Commission
de la Justice |
Commissie voor de Justitie |
du Mercredi 27 mars 2013 Après-midi ______ |
van Woensdag 27 maart 2013 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14:21 heures et présidée par M. Olivier Maingain.
De vergadering wordt geopend om 14:21 uur en voorgezeten door de heer Olivier Maingain.
01 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de buffercapaciteit voor Everberg in het FDC Tongeren" (nr. 16614)
01 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la capacité tampon du centre de détention fédéral de Tongres en faveur des jeunes délinquants du centre d'Everberg" (n° 16614)
01.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, mijn vraag is een vervolgvraag op mijn vraag over de uitbreiding van de instelling in Everberg naar de gevangenis in Tongeren. U hebt namelijk de capaciteit gewijzigd voor de gevangenis van Tongeren. U hebt gezegd dat u daar twintig primo-delinquenten, jongeren die voor de eerste keer een misdrijf hebben gepleegd, een plaats wilt geven, naast de uit handen gegeven jongeren.
U hebt ook beloofd ervoor te zullen zorgen dat er een buffercapaciteit zou zijn voor de jongeren die van Everberg zouden komen, als er daar tekorten zouden zijn. Het was voor mij niet helemaal duidelijk en voor uzelf ook niet, want ik had begrepen dat er in de gevangenis in Tongeren negentien plaatsen boven waren en vijftien beneden. U wist niet goed waar u dan die buffercapaciteit van vier plaatsen gehuisvest had.
Ik heb ook zelf met de diensten gebeld, omdat u mij beloofd had een antwoord te geven. Ik heb dat echter niet gekregen. Daarom heb ik maar naar Tongeren gebeld.
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Dan moet u een mail of sms naar mij sturen.
01.03 Sonja Becq (CD&V): Daar werd gezegd dat er inderdaad twintig jongeren op de eerste verdieping verblijven en dat alle uit handen gegeven jongeren naar het gelijkvloers zijn gebracht. Zij zitten ook vaak met twee in één cel – dat verraste mij wel enigszins – met uitzondering van één minderjarige, die apart zit, en enkele risicogedetineerden. Voor jongeren uit Everberg zouden er geen cellen vrijgehouden zijn. Men zou dus moeten improviseren, als men die jongeren moet huisvesten.
Enerzijds hebt u gezegd dat u in buffercapaciteit zou voorzien, anderzijds begrijp ik, na navraag te hebben gedaan, dat die er toch niet is. Op welke manier zult u zorgen voor die buffercapaciteit? Zijn die vier plaatsen niet alleen op papier gegarandeerd, maar ook effectief?
01.04 Minister Annemie Turtelboom: Zoals ik in mijn vorige antwoord heb aangekondigd, is het in tijden van acute overbevolking noodzakelijk alle beschikbare cellen effectief te benutten. Dit geldt ook voor Tongeren. Daar bestaat een buffercapaciteit van vier plaatsen, maar dat betekent niet dat die cellen niet worden gebruikt wanneer die buffercapaciteit niet nodig is.
De buffercapaciteit van Tongeren wordt enkel uitzonderlijk gebruikt. Op dit moment verblijven er 33 jongeren in Everberg, waar de capaciteit veertig plaatsen bedraagt. Daar is er dus nog een marge. Indien er toch jongeren van Everberg naar Tongeren moeten worden overgeplaatst, is er een garantie dat één tot vier cellen onmiddellijk vrijgemaakt wordt ten gunste van de jongeren uit Everberg.
Alle voorbereidingen daartoe zijn getroffen. De nodige bedden zijn aanwezig. Ook treden dan onmiddellijk nieuwe uurroosters in werking, zodat de wandelingen en de bewegingen gescheiden kunnen verlopen en er geen contact is tussen minder- en meerderjarigen.
01.05 Sonja Becq (CD&V): Ik dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister, maar ik meen dat het louter om theorie gaat. Ik begrijp wel dat u geen ruimtes wil laten leegstaan, maar ik hoor dat in Tongeren de cellen al door twee mensen worden gedeeld, tenzij het gaat om risicogedetineerden of moeilijke gedetineerden. Ik weet dus niet goed hoe u het probleem effectief zult oplossen.
Ik vrees dat wat u vertelt theorie zal blijven. Als het probleem zich voordoet, zal Europa opnieuw protesteren dat de jongeren gescheiden moeten worden van de meerderjarigen. Dan hebt u opnieuw hetzelfde probleem, ondanks de bijkomende capaciteit die is gecreëerd.
01.06 Minister Annemie Turtelboom: U moet wel weten dat er in Everberg nog een buffer van zeven plaatsen is. Mochten daar permanent 38 of 39 jongeren verblijven, kunnen wij nog altijd preventief optreden. Nu is er een buffer van zeven plaatsen.
Ik geef wel toe dat wij door de permanente overbevolking, op alle plaatsen, op het scherp van de snee moeten werken.
01.07 Sonja Becq (CD&V): Dat weet ik. Toch, de bezetting in Everberg is niet altijd 33. Ik heb ook al geweten dat alle veertig plaatsen bezet waren. Ik vrees dat dus dat er nog moeilijkheden zullen rijzen.
Het incident is gesloten.
Présidente: Kristien
Van Vaerenbergh.
Voorzitter: Kristien Van Vaerenbergh.
02 Question de M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "la réforme de l'aide juridique" (n° 16717)
02 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de hervorming van de juridische bijstand" (nr. 16717)
02.01 Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, selon certaines informations, le gouvernement aurait arrêté récemment, plus précisément le 12 mars dernier, les mesures concernant la réforme de l'aide juridique. Je les cite sans qu’elles soient certainement toutes acquises:
- suppression des présomptions d'impécuniosité pour pouvoir bénéficier de l’aide de deuxième ligne;
- instauration d'un ticket modérateur;
- encouragement du pro bono par des cabinets d'avocats qui pourraient en retour profiter d'un label à faire valoir dans le cadre de marchés publics;
- indemnisation de l'avocat participant au bureau d’aide juridique par prélèvement sur les sommes récupérées pour le client;
- imposition de cinq dossiers d'aide juridique à traiter gratuitement par chaque stagiaire;
- contrôle par le SPF Finances des revenus des justiciables bénéficiaires de l'aide juridique;
- adoption d'une nouvelle nomenclature à proposer par les Ordres des barreaux flamand et francophone;
- instauration d'une contribution à l'aide juridique portant sur chaque droit de greffe, mise au rôle d'un montant de nature à permettre d'augmenter le budget de l'aide juridique pour maintenir la valeur du point à 26,91 euros;
- projet pilote d'abonnement en droit des étrangers pour le barreau de Bruxelles et un barreau flamand.
Si l’on peut comprendre l'intention de réaliser des économies à l'occasion d'une réforme, il me semble que l'on en oublie l'objectif principal, qui doit être d'améliorer la qualité du service public de l'aide juridique. Je constate par ailleurs que, concernant le financement de celle-ci, vous n’avez toujours pas visé l'augmentation de la valeur du point. Comme j'avais déjà pu le relever lors de mes précédentes interventions, il ne me semble pas que vous ayez beaucoup progressé pour rémunérer correctement les avocats pro deo.
Le montant de 26,91 euros pour la valeur du point est clairement insuffisant, ne serait-ce que parce que cette valeur aurait dû, par le seul jeu de l'indexation, être fixée à un peu plus de 28 euros en 2012 – et donc encore davantage en 2013.
En conséquence, madame la ministre, pouvez-vous me confirmer que les mesures relatives à l'aide juridique que je viens de mentionner ont été avalisées par le gouvernement ce 12 mars, et, le cas échéant, me les détailler? Des exceptions sont-elles prévues à la suppression des présomptions d'impécuniosité et, dans l'affirmative, dans quels cas et avec quel pouvoir d'appréciation des bureaux d’aide juridique? Comment justifiez-vous l'obligation de traiter gratuitement cinq dossiers d'aide juridique par chaque stagiaire au regard de la loi du 23 novembre 1998 organisant l'aide juridique, qui prévoit qu'elle soit dispensée par des avocats volontaires? Comment envisagez-vous le contrôle par le SPF Finances des revenus des justiciables bénéficiaires de l'aide juridique, étant donné que la situation d'un contribuable peut avoir fortement changé depuis sa dernière déclaration à l’impôt des personnes physiques? S’agissant du projet pilote d'abonnement en droit des étrangers, qui désignera les avocats abonnés, et selon quels critères? Qui tranchera les contestations? Comment le libre choix de l'avocat sera-t-il respecté? Comment s'organiseront les contrôles de qualité et les paiements des avocats abonnés? Enfin, madame la ministre, prévoyez-vous de recourir à l'indexation de la valeur du point?
02.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, une série de propositions de réforme ont été présentées, le 12 mars dernier, au gouvernement. Les mesures doivent être avalisées avant d'être traduites en textes de loi. Leurs modalités pratiques seront précisées en concertation avec les acteurs concernés. Je ne peux anticiper sur la concertation avec les Ordres relative aux modalités de mise en œuvre des propositions. Néanmoins, je peux affirmer qu'avec ces mesures, un équilibre est recherché entre l'accès des justiciables à la justice et une rémunération équitable des avocats pour les prestations réellement fournies.
Il est important, selon moi, que la philosophie à la base du système, c'est-à-dire une procédure en justice accessible à tous, soit garantie et ce, avec une compensation équitable pour ceux qui travaillent correctement. En revanche, les abus doivent être combattus, comme dans toute profession. Cela signifie, par exemple, que la preuve de l'absence d'impécuniosité pourra, dans tous les cas, être apportée. Ces propositions visent également à améliorer la qualité du service de l'aide juridique. Pour cette année, nous mettons tout en œuvre afin de maintenir la valeur du point, malgré le contexte budgétaire difficile. Comme indiqué ci-dessus, les propositions de réforme envisagées visent à octroyer une rémunération équitable des avocats pour les prestations réellement fournies.
02.03 Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, à chaque fois que je vous interroge sur ces questions, je reçois les mêmes rappels de principes généraux et, sur certains aspects, généreux. Mais lorsque j'énumère les mesures que l'on soupçonne, vous fuyez la question et ne me répondez pas sur ces points précis.
Je n'ose croire que les informations que je relate ici sont erronées; au contraire, je crois qu'elles sont fondées.
Si je comprends bien, il faudra attendre que le gouvernement les ait confirmées avant de vous réinterroger. J'avoue que j'espérais recevoir enfin une réponse technique à des questions précises.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de omzendbrief inzake elektronisch toezicht" (nr. 16779)
03 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la circulaire en matière de surveillance électronique" (n° 16779)
03.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb gemerkt dat sinds 12 maart 2013 de nieuwe omzendbrief inzake elektronisch toezicht in werking is. In bedoelde omzendbrief concretiseert u wat u al langer verklaart, namelijk dat wij daadwerkelijk een snelle uitvoering aan de opgelegde straffen moeten geven, ook indien zij minder dan drie jaar bedragen, teneinde ons strafrechtsysteem geloofwaardig te laten zijn. Voormelde uitspraak staat ook in de omzendbrief zelf.
Voor straffen beneden drie jaar zou bij de strafuitvoering elektronisch toezicht de norm moeten worden, teneinde straffeloosheid tegen te gaan. In plaats van een korte gevangenisstraf komt elektronisch toezicht.
Uiteraard kunnen wij een dergelijke evolutie alleen maar als positief beschouwen. Ze komt immers uiteindelijk aan de geloofwaardigheid tegemoet.
In de omzendbrief lees ik echter dat, enerzijds, het elektronisch toezicht wordt opgelegd. Echter, indien een veroordeelde geen elektronisch toezicht wil, hij of zij geen geschikte woonst heeft of een veroordeelde illegaal in het land verblijft, moet hij of zij toch naar de gevangenis.
Het punt blijft dus dat de gevangenis de sanctie op het elektronisch toezicht is, terwijl het elektronisch toezicht juist is ingevoerd, doordat in de gevangenissen niet genoeg plaats is. Wij belanden aldus in een cirkelredenering.
Rechters spreken nu symbolisch drie plus één jaar uit, om zeker te zijn dat veroordeelden hun straf zouden uitzitten,. De vraag is of de uitgesproken straf kan worden gewijzigd, indien men te maken heeft met een regeling zoals ze nu is vastgelegd en waar niet altijd voldoende enkelbanden of personeel tegenover staat, om een en ander op te volgen.
Mevrouw de minister, bijgevolg heb ik de hiernavolgende vragen.
Over hoeveel veroordelingen tot korte straffen spreken wij momenteel? Het gaat om de veroordelingen die u door elektronisch toezicht zou willen vervangen.
Zal de omzendbrief in kwestie in verschillende fasen worden geïmplementeerd of worden alle, korte straffen direct omgezet? Worden zij één na één omgezet of is in een fasering voorzien volgens gradatie van straffen of volgens het principe dat de laatst veroordeelde eerst wordt gecontacteerd? Op welke manier gebeurt de implementatie? Welke criteria wil u voor de strafuitvoering hanteren?
Zijn de ter zake belaste diensten voldoende bemand voor de extra werklast die zij nu door de bewuste omzendbrief zullen krijgen? Wordt extra personeel vooropgesteld? Zijn de bedoelde, extra personeelsleden al operationeel om aan hun taak te beginnen?
Over hoeveel enkelbanden beschikt u momenteel? Zijn die voldoende voor de uitvoering van alle korte straffen? Wordt er prioriteit gegeven aan de korte of de langere straffen?
Ook nu reeds heeft men ter zake te maken met wachtlijsten. Hoe ziet u de impact op de gevangenisbevolking?
Wat gebeurt er wanneer het elektronisch toezicht niet wordt toegestaan of mislukt? Is de tenuitvoerlegging in de gevangenis dan de enige optie? Is de capaciteit hierop berekend?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, zoals u weet is een betere strafuitvoering altijd een van mijn prioriteiten geweest. Het afgelopen jaar hebben wij een lange weg afgelegd om ervoor te zorgen dat meer korte straffen ten uitvoer kunnen worden gelegd. De procedures werden vereenvoudigd en administratieve taken werden geschrapt zodat de justitieassistenten zich kunnen concentreren op hun kerntaak, namelijk de follow-up en begeleiding van veroordeelden.
Dankzij de rekrutering van een bepaald aantal extra justitieassistenten en de aanvulling van de personeelsformatie van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht hebben die interventies vruchten afgeworpen. Dit maakt het dan ook mogelijk om de historische wachtlijsten beetje bij beetje weg te werken en het aantal personen onder elektronisch toezicht te verhogen. Dankzij die interventies zijn wij vandaag klaar voor een volgende stap in de verbetering van het strafuitvoeringsbeleid.
De nieuwe circulaire beoogt een effectievere maar vooral ook een efficiëntere tenuitvoerlegging van straffen tussen acht maanden en drie jaar dankzij de uitbreiding van het toepassingsgebied van de elektronische enkelband. De straffen tussen acht maanden en drie jaar zullen voortaan hoofdzakelijk via het elektronisch toezicht ten uitvoer worden gelegd, niet in de gevangenis. Het toepassingsgebied is inzonderheid uitgebreid naar Europese onderdanen, maar het blijft uiteraard uitgesloten voor illegalen en seksuele delinquenten. Zoals op dit ogenblik het geval is, zullen de veroordeelden, die niet tot het elektronisch toezicht worden toegelaten, hun straf in de gevangenis uitzitten.
Het mechanisme inzake de aanvaarding van de maatregel werd vereenvoudigd, maar de materiële basisvereisten, zoals een vaste verblijfplaats, blijven natuurlijk ongewijzigd. Het beheer van de uurroosters werd aan de andere kant vereenvoudigd door middel van vaste tijdsblokken. Een vaste verblijfplaats is een essentiële voorwaarde om elektronisch toezicht te kunnen uitvoeren. Door een nieuwe wijze van reageren op de niet-naleving van de uurroosters via de verlenging van de duur van de plaatsing onder elektronisch toezicht, is een graduele reactie mogelijk in geval van een probleem zonder dat zulks een negatieve invloed op de overbevolking in de gevangenis zou hebben.
De onmiddellijke mededeling aan de veroordeelde van het precieze tijdstip van zijn plaatsing onder elektronisch toezicht. Tot nu toe kon de informatie omwille van de lange wachtlijsten niet worden gegeven. Zodra de beslissing tot plaatsing onder elektronisch toezicht wordt genomen, zal voortaan zo snel mogelijk een plaatsingsdatum worden vastgelegd, wat de doeltreffendheid van de straf versterkt.
Op dit ogenblik zitten iets minder dan 1 000 personen een straf van minder dan drie jaar uit in de gevangenis.
Vertrouwen hebben in de strafuitvoering start in de eerste plaats bij een doeltreffende en snelle uitvoering van alle straffen. Daar streeft de rondzendbrief van 12 maart 2013 dan ook naar.
Wij verwachten geen overbelasting van de justitiehuizen of het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht omdat de nieuwe rondzendbrief de bestaande procedures vereenvoudigt en toelicht en daarom geen extra werk veroorzaakt, integendeel.
Nu zijn er ook geen nieuwe enkelbanden nodig omdat de 1 500 beschikbare enkelbanden momenteel nog steeds volstaan. Zolang wij dat maximum niet hebben bereikt, is dat niet nodig.
Tot slot wil ik opmerken dat er actief aan de ontwikkeling van het elektronisch toezicht met de spraakherkenning wordt gewerkt. Het wordt al in drie gevangenissen toegepast. Een enkelband start, eigenaardig genoeg, nog altijd met een aanmelding in de gevangenis. Die vorm van elektronisch toezicht wordt gebruikt voor straffen onder de acht maanden, dus voor korte straffen. Dat systeem willen wij over het hele land gaan toepassen en niet alleen over die drie gevangenissen.
Uiteraard zal deze volledige hervorming worden geëvalueerd, met deze rondzendbrief. Er zijn ook veel briefings geweest aan de gevangenisdirecteurs en de betrokkenen. Wij hebben daarover informatiesessies gegeven. Wij zullen dat uiteraard evalueren om te kijken of er mankementen zijn en of de vereenvoudiging van de procedures het beoogde doel hebben bereikt.
Er is een zeer goede samenwerking geweest tussen het DG Gevangenissen en het DG Justitiehuizen, twee aparte directies in mijn FOD, maar door de excellente samenwerking is men tot deze rondzendbrief kunnen komen.
03.03 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik denk dat het een goede zaak is. Zoals u zegt, heeft een goede samenwerking ervoor gezorgd dat er een goede omzendbrief is gekomen. Ik heb ook gelezen dat een verlenging van de termijn van sancties eventueel kan worden bepaald, waardoor men gradueel met sancties kan werken en men dus niet onmiddellijk terug naar de gevangenis moet gaan.
Ik heb echter wel nog een vraag. U zegt dat er iets minder dan duizend gevangenen zijn met een gevangenisstraf van minder dan drie jaar. Mijn vraag was echter hoeveel veroordeelden er zijn voor straffen van minder dan drie jaar. Ik vraag dat omdat er nog een discrepantie kan zijn. Zij die voor drie jaar veroordeeld werden en nog rondlopen, staan uiteraard niet op de wachtlijst, maar worden zij mee ingecalculeerd? Stel dat er een jaar geleden een betekening is gebeurd, maar dat daar niets meer mee is gebeurd. Mag ik ervan uitgaan dat iedereen die een veroordeling betekend heeft gekregen, in de gevangenis zit?
Ik had daar graag wat duidelijkheid rond gekregen, omdat ik zicht wil op hoeveel mensen veroordeeld zijn voor minder dan drie jaar en hoeveel mensen er op dit moment zijn die maximum drie jaar geleden voor drie jaar veroordeeld zijn. Dan gaat u een globaal idee hebben en dat maakt deel uit van mijn vraag over de fasering. Indien u zegt dat wie vandaag wordt veroordeeld, onder elektronisch toezicht wordt geplaatst, dan is wat u aanhaalt voldoende. Wat gebeurt er dan echter met de mensen die een of twee jaar geleden veroordeeld zijn, en waar toen niets mee is gebeurd? Daar zou men eigenlijk een inhaaloperatie moeten doen, al is dat een groot woord, om de rechtszekerheid deels te herstellen.
Daar had ik graag zicht op gehad.
03.04 Minister Annemie Turtelboom: Jammer genoeg hebben wij die cijfers niet.
03.05 Sonja Becq (CD&V): Dat meent u toch niet.
03.06 Minister Annemie Turtelboom: Wij hebben gedeeltelijke cijfers, maar de volledige puzzel, zoals u hem vraagt, hebben wij niet.
03.07 Sonja Becq (CD&V): Dat verrast mij.
03.08 Minister Annemie Turtelboom: De cijfers die u vraagt, gaan dan ook over de veroordelingen.
03.09 Sonja Becq (CD&V): Uiteraard gaan de cijfers over de veroordelingen.
03.10 Minister Annemie Turtelboom: Natuurlijk, maar ik wil zeggen dat wij cijfers hebben over enkelbanden, over de justitiehuizen, enzovoort. Er worden echter niet altijd verbanden gelegd tussen databanken. Ik zal het nog eens navragen.
03.11 Sonja Becq (CD&V): U hoeft voor mij nog niet onmiddellijk een verband te leggen. Om mij te kunnen zeggen wie op dit moment of een of twee jaar geleden tot maximum drie jaar gevangenisstraf is veroordeeld, heeft u geen verbanden tussen databanken nodig. Dan weet u toch hoe u nog een soort inhaaloperatie zou kunnen realiseren. Dat wordt dan ook een vervolgvraag.
03.12 Minister Annemie Turtelboom: Dat wordt zeer zeker een vervolgvraag.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 21 februari 2010 tot wijziging van de rechtsplegingvergoeding" (nr. 16782)
04 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "l'arrêté royal d'exécution de la loi du 21 février 2010 modifiant l'indemnité de procédure" (n° 16782)
04.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, het betreft ook een vervolgvraag. Er bestaat een Latijns spreekwoord over perseverare. Ik hoop dat mijn volharding ook tot enig resultaat kan leiden. In het Nederlands zegt men dat de volhouder wint.
Mevrouw de minister, ik hoop dat het spreekwoord klopt, want mijn vraag handelt over de fameuze regelgeving tot wijziging van de rechtsplegingvergoeding. Het betreft een wetgeving van 2010. Toen werd een wet op de aanpassing van de rechtsplegingvergoeding goedgekeurd, teneinde enige conformiteit met de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof te krijgen en te kunnen organiseren. Tegelijk werd in artikel 6 bepaald dat via een uitvoeringsbesluit de inwerkingtreding zou worden vastgelegd. Aldus zou ook een goede regeling worden uitgewerkt.
Naar ik heb begrepen, was er destijds een goedgekeurd ontwerp van koninklijk besluit. U zult mij tegenspreken als dat niet het geval was. Toen is de regering gevallen en is het ontwerp niet verder geraakt. Naar ik heb begrepen, hebben de partijen nadien met onderhandelingen over het desbetreffende koninklijk besluit en over de nadere uitwerking van de regeling inzake de rechtsplegingvergoeding opnieuw opgestart.
Op geregelde tijdstippen worden via prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof vragen gesteld over de bestemming van het koninklijk besluit.
Ik heb over de problematiek ook aan uw voorganger vragen gesteld. Het gaat dus om een dossier dat doorloopt.
Mevrouw de minister, u hebt mij ooit geantwoord dat u zich bewust was van de hoogdringendheid van dit uitvoeringsbesluit. Ik hoopte dat het er al zou zijn, quod non. Een paar maanden geleden of heel recent is er opnieuw een uitspraak van het Grondwettelijk Hof geweest, waarin ook de discriminerende behandeling aan de kaak wordt gesteld en de Belgische Staat nogmaals wordt veroordeeld tot het betalen van een rechtsplegingvergoeding. Hieromtrent kunnen heel wat vragen worden gesteld. De laatste casuïstiek handelde over stedenbouw of een administratieve procedure, waarbij ook het probleem van de rechtsplegingvergoeding naar voren kwam. Bovendien ging het ook over de discriminatoire behandeling van vakbondsafgevaardigden die in sociale geschillen optreden, maar geen rechtsplegingvergoeding kunnen krijgen. Nochtans kunnen zij ze wel krijgen, indien een en ander via een advocaat gebeurt.
Mevrouw de minister, wanneer hebt u het dossier van de rechtsplegingvergoeding voor het laatst op de Ministerraad gebracht? Wat was het besluit van de Ministerraad?
Over welke punten rijzen er nog problemen en waarom?
Hoeveel heeft de Staat wegens de niet-uitvoering van de wet van 21 februari 2010 reeds aan rechtsplegingvergoedingen moeten betalen? In de regeling is immers wel opgenomen dat, indien als openbaar ministerie en namens de Belgische Staat wordt opgetreden, de rechtsplegingvergoeding niet verschuldigd is.
Wanneer zult u het destijds voorgelegde en goedgekeurde koninklijk besluit nemen? Hoelang blijven wij nog in de huidige, ongrondwettelijke situatie steken?
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Becq, zoals ik al heb geantwoord, ben ik mij bewust van de hoogdringendheid van dat uitvoeringsbesluit inzake de rechtsplegingvergoeding. Ik heb dat al een aantal keren geagendeerd op de Ministerraad, maar er blijft een discussiepunt in verband met de vergoedingsprocedure voor de arbeidsgerechten en de arbeidshoven. Wij zoeken thans opnieuw naar enkele alternatieve pistes om op basis daarvan de politieke besprekingen voort te zetten en hopelijk tot een consensus te komen.
De verwijzing die u maakt naar twee arresten van het Grondwettelijk Hof, namelijk 83/2011 en 43/2012, is mij niet helemaal duidelijk. Die twee arresten hebben als raakvlak met de problematiek enkel dat zij ook slaan op artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. De vraag die echter in beide gevallen rees, was te weten of een overheid kon worden veroordeeld tot betaling van een rechtsplegingvergoeding indien de vordering in het algemeen belang, uitgevoerd door de organen van die overheid, door de burgerlijke rechter werd afgewezen. In beide gevallen wat het Grondwettelijk Hof van oordeel dat de Grondwet geschonden zou zijn indien de burgerlijke rechter de bestaande wet en regelgeving zou interpreteren op een wijze die een dergelijke veroordeling zou toestaan.
04.03 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, daaruit valt toch af te leiden dat het dringend nodig is om die wetgeving toe te passen.
U zegt nu dat er geen enkele rechtsplegingvergoeding werd betaald wanneer het openbaar ministerie namens de gemeenschap optrad. Dat leid ik af uit uw antwoord en dat zou een goede zaak zijn.
04.04 Minister Annemie Turtelboom: Daarover heb ik geen cijfers. Voor alle zekerheid zal ik dat daarom nog eens laten nakijken.
04.05 Sonja Becq (CD&V): Dat maakt het immers tot een belangrijk aspect. Enerzijds vind ik het belangrijk met betrekking tot discriminatie in de sociale rechtspleging, als ik dat zo mag noemen, namelijk de arbeidsrechtbanken en de arbeidshoven en anderzijds inzake de eventueel verschuldigde rechtsplegingvergoeding aan het openbaar ministerie zelf. In dat verband zal ik u een mail versturen, als u mij nu geen antwoord kunt geven.
04.06 Minister Annemie Turtelboom: Goed, doet u dat maar.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 16767 en vraag nr. 16768 van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu worden uitgesteld.
05 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de minister van Justitie over "Google Street View" (nr. 16794)
05 Question de Mme Bercy Slegers à la ministre de la Justice sur "Google Street View" (n° 16794)
05.01 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, Google werd in de Verenigde Staten veroordeeld voor het schenden van de privacy van mensen met de auto van Google Street View. Deze auto verzamelt persoonlijke informatie van nietsvermoedende computergebruikers. Het Nederlandse CBP had eerder Google een dwangsom opgelegd voor het verzamelen van gegevens uit 3,6 miljoen wifirouters. De Belgische Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft een onderzoek uitgevoerd en heeft dit in januari 2011 aan het federaal parket bezorgd.
De Europese Commissie heeft ondertussen een nieuwe privacyrichtlijn uitgewerkt. De eerste publieke versie voorziet in de mogelijkheid van administratieve sancties door de toezichthouders van de lidstaten. Verschillende buurlanden hebben hun toezichthouder reeds deze mogelijkheid gegeven. De Belgische Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zou de werking van de applicatie Google Street View binnen het jaar evalueren.
Mevrouw de minister, ten eerste, wat is de stand van zaken van het dossier met betrekking tot het verzamelen van persoonlijke informatie door Google? Laat België dit blauwblauw? Met andere woorden, is er reeds duidelijkheid wat het dossier van het parket heeft opgeleverd?
Ten tweede, is er een evaluatie gebeurd door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de applicatie Google Street View? Zo ja, wat zijn de bevindingen? Indien niet, wanneer mogen we die verwachten?
Ten derde, welke standpunten neemt u in op Europese fora betreffende de Europese privacyrichtlijn?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, belast met dit dossier, geeft mij de volgende stand van zaken.
Voor de dienst Google Street View heeft Google Inc., via voertuigen die over het hele Belgische grondgebied hebben rondgereden, zogenaamde payload data onderschept van de Belgische wifinetwerken. Van zodra zij hiervan op de hoogte was, heeft de Commissie een onderzoek geopend. Hieruit blijkt dat in de payload data van het door de Commissie onderzochte sample wel degelijk persoonsgegevens aanwezig waren. Het betreft emailadressen, fragmenten van communicatie en surfgedrag.
Gecombineerd met de locatiegegevens en soms de naam van het wifinetwerk zijn bovenstaande gegevens gemakkelijk te herleiden tot identificeerbare individuen. De verzamelde MAC-adressen en hun af te leiden locaties zijn niet alleen de MAC-adressen van hotspots, maar ook van computers, laptops en smartphones.
De Commissie heeft hierop haar onderzoeksrapport bezorgd aan het federale parket dat vervolgens aan Google een minnelijke schikking heeft voorgesteld ten bedrage van 150 000 euro. Google heeft dit voorstel tot minnelijke schikking vanwege het federale parket geaccepteerd.
De Google Street View is een zogenaamde mobile mapping toepassing en technologie waarmee een met een camera en/of scanner uitgerust voertuig digitaal alle gegevens kan opslaan van een specifiek traject, onder meer door 360°-foto’s te nemen. Concreet maakt deze toepassing het voor iedereen mogelijk om op het internet om het even welk deel van de openbare weg te bekijken. Inzake mobile mapping heeft de Commissie op 15 december 2010 aanbeveling 05/2010 uitgebracht.
Voorafgaand aan de lancering van deze toepassing heeft Google er zich tegenover de Commissie toe verbonden een aantal maatregelen te nemen teneinde de rechten te waarborgen van personen van wie gegevens zichtbaar zijn op de beelden. Zo zijn de beschikbare beelden al tamelijk gedateerd. Dit varieert van enkele maanden tot enkele jaren. Zij geven dus geen actueel beeld van de openbare weg, laat staan een beeld in real time. Een wazig effect wordt per definitie toegepast op aangezichten en nummerplaten om die onherkenbaar te maken. Dit wordt automatisch door Google verricht vóór de onlinepublicatie.
Google heeft voor de gebruikers van Street View eveneens in de mogelijkheid voorzien om te vragen naar een doorgedreven blurring van hun aangezicht of voertuig, of te vragen dat een huis of een terrein onherkenbaar zou worden gemaakt. Een overzicht van deze maatregelen is beschikbaar op de Google-pagina met de privacybeleid voor Street View.
De Commissie heeft intern een procedure opgesteld voor de behandeling van klachten met betrekking tot Street View. In 2011 werden er 42 zogenaamde kerndossiers geopend aangaande Google Street View, zijnde 1,45 % van het totale aantal kerndossiers. Daarnaast waren er 24 telefonische vragen inzake Google Street View. Dit betreft 1,25 % van het totale aantal. Voormelde vragen betroffen voornamelijk de blurring-procedure, meer bepaald een te trage reactie vanwege Google, of niet voldoende of net te veel blurring.
Tot slot voorziet de Commissie binnenkort in een algemene bespreking met Google inzake Street View.
Met betrekking tot het ontwerp van privacyverordening van de Europese Commissie, verwijs ik naar de debriefing die ik vorige week in de commissie heb gegeven met het verslag van de Europese Raad van 8 maart, waar het onderwerp prominent op de agenda figureerde.
Zoals u weet, heb ik tijdens de onderhandelingen steeds gepoogd om de Belgische belangen te vrijwaren.
Over de mogelijkheid tot het opleggen van administratieve sancties kan ik nog meedelen dat dit een complexe materie is waarover de betrokken actoren worden geraadpleegd en waarover mijn diensten op dit ogenblik een analyse uitvoeren.
05.03 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik zal de debriefing nakijken en controleren hoe Google zijn privacybeleid verder in de praktijk omzet.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 16788 van de heer Frank Wilrycx wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
06 Question de Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "le nombre de magistrats dans les arrondissements judiciaires en Hainaut" (n° 16806)
06 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "het aantal magistraten in de gerechtelijke arrondissementen in Henegouwen" (nr. 16806)
06.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, lors d'une question orale que je vous avais adressée précédemment sur un tout autre thème, vous me faisiez savoir que "Charleroi dispose d'un cadre de 37 magistrats de parquet. Dix d'entre eux postulent toutefois actuellement pour une autre fonction au sein de la magistrature". Ceci m'a fortement interpellée, raison pour laquelle je vous adresse les questions suivantes à l'échelle du Hainaut, futur nouvel arrondissement judiciaire de la plus grande province wallonne.
Pour ce qui concerne le parquet de Charleroi, vous nous communiquez que dix magistrats postulent pour une autre fonction au sein de la magistrature. En connaît-on les raisons? Eu égard aux chiffres relatifs à Charleroi, ne trouvez-vous pas ces chiffres interpellants? Quelle analyse faites-vous de cette volonté de quitter le parquet pour un si grand nombre de personnes?
Qu'en est-il actuellement du cadre du parquet de Tournai et de celui de Mons? Sont-ils complets et suffisants? Quels sont les chiffres actuels? Combien de magistrats postuleraient éventuellement pour une autre fonction au sein de la magistrature? En connaît-on les raisons?
J'avais envie de me pencher sur le sujet, car la réforme des arrondissements judiciaires que vous envisagez de mettre en place impliquera une fusion de ces trois arrondissements au profit d'un seul et de facto une plus grande mobilité des magistrats au sein dudit arrondissement judiciaire. Selon certains acteurs du monde judiciaire, ce serait une raison supplémentaire de voir ces fonctions désertées.
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, la loi du 31 décembre 2012 portant des dispositions diverses en matière de justice a porté le cadre du parquet de Charleroi de 37 à 38 magistrats. L'effectif actuel étant de 33 magistrats, cinq places sont donc vacantes. Trois d'entre elles ont fait l'objet d'une publication au Moniteur belge du 20 décembre 2012. La quatrième place a fait l'objet d'une publication au Moniteur belge du 24 janvier 2013. En outre, un magistrat vient d'être nommé juge au tribunal de première instance de Nivelles. La vacance de cette cinquième place fera prochainement l'objet d'une publication. Huit magistrats du parquet de Charleroi sont encore actuellement candidats à d'autres fonctions de la magistrature.
En ce qui concerne le parquet de Tournai, le cadre est de 14 magistrats dont treize sont actuellement en fonction. La place laissée vacante suite à la nomination d'un magistrat en tant que juge au tribunal de première instance de Tournai a fait l'objet d'une publication au Moniteur belge du 25 mars dernier. Aucun magistrat du parquet de Tournai ne postule actuellement à une autre fonction dans la magistrature.
Quant au parquet de Mons, le cadre des magistrats a été porté de 23 à 24 magistrats par la loi du 31décembre 2012 portant des dispositions diverses en matière de justice. Parmi ces magistrats, il faut compter un substitut spécialisé en matières fiscales. Cette place a fait l'objet d'une première publication au Moniteur belge du 24 janvier 2013 et d'une deuxième le 25 mars dernier, faute de candidat. L'effectif est de 21 magistrats; il y a donc 3 places vacantes de substitut du procureur du Roi dont l'un est spécialisé en matières fiscales. Les 2 autres places ont fait l'objet de plusieurs publications au Moniteur belge, dont la dernière a eu lieu le 26 février 2013, toujours faute de candidats. Quatre magistrats du parquet de Mons postulent actuellement à d'autres fonctions de la magistrature.
Nous ne sommes pas en mesure de déterminer les raisons qui poussent les magistrats des parquets de Charleroi et de Mons à postuler à une autre fonction dans la magistrature. Cependant, on peut constater que la plupart de ces magistrats postulent à une promotion en qualité de juge et même, pour certains d'entre eux, au parquet général près la cour d'appel de Mons. Ces candidatures confirment donc la tendance normale suivant laquelle les magistrats de parquet ambitionnent, à un certain moment, une nomination au siège ou au niveau de la Cour. La réforme des arrondissements judiciaires créera plus de mobilité interne, mais n'aura pas d'impact sur l'ambition normale d'un magistrat de faire carrière.
Je suis d'avis qu'un bon équilibre doit être recherché entre les départs potentiels et les départs nécessaires dans la magistrature. Pour cela, j'ai augmenté le nombre de stagiaires judiciaires à 77 pour l'année 2013.
J'ai ensuite adapté l'arrêté royal du 21 septembre 2000 déterminant les modalités et les conditions d'organisation de l'examen d'aptitude professionnelle et du concours d'admission au stage judiciaire, afin que le Conseil supérieur de la Justice dispose à l'avenir de la possibilité d'organiser les examens plus d'une fois par an, ce qui offre plus de flexibilité pour compenser les départs hors de la magistrature.
06.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Je remercie la ministre pour sa réponse très détaillée. Je trouve cependant un peu dommage de ne pas voir de possibilité d'enquête interne ou en tout cas d'évaluation de la raison des départs. Vous faisiez référence à une tendance normale, à une évolution en cours de carrière, ce que je peux tout à fait entendre.
Je trouve néanmoins les chiffres concernant Charleroi assez interpellants. Il vaudrait la peine de se pencher dessus, d'autant plus que la mise en place de la très importante réforme suscite beaucoup d'inquiétudes, en ce compris sur la question de la mobilité interne au sein des arrondissements.
Le Hainaut et la province du Luxembourg sont de grands territoires; le personnel judiciaire va donc probablement être davantage sollicité et va peut-être devoir se déplacer plus souvent. Je pense que la ministre aurait intérêt à se pencher sur cette question.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 16841 van de heer Karel Uyttersprot en vraag nr. 16867 van de heer Georges Gilkinet worden uitgesteld.
07 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de inerte wapens" (nr. 16894)
07 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "les armes inertes" (n° 16894)
07.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, een kwestie die bijna altijd afwezig blijft in zowat elk debat over de aanscherping van de wapenwetgeving, is de verspreiding van vuurwapens die voor het schieten onklaar zijn gemaakt. In België moet het onklaar maken in principe gebeuren op de proefbank voor vuurwapens van Luik die gemachtigd is om attesten af te leveren die bewijzen dat een wapen onomkeerbaar onklaar is gemaakt overeenkomstig specifieke criteria.
Dat neemt echter niet weg dat de afgelopen decennia talloze voor het schieten onklaar gemaakte wapens uit andere Europese landen in België zijn terechtgekomen, zonder dat er gevolg werd gegeven aan hun conformiteit of de afwezigheid ervan met de criteria die de proefbank hanteert. In Nederland bijvoorbeeld zijn de criteria voor het als onklaar beschouwen van vuurwapens veel strenger dan in België.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Indien inerte wapens thans voor particulieren voorhanden worden gehouden maar niet voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt door de proefbank van Luik, volstaat dan de officiële vaststelling, bijvoorbeeld in een proces-verbaal naar aanleiding van een politiecontrole op voorhanden zijnde wapens, van de mate van conformiteit aan de in het koninklijk besluit van 20 september 1991 uitdrukkelijk toegelichte aanpassingen voor verschillende wapentypes, zoals toegelicht in bijlage 2 van artikel 2 van voormeld koninklijk besluit?
Ten tweede, wat is de consequentie, voor de attestatie van al dan niet vermeende inerte wapens, van de geplande schrapping van dit koninklijk besluit naar aanleiding van de opheffing van de lijst van historische folkloristische en decoratieve wapens?
07.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, het feit dat er in ons land illegale wapens circuleren die moeten doorgaan als zijnde geneutraliseerd, heeft alles te maken met de afschaffing van de grenscontroles en met de populariteit van wapenbeurzen die veel buitenlandse handelaars en kopers bezoeken.
Het mag zo zijn dat de normen voor neutralisering in Nederland strenger zijn, maar in veel andere Europese landen is dat niet het geval.
De CIP, die de proefbanken verenigt, heeft aan een harmonisatie van die normen gewerkt in opdracht van de Europese Commissie. Dit heeft tot op heden niet geleid tot een concreet resultaat op Europees niveau.
Het mag duidelijk zijn dat wanneer de politie een wapen aantreft waarop geen merkteken van de proefbank is aangebracht als bewijs van een conforme neutralisering, zij het onmiddellijk in beslag kan nemen en een proces-verbaal moet opmaken. Van het aantal in België circulerende wapens die in dat geval verkeren, kunnen wij geen cijfergegevens geven.
Tot slot is er geen enkel verband tussen de voorgenomen afschaffing van de lijst van vrij verkrijgbare vuurwapens. Dit betreft immers de andere bijlage bij het koninklijk besluit van 1991. Niet vakkundig geneutraliseerde wapens zijn nu al vergunningsplichtig.
07.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, uw antwoord is misschien wat kort door de bocht. Het feit dat het ontbreken van een merkteken op een buitenlands wapen dat hier wordt aangetroffen, leidt tot een onmiddellijke inbeslagname ervan, is inderdaad wat kort door de bocht. In Nederland zijn de criteria immers strenger.
Ik noteer dat men momenteel werkt aan harmonisatie op Europees vlak en dat er nog geen concreet resultaat is. Werkt men daar nog aan voort? Hebt u er zicht op of de CIP nog werkt aan de harmonisatie? Of hebt u daar totaal geen zicht op? Anders moeten wij immers vragen stellen op een ander niveau. U hebt gezegd dat men geen concreet resultaat heeft. Betekent zulks dat men nog geen concreet resultaat heeft of dat het is afgesloten?
07.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik denk dat het is afgesloten.
07.05 Peter Logghe (VB): Men werkt nog voort in stilte en op een traag ritme, veronderstel ik.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 16917 van de heer Ducarme wordt uitgesteld.
08 Question de Mme Laurence Meire à la ministre de la Justice sur "l'harmonisation des procédures de divorce et du droit familial en Europe" (n° 16918)
08 Vraag van mevrouw Laurence Meire aan de minister van Justitie over "de harmonisering van de echtscheidingsprocedures en het familierecht in Europa" (nr. 16918)
08.01 Laurence Meire (PS): Monsieur le président, madame la ministre, l'Union européenne connaît en moyenne 350 000 mariages de couples binationaux par an. Entre 100 000 et 150 000 divorces sont également prononcés chaque année. On estime à 13 % la proportion de mariages binationaux en Europe. Cette thématique n'est donc pas secondaire.
Si la mise sur pied de Rome III offre notamment la possibilité d'anticiper le droit national applicable, de pallier l'absence de décision préalable sur ce point et si des règles de reconnaissance mutuelle des décisions de justice sont adoptées fréquemment, les règles relatives aux droits de garde, de visite, de résidence alternée, d'autorité parentale restent largement de la compétence des États membres et diffèrent fondamentalement d'un État à l'autre. Or les problèmes de pension alimentaire, de partage de l'autorité parentale et de garde se posent de manière particulièrement aiguë dans les couples binationaux. Les procédures juridiques sont souvent très longues et les traitements se révèlent parfois très différents pour des dossiers pourtant très similaires.
Cette situation n'est ni souhaitable ni tenable. En effet, certains parents se voient contraints d'enfreindre la loi pour retrouver des enfants dont ils ont été légalement séparés. Dans certains pays, le kidnapping d'enfant est légitimé par les cours et tribunaux, dans d'autres, les enfants souffrant d'un handicap sont retirés, par principe, de la garde de leurs parents parce qu'ils ne pourraient soi-disant être élevés naturellement au sein d'une famille.
Madame la ministre, convenez que ces législations discordantes posent de nombreuses difficultés et créent de nombreux risques pour les familles binationales. L'enjeu dans ces matières est considérable.
Mes questions sont donc les suivantes.
Peut-on espérer à moyen, voire à court terme, l'amélioration de la coopération européenne en droit de la famille?
Qu'en est-il de l'harmonisation des législations familiales nationales?
Que pensez-vous de la création de médiateurs européens dans chaque État pour faciliter les accords au sein des familles binationales?
08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, je suis consciente des spécificités des problèmes rencontrés par les couples binationaux lorsque des difficultés surgissent au sein de la famille.
Cependant, s'agissant de l'harmonisation du droit matériel de la famille, j'attire votre attention sur le fait que l'Union européenne ne dispose pas actuellement de compétences en la matière. Par ailleurs, il s'agit là de matières sensibles, très ancrées dans les différences culturelles qui peuvent exister sur un territoire aussi vaste que celui des 27 États membres.
Toutefois, un travail considérable a déjà été réalisé au cours des dernières années au sein de l'Union européenne pour améliorer le règlement de conflits familiaux et, plus particulièrement, afin d'harmoniser les règles applicables à l'attribution de compétences, à la reconnaissance et à l'exécution des décisions judiciaires.
Le règlement européen dit "Bruxelles II bis" fixe les règles de compétences en matière de divorce, séparation de corps et annulation de mariage, ainsi qu'en matière de responsabilité parentale. Ce texte prévoit également la reconnaissance automatique des décisions judiciaires et facilite l'exécution des décisions judiciaires rendues dans un autre État membre.
En matière d'enlèvement d'enfant, ce règlement consolide le travail réalisé par la Conférence de La Haye de droit international privé. Plus particulièrement, l'article 11 de ce règlement prévoit qu'en cas d'enlèvement international, la décision finale en matière de retour reste de la compétence de la juridiction de l'État membre dans lequel l'enfant avait sa résidence habituelle avant son déplacement. La décision rendue par cette juridiction sera de plus automatiquement exécutoire dans tous les États membres de l'Union européenne.
Dans un contexte plus global, un projet de loi destiné à permettre la ratification de la Convention de La Haye en 1996 concernant la compétence, la loi applicable, la reconnaissance, l'exécution et la coopération en matière de responsabilité parentale et des mesures de protection des enfants sera prochainement déposé au parlement. L'adoption de ce projet permettra d'améliorer la coopération entre les États membres de l'Union européenne, en matière notamment de protection de la jeunesse.
En ce qui concerne les obligations alimentaires, un nouveau règlement européen relatif à la compétence, la loi applicable, la reconnaissance et l'exécution des décisions et la coopération en matière d'obligation alimentaire est entré en vigueur le 18 juin 2011. L'objectif est d'harmoniser les règles relatives au droit applicable et à la compétence, ainsi que de faciliter la reconnaissance et l'exécution des décisions rendues dans les États membres.
Ce règlement sera bientôt complété par la Convention de La Haye du 23 novembre 2007 sur le recouvrement international des aliments destinés aux enfants et à d'autres membres de la famille.
Enfin, en ce qui concerne la médiation, il est à noter que des travaux sont en cours au sein de l'Union européenne, notamment suite à la création d'un groupe de travail sur la médiation internationale en matière d'enlèvements internationaux d'enfants. Les travaux réalisés dans ce cadre ont pour but de proposer au Conseil et à la Commission, les moyens les plus appropriés et les plus efficaces pour promouvoir et améliorer l'utilisation de la médiation familiale internationale dans les cas d'enlèvements parentaux internationaux d'enfants.
08.03 Laurence Meire (PS): Madame la ministre, je vous remercie. Je me réjouis de ce qui a déjà été fait, certainement en matière de médiation et de pension alimentaire. Je trouve qu'il est malgré tout dommage qu'il reste encore à faire pour la sécurité juridique des couples binationaux, surtout pour les enfants nés de ces couples. Cela peut engendrer des dommages psychologiques pour ces familles.
L'incident est clos.
- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Justitie over "de forensisch psychiatrische centra in Gent en Antwerpen" (nr. 16924)
- de heer Stefaan De Clerck aan de minister van Justitie over "de internering" (nr. 16948)
- Mme Karin Temmerman à la ministre de la Justice sur "les centres psychiatriques légaux de Gand et Anvers" (n° 16924)
- M. Stefaan De Clerck à la ministre de la Justice sur "l'internement" (n° 16948)
De voorzitter: Mevrouw Temmerman, de heer De Clerck kan niet aanwezig zijn. U kunt uw vraag toch stellen, tenzij u zegt dat u ze liever uitstelt, maar dat heeft hij niet specifiek gevraagd.
09.01 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, ons land is de voorbije jaren meer dan eens veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens de gebrekkige opvang en de slechte behandeling van psychisch gestoorde gedetineerden. Net als de Commissie ter Bescherming van de Maatschappij is het Europees Hof van oordeel dat geïnterneerden de juiste zorg moeten krijgen in een psychiatrische instelling met de beveiliging van een gevangenis.
Ons land heeft daarvoor een wet, namelijk de wet van 21 april 2007 op de internering van personen met een geestesstoornis. Zes jaar na de goedkeuring werd die wet echter nog steeds niet geïmplementeerd. Dat is natuurlijk niet aan u te wijten, maar ook aan al uw voorgangers, die deze wet niet hebben toegepast.
Ondertussen wordt in Gent naarstig gebouwd aan het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) dat normaal in 2014 moet opengaan.
De voorbije jaren heb ik meer dan eens vragen gesteld over de vooruitgang in dit dossier, zowel aan u als aan uw voorgangers.
Eén jaar voor de geplande opening is de uitbater echter nog steeds niet bekend, ondanks aandringen van diverse kanten bij u en uw voorgangers om de uitbater te betrekken bij de bouw.
Onlangs hebben de media bericht dat het aantal geplande voltijds equivalenten zou worden teruggebracht van 400 naar 135. Ik heb daarover in het nabije verleden een vraag aan u gericht, en ook aan uw collega Onkelinx, maar ik heb nog geen antwoord gekregen om hoeveel voltijds equivalenten het echt zal gaan.
Ik wil toch positief blijven, daar de Ministerraad op 22 maart uw voorstel om een overheidsopdracht uit te schrijven voor de exploitatie van het FPC heeft goedgekeurd. Ik blijf er wel bij dat dit een beetje een gemiste kans is. De wet van 2007 bepaalt immers dat er een speciaal observatiecentrum moet komen voor mensen bij wie men een stoornis vermoedt. Die mensen moeten acht weken in observatie worden gehouden opdat men hen in de juiste instelling zou kunnen plaatsen.
Ik sluit mijn vraag dan ook graag af met de alleszeggende woorden van de voorzitter van de Gentse Commissie ter Bescherming van de Maatschappij, de heer Henri Heymans, die in De Standaard van 25 maart zegt: “Het FPC in Gent is een stap vooruit voor de opvang van de geïnterneerden, maar triomfantelijk moeten wij hier niet over doen. Het heeft veel te lang geduurd eer het FPC er kwam, en als het er eenmaal staat, blijft het nog veel te weinig.”
Zoals ik al heb gezegd, laten wij toch positief blijven. Binnenkort is er hopelijk een uitbater, daar de overheidsopdracht voor de uitbating eerstdaags wordt uitgeschreven.
Binnen welke termijn voorziet uw voorstel in de aanstelling van een uitbater? Rest er dan nog voldoende tijd om volledig operationeel te zijn bij de opening van het centrum begin 2014?
Is er al duidelijkheid over de verdeelsleutel tussen de budgetten van Justitie en Volksgezondheid?
Over hoeveel VTE’s zou het gaan in dat FPC?
Wanneer wordt met de bouw van het FPC in Antwerpen gestart? Zal men daar, in tegenstelling tot in Gent, de aanbestedingsprocedure wel starten voor de start van de bouw, zodat de uiteindelijke uitbater actief betrokken wordt bij de bouw van het centrum? Wordt in het FPC Antwerpen al dan niet in een observatiecentrum voorzien, zoals bepaald in de wet van 2007?
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Het was inderdaad de bedoeling dat de uitbater reeds betrokken zou worden bij de bouw van het centrum. Door de lopende zaken stond het dossier van de uitbating evenwel on hold. Na de vorming van de regering moest dan eerst de begroting 2012 goedgekeurd worden, vooraleer de overheidsopdracht voor de aanstelling van de consultant gefinaliseerd kon worden. Begin december werd de consultant, het kantoor Stibbe, aangesteld. Die werkt het lastenboek voor het forensisch psychiatrisch centrum mee uit. Daarmee is men van start gegaan op 13 december 2012.
Gegeven de omstandigheden hebben wij het dossier op een dusdanige manier aangepakt dat het zo snel mogelijk kan vooruitgaan. Op dit ogenblik wordt overgegaan tot het uitschrijven van de aanbesteding voor de uitbating. Die is vorige week op de Ministerraad goedgekeurd. De externe partner aan wie de uitbating van het FPC zal worden toevertrouwd, zal instaan voor zowel de zorg als de veiligheid. Daarbij zal hij rekening moeten houden met de normen van Volksgezondheid, wat de zorg betreft, en Justitie, wat de veiligheid betreft. De minister van Volksgezondheid wordt overigens bij elke fase van dit bestek en bij het verdere verloop van de overheidsopdracht betrokken.
Vorige week heeft de Ministerraad de aankondiging van de opdracht goedgekeurd. Het aantal personeelsleden kan nu nog niet worden bepaald omdat de uitbater een voorstel zal moeten uitwerken met daarin een beschrijving van de inzet van het personeel. Het blijft zo dat Justitie veiligheid en huisvesting zal financieren en het RIZIV de zorg. De consultant verwacht de selecties te kunnen starten in april 2013. De aanwijzing van de uitbater moet dan in het najaar gebeuren, tegen het einde van het jaar.
Naast het FPC in Gent komt er ook een FPC in Antwerpen. Dat zal plaats bieden aan 180 geïnterneerden. Voor de bouw daarvan verwijs ik naar mijn collega bevoegd voor de Regie der Gebouwen. Ik kan wel meedelen dat de bouw in principe in het najaar zal beginnen.
De expertise die opgedaan werd met het FPC van Gent zal toelaten om de uitbater van het FPC in Antwerpen in een vroegere fase te betrekken. Het is de eerste keer dat wij voor een dergelijk type van instelling een openbare aanbesteding uitschrijven. Wij doen dat in die vorm omdat wij zowel zorg als veiligheid willen uitbesteden aan een privépartner. Dat zorgt ervoor dat het FPC van Antwerpen zal kunnen gebruikmaken van de expertise voor de aanbesteding van het FPC van Gent. Nu is het nieuw voor iedereen bij de overheid.
Met deze twee gebouwen zal de capaciteit in Vlaanderen niet alleen met bijna 500 plaatsen verhogen, maar zal er natuurlijk ook vooral een kwalitatieve verbetering komen. De veel betere en snellere opvang van geïnterneerden in Vlaanderen in een aangepaste infrastructuur, zal ervoor moeten zorgen dat zij veel gemakkelijker doorstromen naar het gewone zorgcircuit. Vlaanderen zal uiteraard ook zijn eigen werk moeten doen om dat te verwezenlijken.
Het is niet de bedoeling de observatiecentra op te richten in de FPC’s. Het is de bedoeling van de FPC’s de geïnterneerden na een veroordeling, na het proces, op te vangen op het moment dat de vraag rond de internering al is gesteld. FPC’s zullen wel beschikken over een observatie-eenheid, die een uitgebreide diagnose kan stellen van de geïnterneerden die binnenkomen. Een therapeutische oriëntatie en een risicoprofiel worden bepaald. Daarna worden de eerste behandelingen verstrekt. Op basis daarvan zal worden bepaald welke behandeling het meest geschikt is tijdens de rest van het verblijf in het FPC. De doelstelling is verschillend. In het FPC wordt naar een therapie gezocht. Een observatiecentrum, tijdens de voorlopige hechtenis, heeft vooral tot doelstelling al dan niet de toerekeningsvatbaarheid te kunnen vaststellen.
Naast de bouw van de FPC’s wil ik ook wijzen op het project coördinatorenzorgcircuit. Door Justitie worden vier coördinatoren aangeworven – drie zijn reeds in functie – om de samenwerking tussen Justitie en de zorgsector te vergemakkelijken en om alle initiatieven te ontwikkelen die het mogelijk maken de opvang van geïnterneerden te verbeteren. Die coördinatoren geven een ondersteuning aan DG EPI opdat in een passende oriëntatie van geïnterneerden, naast een externe structuur met het oog op begeleiding en behandeling, kan worden voorzien.
De wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, die op dit ogenblik wordt herzien, bevat een aantal mechanismen die de situatie van geïnterneerden moet verbeteren. Er is ook de aanwezigheid van zorgequipes in de psychiatrische afdelingen en inrichtingen of de afdelingen tot bescherming van de samenleving. Uiteraard weet u dat aan de wet van 2007 ook een budgettaire component is gekoppeld.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 16927 en 16928 van mevrouw Jadin worden uitgesteld.
10 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Justitie over "het onderzoek naar de stunt van Tomtesterom" (nr. 16936)
10 Question de M. Tanguy Veys à la ministre de la Justice sur "l'enquête sur le coup d'éclat de Tomtesterom" (n° 16936)
10.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben een regelmatig bezoeker van deze commissie, zeker wat het dossier betreft van de VRT-reeks Tomtesterom.
Zoals u weet, vloog Tom Waes op 23 mei 2011 met een Boeing 737. Hij zou daarbij van een lacune in de wetgeving gebruik hebben gemaakt. De heer Waes vloog met de Boeing met aan boord enkele BV’s enkele uren over het land. Normaal duurt het twintig maanden vooraleer een piloot met een Boeing 737 mag vliegen, maar de heer Waes doorliep de opleiding in amper een paar maanden tijd. Volgens de staatssecretaris voor Mobiliteit kwam het Directoraat-generaal voor de Luchtvaart louter toevallig vlak voor de vlucht in kennis hiervan en raadde Jetair-Fly de uitvoering ervan af.
In de commissie voor de Justitie van 15 mei 2012 verklaarde u dat pas op 24 april 2012, dus net geen jaar later, het parket van Brussel drie processen-verbaal van het Directoraat-Generaal voor de Luchtvaart ontving aangaande de feiten. U stelde toen: “Gelet op het zeer recent overmaken van deze processen-verbaal, heeft het parket van Brussel nog geen definitieve beslissing genomen over het gevolg dat aan deze zaak zal worden gegeven. Momenteel wordt er gewacht op de aangekondigde processen-verbaal van verhoor van de betrokkene in deze zaak. Vervolgens zal door het parket worden beslist welke verdere richting aan het opsporingsonderzoek zal worden gegeven."
In de commissie voor Infrastructuur, Verkeer en Overheidsbedrijven verklaarde de staatssecretaris voor Mobiliteit begin dit jaar het volgende:”Het parket van Brussel heeft tegen juni 2012 aanvullende inlichtingen gevraagd. Momenteel is de beslissing van het parket van Brussel nog niet gekend bij DGLV. Het gerechtelijk onderzoek is volgens het directoraat-generaal nog lopende. Zoals u begrijpt, is het gerechtelijk onderzoek natuurlijk geheim. Aansluitend bij de beslissing van het parket zal het DGLV zijn verdere houding in het dossier bepalen. Overigens kan volgens de rechtsspraak van de Raad van State, DGLV geen administratieve sanctie opleggen op grond van voormelde pv’s zonder akkoord van het parket. Dit akkoord werd nog niet ontvangen.”
In aanvulling op het standpunt van de staatssecretaris, leek het mij nuttig u daarover te ondervragen. In de commissie voor de Justitie van 30 januari 2013 zei u: “Op 27 juli 2012 werden aan het openbaar ministerie de gevraagde documenten overgemaakt door de FOD Mobiliteit en Vervoer. Gelet op de zeer technische aard van de materie die enig opzoekingswerk vraagt en gezien het feit dat in 2012 prioriteit werd gegeven aan andere materies en dossiers, verkeert het openbaar ministerie tot op heden nog in de onmogelijkheid om een definitieve beslissing te nemen. Deze zal uiterlijk worden genomen eind maart 2013.”
Wij kunnen erover discussiëren of het nu eind maart 2013 is, maar het leek mij nuttig de stand van zaken na te gaan. Ik verwacht, zij het met een zogenaamde visadem, dat ter zake een beslissing werd genomen.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken van het onderzoek?
Waarom werd er nog geen beslissing genomen door het parket van Brussel? Wanneer wordt een beslissing verwacht? Aangezien het gaat over feiten, gepleegd op 23 mei 2011, waarvan aangifte werd gedaan in april 2012, lijkt het mij dat bij uitblijven van een beslissing er toch maatregelen moeten worden genomen om het onderzoek te bespoedigen.
10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijn antwoord zal bijzonder kort zijn. Ik verwijs naar mijn antwoord van januari en op dit ogenblik zijn er geen nieuwe elementen mee te delen.
10.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, dat verwondert mij, aangezien u communiceerde dat eind maart een beslissing zou worden genomen.
10.04 Minister Annemie Turtelboom: Daar houdt men zich aan, maar het is nog niet eind maart.
10.05 Tanguy Veys (VB): Ik kijk uit naar 31 maart om 23 u 59 om te vernemen wat de beslissing is van het openbaar ministerie. Ik hoor ook niet echt argumenten waarom de beslissing er nog niet is, behalve dan het zeer technisch onderzoek en andere prioriteiten. Dat wisten wij echter al in januari. Ik geef toe dat het nog niet echt eind maart is, maar ik had toch gehoopt vandaag enige informatie te krijgen. Ik zal eerstdaags dan ook een nieuwe vraag indienen.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de relatie tussen intrafamiliaal geweld en geweld in de maatschappij" (nr. 16944)
11 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la relation entre la violence intrafamiliale et la violence dans la société" (n° 16944)
11.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, uit een studie van de universiteit van Tilburg blijkt dat er een correlatie zou kunnen bestaan tussen intrafamiliaal geweld en kindermishandeling, enerzijds, en crimineel gedrag, anderzijds. Daar zijn in het verleden nog studies over geweest maar nu zou het een onderzoek betreffen dat werd toegespitst op islamitische gezinnen. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor het machogedrag en dergelijke.
Marokkaanse jongeren zouden vanaf de puberteit op het slechte pad kunnen raken door het feit dat er in de thuissituatie nogal agressief gedrag plaatsvindt. Er wordt ook verwezen naar koranscholen. In Nederland is dat momenteel aan de orde maar in het recente verleden waren er blijkbaar ook toestanden in Antwerpen en Brussel. Men kan trouwens ook even islamitische opvoedingsmethodes bekijken op You Tube. Zonder te willen veralgemenen kan ik wel stellen dat er video’s bij zijn die opvoedingsmethodes tonen die in onze samenleving allang verlaten zijn.
Bent u op de hoogte van eventuele soortgelijke studies in België zoals die in Nederland hebben plaatsgevonden?
Bent u eventueel bereid om het fenomeen te onderzoeken, namelijk of bepaalde opvoedingsmethodes, ook in de islamitische sfeer, ertoe kunnen leiden dat zowel machogedrag als crimineel gedrag bij jongens gestimuleerd worden?
11.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, in eerste instantie wijs ik erop dat het voor mij moeilijk is om, in het licht van deze vraag, te reageren op een studie van de universiteit van Tilburg. Ik heb de studie zelf nog niet bekeken. Bovendien haalt u heel veel verschillende mogelijke verklaringen voor crimineel gedrag aan zonder dat mij het onderlinge verband duidelijk is.
Kinderen die getuige zijn van intrafamiliaal geweld of het slachtoffer zijn van kindermishandeling groeien uiteraard niet op in ideale omstandigheden. Het is echter misschien kort door de bocht om te stellen dat er sprake zou zijn van een correlatie, laat staan een causaal verband met later crimineel gedrag.
Over de achtergrond van jeugdcriminaliteit is al heel veel onderzoek gepubliceerd. Het betreft hier vooral studies op microniveau, studies die gegevens over individuele jongeren analyseren. Naast individuele kenmerken van de jongeren blijken kenmerken van de omgeving en de maatschappij samenhang te vertonen met problematisch gedrag. Uit die studies blijkt bovendien dat het juist een cumulatie van factoren is die problematisch gedrag met zich meebrengt. Getuige zijn van familiaal geweld of kindermishandeling heeft uiteraard een impact op kinderen maar leidt op zich niet noodzakelijk tot delictueel gedrag.
Als minister engageer ik mij ten zeerste in de materies van intrafamiliaal geweld en kindermishandeling. Justitie neemt daartoe haar verantwoordelijkheid in het nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld 2013-2014 in het licht van het forum voor kindermishandeling.
11.03 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het eerder algemene antwoord. Ik zal besluiten met een politiek zeer incorrecte mop die op het internet circuleert, maar waarop ik toch vaak reacties krijg.
Wat is de meest vriendelijke bevolkingsgroep ter wereld? Dat zijn Marokkaanse jongeren. Ze komen met twintig rond u staan en vragen wat het probleem is.
Helaas doet zich dat ook voor in de werkelijkheid. Zonder dat al te veel te willen veralgemenen en zonder te willen wijzen op het feit dat er een causaliteit is, want ik heb zelf de correlatie aangehaald, zegt u zelf ook dat er een cumulatie van factoren kan zijn. In dat geval moeten alle factoren maar eens worden onderzocht.
Indertijd was er het onderzoek in Nederland van Marion van San over etnisch gestuurd geweld en crimineel gedrag. Dat is zeer nuttig gebleken in Nederland. In België is men zijn kop echter in het zand blijven steken. Men is er struisvogelpolitiek blijven voeren.
Ik heb deze vraag gesteld om een taboe te doorbreken. Ik hoop dat het er uiteindelijk ook toe zal leiden dat het taboe wordt doorbroken, mevrouw de minister, en dat men ook de factor van intrafamiliaal geweld eens onderzoekt. Welke impact heeft intrafamiliaal geweld op crimineel gedrag? Wat is de invloed van intrafamiliaal geweld binnen culturen? Ik zal voor één keer geen specifieke godsdienst noemen, maar culturen waarin bepaalde opvoedingsmethoden worden gehanteerd die niet meer stroken met onze beschaving en daardoor in conflict komen met onze beschaving.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 16945 van mezelf wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.38 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.38 heures.