Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Zaken

 

du

 

Mardi 5 mars 2013

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 5 maart 2013

 

Voormiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.13 heures et présidée par M. Yvan Mayeur.

De vergadering wordt geopend om 10.13 uur en voorgezeten door de heer Yvan Mayeur.

 

01 Question de Mme Kattrin Jadin au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "le droit à la pension de survie en cas de cohabitation légale" (n° 15374)

01 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het recht op een overlevingspensioen voor wettelijk samenwonenden" (nr. 15374)

 

01.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je souhaiterais vous faire part d'une situation particulièrement douloureuse – je suis certaine que vous n'y serez pas insensible – que subit un citoyen de ma région et qui, je le crains, ne doit pas être un cas isolé.

 

Il s'agit d'un homme qui a vécu durant 12 ans sous le régime de la cohabitation légale. Avec sa compagne, il a eu deux enfants, qu'il a reconnus. Aujourd'hui, ils sont âgés respectivement 4 ans et d'1 an et demi. Il y a quelques mois, sa compagne a succombé des suites d'un cancer foudroyant, décelé et définitivement diagnostiqué à peine une semaine avant son décès.

 

Le monsieur concerné est agent de l'État, engagé à l'enseignement de la Communauté germanophone. À la suite du décès de sa compagne et en dépit son chagrin, il a rapidement interrogé les services compétents de la Communauté afin de connaître ses droits pour obtenir une pension de survie, telle qu'applicable aux conjoints mariés depuis plus de cinq ans. Pour des raisons évidentes, cette personne souhaiterait en effet pouvoir travailler pendant un certain temps à mi-temps afin de se consacrer davantage à l'éducation et au besoin d'attention que nécessitent ses enfants, particulièrement en ce moment.

 

Cependant, le régime actuel de pension de survie ne semble pas octroyer un droit quelconque aux cohabitants légaux qui sont pourtant assimilés aux conjoints dans de nombreux autres cas (en matière d'imposition notamment). En tant que libérale, je défends le droit de chacun de vivre comme il le souhaite et c'est pour cette raison que je me permets de vous interroger à ce sujet.

 

Ne serait-il pas opportun, monsieur le ministre, de prendre des mesures pour que les cohabitants légaux puissent, dans de telles situations, obtenir le même soutien de la part des pouvoirs publics que les conjoints mariés?

 

01.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur le président, chère collègue, l'accord de gouvernement prévoit une réforme des pensions de survie et stipule à cet égard que les personnes qui perdent leur conjoint recevront une allocation de transition dont la durée sera fonction de l'âge, du nombre d'enfants et du nombre d'années de cohabitation légale ou de mariage.

 

Je vous fais remarquer que la définition relative aux conjoints englobe tant les conjoints mariés que les cohabitants légaux en situation d'être mariés. L'objectif est d'aboutir à un régime équivalent pour les cohabitants légaux qui se trouvent en situation maritale et les personnes mariées.

 

Pour préparer ce dossier, j'ai demandé une étude analysant l'introduction de la notion de cohabitation légale dans le règlement concernant les pensions de survie et d'allocations de transition. Cette étude n'est entamée que depuis quelques jours parce qu'il a fallu libérer les budgets, ce qui vient d'être réalisé.

 

Il est important d'analyser ce dossier d'un point de vue légal: les définitions doivent être claires pour tous et il importe de prévoir tout impact éventuel sur d'autres éléments du domaine des pensions, pouvant engendrer des conséquences budgétaires considérables.

 

01.03  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, merci pour ces éclaircissements très utiles dès lors qu'on s'attaque à un tel dossier; je vous souhaite beaucoup de courage pour y travailler. J'espère que vous resterez ministre au moins jusqu'en 2014 pour mettre en œuvre cette réforme.

 

Cette réforme sera-t-elle appliquée rétroactivement? Pourra-t-elle pallier des situations actuellement en cours?

 

01.04  Alexander De Croo, ministre: La question des pensions conserve une forme d'équilibre: on ne touche pas aux droits acquis, mais on n'agit jamais rétroactivement. Je comprends néanmoins la demande.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het onderzoek naar inkomsten en bestaansmiddelen bij toekenning van de inkomensgarantie voor ouderen (IGO)" (nr. 15645)

02 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "l'enquête sur les revenus et moyens d'existence lors de l'octroi de la garantie de revenus aux personnes âgées (GRAPA)" (n° 15645)

 

02.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik lees u een quote voor uit een Belgabericht, die in uw mond wordt gelegd: “Een inkomensgarantie voor ouderen kan worden toegekend vanaf de leeftijd van 65 jaar na een onderzoek van alle inkomsten en bestaansmiddelen van de gepensioneerde (naast pensioen, onder meer ook de beroepsinkomsten en roerende inkomsten)."

 

Mijnheer de minister, op welke wijze voeren uw diensten het onderzoek naar de roerende inkomsten?

 

Beschikken uw diensten over de nodige middelen om een sluitend onderzoek te doen naar roerende inkomsten? Zo nee, welke bijkomende mogelijkheden om een sluitend onderzoek te voeren acht u wenselijk?

 

02.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, de inkomensgarantie voor ouderen is een bijstandsregeling voor 65-plussers wiens bestaansmiddelen ontoereikend zijn.

 

Het onderzoek naar het recht op IGO start met een onderzoek naar bestaansmiddelen. De gepensioneerde moet daartoe een ondertekende verklaring afleggen over alle inkomsten waarover hij beschikt. De Rijksdienst voor Pensioenen controleert die aangifte en raadpleegt daarvoor een aantal databanken van Financiën. Een ervan, de meest recente, is Tax-IAS en een andere is Kadnet, een momentopname van het bezit van onroerend goed.

 

De dienst CCI voert een meer diepgaande controle uit. De CCI is een dienst bij de FOD Financiën die speciaal in het leven geroepen is om de vragen van de RVP en de FOD Sociale Zekerheid, bijvoorbeeld voor uitkeringen aan gehandicapten, te onderzoeken.

 

Eenmaal de IGO is toegekend, komt het aan de gepensioneerde toe om iedere wijziging die het IGO-bedrag beïnvloedt, te melden. Dat gebeurt vaak niet, jammer genoeg.

 

Bij het overlijden van een IGO-genieter voert de RVP een onderzoek naar de aangifte van de nalatenschap. Uit dat onderzoek blijkt dat heel wat IGO-genieters ten onrechte van de IGO hebben genoten. Vaak hebben zij bij de aanvraag van de IGO verzwegen dat zij over een soms aanzienlijk roerend vermogen beschikken of hebben zij een wijziging in hun vermogenstoestand niet doorgegeven, bijvoorbeeld een erfenis.

 

De RVP onderzoekt momenteel hoe de samenwerking met de FOD Financiën verbeterd kan worden. Beide administraties hebben op initiatief van minister Vanackere en mijzelf daarover al vergaderingen gehouden.

 

In het algemeen kan ik zeggen dat het geenszins mijn intentie is om een heksenjacht op de IGO-gerechtigden te ontketenen. Wel ben ik van mening dat tegen manifeste gevallen van IGO-fraude, waarbij belangrijke bestaansmiddelen of vermogensbestanddelen moedwillig niet aan de RVP worden aangegeven, moet worden opgetreden. Ik herinner eraan dat dergelijke gevallen strafbaar zijn en dat voor die inbreuken in het zwaarste sanctieniveau wordt voorzien in het Sociaal Strafwetboek.

 

U spreekt over een bijkomende maatregel die wij hebben genomen. Wij zouden natuurlijk een stuk verder kunnen gaan, maar daarvoor hebben wij nood aan een vermogensregister en dat staat niet in het regeerakkoord.

 

02.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik zal uw antwoord bestuderen.

 

Graag kreeg ik een overzicht van het aantal interventies waarbij na een onderzoek werd geweigerd om een IGO toe te kennen, alsook van het aantal gevallen waarbij na overlijden werd opgetreden tegen een onterecht toegekende IGO.

 

Indien u dat verkiest, dien ik hiervoor een schriftelijke vraag in, maar indien u mij het antwoord zonder schriftelijke vraag kunt bezorgen, dan neem ik daar ook genoegen mee.

 

02.04 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Van der Maelen, u moet geen schriftelijke vraag indienen. Ik zal u de gevraagde informatie wel bezorgen.

 

02.05  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw hulpvaardigheid.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- Mme Catherine Fonck au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "l'ONSSAPL" (n° 15638)

- Mme Catherine Fonck au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "l'ONSSAPL" (n° 15733)

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Catherine Fonck aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de RSZPPO" (nr. 15638)

- mevrouw Catherine Fonck aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de RSZPPO" (nr. 15733)

 

03.01  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la réforme des pensions de l'ONSSAPL est entrée en vigueur le 1er janvier 2012.

 

L'objectif est de couvrir chaque année les dépenses de pensions grâce à un équilibre entre deux grands principes: solidarité et responsabilité. Cette réforme n'est évidemment pas sans conséquence pour les communes qui doivent payer différents types de cotisations: la cotisation de base, la cotisation de responsabilisation et la cotisation de régularisation. L'impact est important pour les communes; je pense que tout le monde ici sera d'accord pour le dire. Lors du vote de cette réforme, l'engagement avait été pris de proposer un accompagnement ad hoc des communes par l'ONSSAPL pour les aider à se préparer.

 

Le système devait – et je pense que c'est indispensable – présenter un maximum de prévisibilité. J'avais moi-même souligné l'importance de disposer de projections concernant chaque APL, de manière à pouvoir prévoir quelle sera la cotisation totale puisque ces communes, ces CPAS doivent pouvoir modifier leurs budgets en connaissance de cause.

 

Aujourd'hui, nous sommes interpellés par l'Union des villes et communes de Wallonie (UVCW) qui réclame des outils adaptés pour le calcul des pensions des agents statutaires locaux. Premièrement, l'UVCW constate que les simulations ne permettent pas de confectionner les budgets en parfaite connaissance de cause; on évoque une simulation de la charge 2013 pour ce mois-ci. Deuxièmement, les pouvoirs locaux ont besoin d'une banque de données intégrées permettant d'échanger les données de carrière afin de vérifier que les agents possèdent une carrière suffisante pour partir en pension anticipée.

 

Monsieur le ministre, je ne me fais pas seulement le relais de l'Union des villes et communes de Wallonie. Je prends l'exemple de ma commune. On a voté le budget il y a deux, voire trois semaines. S'il faut reconnaître qu'elle disposait du pourcentage qui avait été indiqué par le ministre des pouvoirs locaux en Région wallonne, en revanche, il n'y avait aucune cotisation de responsabilisation parce qu'elle n'avait aucune information à ce sujet. La commune a fait le choix de ne pas provisionner, à tort ou à raison, je n'en sais rien. Mais le fait est qu'il y a une certaine opacité sur les sommes à prévoir alors même que les communes ne sont pas dans une situation facile.

 

Donc, ne pas avoir de prévisibilité sur leur budget n'est avantageux, je pense, ni pour les communes, ni pour l'ONSSAPL.

 

Monsieur le ministre, pourquoi les mesures n'ont-elles pas été prises et le seront-elles pour que les autorités locales puissent avoir connaissance plus rapidement des simulations afin de pouvoir prévoir de manière responsable leurs dépenses?

 

Une aide est-elle prévue pour permettre aux pouvoirs locaux de vérifier plus facilement les données de carrière?

 

Par ailleurs, a-t-on anticipé les taux de cotisations des années à venir pour éviter de se retrouver dans la même situation qu'aujourd'hui?

 

03.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur le président, chère collègue, en fait, votre question a trait à l'application de la loi Daerden de 2001.

 

Vous m'avez tout d'abord demandé si des mesures avaient été prises pour que les autorités locales puissent avoir plus rapidement connaissance des simulations. Avec la réforme des mécanismes de financement du régime des pensions des autorités locales affiliées à l'ONSSAPL, les autorités locales dont les charges individuelles de pension sont supérieures aux revenus des cotisations pension de base qu'elles ont payées, doivent payer une contribution de responsabilisation. Cela implique, comme vous l'avez dit, des conséquences financières significatives pour bon nombre d'administrations. Celles-ci demandent donc, à juste titre, d'être informées à temps des coûts de pension qui leur incombent pour pouvoir prendre, le cas échéant, les dispositions budgétaires qui s'imposent.

 

L'ONSSAPL a déjà fourni une première simulation provisoire et incomplète à chacune de ces administrations, dans le courant du mois d'avril 2012. Pour effectuer un calcul précis, les charges de pension des fonctionnaires ayant travaillé dans plusieurs autorités locales doivent être ventilées entre lesdites autorités. Les informations nécessaires pour établir cette répartition ne se trouvaient pas dans les banques de données des organismes de pension; il est ici question du SdPSP et des institutions de prévoyance. Avant le 1er janvier 2012, ces informations n'étaient pas pertinentes.

 

Sur le plan technico-informatique, intégrer ces informations dans les bases de données a été une tâche ardue qui a nécessité le déploiement de ressources humaines considérables et n'a pu être finalisé que récemment. L'ONSSAPL n'a reçu les données nécessaires du SdPSP et des institutions de prévoyance que le 15 janvier 2013. L'ONSSAPL calculera, d'ici la fin de ce mois, avec précision le montant des cotisations de pension dues pour 2012 et 2013. Maintenant que les développements informatiques sont achevés, les simulations pourront être fournies beaucoup plus rapidement pour 2014-2015.

 

J'en arrive ainsi à votre deuxième question, qui concerne l'aide à prévoir pour permettre aux pouvoirs locaux de vérifier plus facilement les données de carrière.

 

Actuellement, les données de carrière sont rassemblées dans Capelo. D'ici fin 2015, les employeurs du secteur public devront avoir chargé l'ensemble des données des carrières historiques dans Capelo. À ce jour, seules 25 551 attestations électroniques comprenant l'historique des données de carrière et de traitement ont été déclarées et validées. Le SdPSP attend environ un million d'attestations électroniques.

 

Enfin, vous m'avez demandé si des travaux étaient en cours pour fixer les taux de cotisation après 2016. Il est important que les pouvoirs locaux aient connaissance des dépenses de pension prévues à long terme. L'ONSSAPL et les organismes de pension actualisent actuellement le modèle des micro-simulations du SdPSP. Ce modèle statistique permettra d'effectuer des projections à long terme, avec un horizon de quarante ans. Les travaux sont déjà très avancés. Les premières projections à long terme devraient être disponibles dans le courant de 2013.

 

03.03  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir essayé de répondre de façon claire et précise. J'en retiens trois choses: premièrement, si vous n'avez reçu les données qu'en janvier 2013, il me paraît effectivement difficile de les fournir aux administrations locales plus rapidement.

 

Deuxièmement, les modifications budgétaires au niveau des administrations locales vont couvrir deux années (2012 et 2013) pour l'année budgétaire 2013. Je crains que pour certaines, ce ne soit pas piqué des vers et qu'on ait des surprises tout sauf anecdotiques. Ce qui veut dire que pour l'avenir, je compte sur vous pour éviter que certaines communes se retrouvent, pour certaines années budgétaires, avec des corrections sur les deux années précédentes. J'ai clairement entendu votre engagement pour éviter que cela se reproduise à l'avenir.

 

Troisièmement, je crains qu'il ne faille encore un certain temps avant que les communes puissent disposer de et croiser les informations concernant les données de carrière, si encore un million de données sont en attente. Y a-t-il, en la matière, moyen d'activer un peu ou de responsabiliser ceux qui doivent fournir ces données pour que l'ONSSAPL et les communes puissent à un moment donné gagner un petit peu de temps?

 

Je vous remercie en tout cas d'être attentif à cette réalité, qui n'est pas simple au niveau des administrations locales.

 

03.04  Alexander De Croo, ministre: Sur la manière d'inciter: il y a la loi, mais il paraît que ce n'est pas suffisant! De notre côté, nous n'avons pas d'instrument additionnel. Nous disons simplement que c'est important pour que ces administrations puissent faire les calculs plus tard.

 

03.05  Catherine Fonck (cdH): Il existe peut-être des outils pour faciliter: je vous laisse voir en la matière. Par contre, à partir du moment où l'Union des villes et des communes de Wallonie, ainsi que son pendant flamand et peut-être bruxellois ont - j'imagine -, les mêmes inquiétudes, c'est peut-être le moment de les mettre autour de la table et de leur faire comprendre que toutes les communes et administrations locales vont gagner du temps si ces éléments-là sont rendus disponibles. Activer les choses leur serait profitable, même si cela demande du travail de la part de tout le monde!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Questions jointes de

- M. David Clarinval au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les rentes fictives prises en compte dans le calcul de la cotisation de solidarité sur les pensions" (n° 15750)

- M. Siegfried Bracke au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "l'avenir de la cotisation de solidarité" (n° 16317)

04 Samengevoegde vragen van

- de heer David Clarinval aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de fictieve rente waarmee rekening wordt gehouden bij de berekening van de solidariteitsbijdrage op het pensioen" (nr. 15750)

- de heer Siegfried Bracke aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de toekomst van de solidariteitsbijdrage" (nr. 16317)

 

04.01  David Clarinval (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis 1995, toute pension légale et/ou extralégale ou tout autre avantage en tenant lieu doit être soumis au prélèvement de la cotisation de solidarité, pour autant que le total mensuel brut soit supérieur aux limites fixées par la loi.

 

Ainsi, selon les termes de la loi, sont pris en compte la pension légale et tous autres avantages liés à une pension, y compris les rentes fictives. Les rentes fictives sont calculées par l'administration lorsque le bénéficiaire d'une pension complémentaire décide de percevoir son avantage en capital, en une seule fois. L'administration évalue alors ce que cet avantage de pension représenterait s'il était versé de manière mensuelle, donc une rente fictive.

 

En vertu de l'article 68 de la loi, la retenue à effectuer sur des rentes fictives qui affèrent à des pensions ou avantages complémentaires payés avant le 1er janvier 1997 sous la forme de capital n'est plus opérée à partir du 1er juillet 1997:

- pour ce qui concerne les capitaux payés, si la pension a pris cours avant le 1er juillet 1981 ou à partir du 1er juillet de l'année qui suit le quinzième anniversaire de la date de prise de cours de la pension, si celle-ci a pris cours après le paiement du capital;

- pour ce qui concerne les capitaux payés à partir du 1er juillet 1981, soit à partir du 1er juillet de l'année qui suit le quinzième anniversaire du paiement du capital si la pension est déjà en cours au moment du paiement du capital, soit à partir du 1er juillet de l'année qui suit le quinzième anniversaire de la date de prise de cours de la pension.

 

C'est assez complexe mais on peut résumer en disant qu'il arrive que le montant cumulé de la rente fictive dont l'administration a tenu compte selon son mode de calcul atteigne le montant du capital reçu par le bénéficiaire avant le terme pris en compte par la législation.

 

Monsieur le ministre, ne pensez-vous pas préférable d'éteindre cette rente fictive lorsque le montant du capital est dépassé? Pourriez-vous limiter la prise en compte de la rente fictive dans le calcul du montant de pension soumis à la cotisation de solidarité au montant du strict capital perçu par le bénéficiaire?

 

04.02  Siegfried Bracke (N-VA): Mijn vraag zit in dezelfde sfeer als die van collega Clarinval, zij het dat zij enigszins anders gemotiveerd is. Ik hoef u niet uit te leggen wat de sinds 1995 bestaande solidariteitsbijdrage is. De aanleiding tot het stellen van deze vraag is tweeërlei.

 

Ten eerste, in onze commissie hebben wij het al eerder gehad over de rekbaarheid, uitrekbaarheid of oprekbaarheid van de solidariteit tussen enerzijds de hogere pensioenen en anderzijds de midden en lagere pensioenen.

 

De vraag is eigenlijk simpel. Streeft u naar de afschaffing van het in 1995 als tijdelijk ingeroepen systeem? Wij vragen dat niet alleen naar aanleiding van discussies in de commissie, maar ook omdat u binnenkort meer inkomsten zult hebben ten gevolge van het vrijwillig werken na pensionering – wij hopen dat dat zal toenemen – en ten gevolge van de herziening van de pensioenbonus, die u zopas hebt aangekondigd, een operatie waaraan de Staat zal verdienen, zo vernemen wij.

 

Het is dus misschien het moment om de solidariteitsbijdrage die in 1995 werd ingevoerd op een moment dat uw partij in de oppositie zat, eens ter herbekijken en eventueel af te schaffen.

 

Ik kijk uit naar uw antwoord.

 

04.03  Alexander De Croo, ministre: Monsieur Clarinval, les pensions complémentaires qui ont été payées sous forme de capital avant 1997 sont converties à la prise de cours de la pension en rentes fictives, afin de pouvoir calculer la cotisation de solidarité mensuelle.

 

Le coefficient de conversion est déterminé selon l'âge de l'intéressé au moment du paiement du capital. Les coefficients de conversion se basent sur l'espérance de vie moyenne lors du paiement du capital. La retenue de solidarité n'est pas perçue plus de quinze ans après la date de prise de cours de la pension.

 

Il se peut effectivement qu'une personne vive plus longtemps que l'espérance de vie moyenne et continue donc à payer des retenues de solidarité après que le capital ait été reconstitué via la rente fictive. Cependant, l'inverse est également possible: le pensionné peut décéder avant que le capital ait été reconstitué avant la rente fictive. Dans ce cas, il paie moins de cotisations de solidarité qu'il aurait dû normalement le faire.

 

Depuis 1997, la cotisation est directement retenue sur le capital. Il n'y a plus de conversion en rente fictive. La législation à laquelle se réfère l'honorable membre était un régime transitoire appelé à disparaître. Votre question vise essentiellement des personnes qui ont perçu un capital avant 1997, mais qui sont parties à la retraite quelques années plus tard. Cette mesure s'applique pour l'instant encore à ces personnes qui forment un groupe restreint et qui est appelé à se dissiper au fil du temps.

 

Mijnheer Bracke, er kan gezien de moeilijke budgettaire context momenteel geen sprake van zijn om de solidariteitsbijdrage op de hogere pensioenen af te schaffen. De nieuwe regeling inzake vrijwillig werken na pensionering zal in een eerste fase zorgen voor meeruitgaven. Een aantal vijfenzestigplussers dat onder de oude regeling de grenzen inzake toegelaten arbeid overschreed, zal dat ten gevolge van de nieuwe regeling niet meer doen. Onder de oude regeling konden zij hun pensioen niet opnemen, omdat ze te veel verdienden. Zodra de nieuwe regeling er is, zullen ze hun pensioen wel opnemen. Dat is ook maar logisch. De meeruitgaven inzake pensioenen zijn onmiddellijk.

 

Daarnaast zullen er op termijn in principe ook terugverdieneffecten zijn. Zoals u weet, zijn wij daarin echter voorzichtig geworden. Als vijfenzestigplussers onder bepaalde voorwaarden onbeperkt mogen bijverdienen, zullen meer vijfenzestigplussers langer actief blijven en dus langer en meer sociale bijdragen en belastingen blijven betalen.

 

De terugverdieneffecten zijn momenteel heel moeilijk te begroten. Hoe vijfenzestigplussers op de nieuwe regelingen zullen reageren, valt moeilijk te voorspellen.

 

Ik ben geen voorstander van het gebruiken van de onzekere terugverdieneffecten om zekere minderinkomsten, namelijk de afschaffing van de solidariteitsbijdrage, te financieren. Ik zal zekere inkomsten niet inwisselen voor andere, bijzonder onzekere inkomsten.

 

De nakende besparing op het systeem van de pensioenbonus draagt bij tot de houdbaarheid van de pensioenen op lange termijn. Om budgettaire redenen werd de welvaartsenveloppe beperkt tot 60 % van het normale budget.

 

Die enveloppe laat onder andere toe om de minimumpensioenen met 1,25 % te verhogen. Het lijkt mij niet wijs om in de huidige budgettaire context via een afschaffing van de solidariteitsbijdrage de hoogste pensioenen met 2 % te verhogen.

 

04.04  David Clarinval (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse très claire. Je prends acte que cette situation n'est plus d'actualité depuis la fin du régime transitoire.

 

Pour les quelques personnes concernées, c'est évidemment malheureux. Mais, comme toujours avec une moyenne, il y a des gens au-dessus et d'autres qui se situent en dessous.

 

04.05  Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de minister, op mijn beurt dank ik u voor het uitgesproken duidelijk antwoord: er is namelijk geen sprake van om de solidariteitsbijdrage af te schaffen. Duidelijker kan niet.

 

U hebt onder meer verwezen naar de pensioenbonus. U weet dat er daar discussie over is. De bedoeling is dat meer mensen langer werken en de vraag is of dat het resultaat zal zijn. Men betwijfelt dat. Ik probeer mij dan nog neutraal op te stellen door het gebruik van het woord “men”. We zullen dat zien.

 

Voorts zegt u dat u niet wil dat men mogelijke terugverdieneffecten zou incalculeren. For the record, in de letterlijke betekenis, kan ik u wel zeggen dat we een persbericht hebben gevonden van een prominent voorganger, de heer Verhofstadt, uit 2003. Dat was vlak voor de laatste verkiezingen die u een beetje gewonnen hebt. Onder meer wordt duidelijk gezegd dat de solidariteitsbijdrage zal worden afgeschaft. Dat staat er letterlijk in. Dat werd herhaald in wijlen het programma "Polspoel en Desmedt". De heer Verhofstadt haalt in die mededeling nog zwaar uit: “Gepensioneerden voelen deze solidariteitsbijdrage aan als bijzonder onrechtvaardig, omdat de pensioenen worden gefinancierd door bijdragen van werknemers en werkgevers. Daarop een belasting heffen komt net als bij de inmiddels afgeschafte crisisbelasting op de personenbelasting in feite neer op het belasten van een belasting".

 

Ik lees nog een laatste zin voor: “Volgens Verhofstadt is het perfect mogelijk om de solidariteitsbijdrage weer af te schaffen, met de inkomsten op wat gepensioneerden die ongelimiteerd mogen bijverdienen zonder dat aan hun pensioen wordt geraakt, zullen binnenbrengen aan bijdragen en belastingen op hun bijverdienste.” Dat was in 2003. Had men dat misschien toch maar gedaan. Men wordt er dwingend mee geconfronteerd: men heeft echt wel tijd en geld verspild op onnavolgbare wijze, met het gevolg dat u effectief gedwongen wordt tot het antwoord dat u vandaag geeft. Op het punt afschaffen van de solidariteitsbijdrage, die wordt aangevoeld als bijzonder onrechtvaardig, zegt u dat daar geen sprake van kan zijn en dat we dat niet kunnen. Met andere woorden, u moet puin ruimen.

 

04.06 Minister Alexander De Croo: Sta me toe daarop kort te repliceren.

 

Het is interessant dat u, wat de pensioenbonus betreft, blijkbaar dezelfde kant kiest als het ABVV. Dat is nog al gebeurd.

 

Wanneer u het hebt over de solidariteitsbijdrage, ga ik ervan uit dat u nog steeds in hetzelfde kamp zit als toen de N-VA in de Vlaamse regering is gestapt en de jobkorting heeft geschrapt. Ook dat werd door de hardwerkende Vlaming als bijzonder onrechtvaardig aangezien.

 

04.07  Siegfried Bracke (N-VA): Het is meer dan dat. Mijnheer de voorzitter, het is ook voor u van belang dat ik eens iets zou zeggen waarmee het ABVV het ook eens is. Dat stemt mij alleen tot vreugde. Dan is er toch iets te doen met het ABVV. Ze zijn toch niet zo conservatief als het wel lijkt. Ik vraag niet liever dan met de betrokken organisaties – ik zal dat zeer binnenkort trouwens ook doen – in dialoog te treden.

 

Ten gronde over de pensioenbonus, ik denk dat men daar echt op moet inzetten, zodat de effecten daarvan daadwerkelijk kunnen worden gevoeld. Het probleem is van dezelfde orde, want u moest die pensioenbonus om technische redenen natuurlijk aanpassen. Het is echter net niet genoeg. De mensen bijten er niet in. U doet dat niet. Eigenlijk moet men kiezen in de politiek.

 

De jobkorting is eigenlijk een godsgeschenk. U moet eens kijken naar de nieuwsuitzending van 19 juli 2009. Dat kan tegenwoordig heel gemakkelijk. Ik ken het uit het hoofd. Daar zegt de heer Verhofstadt met enige verve, hem totaal eigen, dat de jobkorting voor hem gerust mag verdwijnen, om budgettaire reden.

 

De jobkorting was een goed systeem, maar om budgettaire redenen heeft men dat in de Vlaamse regering gedaan. Dat is overigens niet onze aangelegenheid, maar u hebt ernaar verwezen en wie kaatst moet de bal verwachten. De jobkorting was een goed instrument, dat men om budgettaire redenen, met goedkeuring van Open Vld, heeft afgeschaft.

 

Ofwel is Verhofstadt iemand die maar wat uit zijn nek kletst, wat ik niet gezegd wil hebben, maar kijk naar die uitzending. Daar zegt hij dat dat absoluut geen punt is. Als andere partijen daar een punt van maken, dan is Open Vld geen probleem, want de afschaffing van de jobkorting is echt geen punt. Hij begrijpt dat. Hij zegt het daar letterlijk.

 

04.08 Minister Alexander De Croo: U gebruikt het argument van de budgettaire reden. Dan begrijpt u ook mijn argument dat wij de solidariteitsbijdrage om budgettaire redenen niet schrappen. U gebruikt hetzelfde argument.

 

04.09  Siegfried Bracke (N-VA): Ik speel het terug. Ik koppel het terug naar de heer Verhofstadt, die dat niet heeft gedaan en dat toen wel kon doen. Hij had daar de financiële mogelijkheden wel voor.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. David Clarinval au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "le rachat des périodes d'études pour la pension chez les travailleurs salariés" (n° 15751)

05 Vraag van de heer David Clarinval aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de regularisatie van studieperioden voor het pensioen" (nr. 15751)

 

05.01  David Clarinval (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme vous le savez, un certain nombre de journées non prestées sont assimilées à des journées de travail et entrent en compte dans le calcul de la pension: chômage, prépension, crédit-temps, service militaire et certaines périodes d'études.

 

Par ailleurs, les conditions légales permettant ces assimilations varient d'un régime de pension à l'autre. Les périodes d'études peuvent faire l'objet d'une assimilation pour la pension pour autant qu'elles soient rachetées par le travailleur salarié dans les dix ans de sa sortie d'études. Pour le travailleur indépendant, il n'existe par contre pas de limite dans le temps. Celui-ci peut donc faire valoir, moyennant versement de cotisations, ses périodes d'études et ce, même à la veille de la prise de la pension. C'est d'ailleurs une excellente formule, car vous analysez mieux votre pension future la veille de votre départ que lorsque vous avez 30 ans.

 

Il est aussi vrai que l'administration des Pensions pourrait laisser tomber ces périodes assimilées de rachat d'années d'études du calcul de la pension si elles s'avèrent être des périodes moins favorables au sein de la carrière.

 

Monsieur le ministre, ne pensez-vous pas qu'il serait souhaitable de lever ce délai de dix ans existant uniquement chez les travailleurs salariés et d'aligner ce régime sur celui actuellement en vigueur chez les travailleurs indépendants?

 

Avez-vous connaissance du nombre de travailleurs salariés ayant racheté leurs années d'études et se voyant amputés de ces périodes dans le calcul de leur pension?

 

05.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur le président, je n'ai pas l'intention d'étendre, dans le régime des travailleurs salariés, la possibilité de régulariser les années d'études au-delà de la période de dix ans suivant la fin de celles-ci. Donner le choix à quelqu'un qui se trouve à la veille de la retraite de payer en une fois une certaine somme pour obtenir en échange un montant mensuel ne me semble pas être une solution saine.

 

Une personne qui, juste avant d'arriver à la pension, est encore en pleine forme et provient d'une famille où l'on atteint en moyenne un âge assez élevé aura tendance à acheter une pension plus importante. En revanche, quelqu'un qui, peu avant la retraite, doit déjà faire face à de sérieux problèmes de santé ne sera pas tenté de payer une seule somme pour bénéficier d'une pension mensuelle plus généreuse. Cela s'apparente à la conclusion d'un contrat aléatoire suivant lequel on payerait en fonction de sa propre espérance de vie. Ce n'est pas une situation saine à mes yeux.

 

Les périodes d'études qui sont régularisées fournissent un revenu complémentaire de pension. Toutefois, s'il y a application du principe d'unité de carrière ou si, par la suite, une bonification en raison du diplôme peut être attribuée à une pension découlant d'un emploi dans la fonction publique, elles ne sont cependant pas comptabilisées dans la condition de carrière requise pour pouvoir prendre une retraite anticipée.

 

Nous ne disposons pas de données quant au nombre de pensionnés pour lesquels les années d'études régularisées ont été reprises dans les années de carrière respectives.

 

05.03  David Clarinval (MR): Monsieur le ministre, je prends acte de votre réponse. Je puis comprendre qu'il y aurait une forme de spéculation en fonction de l'espérance de vie, mais j'ai l'impression qu'il serait plus juste de permettre à tout le monde de racheter ses études lorsque la durée de la carrière est connue. J'espérais donc une autre réponse.

 

Par ailleurs, je suis étonné que vous ne disposiez pas de chiffres à cet égard.

 

05.04  Alexander De Croo, ministre: (…)

 

05.05  David Clarinval (MR): Il vous est donc impossible de les fournir. Je vous remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Mme Catherine Fonck au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la mise à disposition jusqu'à la pension" (n° 15780)

06 Vraag van mevrouw Catherine Fonck aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de terbeschikkingstelling tot aan het pensioen" (nr. 15780)

 

06.01  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, Belgacom propose deux régimes de mise à disposition: la mise à disposition médicale et la mise à disposition structurelle. Pendant ces périodes, le membre du personnel a droit à un traitement à charge de Belgacom jusqu'à 60 ans. À cet âge, les travailleurs sont pensionnés d'office.

 

La réforme de la pension anticipée a évidemment bousculé ce système puisque les travailleurs ne pourront plus partir à la pension aussi tôt. En effet, ces deux régimes ne font pas partie de la liste des disponibilités prévues à l'article 88 de la loi du 28 décembre 2011. Par conséquent, Belgacom a proposé un aménagement au système: les membres du personnel sont "invités" à comparaître tous les six mois devant la commission des pensions, sur base volontaire. Le membre du personnel qui sera alors admis à la pension pour raisons médicales aura droit à un complément financier à charge de Belgacom.

 

Monsieur le ministre, cet incitant à se faire admettre prématurément à la pension n'est-il pas contraire à la philosophie du gouvernement qui vise à encourager les gens à retarder l'âge de départ effectif à la pension? Les travailleurs sont-ils réellement et correctement informés des conséquences de leur choix de carrière qui ne sera pas forcément à leur avantage, notamment parce qu'ils ne se créeront plus de droit à la pension puisqu'ils auront un nombre d'années de carrière qui sera inférieur à celui qu'ils auraient pu avoir?

 

06.02  Alexander De Croo, ministre: Madame Fonck, les intéressés ont déjà arrêté de travailler. Ils bénéficient d'un congé préalable à la pension, une sorte de prépension, mais en qualité de fonctionnaire statutaire. Lorsque ces fonctionnaires ont épuisé la totalité de leurs congés de maladie, Belgacom peut leur demander de se présenter chez Medex. Si Medex juge qu'ils sont malades, ils sont mis à la pension pour des raisons de santé. À ce moment, il est trop tard pour les informer quant à leurs droits, puisqu'ils n'ont plus la possibilité de revenir en arrière.

 

Il faudra donc que Belgacom les informe au préalable du fait qu'ils ne pourront plus se constituer des droits de pension s'ils sont mis à la retraite pour des raisons de santé. J'ignore si Belgacom le fait. Belgacom relève de la compétence du ministre des Entreprises publiques. Je suppose que, pour Belgacom, il est moins onéreux de payer un complément à la pension, pour des raisons de santé, que de maintenir les intéressés en disponibilité et que cet incitant est censé les encourager à se présenter auprès de Medex. Mais il incombe à Belgacom d'informer son personnel sur les conséquences des choix qu'il opère.

 

06.03  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le ministre, vous m'avez répondu en ce qui concerne la mise à disposition médicale. Cependant, à côté de cela, il existe un système de mise à disposition structurelle. Je pense que la question est importante. Soit, je reviendrai vers vous, soit vous me répondez maintenant, mais j'aimerais vous entendre quant au dispositif de ce complément financier.

 

En effet, dans certains cas, les travailleurs se font rouler dans la farine. C'est, pour moi, une forme d'abus, de naïveté par rapport à la mise à disposition structurelle. De plus, la sécurité sociale paiera des pensions à taux plein, alors que Belgacom n'aura, en termes de cotisations de pension, versé que des cotisations partielles. N'est-ce pas contraire à la philosophie du gouvernement, qui visait à encourager les gens à retarder l'âge de leur départ à la retraite? Si vous ne pouvez me répondre en ce qui concerne la mise à disposition structurelle, je reviendrai ultérieurement avec une question à ce sujet.

 

06.04  Alexander De Croo, ministre: Bien que j'aie souvent envie de m'exprimer sur les prépensions et les statuts qui y sont liés, cette matière ne relève pas de ma compétence. Elle est inhérente aux statuts du personnel. La mise à disposition n'étant pas considérée comme une pension, il convient de poser la question au ministre compétent.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Meryame Kitir aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de koopkrachttegemoetkoming voor ouderen en bejaarden" (nr. 15985)

- de heer Siegfried Bracke aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de discriminatie van gepensioneerden die in België verblijven en hun pensioen ontvangen van een Nederlandse instelling" (nr. 16323)

07 Questions jointes de

- Mme Meryame Kitir au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "l'allocation rehaussant le pouvoir d'achat des personnes âgées et des seniors" (n° 15985)

- M. Siegfried Bracke au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la discrimination dont sont victimes les retraités qui vivent en Belgique et qui reçoivent leur pension d'une institution néerlandaise" (n° 16323)

 

07.01  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de minister, enkele weken geleden heb ik u er in de commissie op gewezen dat de koopkracht van de grensarbeiders door het wetsontwerp verder wordt aangetast nadat de Nederlandse overheid eerder al de koopkrachttegemoetkoming van 33 euro heeft afgeschaft voor personen die een pensioen van een Nederlandse instelling ontvangen maar niet in Nederland wonen. Voor de in Nederland wonende gepensioneerden werd de tegemoetkoming vervangen door een fiscaal voordeel maar gepensioneerden die niet in Nederland wonen maken daar geen aanspraak op. Nederland werd voor deze discriminatie veroordeeld maar heeft daar nog niet de gepaste conclusies uit getrokken.

 

Mijnheer de minister, in de plenaire vergadering hebt u bevestigd dat de brief aan Nederland verstuurd is. Hebt u daar reeds een antwoord op gekregen? Indien ja, kunt u mij dat antwoord bezorgen of zeggen wat daar in stond? Indien dat niet zo zou zijn, welke stappen zult u dan ondernemen om snel tot actie te komen? Is het niet interessant om ook de Europese Commissie hierop te wijzen zodat onze grensarbeiders toch hun rechten krijgen?

 

07.02  Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik kan het heel kort houden. Ik heb exact dezelfde vragen, op de laatste na, als mevrouw Kitir. Ik hoef hier dus eigenlijk niets aan toe te voegen.

 

07.03 Minister Alexander De Croo: Zoals ik in de plenaire vergadering heb vermeld, heb ik een brief verstuurd aan mijn Nederlandse collega op 5 februari. Ik heb daarop van mijn Nederlandse collega nog geen antwoord gekregen. Ik heb via de diplomatieke kanalen wel geïnformeerd of die brief aangekomen was. Dat is duidelijk het geval want de interne discussie ter zake is binnen het kabinet aan de gang. Ik heb er echter nog geen antwoord op gekregen. De brief is in elk geval aangekomen en gelezen.

 

Daarnaast heeft de Europese Commissie beslist een inbreukprocedure te starten tegen Nederland. Ik heb de FOD Sociale Zaken reeds de instructie gegeven om tussenbeide te komen in deze inbreukprocedure zodra ze wordt opgestart door de Europese Commissie.

 

07.04  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik hoop dat u het dossier blijft volgen. Indien het antwoord te lang uitblijft, hoop ik dat u de nodige stappen onderneemt om dit thema onder de aandacht te blijven houden. Ik ben zeer tevreden dat er vanuit ons land ook een signaal zal worden gegeven als de Europese Commissie de procedure opstart.

 

07.05  Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij aan bij deze bedanking. Ik heb nog een klein vraagje. Mijnheer de minister, ik begrijp dat we als belanghebbende partij zullen tussenbeide komen in de procedure van de Europese Commissie. Hoelang duurt zo’n procedure? Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar zelf geen idee van heb.

 

07.06 Minister Alexander De Croo: Ik ook niet. Ik heb het aan mijn kabinetschef gevraagd en het antwoord was “lang”. Ik weet niet of ik u daar veel mee help…

 

07.07  Siegfried Bracke (N-VA): Mij hoeft u niet te helpen maar de betrokken mensen natuurlijk wel.

 

07.08 Minister Alexander De Croo: Over het algemeen duren dergelijke procedures lang. Meer kan ik daar niet over zeggen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sonja Becq aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de regeling voor het onbeperkt bijverdienen" (nr. 16225)

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het advies van de Raad van State over onbeperkt bijverdienen" (nr. 16319)

- de heer Siegfried Bracke aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de regeling van vrijwillig werken tijdens pensioen" (nr. 16333)

08 Questions jointes de

- Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la réglementation relative aux revenus d'appoint illimités" (n° 16225)

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "l'avis du Conseil d'État sur les revenus d'appoint illimités" (n° 16319)

- M. Siegfried Bracke au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la réglementation du travail bénévole des pensionnés" (n° 16333)

 

08.01  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, via de kranten vernemen wij dat de Raad van State een advies heeft uitgebracht over een wetsontwerp waarvan de kern al in het regeerakkoord vervat was, met name het vrijwillig werken na de pensioenleeftijd, wat wij nogal genoegzaam het onbeperkt bijverdienen na de pensioenleeftijd noemen.

 

Er is blijkbaar wat discussie over wat werken na de pensioenleeftijd van 65 jaar precies inhoudt. Betekent het werken na een volledige loopbaan van 45 jaar? Ik heb begrepen dat in het ontwerp zowel wordt rekening gehouden met de loopbaan als met de leeftijd. Op grond van de discussie die wij vroeger hebben gevoerd, bepaalt het ontwerp ook dat mensen na hun pensioen beperkt kunnen bijverdienen, maar dat zij hun pensioen volledig kwijtspelen als het beperkt bedrag wordt overschreden, terwijl wij altijd hebben gepleit voor een proportionele vermindering van het pensioen. Daarnaast was er de vraag om, na een volledige pensioenperiode, onbeperkt te kunnen bijverdienen.

 

Blijkbaar zou de Raad van State kritiek hebben omtrent de voorwaarden, maar wij beschikken niet over dat advies van de Raad van State.

 

Mijnheer de minister, kunt u wat uitleg geven over de argumentatie van de Raad van State? Er is bijvoorbeeld ook kritiek van de artsen, die gezien hun lange studieperiode pas laat kunnen beginnen werken. De vraag is of dat probleem via dit ontwerp moet worden opgelost, of dat er andere mogelijkheden bestaan om effectief rekening te houden met studies of werk dat als studie wordt beschouwd.

 

Zult u, naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad van State, aanpassingen doorvoeren aan het ontwerp? Staat het advies de uitvoering van het regeerakkoord in de weg?

 

08.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Becq. Zij heeft de hele historiek geschetst.

 

Wij moeten inderdaad een en ander uit de pers vernemen, met name dat de Raad van State bezwaren zou hebben bij een voorontwerp van wet over het onbeperkt bijverdienen na het pensioen. De kritiek zou zich vooral richten op de dubbele voorwaarde van pensioenleeftijd en aantal loopbaanjaren. Het zou gaan om de gekoppelde voorwaarde van 65 jaar pensioenleeftijd en 42 jaar loopbaan, terwijl anderen voor of/of in plaats van en/en pleiten.

 

Wat zijn de precieze bezwaren van de Raad van State?

 

Op welke manier wilt u aan de bezwaren tegemoetkomen?

 

08.03  Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het probleem is al uiteengezet. U hebt ook letterlijk verklaard dat indien wij er niet in slagen om vóór eind 2013 de regeling aan te passen, wij met dit dossier zeker klaar moeten zijn tegen het voorjaar van 2014. In principe heeft het tijdstip geen invloed, omdat er toch een opbouw in de loop van het jaar is.

 

Wanneer zult u een en ander voor elkaar krijgen?

 

Wilt u voor betrokkenen duidelijkheid verschaffen?

 

08.04 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, in essentie maakt de Raad van State de opmerking dat het invoeren van de loopbaanvoorwaarde van 42 jaar voor het onbeperkt bijverdienen onvoldoende gemotiveerd is. Aldus luidt de opmerking van de Raad van State.

 

Wij bestuderen nu het advies van de Raad van State. Er werd ook aan de NAR om advies gevraagd over dit ontwerp. Vanzelfsprekend zal ik met beide adviezen rekening houden en een aangepast ontwerp aan de regering voorstellen.

 

Ik wijs erop dat de loopbaanvoorwaarde van 42 jaar deel uitmaakt van het regeerakkoord, dat ik loyaal heb willen uitvoeren.

 

Het schrappen van de loopbaanvoorwaarde van 42 jaar, mocht dat gebeuren, zou alleszins meerkosten met zich meebrengen. Een schrapping zou er immers in resulteren dat alle 65-plussers die nu nog aan het werk zijn en ervoor kiezen om meer dan de toegelaten grenzen te verdienen, en die dus hun pensioen momenteel dus niet opnemen, onmiddellijk met pensioen zouden gaan. Die meerkosten worden momenteel berekend door de drie pensioeninstellingen.

 

Mijnheer Bracke, wat uw vraag over de timing betreft, ik wacht op het advies van de NAR. Dan volgt het Comité A en daarna de tweede lezing.

 

08.05  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik begrijp dat in het advies van de NAR niet staat wat ik in sommige kranten heb gelezen, met name dat men de leeftijd van 65 moet gebruiken.

 

08.06 Minister Alexander De Croo: (…)

 

08.07  Sonja Becq (CD&V): Ik bedoelde inderdaad het advies van de Raad van State.

 

Ik had uit de kranten begrepen dat de loopbaanvoorwaarde op zich in vraag werd gesteld, maar dat is dus niet zo, als ik u goed begrijp. Het gaat dus enkel over het feit dat er over 42 jaar gesproken wordt?

 

08.08 Minister Alexander De Croo: En onvoldoende gemotiveerd.

 

08.09  Sonja Becq (CD&V): Het feit dat 42 jaar wordt in aanmerking genomen, moet men dus meer motiveren ofwel moet men automatisch terugvallen op de leeftijd van 65 jaar. Ik stelde die vraag nogal uitdrukkelijk, omdat CD&V de nadruk legt op de loopbaan. Er zijn mensen die vroeger zijn beginnen te werken en misschien al 44 of 45 jaar werkzaam zijn, maar nog geen 65 jaar oud zijn en daarvan dan geen gebruik zouden kunnen maken.

 

Ik ben mij anderzijds ook wel bewust van de problematiek van mensen die pas veel later kunnen beginnen te werken, omdat zij langer studeren. Zij hebben wel langer genoten van een overheidsoptreden via het onderwijs, maar als er daar anomalieën zijn, dan meen ik dat wij die niet via het bijverdienen na het pensioen moeten oplossen. Die problemen moet men kunnen oplossen binnen de voorwaarden, wanneer men een volledige loopbaan beëindigd heeft.

 

Ik begrijp dat u voortwerkt om aan het regeerakkoord te voldoen.

 

08.10  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Misschien kunnen wij veeleer parallellen trekken met de regeling voor het vervroegd pensioen. Misschien kunnen wij in de leeftijdsvoorwaarde van 62 jaar en de loopbaanvoorwaarde van 40 jaar naar synergie zoeken om het onbeperkt bijverdienen mogelijk te maken. Ik wil er alleszins voor pleiten om de loopbaanvoorwaarde niet te laten vallen. Ik vind het, integendeel, een belangrijk principe om veel meer te kijken naar het aantal gewerkte jaren dan naar de leeftijd of de pensioenleeftijd.

 

Ik begrijp de bekommernissen van een aantal belangenorganisaties wel, maar ik vind het een billijk principe dat mensen die vroeger beginnen te werken ook vroeger met pensioen kunnen en daarna dan ook vroeger onbeperkt kunnen bijverdienen. Ik zou dus zeker blijven focussen op de loopbaanvoorwaarden, in plaats van die af te zwakken.

 

08.11  Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de minister, het is work in progress. Het enige wat ik nog wil weten — ik ben namelijk absoluut geen jurist — is wat “onvoldoende gemotiveerd” precies wil zeggen.

 

 

Moet men er dan een uitleg bij verzinnen waarom het precies 42 jaar is en niet 41 of 43 jaar?

 

08.12  Sonja Becq (CD&V): (…)

 

08.13  Siegfried Bracke (N-VA): Zullen wij het zo doen?

 

08.14  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): (…)

 

08.15  Siegfried Bracke (N-VA): Collega De Vriendt, ik voel mij perfect op mijn gemak wat dat betreft.

 

In alle ernst, wat zou een voldoende motivering kunnen zijn?

 

08.16 Minister Alexander De Croo: Onvoldoende motivatie is een antwoord dat men vaak van de Raad van State krijgt. Wij zijn het aan het bestuderen. Wij wachten op het advies van de NAR en zullen zien welke richting hij ons aanraadt.

 

Het feit dat er een loopbaanvoorwaarde bestaat, kan men volgens mij moeilijk in vraag stellen. Heel ons pensioensysteem is gebouwd rond loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden. Dat is eigen aan ons pensioensysteem. Het gaat echt wel over het feit dat er meer motivering of een betere motivering moet zijn.

 

Mijnheer De Vriendt, mochten wij de leeftijdslimiet op de leeftijd voor het vervroegd pensioen zetten, dan garandeer ik u dat iedereen vervroegd met pensioen zal gaan. Als ik 62 ben en ik mag onbeperkt bijverdienen vanaf die leeftijd, dan werk ik tot 65, maar dan neem ik onmiddellijk mijn pensioen. Dan zouden wij echt een ontploffing krijgen op budgettair vlak. De betrachting is evenwel om de effectieve pensioenleeftijd omhoog te krijgen. Het lijkt mij dus zeer gevaarlijk om die deur open te zetten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de sociale zekerheid voor gepensioneerde grensarbeiders" (nr. 16230)

09 Question de Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la sécurité sociale pour les travailleurs frontaliers retraités" (n° 16230)

 

09.01  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, mijn vraag heeft te maken met de toepassing van de Europese verordening op personen die een pensioen uit een andere lidstaat ontvangen, en meer bepaald over Belgische burgers die geen Belgisch pensioen uitbetaald krijgen maar wel de Nederlandse AOW. Volgens de Europese verordening vallen zij onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel, wat als gevolg heeft dat zij een hoge premie zullen moeten betalen onder de Nederlandse zorgverzekeringwet.

 

Daarnaast heeft hun recht op AOW, hoe klein ook, echter tot gevolg dat hun echtgenote niet meer als persoon ten laste kan worden beschouwd voor de Belgische ziekteverzekering.

 

Het komt regelmatig voor dat vrouwen verzaken aan hun Belgisch pensioen ten voordele van het gezinspensioen van hun echtgenoot. Mensen in deze situatie krijgen geen Belgisch pensioen uitbetaald en gaan er financieel sterk op achteruit. In feite worden zij gestraft voor een vaak korte tewerkstelling in het buitenland.

 

Dit klinkt misschien nogal technisch. Het komt erop neer dat wie zelfs maar een klein pensioentje in Nederland opbouwt, gedupeerd is. Ik zie u knikken, dus u kent de kwestie. Anders zou ik ze met een voorbeeld illustreren.

 

Mijnheer de minister, bent u zich bewust van de gevolgen van de toepassing van deze Europese richtlijn? Ziet u een oplossing voor dit probleem? Zult u ter zake een initiatief nemen? Het probleem is mij gesignaleerd door mensen uit de grensregio.

 

09.02 Minister Alexander De Croo: De Europese verordening 883/2004 is op 1 mei 2010 in werking getreden en bepaalt welke socialezekerheidsregeling van toepassing is. De aanwijsregel daarbij heeft een exclusieve werking, wat inhoudt dat een persoon slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen is. Volgens de aanwijsregel is een persoon gerechtigd op een eigen pensioen dat betaald wordt ten laste van het woonland, op het vlak van ziekte verzekerd in dat woonland. Een persoon die gerechtigd is op een pensioen dat betaald wordt ten laste van een ander land dan het woonland, is op het vlak van ziekte verzekerd in het land dat het pensioen betaalt.

 

Een inwoner van België met een Belgisch pensioen en een Nederlandse AOW is op grond van die verordening in België verzekerd voor ziekte. Een inwoner van België met een Nederlandse AOW is op grond van die verordening in Nederland verzekerd voor ziekte. De Belgische pensioenreglementering houdt rekening met de voordeligste toestand voor de toekenning van het pensioen. Dit betekent dat bij de toekenning van het pensioen voor beide echtgenoten nagegaan wordt of het gezinspensioen, of het pensioen als alleenstaanden voordeliger is. Het meest voordelige bedrag wordt toegekend.

 

De Europese aanwijsregels zijn logisch in de internationale context. De oplossing moet gezocht worden in de nationale wetgeving, en meer bepaald in de individualisering van de rechten. Dit wil echter zeggen dat wij op het gebied van het gezinspensioen een zeer verregaande stap zouden doen.

 

09.03  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik begrijp dat uw antwoord geen antwoord is voor de mensen die momenteel in die situatie verkeren want ik wil samen met u wel voorstander zijn van een individueel pensioen. Ik meen dat wij dit allemaal zijn. Wij weten echter allemaal dat er nog een heel lange weg te gaan is om ervoor te zorgen dat dit individuele pensioen ook een leefbaar pensioen is voor koppels en dan vooral voor vrouwen die vaak thuis blijven, een stapje terugzetten en soms zelfs de zorg op zich nemen voor hun partner.

 

De vraag die vanuit de diensten die hiermee te maken krijgen, werd en wordt gesteld, is of er een piste kan worden overwogen waarbij men van het gezinspensioen een klein Belgisch pensioen kan aftrekken zodat een individueel pensioen kan worden gegeven aan die vrouwen. Als men van het gezinspensioen een individueel pensioen aftrekt, ontvangen zij wel een Belgisch pensioentje en dan moeten zij niet langer die hoge betaling doen voor die ziektekostenverzekering in Nederland.

 

09.04 Minister Alexander De Croo: Dit is volgens mij het onderzoeken waard.

 

09.05  Sonja Becq (CD&V): Dank u, dan zal ik die vraag over een paar maanden herklasseren en terugkomen met een vraag over een stand van zaken.

 

09.06 Minister Alexander De Croo: Als ik hier dan nog ben.

 

09.07  Sonja Becq (CD&V): Ik vind dat niet grappig.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de automatische raming van de toekomstige pensioenrechten" (nr. 16242)

10 Question de Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "l'estimation automatique des futurs droits à la pension" (n° 16242)

 

10.01  Sonja Becq (CD&V): Verscheidene burgers van om en bij vijfenvijftig jaar lieten mij weten dat ze nog geen pensioenberekening hadden gekregen, terwijl ze dat wel hadden verwacht.

 

Ik dacht dat was voorzien in een automatische pensioenraming voor personen op de leeftijd van 55 en u zult mij corrigeren als ik mij vergis. Blijkbaar wordt er niets meer verstuurd tot er duidelijkheid is over de pensioenhervorming. Tenzij ik mij vergis, zijn we daar echter mee rond, of ik zit helemaal fout. Er is nu toch wel duidelijkheid over de pensioenberekening voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren.

 

Verstuurt de RVP momenteel nog automatische pensioenramingen? Eventueel, in welke gevallen wel en niet? Wat belet de RVP mogelijk om dat te doen? Wanneer zal hiermee opnieuw worden gestart?

 

Zullen vijfenvijftigplussers met een gemengde carrière één pensioenraming krijgen met de volledige gegevens van hun gemengde loopbaan? Welke barrières staan er nog in de weg?

 

Ik ben in blijde verwachting, want ik ben net de vijfenvijftig gepasseerd en kan dat dus zo mee volgen.

 

10.02 Minister Alexander De Croo: Ik denk dat u zelf veel expertise in huis hebt om een berekening te maken.

 

De reglementering bepaalt dat elke pensioeninstelling voor de wettelijke regeling die zij van ambtswege beheert, een loopbaanoverzicht en een raming toestuurt aan de 55-jarigen in de loop van de maand, volgend op de geboortedatum van de toekomstige gepensioneerde.

 

Dat men een loopbaanoverzicht toestuurt, laat toe dat de betrokken instelling na reactie van de burger proactief de pensioenverzekeringtijdvakken juist kan zetten, teneinde later een vlottere pensioentoekenning mogelijk te maken. Daarnaast geeft de instelling een pensioenraming op. Die raming houdt alleen rekening met de bekende, maar niet definitieve loopbaanelementen, baseert zich op een onzeker aantal jaren tot aan de pensioenleeftijd en gaat uit van de veronderstelling dat de situatie op de leeftijd van 55 jaar voortduurt tot 65 jaar maar terugrekenend naar 64, 63, 62, 61 en 60 jaar. De raming wordt opgemaakt krachtens de vigerende wetgeving.

 

Wat zijn de risico’s van het versturen van een automatische raming? Het werken met een veronderstelling over een periode van tien jaar houdt begrijpelijkerwijze een bepaald risico in. Bij aangekondigde of in uitvoering zijnde pensioenhervormingen die de berekeningsregels en de toekenningvoorwaarden wijzigen, worden die risico’s onaanvaardbaar groot. Daarom zijn de RVP en de RSVZ gestopt met het toezenden van automatische ramingen.

 

De PDOS heeft, omdat Capelo nog niet met de nodige loopbaangegevens gevoed is, nog nooit automatische ramingen kunnen versturen.

 

Waarom wordt het systeem nog niet heropstart? Eerst en vooral ontbreken de reglementaire teksten. De KB’s over de gelijkgestelde periodes en de bonus zijn wel door de Ministerraad goedgekeurd, maar nog niet in het Belgisch Staatsblad verschenen. Zonder de definitieve reglementaire basis kan de administratie onmogelijk hervormingen in de ramingen verwerken.

 

Zodra de reglementaire teksten door de Ministerraad zijn goedgekeurd, kan de aanpassing van de informaticatoepassingen beginnen. De nieuwe voorwaarden inzake vervroeging, de nieuwe bonus en de nieuwe regeling inzake gelijkgestelde periodes met inbegrip van de overgangsmaatregelen noodzaken ingrijpende aanpassingen van de ICT-systemen en vergen dat de programma’s grondig worden getest.

 

Een aantal nieuwe gegevens, bijvoorbeeld de werkloosheid van de derde periode, de aangepaste regeling inzake loopbaanonderbreking en het onderscheid tussen het oude en het nieuwe tijdskrediet, het gemotiveerde tijdskrediet enzovoort moeten door de RVA via SIGeDIS worden aangeleverd. Hiervoor moeten nieuwe elektronische gegevensstromen worden gecreëerd.

 

De gegevens voor 2012 zullen pas in de jaarlijkse stroom van september 2013 beschikbaar zijn. Ze zijn dus momenteel niet bij de RVP bekend.

 

De administratie is terecht bevreesd om foute informatie aan burgers te geven. Men wil absoluut vermijden om toekomstige gepensioneerden op het verkeerde been te zetten.

 

Wanneer kan er opnieuw worden opgestart? Technisch zal dat wellicht kunnen vanaf mei of juni. Tegen dan zullen de informaticatoepassingen aangepast zijn. Niettemin onderzoeken wij of het wel opportuun is om de ramingen dan al op te starten.

 

Wij kunnen het jammer vinden, maar de meest gestelde vraag luidt: wanneer kan ik met vervroegd pensioen gaan. Bij gebrek aan een overzicht van de loopbaangegevens over de verschillende pensioenstelsels, inclusief gegevens uit het buitenland, is het antwoord op die vraag momenteel niet automatiseerbaar. Dat zal pas het geval zijn zodra de gemeenschappelijke loopbaandatabank en de pensioenmotor gebouwd zijn. Bovendien blijft er een grote toekomstige onzekerheid. Stel dat iemand op 55 jaar werkloos is. Die persoon kan twee jaar later eventueel in de derde periode werkloosheid terechtkomen. Aan de eindmeet kan dat op jaarbasis gemakkelijk meer dan 1 500 euro verschil opleveren.

 

Wij zouden momenteel wel al een bijzonder loopbaanoverzicht en een raming van een pensioen op basis van de reeds opgebouwde rechten op de leeftijd van 55 jaar kunnen opsturen, dus zonder de voorafspiegeling tot aan de leeftijd van 65 jaar, maar dat is dan weer strijdig met de huidige reglementering. Het zou ook de burger op zijn honger laten. Het biedt immers geen antwoord op de belangrijkste vragen die burgers stellen. Bovendien lopen wij het risico dat een dergelijke onvolledige communicatie leidt tot een stortvloed aan vragen over de ingangsdatum van het pensioen of over bijkomende individuele ramingen. De al zwaar belaste pensioeninstellingen zouden dat momenteel niet aankunnen.

 

Belangrijk is dat de pensioeninstellingen PDOS, RSVZ en RVP tegen 2015 via een gemeenschappelijk onlineplatform de burger een geïntegreerd overzicht zullen kunnen geven van de loopbaangegevens, gekoppeld aan een unieke raming van het al opgebouwde pensioenbedrag, met een mogelijkheid van simulatie van toekomstige loopbaankeuzes en de weergave van de vroegste ingangsdatum van het pensioen. De interface zal dan op een voor de burger begrijpelijke wijze inzicht verschaffen in de link tussen de loopbaan, de pensioenleeftijd en de grootteorde van het toekomstig pensioenbedrag. Jaarlijks zal op MyPension ook een geraamd pensioenbedrag meegedeeld kunnen worden.

 

Het lijkt mij verstandig om de middelen waarover de pensioeninstellingen beschikken, prioritair in te zetten voor de realisering van dat project. Door de beschikbare middelen ook in te zetten voor tussentijdse en per definitie erg onvolledige en onvolmaakte alternatieven, dreigt het prioritair project immers vertraging op te lopen.

 

10.03  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik begrijp uw antwoord. U hebt uiteraard gelijk, want ook ik stel vast dat de vraag wanneer men met pensioen kan gaan, het meest gesteld wordt. Dat is immers niet zo duidelijk.

 

Een bijkomende vraag die wel vaker wordt gesteld, is wat de gevolgen zijn voor het pensioen als men deeltijds gaat werken om bijvoorbeeld mee voor de kleinkinderen te zorgen en of dat wel een goed idee is, dan wel of men beter vervroegd met pensioen gaat. Die overwegingen maken toekomstige pensioneerden wel vaker.

 

Ik kan er dus begrip voor opbrengen dat het toesturen van automatische ramingen verlies aan tijd en middelen betekent, terwijl u die nodig hebt voor het grote werk. Anderzijds, wie met vragen zit, moet daarop een antwoord krijgen, om keuzes te kunnen maken. Overigens, niet alle vijfenvijftigjarigen stellen vragen over hun toekomstig pensioen. Ik denk dus dat u een tussenweg moet vinden.

 

Ik kijk wel vol verwachting uit naar 2015.

 

Wij zijn al lang vragende partij voor een systeem waardoor werknemers onmiddellijk de gevolgen op lange termijn kennen van beslissingen om een stap opzij te zetten, of minder te gaan werken of zelfs naar een ander soort job over te stappen, ook al is men natuurlijk nooit honderd procent zeker van een job. Het moet mogelijk worden dat men zelf op basis van informatie over het verleden simulaties uitvoert, eventueel via het internet, met eventuele ondersteuning van organisaties die daarin beslagen zijn.

 

10.04 Minister Alexander De Croo: Individuele ramingen blijven natuurlijk mogelijk via nummer 1765, alhoewel er momenten zijn waarbij de werklast heel hoog is. Dat kan ook via de pensioenpunten, waarvan er veel zijn en waarvan ik weet dat zij heel wat soortgelijke vragen krijgen. Men kan daar soms heel snel antwoorden, maar men krijgt er soms ook heel complexe dossiers waarvoor een antwoord enige tijd vergt.

 

10.05  Sonja Becq (CD&V): Er zal dus niet voor mei of juni informatie voorhanden zijn en als die er al is, dan nog twijfelt u eraan of u dat zult opstarten?

 

10.06 Minister Alexander De Croo: Dat is geen slechte samenvatting.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Siegfried Bracke aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de verschillende levensbewijzen van de verschillende pensioenadministraties" (nr. 16316)

11 Question de M. Siegfried Bracke au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les divers certificats de vie demandés par les différentes administrations des pensions" (n° 16316)

 

11.01  Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een gepensioneerde die in het buitenland verblijft en een pensioen krijgt van een Belgische pensioenadministratie moet periodiek een zogenaamd levensbewijs aan de pensioenadministratie bezorgen, om zo te laten weten dat hij of zij nog in leven is. Nu blijkt dat de verschillende pensioendiensten een verschillende periodiciteit hanteren inzake die levensbewijzen.

 

Kunt u de verschillende procedures van de diverse pensioenadministraties toelichten, met onderscheid in periodiciteit, maar ook met het onderscheid naargelang het land van verblijf, naargelang het feit of het pensioen op een Belgische of een buitenlandse rekening wordt gestort, met onderscheid naargelang de modaliteiten van stopzetting enzovoort?

 

Bovendien, is het juist dat mensen met een gemengde loopbaan die in het buitenland verblijven ten aanzien van die verschillende instanties verschillende keren moeten laten weten dat ze nog in leven zijn? Om het een beetje lapidair te zeggen, als iemand dood is, lijkt het mij interessant om dat dubbel te checken, men weet maar nooit, maar dubbel checken als iemand in leven is, lijkt mij wat overdreven.

 

Het heeft nog een ander aspect, namelijk de dienstverlening ten opzichte van de betrokkene. In deze tijden zou het toch moeten kunnen dat dit bijna automatisch, met één klik wordt doorgestuurd aan de andere.

 

11.02 Minister Alexander De Croo: Gepensioneerde werknemers en zelfstandigen die niet in België gedomicilieerd zijn, moeten elk jaar een levensbewijs leveren. Vermits de RVP de betalingen van de pensioenen voor werknemers en zelfstandigen verzekert, volstaat een levensbewijs voor beide regelingen. Dit formulier wordt jaarlijks opgestuurd en moet binnen de 30 dagen worden teruggestuurd naar de RVP.

 

Indien het levensbewijs niet binnen de vereiste termijn is teruggestuurd, wordt de betaling van het pensioen automatisch geschorst. De betalingen, inclusief de achterstallen, worden pas hervat op het ogenblik van ontvangst van bewijs.

 

De pensioendienst voor de overheidssector laat zijn pensioenen nog steeds betalen door de CDVU van de FOD Financiën. Voor pensioenen ten laste van de Staatskas gelden bijzondere regels voor gepensioneerden die in het buitenland zijn gedomicilieerd. Bij betaling op een Belgische rekening moet de gepensioneerde zesmaandelijks een levensbewijs aan de administratie toesturen. Bij betaling op een buitenlandse rekening moet aan de Rekenplichtige der Geschillen maandelijks een levensbewijs worden toegezonden en wordt de betaling afhankelijk gesteld van de ontvangst van het levensbewijs.

 

Er lopen momenteel onderhandelingen tussen de PDOS en de FOD Financiën voor een overname van de CDVU-Pensioenen. Na deze overname kunnen de verschillen inzake betaling tussen de pensioenstelsels van de privé- en de overheidssector worden geharmoniseerd. Daarbij moet er een evenwicht worden gevonden tussen een degelijke controle en het vermijden van administratieve overlast voor de burgers.

 

Volledigheidshalve kan ik hieraan toevoegen dat in België de gepensioneerden geen levensbewijs moeten opsturen omdat zowel de RVP, de PDOS als de CDVU automatisch door het Rijksregister op de hoogte worden gebracht van een verandering van woonplaats, burgerlijke staat, nationaliteit en overlijden.

 

De RVP heeft bilaterale akkoorden onderhandeld met Duitsland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten om de gegevensuitwisseling voortaan elektronisch te laten verlopen. Deze akkoorden zullen in een volgend stadium worden uitgebreid tot Frankrijk, Italië en Spanje. Het toenemend aantal bilaterale akkoorden zal toelaten dat binnen drie à vier jaar ongeveer tachtig procent van de gegevensuitwisseling elektronisch zal kunnen verlopen.

 

Na de overname van de CDVU-Pensioenen zal de PDOS zich aansluiten bij het initiatief van de RVP inzake elektronische gegevensuitwisseling. Dit zal een grote stap vooruit zijn voor de rechthebbenden.

 

11.03  Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Aan de ene kant heb ik een gevoel dat ik in deze commissie al vaker heb gehad, namelijk of dat nu allemaal nog moet gebeuren. Is dat niet allang in orde? De computer bestaat immers al langer dan sinds vorig jaar. Maar goed, er wordt werk van gemaakt en ik juich dat toe.

 

Anderzijds, is mij nog iets opgevallen. U noemt een aantal landen maar ik kan mij voorstellen dat men in de praktijk dat soort toestanden heel veel heeft en nog zal krijgen met landen als Turkije en Marokko. Ook daar zal men natuurlijk een oplossing voor het probleem moeten gaan verzinnen. Het gaat vanzelfsprekend om Frankrijk, Spanje, Duitsland en Nederland maar ook om Turkije en Marokko omdat nogal wat landgenoten daar van hun pensioen genieten.

 

11.04 Minister Alexander De Croo: Wat betreft de elektronische gegevensstromen die wij opgezet hebben, komt er pas een stroming als het elektronisch wordt. Een aantal landen die u noemt zijn landen waar men nog met gegevens op papier werkt. Dan is het natuurlijk zeer moeilijk om een elektronische gegevensstroom op te zetten. Wij doen echter inspanningen om een elektronische gegevensstroom op te zetten met de landen waar de meeste rechthebbenden wonen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het sociaal overleg over pensioenen" (nr. 16320)

12 Question de M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la concertation sociale relative aux pensions" (n° 16320)

 

12.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de regering en de sociale partners hebben naar verluidt een akkoord bereikt over de verhoging van de pensioenen voor 2013-2014. Wij hebben daar een en ander over kunnen lezen in de media.

 

Kunt u meedelen welke pensioenen met hoeveel zullen verhogen? Welke inspanning zal gebeuren voor de laagste pensioenen? Over welke pensioenen gaat het dan precies? Kunt u zeggen welke inspanning er zal gebeuren voor de IGO? Wat waren, met betrekking tot de verhoging van de pensioenen, de verzuchtingen van de sociale partners? Stond de regering op dezelfde lijn?

 

12.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Vriendt, ik dank u voor uw vraag.

 

Ten eerste, de IGO gaat vanaf september 2013 met 2 % omhoog.

 

Er zijn een aantal maatregelen genomen. Ik zal ze even met u overlopen.

 

Er is een verhoging van het berekeningsplafond met 2 %, die van toepassing is voor nieuwe intreders. Er is een verhoging van alle minima met 1,25 %. Er is een verhoging van het minimumrecht per loopbaan eveneens met 1,25 %.

 

Er zijn ook twee cohorte verhogingen, zijnde een verhoging van de uitkeringen die vijf jaar geleden zijn ingegaan. Deze worden toegepast voor de uitkeringen die in 2008 zijn ingegaan en een jaar later voor de uitkeringen die in de loop van 2009 zijn ingegaan. Het gaat telkens om een verhoging met 2 %, wat een gewoonte is die in elke welvaartsenveloppe wordt opgenomen.

 

Er is eveneens een inhaaloperatie inzake de kleine minima voor werknemers, die aan de afschaffing van de prioriteit werknemers-pensioenen is gekoppeld.

 

Er is nog een laatste element, zijnde de verhoging van het vakantiegeld. De sociale partners stelden voor het vakantiegeld van de gepensioneerde werknemers te verhogen. Het betreft de enige maatregel die voor alle gepensioneerden van toepassing is of zou moeten zijn. Alle andere punten die ik heb besproken, zijn immers ofwel minima ofwel cohorte verhogingen.

 

Het vakantiegeld is een forfaitair bedrag van 615 euro voor een alleenstaande en van 769 euro voor het gezin. Het vakantiegeld kan echter nooit hoger zijn dan het pensioenbedrag van de maand mei. Gepensioneerden met een pensioen dat lager is 769 euro of 615 euro, zullen dus niet kunnen genieten van de door de sociale partners voorgestelde verhoging van het vakantiegeld.

 

Bijvoorbeeld, stel dat er een verhoging van 615 euro naar 660 euro wordt doorgevoerd.

 

Welnu, iemand die een pensioen heeft dat lager is dan 600 euro, zou die verhoging nooit zien, omdat het vakantiegeld nooit hoger mag zijn dan het maandelijkse pensioenbedrag. Ik vond dat, als minister van Pensioenen, een probleem. Ik kan mij namelijk moeilijk indenken dat men een verhoging die op iedereen van toepassing is enkel zou toekennen aan mensen die een pensioen hebben dat hoger is dan 615 of 769 euro, wetende dat er een grote groep mensen is die een zeer klein pensioen hebben.

 

Zoals u weet, zijn er mensen met pensioenen van 200 tot 500 euro, vaak omdat zij geen lange loopbaan hebben en dus niet voldoen aan de minimumvoorwaarde, namelijk 30 jaar gewerkt hebben, om recht te hebben op een minimumpensioen. Ik vond het bijzonder onrechtvaardig om die groep helemaal in de kou te laten staan. Vandaar heb ik mij daarvoor van in het begin ingezet.

 

Ik ben blij dat de coalitiepartners mij gevolgd zijn in een voorstel waarmee wij er wel voor zorgen dat de verhoging van het vakantiegeld voor iedereen van toepassing zal zijn. Dat wil zeggen dat de vroegere verhoging, enkel voor mensen met een pensioen hoger dan 615 euro, een verhoging van 10,5 % van het vakantiegeld in 2014, werd omgevormd naar een verhoging van het vakantiegeld in 2014 voor iedereen. Die verhoging van 10,5 % voor een bepaalde groep werd geconverteerd naar een verhoging van 8,6 % voor iedereen die recht heeft op vakantiegeld.

 

12.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.

 

Ik zal het nog eens doornemen in het schriftelijk verslag.

 

Uw bekommernis is in elk geval de juiste. Een aantal pensioenen in ons land is nog altijd zeer laag en bevindt zich voor een aantal categorieën onder de armoededrempel. Het sociaal overleg voor 2013 en 2014 was en is dus een goede gelegenheid om daaraan iets te doen. De budgettaire omstandigheden zijn natuurlijk niet gunstig, in die zin dat deze regering heeft beslist om de totale enveloppe met 40 % te verminderen. Als men de verhogingen bekijkt, dan ziet men dat elke categorie bediend wordt, maar wel minimaal. Het gaat om 1 of 2 %.

 

Dan denk ik dat de belangrijkste inspanning zich toch zou moeten toespitsen op de laagste pensioenen, net degenen die niet in aanmerking komen voor het minimumpensioen. In belangrijke mate gaat het dan om vrouwen die onvoldoende hebben gewerkt om aan die voorwaarden te voldoen.

 

Ik dank u voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "legerdienst en pensioenberekening" (nr. 16327)

13 Question de M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "le service militaire et le calcul de la pension" (n° 16327)

 

13.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, de legerdienst betrof een verplichte afwezigheid van de arbeidsmarkt. Het is dan ook maar billijk dat deze periode in de pensioenberekening wordt gehonoreerd.

 

De mate waarin de legerdienst meetelt voor de pensioenberekening verschilt naargelang het statuut. De regeling voor ambtenaren is bijvoorbeeld veel gunstiger en minder voorwaardelijk dan deze voor werknemers of zelfstandigen.

 

In welke mate vindt u zelf dat de legerdienst moet meetellen voor de pensioenberekening? In welke mate zult u initiatieven nemen om de discriminatie tussen de verschillende statuten weg te werken?

 

In antwoord op mijn eerdere schriftelijke parlementaire vraag zegt u dat dit dossier voor u afgesloten is omdat de dienstplicht lang geleden werd afgeschaft. Dat klopt niet. ledereen die zijn dienstplicht heeft gedaan en nog niet op pensioen is, ziet zich met deze vraag geconfronteerd. De vraag rijst dus nog voor een paar decennia. Hoeveel mensen die hun dienstplicht hebben verricht, zijn op dit moment nog niet met pensioen, als u daarvan een cijfer kunt geven?

 

13.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Vriendt, wij beschikken niet over cijfergegevens van mensen die hun dienstplicht hebben vervuld en die momenteel nog niet op pensioen zijn.

 

Er zijn inderdaad verschillen tussen de regeling van de werknemers en de zelfstandigen, enerzijds, en die van de ambtenaren, anderzijds. Werknemers en zelfstandigen moeten ofwel aan het werk zijn of zich bevinden in een gelijkgestelde periode voorafgaand aan de legerdienst of binnen de drie jaar na afloop van de legerdienst gedurende minstens een jaar tewerkgesteld zijn.

 

De pensioenen van werknemers en zelfstandigen zijn gestoeld op bijdragen. Het idee van de wetgever destijds was dat de bijdragen voldoende dicht bij de periode van legerdienst moeten liggen opdat deze laatste zou kunnen worden gelijkgesteld.

 

Voor ambtenaren gelden die voorwaarden niet. De legerdienst wordt automatisch gelijkgesteld. Het pensioen van ambtenaren is niet gestoeld op bijdragen, maar is een vorm van uitgesteld loon.

 

Er bestaan tal van verschillen tussen de pensioenstelsels. Deze verschillen hoeven geen discriminatie in de juridische zin van het woord te vormen. Verschillende situaties mogen immers op een ongelijke manier worden behandeld.

 

Anderzijds worden bestaande verschillen vaak als onbillijk aangevoeld. Daarom is het voor mij een prioriteit om bij de uitvoering van de punten in het regeerakkoord stappen vooruit te zetten op het vlak van harmonisatie van de stelsels. Wij hebben dat gedaan bij de uitvoering van de pensioenhervorming, maar ook bij de voorstellen over de nieuwe bonus en de toegelaten arbeid die wij aan de regering hebben voorgelegd.

 

Ik heb niet de intentie om in deze moeilijke budgettaire tijden de gelijkstelling voor legerdienst uit te breiden. Ik denk wel dat het nuttig is om de globale problematiek van de gelijkstellingen te onderzoeken met het oog op toekomstige pensioenhervormingen.

 

Ik zal een commissie van experts 2020-2040 voor de hervorming van de pensioenen aanstellen. Dit zal ongetwijfeld een van de thema’s zijn die de aandacht van deze commissie zullen krijgen.

 

13.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uw antwoord is natuurlijk vrij teleurstellend. U geeft zelf aan wat de verschillen zijn tussen de verschillende statuten, dat er voor ambtenaren in een andere regeling voorzien is dan voor werknemers en zelfstandigen. Toch zegt u dat u daaraan nu eigenlijk niets kunt doen. U laat die discriminatie, misschien niet in juridische zin, maar dan toch in de feitelijke zin van het woord, bestaan.

 

Het gaat over vrij veel mensen. U kunt geen cijfers geven, maar wij hebben eens de tabellen erbij genomen van al degenen die hun dienstplicht hebben verricht sinds 1968. Als men het berekent, moet men ongeveer tot dat jaar teruggaan. Dat zijn mensen die nog niet op pensioen zijn. Dat gaat dan, het is natuurlijk een grove schatting, over ongeveer 400 000 mensen.

 

Een belangrijk probleem zit bij degenen die een pensioenrecht hebben in het werknemersstatuut, maar die na hun legerdienst nog gingen studeren. Zij waren dus niet voordien tewerkgesteld en niet in de eerste drie jaren volgend op die legerdienst. Dat is een discriminatie ten opzichte van de ambtenaren. Eigenlijk zou het voorstel het volgende kunnen zijn, net als bij de ambtenaren: voor iemand die een recht op een werknemerspensioen opent, wordt de legerdienst de facto gelijkgesteld. Ook dat is nu het geval bij ambtenaren. Bij wie een ambtenarenpensioen krijgt, gaat men bekijken of die persoon zijn legerdienst heeft gedaan. Als dat zo is, wordt die meegeteld, ook al is de periode tussen de legerdienst en de tewerkstelling als ambtenaar vrij groot.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 11.49 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.49 uur.