Commission de la Défense nationale |
Commissie
voor de Landsverdediging |
du Mardi 16 avril 2013 Après-midi ______ |
van Dinsdag 16 april 2013 Namiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.12 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Filip De Man.
Le développement des questions et interpellations commence à 16.12 heures. La réunion est présidée par M. Filip De Man.
01 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de minister van Landsverdediging over "de vordering voor het creëren en toekennen van een officiële titel als 'Martelaarsstad' aan de getroffen steden tijdens de Eerste Wereldoorlog" (nr. 16047)
01 Question de Mme Bercy Slegers au ministre de la Défense sur "les progrès enregistrés quant à la création et l'attribution du titre officiel de 'ville martyre' aux villes touchées pendant la Première Guerre mondiale" (n° 16047)
01.01 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de minister, vorig jaar suggereerde ik de premier in de commissie voor de Binnenlandse Zaken om aan steden die enorm hebben geleden onder de Eerste Wereldoorlog de officiële titel van martelaarsstad toe te kennen. Hij vond dat een zeer goed voorstel en zou het voorleggen aan de heer Breyne voor verdere uitwerking. De heer Breyne heeft mij op zijn beurt gezegd dat hij daarvoor een nota had uitgewerkt. De premier zou u die nota doorgestuurd hebben voor verdere behandeling.
Mijnheer de minister, klopt het dat de nota met de uitwerking van de martelaarssteden in België op uw bureau ligt? Zo ja, bent u het voorstel genegen? Kunt u een tipje van de sluier oplichten over de manier waarop een en ander in de praktijk zal kunnen worden omgezet en binnen welke termijn?
01.02 Minister Pieter De Crem: Collega Slegers, in het kader van de voorbereidingswerken van het organisatiecomité voor de herdenking van de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog werd er beslist om een erediploma stad of gemeente slachtoffer van de oorlogsfeiten 1914-1918 in het leven te roepen en een bijpassend herinneringslint te laten hechten aan de vlag van de stad of de gemeente. Het erediploma en het lint dienen om de erkenning uit te drukken voor de Belgische steden of gemeenten die bijzonder zwaar getroffen werden door de gevechten, bombardementen en slachtpartijen gedurende de Grote Oorlog. Er zal hieromtrent een koninklijk besluit aan de regering worden voorgelegd.
Als lid van de regering en van het organisatiecomité zal ik het dossier met het ontwerp van koninklijk besluit bij de Kanselarij van de eerste minister indienen met het oog op de agendering op de Ministerraad. Het wetenschappelijk comité ingesteld bij het organisatiecomité voor de herdenking van 1914-1918 zal betrokken zijn bij de erkenningprocedure. Ik hoop u hier spoedig over te kunnen inlichten.
01.03 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de minister, dat is zeer positief nieuws. Het verheugt mij dat het voorstel navolging gekregen heeft. Ik kijk uit naar uw KB met de modaliteiten.
L'incident est clos.
- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de aanpassing van het statuut van de militairen" (nr. 16368)
- de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het nieuwe statuut van de militairen" (nr. 17064)
- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "l'adaptation du statut des militaires" (n° 16368)
- M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le nouveau statut du militaire" (n° 17064)
02.01 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, en date du 15 mars 2013, le colonel Cuvillier informait les organisations syndicales que l'inspecteur des Finances avait rendu un avis positif le 13 mars pour le projet de loi dit "G1", et le 14 mars pour le projet de loi à durée limitée (BDL). Cet avis positif signifie que la procédure administrative et budgétaire peut continuer en lien avec le SPF Fonction publique et le SPF Pensions, mais également avec les organisations syndicales représentatives.
Monsieur le ministre, ces nouveaux projets étant censés entrer en vigueur le 1er janvier 2014, quelles sont les étapes encore à venir tant au niveau des SPF concernés que des partenaires sociaux avant d'arriver à la version définitive de ces deux nouveaux statuts, et selon quel calendrier?
Combien d'arrêtés d'exécution sont-ils nécessaires à une application complète de ces nouveaux statuts?
Compte tenu du délai du 1er janvier 2014, vous engagez-vous à ce que ces deux nouveaux statuts G1 et BDL puissent effectivement être mis en oeuvre à temps et simultanément? Enfin, dans le cadre de ceux-ci, une procédure plus claire et intégrée en termes de screening est-elle prévue?
02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik zal een klein deel van mijn antwoord in het Nederlands geven, omdat de heer Maertens een eensluidende vraag had.
Het voorontwerp dat tijdens de Ministerraad van 1 maart 2010 werd besproken, houdt, ten eerste, een wijziging van het sociaal statuut van het verlof voor ouderschapsbescherming in. Dit verlof wordt van drie naar vier maanden verlengd. Het is aldus afgestemd op het verlof van de personeelsleden van het openbaar ambt en van de werknemers.
De bijkomende maand verlof geeft recht op een onderbrekingsvergoeding voor kinderen geboren of geadopteerd vanaf 8 maart 2012, zoals dat ook het geval is voor de ambtenaren en de werknemers van de privésector.
L'avant-projet de loi modifie également le statut des militaires EVMI. En effet, afin d'éviter une discrimination entre les militaires de complément et les militaires EVMI dans le cadre d'un passage dans la même catégorie de personnel mais d'une autre qualité, une adaptation du statut EVMI s'impose. L'avant-projet crée également une base légale pour une réorientation des militaires qui ont terminé la période maximale d'engagement volontaire militaire.
Het voorontwerp
van wet heeft een unaniem akkoord gekregen van de vier representatieve
vakorganisaties. Het advies van de Raad van State werd reeds bekomen en wordt
actueel onderzocht, waarna het wetsontwerp in de Kamer zal worden ingediend.
De invoering van
het statuut inzake beperkte duur is een apart dossier. Het heeft geen link met
het voorontwerp dat door de Ministerraad op 1 maart 2013 werd besproken.
En ce qui concerne l'adaptation du statut militaire et l'installation du statut à durée limitée, les accords avec les ministres des Pensions, du Budget, de l'Intérieur et le secrétaire d'État à la Fonction publique sur les avant-projets de loi en la matière ont été demandés. Une fois ces accords obtenus, les avant-projets de loi seront soumis au Conseil des ministres. Ensuite, l'avis du Conseil d'État sera demandé afin de pouvoir déposer les deux projets de loi au parlement.
Les deux projets devraient idéalement être approuvés par le parlement avant les vacances parlementaires afin de permettre une entrée en vigueur le 1er janvier 2014.
Au total, 21 arrêtés royaux seront, au stade actuel, nécessaires afin de permettre l'exécution de ces nouveaux statuts.
Un screening de sécurité par le département d'état-major Renseignement et Sécurité est d'application dans le cadre du recrutement des militaires pour la Défense et ce, depuis octobre 2012.
Le cadre légal demeure identique pour les deux nouveaux statuts.
La procédure au cours du processus de sélection est actuellement affinée afin de la rendre la plus efficiente possible.
02.03 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je ferai une courte réplique puisque vous avez répondu de manière très précise en donnant une échéance probable pour le débat sur les textes législatifs, en ce compris la discussion en gouvernement des arrêtés royaux. Je vous en remercie.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 16368 van de heer Maertens komt te vervallen.
03 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "het leasecontract van de Airbus A330" (nr. 16391)
03 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le contrat de leasing de l'Airbus A330" (n° 16391)
03.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, eind dit jaar loopt het dienstencontract van de Airbus A330 uit 2009 af. Defensie leaset dit toestel van de Portugese luchtvaartmaatschappij Hi Fly via de firma Avico. Uit uw antwoord op een schriftelijke vraag van collega Ponthier uit december vorig jaar blijkt dat de procedure voor een nieuwe overheidsopdracht intussen werd opgestart en dat het de bedoeling is een gelijkaardig contract af te sluiten met de meest economische aanbieder. De mogelijke kandidaten zouden worden gevraagd zich te melden in het eerste trimester van 2013, waarna hen het lastenboek zal worden bezorgd.
Mijnheer de minister, zal de opvolger van de A330 ook deel uitmaken van de witte vloot, dus VIP-vervoer, en dus niet enkel militaire vluchten verzorgen?
Kiest Defensie opnieuw voor een openbare aanbesteding, voor een offerteaanvraag of voor een onderhandelde procedure? Waarom?
Werd het lastenboek al voltooid? Zo ja, wanneer?
Aan welke behoeften moet de opvolger van de A330 volgens het lastenboek voldoen, onder meer op het vlak van minimumrange, minimumaantal vluchturen en minimumcapaciteit?
Welke verschillende types toestellen komen op basis van het lastenboek nog in aanmerking als opvolger van de A330?
Zo nee, wanneer zal het lastenboek klaar zijn?
Welke personen zijn verantwoordelijk voor de opmaak van het lastenboek en welke expertise hebben zij op het vlak van luchtvervoer?
In 2009 kwam er heel wat kritiek op het toenmalige lastenboek en contract, ook in deze commissie. In de praktijk bleek bijvoorbeeld dat Belgische investeerders werden benadeeld of zelfs uitgesloten. Ook kwam Defensie uit bij een toestel dat gevlogen had voor een maatschappij die op de Europese zwarte lijst stond, wat volgens het lastenboek niet had mogen gebeuren. Zijn er maatregelen genomen om zo'n situatie dit keer te vermijden?
03.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Grosemans, de opvolger van het toestel A330 zal eveneens deel uitmaken van de witte vloot en op een gelijkaardige manier worden ingezet. De voorgestelde procedure is opnieuw de onderhandelingsprocedure met bekendmaking, gelet op de complexiteit en de aard van de opdracht. Die bekendmaking zal gebeuren op Europees niveau. Het dossier wordt op de Ministerraad van aanstaande vrijdag door mij voorgesteld. Het lastenboek wordt momenteel afgewerkt en is in overleg met de bevoegde technische en operationele diensten van de staf en de gebruikers overlegd.
Het lastenboek zal op geen enkele manier enige inschrijver benadelen. In overeenstemming met het principe van de gelijkheid zullen zowel de inschrijvers als het aangeboden materieel dienen te blijven voldoen aan dezelfde vereisten. Op het niveau van de selectie zullen de mogelijke inschrijvers worden getoetst aan dezelfde selectie- en uitsluitingscriteria. Voor die opdracht worden voldoende eisen vermeld, om te verzekeren dat zowel de gekozen maatschappij als het gekozen materieel en toestel voldoen aan het lastenboek.
U zult begrijpen dat ik in een nog op te starten en toe te wijzen dossier overheidsopdrachten niet verder kan uitweiden, teneinde de van toepassing zijnde wetgeving en reglementen niet te schenden.
03.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, collega Theo Francken heeft daarnet al veelvuldig aangehaald dat Defensie jaar na jaar moet besparen. Daarom is het heel belangrijk dat wij verstandig omspringen met de middelen die wij hebben.
Ik denk dat wij heel goed moeten nadenken vooraleer een beslissing te nemen. Wij moeten precies weten wat nodig en efficiënt is.
Hebben wij opnieuw een soort van Belgische Air Force One nodig? Hebben wij een toestel nodig dat twee totaal uiteenlopende mogelijkheden biedt? Hebben wij militair vervoer nodig en tegelijkertijd de functie van VIP-vervoer?
Moeten wij ook meer dan een compagnie kunnen vervoeren? Wij moeten vermijden dat het toestel onderbenut wordt, zoals in het verleden gebeurd is. Dat is ook onverantwoord voor eenheden die alles bij elkaar moeten schrapen om rond te komen. Het vormt ook een probleem omdat de programma’s en optionele schrijven worden uitgesteld of zelfs worden geschrapt, waardoor wij weer spelen met de veiligheid van onze militairen.
Ik denk dat wij deze keer echt rekening moeten houden met wat werkelijk nodig is. Wij moeten niet zomaar criteria opnemen in het lastenboek, waaraan een enorm prijskaartje zal hangen. Het huidig contract met de Hi Fly bedraagt 11,8 miljoen euro per jaar en dat is een gigantisch bedrag.
Daarom denk ik dat het heel belangrijk is dat wij inzage krijgen in het lastenboek. Wij zitten hier immers om parlementaire controle uit te voeren. Ik wil dus echt inzage vragen in dat lastenboek en volgens mij moet dat zelfs los kunnen van de commissie voor de Legeraankopen, zodat het in deze commissie voor de Landsverdediging kan worden besproken.
03.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik wil nog zeggen dat dit een oplossing was voor een bijzonder problematisch gegeven, namelijk dat het toestel twee Airbussen A310 verving, die meer op de grond stonden dan dat zij vlogen. Het toestel heeft uitzonderlijk goed gefunctioneerd in de korte periode dat het kon worden ingezet. Het heeft de EATC- en de ANTARES-vluchten goed uitgevoerd. Nu komt er een einde aan het contract. Er komt een nieuw contract. Wij zullen de beste keuze maken.
03.05 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben gewoon bezorgd. De vorige keer werd het lastenboek niet opgesteld door de operatoren van de 15e Wing, die er pas heel laat bij betrokken werden. Ik ben ongerust dat dit nu weer het geval is, dat die mensen van niets weten, en dat de beslissing zal worden genomen door mensen die niet de expertise hebben om zo’n lastenboek op te stellen.
Het incident is gesloten.
04 Question et interpellation jointes de
- M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les ambitions de l'armée belge en matière d'imagerie satellitaire" (n° 16482)
- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la participation au programme MUSIS" (n° 85)
04 Samengevoegde vraag en interpellatie van
- de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de ambities van het Belgische leger op het stuk van satellietbeeldverwerking" (nr. 16482)
- mevrouw Karolien Grosemans tot de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de deelname aan het MUSIS-programma" (nr. 85)
04.01 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, suite à ma question en séance plénière, je reviens vers vous concernant les ambitions de l'armée belge en matière d'imagerie satellitaire.
En commission de la Défense, vous aviez indiqué que la participation belge au programme MUSIS/CSO mené par la France n'est inscrite que comme un "programme conditionnel" au projet de Plan d'investissements pour la Défense et la Sécurité (PIDS) 2013-2014 en cours de préparation. Et cela alors que ce programme avait été approuvé par le gouvernement en juillet 2012, et qu'il est essentiel tant d'un point de vue opérationnel, technologique qu'industriel en Belgique et en Union européenne.
Monsieur le ministre, j'aimerais vous poser les questions suivantes. Que penser de la participation conditionnelle de notre pays à ce programme en termes de capacité technologique et de renseignement de la Défense belge et européenne alors que nos militaires sont présents sur plusieurs postes d'opérations à l'étranger cruciaux? Quelle est l'ambition de notre Défense nationale en matière d'imagerie satellitaire?
Notre non-participation n'est-elle pas un risque pour notre pays de rater le train européen devant nous donner accès à une nouvelle génération de satellites-espions et, plus largement, à des projets européens essentiels de recherche et développement?
Selon vous, la non-participation de la Défense belge à ce programme n'aurait que "peu d'impact direct" sur l'industrie spatiale belge. Que doit-on entendre par "peu d'impact"? Des sociétés belges sont-elles intéressées dans le cadre de ce dossier? Vous êtes-vous concerté avec votre collègue en charge de la Politique scientifique?
04.02 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, multinationale defensiesamenwerking is de weg naar de toekomst. U hebt zelf de voorbije jaren bergen werk verzet om dergelijke samenwerking met andere landen uit te diepen.
Een van de manieren om een samenwerking uit te diepen, is de gemeenschappelijke ontwikkeling en aanschaf van nieuwe platformen.
Vandaag zijn onze militairen verwikkeld in buitenlandse conflictgebieden, waar de tegenstanders voornamelijk gebruikmaken van asymmetrische strategieën en tactieken. Zij proberen daarbij de zwaktes van de tegenstander zo goed mogelijk uit te buiten.
Heel belangrijk ter zake zijn de inlichtingendiensten. Zij zijn onze eerstelijnsverdediging om tijdig de eenheden op het terrein te waarschuwen.
In de aanbevelingen van de Rwandacommissie werd het belang van een goede inlichtingenvergaring, -analyse en -verstrekking nogmaals in de verf gezet.
Het MUSIS-dossier is voor de N-VA dan ook symbolisch. Het is niet alleen van enorm belang voor de toekomst van de militaire samenwerking, maar ook voor de veiligheid van onze militairen op het terrein.
Mijnheer de minister, al ettelijke jaren draait u rond de pot. Telkens de vraag wordt gesteld wanneer Defensie eindelijk haar intenties bekend zal maken, wordt gerefereerd aan een of andere werkgroep die nog moet samenkomen of aan een studie die nog moet worden afgerond. Kortom, eigenlijk worden alle politieke instrumenten uit de kast gehaald om toch maar geen kleur te moeten bekennen.
Het laatste slachtoffer van dergelijke houding was de heer Lacroix, die tijdens de plenaire vergadering van 7 maart 2013 heel terechte en concrete vragen stelde. Op zijn vragen antwoordde u echter nauwelijks.
Uit uw antwoord op mijn vorige vraag heb ik begrepen dat Defensie voorlopig niet verder in MUSIS-CSO investeert, maar het dossier zou hernemen als voorwaardelijk programma in het voorstel van het plan Investeringen voor Defensie en Veiligheid 2013-2014.
U stelt dat de vijftig miljoen euro die BELSPO ondertussen al in het MUSIS-programma heeft geïnvesteerd, voldoende is om de operationele behoeften van Defensie te dekken. Met andere woorden, er is geen vuiltje aan de lucht. Defensie moet allesbehalve nu al beslissen.
U hebt bovendien verklaard dat het al dan niet deelnemen van Defensie aan het programma weinig directe impact op onze ruimte-industrie heeft. Een volledig zinvolle deelname houdt echter ook een eigen ontvangstcapaciteit in. Laat nu vooral bedoelde ontvangstcapaciteit voor jaren garantie op industriële activiteiten bieden.
Indien Belgische ondernemingen deze capaciteit mee kunnen uitbouwen, zullen zij ook jarenlang voor het onderhoud en de updates blijven instaan.
Het verlies van de eigen ontvangstcapaciteit heeft ook grote gevolgen voor onze strategische observatie- en beeldinlichtingencapaciteit.
Als de ADIV alleen satellietbeelden kan bekomen via de partnerlanden, maakt het ons volledig afhankelijk van wat die landen met ons willen delen. Hun interessegebieden zijn ook niet noodzakelijk hetzelfde.
Commerciële satellietbeelden vormen het enige alternatief, maar er zijn ook nadelen aan verbonden. Privéleveranciers bieden namelijk hoofdzakelijk gedateerde beelden. Als koper heeft men ook geen controle over de echtheid noch over de resolutie van die archiefbeelden.
Uw vorige stafchef, generaal Delcour, onderschreef in het verleden de noodzaak om aan dit programma deel te nemen. Uzelf leek dit ook te doen toen u op 28 januari 2012 in Le Soir zei dat u wilde deelnemen aan het MUSIS-programma, maar u wilde eerst het begrotingsconclaaf afwachten.
Dit doet mij vermoeden dat niet zozeer de operationele noodzaak maar wel de financiële ademnood de stempel op dit dossier drukt.
Mijnheer de minister, ik heb hierover een aantal concrete vragen.
Wat is of was de officiële deadline die Frankrijk had bepaald? Hebt u Frankrijk al op de hoogte gebracht van de huidige positie van Defensie inzake het CSO-programma, al dan niet officieel? Zo ja, wat was de reactie? Zo neen, lijden wij geen gezichtsverlies door niet of laattijdig te reageren
Wat zijn de precieze operationele gevolgen voor de niet-deelname aan MUSIS?
Kunt u de interne studie van Defensie die als doel had het niveau van deelname te onderzoeken ter inzage voorleggen aan het Parlement?
Indien Defensie geen nood heeft aan de 5 % van de CSO-capaciteit, aan hoeveel procent heeft men dan wel nood?
Hebt u uw collega van Wetenschapsbeleid op de hoogte gebracht van de huidige plannen van Defensie? Wat was zijn reactie?
Werd de mogelijkheid onderzocht om andere kleine landen die nog niet bij MUSIS zijn betrokken zoals Nederland via ons land te laten instappen in het CSO-satellietsysteem om op die manier onze financiële last te verlichten? Zo ja, kunt u een stand van zaken geven? Zo neen, waarom niet?
04.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Lacroix, mevrouw Grosemans, ik dank u voor uw vraag en interpellatie. Ik zal de antwoorden op de vraag en de interpellatie combineren. De tekst van de interpellatie was natuurlijk wel iets langer dan…
De voorzitter: Dat mag, mijnheer de minister.
04.04 Minister Pieter De Crem: … dan hetgeen ik als interpellatieverzoek heb gekregen.
Mesdames, messieurs, l'ambition de la Défense est de garder une capacité d'imagerie satellitaire pour produire des renseignements MINT (Imaginery Intelligence). Cet objectif peut être atteint par le programme MUSIS ou au travers des moyens dont disposent nos alliés de l'OTAN et les partenaires européens, voire même par la voie commerciale.
L'imagerie satellitaire ne constitue qu'un des moyens de collecte d'informations. C'est l'ensemble des moyens de collecte d'informations qui assure la sécurité des militaires déployés en opération. Cette sécurité n'est pas remise en cause par la participation conditionnelle de la Belgique au programme MUSIS.
De MINT-capaciteit voldoet actueel aan de verwachtingen en draagt bij aan de inlichtingensteun die van de ADIV wordt gevraagd ter ondersteuning van de wettelijke opdrachten van de ADIV en de militaire operaties.
Aan het behouden van de MINT-capaciteit hangt een belangrijk prijskaartje qua investeringen en functioneringskosten vast. De vraag is of de meerwaarde die de MINT kan genereren in de toekomst nog in verhouding zal staan tot de kosten. De vraag die men zich in de toekomst zal dienen te stellen is of men via andere en veel goedkopere wegen ook aan de MINT-behoefte kan voldoen.
De ADIV wenst in de toekomst verder te investeren in OSNT, Open Source Intelligence, en HUMINT, Human Intelligence, omdat deze collectemiddelen met een relatief beperkte investering een substantiële meerwaarde kunnen genereren. Ook de cybercapaciteit van de ADIV verdient in de toekomst alle aandacht en zal verder moeten worden uitgebouwd. Dit zal eveneens de nodige investeringen vergen.
De actuele capaciteit van de SIGINT, de Signal Intelligence, dient dan ook op peil te worden gehouden aangezien het een belangrijk collectemiddel is in het raam van terrorisme en extremisme.
En outre, la participation conditionnelle au programme MUSIS n'a qu'un impact limité sur l'industrie spatiale belge. En effet, la majeure partie du return vers l'industrie en ce qui concerne les segments space est déjà livrée et représente au minimum 80 % des 50 millions d'euros investis par le SPP Politique scientifique qui suit le dossier MUSIS dans un esprit de concertation. En fonction de l'éventuelle participation belge au segment SOL utilisateur, un retour supplémentaire pourrait encore s'ajouter.
U hebt gemerkt dat de vragen en de interpellatie van vandaag gaan over een dossier met zeer veel technische elementen. Indien u bijkomende technische informatie wenst, stel ik voor dat u uw gedetailleerde vragen schriftelijk stelt. Ik zal u zeer graag de informatie bezorgen.
04.05 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, vous me rassurez sur un point en affirmant que la sécurité de nos troupes sur des terrains dangereux n'est actuellement pas remise en cause par la participation, au conditionnel, au programme MUSIS.
Néanmoins, deux volets de ma question sont restés sans réponse, à savoir quelles sont les ambitions du département de la Défense en matière d'imagerie satellitaire. J'ai l'impression – ce n'est pas un reproche – que nous sommes dans la gestion mais pas dans la prospective. Sans doute les renseignements que vous proposez de nous fournir dans les prochains jours nous permettront-ils de constater qu'il y a une vision stratégique et prospective en matière d'imagerie satellitaire.
Je n'ai pas obtenu de réponse non plus quant au fait de ne pas participer ou de participer de manière conditionnelle. Ne serait-ce pas un risque de rater le train européen devant nous donner accès à une nouvelle génération de satellites espions et plus largement à des projets européens cruciaux de recherche et de développement? En effet, en matière de défense européenne, les services de renseignement et de sécurité européens doivent être également optimisés si nous voulons être un acteur autonome, aux côtés de nos alliés, qu'il s'agisse de l'OTAN ou des États-Unis.
04.06 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, u stelt mij helemaal niet gerust. U zegt dat de capaciteit die we nu hebben aan onze verwachtingen voldoet en dat de veiligheid van de militairen niet in het gedrang zal komen. U haalt hier de OSNT en de HUMINT-capaciteit aan. Mijnheer de minister, OSINT dat is kranten lezen en het internet bestuderen. HUMINT gaat over contactpersonen. Zo krijgen we geen overzicht van een situatie en kunnen we niet bepalen hoe het met de situatie ter plaatse is gesteld. Instappen in het MUSIS-programma is wel nodig, dit al ten eerste. U heeft dat trouwens in het verleden zelf gezegd.
Ik heb er alle begrip voor dat u niet kunt antwoorden op mijn detailvragen. Ik zal ze dan ook indienen als schriftelijke vragen. Wel is er de concrete vraag of wij al contact hebben gehad met Frankrijk. Wacht onze internationale partner nog altijd op antwoord? Waarom blijft de regering besluiteloos? Er is een regering, dus daar kan het excuus niet liggen. Hoe staat het dus met dat contact met Frankrijk?
Verder lijkt het mij interessant om de interne studie eens te bekijken. Heeft u of wellicht ook de voormalige CHOD te vroeg in de kaarten laten kijken? Moet die studie een verantwoording zijn voor de pijnlijke beslissing die nu wordt genomen omwille van financiële ademnood?
Afgaande op vragen van zowel collega Lacroix van de PS als van senator Tilmans van de MR meen ik toch te begrijpen dat wij hier op dezelfde lijn zitten.
L'incident est clos.
- de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het dossier welfare benefits voor militairen" (nr. 16507)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het dossier benefits" (nr. 17164)
- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le dossier des avantages sociaux au profit des militaires" (n° 16507)
- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le dossier benefits" (n° 17164)
05.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb een vraag ingediend over het dossier van de “welfare benefits” voor militairen. Uit de informatie die ik vandaag heb, blijkt dat het dossier in januari 2012 geopend werd, in overleg tussen u en de syndicale organisaties. Zij hebben daar gesteld dat welfare benefits voor hen belangrijk zijn en zij hebben voorgesteld om die uit te werken. Er werden stappen ondernomen, onder andere door uw kabinet en de CDSCA.
De CDSCA zou in november 2012 het dossier terugbezorgd hebben aan de diensten van uw kabinet. Op 5 maart is er dan een overleg geweest tussen het beheerscomité van de CDSCA en de vakbonden. Men stelde dat het dossier nog steeds op uw kabinet lag, vandaar mijn vraag. Ik meen dat het belangrijk is dat Defensie een interessante werkgever is voor haar personeelsleden. Waar bevindt het dossier zich nu? Kan het op korte termijn afgerond worden?
05.02 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, vorig jaar werd op verzoek van de vakbonden een dossier “welfare benefits” opgestart, maar dat blijkt sindsdien aan te slepen. Het personeel van Defensie beschikt nog niet over een pakket aan voordelen, zoals dat voor het personeel van de politie, het spoorwegpersoneel of de federale ambtenaren het geval is.
Mijn vragen daarover zijn de volgende.
Heeft het personeel van Defensie momenteel al recht op bepaalde voordelen op het vlak van welfare? Zo ja, om welke voordelen gaat het precies? Wat zijn de belangrijkste vragen van de vakbonden in het dossier “benefits”? Wat houdt dat dossier in? Gaat het om concrete voorstellen of om een studie? Van welke voordelen is er sprake? Wanneer verwacht u dat het dossier kan worden afgerond? Wat is de volgende stap? Kan er meteen een beslissing volgen of zal er eerst opnieuw overleg met de vakbonden moeten plaatsvinden?
05.03 Minister Pieter De Crem: Collega’s, het personeel van Defensie kan reeds een aantal benefits en welfare-initiatieven genieten, zoals bedrijfsrestaurants en cafetaria’s, met redelijke prijzen voor de maaltijden en consumpties, gratis medische zorg, een gratis hospitalisatieverzekering en 50 % korting voor het gezin van de personeelsleden voor die diensten.
Daarnaast organiseert de Centrale Dienst voor de Sociale en Culturele Actie, de CDSCA, groepsreizen en kunnen personeelsleden een korting van 5 % verkrijgen op de officiële prijzen van de touroperators voor privéreizen. Zij genieten eveneens een grote sociale bijstand, via de sociale dienst van de CDSCA.
Na het gesprek met de vakorganisaties, die een actualisatie van het dossier “benefits” vroegen, heb ik inderdaad de CDSCA verzocht om dat opnieuw op te nemen. In december 2012 heeft de CDSCA een dossier bezorgd waarin een aantal voorstellen werd geformuleerd, teneinde benefits ten gunste van het personeel van Defensie te realiseren. Na het inwinnen van bijkomende informatie werd op 27 maart aan de CDSCA gevraagd om de nodige onderhandelingen op te starten. Het voorlopige resultaat van die onderhandelingen, met alle juridische en budgettaire aspecten, dient mij te worden voorgelegd. Ik ben in verwachting van dat resultaat.
05.04 David Geerts (sp.a): Ik noteer dat er op 27 maart een actie is ondernomen in het dossier. Ik neem aan dat de syndicale organisaties nu hun rol ten volle moeten spelen.
05.05 Karolien Grosemans (N-VA): Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Er wordt door de financiële crisis bespaard op het budget van Defensie, waardoor er weinig financiële ruimte is. Ik meen dan ook dat het een mooi alternatief zou zijn om de job van militair interessanter en aantrekkelijker te maken. Ik hoop dat ter zake snel vorderingen worden gemaakt.
Het incident is gesloten.
- Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "une fuite de carburant liquide au départ d'un pipeline de l'OTAN à Wavre" (n° 16586)
- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les travaux d'assainissement à Wavre" (n° 16612)
- mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het lekken van vloeibare brandstof uit een NAVO-pijplijn te Waver" (nr. 16586)
- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de saneringswerken te Waver" (nr. 16612)
06.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question date du 11 mars et fait référence à un article du journal De Morgen relatif à une fuite de carburant liquide au départ d'un pipeline de l'OTAN à Wavre.
D'après mes informations, c'est une vieille histoire puisque cette fuite a été découverte en 2006 lors des travaux sur le zoning de Wavre Nord. Elle a occasionné une pollution de la nappe en profondeur: elle s'étendrait sur deux hectares à 42 mètres de profondeur, un vrai lac souterrain! Il a fallu déterminer quelle serait la meilleure technique de dépollution au vu de la spécificité de la situation. Des tests pilotes ont été menés pour vérifier que la technique employée serait efficace.
Le dossier est suivi depuis longtemps par l'administration de la Région wallonne avec le soutien technique de l'ISSeP. Un plan de réhabilitation a été signé le 28 septembre 2012 pour un budget de dix millions d'euros à charge de la Défense. Or ce budget n'a été libéré par le gouvernement fédéral que le 1er mars 2013.
Monsieur le ministre, pourquoi ce budget n'a-t-il été libéré qu'en ce début mars et pas en 2012? Il est déplorable que la pollution ait pénétré si profondément dans le sol et soit donc difficile à maîtriser et à réparer à ce stade. Avez-vous pris des mesures pour que ce genre d'accident soit évité à l'avenir ou, en tout cas, puisse être maîtrisé plus rapidement?
06.02 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de vraag gaat over de werken die dienen uitgevoerd te worden om de vervuiling door een lekkende pijpleiding van de NAVO, aangelegd ter bevoorrading van de West-Europese militaire basis tijdens de Koude Oorlog, weg te werken. Dat is iets wat nu al een aantal jaren vastgesteld is maar de sanering kan nu pas van start gaan. Men spreekt over een prijskaartje van 10,2 miljoen euro. Men is nochtans al ongeveer zes jaar op de hoogte van deze problematiek. Intussen is er volgens de gegevens in ons bezit al een oppervlakte van ongeveer 2 hectare vervuild over een breedte van 30 meter en een diepte van 42 meter.
Kunt u ons informeren over de specifieke acties die nu ondernomen worden om deze saneringswerken effectief te starten? Kunnen er zich problemen voordoen met het drinkwater? Het probleem situeert zich net aan de taalgrens, bij Waver en Huldenberg. Daar werden de vaststellingen gedaan. Zijn er problemen voor de inwoners van de buurt inzake het drinkwater? Hoelang zullen de saneringswerken duren? Kan de volledige vervuiling worden weggewerkt? Met andere woorden, kan de bodem volledig worden afgegraven, 42 meter diep over een breedte van 30 meter? Dat is immers een groot volume. Hoe zullen de werkzaamheden gebeuren?
Ik heb nog een meer algemene vraag. Hoe komt het dat deze vervuiling expliciet op het conto van uw departement komt, terwijl de Gewesten de verantwoordelijkheid dragen inzake milieuvervuiling? De pijpleiding was wel van de NAVO maar de vervuiling werd vastgesteld in het Waals Gewest. Blijkbaar heeft de discussie lang geduurd, van 2006 tot 2012. Waarom is uiteindelijk het verdict gevallen dat alweer de federale Staat en het departement van Landsverdediging de kosten van de sanering moeten betalen?
06.03 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la gestion quotidienne du réseau Centre-Europe des pipelines en Belgique a été confiée à la Belgian Pipeline Organisation. Il s'agit d'un organisme militaire belge qui fait partie du Central Europe Pipeline System Program et qui dispose des moyens nécessaires pour assurer le fonctionnement correct du réseau. Ce réseau est à présent contrôlé par des systèmes modernes et sophistiqués de détection.
Entre la découverte de la pollution à Wavre en 2005 et l'approbation du plan de réhabilitation par la Région wallonne fin septembre 2012, des mesures conservatoires ont été proposées par un expert agréé indépendant et mises en place par la Défense en 2008, 2009 et 2011. Ces mesures ont pour but d'éviter un déplacement et une extension de la pollution et de limiter ainsi l'impact environnemental et les éventuels risques pour la santé publique.
Les budgets pour l'exécution du plan de réhabilitation étaient prévus et programmés au sein de mon département en 2012. À plusieurs reprises, fin 2012, il a été tenté de mettre ce point à l'agenda du Conseil des ministres. Ce dossier n'a cependant pu être traité à ce moment-là en raison des mesures prises dans le cadre de la discipline budgétaire.
Collega Van Biesen, op 1 maart laatstleden heeft de Ministerraad mij de toelating gegeven om een contract te sluiten voor de saneringswerken, waardoor Landsverdediging de wettelijke verplichtingen die opgelegd zijn door het Waals Gewest kan respecteren, met name het starten van de saneringswerken. Met de techniek die door de erkende bodemdeskundige werd gekozen, moeten de saneerwaarden na zes jaar saneren worden bereikt. Het contract zal dus een resultaatsverbintenis van de contractant inhouden, zowel wat de termijn betreft als wat de te behalen resultaten betreft. Indien de sanering langer duurt dan zes jaar, zullen de extra exploitatiekosten ten laste zijn van de contractant. Een significant gedeelte van de saneringskosten zal pas worden betaald wanneer het beoogde resultaat werd bereikt.
De voorafgaande onderzoeken hebben aangetoond dat er geen gevaar is voor de kwaliteit van het drinkwater. De grondwaterlaag waarop de drijflaag van de olie zich bevindt en de waterwinninglaag worden immers gescheiden door een ondoordringbare kleilaag. Bijkomende specifieke peilbuizen werden geplaatst rond de drijflaag, en controleren de kwaliteit van het drinkwater gedurende de saneringswerken.
06.04 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces informations.
Je suis ravie d'apprendre l'existence de mesures provisoires empêchant l'étalement de la pollution. J'espère que ce genre d'événement ne se reproduira pas, grâce au système d'alerte en cas de fuite dont vous avez parlé au début de votre réponse. Une telle situation est effrayante et entraîne un coût exorbitant pour la Défense.
06.05 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor de geleverde inspanningen en de voorlopige maatregelen. Het is natuurlijk betreurenswaardig dat het in ons land, dat zoveel expertise, kennis en intelligentie heeft, zeven jaar duurt alvorens men kan overgaan tot de sanering van een vervuild gebied. De federalisering is mooi, maar wat de Gewesten doen, is blijkbaar ook niet altijd goed. Wij staan volledig achter de overheveling van de milieubevoegdheid naar de Gewesten, maar dat betekent wel dat ieder Gewest zijn verantwoordelijkheid moet nemen. In dit geval had het Waals Gewest wat sneller mogen reageren. Zeven jaar vervuiling laten plaatsvinden, daarop kan niemand fier zijn.
L'incident est clos.
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de Franse vraag naar Belgische militairen voor de EUTM in Mali" (nr. 16588)
- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de Franse vraag om 30 extra militairen voor de trainingsmissie in Mali" (nr. 16603)
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "vijftig extra militairen voor Mali" (nr. 16669)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la demande de la France d'affecter des militaires belges à l'EUTM au Mali" (n° 16588)
- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la demande de la France d'affecter 30 militaires supplémentaires à la mission d'entraînement au Mali" (n° 16603)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'envoi de 50 militaires supplémentaires au Mali" (n° 16669)
07.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, de Europese trainingsmissie in Mali, die vanaf april het Malinese leger moet helpen reorganiseren en opleiden, is nog op zoek naar 80 tot 90 militairen voor de bescherming van haar medewerkers. Is dat inderdaad gepland voor april? Kunt u daar wat toelichting bij geven?
Laurent Fabius, de blijkbaar zeer welstellende Franse minister van Buitenlandse Zaken, heeft Didier Reynders op maandag 11 maart formeel om 30 extra Belgische militairen gevraagd. Ons land levert aan de Franse militaire operatie Serval nu reeds twee C-130-transportvliegtuigen. Blijkbaar is er daarvan één terug. Wij zullen misschien komende donderdag daarop meer zicht kunnen krijgen in de bijzondere commissie belast met de opvolging van de buitenlandse missies. Ik heb in Melsbroek iemand gesproken die net terug was uit Afrika met een van die C-130’s. Ik denk dat die zich in Abidjan bevond. Voorts leveren wij twee Agusta’s voor medische evacuaties en 75 begeleidende militairen.
Mijnheer de minister, kunt u meer uitleg geven bij het verzoek van de Franse minister van Buitenlandse Zaken? Zal de regering tegemoetkomen aan de vraag? Zo ja, welke eenheid zal die 30 extra manschappen dan leveren en hoe lang zullen die actief zijn in Mali? Hoeveel zal de extra tegemoetkoming kosten? Aan welke voorwaarden moet er volgens u voldaan worden, vooraleer er wordt besloten om extra militairen op de grond in te zetten in Mali?
07.02 Minister Pieter De Crem: Ik heb omtrent dit onderwerp reeds een aantal antwoorden gegeven en ik zal die nog eens even samenvatten.
Op 11 maart heeft de Franse minister van Buitenlandse Zaken Laurent Fabius aan onze Belgische minister van Buitenlandse Zaken de vraag gesteld om de modaliteiten te onderzoeken volgens dewelke een peloton van Belgische militairen zou kunnen bijdragen aan de Europese trainingsopdracht in Mali ter bescherming van de instructeurs.
Aangezien Defensie over de gevraagde capaciteit beschikt, heeft het kernkabinet van 13 maart beslist om in het kader van de Europese trainingsmissie ongeveer 50 militairen te ontplooien, die ingezet zullen worden voor de bescherming van het personeel, de omkadering en logistieke steun.
De capaciteit zal vanaf eind juni-begin juli 2013 ter beschikking kunnen worden gesteld, en dat voor de duur van vier maanden.
De totale kosten van de bijdrage worden op dit moment op 51 miljoen euro bruto en 2,14 miljoen euro netto geraamd.
Voor een dergelijke operatie werkt men met een organiek peloton of organieke pelotons. Voor België betekent het dat men spreekt over een beschermingspeloton van ongeveer 40 militairen ondersteund door het nodige logistieke personeel.
Om die bijdrage voor te bereiden en de juiste inzetvoorwaarden te toetsen aan de realiteit van de trainingskampen zal een fact-findingmissie worden uitgestuurd.
Er zijn op het ogenblik geen aanduidingen dat er versterkingen nodig zijn. (…)
Toch blijven er heel wat vragen over de haalbaarheid. Een eventueel uitstel zou echter niet de twee weken mogen overschrijden.
De vermoedens van mensenrechtenschendingen, zowel ten aanzien van de islamisten als van de Malinese troepen, moeten worden onderzocht. De schuldigen moeten worden geïdentificeerd, gearresteerd en berecht. (…)
Volgende week maandag en dinsdag vindt er een Europese top van de ministers van Defensie plaats en het EUTM-dossier zal daar ook worden behandeld.
Mijn microfoon stond niet aan.
07.03 Theo Francken (N-VA): Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Voor alle duidelijkheid heb ik nog twee vragen. Het betreft blijkbaar een veertigtal manschappen. Van welke basis zullen die komen? Is dat al beslist?
07.04 Minister Pieter De Crem: Ik zal u dat overmorgen meedelen in de bijzondere commissie belast met de opvolging van de buitenlandse missies.
07.05 Theo Francken (N-VA): Hartelijk dank daarvoor. Mijn tweede vraag gaat over het verschil tussen netto en bruto, want ik vind dat nog altijd bijzonder. Het intrigeert mij. U hebt mij schriftelijk verschillende antwoorden gegeven. Ik heb mij geïnformeerd en als ik het goed begrijp, slaat bruto op de kostprijs voor alle departementen samen en slaat netto op de kostprijs voor het departement Defensie. Klopt dat? Hoe zit het nu juist in elkaar?
07.06 Minister Pieter De Crem: Ik zal u de nota nog eens bezorgen. Wij hebben daaromtrent een heel goede nota, die heel duidelijk maakt wat in rekening wordt gebracht voor de brutokosten op het departement, en enkel op het departement. Defensie vormt immers een departement met een enveloppenfinanciering. De nettokosten zijn de kosten die in vermindering worden gebracht door een aantal uitgaven die in de operatie over verscheidene directoraten en verscheidene diensten binnen Defensie wordt verdeeld.
Wanneer men in operatie is, geniet men natuurlijk een loon. Wanneer men in operatie is, geniet men een aantal vergoedingen. Wanneer men in operatie is, geniet men een aantal supplementaire zaken. Dat is het spanningsveld tussen bruto- en nettokosten. Ik zal u nog eens de nota bezorgen. Dat is een heel goede nota hierover en aan de hand daarvan zullen wij nog eens kijken wat de verhouding is tussen netto en bruto.
07.07 Theo Francken (N-VA): Het gaat dan om 50 miljoen en 2 miljoen; misschien kan het dan donderdag ook even worden toegelicht.
Als ik het goed heb begrepen, hebt u juist gezegd dat de EUTM-missie met 41 soldaten 50 miljoen bruto en 2,5 miljoen netto kost.
07.08 Minister Pieter De Crem: Neen, 3,53 miljoen en 2,14 miljoen netto.
07.09 Theo Francken (N-VA): Pardon, daar heb ik mij vergist. Kan het dan donderdag eventueel nog eens worden uitgelegd, zodat ik het voor eens en voor altijd in mijn oren kan knopen?
07.10 Minister Pieter De Crem: Dat is goed, wij zullen dat doen.
De voorzitter: Ik stel voor dat alle leden de nota ontvangen via de secretaris, als de heer Francken die kan krijgen.
07.11 Minister Pieter De Crem: Dat is verplichte lectuur voor onder het hoofdkussen.
De voorzitter: Inderdaad, verplicht voor alle vaste leden van de commissie.
De samengevoegde vragen nrs. 16588 en 16669 van de heer De Vriendt over Mali vervallen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Vraag nr. 16666 van de heer De Vriendt over DOVO wordt uitgesteld.
08 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het bijhouden van gegevens door de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid" (nr. 16689)
08 Question de M. Stefaan Van Hecke au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la conservation de données par le Service Général du Renseignement et de la Sécurité" (n° 16689)
08.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, dit is een vraag over het bijhouden van gegevens door de ADIV.
De administrateur-generaal van de Staatsveiligheid heeft uw regering voorgesteld een koninklijk besluit te publiceren waardoor de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid haar gegevens 50 jaar mag bewaren. Gegevens die onjuist, onvolledig of niet ter zake doen, zouden 30 jaar bewaard worden.
Het is logisch dat de ADIV nood heeft aan aparte regels voor haar databewaring, maar de termijn en voorwaarden lijken toch uiterst betwistbaar. Ik heb dan ook een aantal heel concrete vragen.
Ten eerste, welke redenen worden in het rapport aangegeven om de gegevens respectievelijk 50 en 30 jaar bij te houden? Wat vindt u van de voorgestelde termijnen?
Ten tweede, wanneer zal dit voorstel door de regering worden besproken en op welke termijn verwacht u een koninklijk besluit dat dit zal regelen?
Ten derde, de privacycommissie liet al weten dat het ontoelaatbaar is om foutieve gegevens zo lang te bewaren. Wat is uw oordeel daarover? Zult u de suggestie van de privacycommissie, om deze gegevens onmiddellijk uit de databank te halen, al dan niet volgen?
Ten vierde, de Staatsveiligheid stelt zelf voor om na 50 jaar een evaluatie te maken van haar gegevens. Ik weet niet of ook de ADIV eenzelfde suggestie heeft gedaan. Wat vindt u als minister daarvan? Bent u het met mij eens dat deze termijn best wordt ingeperkt want om pas na 50 jaar te evalueren of de gegevens nog relevant zijn, lijkt mij toch wel fel overdreven?
08.02 Minister Pieter De Crem: De organieke wet op de inlichtingendiensten van 30 november 1998 heeft in haar artikel 21 bepaald dat persoonsgegevens, die verwerkt worden in het kader van de toepassing van deze wet, bewaard worden voor een duur die niet langer mag zijn dan die welke noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor ze worden opgeslagen en dit met uitzondering voor de gegevens met een door het Rijksarchief erkend historisch karakter.
Deze wet stipuleert eveneens dat de gegevens mogen worden vernietigd na een zekere termijn volgend op de laatste verwerking waarvan zij het voorwerp uitmaakten. Deze termijn moet door de Koning worden opgelegd, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De organieke wet op de inlichtingendiensten bepaalt tevens dat, onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende het Rijksarchief en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de Koning de procedure bepaalt voor de vernietiging van de gegevens.
De ADIV en de Veiligheid van de Staat hebben in onderling overleg een ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van het voornoemde artikel 21 voor advies aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ingediend. De Commissie gaf op 20 februari 2013 een gunstig advies, op voorwaarde dat een aantal inhoudelijke opmerkingen worden geëerbiedigd. Momenteel worden deze opmerkingen bestudeerd door een gezamenlijke werkgroep van de ADIV en de Veiligheid van de Staat.
Het ontwerp van koninklijk besluit stelt inderdaad een termijn van 50 jaar voor omdat de inlichtingendiensten worden geconfronteerd met fenomenen waarvan de oorsprong vaak in oude gebeurtenissen is terug te vinden, maar waarvan de gevolgen nog zeer lang voelbaar zijn. Dergelijk inlichtingenwerk vereist dan ook een totaalbeeld op bepaalde fenomenen.
Ik wens niet verder vooruit te lopen op de studie van de diensten en wacht de teksten af die mij zullen worden voorgelegd alvorens ik mijn oordeel definitief zal kunnen vellen. Ik wil enkel nog meegeven dat wij op dit vlak in overeenstemming zijn met de buitenlandse veiligheidsdiensten.
08.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dacht dat u letterlijk het antwoord ging geven dat mevrouw Turtelboom in de commissie voor de Justitie heeft gegeven. De eerste vier paragrafen waren identiek. Daarna hebt u een kleine wijziging aangebracht. Ik dacht dat ik letterlijk zou kunnen volgen.
Ik denk dat er ernstig rekening moet worden gehouden met het advies van de privacycommissie, zeker betreffende het bijhouden van foutieve gegevens. Daarop bent u niet ingegaan. De privacycommissie is daarover heel duidelijk: gegevens waarvan duidelijk blijkt dat zij foutief zijn, kunnen geen dertig jaar worden bijgehouden. Het is belangrijk dat zeker dat aspect nader wordt bekeken.
Ik heb ook nog vragen bij de termijn van vijftig jaar. Oude gebeurtenissen kunnen nog relevant zijn, maar vijftig jaar wachten om dat na te gaan lijkt mij een bijzonder lange periode.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het aanbod van gebouwen en diensten voor het NATO Communication and Information Agency (NCIA)" (nr. 16728)
09 Question de M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'offre de bâtiments et de services pour l'Agence OTAN d'information et de communication (NCIA)" (n° 16728)
09.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens de Ministerraad van 14 maart heeft de regering de bestendige vertegenwoordiger van België bij de NAVO gemandateerd om een brief te ondertekenen voor het NATO Communication & Information Agency, waarin gebouwen en diensten worden aangeboden.
Het NCIA wil zijn belangrijkste technische diensten centraliseren in een gebouw dat 1 200 tot 1 400 personen kan huisvesten. Het gaat om de werknemers van de technische diensten van het NCIA in Nederland en België.
Die installaties zouden onderdak kunnen vinden in de sites van Evere – het NAVO-hoofdkwartier - en van Casteau – het Shape-kwartier.
Mijnheer de minister, wat levert dit financieel op voor België? Hoe reëel is de kans dat de NAVO zal ingaan op dit voorstel? Wanneer zou het NCIA dan zijn intrek kunnen nemen op de sites in Evere en Casteau, indien de NAVO ingaat op dit voorstel?
Moeten er, indien de NAVO ingaat op dit voorstel, aanpassingen worden gedaan aan de sites? Indien ja, wie zal de kosten daarvan dragen?
09.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, het dossier met betrekking tot de toekomstige huisvesting van de verschillende diensten van het NAVO-agentschap NCIA wordt door de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken behandeld in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke voor het ICZ, het Interministerieel Comité voor het Zetelbeleid.
Ik moet u dus verwijzen naar mijn collega Reynders omdat hij deze bevoegdheid heeft en ik niet aan bevoegdheidsoverschrijding wil doen, ook niet in deze aangelegenheid, ofschoon ze mij na aan het hart ligt.
09.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal me tot minister Reynders richten.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "het lek tijdens een hoorzitting achter gesloten deuren" (nr. 16826)
10 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la fuite lors d'une audition à huis clos" (n° 16826)
10.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op donderdag 21 maart verscheen er gevoelige informatie in de pers, over een onderwerp dat de commissie voor de Landsverdediging een dag eerder tijdens een hoorzitting achter gesloten deuren had behandeld.
U hebt daarover net al een korte reactie gegeven, maar misschien kunt u ook zeggen of u maatregelen zult nemen om de oorsprong van dit lek te vinden.
Hebt u er bij de Kamervoorzitter al op aangedrongen om verdere stappen tegen de dader te ondernemen? Welke concrete gevolgen heeft het lekken van deze informatie voor Landsverdediging in het algemeen en voor de activiteiten van de inlichtingendiensten in het bijzonder?
10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Grosemans, ik heb het hierover al kunnen hebben bij het begin van deze vergadering en bij de regeling van de werkzaamheden.
U verwijst naar de hoorzitting van de commissie voor de Landsverdediging over extremisme en Defensie die op 20 maart achter gesloten deuren werd gehouden.
Ik heb met u en veel anderen vastgesteld dat de volgende dag in een Franstalige krant uitvoerig en gedetailleerd werd gerapporteerd over wat er achter gesloten deuren werd gezegd.
De burgers en militairen die gehoord zijn, hebben leidinggevende functies bij de diensten voor de Veiligheid van de Staat en bij Landsverdediging, waaronder de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid van de Krijgsmacht.
Zoals de Kamervoorzitter al heeft gezegd, vond de hoorzitting achter gesloten deuren plaats om redenen van vertrouwelijkheid van de besproken informatie. Toch werd er gelekt.
Ik ben het dus helemaal eens met de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers dat, ten eerste, het lekken uit deze vergadering in de kaart kan spelen van personen of organisaties die tijdens de hoorzitting werden vernoemd, ten tweede, de geheimhouding cruciaal is indien men paal en perk wil stellen aan extremisme en, ten derde, wie de geheimhouding schendt, het leven van sommige personen in gevaar kan brengen. Dit lek was dus onverantwoord en laakbaar.
In mijn hoedanigheid van minister van Landsverdediging is mijn eerste zorg de veiligheid van het personeel van Landsverdediging. Ik had het daar vandaag reeds over. Ik zal u mijn schriftelijk standpunt bezorgen, zoals daarstraks werd gemeld.
10.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik denk dat het dit keer heel belangrijk is dat er een onderzoek naar de oorsprong van het lek wordt gevoerd en dat er concrete stappen tegen de dader worden genomen.
Het is al eerder gebeurd dat er informatie uit een gesloten vergadering wordt gelekt, ooit met het BEST-programma in de commissie Legeraankopen. Dat is toen met de mantel der liefde bedekt. Nu is het opnieuw zover. Die hoorzittingen vinden niet voor niets achter gesloten deuren plaats. Op die manier wordt het onmogelijk om gevoelige militaire onderwerpen te bespreken.
De voorzitter: Wij betreuren dat samen met u.
10.04 Minister Pieter De Crem: Een goede verstaander heeft maar een half woord nodig in deze vergadering.
De voorzitter: Misschien is de potentiële verstaander niet aanwezig.
10.05 Pieter De Crem, ministre: A bon entendeur, il suffit d’un demi mot.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de reparatiekosten van een beschadigde Alouette III" (nr. 16861)
11 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les coûts de réparation d'un hélicoptère Alouette III endommagé" (n° 16861)
11.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, in antwoord op een schriftelijke vraag over de reparatie aan een beschadigde Alouette III-helikopter heeft u het volgende meegedeeld.
In het kader van een Belgische deelname aan een counterdrugsoperatie in de Caraïben heeft een Alouette III op 28 januari 2013 Den Helder verlaten aan boord van het Nederlandse schip Friesland. Tijdens een storm in de Azoren is een toestel om paletten te verplaatsen op dat schip losgeraakt en tegen de staart van die Alouette gebotst. De helikopter heeft hierdoor schade opgelopen aan het staartgedeelte en dat moest worden vervangen. De kosten voor deze herstelling worden op 16 000 euro geraamd en vallen ten laste van de Belgische Defensie.
Waarom zijn de kosten voor deze herstelling voor rekening van onze Defensie?
Was onze helikopterploeg verantwoordelijk voor de verankering van het toestel voor die paletten?
Werd in deze regeling voorzien in de overeenkomsten met de Nederlandse Defensie?
Kunt u uitleggen waarom deze overeenkomsten zo zijn opgesteld? Gaat het om een standaardafspraak in samenwerkingsverbanden van dat type?
11.02 Minister Pieter De Crem: Op 28 januari 2013 heeft een professionele helikopter van het type Alouette III Den Helder verlaten aan boord van het Nederlandse schip Friesland met de Caraïben als bestemming in het raam van een inplaatsstelling van deze operatie. Tijdens de nacht van 30 op 31 januari 2013 kwam het schip ter hoogte van de Azoren in een storm terecht. Een toestel om paletten te verplaatsen raakte los en botste tegen de staart van de verankerde helikopter. Deze heeft hierdoor schade opgelopen aan het staartgedeelte.
In het Memorandum of Understanding tussen de twee marines wordt verwezen naar artikel 8 van het NATO SOFA, Status of Forces Agreements en stelt dat elk land verantwoordelijk is voor zijn eigen materieel. De kosten voor de eventuele herstelling van dat materieel vallen dan ook ten laste van de respectievelijke landen behoudens zware fouten. Gezien er geen sprake is van een zware fout dienen de kosten voor de herstellingen aan de heli te worden gedragen door de Belgische Defensie.
11.03 Karolien Grosemans (N-VA): Dat vind ik heel straf. Misschien is er niet goed onderhandeld. Onze Belgische Alouette staat op een Nederlands schip, raakt beschadigd door een Nederlands toestel om paletten te verplaatsen en toch draaien wij op voor de kosten. Wij zijn dus altijd verantwoordelijk voor het materieel?
11.04 Minister Pieter De Crem: We hebben het over NAVO-gecertificeerd materieel, inzetbaar voor NAVO-operaties. Daarnaast bestaan er kwalificaties voor ongelukken. In dit geval heeft men te maken met een overmacht die door klimatologische omstandigheden werd veroorzaakt. Er was geen sprake van nalatigheid of moedwillige opzet. Ik reduceer het wat, maar dat is een van de redenen waarom België de factuur kreeg toegewezen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de daling van het aantal vrouwen bij Defensie" (nr. 16946)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de man-vrouwverhouding in het leger" (nr. 16973)
- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la diminution du nombre de femmes à la Défense" (n° 16946)
- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la proportion d'hommes et de femmes dans l'armée" (n° 16973)
12.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, mijn vraag is eigenlijk een opvolgingsvraag, volgend op een debat dat wij in 2011 hebben gevoerd. Ook mevrouw Grosemans heb ik ter zake al vragen horen stellen. Tevens heb ik er onlangs iets over kunnen lezen. Het betreft de aanwezigheid van vrouwen bij het departement Defensie.
Twee jaar geleden stelde ik vast dat er weinig vrouwen waren met de graden van adjudant-chef en adjudant-majoor. Er was zelfs geen enkele vrouw met de graad van adjudant-majoor. Met de graad van adjudant-chef waren er slechts zes vrouwen. Ook bij de vierendertig toenmalige brigadegeneraals, wat nu generaal-majoor is, was er slechts één vrouw.
U antwoordde dat de bevordering van personeelsleden een natuurlijk proces is, dat zijn tijd nodig heeft. Het departement wou ter zake geen bijkomende aanmoedigingen geven. Evenmin wou het quota opleggen of positief discrimineren.
Uiteindelijk stellen wij nu vast dat van 7,8 % in 2010 het aandeel van vrouwen in Defensie naar 7,6 % is gezakt. Bij de hogere graden zijn er van de 406 luitenant-kolonels slechts 16 vrouwen. Van de 206 kolonels zijn er slechts 10 vrouwen.
Ik vrees dus dat met het huidige beleid Defensie er niet toe komt om in de hoogste graden vrouwen in te schakelen, wat ook een repercussie op het totale aantal vrouwen bij Defensie heeft.
Daarom herneem ik mijn vragen. Hoeveel bevorderingscomités zijn er voor de graden van adjudant-majoor en adjudant-chef alsook van de hogere graden doorgegaan? Hoeveel vrouwen hadden zitting in de jury? Immers, indien enkel mannen deel uitmaken van de jury, zal het glazen plafond moeilijker worden doorbroken.
Hoeveel vrouwen bekleedden in 2011 en 2012 de graad van adjudant-chef en adjudant-majoor?
Is er een oorzaak die de dalende tendens van het aantal vrouwen kan duiden?
12.02 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, eind januari heb ik in onze commissie al een vraag gesteld over de vertegenwoordiging van vrouwen in het leger. U hebt toen gezegd dat het aantal vrouwen bij het militaire personeel licht gedaald is, omdat de jongste jaren vooral gevechtsfuncties en technische functies werden opengesteld, maar dat er in het leger geen sprake is van een glazen plafond. Het aantal vrouwelijke officieren is zelfs gestegen, al zal het volgens u enige tijd duren voor die evolutie gevolgen heeft voor de hogere functies.
Mijnheer de minister, omdat er inderdaad voldoende vrouwen aan een carrière in het leger moeten beginnen om daarna daadwerkelijk te kunnen doorstoten tot de hogere functies, wil ik u graag het volgende vragen. Wat doet Defensie om bij de rekrutering zowel het mannelijke als het vrouwelijke doelpubliek aan te spreken? Tijdens de Open Campus Day van de KMS op 24 maart schreven meer dan 700 jongeren zich in. Om hoeveel mannen en hoeveel vrouwen ging het?
Wat doet Defensie om bij bevorderingen gelijke promotiekansen te garanderen voor mannen en vrouwen? Het aandeel van vrouwen in het leger blijft klein. Worden de bestaande maatregelen om dat aandeel te vergroten, regelmatig geëvalueerd? Zo ja, wat is het resultaat daarvan? Zo nee, waarom niet?
12.03 Minister Pieter De Crem: (microfoon niet ingeschakeld) (…) hoofdofficier plaats: 11 comités kolonel, waar voor 1 comité een vrouw zetelde; 12 comités luitenant-kolonel, waarin voor 6 comités één vrouw zetelde; 12 comités majoor, waarin voor 4 comités minimum één vrouw zetelde. Er vonden 36 comités hoofdonderofficier plaats: 18 comités adjudant-majoor, waarin voor 7 comités één vrouw zetelde; 18 comités adjudant-chef, waarin voor 9 comités één vrouw zetelde.
Ik moet toch opmerken dat, gelet op de voorziene wettelijke en reglementaire samenstelling van een bevorderingscomité, waaraan steeds een aantal vaste leden op basis van hun functie en een aantal tijdelijke leden op basis van een loting deelnemen, het aantal deelnemende vrouwen niet het gevolg is van een vrije keuze. De cijfers die ik zonet gaf, moeten dus worden genuanceerd.
Op 1 januari 2012 waren er in totaal 12 vrouwelijke adjudant-majoors en 49 vrouwelijke adjudant-chefs. Op 1 januari 2013 waren er in totaal 11 vrouwelijke adjudant-majoors en 50 vrouwelijke adjudant-chefs.
De gemiddelde daling van 7,8 % in 2010 en 7,6 % in 2011 van het aantal vrouwelijke militairen bij Defensie betreft enkel de categorieën van onderofficier en vrijwilliger. Dat fenomeen is te verklaren door het feit dat de rekruteringscijfers lager liggen dan de pensioencijfers. Bovendien heeft Defensie de jongste jaren bij de rekrutering prioriteit gegeven aan de operationele functies, met name de gevechtsfuncties en sommige technische functies. Die functies zijn in doorsnee minder aantrekkelijk bij de vrouwelijke kandidaten. Er dient echter wel te worden opgemerkt dat het aantal vrouwen werkzaam bij het burgerpersoneel van Defensie hoger ligt en evolueerde van 42 % in 2011 naar 43 % in 2013.
In de communicatie- en wervingscampagne van Defensie wordt altijd rekening gehouden met gender en diversiteit binnen Defensie. Door middel van een goede mediamix worden het heel jaar door de talrijke aspecten van Defensie voorgesteld. Bij de rekrutering staan alle functies open voor zowel mannen als vrouwen die voldoen aan de selectiecriteria.
Tijdens de Open Campus Day, de OCD, van de Koninklijke Militaire School op 24 maart laatstleden, schreven 247 jongeren zich in, van wie 37 vrouwen en 210 mannen. Het getal van 700 inschrijvingen dat in de media verscheen, is het totaal inschrijvingen waarvoor de 247 jongeren zich hebben ingeschreven voor een of meerdere openstaande plaatsen.
Bij het begin van de loopbaan worden bevorderingen verleend op basis van anciënniteit, behalve indien men niet geschikt wordt geacht om de functies van de hogere graad uit te oefenen of indien de wijze van dienen onbevredigend wordt geacht. In een latere fase bevordert men op basis van een aanbeveling door een bevorderingscomité. Dit comité vergelijkt de kandidaturen voor de bevordering op volstrekt gelijke basis, of het nu om mannen of vrouwen gaat. De aanbeveling voor de bevordering gebeurt op basis van een gemotiveerd klassement dat steunt op het persoonlijke dossier en de professionele en gedragscompetenties van elke kandidaat.
In het kader van het Belgisch Nationaal Actieplan ter implementatie van de VN-Veiligheidsresolutie 1325 Vrouwen, Vrede en Veiligheid neemt Defensie deel aan de interparlementaire werkgroep in samenwerking met het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. Daarnaast gaat een nieuw federaal plan inzake Gender Mainstreaming 2013-2016 van start eind april 2013. Dat moet de indicatoren identificeren om de acties te kunnen evalueren en af te stemmen op de beoogde resultaten in het domein gender. Daarnaast heeft Defensie haar eigen actieplan inzake diversiteit en gender.
12.04 David Geerts (sp.a): Ik dank u voor uw antwoord.
12.05 Karolien Grosemans (N-VA): Ik hoor dat er verschillende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat er meer vrouwen zijn in het leger. U zegt onder meer dat de doelgroep wordt aangesproken via de media, dat alle functies worden opengesteld en dat de NATO-aanbevelingen worden gevolgd.
Het probleem is dat er tien jaar geleden 8 % vrouwen waren in het leger en in 2013 is dat nog altijd 8 %. Wij kunnen voor meer vrouwen in het leger zijn of tegen meer vrouwen in leger, maar het is niet normaal dat dit het resultaat is ondanks zoveel maatregelen, die toch ook geld kosten. Wij blijven hangen op die 8 %. In de buurlanden, zoals Nederland en Frankrijk, zit men aan 14 % tot 15 %. Spanje heeft 16 % vrouwen in het leger.
In het verleden waren er nog vragen over de man-vrouwverhouding en over de evaluaties. Het is belangrijk dat de genomen maatregelen worden geëvalueerd. Ik weet dat er evaluaties worden gehouden in het kader van het diversiteitsbeleid, dat heb ik nagekeken. Specifiek op gender wordt er voorlopig echter niet geëvalueerd. Ik heb daarom een resolutie over genderbeleid. Collega Francken vindt dat bezigheidstherapie, heb ik net vernomen. Donderdag wordt zij in de Kamer in overweging genomen. Ik vraag te kijken naar de maatregelen die wel efficiënt waren in onze buurlanden en om die eventueel in België toe te passen. Ik heb in de commissie van de verschillende fracties vaak bekommernissen gehoord over de man-vrouwverhouding in het leger. Ik reken dus op grote steun voor mijn resolutie. Daarvan ben ik overtuigd.
L'incident est clos.
- mevrouw Annick Ponthier aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de begrotingscontrole en de bijkomende besparingen bij Defensie" (nr. 17034)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de bijkomende besparingen bij Defensie" (nr. 17037)
- Mme Annick Ponthier au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le contrôle budgétaire et les économies supplémentaires à réaliser par la Défense" (n° 17034)
- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "les économies supplémentaires à réaliser par la Défense" (n° 17037)
13.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, de onderhandelingen met betrekking tot de begrotingscontrole zijn achter de rug. Ondanks het feit dat u zich in het verleden meermaals heeft verzet tegen bijkomende besparingen, heeft u ook deze keer niet kunnen voorkomen dat het mes wordt gezet in het budget van Defensie. Het zou nu gaan over een bedrag van 25 miljoen euro. In uw reacties in de pers hebt u laten noteren dat u het bereikte akkoord een belangrijke stap vooruit vindt. Ik stel u daar enkele bijkomende vragen over.
Ten eerste, wat is het exacte bedrag dat voortvloeit uit de onderhandelingen met betrekking tot de begrotingscontrole en de daaraan verbonden besparingen binnen het departement Defensie?
Ten tweede, wat is de aard van de besparing? Gaat het over een uitstel van betaling, over een structurele besparing of over een eenmalige operatie?
Ten derde, aan welke werkings- en investeringsposten wordt dan precies geraakt? Kunt u daar verdere toelichting bij geven?
13.02 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, op 30 maart werden de onderhandelingen over de nieuwe begrotingscontrole afgerond en werden de resultaten daarvan voorgesteld aan de pers. Defensie moet opnieuw geld ophoesten. Deze keer gaat het over een bijkomend bedrag van 25 miljoen euro. Met de besparingsmaatregelen die begin dit jaar werden afgekondigd, is het totale budget voor Defensie dus met 125 miljoen euro gedaald in 2013 alleen al.
Kunt u meer uitleg geven bij de besparingen van Defensie? Welke posten zullen moeten inleveren? Wat zijn de gevolgen hiervan op langere termijn?
Blijft het investeringsplan 2012-2014 nog steeds ongeschonden of werd er besloten om programma’s uit te stellen of zelfs af te blazen?
Waarom heeft Defensie opnieuw geld moeten inleveren? Wie heeft er tijdens de onderhandelingen op aangedrongen dat Defensie, ondanks de eerdere inspanningen, opnieuw geld zou moeten inleveren?
Waar ligt volgens de minister de ondergrens van het Defensiebudget, willen we nog een werkbaar leger hebben?
(Wegens een technisch mankement bij de geluidsopname volgt hier het antwoord van de minister zoals het ons schriftelijk werd bezorgd)
13.03 Minister Pieter De Crem: Het begrotingsconclaaf over de eerste bijsturing van het budget 2013 heeft Defensie een specifieke structurele besparing opgelegd van 25 miljoen euro.
De notificaties met betrekking tot de conclaafbeslissingen worden nu verder uitgewerkt in verschillende werkgroepen. Op basis van deze notificaties zal de staf mij voorstellen doen met betrekking tot de opgelegde besparing. Hierbij worden in de eerste plaats de operaties en de investeringen gevrijwaard.
Mevrouw Grosemans, wat uw ‘waarom’- en ‘wie’-vraag betreft: conclaafbeslissingen zijn beslissingen die in consensus worden genomen na grondige besprekingen van de diverse voorgestelde maatregelen.
Ten slotte, u vraagt mij wat de ondergrens is van het defensiebudget. Op die vraag zou ik laconiek kunnen antwoorden dat die nul is. De ondergrens van het defensiebudget is het bedrag dat de politieke overheid wil toewijzen om de uitgaven verbonden aan de in consensus toegewezen opdrachten te dekken.
13.04 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.
Ik wil u danken voor de verduidelijking maar op dit moment valt er weinig te verduidelijken. Als ik het goed begrepen heb, wordt er eerst een bedrag geopperd dat moet bespaard worden en moeten nadien werkgroepen bekijken hoe dat moet bewerkstelligd worden. Ik leef allang niet meer met de illusie dat we in dit land via onderhandelingen kunnen bereiken wat we willen bereiken. Dat zou immers van een zekere naïviteit getuigen. Als er bijkomende middelen gezocht moeten worden om de begroting sluitend te maken weten we intussen al dat Defensie met zekerheid de sluitpost zal vormen. Dat is geen verrassing meer, alles went, nietwaar.
Wat echter echt van belang is, is die ondergrens. Die is cruciaal. U maakt er zich laconiek vanaf met de opmerking dat de ondergrens nul is. Zover waren wij ook al. De visie op Defensie hangt echter af van wat u zelf bepaalt als ondergrens. Dat bepaalt welke richting u uit wil. Gaat u in de toekomst nog verder in het vlees van Defensie laten snijden en zo de toekomst ervan hypothekeren? Gaat u voet bij stuk houden? Dat is een keuze die u moet maken.
Ik herinner mij bijvoorbeeld dat u tijdens de bespreking van de begrotingscontrole van vorig jaar liet weten dat u zich engageerde om geen bijkomende kwartieren te sluiten voor zover er het budget van Defensie geen verdere coupures werden opgelegd. Ik begin mij stilaan af te vragen hoelang het nog zal duren vooraleer we hier ook de gevolgen gaan voelen. Wanneer men in dit land een leger wenst te behouden die naam waardig, dan moet u echt gaan bepalen waar die ondergrens voor u ligt. Daar kunt u dan de nodige budgetten aan koppelen, niet andersom. Dat lijkt mij een correctere volgorde. De stoere woorden die u steeds gebruikt voorafgaand aan begrotingscontroles of begrotingsonderhandelingen zoals “on a déjà donné”, beginnen steeds meer op loze uitspraken dan reële beloften te lijken.
Het zou u sieren mocht u in de toekomst niet meer voor uw beurt spreken en u niet meer als untouchable opstellen, maar blijk geven van realiteitszin.
13.05 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, wij hebben geen antwoord gekregen. Ik had daarvoor gevreesd.
U zegt dat het nog allemaal moet worden besproken in werkgroepen. U begint te lijken op minister Milquet, die ook altijd alles in werkgroepen parkeert.
Wij kunnen maar een zaak onthouden, met name dat onder uw ministerschap het budget van Landsverdediging tot nul kan worden gereduceerd. Dan bent u op de goede weg.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de zending van de minister naar Brazilië en Argentinië" (nr. 17092)
14 Question de M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la mission du ministre au Brésil et en Argentine" (n° 17092)
14.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens de bespreking van de begroting en de beleidsnota hebt u hier gezegd dat u een defensieattaché in Brazilië zou stationeren. U hebt dat gemotiveerd in het belang van de BRIC-landen, vandaar ook uw missie naar Argentinië.
In de krant konden wij een artikel lezen over het programma. Ik zou echter ook hier willen horen hoe het programma in Brazilië en de afronding in Argentinië precies in elkaar zaten. Wat hebt u daar kunnen doen? Wat was de kostprijs van de zending?
In het artikel frappeerde mij de tussenstop op de Canarische Eilanden; dat begreep ik niet goed. De eerste crew werd naar daar gevlogen. Dan is er, volgens dat artikel, blijkbaar een crew daar gebleven gedurende de missie. U kunt dit onmiddellijk al dan niet weerleggen, maar ik had begrepen dat drie mensen daar bleven gedurende de periode van uw missie. Bij de terugkeer vond er daar opnieuw een tussenlanding plaats en de crew werd toen opgepikt. Mij leek dat zeer raar.
Kunt u die zaken wat verduidelijken? Als u het artikel zelf gelezen hebt, dan kon u ook die conclusie uit het artikel trekken. Daarom pleit ik voor duidelijkheid en stel ik deze vraag.
14.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Geerts, van 6 tot 10 april was ik samen met de Chef Defensie, generaal Van Caelenberge in Argentinië en Brazilië. Met het oog op de open communicatie heb ik dagelijks het verslag van het afgewerkte programma op mijn website geplaatst. U kon het daar volgen.
Op 4 april bezochten wij het Antarctic Treaty Secretariat, ATS, in Buenos Aires, waar dokter Manfred Reinke, de executive secretary van het ATS ons de plannen voor de toekomst verduidelijkte. België ondertekende het akkoord op 1 december 1959, en is daarmee één van de founding fathers van dit akkoord, dat de ontwikkeling van het Antarctische continent regelt.
Vandaag vervult het poolstation Prinses Elisabeth een voortrekkersrol op het vlak van wetenschappelijk onderzoek. Het ATS waakt erover dat de Antarctische regio enkel voor vreedzame doeleinden wordt gebruikt.
Nadien ontmoette ik verschillende Argentijnse autoriteiten en defensieattachés van verschillende Latijns-Amerikaanse en Europese landen, en onze landgenoten op de Belgische ambassade in Buenos Aires. Vervolgens had ik een bilaterale ontmoeting met de Argentijnse minister van Defensie, Arturo Puricelli, met als belangrijkste onderwerp de vredesondersteunende operaties waaraan onze beide landen deelnemen. Op zijn uitnodiging hebben wij ook een bezoek gebracht aan het CAECOPAZ, het Centro Argentino de Entrenamiento Conjunto para Operaciones de Paz, het expertisecentrum bij uitstek voor geheel Latijns-Amerika voor de opleiding van troepen die worden ingezet in vredesondersteunende operaties. CAECOPAZ is gecertificeerd door de Verenigde Naties.
België stuurde in het verleden meermaals instructeurs en wil dat centrum ook in de toekomst blijven bijstaan. Daartoe ondertekenden mijn Argentijnse ambtgenoot en ikzelf een technische overeenkomst.
Op 5 april bezochten wij de luchtmachtbasis van Mendoza, de thuisbasis van de vierde Brigada Aérea; en het elfde Regimiento de Infantería de Montaña, het Bergregiment van het Argentijnse leger waar Belgische paracommando’s in het verleden reeds meermaals hun kennis op het hooggebergte aangescherpt hebben. Het elfde regiment bereidt zich op dit ogenblik voor op de ontplooiing van de VN-missies in Haïti en Cyprus.
Op 6 april bezochten wij de Escuela Militar de Monte, de militaire school voor de jungleopleiding van het Argentijnse leger. In het verleden waren er nauwe contacten tussen de Belgische en Argentijnse Defensie om militairen op te leiden in overlevingstechnieken in een omgeving die gelijkaardig is aan die van onze voormalige mandaatgebieden in Centraal-Afrika.
Gedurende de vierde dag maakten wij de verplaatsing van Argentinië naar Brazilië, voor het tweede luik van ons bezoek. Er waren contacten met de Belgische consul, Didier Vanderhasselt en de Belgische consul-generaal Véronique Marounek. Ik heb tevens de eerwaarde heer Croismans uit het bisdom Hasselt bezocht, die priester is in de kerk van São Antonio. Hij nam mij mee naar zijn werkgebied in één van de grote favellas van São Paulo. Hij leeft er sinds 1966 en doet er opmerkelijk werk. Nadien heb ik nog verschillende Belgen ontmoet, die mij hebben ingelicht over hun beroepsactiviteiten in Brazilië.
Op 8 april 2013 brachten wij onder begeleiding van de Belgische ambassadeur Jozef Smets een bezoek aan Sobraer, dat een volle dochteronderneming van het Belgische Sonaca is. Sobraer levert belangrijke vliegtuigonderdelen voor verschillende types van de nabijgelegen vliegtuigbouwer Embraer. Met laatstgenoemd bedrijf heeft de Belgische onderneming Sonaca een belangrijke voet in huis op de markt van de regional and corporate jets. Tijdens het bezoek aan Embraer kregen wij een uitgebreide rondleiding door de productiehallen van de assemblagefabriek.
De Belgische luchtcomponent beschikt over vier regional jets van het type Embraer 135/145, waardoor de goede relatie tussen de Belgische Defensie en Embraer verder wordt onderstreept.
Daarna werd Rio de Janeiro aangedaan, waar een ontmoeting met de lokale Belgische gemeenschap en met de deelnemende Belgische bedrijven op de LAAD-beurs door het Belgische consulaat-generaal ter plaatse werd geprogrammeerd en georganiseerd.
Op 9 april 2013 werd een bezoek aan de LAAD Defence and Securitybeurs gebracht op uitnodiging van de Braziliaanse minister van Defensie, zijnde mijn collega Celso Amorim. Meer dan zeshonderd exposanten uit de hele wereld, waaronder verschillende Belgische bedrijven, ook met de stand Belgium-Belgica, stelden er hun materieel en knowhow ten toon. In de marge van de openingsceremonie legde ik informele contacten met andere ministers en autoriteiten op het vlak van defensie en veiligheid.
Tijdens het bezoek aan de beurs besteedden wij natuurlijk speciale aandacht aan de Belgische bedrijven. De meeste Belgische exposanten hadden zich onder impuls van de Belgian Security and Defence Industry Planning of BSDI in één grote stand gegroepeerd.
Tijdens de laatste dag brachten wij een officieel bezoek aan de marinebasis van Rio de Janeiro, die, gezien de enorme kustlengte van Brazilië, van enorm belang is voor het veiligheidsbeleid van het land.
Vooraleer mij naar mijn Braziliaanse collega te begeven, hebben wij nog een bezoek aan de firma Barco gebracht, die haar knowhow aan de Belgische firma’s en autoriteiten demonstreerde.
Vervolgens had de officiële bilaterale ontmoeting met mijn Braziliaanse minister van Defensie Celso Amorim plaats. Een van de onderwerpen die tijdens de ontmoeting uitvoerig werd besproken, was de overplaatsing van de Belgische militair-diplomatieke post van defensieattaché van Buenos Aires in Argentinië naar Brasilia in Brazilië. Het gesprek ging bovendien ook over de deelname van beide landen aan vredesondersteunende operaties in verschillende delen van de wereld, onder andere ook in Libanon, waar wij gemeenschappelijk zijn ontplooid.
Inzake de vluchten kan ik u mededelen dat er geen tussenstop op de Canarische eilanden was, aangezien piloten zowel in militaire als burgerluchtvaart onderhevig zijn aan de reglementering met betrekking tot de maximumvliegprestaties die zij mogen uitvoeren. Er werd dus een zogenaamde slip crew in plaats gesteld op de Kaapverdische eilanden, die zich dus in de Canarische eilanden hebben vermomd.
De vliegtijden van de vluchten naar Argentinië en van de terugkeer uit Brazilië overschreden de maximumtoegestane vliegtijd van de bemanning. In principe moet in voorkomend geval een tussenstop met overnachting worden uitgevoerd. Opdat wij geen twee bijkomende nachten zouden verliezen, werd ervoor geopteerd een crew halverwege in plaats te stellen. De eerste crew is niet ter plaatse gebleven, maar is met een andere vlucht onmiddellijk naar Brussel teruggekeerd.
Zuid-Amerika is een opkomend continent dat heel veel van onze aandacht vergt een ongelooflijke opportuniteit biedt. Wij moeten op een adequate manier aanwezig zijn en belangstelling tonen, zowel diplomatiek als militair, voor dit zeer belangrijke continent.
Ik kan u ook meedelen dat op hetzelfde moment mijn collega Didier Reynders daar eveneens een bezoek bracht. Ik heb trouwens telefonisch contact met hem gehad ter plaatse. Ook de handels- en economische betrekkingen met de BRIC-landen zijn belangrijk. Daarnaast zijn er ook uitwisselingen op het vlak van de universitaire autoriteiten. Om die reden heb ik beslist de post van militair attaché open te stellen in Brasilia. Mijn bezoek ter plaatse is een van de instrumenten waarover wij beschikken om de betrekkingen te verbeteren en te verdiepen. Ik zal dit ook aan onze partners duidelijk maken.
14.03 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.
Ik moet toegeven dat ik dit niet op uw website heb gezien. Mij interesseerde de ontmoeting met Embraer in Brazilië die op de website van Landsverdediging is terug te vinden. Gelet op de toestellen die ons land heeft, is het inderdaad aangewezen om te kijken of er ter zake mogelijkheden zijn inzake samenwerking of upgraden van de toestellen.
Wat betreft de Canarische Eilanden lijkt mijn vraag terecht omdat ik niet begreep waarom men net daar een tussenstop inlaste. De Kaapverdische Eilanden liggen hier een heel eind van verwijderd, maar het is belangrijk dat de indruk werd weggewerkt dat de crew daar een tijdje verbleef. Mij leek een dergelijk verblijf al te gek. Ik dank u dan ook voor uw verduidelijkingen ter zake.
Ik zal alles eens nalezen in het verslag en op uw website.
L'incident est clos.
- de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de Harlem Shake in de kazerne te Aarlen" (nr. 17108)
- de heer Bert Maertens aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de Harlem Shake in de kazerne te Aarlen" (nr. 17140)
- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de Harlem Shake van een aantal Belgische militairen" (nr. 17208)
- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le Harlem Shake de la caserne d'Arlon" (n° 17108)
- M. Bert Maertens au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le Harlem Shake de la caserne d'Arlon" (n° 17140)
- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le Harlem Shake réalisé par des militaires belges" (n° 17208)
15.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik deel uw reactie op het krantenbericht over de Harlem Shake. Ook wat mij betreft is er geen enkel probleem. Ik vond het grappig. De militaire overheid liet echter weten dat ze een onderzoek zou instellen wegens oneigenlijk gebruik van wapens.
Worden er sancties getroffen tegen de betreffende militairen? Ik hoop alleszins van niet. Het kan niet dat u de actie van de militairen grappig vindt en geen probleem noemt, terwijl anderen sancties tegen de betrokkenen nemen.
15.02 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, ma question porte sur le même sujet.
Le Harlem Shake s'est propagé comme une traînée de poudre sur internet: en famille, entre amis, dans les clubs de sport, à l'université, à l'armée, et même dans les rangs des manifestants égyptiens et tunisiens, où il s'agissait plutôt d'un symbole d'une certaine forme de liberté d'expression, et même dans une campagne vidéo de la Croix-Rouge; cette danse burlesque s'est illustrée dans plusieurs milliers de parodies sur Youtube. Dans le monde entier, ces simples gags mis en scène sur la musique d'un DJ new-yorkais ont été vus par plus de 300 millions de surfeurs internet en seulement un mois.
Il s'agit bien d'un véritable phénomène social auquel notre pays ne peut pas échapper.
À l'instar de soldats norvégiens, russes ou américains, quelques militaires belges se sont laissés prendre au buzz du moment dans une vidéo diffusée via Facebook et Youtube. Les Harlem Shake réalisés par des militaires ne semblent pas avoir porté à conséquence dans les autres pays, du moins à ma connaissance, après avoir pris mes renseignements. Je n'ai observé aucune sanction particulière.
Sans aucun doute, je suis du même avis que vous en cette matière: cet épisode ne mérite pas de sanction. Il faut parfois faire appel à l'autodérision. Il convient d'agir avec sérieux dans son métier, mais sans se prendre trop au sérieux.
Monsieur le vice-premier ministre, vous avez déclaré vouloir mener une enquête avant d'émettre le moindre avis et de tirer des conclusions trop hâtives.
Sur quoi portera votre enquête? Quelles mesures éventuelles comptez-vous prendre à l'égard de ces soldats?
15.03 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la seule déclaration que j'ai pu faire a été relayée par De Morgen. J'ai en effet déclaré que l'on vivait au XXIème siècle, qu'après la marine, c'était la composante Terre qui se lançait dans le tournage de petits films du genre Harlem Shake, et que j'étais maintenant dans l'attente d'une production réalisée par la force aérienne qui aurait lieu de préférence sur terre plutôt qu'en l'air. Je n'ai donc pris aucune mesure, si ce n'est quelques précautions. Telle est ma position. Le vice-CHOD des opérations et de l'entraînement a estimé, après une première analyse, que les images n'allaient nullement à l'encontre du principe sur le port d'armes.
Er is dus op het eerste gezicht geen inbreuk geweest tegen de principes van de omgang met wapens. Er zullen dus geen enquêtes of sancties volgen. Ik heb mij goed geamuseerd bij het zien van het filmpje, maar het staat wel niet op mijn website.
15.04 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het is belangrijk dat er duidelijkheid komt, aangezien u een verklaring hebt afgelegd in De Morgen, terwijl een artikel hierover in De Standaard een andere teneur had. Ik noteer dus dat er geen gevolg aan wordt gegeven. Wij wachten al op de volgende film van de luchtcomponent.
15.05 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Je vous conseille néanmoins la version norvégienne. Elle est également très amusante.
Je suis évidemment rassuré par votre analyse qui démontre que vous êtes un ministre qui prend son travail au sérieux, sans se prendre nécessairement toujours au sérieux. Bravo pour votre recul!
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de BMI van de militairen" (nr. 17109)
16 Question de M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "l'IMC des militaires" (n° 17109)
16.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik ben blij dat collega Francken nog aanwezig is, want deze vraag volgt op een antwoord op zijn schriftelijke vraag aangaande de BMI.
Ik vraag naar een aantal verdere preciseringen. Hoe situeert BMI zich binnen Defensie? Men kan zeggen dat de BMI globaal te hoog is, maar wat zijn de absolute aantallen in de verschillende leeftijdscategorieën - onder de 30, tussen 30 en 40, tussen 40 en 50 en ouder dan 50?
Is er een onderscheid gemaakt tussen mensen die in gevechtseenheden actief zijn en mensen die in steuncapaciteiten actief zijn?
Dan wil ik nog even verdergaan op een vraag die ik samen met collega Maertens heb gesteld over de evaluatie van de sportproeven en het ter beschikking stellen van sportfaciliteiten. Hoever staat u daarmee?
Ten slotte, is er een vorm van begeleiding om overgewicht tegen te gaan?
16.02 Minister Pieter De Crem: Dus u doet dit schriftelijk. Goed.
16.03 David Geerts (sp.a): Ik dacht dat u alleen de algemene feiten had.
16.04 Minister Pieter De Crem: Ik kan daar wat in chicaneren, maar het is echt onmogelijk voor die 32 000 personeelsleden. Er werd een vraag gesteld per eenheid en dat antwoord is er gekomen. U hebt dat gekregen.
16.05 Theo Francken (N-VA): Vraag drie en vier gingen over het opsplitsen. Ik wil opsplitsen in rangen. Daarop heb ik geen antwoord gehad.
16.06 Minister Pieter De Crem: Ik zal alle niet persoonlijke gegevens over de BMI bezorgen.
16.07 David Geerts (sp.a): Mijn enige zorg is of er een onderscheid is gemaakt – ik vind dat tamelijk essentieel – tussen degenen die in actieve eenheden zitten tegenover mensen in steuneenheden. Dat is inzake BMI de essentie van mijn vraag.
16.08 Minister Pieter De Crem: Collega’s, ik zal u alle maximale cijfergegevens bezorgen die ik daarover heb.
Wat het sportpatrimonium betreft, er wordt veel sportpatrimonium ter beschikking gesteld. Men kan ook van civiele installaties als zwembaden gebruikmaken. In de eenheden zijn er sportmonitoren ter beschikking voor een aangepast sportprogramma. Het is echter niet altijd mogelijk om een globaal beeld te vormen van de mate waarin de militairen effectief daarvan gebruikmaken. In de opleiding gebeurt dat natuurlijk wel.
Wij hebben de lijnen van een nieuw sportbeleid uitgezet. Dat sportbeleid voorziet in wekelijkse periodes van effectieve sportbeoefening en fysieke evaluaties met een statutair karakter. Aangezien dat beleid overduidelijk een bezorgdheid van het Parlement is, hoop ik dat die statutaire aanpassingen een groot draagvlak zullen hebben wanneer ik ermee naar hier zal komen.
Ten slotte, wij bieden onder meer aan het personeel dat lijdt aan obesitas een geïndividualiseerd begeleidingsplan aan via het systeem Medical Nutrition & Fitness Unit. Het personeel kan ook een digitale diëtist bevragen over problemen met betrekking tot overgewicht. In de militaire refters worden dieetmenu’s aangeboden. In de militaire media wordt ook de nodige aandacht besteed aan het probleem van een mogelijk overgewicht.
16.09 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. De rest zal ik schriftelijk bekijken.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 17118 van mevrouw Slegers wordt uitgesteld.
17 Vraag van de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "Libanon" (nr. 17186)
17 Question de M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "le Liban" (n° 17186)
17.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb een aantal vragen over Libanon.
Ten eerste, blijkt uit uw schriftelijk antwoord dat u overweegt om eventueel vanaf juli naar 100 militairen te gaan in Libanon, plus 165 militairen vanaf december 2013. Wat is daar juist van aan? Ik wist daar niets van.
Er staat daarover vandaag in De Standaard een klein artikel. Is het inderdaad zo dat men de keuze zal maken om het aantal troepen in Libanon uit te breiden? Gaat het dan over force protection, zoals in de krant staat, en wordt de ontmijning dan volledig stilgelegd?
Ten tweede, antwoordde u op een eerdere vraag dat waarschijnlijk tegen oktober alle 256 punten zouden zijn gecleard, gesweept of ontmijnd, met andere woorden dat men die punten heeft gecontroleerd op mijnen en ze daar eventueel heeft weggehaald. Er zou dan ook nog een onderhandeling lopen om 20 of 22 punten extra te controleren, maar die is nog niet helemaal rond. We zijn ondertussen al april en blijkbaar zijn die 256 punten nog altijd niet allemaal gecontroleerd. Wat is nu de juiste stand van zaken?
Ik heb ook gezien dat het aantal gesweepte of geclearde vierkante meter enorm is gedaald. De voorbije jaren lag dat steeds rond de 9 000 vierkante meter per jaar, maar vorig jaar bedroeg het slechts 2 000 vierkante meter. Wat is daar de reden voor? Hoe komt het dat het zo sterk is gedaald? Is dat omdat onze militairen minder actief zijn? Hoe moet ik dat interpreteren?
Ten slotte, bent u tevreden over onze inspanningen? Wat is uw evaluatie? U weet wat ons standpunt is; dat is op zich niets nieuws.
(…): (…)
17.02 Theo Francken (N-VA): Kunt u tot slot nog een geschatte kostprijs geven van de operatie in Libanon?
17.03 Minister Pieter De Crem: Sinds 2006 draagt ons land bij tot het naleven van de resolutie 171 in Libanon. In UNIFIL is België de partner, die gedurende de voorbije jaren met een detachement van een honderdtal personen de ontmijning van de punten op de Blue Line heeft uitgevoerd en aldus heeft bijgedragen tot de precaire stabiliteit in de regio. Het huidige mandaat loopt af op 31 augustus 2013.
In het beginstadium van de ontmijningsopdrachten van de punten op de Blue Line kon een Belgisch detachement met de sweeptechniek gebieden met weinig risico op mijnen relatief snel behandelen. Gebieden met een hoger risico vragen echter om andere meer tijdrovende technieken. De snelheid van ontmijning is ook afhankelijk van moeilijk te beheersen factoren zoals de klimatologische omstandigheden, het aantal gedetecteerde mijnen, de exacte ligging ervan en het type ondergrond waarin ze zich bevinden.
Teneinde te beoordelen of het voor België al dan niet opportuun is om het mandaat in Libanon in de toekomst te hernieuwen, wordt de ontmijningsopdracht op geregelde tijdstippen geëvalueerd.
Momenteel is er nog werk voor een behoorlijke opdracht voor ons detachement ontmijning.
Ter herinnering, de Blue Line telt 473 punten; voor 257 ervan bestaat er een akkoord over ontmijning en voor 24 ervan zijn onderhandelingen aan de gang. Van de 257 punten zijn er reeds 235 ontmijnd. Er blijven dus nog 22 over en 24 mogelijke bijkomende punten.
Voor een eventuele heroriëntering dienen de VN zich eerst en vooral uit te spreken dat er een behoefte bestaat, wat vooralsnog niet is gebeurd. Bijgevolg is er geen sprake van een wijziging van aantallen, noch van een budgettaire impact die zulks met zich zou brengen.
Indien een dergelijke heroriëntering zich in de toekomst aanbiedt, zal die door Defensie aan de Ministerraad ter goedkeuring worden voorgelegd.
Wanneer u het hebt over een totaal van 265, dan is dat een verkeerde interpretatie van de cijfergegevens, want het spanningsveld ligt tussen 100 en 165 en niet 100 + 165.
17.04 Theo Francken (N-VA): Bedankt voor het antwoord.
Het incident is gesloten.
18 Question de M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la possible délocalisation de la veille stratégique du SGRS" (n° 17213)
18 Vraag van de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de mogelijke verhuizing van de dienst OSINT van de ADIV" (nr. 17213)
18.01 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, il me revient que vous auriez pris la décision de délocaliser de Bruxelles vers Heverlee la veille stratégique du Service général du renseignement et de la sécurité (SGRS).
Pouvez-vous me confirmer cette information? Si oui, pourquoi et selon quelles motivations cette décision de délocalisation d'un service bilingue de la Défense nationale a-t-elle été prise? Comment s'organiserait cette délocalisation et selon quel calendrier? Si cette délocalisation de Bruxelles vers Heverlee devait avoir lieu, comment s'organiseront la coopération et la coordination essentielles avec d'autres services analogues fédéraux et internationaux, organisation à l'évidence plus aisée depuis Bruxelles?
18.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, monsieur Lacroix, je serai extrêmement bref.
Aucune décision n'a été prise concernant une éventuelle délocalisation de la section Open Source Intelligence du SGRS d'Evere à Heverlee.
Au niveau de l'état-major, des synergies éventuelles ont été envisagées et des briefings ont été donnés. Ces réflexions n'ont jusqu'à présent fait l'objet d'aucun dossier ni à l'intention du chef de la Défense ni à mon intention.
18.03
Christophe Lacroix (PS): Monsieur le
ministre, vous avez l'habitude d'être clair. Vous l'êtes encore une fois. Tant mieux!
L'incident est clos.
De voorzitter: Aangezien de heer Ducarme vraagt om zijn vragen nrs. 17227 en 17228 uit te stellen, zijn wij nu toe aan de laatste vraag.
19 Vraag van de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over "de bestemming van het militaire domein van Goetsenhoven" (nr. 17222)
19 Question de M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur "la destination du domaine militaire de Goetsenhoven" (n° 17222)
19.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag gaat over het militair domein in Goetsenhoven bij Tienen. Het domein ligt vlakbij de taalgrens.
Enkele jaren geleden gaf het ministerie van Defensie te kennen dat ze het militaire domein van Goetsenhoven te koop zou aanbieden. Tijdens de commissievergadering op 16 januari hebt u mij geantwoord dat het terrein nog steeds te koop stond, zowel het operationeel als het administratief gedeelte, maar dat Defensie onderzocht of de verkoop van het domein nog langer opportuun is.
Ondertussen gaf Theo Stockmans, voorzitter van Koninklijke vliegclub de Wouw, die actief is op het militair domein, te kennen dat de Defensiestaf het terrein effectief wenst te behouden. Daarover zou een dossier opgesteld worden en u zou uiteindelijk de knoop doorhakken.
Mijnheer de minister, waarom wil de Defensiestaf het domein behouden? Welke bestemming heeft de staf voor het domein voor ogen?
Hebt u het bewuste dossier al kunnen inkijken? Zo ja, kunt u me het dan uitgebreid toelichten? Zo neen, kunt u me dan meedelen wanneer u dat dossier verwacht en een beslissing kunt nemen?
19.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, de site in Goetsenhoven bevat twee entiteiten: een administratieve zone en aangrenzend het militair vliegveld.
De administratieve zone werd reeds in 1999 overgedragen aan de FOD Financiën voor vervreemding. De verkoop is tot op heden zonder succes gebleken.
Wat het vliegveld betreft, voorziet het plan in de voltooiing van de transformatie, de sluiting en vervolgens de verkoop van het vliegveld.
De sluiting van het vliegveld van Goetsenhoven heeft onder meer tot gevolg dat het detachement van de luchtcadetten in een huidige configuratie een ander onderkomen moet vinden voor zijn vloot.
Initieel werd voorzien om dit detachement naar Bevekom te verhuizen. Gezien het gebruik van het luchtruim in Bevekom evenwel heel intens is geworden door de herinplanting van de A190-helikopter, de komst van de nieuwe NH90-helikopter vanaf 2013, het feit dat de basis als enige over een rembareel BAK-14 midden van de piste beschikt en daarom wordt gebruikt als diversion base voor de F-16 en andere NAVO-partners in geval van een noodlanding, het feit dat de leerling-piloten over geen vliegervaring beschikken en er dus op het vlak van de vliegveiligheid maximale garanties moeten kunnen worden gegeven, moet een bijkomende mix met activiteiten van het detachement luchtcadetten absoluut worden vermeden.
De dagdagelijkse behoeften BAC, onderhoud, testvluchten, winterstockage, enzovoort, blijven dus momenteel best ingevuld in Goetsenhoven. Voor de vliegkampen wordt uitgeweken naar Bertrix.
De federale politie toont nu ook grote interesse in de verwerving van zowel de administratieve zone als het vliegveld voor de uitbouw van een volwaardige oefensite.
Op basis van deze verschillende elementen heb ik beslist om aan de Ministerraad voor te stellen de volledige site aan de Regie der Gebouwen over te dragen ten voordele van de federale politie en de begroting van Defensie budgettair te verhogen ter waarde van de venale waarde van de site in Goetsenhoven.
De site blijft zo eigendom van de Belgische Staat en Defensie houdt de gebruiksrechten voor de pistes en de loodsen tot de uitbouw van een volwaardige oefensite een feit is.
Deze termijn zou moeten toelaten het patrimonium van de luchtcadetten te herconfigureren.
19.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik begrijp dat het verkocht wordt aan de federale politie en dat u uw begroting kunt verhogen met de inkomsten. De federale politie zal dat bedrag aan u overmaken. Het blijft in handen van de federale overheid. Defensie blijft nog een uitwijkmogelijkheid behouden voor noodlandingen voor NAVO-vliegtuigen en Belgische toestellen.
19.04 Minister Pieter De Crem: Neen, dat is Bevekom. Er zou een verhuis gebeuren van Goetsenhoven naar Bevekom. Bevekom is echter te druk geworden, onder andere door die uitwijkmogelijkheid. Daarom is er nog een tijdelijke bediening van vliegdiensten op Goetsenhoven.
19.05 Theo Francken (N-VA): Maar het wordt verkocht aan de federale politie?
19.06 Minister Pieter De Crem: Het wordt niet verkocht aan de federale politie, het is eigenlijk een doorschuiving. Met andere woorden, het is aan de Regie der Gebouwen gegeven met het oog op vervreemding. Het zal naar de federale politie gaan en wij hebben een compensatie gekregen voor ons budget ten belope van de venale waarde, de geschatte waarde.
19.07 Theo Francken (N-VA): De federale politie zal u dus dat geld geven?
19.08 Minister Pieter De Crem: Neen, het ministerie van Financiën verhoogt via het comité tot aankoop onze begroting met de geschatte waarde.
19.09 Theo Francken (N-VA): Daar begrijp ik totaal niets van.
19.10 Minister Pieter De Crem: De Regie stelt het ter beschikking van een andere federale dienst. Voor de waarde ervan, die wij daardoor mislopen, krijgen wij een verhoging van onze begroting aangezien het om een andere federale dienst gaat en er eigenlijk geen cash bij te pas komt. Dat gebeurt natuurlijk niet vaak.
19.11 Theo Francken (N-VA): De federale politie zal dus in de toekomst haar ogen goed gebruiken en verder uitbouwen. En weet u juist waarom? Is dat een helikopterdienst?
19.12 Minister Pieter De Crem: De federale politie bedient zich van de helikopters van op Melsbroek, met de Puma’s.
19.13 Theo Francken (N-VA): Wat zal de federale politie dan juist doen? Dat weet u niet? Maar zij willen het wel. En de Koninklijke Vliegclub De Wouw, blijft wel in Tienen?
19.14 Minister Pieter De Crem: Ja, die is daar nog altijd. Ik heb geen andere indicatie.
19.15 Theo Francken (N-VA): Ook als de federale politie daar is, mogen zij daar blijven?
19.16 Minister Pieter De Crem: Dat valt te bezien, maar ik denk dat er wel een goede overeenkomst kan worden gemaakt. Het is niet te bedoeling ze daar buiten te krijgen.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.04 uur.
La réunion publique de commission est levée à 18.04 heures.