nodig, noch wenselijk, om daarnaast ook nog een extra voogd aan te duiden.
U zegt dat u bezig bent met de actualisering. Ik hoop dat u rekening zult houden met mijn opmerkingen ook al zijn er misschien een aantal gevallen waarin u dit wenselijk vindt. Misschien kunt u mij op de hoogte brengen van de actualisering zodat ik geen extra vraag meer hoef te stellen.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "la suppression de la cellule Polfin de Jumet en date du 1er mai 2013" (n° 17184)
05 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de opheffing van de pool-Polfin in Jumet op 1 mei 2013" (nr. 17184)
05.01 Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, madame la ministre, un collègue a posé une question à la ministre de l'Intérieur concernant la disparition de la cellule Polfin de Jumet à partir du 1er mai, c'est-à-dire à partir de la semaine prochaine.
Cette cellule avait été créée afin d'assurer la prise en charge et le suivi de plusieurs enquêtes politico-financières diligentées par les autorités judiciaires de Charleroi. Au cours des dernières années, elle a été à l'origine d'un impressionnant travail d'enquête et a permis de mettre au jour un certain nombre d'importants scandales politico-financiers dans la région de Charleroi.
Il me semble donc légitime de se poser certaines questions à l'annonce de la cessation des activités de cette cellule. Mais lorsque nous interrogeons la ministre de l'Intérieur à ce sujet, il nous est répondu que nous devrions nous orienter vers vous, étant donné qu'il s'agit d'une compétence exclusive de votre département.
Madame la ministre, me confirmez-vous que cette décision a été prise par votre département?
J'ai bien compris que le travail des enquêteurs affectés à cette cellule ne s'arrête en théorie pas. Il se poursuivra, nous dit-on, avec la même diligence puisque le pôle Polfin de Jumet est réorienté vers la direction de l'Office central pour la répression de la corruption (OCRC) à Bruxelles, compétente pour l'ensemble des dossiers de fraude financière et de criminalité financière pour tout le pays.
Je constate cependant que cette cellule n'aura d'autre choix que d'apprendre à fonctionner autrement. Les membres actuels de la cellule ont eu le choix, soit de retourner à leur unité d'origine, soit d'être affectés, dans le cadre de la continuité des dossiers, à la direction judiciaire fédérale de l'OCRC.
Six enquêteurs jusqu'alors détachés à la cellule Polfin ont opté pour une nouvelle affectation administrative. Cinq enquêteurs vont continuer à travailler à l'OCRC et un a choisi d'aller à la PJF de Mons. Les enquêteurs réaffectés poursuivront le traitement des dossiers de corruption et de fraude politique. L'enquêteur qui a choisi la PJF de Mons finalisera les dossiers qui lui ont été confiés. Les trois autres membres détachés seront maintenus à la cellule jusqu'au 30 avril prochain. Ce sera donc un gros changement et il me semble que cela justifie une certaine inquiétude quant à la capacité d'enquête des SPF Justice et Intérieur dans les dossiers complexes de fraude financière.
L'actualité nous le rappelle régulièrement: ces dossiers sont de plus en plus complexes et nécessitent des ressources qui ne sont pas données à tous les enquêteurs. Il faut donc maintenir un niveau d'expertise élevé dans ce domaine. Il en va de la crédibilité des pouvoirs publics et de la perception par les citoyens de l'intégrité de ces autorités publiques.
C'est pourquoi, madame la ministre, je souhaite vous demander ce qui a mené à la décision de supprimer la cellule de Jumet. Me confirmez-vous que c'est une décision judiciaire? Combien de dossiers sont-ils encore actuellement traités par cette cellule de Jumet et qu'en adviendra-t-il? Qu'en est-il, selon vous, de notre capacité actuelle et future de gestion des dossiers judiciaires complexes du type de ceux que la cellule Polfin a traités depuis son installation?
05.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la ministre, chère collègue, une réunion de concertation a eu lieu en date du 26 octobre 2012 sur les activités du pool Polfin à Jumet, réunion à laquelle les instances suivantes ont participé: les parquets généraux de Mons et de Liège, les parquets de Mons et de Charleroi, le parquet fédéral, la direction générale de la Police judiciaire fédérale, la Direction de la lutte contre la criminalité économique et financière, la police judiciaire fédérale de Mons et de Charleroi, et l'Office central pour la répression de la corruption.
Lors de la réunion, il a été constaté que plusieurs dossiers politico-financiers de Charleroi se terminaient et que le centre de gravité des dossiers se déplaçait vers d’autres arrondissements.
En conséquence, à l’issue de la réunion, le directeur général de la police judiciaire fédérale a pris les décisions suivantes. Il sera mis fin à la présence physique du personnel travaillant au pool Polfin à Jumet, à dater du 1er mai 2013. Les membres du pool pourront retourner à leur unité d’origine ou, à dater du 1er janvier 2013, être affectés à la Direction de la lutte contre la criminalité économique et financière ou à l’Office central pour la répression de la corruption.
Par ailleurs, la mesure de détachement des membres retournant à leur unité d’origine sera prolongée. Les détachements initiaux se terminaient au 31 décembre 2012. Ces détachements vers la Direction de la lutte contre la criminalité économique et financière ou l’Office central pour la répression de la corruption à Jumet ont été prolongés jusqu’au 30 avril 2013.
Afin que la magistrature puisse disposer, après le 1er mai également, d’enquêteurs qualifiés pour traiter les dossiers politico-financiers, il a été décidé que l‘Office central pour la répression de la corruption continuerait à traiter les dossiers politico-financiers.
05.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Malgré vos arguments, j’estime que la dissolution de cette cellule est regrettable. Dire que plusieurs dossiers de Charleroi se terminent est osé. Je pense que cela ne se termine jamais et qu’il reste encore beaucoup à faire dans cette région.
J’ai été entendue dans le cadre d’un dossier concernant une intercommunale située à Mons. Je puis affirmer que les enquêteurs en charge de ce dossier déplorent la suppression de cette cellule qui effectuait un travail fouillé et permettait parfois de mettre en lumière des montages financiers conséquents. Cette dislocation est dommageable. De toute façon, la situation me semble irrémédiable. Aussi, je prends acte de votre information.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "la composition de la Commission des jeux de hasard et l'attente de la publication de plusieurs arrêtés royaux" (n° 17332)
06 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de samenstelling van de Kansspelcommissie en het uitblijven van de publicatie van verscheidene koninklijke besluiten" (nr. 17332)
06.01 Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, madame la ministre, la composition de la Commission des jeux de hasard est incomplète. Depuis 2012, il n'y a pas eu de renouvellement de mandat. La Commission est donc présidée par un président faisant fonction, ce qui crée un malaise et pose un certain nombre de problèmes à la Commission tout entière. Par exemple, lorsque la Commission se réunit pour statuer sur un octroi de licence et, plus encore, en cas de refus de licence ou de prise de sanction, les conseils des parties invoquent très souvent la composition incomplète.
Vous avez publié la vacance de la fonction de président et vous avez lancé un appel à candidatures. Or, d'après mes informations, seule la candidature de l'actuel président faisant fonction a été actée. Il n'a pourtant toujours pas été nommé. La position actuelle du président faisant fonction est donc inconfortable et l'on comprendra qu'elle ne lui permet pas de prendre des initiatives concrètes tant que sa situation n'est pas régularisée.
La situation du président présenté comme faisant fonction par le ministre est en outre déforcée à l'égard des membres de la commission elle-même, des opérateurs de jeux de hasard qui ont besoin d'un langage clair, ainsi qu'à l'égard des pays et des régulateurs étrangers. D'une manière générale, à l'égard du public, joueurs, autorités communales etc., le message donné par un président faisant fonction ne passe pas aussi bien que si le président était légitimé dans sa fonction.
D'autant plus qu'un autre problème, plus préoccupant encore, complique la situation. Comme vous le savez, plusieurs arrêtés royaux se font attendre. Or, dans l'attente de ces arrêtés, la Commission des jeux de hasard ne peut prendre position dans un grand nombre de dossiers, dont ceux concernant les jeux sur internet ou les établissements de classe B. Il s'agirait de centaines de plaintes qui ne trouveraient pas de solution.
Le risque est qu'un jour ou l'autre, tout cela ne dérape. Pour mémoire, dans les années '90, suite à une absence de position officielle, un scandale retentissant a notamment débouché sur "l'affaire du roi du bingo" et sur l'affaire dite "du casino de Dinant".
Madame la ministre, qu'en est-il de la présidence de cette commission? Avez-vous reçu plusieurs candidatures?
Pourquoi le président actuel n'est-il pas nommé? Pour quelles raisons est-il maintenu en situation de "faisant fonction", sachant toutes les complications que cette situation génère?
Qu'en est-il des arrêtés royaux que la commission attend? Leur retard empêche la commission de se prononcer dans un grand nombre de dossiers. De quoi s'agit-il?
Disposons-nous de statistiques quant au nombre de dossiers en attente? Quand ces arrêtés royaux seront-ils publiés?
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, en ce qui concerne votre question sur la présidence de la Commission des jeux de hasard, la vacance de la fonction a effectivement été publiée au Moniteur Belge en décembre 2012. Au terme du délai fixé, une seule candidature a été reçue. Mon département fera dès lors le nécessaire dans les meilleurs délais afin de proposer un nouveau président au Conseil des ministres.
En outre, il doit être dit que le mandat du président actuel a expiré le 1er janvier 2012. Entre-temps, aucune autre personne n'ayant été investie du mandat de président ou chargée temporairement d'exercer cette fonction, le président actuel a été maintenu en "faisant fonction" en vertu du principe de la continuité du service public.
Pour ce qui concerne votre deuxième question sur l'adoption des arrêtés royaux d'exécution, je vous signale que, depuis la modification de la loi sur les jeux de hasard, en 2011, divers arrêtés d'exécution sont nécessaires.
La plupart des ces arrêtés royaux ont déjà été adoptés; les autres sont en cours d'élaboration par mon département. Les arrêtés royaux internet que vous citez sont des arrêtés très techniques, qui nécessitent une attention particulière, d'autant plus qu'ils doivent être notifiés à la Commission européenne. Une série de ces arrêtés royaux a été transmise, pour avis, à la Commission des jeux de hasard qui les a examinés lors de sa réunion mensuelle, le 17 avril dernier. Parmi ces arrêtés royaux figure l'arrêté relatif aux licences B vacantes auquel vous faites référence. À ma connaissance, un des principaux dossiers en attente est la problématique pour la Commission des jeux de hasard concernant l'octroi de licences B vacantes.
Puisque nous avons reçu l'avis de la Commission des jeux de hasard sur l'arrêté relatif à la vacance d'une licence B, nous allons poursuivre la procédure pour aboutir à sa publication le plus rapidement possible. En outre, je tiens à préciser que la Commission des jeux de hasard va publier son rapport annuel 2012 dans les prochaines semaines; ce rapport annuel fournira une série d'informations sur les dossiers traités par la Commission.
06.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Nous prendrons donc connaissance du rapport de la Commission des jeux de hasard en ce qui concerne la publication future et l'analyse des arrêtés royaux.
En ce qui concerne la présidence de la Commission, confirmez-vous qu'il n'y a eu qu'un seul candidat?
06.04 Annemie Turtelboom, ministre: Oui.
06.05 Jacqueline Galant (MR): C'est donc le "faisant fonction" qui sera nommé?
06.06 Annemie Turtelboom, ministre: Normalement oui; on examine actuellement si toutes les conditions sont remplies.
06.07 Jacqueline Galant (MR): S'il n'y a eu qu'un seul candidat …
06.08 Annemie Turtelboom, ministre: Il faut néanmoins examiner le dossier. Nous essayons d'aller vite pour le présenter au Conseil des ministres.
06.09 Jacqueline Galant (MR): Mais vous ne pouvez pas me confirmer aujourd'hui que c'est le "faisant fonction" qui va être nommé à titre définitif, alors qu'il exerce les fonctions depuis plus d'un an et qu'il est le seul à avoir posé sa candidature.
06.10 Annemie Turtelboom, ministre: Non, je n'ai pas le nom sous les yeux. Je vous transmettrai la réponse à votre dernière question.
06.11 Jacqueline Galant (MR): Merci.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Valérie De Bue à la ministre de la Justice sur "le travail des détenus" (n° 17269)
07 Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de minister van Justitie over "de arbeid van gedetineerden" (nr. 17269)
07.01 Valérie De Bue (MR): Madame la présidente, madame la ministre, il n'est pas rare que des détenus travaillent durant leur période d'incarcération. Ce travail est souvent réparti sous différentes formes: le travail domestique (pour servir les repas ou effectuer le ménage), le travail pour la Régie du travail pénitentiaire (pour la construction de mobilier ou la confection de barreaux), et le travail pour des entrepreneurs privés.
En ce qui concerne les rémunérations, le tarif horaire des détenus varie en fonction du travail effectué et de la qualification exigée: cela va de 0,62 euro jusqu'à 1,25 euro/heure.
Pourtant, la nature du travail des détenus continue de poser question car le droit au travail ne s'applique pas. En février 2013, une décision inattendue et inédite a été rendue par un tribunal en France: celle de faire entrer le droit du travail en prison.
Du point de vue de l'administration pénitentiaire, si le droit du travail devait s'appliquer en prison, ce serait la fin pure et simple du travail pour les détenus car il est difficilement applicable dans les circonstances actuelles.
Ce sujet n'est pas simple. J'aurais donc voulu connaître la situation en Belgique. Y a-t-il un vide juridique dans ce domaine? Que comptez-vous faire en la matière?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, il est exact que la nature juridique du travail pénitentiaire fait l'objet de discussions et que la législation est imprécise sur ce point.
C'est pourquoi j'ai proposé une solution dans le projet de loi du 11 avril dernier modifiant certains articles de la loi de principes du 12 janvier 2005 concernant l'administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus actuellement en discussion au sein même de cette commission.
Dans ce projet, je propose d'insérer, au sein de l'article 84 de la loi, un paragraphe 4 rédigé comme suit: "Alinéa 1. Le travail disponible en prison ne fait pas l'objet d'un contrat de travail au sens de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail". Si cette proposition est acceptée, le vide juridique devrait être comblé définitivement.
07.03 Valérie De Bue (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour vos précisions. J'imagine que d'autres détails seront discutés. Selon moi, il était effectivement important de préciser la législation pour combler le vide juridique.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Justitie over "het onderzoek naar de stunt van Tomtesterom" (nr. 17351)
08 Question de M. Tanguy Veys à la ministre de la Justice sur "l'enquête sur le coup d'éclat de Tomtesterom" (n° 17351)
08.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, de aanleiding tot mijn vraag is u niet onbekend. Ik verwijs naar de vlucht met een Boeing 737 op 23 mei 2011.
Volgens verklaring van programmamaker Tom Waes, vloog hij in het kader van de reeks Tomtesterom met aan boord enkele BV’s van Zaventem naar Oostende. Daarbij zou hij een zestal keren een zogenaamde touch and go hebben gedaan. Daarbij raakt het vliegtuig even de landingsbaan en stijgt dan meteen weer op.
Tom Waes zou gebruik hebben gemaakt van een lacune in de wetgeving. De opleiding tot piloot om met een Boeing 737 te mogen vliegen, duurt normaal twintig maanden, maar hij doorliep die opleiding op amper een paar maanden tijd. De betrokken uitzending werd bijna een jaar later, op 19 februari 2012, door de VRT uitgezonden. De bal ging pas nadien aan het rollen. In de commissie voor de Infrastructuur van 27 maart 2012 werd de staatssecretaris van Mobiliteit daarover ondervraagd en stelde: “Het Directoraat-generaal van de Luchtvaart kwam louter toevallig vlak voor de vlucht in kennis van het voornemen met betrekking tot deze vlucht en ontraadde de uitvoering ervan aan JetAirFly”.
Op 24 april 2012, twee maanden na de uitzending, diende het Directoraat-Generaal van de Luchtvaart klacht in bij het parket van Brussel. Op 17 april dit jaar stelde u: “Het Brussels parket heeft beslist de dossiers te seponeren, omdat er onvoldoende bewijzen zijn”. Uit de persberichten konden we vernemen dat Ine Van Wymersch van het parket van Brussel stelde dat de zaak geseponeerd werd, omdat er kan getwijfeld worden aan de echtheid van de beelden en het parket ter zake dus niets kan doen.
Aangezien het verwonderlijk lang heeft geduurd eer de DGLV klacht heeft ingediend en pas na een onderzoek van een jaar het parket van Brussel tot de conclusie is gekomen dat er kan worden getwijfeld aan de echtheid van de beelden, vraag ik mij af hoe de veiligheid aan boord van vliegtuigen kan worden gegarandeerd en hoe achteraf kan worden nagegaan wie de stuurknuppel vasthad.
Mevrouw de minister, heeft het parket van Brussel de gegevens van de zwarte doos of flight data recorder opgevraagd en onderzocht om na te gaan of Tom Waes op 23 mei 2011 met een Boeing 737 heeft gevlogen of niet? Zo ja, wat waren daarvan de resultaten? Zo nee, waarom niet?
Heeft het parket van Brussel de piloten van JetAirFly ondervraagd die op 23 mei 2011 officieel de vlucht met een Boeing 737 uitvoerden? Wat waren daarvan de resultaten? Als zij niet ondervraagd werden, waarom niet?
Bent u van oordeel dat het parket van Brussel al het nodige heeft gedaan om na te gaan of Tom Waes op 23 mei 2011 met een Boeing 737 al dan niet effectief heeft gevlogen? Zo ja, op basis van welke vaststellingen komt u tot die conclusie? Zo neen, welke maatregelen werden er genomen?
08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Veys, ik kan alleen maar herhalen wat ik vorige week al gezegd heb. Het Brussels parket heeft beslist om het dossier te seponeren wegens onvoldoende bewijzen. Ik kan uiteraard geen citaten geven of verklaringen afleggen op basis van gerechtelijke onderzoeken.
08.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik begrijp dat er nog altijd zoiets bestaat als de scheiding der machten en dat u moeilijk in het onderzoek kunt interveniëren.
Het gaat mij echter om het principe. Op het moment kunnen er vliegtuigen boven België vliegen waarbij personen achter de stuurknuppel plaatsnemen zonder de juiste opleiding of de juiste brevetten. Wanneer daarover klachten ingediend worden, kan het Brussels parket daartegen niets ondernemen. Het huidig veiligheidsmateriaal, zoals de zogenaamde zwarte doos, de flight data recorder, is blijkbaar niet in staat om technisch vast te stellen wie er effectief met het betrokken vliegtuig heeft gevolgen.
Volgens mij is dat een lacune in de veiligheidsprocedure, die het gerecht voor een probleem stelt.
Veronderstel dat er zich in de toekomst een gelijkaardig geval voordoet. Ik wil het dan nog niet hebben over terroristische aanslagen. Wie in de buurt van een luchthaven of onder een vliegroute woont, wil de garantie dat enkel personen met een geldige opleiding en een geldig brevet plaats kunnen nemen achter de stuurknuppel. Het gerecht moet kunnen optreden tegen personen die een vliegtuig besturen zonder een geschikt brevet. Dat kan nu niet. Daarom denk ik dat u ter zake als minister van Justitie uw verantwoordelijkheid zou moeten opnemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nrs 16767 en 16768 van mevrouw Lahaye-Battheu zijn omgezet in een schriftelijke vraag. De vragen nrs 17185 van mevrouw De Wit en 17226 van mevrouw Jadin zijn omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 17258 van de heer Schoofs is uitgesteld. Vraag nr. 17265 van mevrouw Van Vaerenbergh is omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 17295 van de heer Maingain is uitgesteld. Vraag nr. 17327 van mevrouw Wouters vervalt. Vraag nr. 17337 van mevrouw Lahaye-Battheu is uitgesteld. De vragen nrs 17380 van de heer Logghe, 17416 van de heer De Clercq en 17443 en 17444 van de heer Ducarme vervallen. Vraag nr. 17447 van de heer Lahssaini is uitgesteld.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.15 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.15 heures.