Commission
de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique |
Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene
Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mardi 26 février 2013 Après-midi ______ |
van Dinsdag 26 februari 2013 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. André Frédéric.
De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer André Frédéric.
01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de versnelde behandeling van asielaanvragen ingediend door asielzoekers die zich in een strafrechtelijke inrichting bevinden of die een gevaar vormen voor de openbare of de nationale veiligheid" (nr. 15227)
01 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le traitement accéléré des demandes d'asile introduites par des demandeurs d'asile qui séjournent dans un établissement pénitentiaire ou qui représentent un danger pour la sécurité publique ou nationale" (n° 15227)
Tengevolge van een technisch mankement
ontbreekt een deel van de digitale geluidsopname. Voor de vraag nr. 15227
van de heer Logghe steunt het verslag uitzonderlijk op de teksten die de
spreker heeft overhandigd.
01.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, artikel 52.2, paragraaf 2, van de Vreemdelingenwet bepaalt dat de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en staatlozen in een aantal gevallen – voor alle andere zaken en binnen de 15 dagen nadat de minister of zijn gemachtigde ter kennis heeft gebracht dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag – beslist of de vluchtelingenstatus dan wel de subsidiaire beschermingsstatus moet worden toegekend. Het betreft hier onder meer de gevallen waarin een vreemdeling zich in een strafrechtelijke instelling bevindt of waarin er aanwijzingen zijn dat hij of zij een gevaar vormt voor de openbare orde of de openbare veiligheid.
Ten eerste, hoeveel vreemdelingen dienden tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 vanuit een strafrechtelijke instelling een aanvraag in tot asiel of subsidiaire bescherming?
Ten tweede, hoeveel vreemdelingen werden tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 opgesloten in een strafrechtelijke instelling tijdens de behandeling van hun asielaanvraag of aanvraag tot subsidiaire bescherming?
Ten derde, aan hoeveel vreemdelingen werd in de jaren 2010, 2011 en 2012 de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus toegekend op het ogenblik dat zij in een strafrechtelijke instelling verbleven?
Ten vierde, aan hoeveel vreemdelingen werd in dezelfde jaren de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus geweigerd op het ogenblik dat zij in een strafrechtelijke instelling verbleven? Hoeveel van deze vreemdelingen werden daarna geregulariseerd?
Ten vijfde, hoeveel vreemdelingen die in 2010, 2011 of 2012 in een strafrechtelijke instelling verbleven op het ogenblik dat zij werden erkend als vluchteling of de subsidiaire beschermingsstatus kregen, verbleven daar krachtens een veroordeling of werden nadien veroordeeld? Kunt u meedelen wegens welke misdrijven en tot welke straffen zij werden veroordeeld?
Ten zesde, op hoeveel vreemdelingen werd tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 de versnelde asielprocedure krachtens artikel 52.2, paragraaf 2, toegepast omdat er aanwijzingen waren dat zij een gevaar vormden voor de openbare orde of de nationale veiligheid? Waarin bestonden die aanwijzingen zoal? Kunt u enkele concrete voorbeelden geven?
Ten zevende, hoeveel van de vreemdelingen waarop tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 de versnelde asielprocedure krachtens artikel 52.2, paragraaf 2, werd toegepast omdat er aanwijzingen waren dat zij een gevaar vormden voor de openbare orde of de nationale veiligheid, werden erkend als vluchteling of kregen de subsidiaire beschermingsstatus?
Ten achtste, aan hoeveel vreemdelingen op wie tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 de versnelde asielprocedure krachtens artikel 52.2, paragraaf 2, werd toegepast omdat er aanwijzingen waren dat zij een gevaar vormden voor de openbare orde of de nationale veiligheid, werd de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus geweigerd? Hoeveel van deze vreemdelingen werden daarna geregulariseerd?
Ten negende, werd tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 de beslissingstermijn van maximaal 15 dagen steeds gerespecteerd voor de asielaanvragen die werden ingediend door vreemdelingen die zich in een strafrechtelijke instelling bevonden of waarvoor er aanwijzingen bestonden dat zij een gevaar vormden voor de openbare orde of de nationale veiligheid? In hoeveel procent van de gevallen werd deze termijn niet gerespecteerd? Wat was de mate van overschrijding, en wat waren de oorzaken van de overschrijding van de termijn?
Ten tiende, in hoeverre heeft de omstandigheid dat een asielzoeker zich, eventueel krachtens een veroordeling, in een strafrechtelijke instelling bevindt, of dat hij geacht wordt een gevaar te vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid, inhoudelijk een invloed op de beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en staatlozen om de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus wel of niet toe te kennen?
Ten elfde, welke juridische beletsels bestaan er krachtens nationaal, Europees en internationaal recht om een asielaanvraag of een aanvraag tot subsidiaire bescherming te weigeren aan een vreemdeling omdat hij in België of in het buitenland veroordeeld is voor of tijdens de behandeling van zijn aanvraag, of omdat er aanwijzingen bestaan dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid?
Welke juridische beletsels bestaan er om de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus in te trekken wanneer naderhand blijkt dat de betrokken vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid, dan wel wanneer hij nadien onherroepelijk wordt veroordeeld wegens een misdrijf?
In hoeveel gevallen werd de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus om die reden ingetrokken tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012?
01.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 hebben respectievelijk 15, 18 en 13 vreemdelingen een asielaanvraag ingediend vanuit een strafrechtelijke instelling. Wat uw vragen 2 tot en met 5 betreft, zijn er geen cijfergegevens beschikbaar. Bij aanwijzingen dat een asielzoeker een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid zal zijn dossier bij voorrang worden behandeld. Voor uw vragen 7 tot en met 9 zijn evenmin cijfergegevens beschikbaar.
Als er ernstige aanwijzingen zijn dat de asielzoeker een ernstig misdrijf heeft gepleegd in zijn land van herkomst of in een ander land, kan hij worden uitgesloten van de vluchtelingen- of subsidiaire beschermingsstatus conform de bepalingen in de nationale wetgeving, meer bepaald artikel 55.2 en volgende van de Vreemdelingenwet, het vluchtelingenverdrag van Genève, meer bepaald artikel 1.F, en de Europese richtlijnen in verband met de uitsluiting.
Voor de rest kan iedereen een asielaanvraag indienen. Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen kan de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus intrekken als blijkt dat de vreemdeling had moeten zijn uitgesloten. Het kan ook wanneer de vluchteling na de erkenning van de vluchtelingenstatus wordt veroordeeld wegens misdrijven zoals bepaald in artikel 1.F, met name oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, of 1.F.c, met name handelingen strijdig met de VN-beginselen van de vluchtelingenconventie, waarnaar artikel 55.2 van de Vreemdelingenwet verwijst, of wanneer hij na toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus wordt veroordeeld wegens een ernstig misdrijf dat ook valt onder artikel 55.4 van de Vreemdelingenwet.
01.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, u heeft natuurlijk op een aantal vragen, zoals ik had gedacht, moeten antwoorden dat u geen cijfers heeft. U hebt trouwens ook in een antwoord op een schriftelijke vraag aan mij laten weten dat de informatie niet beschikbaar is, maar dat de Dienst Vreemdelingenzaken momenteel de ontwikkeling van statistische rapporten bestudeert. Dat zegt u in uw schriftelijk antwoord. Zodra DVZ de ontwikkeling van statistische rapporten heeft bestudeerd – hopelijk zo snel mogelijk – denk ik dat wij eindelijk kunnen overgaan tot het bijhouden van cijfergegevens.
Ik heb in elk geval de cijfers genoteerd van vreemdelingen aan wie de vluchtelingen- of subsidiaire beschermingsstatus werd geweigerd. Is dat juist? Neen? Het was een antwoord op de eerste vraag, veronderstel ik, naar het aantal vreemdelingen die een aanvraag tot bescherming hebben ingediend vanuit een strafrechtelijke instelling.
Wij komen daar zeker nog op terug, aangezien mensen enkel worden uitgesloten wegens zware misdrijven, oorlogsmisdaden, handelingen tegen het VN-Handvest en dergelijke. Wij komen zeker op de materie terug, mevrouw de minister, want met deze cijfers kan ik onmogelijk voort.
L'incident est clos.
- mevrouw Daphné Dumery aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de acties van Frontex aan de Grieks-Turkse grens" (nr. 14746)
- mevrouw Daphné Dumery aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de bevindingen van Pr François Crépeau, speciaal rapporteur voor de VN" (nr. 14767)
- Mme Daphné Dumery à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les actions de Frontex à la frontière gréco-turque" (n° 14746)
- Mme Daphné Dumery à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les découvertes du Pr François Crépeau, rapporteur spécial pour l'ONU" (n° 14767)
02.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, in december hoorde ik verontrustend nieuws. Het komt ook geregeld terug. Onder andere in de Britse krant The Guardian heb ik gelezen ik dat er problemen zijn aan de Grieks-Turkse grens, vooral aan de oevers van de Evros, waar vele Syrische vluchtelingen uit Turkse kampen dagelijks hun leven wagen om de grens met Europa over te steken. Sinds 2010 is daar, op enkele kilometers van de grens, dan ook een Frontex-missie gestationeerd.
Volgens het krantenartikel – ik heb de vraag op 11 december ingediend – zouden vluchtelingen daar op een brutale en hardhandige wijze naar het Turkse grondgebied teruggebracht worden. Daarbij zouden zij niet gescreend worden en zou zelfs de Conventie van Genève niet worden nageleefd, omdat Griekenland de verplichtingen die het heeft ten opzichte van de vluchtelingen niet nakomt. Dat wordt aangeklaagd door mensenrechtenorganisaties.
In het artikel heeft men het ook over een anonieme bron uit de omgeving van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties. Die komt daarin aan het woord en bevestigt de geruchten over wantoestanden. Daags nadien las ik een artikel van de Speciale Rapporteur voor de mensenrechten van migranten van de Verenigde Naties, professor François Crépeau. Hij zegt zowat hetzelfde.
Aan onze buitengrenzen, vooral de buitengrenzen van Griekenland, deinst men er blijkbaar niet voor terug vluchtelingen terug te sturen die een aanvraag wensen te doen en hun leven riskeren. Het gaat om de zogenaamde pushbacks. Frontex is daar nochtans actief.
Ik heb de volgende vragen.
Hebt u daarover zelf iets gehoord tijdens een of andere vergadering? Werden die pushbacks besproken in de Raad met ministers van andere landen? Zijn de Frontex-manschappen daarbij betrokken? Wat is het standpunt van de regering over die methode? Wordt de Conventie van Genève daarbij geschonden?
Zal de missie van Frontex in die streek ook in de toekomst gehandhaafd worden, als men merkt dat men daar in zeer moeilijke omstandigheden aan het werk is? Zal de missie worden uitgebreid? Zo ja, zal ons land om versterking gevraagd worden? De Europese Commissie zet dit jaar ook al de operatie Shield op touw aan de Griekse buitengrens. 9000 extra politiemensen worden sinds augustus ingezet. Zijn daarbij Belgische manschappen betrokken? Zijn er op het terrein al resultaten zichtbaar van de operatie Shield?
02.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Dumery, ik kan mij niet uitspreken over de geruchten of dit fenomeen zich voordoet aan de Grieks-Turkse grens en wie daarbij betrokken is. Het is de bevoegdheid van de juridische macht om te oordelen of er al dan niet een schending van internationale verdragen plaatsvindt. Ik wacht bijgevolg het advies af van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In ieder geval blijft het Grieks migratiebeleid een continu aandachtspunt op de JBZ-raad. Zoals u weet vindt die binnen enkele weken terug hier in Brussel plaats, maar ook in Dublin was dit al het geval.
Inzake operatie Shield werden op initiatief van de Griekse overheid 900 extra grenswachten aan de grens geplaatst, met financiële steun van Europa. Bij deze operatie zijn om evidente redenen geen Belgische manschappen betrokken. Op vraag van Frontex concentreert het Belgische engagement in de problematische grenszone Griekenland-Turkije-Bulgarije zich eerder aan de Bulgaarse grens. Iedereen wordt ingezet waar hij het meest nuttig wordt geacht en voor ons is dat aan de Bulgaarse grens. Het resultaat van deze operatie is een bijna totale sluiting van de Grieks-Turkse corridor via de Evros-regio. De Griekse overheid is, gezien de overtuigende resultaten, vragende partij om operatie Shield te verlengen tot 2013.
Oorspronkelijk – toen ik daar op bezoek was en de grens nog niet helemaal gesloten was – werd gevreesd dat de migratieproblematiek zich opnieuw zou verplaatsen naar de wateren, waardoor de migratiedruk op de eilanden enorm zou toenemen. We stellen voorlopig in absolute termen een beperkte toename vast van het aantal migranten dat de gevaarlijke zeeroute probeert te nemen. In de winter is dit gevaarlijker dan in de zomer en misschien zal daar in de zomer wel een stijging in opgemerkt worden. We blijven daarom ook pleiten voor een betere coördinatie van patrouilles in de Middellandse Zee en het ter harte nemen van internationale verplichtingen inzake search and rescue voor alle partijen die zich in die wateren daar begeven.
Wat betreft het rapport van de heer Crépaud, is het wenselijk om het volledige rapport af te wachten – welke analyses worden gemaakt, welke aantijgingen worden geuit, wie wordt verantwoordelijk geacht? – vooraleer conclusies te trekken. Het is gevaarlijk om op één artikel verder te gaan, men kan daar beter op wachten.
Ik kan wel verduidelijken dat de activiteiten van Frontex in de Middellandse Zee plaatsvinden aan en voorbij de buitengrenzen van de Europese Unie. Onvermijdelijk omvat dit dan ook de internationale wateren tussen Italië en Griekenland. Deze operaties hebben als doel continu een actueel overzicht te hebben van de situatie van de buitengrenzen om op die manier de dreigingen en risico’s te kunnen counteren met flexibele operationele reacties. Op die manier moeten de activiteiten van Frontex inzake illegale migratie, vooral vanuit Turkije en Egypte naar Griekenland en Italië, beheersbaar worden gehouden.
De kwestie van de migratiedruk in landen in het zuiden van Europa moet natuurlijk continu geëvalueerd worden tijdens de JBZ-raden. Dat gebeurt ook. Zowel Italië als Griekenland hebben om een verlenging van operatie Poseidon gevraagd wegens de goede resultaten. Dat kan uiteraard enkel met het volste respect voor de fundamentele rechten.
U weet dat er telkenmale een hele agenda is. Een van de van de vaste punten is dat Greek Action Plan en verder zijn er de EASO en Frontex. Vorige keer is UNHCR aan het woord gekomen. Om de twee maanden wordt daar opvolging aan gegeven.
02.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord waardoor het duidelijk is dat u de problematiek op de volgende raden zal opvolgen. Wij hebben immers geleerd uit wat in Italië met de pushbacks is gebeurd. Het zou jammer zijn mochten andere lidstaten in het Zuiden onder de druk van de migratie ook overgaan tot maatregelen die wij eigenlijk niet wensen.
Wij moeten die adviezen opvolgen. Als er een artikel in de pers verschijnt en er zou een pushback bezig zijn, moeten wij daarop wel onmiddellijk reageren en niet wachten op een advies of een rapport.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: Les questions n°s 14461 et n° 14586 de Mme Smeyers sont transformées en questions écrites.
03 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de plannen tot wijziging van de nationaliteitsvoorwaarden in Albanië" (nr. 14747)
03 Question de Mme Daphné Dumery à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les projets de modification des conditions de nationalité en Albanie" (n° 14747)
03.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, in Kosovo stonden – mijn vraag dateert van december 2012 – lange wachtrijen aan de Albanese ambassade in Pristina.
Omdat Kosovo het enige land van de regio is dat nog onder de visumplicht in het Schengengebied valt, is een dubbele nationaliteit in Kosovo een gegeerd goed. Albanië voert echter een wijziging door van haar nationaliteitswetgeving waardoor etnische Albanezen, waar zij ook verblijven, snel en eenvoudig de Albanese nationaliteit zullen kunnen verkrijgen.
Dit zorgt niet alleen voor ongerustheid in landen met een grote Albanese minderheid zoals Macedonië, maar deze wetswijziging zou ook gevolgen kunnen hebben voor het visumvrije regime dat Albanië momenteel in de Schengenzone geniet. Bij het verlenen van de visumvrijstelling werd immers duidelijk opgelegd dat Albanië niet eenzijdig maatregelen kan nemen die buitenlanders toegang geeft tot de Albanese nationaliteit.
Mevrouw de staatssecretaris, mijn vraag dateert van december en ik had ze in een schriftelijke vraag kunnen omzetten, maar ik denk toch dat wij alert moeten zijn als andere landen hun nationaliteitswetgeving aanpassen, waardoor het voor bepaalde onderdanen gemakkelijker zal zijn om visumvrij binnen te komen in het Schengengebied. Daarom stel ik mijn vraag toch nog mondeling.
Zien uw diensten een toename van het aantal Kosovaren met een dubbele nationaliteit, voor zover de diensten dit al kunnen registreren? Zijn deze plannen reeds met uw Europese collega's besproken? Kunt u mij de diverse standpunten, en in het bijzonder het standpunt van onze regering, meedelen die toen werden ingenomen? Welke gevolgen zal deze wetgeving volgens u hebben voor de migratiestromen tussen de Balkan en de Schengenzone?
03.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dumery, in de eerste plaats wens ik erop te wijzen dat uw verklaring, volgens dewelke bij het verlenen van een visumvrijstelling duidelijk werd opgelegd dat Albanië niet eenzijdig maatregelen kan nemen die buitenlanders toegang geven tot de Albanese nationaliteit, volgens mijn diensten niet klopt. Dat werd nergens bepaald.
Bovendien is de aankondiging niet nieuw. Zij werd reeds gedaan op 27 november 2011 door de Albanese eerste minister Berisha, naar aanleiding van de viering van 100 jaar Albanese onafhankelijkheid, en werd afgelegd in het licht van de naderende nationale verkiezingen.
Bijgevolg is er ook geen concreet effect op de migratiestroom uit de Balkan. De gevolgen zullen wel van nabij opgevolgd worden, ook aan de hand van cijfers en tijdens elke JBZ-raad.
Tenslotte, wij stellen in onze cijfers geen stijging vast van het aantal Kosovaren met de dubbele nationaliteit en/of Albanezen met een nieuw paspoort. Er is altijd wel een aanzienlijk aantal etnische Kosovaren geweest met een Albanees paspoort, maar dat is op zich niet onrustwekkend en in die cijfers zien wij ook geen beweging.
Wij volgen dat alleszins op, ook via onze cijfers.
03.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
Le président: Les questions jointes nos 15285, 15406, 15415, 15796 et 15799 de Mme Smeyers sont transformées en questions écrites à sa demande.
La question n° 15333 de M. Tuybens est reportée à sa demande.
- de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het contactmechanisme met Algerije" (nr. 15871)
- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de dienstreis naar Algerije" (nr. 15921)
- M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les échanges d'informations avec l'Algérie" (n° 15871)
- M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la mission en Algérie" (n° 15921)
04.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, zal ik met mijn volgende vraag beginnen? De heer Francken komt eraan.
Le président: C'est à l'intérieur que nous devons nous trouver, pas à l'extérieur! Je vous donne la parole, car c'est moi qui décide des travaux!
04.02 Peter Logghe (VB): Mag ik dat noteren, mijnheer de voorzitter?
Mevrouw de staatssecretaris, een van de pijnpunten van het asiel- en migratiebeleid is de weigering van een aantal landen om illegale criminelen terug te nemen.
Ik wil het in deze vraag niet hebben over de al dan niet gebrekkige werking van de reeds bestaande akkoorden, maar wel over het nieuwe contactmechanisme, dat u met Algerije aan het opzetten bent.
Ongeveer 900 gedetineerden zouden van Algerijnse afkomst zijn, alhoewel de Algerijnse overheid dat cijfer betwist. Er is duidelijk een probleem. Er is al jaren een probleem en aan de hand van het permanent contactmechanisme zou u tot oplossingen willen komen.
Mevrouw de minister, als ik het goed begrijp, hebben beide betrokken partijen een pijnpunt, dat ze opgelost willen zien. Wij willen de terugname van illegale criminelen van Algerijnse afkomst geregeld zien door Algerije en Algerije wil een snellere aflevering van de visa om België binnen te raken. Klopt die voorstelling van de feiten?
Als ze klopt, is het duidelijk dat die versnelde toekenning van visa van een heel andere aard is dan de terugname van Algerijnen. Voor die versnelde toekenning van visa zal het dus vooral gaan om een aantal technische ingrepen, documenten die eventueel elektronisch zullen worden aangeleverd, een aantal stappen, die zullen worden ingekort en eventueel het aantal zelf verminderen, terwijl het terugnemen van illegale criminelen door Algerije heel wat anders betekent.
Als Algerije moeilijk blijft doen over de herkomst van de criminelen, blijft het voor de readmissie gewoon een weigering. Met andere woorden, het zou wel eens kunnen dat onze visaverplichtingen gemakkelijker worden, terwijl de terugname nog steeds dode letter zou blijven.
Wat mij heel belangrijk lijkt in deze, is het vooropgestelde tijdpad, waarover wij in de pers weinig of niets hebben gelezen. Dat is toch wel fundamenteel als stok achter de deur. Volgens mij moeten wij eerst een terugnameakkoord formaliseren, eerst een systeem met digitale vingerafdrukken formaliseren, eerst een systeem opzetten om de reeds bestaande criminelen van Algerijnse afkomst terug te laten keren naar Algerije, alvorens u de visavoorwaarden versoepelt.
Of volgt u een ander tijdpad? Indien ja, hetwelke?
04.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik wil mij bij de vraag van de heer Logghe aansluiten. Ik ben immers bijzonder benieuwd naar de resultaten van uw bezoek aan Algerije op 12 februari 2013.
Welke problematiek is in Algerije juist besproken? Over welke concrete dossiers waren er gesprekken? Met wie hebt u gesprekken gehad?
Is u de hand gereikt of hebt u dezelfde behandeling als uw collega Turtelboom in Marokko ondergaan?
Welke resultaten zijn tijdens uw bezoek geboekt? Heel concreet voor uw Belgische terugkeerpolitiek, wat is nu precies de stand van zaken?
04.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, ik dank beide Kamerleden voor hun vragen.
Ik refereer ook aan mijn antwoorden op vorige vragen over de Algerijnse problematiek, die de heer Francken mij al heeft gesteld.
Een menselijk, maar efficiënt terugkeerbeleid van personen die illegaal in België verblijven, maakt deel uit van mijn prioriteiten. Mijn bezoek aan Algerije was in dat kader belangrijk.
Sedert meer dan tien jaar waren de bilaterale relaties met Algerije betreffende de migratievraagstukken erg gespannen. Er waren zelfs geen contacten meer mogelijk, noch op administratief niveau noch op het niveau van de staatssecretarissen of ministers. Het was dan ook meer dan tijd om de bewuste materie op ministerieel niveau te bespreken.
In het kader van de missie van minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders in de regio had ik dan ook een onderhoud met respectievelijk de eerste minister, de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris voor de Nationale Gemeenschap in het Buitenland. Ik heb inderdaad alledrie de heren een hand gegeven en zij dus ook aan mij. Bij mijn weten is op de RTBF en op VTM over de handdrukken filmmateriaal getoond. Er zijn dus bewijzen van de handdrukken.
De ontmoetingen in kwestie hebben mij ook de gelegenheid geboden om onze problemen te bespreken, zij het veeleer in een technische werkgroep. Ik was ook door de directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken vergezeld. Wij hebben een werkvergadering met zijn tegenpool gehad. Wij hebben ook de problemen besproken, meer bepaald aangaande de identificatie, wat het grootste probleem is, en aangaande de terugkeer van Algerijnse onderdanen in illegaal verblijf.
Wij zijn overeengekomen een contactmechanisme tussen onze administraties op te richten, teneinde de kwesties op technisch niveau te bespreken, en over zes maanden een en ander naar het ministeriële niveau terug te koppelen.
De eerste contacten worden nu voorbereid. Onze mensen zullen midden maart naar Algerije gaan. Zij zeggen zelf dat er wel een mechanisme is, dat werkt tussen de vijf Afrikaanse landen Marokko, Algerije, Tunesië, Mauritanië en Libië en Frankrijk, Spanje, Italië, Portugal en Malta, Europese landen rond de Middellandse Zee. We zullen ons daarop baseren, omdat dat voor hen aanvaardbaar is en tevens conform hun wettelijke vereisten enzovoort.
De Algerijnen zelf hebben ook problemen in verband met het visabeleid aangekaart, onder andere voor studenten die hier willen studeren. Het ging bijvoorbeeld over het feit dat zij aan het begin van het academiejaar moeten kunnen starten. Natuurlijk moeten hun papieren in orde zijn. Voorts ging het onder andere ook om zakenmensen. Wij hebben ook nota genomen van hun vragen. Natuurlijk hebben wij duidelijk gemaakt dat, als de ene soort problemen opgelost wordt, ook de andere moeten opgelost worden. Zo niet is het geen bilateraal overleg. Dat lijkt mij normaal, we zijn geen kleuterklas.
Ik herinner u eraan dat het beleid inzake visa een Europees beleid is en dat wij handelen conform wat zich in onze buurlanden afspeelt, niet meer maar ook niet minder. In casu zullen verschillende activiteiten met de Algerijnse autoriteiten ertoe moeten leiden dat op termijn personen die zich Algerijns verklaren, beter worden gecontroleerd.
Misschien verklaart een aantal mensen immers wel Algerijns te zijn, net omdat we ze niet kunnen identificeren. Dat heb ik ginds ook gezegd. Het was misschien vanaf het moment waarop men wist dat de Algerijnen niet meer identificeerbaar waren, dat iedereen zich plots Algerijn verklaarde. Het is de bedoeling die knoop te ontwarren. Men heeft ons wat dat betreft medewerking beloofd bij de identificatie. We zullen dat zien.
Ik ben in elk geval erover verheugd dat 18 uur in Algerije in elk geval opgeleverd heeft dat er hernieuwde contacten zijn, we opnieuw on speaking terms zijn en er een uitwisseling tussen technische werkgroepen kan gebeuren. Men moet ergens een eerste stap zetten. Ik meen dat die stap bij deze gezet is.
04.05 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. U raakt de kern van de zaak. Als personen inderdaad kunnen worden geïdentificeerd, zou het wel eens kunnen dat het aantal Algerijnen razend snel daalt.
Het punt is natuurlijk de identificatie van de Algerijnen. Heb ik juist begrepen dat er een systeem is tussen de 5 Maghreblanden en 5 Europese landen? Heeft dat te maken met de identificatie?
04.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Er is een structureel overleg tussen de 5 Afrikaanse landen en de 5 Europese landen rond de Middellandse Zee.
04.07 Peter Logghe (VB): Dat gaat over identificatie?
04.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat gaat over van alles en nog wat. Ik neem aan dat zij ook andere belangen hebben.
04.09 Peter Logghe (VB): Ik hoor dat u midden maart start met de werkgroep van Algerijnse en Belgische ambtenaren?
04.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Dan zullen zij mekaar voor het eerst ontmoeten. De voorbereidingen zijn nu wel al klaar aan beide kanten.
04.11 Peter Logghe (VB): Ik veronderstel dan dat u binnen 6 maanden met een afgewerkt plan zult komen. Wij zullen u dan in september of oktober aanspreken over de resultaten hiervan.
04.12 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord.
Ik ben blij dat u na een constructief gesprek de hand kreeg toegereikt, in tegenstelling tot uw collega en partijgenoot in Marokko. De sfeer was misschien positiever, maar de vraag is natuurlijk wat de resultaten zijn. Dat weten we pas over zes maanden.
Het incident is gesloten.
05 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de terugkeercoaches" (nr. 15477)
05 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les coaches de retour" (n° 15477)
05.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, sinds 2008 worden in ons land de gezinnen met kinderen die het grondgebied moeten verlaten, opgevangen in gewone huizen. Het is een zeer goede zaak dat die kinderen geen tijd meer in een gevangenis moeten doorbrengen, wat voordien wel het geval was.
In die terugkeerwoningen worden de gezinnen intensief en persoonlijk begeleid door een terugkeercoach van de Dienst Vreemdelingenzaken. Die coaches fungeren voornamelijk als vertrouwenspersoon. De essentie van hun werk is het winnen van het vertrouwen van de uitgeprocedeerde gezinnen, zodat – waar u ook voorstander van bent – wij hun vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst of eventueel naar een ander land kunnen organiseren. Volgens mij is dat de beste manier om tot een duurzame oplossing te komen.
Mevrouw de staatssecretaris, blijkbaar bestaan er dienaangaande wel problemen en zijn daarover toch nog wel wat vragen. Ik heb een hele reeks vragen.
Hoeveel terugkeercoaches telt ons land vandaag en hoeveel terugkeerhuizen zijn er? Hoeveel gezinnen werden er sinds 2008 ondergebracht in die terugkeerhuizen?
In welke fase van de asielprocedure worden gezinnen met kinderen opgevangen in de terugkeerhuizen? Hoe lang blijven gezinnen daar gemiddeld?
Hoe worden de terugkeercoaches geëvalueerd door uw diensten?
Worden gezinnen met kinderen doorheen de asielprocedure iedere keer begeleid door dezelfde begeleider of vertrouwenspersoon, of is er een breuk met de eerste begeleider nadat het gezin definitief weet dat het ons land moet verlaten? Komt er in geval van een breuk iemand anders? Sommige mensen zeggen dat het hele traject beter door een en dezelfde persoon begeleid wordt, vooral om het vertrouwen te winnen. Ik meen dat u nogal voorstander bent van die breuk, maar dat had ik graag nog eens beargumenteerd gehoord.
Hoeveel uitgeprocedeerde gezinnen met een bevel om het grondgebied te verlaten die verbleven in die terugkeerwoningen, zijn daarna verdwenen in de illegaliteit? Kunnen wij maatregelen nemen om dat aantal terug te dringen? Bij die laatste vraag plaats ik een groot vraagteken.
Voorzitter: Siegfried Bracke.
Président:
Siegfried Bracke.
05.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Temmerman, er zijn op dit ogenblik vijf coaches in dienst bij de DVZ, alleen voor de 19 woonunits. Ik heb het dus niet over de terugkeercoaches in de 300 plaatsen in de centra.
05.03 Karin Temmerman (sp.a): Nee, het gaat alleen over de gezinnen met kinderen.
05.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Er zijn nu dus vijf coaches en het is onze wil om er nog aan te werven. Binnenkort worden een zesde coach en een psycholoog aangeworven.
Er zijn ook plannen om het aantal woonunits met acht woningen uit te breiden. Dat zijn voormalige woningen van de politie in Bevekom. Die planning is al gemaakt en de aanpassing in de huizen is al gebeurd door de Regie der Gebouwen.
Van oktober 2008 tot en met 31 december 2012 verbleven in het totaal 424 families met 767 minderjarige kinderen in de woningen.
Het is inderdaad een alternatief voor de gesloten centra voor families met minderjarige kinderen. U weet dat wij in 2008 veroordeeld zijn, niet alleen wij, heel Europa.
Families die asiel aanvragen worden opgevangen in de open opvangcentra voor asielzoekers, maar wanneer zij een negatieve beslissing in hun asielaanvraag krijgen, worden zij naar de open terugkeerplaatsen overgebracht, waar zij op vrijwillig vertrek worden voorbereid. Dat zijn dus de open terugkeerplaatsen in de centra.
Het is pas wanneer zij daar weigeren om vrijwillig te vertrekken, na hun aanvankelijke instemming, dat zij naar de woonunits worden overgebracht omdat zij dan al onder gedwongen terugkeer vallen. Daar krijgen zij dan een andere coach, want de andere coaches begeleiden de vrijwillige terugkeer.
05.05 Karin Temmerman (sp.a): Anders blijft dat dezelfde coach?
05.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Ja. Dat is allemaal om het vertrouwen niet te breken en de vrijwillige terugkeer soepel te laten verlopen.
De gemiddelde verblijfsduur van de familie is 23 dagen. Dat kan worden beïnvloed door hun bereidheid om uit België te vertrekken, hun voorgeschiedenis en de door hen ingediende procedures.
Families die wensen te vertrekken en over de nodige documenten beschikken, verblijven soms maar een week of minder lang in de woonunits.
Families die daarentegen aan de grens een asielaanvraag indienen, zullen met inbegrip van eventuele beroepsprocedures langer in de woonunits blijven. Dat geldt ook voor families die in een luchthaven toekomen en die minderjarige kinderen hebben en eigenlijk naar een centrum moeten. Die zitten daar ook langer, want zij moeten vaak ook nog beroepsprocedures doorlopen.
De terugkeercoaches worden geëvalueerd zoals alle ambtenaren. Dat betekent dat op individueel vlak hun functioneren wordt geëvalueerd door hun dienstchef in het raam van de ontwikkelingscirkel.
Zij worden niet allemaal door een en dezelfde persoon begeleid, want er zijn opeenvolgende fases van de opvang. In een gewone asielprocedure gaat het om een open centrum van Fedasil, waar ook sociale werkers zijn. Hier zijn het andere coaches.
Het gaat om een procedurebegeleiding met het oog op een vrijwillige terugkeer. Eens in een terugkeerwoning, zit men in een proces van gedwongen terugkeer.
Wel is de terugkeerbegeleiding voor elke asielzoeker dezelfde door de invoering van het terugkeertraject. De aard van het traject dat wordt voorgesteld is dezelfde. Op vaste momenten is er informatie over de mogelijkheid tot vrijwillige terugkeer. Men kan dus op elk moment in de fase van opvang nog een optie nemen op een vrijwillige terugkeer.
Het verdwijningspercentage vanuit de woonunits blijft over de jaren heen constant en bedraagt een op vier, 25 %.
Het aantal mensen dat wij hebben kunnen doen terugkeren, is wel gestegen naar 49 %, wat toch wel een verbetering is.
De Dienst Vreemdelingenzaken en de coaches trachten dit percentage van verdwijnende gezinnen naar beneden te krijgen door intensieve begeleiding en door duidelijke informatie te verstrekken, voor en tijdens het verblijf in de woonunits, over de gevolgen van eventuele onderduiking in illegaal verblijf.
Gisteren heb ik een onderhoud gehad met mijn Franse collega, minister Valls, die ook minister van Binnenlandse Zaken is. In Frankrijk valt die materie onder Binnenlandse Zaken, zoals dat vroeger ook bij ons het geval was. Men heeft gevraagd een ploeg naar hier te sturen om die woonunits te bekijken. In Frankrijk denken zij erover na om dit toch wel unieke systeem ook bij hen in te voeren.
05.07 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord.
Ik ben blij dat u zegt dat het na de beslissing blijft. Voor de beslissing is er andere begeleiding dan na de beslissing, zo is dat dus. Als men na de beslissing kiest voor vrijwillige terugkeer, blijft het dezelfde coach.
05.08 Staatssecretaris Maggie De Block: We gaan geen mensen verplaatsen om ze te verplaatsen, dat heeft geen zin. We doen geen bewegingen in het opvangnetwerk, want dat kost ons aan mensen en middelen en zorgt altijd voor breuken in de opvang, wat niet de bedoeling is. Wel is het de bedoeling om bij gedwongen terugkeer een ander soort begeleiding te krijgen dan bij vrijwillige terugkeer. Die breuk moet er zijn: hierin moet verschil zijn, onvermijdelijk, zelfs voor gezinnen met kinderen.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Juliette Boulet à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'accueil des réfugiés maliens" (n° 15571)
06 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de opvang van Malinese vluchtelingen" (nr. 15571)
06.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, la semaine dernière, je vous interrogeais sur l'accueil des réfugiés syriens; cette fois, étant donné notre implication dans l'intervention militaire au Nord-Mali afin de protéger les populations civiles, il s'agira de l'accueil des réfugiés maliens.
À ce stade, depuis le début de la crise dans le Nord-Mali, pouvez-vous nous faire part du nombre d'arrivée de citoyens maliens sur notre territoire ou du nombre de demandes d'asile déposées auprès du CGRA? Quelle est la procédure adoptée?
En cas de refus d'accorder le statut de réfugié ou, en deuxième étape, la protection subsidiaire, quels sont les motifs invoqués?
Étant donné notre implication sur le terrain, est-il envisagé de mettre en œuvre un moratoire suspendant les procédures d'expulsion engagées à l'égard des Maliennes et des Maliens sans papier sur notre territoire? Est-il envisagé de faciliter, dans une démarche solidaire et humanitaire plutôt que sécuritaire, l'obtention de visas à l'égard des réfugiés et migrants maliens en Belgique, et ce en bonne collaboration avec l'ambassade malienne et les différents consulats sur notre territoire?
D'après divers rapports, les États européens se sont montrés peu accueillants à l'égard des réfugiés libyens lors du conflit dans ce pays, ce qui a suscité nombre de critiques. Un dialogue s'est-il noué et des initiatives ont-elles été mises en place au niveau de l'Union européenne pour venir en aide aux réfugiés fuyant le Mali?
06.02 Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Boulet, soyez assurée que je connais quand même la gravité et la complexité de la situation au Mali. Une distinction doit cependant être opérée entre le Nord et le Sud du pays. De plus, la situation actuelle du Mali, qui évolue de jour en jour, n'est pas du tout comparable à celle de la Libye en 2011 – vous avez mêlé dans votre question les deux pays et les deux guerres. Pour cette raison, il y a lieu de suivre de près la situation, comme le démontre d'ailleurs la récente visite de notre ministre des Affaires étrangères sur place, notamment quant à l'issue définitive de la récente intervention française.
En 2012, 122 personnes originaires du Mali ont introduit une demande d'asile en Belgique. Ce chiffre représente une augmentation significative par rapport aux autres années: 11 demandes en 2009, 25 en 2010 et 33 en 2011. Ces demandes sont examinées par le CGRA, une instance d'asile qui est indépendante – il est inutile de vous le rappeler.
L'assistance fournie par l'Union européenne aux réfugiés victimes du conflit au Mali prend jusqu'à présent principalement la forme d'une aide humanitaire. En 2012, l'Union européenne a dégagé une somme de 337 millions d'euros. Depuis le début 2013, 20 millions d'euros ont déjà été dégagés pour venir en aide aux victimes du conflit. L'Union européenne et le HCR n'envisagent actuellement pas d'autres initiatives visant à protéger les réfugiés. Comme je l'ai dit, la situation évolue de jour en jour.
06.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. Concernant vos premières remarques sur la comparaison entre le Mali et la Libye, il est clair que la situation n'est pas identique sur le terrain. Cela dit, on sait bien que ce qui se passe au Mali aujourd'hui est aussi une des conséquences du conflit en Libye. On se rend compte que beaucoup de gens qui ont fui la Libye pour diverses raisons ont rejoint différents groupes, notamment les groupes islamistes du Nord-Mali. Il me semble qu'une situation en a influencé une autre, y compris en ce qui concerne la question des armes.
Par ailleurs, je pense qu'il est utile de tirer des conclusions de différents rapports concernant les conséquences des afflux de réfugiés libyens en Europe. Les constats dressés par le HCR et d'autres ONG avaient leur pertinence sur la nécessité d'organiser une action groupée au niveau européen. Madame la secrétaire d'État, je voulais attirer votre attention sur ce point, d'autant plus que l'on met en place aujourd'hui une force militaire européenne qui va aider le Mali sur différents aspects. Il serait donc cohérent que nous puissions nous coordonner sur l'aspect de l'aide à apporter aux réfugiés maliens en Afrique et en Europe.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le refus de visa pour un écrivain congolais condamné à mort et torturé" (n° 15800)
07 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de weigering van een visum aan een ter dood veroordeelde en gemartelde Congolese schrijver" (nr. 15800)
07.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'Etat, le journal De Morgen du 2 février dernier révèle que l'écrivain congolais Antoine Vumilia, condamné à mort et torturé, répondait à tous les critères pour être reconnu en qualité de réfugié, mais la Belgique lui a refusé, au printemps 2011, les papiers nécessaires pour fuir en Europe.
En décembre 2002, Antoine Vumilia était un des trente condamnés à mort au procès des assassins du président congolais Laurent-Désiré Kabila. Les organisations des droits de l'homme tant internationales que congolaises parlent d'un procès inéquitable, qui a permis aux véritables coupables de l'assassinat de rester impunis.
En septembre 2010, Antoine Vumilia a réussi à s'échapper. À Brazzaville, les Nations unies lui ont octroyé le statut de réfugié. Les autorités luxembourgeoises ont fait savoir qu'elles étaient prêtes à I'accueillir. On lui a demandé d'aller à l'ambassade de Belgique à Brazzaville, puisque c'est elle qui veille aux intérêts luxembourgeois. L'ambassade devait préparer son visa et son laissez-passer pour le Luxembourg, mais elle a refusé de fournir le visa luxembourgeois. Antoine Vumilia a heureusement fini par obtenir l'asile en Suède pour lui et ses enfants.
Pour quelle raison le visa dont avait besoin M. Vumilia pour être accueilli au Luxembourg lui a-t-il été refusé en 2011? De manière plus générale, quelle est la procédure utilisée pour examiner les demandes de visa de personnes qui se disent en danger, lorsqu'elles le demandent depuis l'étranger?
07.02 Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Genot, je souhaite vous informer que, contrairement à ce que vous pensez, les autorités luxembourgeoises ont bien accordé un visa territorialement limité au Luxembourg à M. Vumilia. Malheureusement, ce dernier n'étant pas en possession d'un passeport national, le visa n'a pu être apposé. Par ailleurs, le Grand-Duché de Luxembourg n'applique pas la pratique selon laquelle un visa peut être apposé sur un laissez-passer.
Là résidait le problème: il fallait à la fois avoir le passeport et le visa. Il n'était pas possible non plus pour les autorités belges de délivrer un laissez-passer car il s'agit, contrairement au passeport, d'un document belge permettant uniquement l'accès au territoire belge. Cette personne avait le visa luxembourgeois, pas de passeport, et nous ne pouvions pas délivrer un laissez-passer sur un visa luxembourgeois qui n'était pas joint à sa carte d'identité. Enfin, mes services n'ont été saisis d'aucune demande de visa pour la Belgique.
07.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, cette situation me paraît assez kafkaïenne. On dit à une personne craignant pour sa vie que, puisqu'elle n'a pas de passeport – ce qui est assez logique puisqu'elle ne peut se rendre dans son pays pour le demander – elle ne pourra pas obtenir les éléments suffisants pour pouvoir partir. La personne ne sait pas qu'on lui refuse le visa luxembourgeois et que, si elle avait demandé le visa belge, on le lui aurait peut-être accordé.
Il y a vraiment un problème. Je vous ai posé une deuxième question à laquelle vous n'avez pas répondu: quelle est la procédure utilisée sur place quand des gens en danger de mort, reconnus réfugiés par des instances internationales – ici en l'occurrence par les Nations unies – viennent frapper à la porte de nos ambassades? Que faisons-nous pour les protéger?
07.04 Maggie De Block, secrétaire d'État: Il existe des procédures et elles sont respectées; dans ce cas, ce monsieur n'a jamais rien demandé.
07.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Les gens ne connaissent pas les procédures; ils demandent seulement une protection.
07.06 Maggie De Block, secrétaire d'État: Nous ne savons pas qui demande des visas au Luxembourg, en France ou aux Pays-Bas. Il n'y a pas de communication entre les pays à ce sujet.
07.07 Zoé Genot (Ecolo-Groen): La Belgique travaille avec le Luxembourg; j'imagine donc qu'un dialogue s'instaure entre nos deux pays.
07.08 Maggie De Block, secrétaire d'État: Oui, mais pas à ce sujet: la Belgique ne demandera pas les listes des personnes ayant sollicité un visa auprès du luxembourg. Cela ne nous concerne pas!
07.09 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Étant donné que le Luxembourg n'avait pas d'ambassade, la Belgique était présente sur place pour aider ces personnes. J'imagine que si un ressortissant luxembourgeois est perdu, la Belgique l'aidera!
07.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Genot, ik heb mij geïnformeerd en er is nooit een vraag geweest.
Als er geen vraag is, kan er ook geen antwoord komen. Er zijn procedures en er kan informatie worden uitgewisseld, maar dan moet er wel een vraag zijn. In casu werd echter geen vraag geregistreerd en dus kan er ook geen antwoord worden gegeven.
Ik was er niet bij in 2011 en u blijkbaar ook niet. Ik kan alleen zeggen dat mijn diensten verklaren dat er geen vraag is geweest.
07.11 Zoé Genot (Ecolo-Groen): En tout cas, je constate qu'on donne des réponses
totalement bureaucratiques à des situations de vie et de mort. C'est inacceptable!
07.12 Staatssecretaris Maggie De Block: Als er geen vraag is voor een visum omdat een leven in gevaar is of als er geen signalement is van een gevaar, hoe kunnen onze diensten dat dan weten?
07.13 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Si la personne possède un document des Nations unies lui donnant la qualité de réfugié, c'est bien qu'elle court un danger. Tout le monde ne se promène pas avec un tel document! C'est même très rare.
07.14 Maggie De Block, secrétaire d'État: Vous parlez d'un document, alors qu'il n'y a même pas de trace d'une demande. Il faut respecter les faits.
07.15 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Vous pouvez faire une recherche sur Google et vous verrez quelle est la situation de ce monsieur. Il y a des pages et des pages qui l'expliquent.
07.16 Maggie De Block, secrétaire d'État: Vos questions sont donc basées sur tout ce qui n'était pas clair dans ces articles!
07.17 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Non, ces pages parlent du procès inéquitable de l'époque. Des observateurs de tous les pays en ont témoigné. On sait donc que cette personne était menacée.
07.18 Staatssecretaris Maggie De Block: Na de feiten is het altijd gemakkelijk om vast te stellen. Ik zeg u alleen dat er nooit een vraag geweest is aan ons land. Hoe kunnen wij dan reageren? Hoe kunnen wij reageren op een vraag over een visumaflevering in een ander land als wij dat niet weten?
07.19 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Vous dites: "Après les faits c'est facile". C'est pour cela que je vous pose une question de manière plus générale: que fait-on pour éviter ces situations et vous n'y répondez pas. Faites des propositions pour que ce cas ne se reproduise plus dans le futur. C'est ce que je vous demandais dans ma deuxième question à laquelle vous n'avez pas répondu.
07.20 Staatssecretaris Maggie De Block: Als er een vraag is van iemand die in gevaar is, mevrouw, dan is er geen probleem. Dan respecteren wij alle procedures en het recht op bescherming.
07.21 Zoé Genot (Ecolo-Groen): C'est faux! Je connais le cas d'un Syrien à qui on a dit que, parce qu'il n'avait pas de passeport …
07.22 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, we discussiëren hier niet opnieuw over individuele gevallen. Dat heb ik nu wel gehad.
07.23 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Vous dites que tout fonctionne bien, mais on voit bien que ce n'est pas vrai chaque fois qu'il y a des cas individuels.
J'espère qu'on va pouvoir mettre au point une procédure qui protège les gens qui en ont besoin.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les assistants sociaux dans les centres fermés" (n° 15839)
08 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de sociaal assistenten in de gesloten centra" (nr. 15839)
08.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, il me revient que les centres fermés de Vottem et 127bis à Steenokkerzeel travaillent actuellement avec un staff social en sous-effectif.
À Vottem par exemple, le staff permanent des assistants sociaux se compose de quatre personnes: deux temps plein, un 4/5 temps, un temps plein présent mais écarté de tout contact avec les détenus pour cause de grossesse. Dans la pratique, un temps plein est actuellement absent car en congé de maladie.
Ceci n'est pas sans conséquence sur le bon fonctionnement du centre et sur le droit des détenus. En effet, les notifications des décisions du CGRA et du Conseil du Contentieux des Étrangers arrivent soit avec du retard soit n'arrivent pas du tout! Le personnel n'a plus le temps d'informer les détenus, de veiller au suivi des désignations d'avocats, ni d'intervenir auprès d'autres services pour la transmission d'informations qui peuvent se révéler vitales dans le cadre des procédures en cours.
Le centre 127bis comptait, quant à lui, huit assistants sociaux avant la fermeture de sa troisième aile, qui vient d'être rouverte après travaux. Le centre travaille actuellement avec quatre assistants sociaux, un cinquième étant annoncé pour la mi-février.
Madame la secrétaire d'État, êtes-vous au courant de ce problème? Quel est le nombre d'assistants sociaux prévus dans le staff social des cinq centres fermés? Est-il prévu de renforcer le staff social lorsque celui-ci se trouve en sous-effectif à cause de congés de maladie ou pour toute autre raison? Qu'allez-vous mettre en place pour garantir les droits des détenus de ces centres, notamment celui d'obtenir les notifications des décisions du CGRA et du Conseil du Contentieux des Étrangers dans les délais les plus brefs, sous peine de mettre en péril l'effectivité de leurs droits fondamentaux?
08.02 Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Genot, le staff social est calculé sur la base d'un assistant social pour vingt à vingt-cinq résidents, selon le flux des résidents et de certaines catégories de populations-cibles. Le nombre d'assistants sociaux dans chaque centre est donc déterminé en fonction de ces éléments. Il n'y a pas de cadre officiellement déterminé. Le nombre d'assistants sociaux prévu est de cinq au centre Caricole, six au 127bis, cinq à Bruges, sept à Merksplas et six à Vottem. Mes services mettent tout en œuvre pour pallier les absences. Il s'agit souvent de jeunes femmes et il y a des congés de maternité – et des congés de maladie chez les femmes et les hommes.
Je peux vous confirmer que les droits des résidents quant aux notifications des décisions du CGRA ou du Conseil du Contentieux des Étrangers sont garantis. Ainsi, les membres de la direction ou le personnel administratif peuvent aussi procéder aux notifications. Par ailleurs, dans le souci de garantir les droits des résidents, des permanences juridiques de première ligne ont été initiées dans les centres de Vottem et de Bruges, où ont lieu davantage d'allées et venues. Par ailleurs, les résidents ont toujours la possibilité d'avoir un avocat privé ou pro deo comme le prévoit l'arrêté royal du 2 août 2002.
08.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, sur le terrain, cela semble malheureusement plus compliqué. Les gens ont tout à fait le droit d'être malades ou absents pour une autre raison, mais l'absence de remplacement crée des difficultés en termes de délais des notifications. On peut avoir un excellent avocat; s'il n'est pas au courant, il ne va pas pouvoir introduire un recours ou apporter un élément supplémentaire si nécessaire. Un réel problème se pose. Comment les gens peuvent-ils faire valoir leurs droits si les notifications ne sont pas signifiées dans les délais?
J'espère que la question parlementaire aura permis de sensibiliser l'ensemble de l'équipe pour que les choses soient mises en place afin que les notifications soient réalisées dans les délais normaux.
08.04 Staatssecretaris Maggie De Block: U weet ook dat wij niet zomaar kunnen vervangen. Wij zijn aan besparingen onderworpen en kunnen zomaar niet vervangen voor zwangerschaps- of ziekteverlof. Dat is trouwens ook niet mogelijk in onze andere administratieve diensten en daarom hebben we andere maatregelen uitgewerkt zoals een soort van wachtdienst.
Voorts is er de mogelijkheid om een en ander door de directie van het centrum te laten doen, in het belang van de bewoners zelf, omwille van de kwaliteit van de opvang en van de doorstroming van informatie. Ook willen we inzake procedures niet onnodig dagen of uren verliezen.
08.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen): J’entends bien que les problèmes budgétaires existent, mais ils ne peuvent influer sur des questions aussi fondamentales. Car les délais sont tels que les gens ne peuvent pas se permettre de perdre un jour en raison de procédures compliquées.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de terugkeer van 20 uitgeprocedeerde asielzoekers naar Congo" (nr. 15890)
09 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'expulsion de vingt demandeurs d'asile déboutés vers le Congo" (n° 15890)
09.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik wil nog eens terugkeren op een incident dat ondertussen al meer dan twee maanden achter ons ligt. Het stof is ondertussen wat gaan liggen. Men mag hopen dat de tijd gekomen is om een aantal lessen uit het gebeurde te trekken.
Het feit dat 20 uitgeprocedeerde asielzoekers met een vliegtuig met 300 plaatsen naar Congo werden teruggevlogen, zorgde voor nogal wat commotie. Op de achtergrond speelt natuurlijk ook mee dat steeds meer Congolezen de weg naar dit land vinden.
Mevrouw de staatssecretaris, naar het schijnt konden er niet meer dan 20 tot 30 Congolezen mee, omdat Congo zelf, het thuisland, er niet meer dan 20 tot 30 wil opnemen? Klopt dat bericht? Als het bericht klopt, bestaan er eventueel wettelijke beletsels om de lege plaatsen op te vullen met uitgeprocedeerde asielzoekers uit andere Afrikaanse landen, die met dezelfde vlucht konden worden meegenomen?
Hoeveel special flights worden in de loop van dit jaar georganiseerd en met welke bestemmingen?
Wordt er overleg met andere Europese landen gepleegd, zodat men ten minste kan zorgen voor meer efficiënte vluchten en een ruimere bezetting van de vele lege plaatsen?
09.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, ik verwijs opnieuw naar informatie die vroeger werd gegeven in antwoord op gelijkaardige vragen, onder andere van de heer Francken, aangaande de terugkeer van de twintig uitgeprocedeerde asielzoekers. Ik heb er toen ook op gewezen dat het geen gewoon uitgeprocedeerde asielzoekers waren, maar heel moeilijk verwijderbare personen, dat wil zeggen personen die zich telkens hard hadden verzet bij vorige verwijderingen.
Het aantal vreemdelingen dat met een beveiligde vlucht wordt verwijderd, wordt steeds bepaald op basis van de capaciteit van het toestel en van de noodzakelijke en beschikbare begeleiding, zoals de commissie-Vermeersch aanbeveelt.
In casu was er voldoende begeleidingscapaciteit om een twintigtal personen te verwijderen. Er was geen sprake van een voorafgaand gestelde beperking door de Congolese autoriteiten, maar het spreekt voor zich dat zij het aantal personen dat ginder moet worden opgevangen, moeten aankunnen en dat wij dat dus ook moeten doorgeven.
Er moet ook nog worden opgemerkt dat de Airbus A330 niet werd gekozen wegens zijn grootte, maar vooral wegens zijn vliegbereik. Een kleiner toestel moet verschillende tussenlandingen maken om te tanken, wat problemen geeft voor de veiligheid. Elke beweging – opnieuw op de grond en opnieuw in de lucht – is een probleem.
Als ik mij niet vergis, werden op die vlucht ook nog heel wat ton materiaal voor humanitaire doeleinden naar Congo meegenomen.
Bij de planning van dergelijke vluchten wordt steeds nagegaan of een tweede of derde bestemming kan worden toegevoegd om de capaciteit van het vliegtuig optimaal te benutten. Een aantal factoren speelt dan een rol. Zo mogen de bestemmingen niet te ver uit mekaar liggen om het aantal toegelaten vlieguren voor de crew niet te overschrijden, moet er voldoende begeleidend personeel beschikbaar zijn en ook telkens weer voor een aantal uren. Als er dan een vervolgvlucht is, moet er nog een andere ploeg zijn. Er moeten ook voldoende personen zijn voor de andere bestemmingen.
In dit geval was er onvoldoende begeleiding beschikbaar om de vlucht te verlengen. Het moet bovendien ook mogelijk zijn om van het ene Afrikaanse land naar het andere te vliegen. Dat is niet altijd een gemakkelijke opdracht.
In 2013 werd tot op heden nog een special flight georganiseerd.
Indien er nog vrije plaatsen zijn in het toestel en de autoriteiten van de bestemming in kwestie akkoord gaan, wordt steeds aan andere Europese landen de kans gegeven deel te nemen. Dat is toen ook zo gebeurd. In voorgaand geval werd de vlucht binnen Frontex aangekondigd. Vijf landen hebben interesse getoond en aan deelname gedacht. Alleen hadden zij budgettaire beperkingen op het einde van het jaar. Uiteindelijk hebben slechts twee deelgenomen, telkens met één deelnemer, die zelf voor een escorte hebben gezorgd.
09.03 Peter Logghe (VB): Nu kennen wij het kader waarin het een en ander zich afspeelt. Ik noteer dat men niet alleen naar de capaciteit kijkt, maar ook en vooral naar de begeleiding, om te zien wat kan worden ingezet. Ten gevolge van het feit dat de broeksriem overal wordt aangehaald, wordt er voor 2013 blijkbaar nog een special flight aangekondigd.
09.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Die is al gebeurd.
09.05 Peter Logghe (VB): En zijn er voor de rest van het jaar nog aangekondigd?
09.06 Staatssecretaris Maggie De Block: U hebt gevraagd hoeveel er al hebben plaatsgevonden: een. Natuurlijk zullen er nog zijn.
09.07 Peter Logghe (VB): Mijn vraag was hoeveel special flights er dit jaar worden georganiseerd?
09.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Er is er al een geweest.
09.09 Peter Logghe (VB): Er is al een geweest. Dan zullen wij nog een schriftelijke vraag stellen.
L'incident est clos.
- mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de uitzetting van een zwakbegaafd minderjarig meisje" (nr. 16059)
- mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het bevel om het grondgebied te verlaten voor een twaalfjarig meisje" (nr. 16089)
- Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'expulsion d'une jeune fille mineure souffrant d'un retard mental" (n° 16059)
- Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'ordre de quitter le territoire pour une adolescente de 12 ans" (n° 16089)
10.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, het is niet meteen mijn gewoonte om een vraag te stellen over een specifiek geval. Wij kennen immers de dossiers niet noch de specificiteit van de zaken en daarom kunnen wij er inderdaad geen vragen over stellen. Hier gaat het evenwel om een schrijnend geval en daarom acht ik het geoorloofd om u er toch een vraag over te stellen.
Op 21 februari berichtten de kranten Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg dat een zwakbegaafd twaalfjarig Nederlands meisje zal uitgewezen worden. Zij was het slachtoffer van jarenlang misbruik en verwaarlozing en als zesjarige werd zij door een Nederlandse jeugdrechter geplaatst bij een gezin in het gerechtelijk arrondissement Turnhout, in België dus. Sinds 2006 verblijft zij bij hetzelfde pleeggezin.
Tot verbazing van het pleegezin kreeg het meisje op 11 februari het bevel om het grondgebied te verlaten. Zij moest binnen de dertig dagen terug naar Nederland, omdat zij niet over een geldig identiteitsbewijs zou beschikken. In het krantenartikel zegt men ook dat de oorzaak moet worden gezocht bij fouten gemaakt door de Belgische en Nederlandse justitiële diensten.
De DVZ reageerde onmiddellijk: "Het was niet de bedoeling dat bevel tot terugbrenging meteen uit te voeren. Dat was vooral een signaal aan de pleegouders om zich eindelijk als voogd te laten aanwijzen, in het belang van het kind." Het is momenteel voor mij nog steeds onduidelijk wat de toekomst is voor het meisje.
Mevrouw de staatssecretaris, als men echt de bedoeling had om de ouders te wijzen op het feit dat er zaken niet in orde waren, dan waren er toch andere middelen dan onmiddellijk een uitwijzingsbevel uit te vaardigen? Men kon dan toch de ouders contacteren en zeggen dat een en ander moet worden rechtgezet.
Mevrouw de staatssecretaris, werd er een dergelijk bevel tot uitwijzing gegeven? Wat zijn, indien u ze kan geven, de uiteindelijke redenen voor de uitwijzing?
Wat zijn de fouten waarnaar in de kranten wordt verwezen? Welke fouten werden gemaakt door de Nederlandse en de Belgische justitiële diensten?
Ik hoop dat vervolgens maatregelen zullen worden getroffen om dergelijke fouten in de toekomst niet meer te maken.
Al is het niet helemaal hetzelfde, het is toch enigszins vergelijkbaar met het geval van de kinderen die wij naar Roemenië hebben uitgewezen. Ook in dat dossier had ik een bijzonder onaangenaam gevoel bij de vaststelling dat wij kinderen uitwijzen die werden misbruikt.
Hoe kunnen wij dergelijke situaties in de toekomst vermijden?
10.02 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, c'est une situation interpellante s'agissant d'une enfant particulièrement vulnérable. C'est pourquoi je tenais à relayer auprès de vous cette information publiée par la presse.
En effet – et je cite –: "Une adolescente néerlandaise âgée de douze ans, qui n'a pas toutes ses facultés mentales et a été victime d'abus durant de longues années, va être expulsée de Belgique en raison d'une erreur commise par les justices belge et néerlandaise. La victime, S., n'avait pas encore six ans quand elle a été placée par un juge de la jeunesse néerlandais dans une famille belge. Elle avait été victime de graves abus et négligences. Depuis son placement au sein de la famille belge, en 2006, la jeune victime a évolué positivement. Mais le 11 février dernier, la famille a reçu un ordre de quitter le territoire de la part de l'Office des Étrangers: S. doit retourner endéans les trente jours aux Pays-Bas, car elle ne dispose pas d'une carte d'identité valide en raison d'erreurs commises par différents services néerlandais et belges. Le parquet de Turnhout a en outre omis de la placer sous l'autorité d'un juge de la jeunesse."
Il semblerait que l'Office des Étrangers réfute l'existence d'erreurs commises par les services belges et néerlandais dans la non-attribution d'une carte d'identité à cette fillette. Pour l'Office des Étrangers, les parents d'accueil auraient dû depuis longtemps demander le statut de tuteurs dans l'intérêt de la fillette, ce qu'ils ont omis de faire.
Je lis dans Le Vif/L'Express du 21 février que "l'Office des Étrangers a toléré cette situation, mais maintenant que la fillette a atteint les 12 ans et doit donc se voir attribuer une carte d'identité, il a voulu 'lancer un signal' pour que la tutelle soit finalement régularisée".
Quand il s'agit d'une personne vulnérable, il est important que tous les services travaillent conjointement à assurer sa sécurité juridique. Dans le cas présent, je ne suis donc pas sûre qu'un "ordre de quitter le territoire" constitue un signal adéquat tant pour la famille que pour la victime.
L'Office des Étrangers avait-il déjà informé ces parents d'accueil de la nécessité de devenir tuteurs de la fillette pour qu'elle puisse obtenir une carte d'identité valide à douze ans?
Au cas où la tutelle ne serait pas régularisée à temps, envisagez-vous d'intervenir afin d'empêcher l'expulsion de cette fillette?
10.03 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, ik dank de collega’s voor hun vragen.
Het gaat mij niet zozeer om het individueel geval maar ik zal de voorwaarden opnoemen die verbonden zijn aan het verblijf. Dan zullen wij zien waar het eigenlijk fout gelopen is.
Voor dergelijke gevallen zijn er drie voorwaarden verbonden aan het verblijf: ten eerste, het bewijs van nationaliteit; ten tweede, het bewijs dat de pleegouders in de mogelijkheid verkeren om in de behoeften van de minderjarige te voorzien; en, ten derde, het akkoord van beide ouders of van een derde persoon die gewettigd is door een vonnis van de rechtbank om te handelen in naam van de minderjarige en hem dus zo in te schrijven.
Dat is het probleem. Het gaat eigenlijk om een Nederlands meisje en er moest dus een Nederlands vonnis zijn. Het kind verblijft in een pleeggezin bij Belgische ouders. Daar is het dus fout gelopen.
Il s’agit ainsi de s’assurer que les personnes chez qui l’enfant réside sont habilitées à le recevoir.
Zij moeten ook de mogelijkheid hebben om op te treden of te beslissen of er bijvoorbeeld dringende medische zorgen nodig zijn of als toelating moet worden gegeven voor anesthesie of een ingreep. Die hadden zij niet.
Op uw vraag naar eventuele fouten van de Nederlandse of Belgische justitiële diensten moet ik u natuurlijk doorverwijzen naar het comité Bijzondere Jeugdzorg dat daarvan wel op de hoogte was, alsook naar mijn collega, de minister van Justitie.
Ik kan wel melden dat het inderdaad zo is dat de Dienst Vreemdelingenzaken dan ten einde raad, na er herhaaldelijk op te hebben gewezen dat daar iets wettelijk niet in orde was, toch een bevel gaf, wel met een termijn van dertig dagen en met het verzoek aan de familie om zich zo snel mogelijk in orde te stellen. In plaats van dat het in orde is gekomen is heel het verhaal in de pers geraakt, wat ik persoonlijk betreur. Het kan immers niet in het belang van een kind zijn dat zo’n trieste voorgeschiedenis in de kranten wordt gepubliceerd. De woordvoerster van de Dienst Vreemdelingenzaken heeft ook correct gemeld dat het de bedoeling was de ouders ertoe aan te zetten zich in orde te stellen.
Ik heb het nog eens nagevraagd, en de derde voorwaarde was niet vervuld. Aanvankelijk werd steeds het akkoord van de bevoegde Nederlandse instanties gevraagd om het verblijfsrecht te verlengen. Zo waren wij dan ook in orde toen het verblijfsrecht de vorige keren verliep.
Na verloop van tijd bleef het akkoord van de Nederlandse instanties achterwege zonder verduidelijking over de vraag of er in Nederland nog opvolging was van de zaak of wie de ouderlijke macht over het kind had. De pleegouders waren op dat moment juridisch onbekwaam om te handelen in naam van het kind en konden ook de aanvraag voor haar niet indienen. Om die reden werd de Bijzondere Jeugdzorg ingeschakeld, maar het systeem in Nederland en in ons land is niet hetzelfde. Er moet een bewijs worden geleverd dat alles wettelijk is geregeld. Bijvoorbeeld een eenvoudige brief van de Maastrichtse rechtbank zou daaraan kunnen voldoen.
Ik wist ook niet dat er gevallen bestaan van Nederlandse kinderen die bij pleegouders in België worden geplaatst. Wij hadden al contact opgenomen met Justitie en ik heb alleszins gezegd dat er moet worden gehandeld in het belang van het kind. Het mag zeker niet zo zijn dat er niet spoedig een oplossing wordt gevonden.
Persoonlijk vind ik het altijd spijtig voor het kind. Zo ook het feit dat bij de artikels een foto werd geplaatst. Misschien was het dan wel niet de foto van het kind in kwestie, dit alles komt de zaak en zeker de anonimiteit van een kind niet ten goede.
10.04 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, met uw laatste opmerking ben ik het helemaal eens. De media springen uiteraard op dergelijke zaken, maar ik meen dat dit voor niemand goed is.
Het blijft een zeer schrijnend geval. Ik begrijp dat de diensten langs beide kanten elementen over het hoofd hebben gezien of hebben nagelaten om een en ander in orde te brengen. Het pleeggezin gaat misschien ook niet helemaal vrijuit en misschien hadden zij ook proactief moeten handelen.
Ik blijf er echter bij dat een bevel tot het verlaten van het land volgens mij te verregaand is. Ik meen dat er andere wegen bestaan om zoiets recht te zetten. Ik heb begrepen dat u dit zult onderzoeken zodat in de toekomst dergelijke gevallen onmogelijk worden.
10.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Cette famille d'accueil et cette jeune personne ont clairement été victimes d'un imbroglio juridique et d'un manque de soutien des structures de la protection de la jeunesse.
Néanmoins, je trouve que l'intérêt supérieur de l'enfant, que vous pointez, n'était pas protégé au mieux en lui envoyant un ordre de quitter le territoire dans les trente jours. Il y avait d'autres méthodes pour essayer de lui donner le plus rapidement possible un statut plus solide que cette mesure, qui a manifestement fait paniquer cette famille. Je pense que ce n’était pas le geste le plus adéquat.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de mogelijkheid om jongeren zonder papieren hun opleiding te laten afmaken" (nr. 15634)
11 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la possibilité pour les jeunes sans-papiers d'achever leur formation" (n° 15634)
11.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, in De Standaard van 1 februari 2013 stond de opmerkelijke oproep van experten uit het middenveld van de migratie-, jeugdhulp- en onderwijssectoren om niet-begeleide minderjarigen hun opleiding te laten afmaken, voordat zij het land worden uitgezet, en om hen te laten werken als zij een opleiding voor een knelpuntberoep hebben gevolgd. Zo luidde hun advies aan de regering.
In november vorig jaar riepen ook het katholiek onderwijs en het gemeenschapsonderwijs al op om minderjarigen zonder papieren niet meer uit te wijzen, zolang zij hun opleiding niet hebben afgerond. Door jongeren zonder papieren de mogelijkheid te bieden om hun opleiding af te maken, geeft men hen, volgens de experten, kansen en bagage die nodig zijn om het in hun land van herkomst te maken.
Graag had ik een antwoord op volgende vragen.
Hoe staat u tegenover de oproep van het middenveld? Wat is uw reactie op de vraag om jongeren zonder papieren toegang te verlenen tot onze arbeidsmarkt, als zij een opleiding hebben gevolgd die leidt tot een knelpuntberoep?
Na de vorige oproep van de onderwijskoepels zei u dat u zeker zou nagaan op welke manier men aan de vraag kan tegemoetkomen. In het voorjaar van 2013 zouden daarover afspraken worden gemaakt. Zijn die afspraken er al en is er al overleg geweest met de onderwijskoepels?
Hoe luiden de beleidsaanbevelingen die u werden overhandigd door Kerkwerk Multicultureel Samenleven, naar aanleiding van een door hen georganiseerde rondetafelconferentie over het thema op 16 januari 2013? Zij hebben een aantal aanbevelingen gedaan. Bent u bereid om daarop in te gaan? Wanneer kunnen wij maatregelen verwachten rond de problematiek?
11.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Temmerman, het mag gezegd dat de instroom aan niet-begeleide minderjarige vreemdelingen enkele moeilijke problemen schept, waarvan dit er een is.
Zo dient in het belang van het kind bepaald te worden of de duurzame oplossing, zeg maar het levensproject, in België dan wel in het land van herkomst ligt. Indien de duurzame oplossing niet in België kan, dan wordt een bevel tot teruggeleiding naar het land van herkomst of een derde land gegeven.
Hoewel binnen de opvang de begeleiding is aangepast aan die duurzame oplossing, zien wij dat er in de praktijk zelden of nooit een gevolg aan wordt gegeven. Een minderjarige die een negatieve beslissing krijgt, blijft immers nog steeds een minderjarige. Daarom krijgt hij of zij de toestemming om hier tot de leeftijd van 18 jaar te blijven. Een gedwongen terugkeer is natuurlijk geen optie.
Die jongeren moeten echter wel duidelijk de boodschap krijgen dat zij het land niet uit worden gezet, maar dat bij het bereiken van de meerderjarigheid een vrijwillige terugkeer onvermijdelijk is. Die boodschap krijgen zij echter niet altijd. Uit televisiereportages is dat trouwens ook duidelijk gebleken. Het is dus belangrijk dat die jongeren duidelijke informatie krijgen en dat er op een eerlijke manier gecommuniceerd wordt. Als hun dossier ertoe leidt dat zij hier niet kunnen blijven, dan moeten zij dat ook weten.
Ik wil in dezen nog meer inzetten op een terugkeerbegeleiding en een bevordering van de re-integratie in de thuislanden. Er wordt met betrouwbare partners, zoals de Internationale Organisatie voor Migratie, Caritas en het Rode Kruis, samengewerkt om jongeren die vrijwillig terugkeren in het herkomstland te ondersteunen. Lopende projecten zijn er in Marokko en Guinee. Zo beogen wij via opleiding en begeleiding de jongeren economisch zelfredzaam te maken. Binnenkort worden dergelijke projecten ook in Kameroen en Pakistan opgestart.
Minderjarigen die vrijwillig terugkeren, kunnen een hogere financiële steun genieten. Het gaat om een bedrag voor henzelf, maar ook voor hun ouders. Ik kan u meedelen dat Fedasil en de Internationale Organisatie voor Migratie onderzoeken of dat gunsttarief ook toegepast zou kunnen worden op jonge volwassenen, dus voormalige niet-begeleide minderjarigen die de leeftijd van 18 jaar al hebben bereikt, maar toch voor een vrijwillige terugkeer opteren. Zodoende zouden wij ook aan die mensen in het land van herkomst een start kunnen geven, zodat zij bij hun ouders en/of familie een betere uitgangspositie hebben.
Mijn standpunt dat niet kan worden toegestaan dat jongeren die weigeren uitvoering te geven aan de bepaalde duurzame oplossing in de hoop ooit te worden geregulariseerd, heb ik verdedigd bij de onderwijskoepels en Kerkwerk Multicultureel Samenleven. Men dient te begrijpen dat een beleid waarbij documentloze voormalige niet-begeleide minderjarige vreemdelingen op automatische wijze toegang krijgen tot onze arbeidsmarkt op basis van collectieve criteria eigenlijk neerkomt op een volgende collectieve regularisatie. Daarvan kan geen sprake zijn.
Een eventuele regularisatie van de verblijfstoestand van voormalige niet-begeleide minderjarigen kan enkel op basis van de toepasselijke bepalingen van de Vreemdelingenwet. De Vreemdelingenwet voorziet ook in een algemene regeling voor vreemdelingen onder studentenstatuut.
Er bestaat trouwens een beperkte en voorwaardelijke gedoogpraktijk: ouders die een verwijderingsbeslissing kregen medegedeeld, kunnen uitstel van verwijdering verzoeken om de kinderen toe te laten het schooljaar af te maken, indien het lopende schooljaar reeds tot Pasen is gevorderd. Een verlenging van termijn kan eveneens worden toegekend aan niet-begeleide minderjarigen die in de loop van het schooljaar meerderjarig zijn geworden.
Ik heb inderdaad reeds veel overleg gehad. De puzzel is echter groter dan men denkt. Het gaat immers over veel meer dan een gewone verlenging. Ik had aangekondigd dat de puzzel in het voorjaar voltooid zou zijn. Het zal voor maart of april zijn. Dat betekent niet dat overhaaste maatregelen zullen worden genomen. De wettelijke bepalingen, zoals zij nu zijn, laten uitstel toe, onder meer om het schooljaar te voltooien.
Men mag evenmin uit het oog verliezen dat wij voor de toegang tot de arbeidsmarkt in gesprek moeten gaan met de Gemeenschappen. Die drie zijn nogal verschillend als het gaat om toegang tot de arbeidsmarkt voor de knelpuntberoepen.
Het gaat dus niet alleen over de leerkracht die huilt om de lege stoel, zoals in het artikel stond, het gaat om veel meer dan dat. De vraag is ook wie wat zal betalen.
Ik heb een uitvoerige nota laten maken over de wettelijke bepalingen. Zij zijn soepel genoeg, maar niet wanneer men beoogt ad vitam aeternam te willen blijven, ondanks het feit dat men volgens alle procedures niet kan blijven. Zo soepel zijn de regels niet, en zo soepel wil ik ze ook niet maken. Ik wil er immers geen nieuw collectief regularisatiekanaal van maken. Laat dat duidelijk zijn.
Ik vind wel dat men eerlijk moet communiceren met die jongeren en men hen geen toekomst moet voorhouden die er toch niet zal komen.
11.03 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, uw laatste opmerking is heel belangrijk. Men moet heel snel kunnen bepalen of de jongere hier al dan niet kan blijven. Het verdere traject moet weerspiegelen wat er in de toekomst zal gebeuren: ofwel een re-integratie in het land van herkomst, ofwel een integratie in ons land. Op die manier worden die jongeren niet voor voldongen feiten geplaatst als ze 18 worden.
Ik blijf het er wel moeilijk mee hebben dat, als kinderen hier op twaalfjarige leeftijd niet-begeleid toekomen, hier zes jaar verblijven en eigenlijk dus volledig geïntegreerd zijn, men dan nog beslist hen terug te sturen. Ik meen dat men er als samenleving toch even over moet nadenken of men dit kinderen van twaalfjarige leeftijd kan aandoen.
11.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Men moet toch ook even de andere kant van de medaille bekijken.
Ik begrijp uw standpunt, maar wij worden ook geconfronteerd met kinderen die worden uitgestuurd. Wij zien dat de leeftijd van die kinderen daalt. Er is in Oostenrijk een schandaal geweest met een achtjarig meisje dat al erg lang rondliep op een luchthaven. Kinderen worden uitgestuurd en worden als wapen gebruikt of misbruikt. Ik meen dat wij daarvoor beducht moeten zijn.
Wij hebben een beroep gedaan op de expertise van organisaties als IOM, Caritas en Rode Kruis. Als wij die jongeren een traject kunnen voorhouden met op het einde een terugkeer naar hun land van herkomst, dan kunnen zij hun schooltraject daarop baseren. Op die manier kunnen zij daarvan gebruik maken in hun land om een beroep uit te oefenen.
U heeft het over knelpuntberoepen, maar ik zie hen soms in beroepen zitten die nergens in de wereld knelpuntberoepen zijn. Qua opleiding kunnen zij daaraan schaven. Ik meen dat de onderwijskoepels op dat vlak voor eigen deur kunnen vegen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het voorschrijven van aidsremmers aan illegale hiv-patiënten" (nr. 15922)
12 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la prescription d'inhibiteurs du sida à des patients VIH en situation illégale" (n° 15922)
12.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, wij zullen het debat van voorbije donderdag niet overdoen. Ik heb wel een aantal vragen over onder andere de cijfers. Iedereen kent de problematiek. Ik zou graag het standpunt van de regering ter zake kennen.
Er is heel wat discussie ontstaan over de koppeling tussen de terugkeer en het hiv-verhaal. Ik verdedig hier al een paar jaar volgend standpunt: een hiv-patiënt die medische regularisatie aanvraagt op basis van artikel 9ter en die niet krijgt om diverse redenen, moet natuurlijk worden verwijderd. Ik neem aan dat dit een absolute minderheid betreft en dat de meesten dit wel krijgen. Ik heb de heer Wathelet daar ook eens over ondervraagd en een aantal cijfers gekregen. Wie niet wordt geregulariseerd, moet worden verwijderd en krijgt een bevel van de DVZ.
Ik ben van oordeel dat, als zo iemand zich aanmeldt bij het OCMW na uitgeprocedeerd te zijn, die persoon alleen maar recht heeft op hiv-remmers tot hij uitgewezen is. Hopelijk kan dat vrijwillig, anders met een gedwongen terugkeercontract zoals dat nu bestaat en wordt toegepast. De eerste vijftien dagen probeert men een vrijwillige terugkeer, de laatste veertien dagen is het een gedwongen uitwijzing.
Ik snap de commotie totaal niet. Het gaat over mensen die een aanvraag artikel 9ter hebben ingediend bij uw diensten op basis van hiv. Zij krijgen geen regularisatie, maar een uitwijzingsbevel. Het lijkt mij de logica zelve dat een OCMW dan nog wel aidsremmers wil geven, maar op voorwaarde dat een vrijwillig terugkeercontract wordt ondertekend. Men moet iets doen: ofwel geeft men de betrokkenen papieren via artikel 9ter en dan kunnen zij nog aankloppen bij het OCMW, maar dan hebben zij een vast verblijf in België en zijn zij niet meer illegaal; ofwel krijgen zij geen medische regularisatie en blijven zij illegaal. Zij krijgen dan wel aidsremmers, maar het OCMW gaat er dan wel van uit dat het de bedoeling is dat er een terugkeercontract wordt ondertekend, dus dat er een vrijwillige of gedwongen uitwijzing is.
Ik snap absoluut niet wat het probleem kan zijn. Het zou mij ten zeerste verbazen mocht het er niet ook zo aan toe gaan in Nederland, Duitsland, Frankrijk of Denemarken. Ook daar zal dat zo zijn, ik kan mij dat niet anders voorstellen.
In het debat is dat element de mist ingegaan. Op het spreekgestoelte in de Kamer, in aanwezigheid van de camera’s, wordt er natuurlijk wat minder genuanceerd en is het iets gemakkelijker om “pootjelap te doen”. Nu zitten wij in de commissie, hier zijn geen journalisten aanwezig.
Ons punt is de terugkeer van personen die geen medische regularisatie krijgen op basis van artikel 9ter en die dus volledig uitgeprocedeerd zijn. Zij hebben absoluut geen toekomst meer in ons land.
Hoeveel aidsremmers werden voor illegalen voorzien sinds 2008? Kunt u mij gegevens verstrekken per jaar, over het aantal en de kostprijs?
In welk terugkeertraject werd voorzien?
Wat is de houding van de DVZ tegenover hiv- en aidspatiënten die medische regularisatie aanvragen?
Kunt u mij een overzicht geven van de beslissingen van DVZ met betrekking tot hiv- en aidspatiënten in de medische regularisatieprocedure sinds 2008? Hoeveel negatieve en positieve beslissingen waren er op basis van het hiv-profiel?
12.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, vorige week werden op drie dagen tijd drie perscommuniqués verstuurd en werden er vier mondelinge vragen gesteld. Dat heeft alles door elkaar gehaald. De problematiek werd verschillend geschetst naargelang de communiqués. Het laatste bericht stond al dichterbij de realiteit op het terrein dan het eerste.
Mij gaat het om de regelgeving omtrent de toekenning van dringende medische hulp. Die is duidelijk, ongeacht het statuut van de persoon zich aanbiedt. Ik heb het artikel geciteerd. Daarin staat dat het bieden van dringende medische hulp aan personen die illegaal in het Rijk verblijven een taak is van het OCMW. Het gaat om hulp die een uitsluitend medisch karakter heeft en waarvan de dringendheid moet worden aangetoond met een medisch attest. Die appreciatie komt toe aan een arts. Daarover discussieert niemand, ook niet uw collega Smeyers. De kosten voor dringende medische hulp worden dan ook door de federale overheid aan het OCMW terugbetaald.
Wat betreft de medische regularisatie, de wettelijke procedure voor machtiging tot verblijf in artikel 9ter van de Vreemdelingenwet houdt een onderzoek in, zowel tijdens de ontvankelijkheidsfase als tijdens de procedure ten gronde, waarbij artsen het medisch dossier inschatten volgens een geval-per-gevalbenadering.
Artikel 9ter doelt echter niet op bepaalde ziekten, maar op klinische situaties en hun graad van ontwikkeling. De administratie moet bijgevolg de dossiers ook geval per geval beoordelen. Statistieken per ziekte worden dan ook niet bijgehouden, net wegens deze individuele benadering. Ik heb geen cijfers over het aantal hiv- of seropositieve gevallen.
Ik heb al gezegd dat, hoezeer ik ook voorstander ben van een vrijwillige terugkeer, ik er toch van overtuigd ben dat men vrijwillige terugkeer niet afhankelijk kan maken van het al dan niet bieden van dringende medische hulpverlening. Ik ga er echter wel mee akkoord dat men geen alternatief circuit moet ontwikkelen. Dat is ook de reden waarom ik zeg dat in de illegaliteit vluchten geen optie is, want die leidt alleen maar tot problemen. Dringende medische hulp moet in alle gevallen worden geboden. Ik denk dat wij beide elementen van mekaar moeten loskoppelen.
Ik heb vandaag nog een vraag van de heer Logghe gehad die vrijwillige terugkeer aan iets anders wil koppelen. Ik vrees dat dit gevaarlijke pistes zijn en ik kan mij niet indenken dat men dat in andere landen doet.
Ik heb al heel hard ingezet op een vrijwillig terugkeerbeleid, maar u weet dat ik ook meer gedwongen terugkeer heb gedaan. Het spreekt voor zich dat mensen die systematisch weigeren zich te laten inlichten over een terugkeerbeleid, altijd afhaken of er een spelletje maken, uiteindelijk gedwongen worden uitgewezen. Dat gaat dan bijvoorbeeld ook om mensen met een afgewezen regularisatie op basis van artikel 9ter.
Ik blijf er van overtuigd dat dringende
medische hulp koppelen van voorwaarden het debat niet ten goede zal komen en
dat het eigenlijk onmenselijke koppelingen zouden zijn.
12.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, het is natuurlijk een gevoelige kwestie. Dat is vorige week ook gebleken.
U zegt dat u geen cijfers hebt. Ik vind dat vreemd, want ik neem aan dat de terugbetaling van de dringende medische hulp in categorieën wordt bijgehouden. U hebt een heel leger ambtenaren. Zeker bij de FOD Sociale Zekerheid zit er een ton ambtenaren. Ik kan mij niet voorstellen dat er voor de aanvragen voor de dringende medische hulp en de terugbetaling voor de OCMW’s niet in categorieën voor bepaalde ziekten wordt gewerkt. Het gaat immers om dure medicijnen.
Dit weekend stond in de krant het verhaal van een Franse illegaal in Antwerpen die het vertikt om te vertrekken laat staan terug naar Frankrijk te gaan, wat natuurlijk ook illegaal is want dat is in de Schengenzone. Hij krijgt al jaar en dag nierdialyse van het Antwerpse OCMW aan 800 euro per dag. Dat kost al meer dan 600 000 euro aan het OCMW en ik neem aan dat die kosten door uw diensten worden terugbetaald.
U kunt zeggen dat het voorstel van de N-VA inhumaan is, maar ik zie niet in wat daar inhumaan aan is. Het is gewoon totaal onredelijk en aberrant dat wij dergelijke kosten dragen. Onze sociale zekerheid moet inspringen voor iemand die het vertikt om terug naar Frankrijk te gaan en bovendien al jaren illegaal is. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Ik heb nog een opmerking over de koppeling. Wat is er precies gezegd? Ik geef in die zin ootmoedig toe dat er misschien wat onduidelijkheid was in de communicatie was. Ik heb maandagmorgen lang met Liesbeth getelefoneerd en misschien zat er wat ruis op de lijn, maar het moet duidelijk zijn dat dit van bij de aanvang werd doorgepraat met de Kamerfractie en met Liesbeth. Er is dus nooit onduidelijkheid geweest.
Het gaat om personen met een hiv-profiel die een negatief advies hebben gekregen op basis van artikel 9ter. Het gaat dus om gevallen waarbij de federale regering haar discretionaire bevoegdheid niet gebruikt en geen verblijfsrecht toekent. Betrokkenen zijn dus volledig uitgeprocedeerd en hebben dus geen enkele kans om nog papieren te krijgen. Zij moeten dus terug, daarover zijn wij het eens. Zij krijgen een bevel.
Met de nieuwe wet krijgen zij een terugkeercontract aangeboden. Dat het OCMW daar nog beslist medische hulp te bieden tot zij weg zijn, beschouw ik als een automatische reflex van elk OCMW in heel België. Die dringende medische hulp moet worden aangeboden, maar er moet dan ook daadwerkelijk een terugkeer zijn. Waar zijn wij anders mee bezig?
De koppeling automatisch maken is een gevoelige kwestie en daar moet men inderdaad mee opletten. Iemand die echter geen regularisatie heeft gekregen wegens hiv, heeft de weg in België volledig tot het einde afgelegd. Dat is mijn punt.
Ik hoop dat u het nu beter begrijpt, want misschien was het standpunt door de communicatie niet helemaal duidelijk. Het standpunt is dat het automatisch moet worden toegekend, maar dat er een terugkeer aan gekoppeld moet worden, anders blijven wij in het rond draaien.
Ten slotte, nog een punt dat ik bijzonder opmerkelijk vind. Ik heb daarover al discussies ten gronde gehad met staatssecretaris Wathelet. Ik herhaal dat dit een gevoelige kwestie is.
U hebt een lijst met besmettelijke ziekten. Bij het binnenkomen in België wordt gevraagd of men een besmettelijke ziekte heeft, zoals bijvoorbeeld open tbc. U bent arts, dus u kent de materie beter dan ik, want ik ben slechts de zoon van een arts. U hebt veel meer kennis ter zake. Aids en hiv staan niet op die vragenlijst. Daar zijn veel goede redenen voor. Open tbc is veel gevaarlijker dan hiv of aids. Bij hiv of aids moet er immers eerst seksueel of bloedcontact zijn, dus is het minder evident om dat te krijgen.
Ik vind het echter heel opmerkelijk dat er vorige week door de oppositiepartijen in Antwerpen werd gezegd dat hiv zo besmettelijk is en dat het moet worden toegevoegd op de lijst. Uw partij hoort daar niet bij, maar door die partijen werd enorm opgeblazen hoe besmettelijk het wel is. Welnu, als het zo besmettelijk is, en als wij het daar allemaal over eens zijn omdat veel illegalen, ook mannelijke, in de prostitutie gaan, laat het dan op de lijst van besmettelijke ziekten verschijnen. Het is het een of het andere. Andere landen zetten hiv en aids wel op de lijst van besmettelijke ziekten.
Ik weet dat er nog altijd heel wat mensen illegaal binnenkomen en dus nooit worden gescreend omdat zij nooit papieren hebben aangevraagd. Er zullen altijd een aantal illegalen met hiv zijn omdat zij nooit via de officiële poort passeren. U kunt hiv of aids ten minste al op de besmettelijke lijst zetten, want ofwel is het besmettelijk en is het gevaarlijk, ofwel is het niet besmettelijk.
Dat is een laatste opmerking. Dit is vorige week niet aan bod gekomen, maar ik dacht dat wij daarover in de commissie op een rustige en volwassen manier konden debatteren, zonder de aanwezigheid van vijftien camera’s.
12.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Francken, u weet dat als de mensen in onze centra toekomen zij toegang hebben tot de centrumartsen enzovoort. Daar wordt de vraag wel gesteld en wordt er eventueel een bloedonderzoek gedaan.
Ik denk niet dat wij, zoals wij voor tbc doen, al een systematische screening moeten doen van iedereen die een asielaanvraag indient. Ik denk dat wij dan zware kosten en een overshoot zouden hebben. Op de dag zelf komen zij in onze centra toe waar medische assistentie voorhanden is.
In het kader van de volksgezondheid en ook als er contacten zijn tussen die mensen wanneer zij hier verblijven, moeten wij zeker beducht zijn voor degenen die seropositief zijn. Ons personeel is daarvoor opgeleid. Er zijn in onze centra mensen die een aanvullende opleiding hebben gevolgd voor al wat de problematiek van seropositieven aangaat.
Er zijn contacten met gespecialiseerde centra zoals het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen of een gespecialiseerde afdeling voor hiv in Brussel. Wij en de Fedasilcentra zijn er dus mee bezig.
12.05 Theo Francken (N-VA): Een asielzoeker die hiv heeft of seropositief is en dus al aids heeft en zijn land ontvlucht wegens politieke redenen, bedreigingen, religie of homoseksualiteit is voor de N-VA welkom. Hij kan papieren krijgen. Zijn ziekte staat zijn papieren niet in de weg. Hij doet een beroep op de Conventie van Genève; dat staat boven alles. Een Congolese vrouw bijvoorbeeld die gezinshereniging aanvraagt moet een lijst invullen. Zij wordt gecontroleerd op tbc. Zo iemand zou je perfect kunnen screenen op hiv, zoals een aantal Europese landen ook al doet. Ook in de Verenigde Staten gebeurt dat.
In deze gaat het niet om asielzoekers. Asielzoekers zijn vluchtelingen die moeten worden beschermd. Daartoe zijn wij internationaalrechtelijk verplicht en maar goed ook. Het gaat over mensen die regulier binnenkomen via de andere kanalen, vooral via gezinshereniging. Men kan in deze perfect voorwaarden opleggen inzake screening van besmettelijke ziekten.
Volgens staatssecretaris Wathelet wordt hiv niet opgenomen in de lijst, terwijl dat wel het geval is voor tbc en andere ziekten. Volgens mij is het niet onlogisch om hiv en aids eraan toe te voegen. Dat is ook niet stigmatiserend. Het gaat over volksgezondheid.
12.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik dacht dat u het had over de asielaanvragers. Zij komen eerst bij ons terecht. Wie tbc-positief test gaat natuurlijk niet naar de centra maar meteen naar het ziekenhuis.
Een vraag over de screening bij gezinshereniging is voor mijn collega bevoegd voor Volksgezondheid. Die mensen komen via de reguliere kanalen naar hier. Zij zijn al in orde met hun aanvragen en wettelijke vereisten.
12.07 Theo Francken (N-VA): De lijst met besmettelijke ziekten valt onder uw bevoegdheid.
12.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Gezinsherenigers komen niet bij mij terecht.
12.09 Theo Francken (N-VA): Zij doen toch een aanvraag bij de DVZ? Daar vullen zij toch een lijst in?
12.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Ja, maar zij komen nooit in onze centra. Zij laten geen vingerafdrukken achter, enkel hun administratieve gegevens. Fysiek komen zij niet in onze centra.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de asielzoekers in de appartementen van Koning Albert" (nr. 15980)
13 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le séjour de demandeurs d'asile dans les appartements du Roi Albert" (n° 15980)
13.01 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, in januari 2012 heb ik u ondervraagd over een aantal Afghaanse families die verbleven in de koninklijke appartementen in het Waalse Ciergnon. Kunt u mij duidelijkheid verschaffen over deze materie? Verblijven er nog steeds asielzoekers in de bewuste appartementen? Zo ja, wie betaalt dan het verblijf van die mensen, het onderhoud, de verwarmingskosten enzovoort?
Vorig jaar was er
een hele discussie over het feit dat de Koninklijke Schenking dit zou verhalen
op het plaatselijke OCMW. Di Rupo heeft een totaal onduidelijk antwoord
gegeven. Op de duur was het mijn fout. Het Laatste Nieuws
schreef dat ik dit de wereld in had gestuurd, terwijl het na lezing van het
parlementaire verslag duidelijk is dat de onduidelijkheid werd gecreëerd door
het slechte Nederlands van onze premier. Ik had niks te maken met die
onduidelijkheid, maar finaal was het wel mijn fout. Ik vraag het niet meer aan
Di Rupo, maar aan u, want u versta ik ten minste.
Wie staat er nu in
voor die kosten? Wie betaalt ze? Worden ze terugbetaald? Wordt een deel betaald
door het OCMW? Zijn er ondertussen nog aanpassingswerken gebeurd? Door wie?
Door wie zijn ze betaald? Hoe lang verblijven die asielzoekers daar
ondertussen? Zijn er al nieuwe gezinnen? Hoeveel? Zijn die ook van Afghanistan
of van andere herkomst? Hoeveel hebben er ondertussen in die appartementen
verbleven? Wat is de totale prijs van deze koninklijke blijk van mededogen?
13.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Francken, sedert februari 2010 werden geen aanpassingswerken meer uitgevoerd en verbleven in totaal 16 asielzoekers in de appartementen. Het betrof eigenlijk drie keer 4 asielzoekers in opeenvolgende periodes, maar in totaal 16 verschillende mensen. Momenteel verblijft niemand nog in de appartementen want er zijn verwarmingsproblemen. Dat is de informatie die mij werd meegedeeld. Ik raad u dus aan kort op de bal te blijven spelen, want waarschijnlijk zullen opnieuw werken worden gepland, maar dat werd mij niet gemeld.
13.03 Theo Francken (N-VA): Door wie werden de kosten gedragen toen er asielzoekers waren? Gebeurde dat via een LOI-regeling met het OCMW?
13.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Daar heb ik geen informatie over. Momenteel zijn er geen verblijfskosten, aangezien er op dit moment geen asielzoekers verblijven. Er zullen wellicht wel nog aanpassingswerken worden gepland gezien de verwarmingsproblemen.
13.05 Theo Francken (N-VA): Ik begrijp dat u zegt dat er momenteel niets wordt betaald, aangezien er momenteel geen kosten zijn. Ik zal u hierover schriftelijk voort ondervragen.
Op de vraag wie er juist betaalt, antwoordde de heer Di Rupo destijds immers dat het OCMW betaalt. Ik heb vervolgens meegedeeld dat het OCMW betaalt, terwijl de Koning twee jaar geleden in de winter had gezegd dat hij dat zou betalen, in een reactie op een oproep van de heer Leterme om te tonen hoe groothartig hij is. Toen bleek dus dat het OCMW betaalde, waarop ik hierover communiceerde. Daarop zei Di Rupo dat ik fout was en dat de Koning zelf de kosten droeg, terwijl hij in de commissie had verklaard dat het OCMW dat betaalde. Vervolgens mengde het Koninklijk Paleis zich ook nog in de discussie.
Mijn vraag is dus wat het nu eigenlijk is? Ik snap dat u daar nu niet op antwoordt, want ik heb het niet gevraagd. Ik had moeten vragen wie het verblijf betaalde, toen de asielzoekers in de appartementen aanwezig waren. Ik zal dat dan ook opnieuw vragen, want ik wil voor eens en altijd de waarheid weten: wie betaalt? Het OCMW, zoals bij een LOI-regeling in alle gemeenten, of de Koning? Dat is de essentie van het verhaal.
13.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik heb u een antwoord gegeven op de vragen die u hebt gesteld. Ik was eigenlijk zelf ook verrast door het antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13.07 Theo Francken (N-VA): Zou ik het antwoord op mijn laatste vraag (nr. 16125) eventueel schriftelijk kunnen krijgen, want ik moet gaan spreken in Mechelen?
De voorzitter: Dan zullen wij dat zo doen.
14 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de werking van de psy-supportcel bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS)" (nr. 16062)
14 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le fonctionnement de la cellule psy-support du Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides (CGRA)" (n° 16062)
14.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, in uw antwoord op mijn mondelinge vraag nr. 14928 zei u dat het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen rekening houdt met eventuele psychische aandoeningen bij het verhoor van de asielzoeker en het onderzoek van de asielaanvraag. Het zou daartoe eveneens een speciale cel hebben opgericht, de zogenaamde psy-evaluatiecel. De activiteiten van die cel staan volledig los, zo zei u, van de medische procedure in toepassing van artikel 9bis van de Vreemdelingenwet.
Mijn vraag strekt ertoe van u meer uitleg te krijgen over die psy-evaluatiecel.
Hoeveel personeelsleden worden daarin tewerkgesteld? Wat is precies het takenpakket van de cel? In welke mate beïnvloedt een psychische aandoening van een asielzoeker de beoordeling van zijn aanvraag ten gronde? Zijn er gevallen waarin een psychische aandoening doorslaggevend is om de betrokkene te erkennen als vluchteling of hem de status van subsidiaire bescherming toe te kennen? Over welk percentage van de positieve beslissingen spreken wij dan?
De volgende vraag stond niet op papier, maar ik vraag mij ook af of door de psy-evaluatiecel jaarlijks gerapporteerd wordt. Zal de cel jaarlijkse evaluatierapporten opstellen?
14.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, de psy-cel van het commissariaat-generaal bestaat uit een expert-psycholoog en zijn taak bestaat erin adviezen te geven inzake de psychische en mentale toestand van asielzoekers indien daarom gevraagd wordt. Natuurlijk wordt niet de mentale toestand van alle asielzoekers onderzocht. De protection officer die het dossier behandelt, oordeelt of de psy-cel ingeschakeld moet worden wanneer hij of zij vermoedt dat de psychische en mentale toestand van de asielzoeker mogelijk een hinderpaal vormt voor het afnemen van het verhoor of voor het nemen van een asielbeslissing.
De adviezen kunnen diverse vormen aannemen. Zo kan de expert-psycholoog aan de protection officer een toelichting geven over de inhoud van de medisch-psychologische attesten die eventueel gegeven worden. Eventueel kan de expert-psycholoog contact opnemen met de opstellers van die attesten, dus met psychiaters. Ook kan het gaan over een bespreking van de mogelijkheden en de beperkingen voor het afnemen van een asielverhoor. De expert-psycholoog kan de protection officer ook voorzien van bijkomende informatie over het psychisch en mentaal functioneren van de asielzoekers. Dat gebeurt in sommige gevallen op basis van een persoonlijke ontmoeting tussen de expert-psycholoog en de asielzoeker.
Het psychologisch verslag dat de expert-psycholoog aflevert aan de protection officer heeft niet tot doel om bepaalde feiten uit het asielrelaas van de asielzoeker te bevestigen of te ontkennen. De informatie vanuit psychologische invalshoek van de expert werkt daarentegen wel aanvullend en verhelderend. Het komt vervolgens de protection officer toe om die informatie te integreren in het kader van alle andere elementen van het asieldossier, om daarna een asielbeslissing te nemen.
Een psychische aandoening kan om diverse redenen van belang zijn bij de beoordeling van de asielaanvraag, bijvoorbeeld bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de asielzoeker. Een aandoening kan ook relevant zijn voor de mate waarin men kan verwachten dat de asielzoeker precieze en coherente verklaringen aflegt. Ook is het mogelijk dat een asielzoeker aan een psychisch-mentale aandoening lijdt, beter bekend als het posttraumatisch stresssyndroom, die het gevolg kan zijn van ernstige feiten, zoals vervolging, foltering of mishandeling.
De loutere vaststelling van een psychisch-mentaal probleem op zich is voor het commissariaat geen reden tot automatische toekenning van een beschermingsstatus, maar in sommige gevallen, bijvoorbeeld bij vaststelling van een ernstige graad van posttraumatisch stresssyndroom, kan die factor eventueel een rol spelen bij de beoordeling van de asielaanvraag en het type beslissing.
Omdat het gaat over individuele feiten in individuele dossiers beschikt het commissariaat-generaal niet over statistieken betreffende het aantal beslissingen tot erkenning van de vluchtelingenstatus of het geven van subsidiaire bescherming waarin de vaststellingen van psychische en mentale problemen van bijzonder belang waren.
14.03 Peter Logghe (VB): Zal het de bedoeling zijn dat de psy-cel ook een jaarlijks rapport aflevert?
14.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Neen. Dat behoort tot het medisch geheim.
14.05 Peter Logghe (VB): Ik noteer dat u geen cijfergegevens of percentages hebt over het aantal positieve beslissingen op basis van die psychologische evaluatie. Het helpt wel om een asielaanvraag te sturen. Het is geen constitutief element, maar het draagt wel bij om een dossier sneller in orde te laten brengen?
14.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Het wordt voor de volledigheid meegenomen. Als een psychische ontregeling wordt vastgesteld tijdens het onderhoud, dan is het de bedoeling om daaraan wat meer expertise toe te voegen.
14.07 Peter Logghe (VB): Kan de officer abstractie maken van het verslag van de psy-evaluatiecel? Kan hij het naast zich neerleggen?
14.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Er wordt altijd rekening mee gehouden, maar niet altijd in positieve of negatieve zin. Het zal de eindbeslissing nooit in één richting beïnvloeden.
14.09 Peter Logghe (VB): Hij beslist autonoom?
14.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Ja.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de kosten die voor de Belgische overheid voortvloeien uit de schending door derde staten van hun verplichting om uitgewezen onderdanen terug te nemen" (nr. 16063)
- de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de landen die niet of nauwelijks samenwerken wat de terugname van uitgewezen onderdanen betreft" (nr. 16065)
- M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le coût pour l'État belge du refus de certains pays de rapatrier leurs ressortissants expulsés" (n° 16063)
- M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les pays qui ne coopèrent pas ou peu au rapatriement de leurs ressortissants expulsés" (n° 16065)
15.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, de twee volgende vragen gaan over landen die niet of nauwelijks samenwerken, wat de terugname van uitgewezen onderdanen betreft.
De eerste vraag heeft betrekking op de kosten.
Ik heb u in een mondelinge vraag daarover uitleg gevraagd. Op bepaalde vragen bleef u het antwoord schuldig. Zo kwam er bijvoorbeeld geen antwoord op mijn vraag of u een raming kunt maken van de kosten voor de Belgische overheid, als gevolg van de schending door deze staten van hun verplichting om hun uitgewezen onderdanen terug te nemen.
Staten zijn natuurlijk wel degelijk verplicht om onderdanen die rechtmatig van het grondgebied van andere staten zijn uitgewezen, opnieuw tot het eigen territorium toe te laten. Weigeren zij dat, dan begaan zij een onrechtmatige daad jegens de laatstgenoemde staat, waarvoor zij in principe aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Ik ben dus genoodzaakt om nog eens op die vraag terug te komen en u het volgende te vragen.
Hoeveel bedragen de kosten die de Belgische overheid jaarlijks moet maken als gevolg van de weigering van bepaalde landen om hun uitgewezen onderdanen terug te nemen, bijvoorbeeld inzake dringende medische hulpverlening?
Werden in het verleden landen die hun terugnameplicht schonden daarvoor al internationaal aansprakelijk gesteld? Werden er schadeclaims ingediend? Zo ja, om welke landen en om hoeveel gevallen gaat het? Zo nee, waarom gebeurt dat niet?
Vindt u het normaal dat België voor de kosten moet opdraaien, terwijl de landen van herkomst hun internationale rechtsplichten schenden?
Mijn tweede vraag
heeft ook betrekking op de terugnameplicht van uitgewezen onderdanen.
Ik stelde u onder
meer de vraag of u een lijstje kon geven van landen die niet of nauwelijks
meewerkten aan de terugname van uitgewezen onderdanen. Uw antwoordde daarop:
"Neen, ik zal u niet meedelen hoeveel landen, welke landen en hoeveel
percent dat is, want dat zou de relaties zeker niet verbeteren." Het kwam
er dus op neer dat u mijn vraag niet beantwoordde. Ik heb daarbij toch enkele
bedenkingen.
Beschikt u over
cijfergegevens betreffende de landen die niet of nauwelijks meewerken aan de
terugname van hun uitgewezen onderdanen? Om welke landen gaat het? Wat is het
percentage gevallen waarin zij de terugname weigeren?
Als u over die
gegevens beschikt, waarom antwoordt u dan niet op de vraag daaromtrent?
Waarom zou de openbaarmaking
van die gegevens de relaties met de betrokken landen negatief kunnen
beïnvloeden? Het zijn toch die landen die in de fout gaan en niet België?
Verdient het niet de voorkeur om te zeggen waarop het staat en die landen op
hun verantwoordelijkheid te wijzen? Het moet toch mogelijk zijn om daarover een
zinnig gesprek te hebben?
15.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, ik heb al een aantal keer op uw vraag geantwoord. Ik verwijs dan ook naar mijn antwoord op uw schriftelijke vraag nr. 282 van 2 juli 2012. Mijn antwoorden van toen blijven dezelfde.
Het aantal landen dat samenwerking weigert, is beperkt, maar kan doorheen de tijd variëren.
De landen in kwestie uitlichten of culpabiliseren heeft geen zin. Zulks zou immers als onmiddellijk gevolg hebben dat een aantal betrokkenen de nationaliteiten van de bedoelde landen zou claimen, waardoor hun aantal ook zou toenemen.
Wij zouden aldus, ten eerste, in eigen voet schieten. Ten tweede, door landen die al moeilijk mensen terugnemen op een zwarte lijst te plaatsen kan u veel bereiken, behalve dat zij nog iemand extra zullen opnemen.
Wij verkiezen ter zake een diplomatieke weg en dus de weg van de onderhandeling. Wij trachten de betrekkingen met de landen in kwestie, zoals ik u al voor Algerije heb uitgelegd, te verbeteren, met hen tot akkoorden te komen en ook tot aanvaarding van verplichte of gedwongen terugwijzingen te komen.
Dergelijke landen publiekelijk terechtwijzen is niet de meest constructieve manier – ze heeft zeker ook niks met diplomatie te maken –, om een en ander te bereiken.
Een vraag tot schadeclaims is nog niet aan de orde.
15.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik dank u, zoals altijd, voor uw antwoorden, hoewel het natuurlijk niet altijd de antwoorden zijn die ik graag zou horen.
U antwoordt dat culpabiliseren geen zin heeft. Mensen zullen in voorkomend geval immers zeker naar de betrokken nationaliteiten teruggrijpen, om hun eventuele uitwijzing of terugname te ontlopen. Ik weet dat wel. Ook tegen het opstellen van een zwarte lijst zegt u neen. U wil de diplomatieke weg volgen.
Ik stel alleen vast dat de ene weg vol gevaren is en dat de andere weg ook niet zonder gevaren is. U opteert voor de ene weg. Ik mag echter, naar ik hoop, toch wel vragen stellen over de weg die u wil volgen?
15.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Natuurlijk mag u dat.
15.05 Peter Logghe (VB): U merkt ook op dat er nog geen schadeclaims zijn ingediend. De vraag tot schadeclaims rijst nog niet. Wij zullen een en ander bijgevolg in het oog blijven houden. Indien de vraag rijst, zullen wij ze ook aan u voorleggen.
15.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, u mag vragen stellen zoveel u wil. Ik sta er alleen niet om bekend dat ik mijn antwoorden elke keer wijzig, toch niet in het voorliggende dossier. Het gaat om principiële zaken.
U repliceert dat de ene weg naar hier en de andere elders heen leidt. Ik stel alleen vast dat wij de weg van het diplomatieke overleg kiezen, waarbij wij stappen vooruit zetten en tot een betere terugkeer komen. Indien u voor een andere weg wil opteren, is dat uw goed recht. U moet echter geen resultaten van uw beleid voorleggen, wat ik wel moet doen.
15.07 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, we gaan er geen welles-nietesspel van maken.
U noemt mijn weg de culpabiliserende weg. Ik zeg alleen dat er landen zijn die misschien wel in actie zouden kunnen schieten als u eens goed duidelijk zegt waarop het staat. Niet overal heeft het woord diplomatieke weg dezelfde inhoud. Dat weten wij ook. Er zijn semantische verschillen en er zijn culturele verschillen.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "vreemdelingen die niet meewerken aan hun identificatie teneinde hun uitwijzing te bemoeilijken" (nr. 16064)
16 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les personnes de nationalité étrangère qui ne coopèrent pas à leur identification en vue d'entraver leur expulsion" (n° 16064)
16.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik wil het deze keer niet over de landen hebben, maar wel over de vreemdelingen zelf die moeten meewerken aan hun identificatie.
De vreemdelingen moeten die identificatie niet met alle mogelijke middelen bemoeilijken door zelf valse identiteiten en nationaliteiten op te geven. Als ik u goed heb begrepen, gaan ze zelfs zover dat ze hun eigen vingerafdruk vernietigen. Het ontbreken van juiste identiteitsgegevens zou het voor de herkomstlanden bijzonder moeilijk maken om vast te stellen of een vreemdeling al dan niet een van hun onderdanen is. De Dienst Vreemdelingenzaken zou echter door andere bijkomende identificatie-elementen, zoals interviews, eerdere verklaringen van de betrokkene en documenten uit het strafdossier, elk mogelijk bewijs aan de buitenlandse overheden trachten te bezorgen om alsnog tot een identificatie te komen. Ik verwijs naar uw woorden ter zake.
Ik kom dan bij mijn vragen.
Kunt u mij een raming geven van het percentage vreemdelingen in illegaal verblijf dat niet meewerkt aan de identificatie en zo de uitwijzing bemoeilijkt? Om hoeveel personen gaat dat jaarlijks? Wat gebeurt er met deze individuen? Worden zij vastgehouden in een gesloten centrum of laat men hen gewoon lopen? Hoeveel van die personen bevinden zich inmiddels in de gevangenis als veroordeelde of verdachte van een misdrijf?
Ten tweede, wat bedoelt u precies met vreemdelingen die hun eigen vingerafdrukken vernietigen? Wat moet ik mij daarbij voorstellen? Hoe vaak komt die praktijk voor? Kan dit niet worden ondervangen door de identificatie van die personen aan de hand van andere biometrische kenmerken?
Ten derde, hoe vaak slaagt de Dienst Vreemdelingenzaken er ondanks het gebrek aan medewerking van de illegale vreemdeling alsnog in om zijn identiteit vast te stellen? Kunt u daarop percentages of aantallen kleven? Hoe vaak verlaten deze alsnog geïdentificeerde vreemdelingen effectief het grondgebied?
Tot slot, van welke sancties kunnen illegale vreemdelingen die niet meewerken aan hun identificatie en zo hun eigen uitwijzing beletten, in de huidige stand van de wetgeving het voorwerp uitmaken? Hoe vaak worden die sancties ook daadwerkelijk toegepast? Bent u van oordeel dat het bestaande sanctiearsenaal volstaat of moeten er bijkomende sanctiemogelijkheden worden voorzien? Zo ja, welke?
16.02 Staatssecretaris Maggie De Block: De Dienst Vreemdelingenzaken beschikt niet over de statistieken waarnaar u vraagt. Er vertrekken heel wat vreemdelingen die ondanks hun tegenwerking aan hun identificatie toch herkend werden als onderdaan van een bepaald herkomstland.
Een betere uitwisseling van biometrische gegevens is mogelijk geworden. Daarnaast worden ook gegevens uit het administratief dossier ter beschikking gesteld van de ambassade. Het kan gaan om rijbewijzen, kaarten, foto’s enzovoort.
Ook uit de interviews die sommige ambassades afnemen komt vaak nuttige informatie. Uit het dialect van de betrokken vreemdeling kan bijvoorbeeld uitgemaakt worden uit welke streek hij komt. Alle gegevens die belangrijk zijn voor de identificatie worden gebruikt. De opleiding wordt dan ook in die zin gegeven.
In 2012 werd 78,8 % van de personen verwijderd die voor het eerst werden opgesloten in de gesloten centra. In 2011 was dat 74,7 %. In 2010 was dat 68,1 %. Dat wil zeggen dat er dus echt wel een verbetering is. In verhouding tot vorige jaren konden meer mensen die werden opgesloten, effectief geïdentificeerd en verwijderd worden.
Het percentage dat niet verwijderd kan worden, wordt effectief vrijgesteld. De belangrijkste redenen voor een vrijstelling zijn het niet kunnen identificeren, medische redenen en het verkrijgen van een tijdelijke verblijfsvergunning, bijvoorbeeld doordat een aanvraag alsnog ontvankelijk wordt verklaard. Daarbij kan het gaan om artikel 9ter.
U vraagt hoe ze dat doen. Het gaat bijvoorbeeld om het vernietigen van vingerafdrukken. U weet dat die uniek zijn voor iedereen. Het vernietigen van vingerafdrukken is weliswaar een randfenomeen, maar sommige mensen gebruiken van alles omdat zij weten dat die van belang kunnen zijn. Zij trachten, bijvoorbeeld, hun vingerafdrukken af te schuren met schuurpapier of ze branden ze weg door zuur of andere agentia te gebruiken. In het slechtste geval proberen zij ze weg te snijden.
Wij hebben nog andere mogelijkheden om tot identificatie te komen via andere biometrische gegevens.
Indien personen niet of onvoldoende meewerken aan hun identificatie, zullen zij zeker een inreisverbod voor de hele Schengenzone krijgen opgelegd. Zij krijgen niet alleen een bevel om het grondgebied te verlaten bij de vrijstelling, maar ook een inreisverbod voor de hele Schengenzone. De combinatie van die twee elementen is iets wat zij als lastig ervaren en wat hen ertoe aanzet het land te verlaten.
Hieraan wilt u opnieuw de dringende medische verzorging koppelen. Dat is een voorstel waarin ik mij echt niet kan vinden. De dringende medische verzorging is een recht en dat ga ik niet koppelen aan deze problematiek. Ik verwijs daarvoor ook naar mijn uitvoerig antwoord aan collega Francken.
16.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik heb nog een extra vraag. Als men ze niet kan verwijderen, krijgen zij een vrijstelling, zegt u. Betekent dat woordje “vrijstelling” dat zij met rust worden gelaten?
16.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Neen, zij kunnen niet langer worden opgesloten dan bepaalde termijnen. Dat wil gewoon zeggen dat wij ze uit het centrum moeten laten gaan met een bevel om het grondgebied te verlaten. Daarna worden zij geseind en krijgen zo ook een inreisverbod.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de maatregelen om het aantal verdwijningen uit open terugkeerwoningen terug te dringen" (nr. 16066)
17 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les mesures prises pour réduire le nombre de 'disparitions' de personnes en séjour illégal des logements mis à leur disposition jusqu'à leur retour" (n° 16066)
17.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik kom terug op mijn vraag over een aantal verdwijningen van uitgewezen gezinnen uit de open terugkeerwoningen. U kent het kader veel beter dan ik.
Van april 2012 tot eind 2012 verdween 28 % van de families die op dat ogenblik in de woonunits verbleven. In dezelfde periode zou 49 % van de families vertrokken zijn naar het herkomstland of een derde land. U sprak dus van een stijging van de vrijwillige terugkeer: in 2010 was het maar 33 % en in 2011 was het 40 %, een verbetering. Zoals u zelf zei, ligt het percentage verdwijnende gezinnen nog altijd te hoog. Een aantal bijkomende maatregelen dringt zich op om dat percentage terug te dringen.
Hoeveel bedraagt het percentage gezinnen dat vanuit een open terugkeerwoning vertrok naar het herkomstland of een derde land voor het volledige jaar 2012? Bestaan daarover al gegevens?
Hoeveel bedraagt het percentage gezinnen dat in een open terugkeerwoning verbleef en tijdens dat verblijf verdween voor het volledige jaar 2012?
U bent het met mij eens dat 28 % verdwijningen uit de open terugkeerwoningen een te hoog percentage is, hoewel er een substantiële verbetering is tegenover vroeger. Indien het te hoog is, neemt u waarschijnlijk concrete maatregelen om het percentage terug te dringen. Welke?
Ik weet dat ik u opnieuw tegen de haren in strijk, maar zou men er niet beter aan denken woonunits voor gezinnen met kinderen in gesloten centra op te zetten? Ik spreek van woonunits, zodat zij ook de beslotenheid van een afgesloten woning hebben. Maar goed, wij zijn het in elk geval eens dat vluchten in de illegaliteit de slechtst mogelijke weg voor de betrokkenen is.
17.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, ik verwijs ook naar het antwoord dat ik gegeven heb aan, denk ik, mevrouw Temmerman eerder vandaag. In 2012 werd 49 % van de opgevangen gezinnen in de woonunits verwijderd naar het herkomstland of een derde land. In dezelfde periode ontsnapte 25 % van de gezinnen uit de woonunits. Zij verdwenen inderdaad in de illegaliteit.
Wij hebben reeds hard gewerkt op dat vlak. Als bewijs, het aantal effectieve verwijderingen vanuit de woonunits is gestegen: in 2010 was dat 33 %, in 2011 was dat 40 % en in 2012 was dat 49 %. Ik kan dat dus wel een positieve evolutie noemen.
Het verdwijningpercentage blijft over de jaren heen constant en bedraagt ongeveer 25 %. De Dienst Vreemdelingenzaken en de coaches trachten door intensieve begeleiding en door het geven van duidelijke informatie, ook over alle nefaste gevolgen van een onderduiking in de illegaliteit, dit percentage nog naar beneden te krijgen. Men kan sommige mensen niet verhinderen dat ze hun eigen ondergang organiseren en dat ze toch gaan lopen en alle hulp weigeren, hoe hard wij ook mogen vinden dat dit niet zou mogen gebeuren. Het is nu eenmaal zo.
Onze intentie om in woonunits te voorzien, zoals in het regeerakkoord staat, op het domein van 127bis blijft actueel. Ik heb ook reeds bij vorige vragen gezegd dat ik geld gevraagd heb voor het bouwen van vijf woonunits in het gesloten centrum, met natuurlijk meer begeleiding en mogelijkheid tot onderwijs voor de kinderen. Dat vergt een serieuze investering en ik heb die middelen niet gekregen. Dat staat ook in de begroting. Dat blijft een van de zaken die ik bij volgende besprekingen naar voren zal brengen.
17.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, u spreekt over intensieve begeleiding die ook wijst op de nefaste gevolgen van het verdwijnen in de illegaliteit. Daarop wordt dus intensief ingezet.
U zegt dat men de mensen niet kan verhinderen dat ze de verkeerde weg nemen. Ik kan u daar voor een stukje volgen, mevrouw de staatssecretaris, maar toch niet helemaal, want ik zou toch ook graag wijzen op het aspect veiligheid voor de omwonenden en de dorpsbewoners. U weet net zo goed als ik dat de weg van illegaliteit naar criminaliteit een korte weg is. Daarom blijf ik aandringen op woonunits in gesloten centra, al is het maar om het aantal mensen dat in de illegaliteit terechtkomt toch nog te verminderen.
Voor mij blijft het een aandachtspunt.
L'incident est clos.
18 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de toevloed van asielzoekers uit Guinee" (nr. 16085)
18 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'afflux de demandeurs d'asile originaires de Guinée" (n° 16085)
18.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, de sterke instroom van asielzoekers uit Guinee blijft mij intrigeren. In 2011 en 2012 stonden zij op de tweede plaats. In januari 2013 staat Guinee op de eerste plaats met 164 aanvragen. Een op tien asielaanvragen in januari werd ingediend door iemand uit Guinee. Meervoudige asielaanvragen meegerekend ging het zelfs om 11,9 % aanvragen uit Guinee.
Ik heb het opnieuw over die cijfers omdat u in uw antwoord op mijn vraag nr. 15179 over de aantrekkingskracht van dit land op asielzoekers uit Guinee, onder meer hebt verwezen naar de gemeenschap van personen uit Guinee die in ons land reeds aanwezig is. Dat geldt echter ook voor andere landen van herkomst en dat vormt voor mij geen afdoende verklaring voor het fenomeen. U deelt verder mee dat het erkenningspercentage voor personen afkomstig uit Guinee – 16,8 % in 2012 – geen hoog erkenningspercentage is, omdat er ook nogal wat gevallen van vrouwenbesnijdenis worden in aanmerking genomen.
Ten eerste, als de aanwezigheid van de Guinese gemeenschap in België de verklaring vormt voor het grote aantal asielaanvragen dat wordt ingediend door onderdanen van Guinee, dan vraag ik u mij te verklaren waarom de afgelopen vier jaar telkens meer onderdanen van Guinee asiel hebben aangevraagd dan onderdanen van Congo, terwijl er toch heel wat meer Congolezen in ons land vertoeven. Ik vind uw uitleg wat kort door de bocht.
Ten tweede, hoeveel onderdanen van Guinee of nieuwe Belgen van Guinese origine verblijven er momenteel in België? Wat is de migratiegeschiedenis van die populatie? Op welke grond kregen zij verblijfsrecht? Was dat door arbeidsmigratie, studiemigratie, gezinshereniging, regularisatie?
Ik kan het verkeerd begrepen hebben, maar kunt u verduidelijken wat u bedoelt wanneer u stelt dat het erkenningspercentage voor Guinee eerder laag is, omdat er nogal wat gevallen van vrouwenbesnijdenis zijn? Vormt dit dan een reden om de vluchtelingenstatus te weigeren, of gaat het om een verspreking? Is het juist doordat er vrouwenbesnijdenis is, dat het aantal hoger ligt? Misschien zie ik dat verkeerd.
18.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, ik heb het al eerder geantwoord, de aanwezigheid van een Guinese diaspora in België is een belangrijke factor, maar het is er slechts één, naast andere factoren. De grootte van de instroom van asielzoekers is immers niet noodzakelijk evenredig met de grootte van de aanwezige gemeenschap in België.
De Dienst Vreemdelingenzaken schat de Guineese aanwezigheid in België, inclusief diegenen die nog een procedure lopend hebben, op 11 088 personen. Het erkenningpercentage van het commissariaat-generaal in 2012 kan als relatief laag beschouwd worden in vergelijking met de beslissingspercentages in andere Europese lidstaten of in vergelijking met het algemene beslissingspercentage, omdat er hier veel meer mannen zijn.
Inderdaad, bij de vrouwen is het erkenningpercentage hoger omdat er besnijdenisgevallen bij zijn. Er is wel beterschap. Uit de vaststellingen van het commissariaat-generaal is gebleken dat de situatie van de vrouwen in Guinee sterk geëvolueerd is sinds een aantal jaren geleden. De research van het commissariaat-generaal toont aan dat het percentage effectieve slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking gelukkig sterk gedaald is, en dat de mogelijkheid tot bescherming tegen deze praktijk in het land van herkomst toegenomen is.
Het is een goed teken dat het aantal erkenningen gedaald is doordat het aantal genitaal besneden vrouwen en meisjes gedaald is. Het commissariaat-generaal beoordeelt, als onafhankelijke asielinstantie, de situatie van asielzoekers en asielzoeksters, rekeninghoudend met de actuele situatie in het land van herkomst. Ook ginder wordt er hard gewerkt aan preventief optreden. Dat blijkt nu te lonen. Het moet natuurlijk wel blijven gebeuren.
Het grootste aantal aanvragen uit Guinee komt wel van mannen. Ik meen dat de verhouding ongeveer 70 %-30 % is, maar ik zou het moeten nakijken. Dat is terug te vinden op de website van het commissariaat-generaal.
18.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, het verheugt mij te horen dat er verbetering op komst is.
Ik heb aan de minister van Volksgezondheid gevraagd hoe het zit met besnijdenissen in België en de tussenkomst van het RIZIV. Zij heeft mij geantwoord dat de besnijdenis van vrouwen in België verboden is en dat er dus geen RIZIV-tussenkomst is. Zij heeft mij wel cijfers gegeven van RIZIV-tussenkomsten voor zaken die daarvan het gevolg zijn. Ik was gechoqueerd als ik de cijfers zag. Daar zit een serieuze stijging in.
18.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat zijn meestal gynaecologen en urologen of gynaecologen en abdominale chirurgen. De verminking die daarmee gepaard gaat is immers enorm. Dat kan meestal niet in een ingreep worden hersteld. Dat geeft dikwijls aanleiding tot verschillende ingrepen en belangrijke nazorg.
Het verbaast mij dus niet dit de cijfers hoog zijn van de kostprijs om de gevolgen van genitale verminking te beperken.
18.05 Peter Logghe (VB): Los van de kostprijs was ik geschrokken van het aantal personen dat zich met die verminkingen aanbiedt. Dit is met 25 % gestegen op 3 jaar tijd. Dat was voor mij even schrikken.
18.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Logghe, er zijn ook dokters, bijvoorbeeld van Artsen Zonder Vakantie, die naar landen als Congo gaan om daar herstellende ingrepen te doen voor verkrachte vrouwen die analoge letsels hebben. Zij zijn immers vaak incontinent en lijden aan infecties. Er zijn dus wel degelijk projecten in die landen waaraan Belgen meewerken en met hun knowhow de betrokken vrouwen helpen, vrouwen die overigens ook vaak worden verstoten. Men tracht hen te herstellen, zodat zij weer worden aanvaard in hun familie en omgeving. Dat is een zeer ernstige problematiek.
18.07 Peter Logghe (VB): Bedankt voor de verduidelijking, mevrouw de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
19 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het geringe aantal opheffingen of intrekkingen van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus" (nr. 16086)
19 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le nombre limité d'abrogation ou de retrait du statut de réfugié ou du statut de protection subsidiaire" (n° 16086)
19.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de staatssecretaris, u verschafte mij in de commissie met mijn vraag nr. 15060 gegevens over het opheffen of intrekken van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus. U merkte zelf op dat de cijfers met betrekking tot het aantal opheffingen en intrekkingen van de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus voor de betrokken jaren 2010, 2011 en 2012 aan de lage kant waren.
Ik stelde u de vraag hoe vaak de Dienst Vreemdelingenzaken gebruikmaakt van zijn bevoegdheid om de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de opheffing of intrekking te vragen van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus. U deelde mij mee dat de Dienst Vreemdelingenzaken in tal van situaties informatie had bezorgd aan het commissariaat-generaal. In een aantal gevallen zou dat na een onderzoek door het commissariaat tot een intrekking of opheffing hebben geleid.
De Dienst Vreemdelingenzaken kan krachtens artikel 49, § 2, van de Vreemdelingenwet tijdens de eerste tien jaar verblijf van de vluchteling vanaf de indiening van de asielaanvraag aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen om de vluchtelingenstatus in te trekken, omdat het persoonlijke gedrag van de vluchteling erop wijst dat hij eigenlijk geen vervolging vreest. De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen moet dan binnen een termijn van 60 werkdagen een gemotiveerde beslissing nemen omtrent het verzoek van de Dienst Vreemdelingenzaken. De Dienst Vreemdelingenzaken kan overigens ook ambtshalve overgaan tot de intrekking van de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus ten aanzien van vreemdelingen waarvan het persoonlijke gedrag erop wijst dat zij geen vervolging vrezen.
Dat de vluchteling of persoon die de status van subsidiaire bescherming geniet, geen vervolging vreest, kan bijvoorbeeld blijken uit het feit dat hij of zij is teruggekeerd naar het land van herkomst. U deelde mij mee dat de terugkeer naar het land van herkomst niet automatisch tot gevolg heeft dat de beschermingsstatus wordt ingetrokken. In geen enkel dossier zou er een intrekkingsbeslissing bekend zijn, louter op basis van de terugkeer naar het land van herkomst. Er zouden evenmin cijfers bestaan over het aantal beslissingen dat werd ingetrokken wegens terugkeer naar het land van herkomst.
Ik zou dus graag wat meer duidelijkheid krijgen, want er bestaan geen cijfers met betrekking tot bepaalde aspecten.
Beschikt het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen echt niet over cijfers over het aantal beslissingen dat werd ingetrokken wegens terugkeer naar het land van herkomst? Ik vind het normaal dat daarover cijfers beschikbaar zijn of worden verzameld. Welke maatregelen zult u nemen, opdat die gegevens wel kunnen worden verstrekt?
Hoe vaak maakte de Dienst Vreemdelingenzaken tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 gebruik van zijn bevoegdheid volgens artikel 49, § 2, om de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen te vragen de vluchtelingenstatus in te trekken, omdat het gedrag van de betrokkene erop wees dat hij geen vervolging vreest, bijvoorbeeld door zijn terugkeer naar het land van herkomst? In hoeveel gevallen gaf een dergelijk verzoek van de Dienst Vreemdelingenzaken effectief aanleiding tot de intrekking van het statuut van vluchteling? Hebt u cijfers hierover?
Wat zijn, behalve de terugkeer naar het land van herkomst, de aanwijzingen waarop de Dienst Vreemdelingenzaken en het commissariaat-generaal hun oordeel baseren dat er geen vervolging is? Moet men het begrip “geen vervolging vrezen” niet wat correcter en preciezer omschrijven? Kunt u toelichten hoe die voorwaarde tot intrekking momenteel wordt geïnterpreteerd?
Wat zijn, gelet op het feit dat volgens u de terugkeer naar het land van herkomst niet automatisch leidt tot de intrekking van de vluchtelingenstatus, de omstandigheden waaronder een terugkeer naar het land van herkomst niet onverenigbaar wordt geacht met de status, en waaronder dus uit de terugkeer naar het land van herkomst niet wordt geconcludeerd dat de betrokkene geen vervolging vreest? Moet er een bepaalde procedure worden gevolgd wanneer een vluchteling of iemand die subsidiaire bescherming geniet, wenst terug te keren naar het land van herkomst? Bestaat er een meldingsplicht dienaangaande?
U deelde mee dat de Dienst Vreemdelingenzaken in een aantal gevallen informatie bezorgde aan het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en dat die informatie in een aantal gevallen leidde tot intrekking of opheffing van de status. Kunt u preciseren om welke informatie het ging? Bestaan hiervoor richtlijnen?
Kunt u preciseren in welke gevallen wordt overgegaan tot de opheffing van de status van vluchteling of van subsidiaire bescherming? Bestaan daarvoor richtlijnen? Zou het niet raadzaam zijn voor de verschillende landen waaruit de vluchtelingen afkomstig zijn, jaarlijks te evalueren of er nog steeds nood bestaat aan bescherming, en naar aanleiding daarvan systematisch de opheffing te overwegen, eens men tot het besluit is gekomen dat er geen nood aan bescherming meer bestaat?
19.02 Staatssecretaris Maggie De Block: De juridische voorwaarden met betrekking tot opheffing van een status zijn strikt bepaald in de Vreemdelingenwet. Opheffing kan enkel bij een voldoende ingrijpend en duurzaam gewijzigde situatie in het land van herkomst, waardoor de gegronde vrees of het reële risico komt te vervallen.
Het commissariaat-generaal is een onafhankelijke instantie. Natuurlijk evalueert de commissaris-generaal jaarlijks de door hem gemaakte beleidskeuzes op basis van de situatie in de herkomstlanden. Soms gebeurt dat vlugger, omdat de situatie in die landen natuurlijk niet alleen jaarlijks maar ook sneller kan wijzigen. Daardoor worden er soms midden in het jaar beslissingen genomen. Ik refereer aan de beslissing om de dossieraanvragen van Syrische aanvragers vanaf een bepaald moment te behandelen. Die beslissing is omstreeks april genomen toen de situatie daar duidelijk werd.
Ik meen dat de prioriteit van het commissariaat-generaal momenteel ligt bij de behandeling van recent ingediende asielaanvragen en het verder wegwerken van de dossierachterstand. Het herbekijken van al die dossiers waaraan u refereert met het oog op het opheffen van de status, is op het ogenblik niet prioritair en niet aan de orde.
Het commissariaat-generaal beschikt over statistieken aangaande het aantal opheffingen en intrekkingen van de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus. Cijfergegevens met betrekking tot de inhoudelijke motivering van de beslissingen worden echter niet bijgehouden. Het commissariaat-generaal beschikt over zeer gedetailleerde statistieken relevant voor de interne opvolging, de werking en het beleid. Er kan niet over elk element in de database een statistiek worden gemaakt. Evenmin is dat wenselijk. Men wenst slechts bepaalde informatie uit de database te halen als dat beleidsmatig of beslissingsmatig enige consequentie kan hebben. Men verzamelt geen statistieken om de statistieken.
De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen heeft tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 geen formeel verzoek gekregen van de Dienst Vreemdelingenzaken waarbij die dienst gebruikmaakte van zijn injunctierecht, zoals omschreven in artikel 49, § 2, van de Vreemdelingenwet. De Dienst Vreemdelingenzaken bezorgde in die periode wel op informele wijze in een aantal gevallen informatie aan het commissariaat-generaal, dat de informatie toevoegde aan het administratief dossier.
Het commissariaat-generaal kan de beoordeling baseren op alle mogelijke elementen. De Vreemdelingenwet bevat een afdoend begrippenkader, omgezet volgens de bepalingen dienaangaande in de Europese kwalificatierichtlijn 2004/83 en 2011/95 en de procedurerichtlijn 2005/85. Zoals ik al aangaf, voeren het commissariaat-generaal en in tweede instantie de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen hun opdracht in onafhankelijkheid uit.
Ik zie dan ook geen enkele reden om bepaalde begrippen te preciseren of nader te omschrijven. De Europese richtlijnen zijn hier toegepast en daar blijft het bij. Het commissariaat-generaal onderzoekt alle omstandigheden. Er wordt gekeken naar de reden waarom een vluchteling of begunstigde van de subsidiaire beschermingsstatus is teruggekeerd naar het land van herkomst, alsook naar de vrees en het risico bij terugkeer. Vluchtelingen of begunstigden van de subsidiaire beschermingsstatus moeten geen bepaalde procedure volgen indien zij wensen terug te keren naar hun land van herkomst.
Er zijn nu eenmaal mensen die vluchten en dan, als de omstandigheden wijzigen in hun land van herkomst, graag teruggaan. Echte vluchtelingen doen dat, dat zien wij constant. Een bewijs daarvan zijn de enorme migratiestromen die zich tijdens de Balkanoorlog hebben voorgedaan. Er is dus geen meldingsplicht en, eerlijk gezegd, ik zie daar de noodzaak ook niet van in. Wie denkt veilig te kunnen terugkeren naar zijn land van herkomt en daar geen probleem mee heeft, die gaat terug. Hij of zij hoeft zich niet te verantwoorden of de diensten te bellen. Het gaat om vrije mensen met een subsidiaire beschermingsstatus. Zij kunnen hier blijven en bescherming genieten, maar als de omstandigheden in hun land wijzigen, staat het hun vrij om terug te gaan.
19.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, ik dank de staatssecretaris voor haar uitgebreid antwoord.
Er is wel een verschil tussen meldingsplicht en verantwoording. U wil niet dat mensen die terugkeren, zich daarvoor moeten verantwoorden, maar dat was niet de strekking van mijn vraag. Meldingsplicht is iets anders dan verantwoording, maar daarover zullen we wel van mening blijven verschillen.
U zegt dat het commissariaat-generaal over cijfers beschikt, maar geen inkijk geeft in zijn inhoudelijke beslissingen gelet op zijn autonomie. Dergelijke inkijk zou nochtans interessant zijn voor het beleid.
19.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Helemaal niet. Het gaat telkens om verschillende gevallen met verschillende elementen. Wie wil daar nu statistieken van bijhouden? Dat zijn verschillende factoren.
19.05 Peter Logghe (VB): Het kan voor u als beleidsvrouw nuttig zijn om inzicht te krijgen in de inhoudelijke beslissingsgronden. Ik zeg niet dat ik daar statistieken van moet krijgen. Ik vraag gewoon of inzicht hierin voor u niet interessant zou zijn?
19.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik vertrouw mijn administratie. Die is onafhankelijk en beschikt over netwerken om daarover te overleggen. Overigens beschikken zij al over heel veel statistieken. Daar sta ik soms verstomd van.
19.07 Peter Logghe (VB): België is niet onmiddellijk het land met de betrouwbaarste cijfergegevens, laten we daarover duidelijk zijn.
L'incident est clos.
20 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de nieuwe regels inzake de termijn die illegale vreemdelingen wordt gegund om het grondgebied te verlaten" (nr. 15386)
20 Question de M. Tanguy Veys à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les nouvelles règles relatives au délai accordé aux étrangers illégaux pour quitter le territoire" (n° 15386)
20.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, de wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet zorgde voor de omzetting van de Europese terugkeerrichtlijn in Belgisch recht.
Het nieuwe artikel 74/14 van de Vreemdelingenwet voorziet als algemene regel voor illegale vreemdelingen in een termijn van dertig dagen om het grondgebied vrijwillig te verlaten. In de terugkeerrichtlijn heeft men het over een passende termijn voor vrijwillig vertrek van zeven tot dertig dagen. België koos dus als regel voor de maximum termijn, waarbij de nodige vraagtekens kunnen worden geplaatst.
Wel kan er in verschillende gevallen worden afgeweken van de termijn van dertig dagen als het risico van onderduiking bestaat, als de eventuele opgelegde preventieve maatregelen niet werden gerespecteerd, als de illegaal een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid, als er niet tijdig gevolg werd gegeven aan een eerder uitgevaardigd bevel om het grondgebied te verlaten of als de vreemdeling meer dan twee asielaanvragen heeft ingediend zonder nieuwe elementen aan te brengen. In die gevallen bepaalt de beslissing tot verwijdering een termijn van minder dan zeven dagen of zelfs geen enkele termijn.
Voor vreemdelingen die niet gemachtigd zijn om langer dan drie maanden in België te verblijven, wordt een termijn van zeven tot dertig dagen toegekend.
Daarnaast beschikken de illegalen over de mogelijkheid om een gemotiveerd verzoek in te dienen bij de minister of de DVZ teneinde de termijn van dertig dagen die werd toegekend om het land te verlaten, te verlengen op grond van het bewijs dat de vrijwillige terugkeer niet binnen de toegekende termijn kan worden gerealiseerd.
Omdat de nieuwe regeling van de termijn voor het vrijwillig vertrek van illegale onderdanen van derde landen, niet-EU-landen, bijna een jaar geleden in werking trad is het wenselijk te beschikken over een stand van zaken met betrekking tot de toepassing ervan in de praktijk.
Mevrouw de staatssecretaris, hoe vaak werd sinds de inwerkingtreding van de nieuwe regeling inzake de termijn om het grondgebied te verlaten een vertrektermijn zeven tot dertig dagen of van minder dan zeven dagen toegestaan? Wat waren de redenen om een vertrektermijn van minder dan zeven dagen toe te staan?
Hoe vaak werd gebruikgemaakt van de mogelijkheid om illegalen te onderscheppen en van preventieve maatregelen om het risico van onderduiking tijdens de termijn van vrijwillig vertrek te vermijden? Waaruit bestonden deze preventieve maatregelen? Hebben zij daadwerkelijk bijgedragen om het risico van onderduiking te reduceren? Hoeveel vreemdelingen die aan dergelijke preventieve maatregelen werden onderworpen verdwenen, al dan niet “in de natuur”?
Hoeveel verzoeken tot verlenging van de termijn voor vrijwillig vertrek werden er ingediend? Hoeveel daarvan werden er ingewilligd? Hoeveel van deze vreemdelingen verlieten daadwerkelijk het grondgebied?
Hoe wordt de nieuwe regeling in het algemeen geëvalueerd? Wat is het effect ervan op het aantal vreemdelingen dat daadwerkelijk het grondgebied verlaat, ook na aangifte van een bevel om het grondgebied te verlaten? Is er wat dat betreft een bepaalde evolutie merkbaar?
20.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Veys, de cijfergegevens waarnaar u vraagt, worden niet bijgehouden door de DVZ.
In het algemeen zijn de redenen om een vertrektermijn van minder dan zeven dagen toe te kennen in overeenstemming met artikel 74/14. van de Vreemdelingenwet. De voornaamste redenen zijn wanneer er een risico op onderduiken bestaat, wanneer de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde en de nationale veiligheid, wanneer de betrokkene reeds eerder geen gevolg heeft gegeven aan een bevel om het grondgebied te verlaten, wanneer er fraude is gepleegd door de vreemdeling en wanneer betrokkene reeds twee of meerdere aanvragen heeft ingediend zonder nieuwe elementen.
Door het koninklijk besluit van 19 juni 2012 is het mogelijk om preventieve maatregelen op te leggen om zo het risico van onderduiken te vermijden. Het concreet toepasbaar maken van deze maatregelen vereist dat een aantal praktische afspraken moet worden gemaakt met onder andere de gemeenten. In de loop van 2013 zullen deze maatregelen operationeel zijn en aan de nieuwe gemeentebesturen worden gecommuniceerd.
In 2012 werden 742 aanvragen tot verlenging van de termijn voor vrijwillig vertrek ingediend. Daarvan werden er 520 ingewilligd en 222 afgewezen. Over hoeveel van deze vreemdelingen daadwerkelijk het grondgebied verlieten zijn geen cijfers beschikbaar.
Algemeen wordt het beleid positief geëvalueerd omdat wij voor vrijwillige terugkeer in 2012 een stijging van bijna 50 % kennen ten opzichte van 2011. Het gaat voor 2012 om 5 656 personen die vrijwillig terugkeerden. Dat is het resultaat van een coherent beleid en een intense samenwerking tussen de DVZ en Fedasil.
20.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Voor een aantal zaken beschikt u niet over cijfergegevens, maar geeft daarvoor de reden niet. Ofwel is het geen prioriteit, ofwel is het niet mogelijk om cijfermateriaal te verzamelen, ofwel zal men daarvan in de toekomst werk maken.
Als u het hebt over een positieve evaluatie verwijst u naar de cijfers voor de vrijwillige terugkeer. Ik hoop dat ook voor de andere zaken uw positivisme ooit zal worden weerspiegeld in cijfermateriaal.
L'incident est clos.
21 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de toepassing van het inreisverbod" (nr. 15387)
21 Question de M. Tanguy Veys à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'application de l'interdiction d'entrée" (n° 15387)
21.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, de wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet zorgde voor de omzetting van de Europese terugkeerrichtlijn in Belgisch recht.
Het nieuwe artikel 74/11 van de Vreemdelingenwet bepaalt in welke gevallen een inreisverbod kan of moet worden opgelegd, samen met het bevel om het grondgebied te verlaten.
Er moet een inreisverbod van maximum drie jaar worden ingelegd indien geen enkele termijn voor vrijwillig vertrek wordt toegestaan of als een vroegere beslissing tot verwijdering niet werd uitgevoerd. De beslissing tot verwijdering kan gepaard gaan met een inreisverbod van maximum vijf jaar indien de onderdaan van een derde land fraude heeft gepleegd of andere onwettige middelen heeft gebruikt om toegelaten te worden tot verblijf of om zijn verblijfsrecht te behouden.
Indien de onderdaan van een derde land een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid, kan de beslissing tot verwijdering gepaard gaan met een inreisverbod van meer dan vijf jaar. De minister of de DVZ kunnen er steeds om humanitaire redenen van af zien een inreisverbod op te leggen.
Artikel 74/12 van de Vreemdelingenwet bepaalt dan weer in welke gevallen een minister of zijn gemachtigde een inreisverbod kan opschorten of opheffen om onder andere humanitaire redenen. Aangezien de regeling inzake het inreisverbod bijna een jaar geleden in werking trad is het wenselijk te beschikken over een stand van zaken met betrekking tot de toepassing ervan in de praktijk.
Hoe vaak werd sinds de inwerkingtreding van de wet van 19 januari 2012 een inreisverbod opgelegd?
Hoe vaak werd in dezelfde periode een bevel om het grondgebied te verlaten, uitgevaardigd zonder inreisverbod?
Wat was de termijn van de opgelegde inreisverboden – minder dan drie jaar, tussen drie jaar en vijf jaar, meer dan vijf jaar? Wat was de precieze aanleiding voor het inreisverbod?
Hoe vaak werd krachtens artikel 74/11, § 2, van de Vreemdelingenwet afgezien van het opleggen van een inreisverbod om humanitaire of andere redenen, het inreisverbod opgeschort of opgegeven en om welke redenen?
Hoeveel verzoeken tot schorsing of opheffing werden er ingediend en hoeveel daarvan werden er ingewilligd?
Beschikt u over cijfers met betrekking tot de mate waarin de opgelegde inreisverboden worden nageleefd dan wel overtreden?
21.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Veys, sedert de inwerkingtreding van de wet van 19 januari 2012 tot op datum van 25 januari 2013 werd er in totaal 3 309 keer een inreisverbod opgelegd.
Voor 2012 is het totaal aantal uitgegeven bevelen om het grondgebied te verlaten door de Dienst Vreemdelingenzaken nog niet gekend, omdat die cijfers pas eind februari worden aangeleverd.
De termijn voor de opgelegde inreisverboden waren respectievelijk drie jaar wanneer er een risico op onderduiken bestaat, vijf jaar bij fraude en acht jaar wanneer er feiten van openbare orde gekend zijn.
Het niet-opleggen van een inreisverbod om humanitaire redenen wordt altijd beslist naar aanleiding van de specifieke omstandigheden waarin een persoon zich bevindt. Er wordt zelden afgezien van het opleggen van een inreisverbod en nooit als er elementen van openbare orde in het spel zijn.
Tot op heden is het nog niet voorgekomen dat een inreisverbod werd opgeschort of opgeheven.
De Dienst Vreemdelingenzaken beschikt niet over cijfergegevens omtrent de naleving of de overtreding van de opgelegde inreisverboden, aangezien ook de andere Schengenlidstaten dienen toe te zien op de toepassing van het inreisverbod aan hun grenzen. Tot hiertoe werden er daarover ook geen gegevens uitgewisseld.
21.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord en voor het bezorgen van de cijfers, in zoverre u erover beschikt.
Wat de naleving van de opgelegde inreisverboden aangaat, is het misschien nuttig om het nodige overleg aan te gaan met uw collega’s binnen de Schengenovereenkomst.
21.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Als iedereen zijn taken uitvoert, dan gaat het goed. Voorlopig zijn er wel andere zaken aan de orde om over te overleggen, zoals het stijgend aantal asielaanvragen in alle landen rondom ons.
21.05 Tanguy Veys (VB): Absoluut, maar ik denk dat de inreisverboden ook een belangrijk element kunnen uitmaken van uw beleid, dat verder zijn vruchten kan afwerpen. Dat ter zake ook de andere landen hun verantwoordelijkheid moeten opnemen, zou onder meer via dat overleg besproken kunnen worden.
L'incident est clos.
22 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de detentie van meervoudige asielzoekers" (nr. 15786)
22 Question de M. Tanguy Veys à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la détention de demandeurs d'asile ayant introduit des demandes multiples" (n° 15786)
22.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, in 2012 ging het bij ongeveer 30 % van de asielaanvragen om meervoudige asielaanvragen.
U hebt recent een aantal procedurele maatregelen getroffen, om de indiening van meervoudige asielaanvragen terug te dringen. Voorheen kreeg Fedasil reeds de bevoegdheid te beslissen een asielzoeker die een tweede of een volgende asielaanvraag indient, het recht op materiële hulp te ontzeggen.
Voorts verleent artikel 74/6, § 1bis, onder punt 9 van de Vreemdelingenwet sinds enkele jaren de Dienst Vreemdelingenzaken de bevoegdheid de vreemdeling die reeds een asielaanvraag heeft ingediend in een gesloten centrum vast te houden, teneinde de effectieve verwijdering van het grondgebied van de betrokken vreemdeling te waarborgen.
Mevrouw de staatssecretaris, daarom heb ik de hiernavolgende vijf vragen.
Hoe vaak hield de minister of de Dienst Vreemdelingenzaken tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012, in toepassing van artikel 74/6, § 1bis, onder punt 9 van de Vreemdelingenwet, een vreemdeling die voorheen reeds een andere asielaanvraag had ingediend, in een gesloten centrum vast? Hoeveel meervoudige asielaanvragen werden er in totaal tijdens de genoemde jaren ingediend?
Wat waren de redenen, om geen gebruik te maken van de bevoegdheid krachtens artikel 74/6, § 1bis, onder punt 9 van de Vreemdelingenwet, om meervoudige asielzoekers in een gesloten centrum vast te houden?
Hoeveel gedetineerde meervoudige asielzoekers werden wegens een overschrijding van de wettelijke detentietermijn vrijgelaten?
Hoeveel gedetineerde meervoudige asielzoekers ontvingen tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 een definitieve negatieve beslissing bij hun asielaanvraag? Hoeveel van deze afgewezen, gedetineerde meervoudige asielzoekers verlieten daadwerkelijk het land? Volgens welke terugkeermodaliteiten gebeurde zulks?
Ten slotte, mevrouw de staatssecretaris, hoeveel niet-gedetineerde meervoudige asielzoekers ontvingen tijdens de jaren 2010, 2011 en 2012 een definitieve negatieve beslissing bij hun asielaanvraag? Hoeveel van de bedoelde asielzoekers verlieten daadwerkelijk het land? Volgens welke terugkeermodaliteiten gebeurde dit?
22.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Veys, nu zal ik u toch moeten teleurstellen. Uw vierde en vijfde vraag zijn immers louter gericht op het verkrijgen van statistische gegeven en zijn dus eigenlijk schriftelijke vragen.
Voor het overige houdt de Dienst Vreemdelingenzaken geen aparte cijfers bij per onderverdeling van artikel 74/6, § 1bis. Over deze dossiers zijn dus gewoon geen cijfers beschikbaar.
Op uw tweede vraag wil ik u antwoorden dat het ontwerp om asielzoekers die een meervoudige asielaanvraag indienen te ontmoedigen, zoals u weet, in de commissie is goedgekeurd. Het zal aan bod komen tijdens de plenaire vergadering van volgende donderdag. In het ontwerp komt geen opsluiting voor. Wij zullen de dossiers ter zake gewoon zo snel mogelijk behandelen en ze na een aantal indieningen onontvankelijk kunnen verklaren. Wij zullen bovendien na de eerste indiening geen opvang meer bieden. Het ontwerp bepaalt echter niet dat wie toch een meervoudige asielaanvraag blijft indienen, wordt opgesloten.
22.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw poging tot antwoorden.
Wat uw antwoorden op mijn vierde en vijfde vraag betreft, ik zal ervoor zorgen dat u daarover schriftelijk wordt ondervraagd. Ik wens u te herinneren aan de soepelheid die u hanteert voor de vragen van andere collega’s, waarbij u wel cijfergegevens ter beschikking stelt. Soms overhandigt u de cijfers op papier aan de betrokkene. Ik pleit slechts voor billijkheid jegens alle vraagstellers.
U zegt dat er voor een aantal zaken geen cijfermateriaal beschikbaar is. U mag mij altijd inlichten waarom dat zo is. Misschien is dat onmogelijk. Of misschien is het een beleidskeuze om dergelijk cijfermateriaal niet op te tekenen. Ik dring erop aan om in de toekomst alsnog over dergelijk cijfermateriaal te kunnen beschikken omdat wij willen nagaan hoe succesvol uw beleid is.
Wat het vasthouden van meervoudige asielzoekers in een gesloten centrum betreft, verneem ik graag van u wat uw motivering is om dat niet te doen. Ik meen nochtans dat dit een nuttig element in het beleid zou kunnen zijn.
L'incident est clos.
23 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de toepassing van de vereiste van stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen in het kader van gezinshereniging" (nr. 15842)
23 Question de M. Tanguy Veys à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'application de la condition de moyens de subsistance stables, suffisants et réguliers dans le cadre du regroupement familial" (n° 15842)
23.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de staatssecretaris, artikel 10, § 2, van de Vreemdelingenwet bepaalt voor de meeste gevallen van gezinshereniging dat het bewijs moet worden geleverd dat de vreemdeling die vervoegd wordt over toereikende, stabiele en rechtmatige bestaansmiddelen beschikt om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden en te voorkomen dat ze ten laste van de openbare overheden zouden vallen.
Die stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen moeten, overeenkomstig artikel 10, § 5, van de Vreemdelingenwet, minstens gelijk zijn aan 120 % van het leefloon. Wanneer het gezinslid geen toereikende bestaansmiddelen kan bewijzen, moet de Dienst Vreemdelingenzaken een behoefteanalyse van het gezin maken en op basis daarvan bepalen hoeveel bestaansmiddelen het nodig heeft om in zijn behoefte te voorzien, zonder ten laste van de overheid te vallen. De gezinshereniging wordt met andere woorden niet automatisch geweigerd wanneer de bestaansmiddelen minder dan 120 % van het leefloon – het tarief voor een persoon met een gezin ten laste – bedragen.
Artikel 10bis van de Vreemdelingenwet bevat een soortgelijke regeling voor de gezinshereniging met een buitenlandse student. In het geval van gezinshereniging met een Belg geldt krachtens artikel 40ter van de Vreemdelingenwet eveneens dat die over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen moet beschikken, die in beginsel gelijk moeten zijn aan minstens 120 % van het leefloon.
De minister of zijn gemachtigde kan verder, krachtens artikel 11, § 1, eerste lid, punt 1, van de Vreemdelingenwet gedurende de eerste drie jaar na de afgifte van de verblijfstitel beslissen dat de vreemdeling die op grond van artikel 10 van de Vreemdelingenwet tot het grondgebied toegelaten werd, niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven, indien de vreemdeling niet meer voldoet aan een van de in artikel 10 bedoelde voorwaarden, waaronder dus eveneens de voorwaarde inzake de bestaansmiddelen valt.
Wanneer het gaat om de gezinshereniging met een Belg, biedt artikel 40ter, laatste lid, van de Vreemdelingenwet een wettelijke grondslag om gedurende de eerste drie jaar na de afgifte van een verblijfstitel een einde te stellen aan het verblijfsrecht van de gezinsleden, indien de Belg niet langer beschikt over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen.
Ik heb de volgende vragen.
Hoe vaak werd, sinds de invoering van de vereiste van stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen, gezinshereniging toegestaan in gevallen waarin de Belg of de vreemdeling die vervoegd werd niet beschikte over bestaansmiddelen die minstens gelijk waren aan 120 % van het leefloon?
Wat waren de overwegingen om in een dergelijk geval desalniettemin gezinshereniging toe te staan? Over welke nationaliteiten ging het voornamelijk?
In welke gevallen werd, sinds de invoering van de vereiste van stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen, een einde gesteld aan het verblijfsrecht van de volgmigrant, omdat er niet langer sprake was van stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen?
Om welke nationaliteiten ging het voornamelijk?
23.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Veys, de bestaansmiddelen worden, net als de behoeften van het gezin, steeds geval per geval onderzocht. Opdat de bestaansmiddelen zouden worden aanvaard, moeten zij de gezinshereniger in staat stellen zijn kosten en die van zijn gezin te dragen zonder een beroep te doen op de overheid. Verscheidene gegevens worden in aanmerking genomen: bedrag van de huur, aantal kinderen, eventuele storting van alimentatiegelden, eventuele schulden, hypothecaire leningen enzovoort.
Indien de inkomenseis niet is vervuld, wordt een verblijfsrecht in het kader van de gezinshereniging, op basis van artikel 10, 10bis of 40ter van de Vreemdelingenwet, niet toegestaan. Indien buitengewone humanitaire omstandigheden voorhanden zijn, kan eventueel een verblijfsmachtiging worden gegeven in toepassing van artikel 9.
Afgeleverde visa waarbij het inkomen van de vervoegde vreemdeling minder dan 120 % van het leefloon bedraagt, vormen uitzonderingen. Wij beschikken dan ook niet over dergelijke statistieken.
De Dienst Vreemdelingenzaken houdt ook geen statistieken bij over de reden van een beslissing tot intrekking van het verblijfsrecht.
Ik kan u wel de cijfers geven voor 2012 van de beslissingen tot intrekking van het verblijfsrecht op grond van verschillende motieven. Er werden 18 499 gevallen gecontroleerd waarbij in 6 % van de gevallen het verblijfsrecht nog in 2012 werd beëindigd. U moet ook weten dat een aantal van die controles leiden tot intrekking in 2013 waardoor men gerust kan zeggen dat 6 % een onderschatting is.
23.03 Tanguy Veys (VB): Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoord.
L'incident est clos.
24 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het recht op gezinshereniging voor ouders van minderjarige Belgen" (nr. 15843)
24 Question de M. Tanguy Veys à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le droit au regroupement familial pour les parents de mineurs belges" (n° 15843)
24.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, krachtens artikel 40ter van de Vreemdelingenwet bestaat er een recht op gezinshereniging voor de ouders van minderjarige Belgen. Deze regeling trad in werking op 22 september 2011.
Hoeveel personen vervoegden sinds de inwerkingtreding van deze regeling hun minderjarig Belgisch kind?
Kunt u verduidelijken in welke situaties een dergelijk recht op gezinsuitoefening wordt uitgeoefend? Gaat het om gevallen waarin aan het minderjarige kind de Belgische nationaliteit werd toegekend ter vermijding van staatloosheid? Zijn er andere situaties denkbaar?
Wat zijn de meest voorkomende nationaliteiten van de ouders die hun minderjarig Belgisch kind op grond van artikel 40ter van de Vreemdelingenwet komen vervoegen?
Welke waarborgen bestaan er tegen misbruiken? Worden er effectief misbruiken, bijvoorbeeld fraude, vastgesteld? Bestaat er een link met de problematiek van de schijnerkenningen?
Evalueert u deze regeling in het algemeen als bevredigend?
24.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Veys, om onze gegevens correct te interpreteren moet men voor ogen houden dat een persoon, ten eerste, een visum kan hebben verkregen op grond van de vroegere wetgeving, vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving, die van kracht ging op 22 september 2011; ten tweede, in België kan aangekomen zijn na de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving; en, ten derde, bijgevolg een verblijfsvergunning kan hebben gekregen na september 2011 of zelfs in 2012 onder de voorwaarden van de vroegere wetgevingen.
Het aantal van deze personen is beperkt en is ook in dalende lijn. Ik zal het u ook schriftelijk geven, want er staan veel cijfers in. In 2012 hebben 774 bloedverwanten in opgaande lijn van Belgen een verblijfstitel gekregen in het kader van gezinshereniging. In 2011 waren dat er nog 1 443, dat is dus een halvering. Dat zal nog dalen, want er waren er natuurlijk nog in behandeling.
Binnen deze groep kunnen de personen die zich bij een minderjarige van Belgische nationaliteit hebben gevoegd, niet onderscheiden worden. Die groep zal blijven bestaan. Hoe dan ook weten wij dat sinds 22 september 2011 heb verblijfsrecht voor bloedverwanten van meerderjarige Belgen werd opgeheven.
Ik geef u de gegevens over de belangrijkste nationaliteiten van de bloedverwanten in opgaande lijn van Belgen die een verblijfstitel gekregen hebben in het kader van gezinshereniging in 2011, er is dus geen onderscheid gemaakt tussen meerderjarige en minderjarige bloedverwanten: Congo, 145; Marokko, 135; Kameroen, 45; Turkije, 35; Angola, 21; Brazilië, 21; Frankrijk, 21; Algerije, 20; Macedonië, 17; Tunesië, 16 en de andere landen 298. Dat geeft een totaal van 774.
In verband met waarborgen tegen mogelijke misbruiken in overeenstemming met deze nieuwe regeling, heb ik een analyse van de fenomenen van schijnerkenningen gevraagd aan de Dienst Vreemdelingenzaken. Voor zover ons bekend, bestaan er geen gegevens over het aantal in België of in het buitenland erkende kinderen. Het is dus moeilijk en delicaat daarin fraude te kwantificeren, maar het betreft een zorg voor een groot aantal actoren op het terrein: de gemeenten, de Rijksdienst voor Kinderbijslag en de DVZ kunnen eventueel misbruiken vaststellen of vermoeden bij de meervoudige erkenningen van kinderen door één en dezelfde persoon.
Wij zijn waakzaam ten opzichte van dit fenomeen; het is delicaat. Momenteel worden 166 dossiers onderzocht. Ik heb gevraagd een werkgroep op te richten met de betrokken actoren, teneinde een actieplan op te stellen en de statistieken te verbeteren. Dat zal in het bijzonder initiatieven omvatten om het fenomeen in kaart te brengen en om een aantal waarschuwingssignalen in te stellen. Wij gaan bijzonder voorzichtig te werk, want in elk dossier is er sprake van één of meerdere kinderen. Wij moeten het belang van die kinderen steeds voorop stellen.
Vandaag is het evident dat de mogelijke dossiers met betrekking tot schijnerkenning door mijn diensten systematisch worden overgemaakt aan het parket, met het oog op vervolging. Het recht op gezinshereniging voor ouders van minderjarige Belgen vloeit voort uit het Zambrano-arrest van het Europees Hof van Justitie.
24.03 Tanguy Veys (VB): Ik ben blij dat u de problematiek van de schijnerkenningen ter harte neemt en dat daarvan hopelijk in de toekomst de vruchten worden geplukt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.42 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.42 heures.