Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mercredi 20 mars 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 20 maart 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.28 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La séance est ouverte à 14.28 heures et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

01 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de la Justice sur "la situation tendue à la prison d'Andenne" (n° 16505)

01 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Justitie over "de gespannen situatie in de gevangenis te Andenne" (nr. 16505)

 

01.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, consulté dans le cadre d'un procès pour évasion, un professeur d'université a rendu un rapport mettant en évidence des conditions de vie parfois inadmissibles pour les détenus de la prison d'Andenne.

 

Cet expert, interrogé récemment au JT de RTL-TVI, pointe notamment un régime extrêmement strict, particulièrement depuis les émeutes de 2011. Ainsi, les prisonniers n'auraient pas l'occasion de pratiquer suffisamment d'activités, qu'il s'agisse d'un sport, d'une formation ou d'autres ateliers. La commission de surveillance de la prison a confirmé le constat dressé par l'expert indiquant que le régime en vigueur à Andenne "entraîne la solitude", "beaucoup de désespoir" et tous les problèmes inhérents à l'insécurité pour les détenus et leurs gardiens.

 

Madame la ministre, avez-vous reçu le rapport mentionné ci-dessus? Quelles en sont les conclusions?

 

A-t-il été procédé à une évaluation du régime carcéral en vigueur depuis 2011?

 

Quelles mesures sont-elles envisagées par l'administration pénitentiaire pour remédier à cette situation?

Une modification du régime carcéral ou de l'organisation de la prison d'Andenne est-elle prévue, à court ou moyen terme?

 

Une concertation est-elle prévue avec la direction de la prison, le SPF Justice et les représentants des travailleurs au sujet de cette situation particulière à Andenne? Le cas échéant, quel en est le calendrier?

 

01.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, étant donné qu'il s'agit d'un rapport d'experts judiciaires, ni moi, ni mon administration n'en avons eu connaissance. Je ne peux donc réagir quant au contenu de ce rapport.

 

La prison d'Andenne est une prison dite de haute sécurité qui n'accueille généralement que des condamnés à une lourde peine. Le régime de base à Andenne est un régime fermé. Les détenus restent en cellule sauf pour participer aux activités encadrées (visites, préaux, travail, formations, activités socioculturelles, sportives, etc.)

 

Dans le cadre de ce régime, plusieurs sections bénéficiaient néanmoins d'un régime de "portes ouvertes", autrement dit, les portes des cellules restaient ouvertes quelques heures par jour afin de permettre aux détenus de circuler librement dans ces sections. Les heures d'ouverture pouvaient différer suivant le public. Cela n'a cependant rien à voir avec l'organisation d'activités encadrées. C'est dans une de ces sections qu'ont démarré les émeutes de 2011.

 

Suite à ces évènements, ce régime de "portes ouvertes" a été suspendu pour procéder à une évaluation complète de la situation afin d'en repréciser les modalités. En effet, il est apparu que ce régime de faveur ne correspondait plus à l'évolution de la population carcérale et qu'il fallait réduire le nombre de détenus pouvant en bénéficier.

 

La situation à Andenne est suivie en permanence par la direction générale francophone des établissements pénitentiaires, en concertation avec la direction locale et les membres du personnel de surveillance. Dans le cadre de ce suivi permanent, il a été décidé de réintroduire progressivement le régime de "portes ouvertes" dans quatre sections de la prison. Je précise qu'un nouveau chef d'établissement entrera en fonction à Andenne ce 1er avril et que de nouvelles évaluations du régime d'Andenne se feront à cette occasion.

 

01.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, il serait utile que votre administration tente de se procurer ce rapport qui me semble explicite.

 

Par ailleurs, je prends acte des informations dont vous nous faites part: les raisons pour lesquelles le régime de "portes ouvertes" a été supprimé, la façon dont il a été réintroduit et l'arrivée prochaine d'un nouveau directeur dans cette prison.

 

Je voudrais insister sur l'équilibre à trouver entre les conditions de sécurité qu'il faut pouvoir respecter et un régime carcéral susceptible de garantir aux prisonniers une vie digne et correcte ainsi que des perspectives. C'est la meilleure manière d'assurer une certaine sérénité dans les établissements concernés.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 16614 van mevrouw Becq wordt uitgesteld.

 

02 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "het project van de vzw ‘De Huizen’, naar een duurzame penitentiaire aanpak" (nr. 16646)

02 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "le projet de l'ASBL 'De Huizen' pour une approche pénitentiaire durable" (n° 16646)

 

02.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, op een studiedag van 6 maart 2013 werd een nieuw concept voor detentie voorgesteld. Het heet “De Huizen” en beoogt een duurzame penitentiaire aanpak. De initiatiefnemers stellen dat de huidige aanpak met grote gevangenissen geen oplossing is om de gedetineerden optimaal voor te bereiden op de re-integratie in de maatschappij. Daarom pleiten zij voor een grote differentiatie bij de strafuitvoering en voor kleinschaligere initiatieven.

 

Zij hebben al concrete voorstellen uitgewerkt om te werken met wat zij detentiehuizen noemen, waar dan een tiental gedetineerden zouden verblijven. Het is evident dat dit geen eenvoudige boodschap is. Daarom pleiten de initiatiefnemers, waaronder de directeur van de gevangenis van Oudenaarde, ervoor een aantal proefprojecten te lanceren, zodat dat nieuwe concept zou kunnen worden uitgetest.

 

In De Standaard van 6 maart heeft de top van het gevangeniswezen afwijzend gereageerd op de voorstellen. De woordvoerder, de heer Laurent Sempot, verklaarde in De Standaard dat die "een serieuze brug te ver" waren. Tevens verklaarde hij dat het opmerkelijk is dat de directeur van de gevangenis van Oudenaarde "het ganse gevangenissysteem aanvalt, gezien hij al jaren als directeur meedraait in het systeem dat hij nu openlijk ter discussie stelt". De woordvoerder stelde zelfs de vraag “of hij nog wel kan functioneren binnen ons beleid".

 

Dat is toch een heel straffe uitspraak, die in contrast staat met uw slottoespraak, mevrouw de minister, want u was daar op het einde ook aanwezig. U hebt verklaard dat u positief staat tegenover de voorstellen. U hebt daar de ideeën voor differentiatie ook gesteund, maar u stelde zich wel vragen over de haalbaarheid van het project, zowel financieel als wat het draagvlak betreft. Dat is een andere invalshoek dan die van de woordvoerder in de krant.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, bent u het idee van een proefproject genegen en wilt u een dergelijk initiatief steunen? Zo ja, wanneer mag een dergelijk proefproject worden verwacht?

 

Ten tweede, bent u het eens met de uitspraken van de heer Sempot, die de directeur van de gevangenis van Oudenaarde heel scherp veroordeelde en zich zelfs afvroeg of deze nog wel kon functioneren in het huidige systeem. Wie heeft een dergelijk standpunt ingenomen, of met welk mandaat heeft die woordvoerder zo'n standpunt gecommuniceerd aan de pers? Was die verklaring gedekt door u, in uw hoedanigheid van minister?

 

Ten derde, mag een ambtenaar, zij het een gevangenisdirecteur, nog zelf nadenken en ideeën lanceren, ook als deze ingaan tegen het bestaande systeem? Zo ja, hoe is de reactie van de heer Sempot dan te begrijpen? Zo nee, waarom zou een ambtenaar niet zelf ideeën mogen lanceren, ook al liggen deze moeilijk op maatschappelijk vlak?

 

Ten vierde, trekt u de berekeningen over de haalbaarheid, die werden voorgesteld op de studiedag, in twijfel? U maakte immers opmerkingen inzake de financiële haalbaarheid. Zo ja, op welke basis? Wij weten dat het bouwen van gevangenissen zoals wij die tegenwoordig kennen, ook zeer duur is. Bent u bereid om extern advies te vragen, bijvoorbeeld aan het Rekenhof, over het financiële luik van het voorstel en van het plan?

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de heer Van Hecke was volgens mij aanwezig op de interessante studiedag en ik kan enkele passages meedelen van wat ik die dag heb gezegd.

 

De Huizen bieden echt ongetwijfeld interessante invalshoeken inzake integratie van gedetineerden. De onthechting van gedetineerden ten opzichte van het dagelijkse leven in de maatschappij wordt immers tot het maximum beperkt. De kleinschaligheid kan er ook toe leiden dat het gemakkelijk wordt om een terrein of een gebouw te vinden. Indien de realisatie nadien echter verzandt in procedures voor de Raad van State met omwonenden, staat men uiteraard ook niet veel verder.

 

Ik kom dan tot mijn tweede opmerking. Het verlies van schaalvoordelen brengt altijd een hogere kost met zich mee. Er bestaat daar een automatische link tussen beiden. Als men de meest kostenefficiënte gevangenis wil bouwen dan is die natuurlijk zo groot mogelijk, niet opgedeeld in paviljoenen of in verschillende regimes.

 

Ik sta wel positief tegenover het project van De Huizen omdat ik echt geloof dat men moet streven naar een differentiatie in het strafuitvoeringsbeleid. Men heeft voor elke straf een uitvoering, maar niet elke straf moet zich afspelen in een hoogbeveiligde, gesloten gevangenis. Dat is ook de reden waarom ik op de studiedag over De Huizen nog heb verwezen naar het project in Haren waar wij buiten de veiligheidsperimeter zullen werken in een gevangenispaviljoen voor zestig vrouwelijke gedetineerden. Op die manier kan de overgang naar de samenleving beter worden voorbereid.

 

Op termijn zijn beide bezwaren — dus het bezwaar van de Raad van State en de hoge personeelskosten — het beste te weerleggen door buiten de veiligheidsperimeter huizen of paviljoenen te bouwen als uitbreiding op terreinen van bestaande gevangenissen, zoals bijvoorbeeld in Haren. Buren kennen op dat moment de verwachtingen. De extra personeelskost kan gedeeltelijk worden opgevangen door gebruik te maken van de elektronische beveiligingsmaatregelen van de penitentiaire instelling. In dat verband denk ik bijvoorbeeld aan een centrale camerabewaking.

 

Ik heb verwezen naar het project met zestig eenheden voor de vrouwenafdeling van Haren. Dit project past in die visie en is geschikt voor gedetineerden die hun strafeinde naderen en die moeten worden voorbereid op het gewone leven in de samenleving.

 

Het standpunt van de administratie van EPI is niet anders dan het mijne. Het is een interessant project met nieuwe invalshoeken, dat veel nadruk legt op de re-integratie. In dat perspectief mag men overigens niet uit het oog verliezen dat strikt gezien de Gemeenschappen bevoegd zijn voor de re-integratie van de gedetineerden en op dat vlak uiteraard een belangrijke rol moeten spelen.

 

Wat het spreekrecht van de ambtenaren betreft, verwijs ik naar artikel 10 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 over het statuut van de rijksambtenaren, meer gespecificeerd in de rondzendbrief nr. 404 van december 1994 van de minister van Ambtenarenzaken.

 

Ik meen dat mijn aanwezigheid op deze studiedag voldoende aantoont dat ik geen enkel probleem had met deze denkoefening. Integendeel, ik vind het zeer goed dat men extra initiatieven neemt inzake enkelbanden en dat er extra investeringen gebeuren inzake werkstraffen. Onze bedoeling is immers te komen tot een differentiatie in de strafuitvoering. Alleen op die manier kunnen wij volgens mij tot een streng maar vooral humaan strafuitvoeringsbeleid komen. Ik weet dat ons land ter zake nog een lange weg af te leggen heeft, maar ik wil de kleine stappen nemen die ik tijdens deze legislatuur kan nemen.

 

02.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik ben zeer blij met uw standpunt. Wat u vandaag zegt, hebt u inderdaad op de studiedag ook gezegd. Ik heb mijn vraag niet gesteld omdat ik het met uw standpunt niet eens zou zijn, maar omdat er een verschil is tussen enerzijds de uitspraken die iemand van uw administratie in de krant deed, en anderzijds wat u gezegd hebt.

 

U fietst een beetje om dat verschil heen. U verwijst wel naar de wettelijke bepalingen die het spreekrecht van de ambtenaren regelen, maar de heer Sempot zegt eigenlijk dat wie in het systeem werkt, geen uitspraken mag doen tegen het systeem. Dat komt neer op volledige beknotting.

 

Het gaat hier niet om een ambtenaar die iemand heeft beledigd of beschuldigd, maar om iemand die ideeën heeft gelanceerd om het systeem te verbeteren. Het is een ambtenaar die meedenkt over hoe wij het beter kunnen doen. Of men het daarmee eens is of niet, dat is constructief. Ik betreur dan ook de uitspraak van de heer Sempot en ik heb de indruk dat ook u hem in uw antwoord terugfluit. Uw standpunt is heel duidelijk.

 

Uw aanwezigheid op de studiedag was belangrijk, mevrouw de minister. Het is inderdaad belangrijk dat wij nadenken over de toekomst van ons penitentiair systeem, weze het over 10 of 20 of 30 jaar. Dit zal immers op lange termijn moeten gebeuren.

 

U verwijst ook naar het standpunt ten gronde. Er vinden inderdaad veel procedures plaats voor de Raad van State. Dat is ons bekend. U vreest dat dit in de nieuwe structuur, met de nieuwe ideeën, ook het geval zal zijn. Bij de bestaande gevangenissen is dat nu echter ook al het geval. Dat probleem zal altijd blijven bestaan.

 

02.04 Minister Annemie Turtelboom: Als er zich nu een probleem voordoet, dan gaat het om een entiteit van ineens een aantal honderd. Als wij daarvan een equivalent moeten hebben voor een project als De Huizen, dan geldt een multiplicator en zal het nog moeilijker zijn.

 

Ik vind dat geen argument om het project niet met open vizier te bekijken. Ik geef gewoon twee objectieve vaststellingen waarmee rekening gehouden moet worden in een afweging tussen het interessante van het concept en de realiseerbaarheid ervan.

 

Het is immers ook de bedoeling dat De Huizen echt in dorpskernen zitten. Daardoor zou het not-in-my-backyardsyndroom nog feller kunnen spelen dan wanneer het gaat om een instelling aan de rand van een dorp of stad.

 

02.05 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, daarom vraag ik om een initiatief te nemen en te starten met een proefproject. Dan kan het uitgetest worden. Staat u er positief tegenover om een dergelijk proefproject een kans te geven? Die vraag hebt u niet concreet beantwoord.

 

02.06 Minister Annemie Turtelboom: Welnu, ik heb verwezen naar wat wij nu al doen in Haren. Dat is met het oog op de bouw van de gevangenis in 2016. Het blijft op dezelfde site, maar wel buiten de veiligheidsperimeter.

 

Ik sta er open voor, maar wij hebben daarvoor momenteel geen concrete budgetten en er ligt ook geen concreet plan voor. Wel ben ik ervan overtuigd dat wij moeten evolueren naar een differentiatie in de strafuitvoering. Alleen op die manier kunnen wij een menselijk en streng strafuitvoeringsbeleid voeren.

 

De voorzitter: Mijnheer Van Hecke, voor een laatste repliek.

 

02.07 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik zal afronden. U merkt dat dit onderwerp aanleiding geeft tot debat, wat iets nieuws is in deze commissie.

 

Mevrouw de minister, ik weet dat dit budgettair gezien niet evident is en dat er op dat vlak niets in de planning zit. Toch hoop ik echt dat u het nodige zult doen om op korte termijn te proberen een dergelijk proefproject een kans te geven. Ik denk dat wij daar heel veel uit kunnen leren en dan kunnen wij beslissen welke weg wij al dan niet verder inslaan.

 

Een belangrijk aspect daarvan is de kostprijs, waar u ook vragen bij hebt gesteld. De huidige grote gevangenissen brengen echter ook een hoge kostprijs met zich mee. Bij het project De Huizen spelen er nog een aantal onbekende factoren. Misschien is het interessant om dat nauwkeuriger te bestuderen, zodat een financiële afweging kan worden gemaakt van beide projecten.

 

Als er daarover discussie is, dan is het misschien interessant om het Rekenhof daarover ooit een vergelijkende studie te laten maken. Die suggestie wil ik graag meegeven. Misschien zullen de resultaten van dergelijke studies ons nog verrassen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "moslimterroristen en de Staatsveiligheid" (nr. 16711)

03 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "les terroristes musulmans et la Sûreté de l'État" (n° 16711)

 

03.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, in de nasleep van een aantal incidenten, het ene al wat zwaarder dan het andere, waarbij leden van Sharia4Belgium waren betrokken, werd in onze commissie de vraag naar een mogelijk verbod van de organisatie gesteld. U was hiervan niet onmiddellijk een groot voorstander, omdat, zo zei u, indien de organisatie ondergronds gaat, we verder af zouden zijn.

 

Ondertussen lezen we de afgelopen weken persberichten over het feit dat geradicaliseerde moslimjongeren met Belgisch paspoort in Syrië aan de zijde van Franse en andere Europese jongeren meevechten in de rangen van al-Qaeda, dat eigenlijk niet meer bestaat, en nevenorganisaties.

 

De vraag in welke mate de Veiligheid van de Staat die jongeren in de afgelopen maanden en jaren heeft gevolgd, rijst opnieuw, te meer omdat naar aanleiding van het onderzoek van de moorden van de Franse islamitische fanatiekeling Merah in het zuiden van Frankrijk steeds weer de namen van een aantal islamitische radicalen worden genoemd die toch een verbinding met België hebben.

 

De Veiligheid van de Staat waakt over de veiligheid van de Staat. Als de naam België ter sprake komt, zou men mogen verwachten dat daar een verband wordt gelegd.

 

Mevrouw de minister, is de Veiligheid van de Staat op de hoogte van de jongste ontwikkelingen en resultaten van de onderzoeken van de Franse veiligheidsdiensten, waaruit steeds duidelijker blijkt dat Merah geen geïsoleerde gek was, maar integendeel over een ruim, ook Belgisch, netwerk beschikte? Wat doet men met die resultaten?

 

Wat is de stand van zaken in het onderzoek naar het netwerk of de netwerken die jihadisten naar het buitenland stuurden en nog sturen? Wordt het onderzoek in het licht van de jongste bevindingen heropgestart?

 

Van verschillende zijden werd opgemerkt dat het toch wel vreemd is dat radicale islamieten die in veiligheidsfiches als bijzonder gevaarlijk staan genoteerd, zomaar vrij en ongestoord naar het buitenland kunnen reizen. Op welke manier worden geradicaliseerde moslimjongeren uit België gevolgd? Wordt hun iets in de weg gelegd als zij een reis boeken, bijvoorbeeld naar Syrië?

 

Nog vreemder is het feit dat iemand die in de veiligheidsfiches van de Veiligheid van de Staat vermeld staat als bijzonder gevaarlijk en op een bepaald moment wegens misdrijven in de gevangenis belandt, niet eens een belletje deed rinkelen bij de Franse Staatsveiligheid.

 

Hoe zit dat in België? Op welke manier worden de gegevens van gedetineerden die vastzitten wegens inbreuken op gemeen recht, aan de Belgische Veiligheid van de Staat bezorgd? Op welke manier wordt die informatie verwerkt? Op welke manier wordt daarmee rekening gehouden? Kunnen dergelijke mensen na het uitzitten van de veroordeling zonder probleem het land in en uit?

 

03.02 Minister Annemie Turtelboom: Collega Logghe, om veiligheidsredenen kan ik geen verklaring afleggen over actuele onderzoeken en dossiers.

 

De problematiek van jihadisten die naar conflictzones vertrekken, is sinds enkele decennia blijvend actueel. De Veiligheid van de Staat schenkt er dan ook al verscheidene jaren de nodige aandacht aan. Ze wisselt continu informatie uit met de bevoegde diensten over radicale elementen die buitenlandse verplaatsingen ondernemen. Zolang die personen niets strafbaars ten laste kan worden gelegd, is het voor de overheid moeilijk om concreet in te grijpen in dergelijke verplaatsing. Op het moment van strafbare feiten wordt dat onmiddellijk opgevolgd door het federale parket en de justitiële diensten.

 

Er is permanente samenwerking tussen DGE en de Veiligheid van de Staat. Details over die samenwerking geven ligt zeer moeilijk, maar u moet weten dat hert fenomeen nauw wordt opgevolgd, niet alleen door mijn diensten, maar ook door andere diensten in ons land.

 

03.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, een van de fouten die men in Frankrijk heeft opgemerkt, bestond erin dat informatie over personen die wegens misdrijven van gemeen recht in de gevangenis belandden, blijkbaar op geen enkele manier doorsijpelde naar de Franse Staatsveiligheid. Blijkbaar konden die ex-gedetineerden na het uitzitten van hun straf zomaar zonder problemen naar risicogevoelige gebieden trekken, zonder dat er ook maar een vraag werd gesteld en zonder dat hun ook maar een strobreed in de weg werd gelegd.

 

Mevrouw de minister, met mijn vraag wil ik weten hoe dat in België wordt vermeden. Hoe is het systeem bij ons georganiseerd, zodanig dat dat soort zaken niet gebeurt? Dat was de strekking van mijn vraag, maar ik merk dat u daarover heel weinig informatie wenst te verstrekken. Wij zullen u dus op een andere manier met onze opmerkingen moeten confronteren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de omzetting van de richtlijn 2011/07/EU betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties" (nr. 16647)

- de heer Olivier Destrebecq aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "het tegengaan van wanbetaling" (nr. 16663)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de toepassing van kortere betalingstermijnen" (nr. 16676)

- de heer Karel Uyttersprot aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de omzetting van de richtlijn 2011/07/EU betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties" (nr. 16725)

04 Questions jointes de

- M. Karel Uyttersprot au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "la transposition de la directive européenne 20011/07/UE concernant la lutte contre le retard de paiement dans les transactions commerciales" (n° 16647)

- M. Olivier Destrebecq au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la lutte contre les retards de paiement" (n° 16663)

- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'application de délais de paiement plus courts" (n° 16676)

- M. Karel Uyttersprot au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la transposition de la directive européenne 20011/07/UE concernant la lutte contre le retard de paiement dans les transactions commerciales" (n° 16725)

 

De voorzitter: Alleen de heer Logghe zal zijn vraag stellen, want de andere vraagstellers kunnen niet aanwezig zijn.

 

04.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, bedrijven moeten hun facturen voortaan binnen de 60 dagen betalen en overheden zouden binnen een termijn van 30 dagen moeten betalen. Dat heeft de Europese Commissie beslist, maar de richtlijn moet nog in Belgisch recht worden omgezet. Ondertussen weet ik dat deze richtlijn reeds op 15 maart had moeten omgezet zijn.

 

Dit alles komt er natuurlijk om te beletten dat dagelijks kmo’s failliet zouden gaan omdat de facturen niet of niet op tijd worden betaald. Ik ben vooral benieuwd naar de omzettingstermijn. Binnen welke termijn is men van plan om deze richtlijn om te zetten?

 

Ik ben ook benieuwd naar de begeleidende maatregelen en naar de stappen die de verschillende overheden zullen zetten om de termijn van 30 dagen te halen.

 

Ten eerste, binnen welke termijn moet dit omgezet zijn naar Belgisch recht? Enfin, het moest tegen 15 maart en dus hebben wij die termijn niet gehaald, want de richtlijn werd nog niet omgezet. Binnen welke termijn wilt u deze betalingstermijnen werkelijkheid zien worden in dit land?

 

Ten tweede, hebt u of heeft uw collega een actieplan om de inkorting van de betalingstermijnen te realiseren? Worden de bedrijvenorganisaties in dit actieplan betrokken? Op welke manier zult u dit concreet aanpakken?

 

Ten slotte, welke maatregelen zal u nemen om de verkorte betalingstermijnen te realiseren op het niveau van de overheid? Welk overleg met de gewestelijke overheden is ondertussen gestart, voor zover er reeds een overleg in deze is gestart? Wanneer wordt dit allemaal op federaal vlak uitgerold?

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de richtlijn 2011/07/EU betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties zal door een voorontwerp van wet tot wijziging van de bestaande wet van 2 augustus 2002 worden omgezet.

 

Recentelijk werd over dit voorontwerp van wet een quasi-politiek akkoord gesloten. Het voorontwerp zal normaal gezien aan de eerstkomende Ministerraad worden voorgelegd en vervolgens de gepaste procedures doorlopen, met name een vraag om advies van de Raad van State onder aanvoering van hoogdringendheid en vervolgens de behandeling of voorlegging hier in het Parlement.

 

Ook in het Parlement zal ik een spoedbehandeling vragen, teneinde, gelet op het belang voor ons economisch weefsel, de nieuwe bepalingen van de wet op de betalingsachterstand zo spoedig mogelijk in werking te laten treden.

 

Richtlijnen hebben na het verstrijken van de omzettingstermijn een verticale, rechtstreekse werking, wat betekent dat particulieren voor de rechter de tekst tegen de lidstaten kunnen inroepen. Richtlijnen hebben echter geen horizontale, directe werking. Particulieren kunnen aldus de tekst voor de rechter niet tegen andere particulieren inroepen.

 

Het Hof van Justitie heeft evenwel meerdere voorwaarden vastgelegd waaraan moet zijn voldaan, vooraleer een privépersoon zich ten aanzien van de rechter op een richtlijn kan beroepen. Aldus moeten de bepalingen van de richtlijn onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn. De richtlijn moet bovendien niet correct in nationaal recht zijn omgezet binnen de voorgestelde termijnen.

 

Zoals hierboven aangegeven, geldt de eventuele, verticale, rechtstreekse werking echter slechts bij geschillen.

 

In elke lidstaat zal in de komende maanden bovendien onder leiding van de Europese Commissie een informatiecampagnedag over de nieuwe richtlijn inzake betalingsachterstand worden georganiseerd. Het is de bedoeling dat zowel de bepalingen van de nieuwe richtlijn als de nieuwe Belgische bepalingen ter omzetting ervan uitvoerig worden toegelicht.

 

Alle mogelijke betrokkenen bij de materie in kwestie zullen op de genoemde campagnedag worden uitgenodigd en erbij worden betrokken teneinde hen zo uitgebreid mogelijk over de werking van de aangepaste wetgeving betreffende de betalingsachterstand te informeren.

 

Mijn diensten hebben voor de concrete organisatie van de bewuste informatiedag al contact opgenomen met de vertegenwoordigers van de betrokken organisaties, zoals UNIZO, Comeos en VBO, alsook met de contactpersonen van een aantal overheidsdiensten.

 

Tot slot wens ik er nog op te wijzen dat bij de voorbereidende werkzaamheden voor de omzetting van de richtlijn inzake betalingsachterstand een werkgroep werd gevormd met alle betrokken actoren op federaal en gewestelijk niveau.

 

Tijdens deze werkgroepvergaderingen hebben zij uitgebreid hun advies en opmerkingen kunnen geven over het voorontwerp van wet. Er werd ook overeengekomen dat ieder overheidsniveau in de eerste plaats zelf diende na te gaan welke manier de beste is om de nieuwe bepalingen te realiseren in zijn beleidsdomein.

 

04.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, dank u voor de uitgebreide uitleg. Zoals u weet moest deze richtlijn eigenlijk al omgezet zijn. Hier scoren we dus weer eens te laat.

 

Van bij het begin van mijn carrière in het Parlement kondigde uw collega Van Quickenborne, vroeger minister van Vereenvoudigen, een grote inhaalbeweging aan voor de overheden zodat facturen door de overheid op tijd zouden worden betaald. Het is nu zes à zeven jaar later en dit is nog steeds dode letter.

 

Ik heb u niet concreet horen vernoemen wanneer u met dit voorontwerp naar het Parlement hoopt te komen. Het zal allicht niet meer voor het paasreces gebeuren maar eerder voor het zomerreces.

 

04.04 Minister Annemie Turtelboom: Volgens de planning wordt het nu vrijdag door de Ministerraad behandeld. Dan moet het naar de Raad van State die een maand de tijd heeft om advies te geven. Vervolgens moeten de opmerkingen van de Raad van State worden verwerkt. De benodigde tijd voor dit laatste is moeilijk in te schatten want die hangt af van de omvang van die opmerkingen. De Raad van State heeft echter sowieso een maand de tijd, tenzij hij ervoor kiest sneller een advies uit te brengen.

 

04.05 Peter Logghe (VB): Ik hoop in elk geval dat dit voor het zomerreces rond is en dat de verschillende overheden het dan ook concreet zullen invullen. U zegt immers dat alle overheden op hun niveau zelf de uitvoering van deze richtlijn zullen moeten invullen. Er zijn verschillende achterstandtermijnen bij de diverse overheden en alle overheden zullen dus een tandje bij moeten steken. Ik zal dit zeker blijven volgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de Nederlandse 'bajesboten'" (nr. 16446)

05 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les bateaux-prison néerlandais" (n° 16446)

 

05.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, mijn vragen gaan vandaag uitsluitend over de oplossingen die men in Nederland heeft voor de gevangenisproblematiek.

 

Er is daar geen gebrek aan gevangenisplaatsen, want inmiddels zijn de Zaanse bajesboten vrijgekomen. Dat zijn detentiepontons die tot 8 maart 2013 in de gemeente Zaandam aangemeerd lagen. Ze tellen elk 150 tweepersoonscellen en kunnen in totaal 600 gedetineerden huisvesten.

 

De Belgische Justitie heeft al eerder oplossingen gezocht in Nederland, Tilburg om het capaciteitsprobleem in onze strafinrichtingen op te vangen, maar dat komt ook nog aan bod in mijn volgende vraag. Degelijke bajesboten zouden een valabel alternatief kunnen betekenen voor kortgestraften.

 

Ik wil er trouwens nogmaals op wijzen dat de Inspectie van Financiën de huur van gevangenispontons destijds goedkoper vond dan het afhuren van de gevangenis in Tilburg.

 

Mevrouw de minister, ten laatste male – die boten varen immers binnenkort uit –, bent u geïnteresseerd in de aankoop van die bajesboten teneinde de celcapaciteit te verhogen?

 

05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Schoofs, mijn diensten hebben inderdaad de mogelijkheid onderzocht om twee drijvende detentieplatforms te plaatsen in Vlaanderen, samen goed voor 576 gedetineerden.

 

Er zijn echter verschillende problemen, hetzij op het vlak van regelgeving, hetzij van praktische aard. De praktische problemen situeren zich op het vlak van de infrastructuur: te lage bruggen, kanalen met te weinig diepgang, te smalle sluizen, te ondiep water, een te groot verschil tussen het niveau van eb en vloed.

 

Dus puur infrastructurele kwesties beperken het aantal plaatsen waar men een boot zou kunnen leggen, enorm. Daarmee moet rekening worden gehouden. Dat betekent niet dat men geen enkele plaats meer overhoudt, maar het aantal plaatsen wordt wel enorm beperkt. Zo heeft men wegens de sluizen vrijwel geen mogelijkheid om een dergelijke boot in Wallonië te brengen.

 

Wij hebben op een bepaald ogenblik gekeken of de boten over de weg zouden kunnen worden getransporteerd, maar ook dan krijgt men af te rekenen met breedtes, bruggen, verlichtings- en elektriciteitspalen enzovoort.

 

Daarnaast zijn er nog moeilijkheden, uitdagingen op het vlak van regelgeving. Zo zijn er bezwaren op het vlak van ruimtelijke ordening: kades worden ingekleurd als zones met een economische bestemming en niet als zones met een bestemming van openbaar nut; veiligheidsperimeters moeten worden gerespecteerd; de inplanting mag geen economische activiteit verstoren en er moet uiteraard een stedenbouwkundige vergunning verkregen zijn, waarbij een openbaar onderzoek wordt gevoerd naar eventuele bezwaren.

 

Wil men kiezen voor een havengbied, dan moet men er rekening mee houden dat in die gebieden vaak bedrijven zijn gehuisvest die werken met chemische stoffen en waarvoor een Sevesoveiligheidsparameter moet worden gerespecteerd. Daar is permanente bewoning soms verboden.

 

Op zich zijn die zaken omkeerbaar, maar dan moeten er wel nieuwe ruimtelijke uitvoeringsplannen worden opgesteld en moet de regelgeving worden aangepast.

 

Samengevat maken die praktische problemen en de problemen op het vlak van regelgeving dat een inplanting niet van vandaag op morgen gaat. Wij hebben dat onderzocht, onderzoeken dat nog steeds en staan daarvoor nog altijd open. Wij staan in permanent contact met lokale en regionale overheden, omdat heel wat van die regelgeving zich op dat niveau situeert.

 

Zolang men die zaken niet uitgeklaard heeft, of daarvoor geen concrete oplossing heeft, blijft de discussie of men geïnteresseerd is of niet een virtuele discussie. Eerst zeggen dat men daarin geïnteresseerd is, maar als men de boten nergens kan aanleggen, dan leidt dat alles tot niets. Daarom maak ik een oplijsting.

 

Ondertussen zijn wij bezig met de bouw van drie nieuwe gevangenissen en met een proefproject in verband met elektronische enkelbanden en spraakherkenning. De justitiehuizen werken de wachtlijsten weg, zodat er meer straffen kunnen worden uitgevoerd in de vorm van elektronisch toezicht. Die stegen de voorbije maanden gestaag.

 

05.03 Bert Schoofs (VB): We zullen besluiten met Elsschot: “Tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren".

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 16691 van de heer Degroote wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de Nederlandse gevangenissen" (nr. 16696)

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de mogelijkheid om naast Tilburg bijkomend penitentiaire inrichtingen af te huren in Nederland" (nr. 16751)

- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de huur van extra Nederlandse gevangenissen en de invulling van Masterplan Tris" (nr. 16781)

06 Questions jointes de

- M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "les prisons néerlandaises" (n° 16696)

- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la possibilité d'encore louer aux Pays-Bas un autre établissement pénitentiaire que Tilburg" (n° 16751)

- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "la location de prisons néerlandaises supplémentaires et la mise en œuvre du Masterplan Tris" (n° 16781)

 

Van de heer Terwingen hebben wij niets vernomen. U hebt het woord, mijnheer Schoofs.

 

06.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitster, wij mochten van de heer Terwingen de vraag stellen, ook als hij niet aanwezig zou zijn.

 

Ik probeer het nog eens op zijn Hollands.

 

In Nederland zouden de gevangenissen van Sittard en Maastricht vrijkomen. Ze zouden binnenkort leegstaan. Blijkbaar heeft men in Nederland binnenkort dus geen gevangenen meer. Ook hier dient zich dus weer een oplossing aan. Als Tilburg kan, dan is het gewoon de vraag of Sittard en Maastricht eventueel ook kunnen, mevrouw de minister. Wat zijn uw ideeën daarover?

 

06.02 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, collega Schoofs heeft een korte samenvatting gegeven van mijn vraag. Ik wil er echter nog iets aan toevoegen.

 

U kent de problematiek van de gevangenissen natuurlijk. De suggestie vanuit Nederland om eventueel Maastricht en Sittard te huren, lijkt inderdaad interessant te zijn, zeker als men bedenkt dat de strenge aanpak uiteindelijk de reden is waarom men daar nu een cellenoverschot heeft. In Nederland staat momenteel een gevangenis op drie leeg. Wij moeten daar ook naartoe, maar we zijn er natuurlijk nog lang niet. Het is een aspect dat zou kunnen passen in het raam van uw Masterplan tris, omdat wij toch bijkomende gevangeniscapaciteit nodig hebben.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Wilt u ingaan op het aanbod van Nederland om extra gevangenissen in Nederland te huren?

 

Wat is de stand van zaken in Tilburg? Hoe ver gaan wij daarmee?

 

Naar aanleiding van uw Masterplan tris heb ik al een vraag gesteld aan uw collega Verherstraeten. Hij heeft meegedeeld dat men inhoudelijk nog nergens staat, dat men nog moest onderzoeken welke sites in aanmerking zouden komen en dat er nog geen akkoord in de Ministerraad zou zijn. Alles hangt samen. Alvorens u beslist in Nederland te gaan huren, moet u weten wat de stand van zaken hier is. De stand van zaken in het Masterplan tris is dus niet onbelangrijk. Wat is de stand van zaken betreffende de inhoudelijke invulling van het Masterplan tris? Wanneer zal dat plan concreet vorm krijgen en wat is uw deadline om het op de Ministerraad te agenderen?

 

06.03 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb inderdaad via de pers en via mijn Nederlandse collega vernomen dat de Nederlandse oppositie of een deel ervan stelt dat er misschien een extra financiële…

 

06.04 Sophie De Wit (N-VA): Het was een opportunistisch aanbod en niet louter…

 

06.05 Minister Annemie Turtelboom: …een nieuwe financiële stroom kon worden ontwikkeld tussen de twee landen.

 

Ik heb geen contact gehad met mijn Nederlandse collega over dit onderwerp en ik heb ook geen officiële vraag daarover ontvangen. Ik weet wel dat er nog Nederlandse gevangenissen vrij zijn.

 

In Nederland wordt er een discussie gevoerd over een eventuele verkoop of sluiting van die gevangenissen of het vinden van andere uitbaters.

 

Op dit ogenblik ligt er dus geen enkel voorstel op tafel. Indien dat er zou komen, dan zal ik het uiteraard bestuderen. Een concreet antwoord kan ik u dus vandaag niet geven.

 

Wat betreft de onderhandelingen met Nederland over de verlenging van het contract inzake Tilburg – dat voor vier jaar is afgesloten – zijn er wel gesprekken bezig. We wachten de resultaten ervan af.

 

Tot slot kan ik nog zeggen dat wij vooral bezig zijn met ons eigen Masterplan, het systematisch updaten ervan, de uitvoering van de bouw van de drie nieuwe gevangenissen en het verder ontwikkelen van het systeem van de elektronische enkelband. Zo zorgen we er vooral voor dat we ons eigen systeem van strafuitvoering verder ontwikkelen en optimaliseren.

 

06.06 Bert Schoofs (VB): Onze elektriciteit komt al uit Frankrijk en onze gedetineerden kunnen naar Nederland. We doen dus leuk aan outsourcing in België.

 

Mevrouw de minister, ik neem akte van uw antwoord. We zullen in de toekomst vernemen of hier effectief een vervolg aan kan worden gebreid zoals dat voor Tilburg het geval is. We wachten af.

 

06.07 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal mee afwachten wat die Nederlandse gevangenissen betreft. Ik heb echter geen antwoord gekregen op mijn vraag aangaande stand van zaken met betrekking tot uw Masterplan tris.

 

06.08 Minister Annemie Turtelboom: …want ze zijn op dit ogenblik binnen de bespreking in de politieke werkgroepen. Onze teksten zijn eigenlijk klaar.

 

06.09 Sophie De Wit (N-VA): Wanneer wilt u daar dan mee naar de Ministerraad gaan?

 

06.10 Minister Annemie Turtelboom: Dat is afhankelijk van de gesprekken die daarover zijn gestart. Ik heb geen concrete timing maar we zijn hier volop mee bezig.

 

06.11 Sophie De Wit (N-VA): Dat lijkt mij redelijk vaag maar we zullen het dan wel op tijd horen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 16700 van de heer Francken wordt uitgesteld. Vervolgens is mijn eigen vraag aan de beurt.

 

07 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de werklastmeting" (nr. 16762)

07 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la mesure de la charge de travail" (n° 16762)

 

Voorzitter: Sophie De Wit.

Présidente: Sophie De Wit.

 

07.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik heb een vraag over de werklastmeting en over het rapport dat de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde recent heeft gemaakt met als titel "Bilan van vijf jaar activiteit rond de werklastmeting", over de wijze waarop de werklastmeting wordt gevoerd en de medewerking van de verschillende actoren op het terrein.

 

Ik zal onmiddellijk overgaan tot mijn vragen. De eerste vraag betreft een melding in het rapport, namelijk dat het openbaar ministerie blijkbaar al jaren over meetresultaten zou beschikken, maar dat die resultaten zonder consequenties blijven. Is dat correct? Zo ja, waarom?

 

Ten tweede, in het rapport staan drie visies uitgelegd over de wijzen waarop de werklastmeting zou kunnen worden gedaan. De eerste visie is de status quovisie, de tweede visie is de kissvisie, wat volgens mij staat voor keep it short and simple, en de derde visie is de managementvisie. De commissie laat zich negatief uit ten opzichte van de eerste twee methodes, dus ook over de zogenaamde kissmethode, die normaal gezien op korte termijn resultaten zou moeten opleveren. De commissie heeft een voorkeur voor de laatste visie, de managementvisie, ook al neemt die methode meer werk en tijd in beslag. De resultaten zullen volgens de commissie concreter zijn en ook breder worden gedragen.

 

Gelet op de korte termijn waarbinnen de werklastmeting van het arrondissement BHV, of Brussel om correct te zijn, dient te worden uitgevoerd, kunt u ons garanderen dat wat u de werklastmeting light noemt, die is uitbesteed en wordt uitgevoerd door KPMG, voldoet aan de door de commissie vooropgestelde managementvisie? Is de commissie betrokken bij de werklastmeting?

 

Ik heb u al eerder vragen gesteld over mijn derde punt. Toen antwoordde u als volgt: “Er werd bepaald dat de gegevens van het rapport voor alle hoven van beroep tegen eind 2012 beschikbaar moeten zijn en begin 2013 moeten de resultaten bekend zijn.” Intussen is het begin van 2013 stilaan voorbij, dus de vraag is concreet hoever dit staat. Zijn de resultaten al beschikbaar? Zo nee, waarom niet? Volgens de commissie zouden er trouwens pas tegen 2017 resultaten zijn, als ik mij niet vergis.

 

Ten vierde, u zei dat dezelfde timing wordt aangehouden voor de arbeidsrechtbanken en voor de rechtbanken van eerste aanleg voor de burgerlijke sectie. Zijn de resultaten inmiddels beschikbaar? Zo nee, waarom niet?

 

Ten vijfde, de werklastmeting staat of valt met het feit dat men weet wat men precies gaat meten en dit natuurlijk ook effectief meet. Blijkbaar is er nog heel wat discussie over het wat moet worden gemeten en hoe dat moet gebeuren. De uniformiteit is blijkbaar ook nog steeds zoek. Hoe verklaart u dat een project dat al vier jaar loopt en, volgens het rapport van de commissie, al meer dan 2 miljoen euro heeft gekost, nog steeds geen antwoorden kan bieden op de basisvragen “wat” en “hoe”?

 

Ten zesde, men komt schijnbaar ook steeds terug op genomen beslissingen. Als voorbeeld wordt gegeven hoeveel uren een VTE vertegenwoordigt. Dat is blijkbaar gerelateerd aan een ander probleem, met name dat men niet weet wie wat mag of moet valideren. Hoe komt dit? Bovendien weet men ook niet wie welke beslissingen mag nemen. De Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde wijt dit probleem aan de grote personeelswissels onder de actoren. Hoe kan dit? Is er geen geschreven methodiek vastgelegd die bepaalt wie welke rol vervult en wie welke stappen moet goedkeuren? Is deze kennis dan niet aanwezig bij de projectleider?

 

Ten zevende, hoe komt het dat de jeugdzaken blijkbaar nog steeds manueel moeten worden geteld? Dat werd ook aangehaald in het rapport. Waarom worden deze niet elektronisch geregistreerd?

 

Ten achtste, blijkbaar wordt het project inzake werklastmeting gedwarsboomd door de grote afwezigheid van de betrokken actoren, zoals vermeld in het rapport. Komt dat door agendaproblemen? Is dat een gevolg van desinteresse voor het onderwerp of de studie? Zou het kwade wil zijn? Welke maatregelen kunnen worden genomen om de absenties of de desinteresse tegen te gaan? Kan een bewuste afwezigheid worden gesanctioneerd? Tenslotte is de werklastmeting van groot belang voor een vlottere werking van Justitie, wat bij de bevolking bijdraagt tot een meer positieve kijk op justitie in het algemeen.

 

Ten slotte, ook al gaat het slecht met het kwantitatieve luik van de werklastmeting, toch meldt de commissie in de laatste zin van haar rapport dat zij klaar is voor een diepgaand onderzoek naar de kwaliteit van de gerechtelijke producten. Bent u daar ook vragende partij voor?

 

07.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het rapport van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde is een interessant rapport dat vooral veel analyses bevat. Ik heb de commissie dan ook per brief gevraagd welke de concrete oplossingen kunnen zijn voor hun geanalyseerde problemen. Als wij een ding aan onszelf verplicht zijn sinds de werklastmeting door de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde werd geanalyseerd, is dat wij al dit jaar resultaten moeten boeken. Wij kunnen telkens weer de fundamentele discussies herbeginnen, maar soms is het ook nuttig om gevolgde methodes af te werken.

 

In het rapport worden bovendien enkele algemene problemen opgesomd die ook niets te maken hebben met de werklastmeting. Sinds de opstart van de werklastmeting bij het openbaar ministerie produceerde het Vast Bureau Werklastmeting en Organisatieontwikkeling op regelmatige basis rapporten waarin de werklast van diverse entiteiten over een of meerdere jaren op gedetailleerde wijze werd belicht. Voor de parketten van eerste aanleg beschikken de korpschefs door deze rapporten over een vrij volledig beeld van de werklast binnen de politiesecties.

 

Van de correctionele secties kon de werklast worden geïnventariseerd voor een ongeveer 66 % van de werkzaamheden. Er werd inmiddels gezocht naar oplossingen om de overblijvende 33 % in kaart te brengen.

 

Wat de parketten-generaal betreft, is de werklast gemeten voor diverse opeenvolgende jaren en is de analyse omvattend. Nadat deze nulmeting voor de parketten en parketten-generaal achter de rug waren, zijn diverse verbeterprojecten opgestart. In de planning is opgenomen dat in de loop van 2014 nieuwe rapporten zullen verschijnen over de werklast in de voornoemde entiteiten op basis van gegevens van 2013. Specifiek voor de parketten-generaal worden de resultaten na de zomer verwacht.

 

De werklastmeting die KPMG momenteel uitvoert, voldoet aan de voorwaarden van het bestek, met name op een objectieve wijze de werklast te meten in de desbetreffende entiteiten met het oog op het bepalen van de kaders voor de magistraten en het gerechtspersoneel van de desbetreffende entiteiten. Op basis van de voor doelstelling 1 ontwikkelde resultaten moet een verdeling worden voorgesteld van de respectievelijke taalkaders N en F van het volledige georganiseerde arrondissement Brussel. De werklastmeting wordt uitgevoerd op een zeer professionele wijze en in constant overleg met de betrokken entiteiten.

 

De CMRO maakt overigens deel uit van de overkoepelende projectgroep waarvan onder meer ook de korpschefs van de betrokken entiteiten deel uitmaken. Het Vast Bureau voor Werklastmeting heeft op 15 december 2012 een Nederlandstalige versie van het verslag over de werklastmeting in de hoven van beroep overgezonden aan het CMRO. Op 16 januari 2013 werd de Franstalige versie bezorgd.

 

Dit verslag is door het Vast Bureau voor Werklastmeting geanalyseerd en ter bespreking voorgelegd aan de hoven van beroep. Er worden simulaties opgesteld op basis van de weerhouden scenario’s en op basis van de reële volumes door het Vast Bureau. Nadat de hoven van beroep hun goedkeuring hebben gegeven, kan het eindverslag ter validatie worden voorgelegd aan het Begeleidingscomité en het Voorlopig College van Hoven en Rechtbanken.

 

De werkvergaderingen met de projectgroep van de arbeidsrechtbanken zijn afgerond. Voor de zomer zal een integraal verslag worden bezorgd aan het Vast Bureau.

 

Op het vlak van de burgerlijke afdeling van de rechtbanken van eerste aanleg worden de laatste werkvergaderingen georganiseerd tijdens de komende maanden.

 

CMRO heeft 5 jaar gewerkt aan de werklastmetingsresultaten van de hoven van beroep. Het opgeleverde rapport dient nog aangevuld te worden en er moeten nog keuzes gemaakt worden om tot een evenredige personeelsverdeling te komen.

 

Het Vast Bureau heeft in 2012 een light methodologie, de kiss-methode volgens CMRO, uitgewerkt om te streven naar werklastmetingen die binnen het jaar integrale resultaten opleveren. De basisvragen wat en hoe zijn dus ingevuld, maar dan wel bijgesteld.

 

In de initiële protocollen zijn afspraken gemaakt wie welke rol vervult en wie welke stap moet goedkeuren. Alle betrokken actoren zijn op de hoogte van deze protocollen. De veelheid van actoren maakt een project moeilijk maar niet onmogelijk. Het vast bureau is ondertussen meer dan de spil geworden in deze werklastmeting.

 

Wat de jeugdzaken betreft, worden deze zaken door elke rechtbank anders ingegeven. Het is dus duidelijk wanneer een zaak nieuw is en wanneer deze afgesloten is. In sommige rechtbanken wordt elk nieuw dossier als een aparte zaak ingegeven en wordt dit dus ook telkens met een soort van eindvonnis afgesloten. In andere rechtbanken komen echter alle dossiers in één zaak terecht en wordt de zaak nooit afgesloten tot de jongere 18 jaar is.

 

Daarom zullen er aanpassingen aan het programma DUMBO komen waardoor deze problemen zouden moeten verholpen worden. Het zou dus onjuist zijn te beweren dat er momenteel geen elektronische registratie zou gebeuren. Er wordt wel aan een verbetering gewerkt vanwege de specificiteit.

 

Een werklastmeting berust in grote mate op consensus. Dit betekent ook dat er veel inspanningen worden geleverd om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Afgevaardigden van andere soorten rechtbanken die het overkoepelende project opvolgen, zijn er om voor een draagvlak en coherentie te zorgen over de werklastmetingsprojecten binnen alle rechtbanken en hoven. Deze afgevaardigden haken af als er te lang bij één product, hoven van beroep, wordt stilgestaan dat niet van hen is. Aangezien het project van de hoven van beroep nu in een eindfase zit, lijkt dit probleem achterhaald.

 

In verband met het negende en laatste onderdeel van uw vraag kan ik u geruststellen. Wat de werklastmeting op de zetel betreft, gaat het niet zo slecht met het kwantitatieve deel als het rapport van CMRO wil laten uitschijnen. Mijn verzoek aan CMRO is onderweg en vraagt om mij een concreet plan van aanpak te bezorgen inzake diepgaand onderzoek naar de kwaliteit van de gerechtelijke producten, zoals wordt voorgesteld in de laatste alinea van het rapport.

 

07.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord waarin u een aantal nieuwe timingen hebt vooropgesteld. Ik zal later op de kwestie terugkomen. Ik hoop inderdaad dat ze worden gevalideerd.

 

Het valt mij wel op dat veel actoren bij het dossier zijn betrokken die allemaal apart nog eens moeten beslissen. Ik kijk dus uit naar de uiteindelijke resultaten.

 

Wij volgen het dossier op.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Présidente: Kristien Van Vaerenbergh

Voorzitter: Kristien Van Vaerenbergh

 

08 Question de Mme Özlem Özen à la ministre de la Justice sur "l'hospitalisation sous contrainte" (n° 16713)

08 Vraag van mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "de gedwongen opname van geesteszieken" (nr. 16713)

 

08.01 Özlem Özen (PS): Madame la présidente, madame la ministre, la presse s'est dernièrement fait l'écho de ce que certains n'hésitent pas à qualifier de "dérives de l'hospitalisation sous contrainte".

 

Sous ce titre particulièrement interpellant, il a ainsi été rapporté qu'environ 6 000 personnes sont annuellement placées en institution, soit davantage que le nombre de nouveaux condamnés qui entrent tous les ans dans nos prisons. Ce parallèle est à mon sens regrettable. Certes, si dans les deux cas une décision de justice intervient, l'hospitalisation sous contrainte, telle que réglementée par la loi du 26 juin 1990 relative à la protection de la personne des malades mentaux, a toutefois pour objectif de protéger avant tout la santé et la sécurité de la personne elle-même et la vie et l'intégrité de son entourage.

 

La loi de 1990 prévoit bien un traitement en milieu hospitalier. Il ne s'agit pas de priver purement et simplement de liberté une personne. Il ne s'agit donc pas d'une sanction. L'article de presse s'interroge toutefois sur l'essor significatif, ces dernières années, du nombre de mises en observation.

 

Madame la ministre, mes questions sont les suivantes.

 

Combien de décisions de justice amenant à des hospitalisations sur base de la loi de 1990 ont-elles été prononcées annuellement au cours des cinq dernières années? Pouvez-vous nous donner des chiffres exacts?

 

La mise en observation ne peut dépasser les 40 jours. Une décision de maintenir l'hospitalisation au terme de cette période peut toutefois intervenir et sera d'une durée maximale de deux ans. Combien de décisions pour maintenir les patients en hospitalisation à la suite d'une mise en observation ont-elles été prises annuellement au cours des cinq dernières années?

 

Quelle est la durée moyenne de l'hospitalisation? Combien de décisions de maintien de l'hospitalisation ont-elle été prises, dès le départ, pour le délai maximum de deux ans?

 

Combien de demandes de révision de la décision relative au maintien en observation ont-elles été introduites ces cinq dernières années, toujours réparties par an, et combien de ces demandes ont-elles abouti à la sortie des patients concernés?

 

La loi parle de la fin du maintien de la mesure à l'initiative du médecin-chef ou à la demande de tout intéressé. Le patient est-il considéré comme un intéressé au sens de la loi? Étant face à une mesure de contrainte, ne conviendrait-il pas de prévoir une évaluation périodique de la situation pour vérifier que les conditions du maintien de la mesure sont toujours respectées?

 

Madame la ministre, n'est-il pas temps de réaliser une évaluation de la loi afin de s'assurer qu'elle est en phase avec la loi sur les droits du patient?

 

08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, comme vous le soulignez, la loi du 26 juin 1990 a pour objectif de protéger la personne du malade mental. Elle prévoit d'ailleurs, en son article 2, premier alinéa, que "les mesures de protection ne peuvent être prises à défaut de tout autre traitement approprié à l'égard d'un malade mental que si son état le requiert, soit qu'il mette gravement en péril sa santé et sa sécurité, soit qu'il constitue une menace grave pour la vie ou l'intégrité d'autrui".

 

Mes services ne disposent pas des statistiques demandées. Dans les statistiques annuelles des justices de paix, seules sont disponibles les données relatives au nombre d'affaires introduites pendant l'année, au nombre d'ordonnances dans le cadre de la loi du 26 juin 1990 et au nombre de procès-verbaux en application de la loi du 26 juin 1990. Ces statistiques sont consultables sur le site du Bureau permanent de statistiques et mesure de la charge de travail.

 

Le malade peut demander au médecin-chef de service de mettre fin à la mesure de maintien sur la base de l'article 19 de la loi du 26 juin 1990.

 

Une évaluation périodique n'aurait pas de valeur ajoutée dans la mesure où, conformément à l'article 22, premier alinéa, de cette loi, le juge peut à tout moment procéder à la révision de la décision de maintien, soit d'office soit à la demande du malade ou de tout intéressé.

 

De plus, la loi du 22 août 2002 sur les droits du patient s'applique aux malades mentaux qui font l'objet de mesures de protection prévues par la loi du 26 juin 1990. Ainsi, par exemple, le droit de consentir librement à toute intervention moyennant information préalable prévue à l'article 8 de la loi sur les droits du patient s'applique dans le cadre de la loi du 26 juin 1990.

 

Il n'y a donc pas lieu de modifier la loi du 26 juin 1990 afin qu'elle soit en phase avec la loi sur les droits du patient.

 

08.03 Özlem Özen (PS): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse. Ce que vous me dites est une bonne chose. Je note que la personne qui est hospitalisée sous contrainte a toujours la possibilité de demander sa sortie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: We hebben niets gehoord van mevrouw Galant voor haar vraag nr. 16694, dus die vraag wordt als ingetrokken beschouwd. Vraag nr. 16717 van de heer Maingain wordt uitgesteld.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.30 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15.30 heures.