Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mardi 26 février 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 26 februari 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.34 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La séance est ouverte à 14.34 heures et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "de Staatsveiligheid" (nr. 15873)

- de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "de werking van de Staatsveiligheid" (nr. 15876)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de Staatsveiligheid" (nr. 15882)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de Staatsveiligheid en dossiers over parlementsleden" (nr. 15896)

- de heer Ben Weyts aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de Veiligheid van de Staat" (nr. 15934)

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de Staatsveiligheid" (nr. 15983)

01 Questions jointes de

- M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "la Sûreté de l'État" (n° 15873)

- M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "le fonctionnement de la Sûreté de l'État" (n° 15876)

- Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "la Sûreté de l'État" (n° 15882)

- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "la Sûreté de l'État et les dossiers concernant des parlementaires" (n° 15896)

- M. Ben Weyts à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la Sûreté de l'État" (n° 15934)

- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la Sûreté de l'État" (n° 15983)

 

De voorzitter: Vraag nr. 15934 van de heer Weyts werd ingetrokken. De heer Schoofs is verontschuldigd.

 

01.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, aangaande de problematiek van de Veiligheid van de Staat verwijs ik naar uw antwoord in de commissie voor de Justitie van 7 februari.

 

Ik wil het nog kort hebben over een aantal zaken. Er werd toen gezegd dat de Veiligheid van de Staat niet beschikt over een lijst van op te volgen staatsgevaarlijke organisaties, waaronder het Vlaams Belang onder andere zou vallen, maar dat deze lijst toebehoort aan de federale politie.

 

Op mijn vraag naar de bestemmelingen van de rapporten, kreeg ik geen duidelijk antwoord waarom de Koning toch een exemplaar ontvangt ondanks artikel 19 van de wet van 30 november 1998. Er werd verwezen naar artikel 8 van de wet van 11 december 1998 houdende veiligheidsmachtigingen.

 

Mevrouw de minister, vandaag heb ik de volgende vragen. Ten eerste, wie stelt die lijst op die volgens u toebehoort aan de federale politie? Wie beheert die lijst? Wie staat er op? Wordt deze jaarlijks bijgehouden? Wie kan er inzage van krijgen?

 

Ten tweede, krachtens welke wet heeft de Koning ex officio een veiligheidsmachtiging?

 

Ten derde, er moeten voor de Veiligheid van de Staat ook nog een aantal benoemingen gebeuren, zoals een administrateur-generaal en een adjunct-administrateur-generaal. Wanneer zullen die benoemingen gebeuren?

 

01.02  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben blij u vandaag een aantal vragen te kunnen stellen die ik al een tijdje in het achterhoofd heb.

 

Wij hebben minister Milquet inmiddels al over hetzelfde onderwerp ondervraagd. Zij bevestigde dat volgens haar de grote paraplu van de Staat onontbeerlijk is voor de Veiligheid van de Staat.

 

Kunt u dit namens de regering ook bevestigen? Wij verbaasden ons immers over een aantal vragen en bedenkingen bij het bestaan zelf van de Veiligheid van de Staat, toch onontbeerlijk voor een transitland als het onze.

 

Het Comité I zal een onderzoek voeren naar de mogelijke mankementen en de molbewegingen die er zijn geweest in dit dossier. Wanneer krijgen wij daarover duidelijkheid? Op welke termijn meent u de resultaten daarvan te hebben? Hoe verhoudt zich dat tot de audit die u in het vooruitzicht had gesteld? Ik vraag dus om duidelijkheid omtrent de timing en de concrete resultaten.

 

Ten slotte, ik heb de indruk dat rond de positie van de grote baas, de heer Winants, een persoonlijk spanningsveld speelt. Wanneer kunt u dat ontladen? Ik heb immers de indruk dat het de bron van nogal wat wrevel is.

 

01.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal niet herhalen wat tijdens de vorige commissievergaderingen werd besproken, noch wat tijdens de plenaire vergadering het voorwerp van vragen is geweest. Mij resten nog twee vragen.

 

Mevrouw de minister, mijn volgende vraag herhaal ik naar aanleiding van de uitlatingen van de heer Debie in de media. Kunt u nogmaals bevestigen dat parlementsleden in functie niet het voorwerp zijn van onderzoek door de Veiligheid van de Staat?

 

Vervolgens, wat doen de diensten van de Veiligheid van de Staat wanneer zij kennis krijgen van misdrijven die buiten hun bevoegdheid vallen? Wordt dat aan het parket gemeld? Is er een goede uitwisseling van gegevens over niet-bevoegdheidsgebonden misdrijven?

 

01.04  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s hebben de zaak intussen al voldoende ingeleid.

 

Een nieuw element was de verklaring van de heer Bart Debie die beweerde jarenlang binnen het Vlaams Belang informant van Veiligheid van de Staat te zijn geweest. Nochtans gaf u aan dat parlementsleden niet werden gevolgd door de Veiligheid van de Staat.

 

Bent u van oordeel dat u in de dossiers waarin parlementsleden werden genoemd correct door de Staatsveiligheid werd geïnformeerd? Daarover werden enkele jaren geleden duidelijke afspraken gemaakt. Werden die afspraken correct opgevolgd?

 

Vindt u dat de huidige controle- en toezichtmogelijkheden op de Veiligheid van de Staat volstaan of bent u van mening dat het toezicht verscherpt dient te worden? Zo ja, welke initiatieven zult u nemen?

 

Wat denkt u van het voorstel van leden van coalitiepartijen of van meerderheidspartijen, om de Veiligheid van de Staat gewoon af te schaffen? Ik neem aan dat zulks niet het standpunt is van de regering.

 

De heer Debie gaf aan dat heel specifieke zaken werden doorgegeven, zoals mogelijke inbreuken op de wetgeving, de aankoop van wapens en partijfinanciering. Dergelijke feiten werden op een of andere manier blijkbaar toch medegedeeld. Hebben de bevoegde gerechtelijke instanties verder onderzoek gevoerd naar de gesignaleerde mogelijke misdrijven?

 

01.05 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik heb aan het Comité I gevraagd om na te gaan of de onderrichtingen in verband met het vermelden van actieve federale parlementsleden op een correcte manier worden toegepast. Toezichtonderzoek is echter veel ruimer en gaat eveneens over de wijze waarop de inlichtingendiensten met die informatie omgaan en die analyseren. In dat onderzoek komen alle aspecten aan bod waarvan in de afgelopen weken in de pers sprake was.

 

Indien uit het toezichtonderzoek van het Comité I zou blijken dat de huidige controle- en toezichtmogelijkheden onvoldoende zijn, zullen wij uiteraard nagaan op welke manier wij die kunnen verbeteren en vooral de aanbevelingen van het Comité I daarbij volgen.

 

België heeft een van de best uitgebouwde controlemogelijkheden op de inlichtingendiensten, in vergelijking met vele andere Europese landen. In Europese studies wordt België meestal als voorbeeld aangehaald. Ik herhaal dat wij uiteraard niet zullen nalaten om aanpassingen te doen, indien de controlemogelijkheden toch nog onvoldoende zouden zijn.

 

Wij zullen trouwens een debat moeten voeren over het Comité I, in het licht van de nakende staatshervorming. Ik vermoed dat die zaken zullen samenkomen op het moment dat wij de aanbevelingen van het Comité I krijgen en dat er besluitvorming met betrekking tot de Senaat zal zijn. Op dat ogenblik zal er worden beslist wat wij zullen doen in het staatsrechtelijk bestel. Het Comité I hangt op dit moment aan de Senaat. Wordt het de Kamer of is er een andere optie? Dat is volgens mij het moment om dat debat te voeren.

 

De Veiligheid van de Staat is de enige civiele inlichtingendienst in ons land en is door de wetgever bedacht met een expliciete opdracht, namelijk het inwinnen, verwerken en analyseren van inlichtingen over bedreigingen die een gevaar betekenen voor de uitwendige en inwendige veiligheid van de Staat, de internationale betrekkingen van ons land, het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde en het Belgische wetenschappelijke en economische potentieel.

 

De wetgever somt de volgende bedreigingen op: extremisme, terrorisme, spionage, inmenging, proliferatie, schadelijke sektarische organisaties en georganiseerde misdaad. Het Interministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid heeft daar later nog radicalisme aan toegevoegd. De Veiligheid van de Staat houdt zich aan haar wettelijke opdrachten, vastgelegd in de wet op de inlichtingendiensten van 1998.

 

Controleren van politieke partijen maakt hiervan geen deel uit. Het valt echter niet uit te sluiten dat personen of organisaties, omwille van hun banden met de door de Staatsveiligheid opgevolgde domeinen zoals inmenging of extremisme, in aanraking komen of proberen te komen met parlementsleden. Er is echter een duidelijke instructie dat parlementsleden in hun optreden als parlementslid nooit het voorwerp kunnen uitmaken van opvolging door de Veiligheid van de Staat. Ook dit gegeven maakt het voorwerp uit van het onderzoek van het Comité I.

 

De heer Debie heeft zelf het initiatief genomen om met de Veiligheid van de Staat contact op te nemen. Alle informatie die betrekking heeft op de bronverwerking bij de Veiligheid van de Staat is geclassificeerd als zeer geheim. De Veiligheid van de Staat kan en mag dus geen verdere informatie verstrekken over eventuele verdere contacten tussen de betrokkene en de Veiligheid van de Staat.

 

In tegenstelling tot politie en gerechtelijke instanties is een inlichtingendienst bevoegd voor de opvolging van niet-strafbare materies, en dit op lange termijn. Om over deze materies geïnformeerd te blijven, beschikt ieder democratisch land over een inlichtingendienst. De regering deelt hierover hetzelfde standpunt.

 

Ik kom ook even terug op mijn antwoorden gegeven in de commissie voor de Justitie van 7 februari 2013. Wat betreft de lijst van organisaties denk ik dat mijn collega van Binnenlandse Zaken hierop afdoende heeft geantwoord in de plenaire vergadering van vorige week. De Veiligheid van de Staat maakt deel uit van een eigen jaarlijks actieplan voor het bepalen van haar eigen prioriteiten. Dit actieplan wordt aan de minister en vervolgens aan het Ministerieel Comité voor inlichtingen en veiligheid voorgelegd.

 

Wat de bijeenkomsten van het Ministerieel Comité voor inlichtingen en veiligheid betreft, moet worden gezegd dat er onder die vorm geen bijeenkomst heeft plaatsgevonden in 2012. Indien daartoe de noodzaak bestond, heeft de eerste minister de bevoegde ministers samengeroepen en de passende maatregelen genomen.

 

Vorige week vrijdag is het ministerieel comité samengekomen onder voorzitterschap van de premier om de situatie rond de Veiligheid van de Staat te bespreken. Er werd beslist om de werkzaamheden verder te zetten nadat het Comité I zijn rapport heeft bezorgd. In dit dossier zal stap voor stap te werk worden gegaan. Ik meen dat dit ook zo hoort. Eerst moeten wij de controle-instantie, die onafhankelijk van de Staatsveiligheid opereert en daardoor ook de handen vrij heeft om alle nodige aanbevelingen te doen, haar werk laten doen.

 

De koning zelf beschikt niet over een veiligheidsmachtiging. Zijn kabinet telt twee ambtenaren met de machtiging tot op het niveau zeer geheim. Geclassificeerde documenten worden aan hen bezorgd.

 

Over de werking, de bevoegdheden, de bestaansreden, de controle en het toezicht op de inlichtingendiensten is er altijd een debat, niet alleen bij ons maar in elk democratisch land dat over dergelijke diensten beschikt. Dat is volgens mij maar goed ook.

 

Wat de gerechtelijke onderzoeken betreft, de Veiligheid van de Staat doet geen gerechtelijke onderzoeken, maar is een civiele inlichtingendienst. Dus op het ogenblik dat de dienst over informatie beschikt die nuttig of nodig is voor een gerechtelijk onderzoek, moet die informatie worden bezorgd aan het federaal parket.

 

01.06  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden alsook voor het feit dat u het Comité I hebt ingeschakeld voor het bekijken van de diverse controlemogelijkheden. Dat was inderdaad een vraag van ons.

 

Toch roept uw antwoord nog bijkomende vragen op. Aangaande die lijst blijft u zeer algemeen. Daarvoor moet het ministerieel comité samenkomen dat blijkbaar al een jaar niet bijeengekomen is. Wij stellen ons vragen over een dergelijke gang van zaken.

 

Dan is er de veiligheidsmachtiging voor de koning, die hij niet blijkt te hebben.

 

01.07 Minister Annemie Turtelboom: Voor alle duidelijkheid, hetgeen u zei, klopt niet. De lijst behoort tot de bevoegdheid van de federale politie en van Binnenlandse Zaken. Het Ministerieel Comité voor inlichtingen en veiligheid moet niet samenkomen om die lijst samen te stellen. Die lijst, dat heb ik reeds meermaals gezegd in antwoorden in het Parlement, wordt opgemaakt door de federale politie en wordt dan nadien voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken.

 

01.08  Koenraad Degroote (N-VA): Wij hebben daar totaal geen inzage in.

 

Wat de veiligheidsmachtiging voor de koning betreft, het volgende. Hij heeft die machtiging blijkbaar niet, maar hij krijgt wel de rapporten, terwijl verkozen parlementsleden die blijkbaar niet kunnen krijgen.

 

Op mijn vraag over de benoemingen kreeg ik geen antwoord. Wegens totale onenigheid in de regering blijven die benoemingen uit. Hetzelfde geldt voor het voortbestaan van de Veiligheid van de Staat, in die zin dat de ene regeringspartij voorstander is van het behoud van de dienst, terwijl de andere regeringspartij de dienst wil afschaffen. Er is nog heel wat werk aan de winkel om op gelijke golflengte te zitten.

 

01.09  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, het zou staatsgevaarlijk zijn om de Veiligheid van de Staat in ons land in vraag te stellen. Ik vind het goed dat u duidelijk bevestigt dat de Veiligheid van de Staat niet in vraag wordt gesteld. Met andere woorden, ik acht de discussie hierover gesloten.

 

Het is goed dat het Comité I zijn werk doet. Ik neem aan dat mogelijke mankementen hier in het Parlement aan bod zullen kunnen komen. Ik meen immers dat hier de beste reparatiekamer voorhanden is.

 

Hebt u enig idee van de timing voor resultaten? Er komt geen echte audit; wij wachten op de resultaten. Nu komen de rapporten in hetzelfde kransje terecht. Ik weet niet of de parlementsleden daarbij moeten komen, ik weet niet of er dan minder “mollig” zal gewerkt worden dan nu. In dit geval kan de mol immers opnieuw wroeten indien wij geen oplossing bieden op dat vlak.

 

01.10  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, in essentie meen ik dat het probleem zich stelt rond de manier waarop er controle kan en moet uitgeoefend worden op de inlichtingendiensten in ons land. Het debat moet vooral gaan over de vraag hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de democratische controle op de werking van de inlichtingendiensten kan worden versterkt. Ik vind het goed dat het Comité I daar zelf ook onderzoek naar doet. Zij kunnen dat natuurlijk niet alleen doen. Zij voeren controle uit op de eerste lijn en de politici zorgen voor de controle op de tweede lijn. Wij moeten ook even kijken naar het buitenland. Elk land heeft een democratisch controlesysteem. Wij kunnen bijvoorbeeld inspiratie opdoen in Nederland waar controlemechanismen ter beschikking staan die wij niet kennen.

 

Het is goed dat wij dit even in alle neutraliteit bekijken. We zullen die gelegenheid krijgen want zoals u al aankondigde zijn er door de staatshervorming wijzigingen. De controle op de inlichtingendiensten zal weggaan bij de Senaat en naar de Kamer komen. Dat is zeker. Dan kunnen wij hier het debat voeren, niet alleen over de mogelijke samenstelling van het controlemechanisme maar ook over de onderzoek- en controlemiddelen die eventueel moeten worden toegevoegd. Ik meen dat dit een essentieel debat wordt in de komende maanden.

 

01.11 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik wil hier graag nog twee concrete puntjes aan toevoegen.

 

Ten eerste, de parlementsleden krijgen de rapporten vandaag niet omdat zij geen veiligheidsmachtiging hebben en er ook geen kunnen aanvragen. Collega Van Hecke verwees naar Nederland. Daar bestaat een systeem waardoor parlementsleden in beperkte mate, tot een zeker niveau, wel een veiligheidsmachtiging kunnen aanvragen. Dat debat zullen wij moeten voeren. Een ander debat dat wij ook zullen moeten voeren, zodra het rapport van het Comité I er is, is op welke manier wij niet alleen het Comité I zelf, dat wel een veiligheidsmachtiging heeft, maar ook het begeleidingscomité toegang geven.

 

Collega Doomst, voor de timing moet ik u verwijzen naar het begeleidingscomité van het Comité I, dat in de Senaat uit vijf senatoren is samengesteld. Alleen zij hebben macht over hun bevoegdheden.

 

Ten slotte, het rapport van het Comité I zal niet bij hetzelfde kransje terechtkomen, maar zal gaan naar het begeleidingscomité van de vijf senatoren die deel uitmaken van het Comité I. Net daarom wachten wij het rapport van het Comité I af. Zo stapt men immers uit het klassieke circuit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de Panorama-reportage over het gebruikte geweld door het Bijzonder Bijstandsteam" (nr. 16070)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de rol van het parket bij het politiegeweld in Mortsel" (nr. 16103)

- de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "het politiegeweld te Mortsel" (nr. 16105)

- mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "het politiegeweld te Mortsel" (nr. 16107)

- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de rol van het parket en de psychiatrie" (nr. 16131)

02 Questions jointes de

- Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "le reportage diffusé dans l'émission Panorama sur la violence utilisée par le 'Bijzonder Bijstandsteam'" (n° 16070)

- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "le rôle du parquet dans les violences policières de Mortsel" (n° 16103)

- M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "les violences policières à Mortsel" (n° 16105)

- Mme Özlem Özen à la ministre de la Justice sur "les violences policières à Mortsel" (n° 16107)

- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "le rôle du parquet et de la psychiatrie" (n° 16131)

 

De voorzitter: Vraag nr. 16131 van mevrouw Van Vaerenbergh wordt ingetrokken.

 

02.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, met ontzetting namen wij kennis van de Panorama-reportage met de intrieste afloop. Een jongeman liet na tussenkomst van het BBT het leven.

 

Wij bevinden ons in een fase van de regeling van de procedure ten gronde. Het is vandaag nog te vroeg om lessen te trekken en verantwoordelijkheden toe te wijzen. Desalniettemin staat de snelle berichtgeving ons toe om al enkele pertinente vragen te stellen.

 

De procureur des Konings heeft in dit dringende geval beslist dat de man in kwestie, die als zieke werd aangezien, in een psychiatrische dienst ter observatie diende te worden opgenomen. De dienst werd door de procureur des Konings aangewezen. Blijkens de reportage is de opname van de persoon in kwestie tot tweemaal toe geweigerd.

 

In de daaropvolgende berichtgeving is een discussie ontstaan tussen magistraten en de woordvoerders van de zorgverstrekkers. De discussie gaat over de vraag of hulpverlening en opname in dit geval en meer algemeen kunnen worden geweigerd.

 

Speelt hier de klassieke hulpverleningsverplichting? Is opname verplicht, tenzij de eigen fysieke integriteit of die van de patiënten in de onmiddellijke omgeving wordt bedreigd? Is een aanpassing van het koninklijk besluit nodig dat de tenuitvoerlegging regelt?

 

Nergens heb ik vernomen dat het parket beroep heeft gedaan op de EPSI-diensten, de dringende psychiatrische spoedinterventie.

 

Ware het niet aangewezen en is het niet gebruikelijk dat men beroep doet op de noodinterventie als men zich in een procedure bevindt en geconfronteerd wordt met iemand die afwijkend en mogelijk storend gedrag vertoont? Waarom werd betrokkene door het parket niet doorverwezen naar de spoedopname in een ziekenhuis? Tot daar mijn eerste reeks vragen.

 

Ten tweede hebben wij via de media kennis genomen van een geseponeerd dossier inzake valsheid. Blijkens een verklaring van procureur-generaal Liégeois blijkt dat “geseponeerd zijn” achterhaald. Deze voormiddag hebben wij via een door de procureur-generaal georganiseerde persconferentie kunnen vernemen dat hij aangeeft het onderzoek te heropenen. Daartoe zou hij hebben bevolen naar aanleiding van feiten die hem ter kennis zijn gebracht door procureur des Konings Dams. Deze feiten zouden betrekking hebben op de persoonlijke tussenkomst van de heer Dams, die al dan niet professioneel niet in het dossier zou zijn weergegeven.

 

Mevrouw de minister, dezelfde procureur-generaal heeft eerder het vandaag heropende dossier geseponeerd, na kennis genomen te hebben van een dossier. Volgens de onderzoekers blijkt uit het onderzoek van de computer van de bewuste parketmagistraat en via een schermafdruk van het bewuste document inzake betichting van valsheid, dat dit document werd aangemaakt op 9 februari. Nadien werd het gewijzigd op 4 maart. Vervolgens werd het afgedrukt en nadien werd het nog opnieuw geconsulteerd en gemanipuleerd. Dit blijkt dus uit onderzoek van de computer van de betrokken parketmagistraat.

 

Daarnaast zeggen de verbalisanten in het dossier dat wel degelijk moet worden vastgesteld “…dat betrokkenen deze tekst wel degelijk onder ogen moeten hebben gehad nu zij de tekst hebben overgeschreven, maar blijkbaar onder een andere vorm en met een enigszins andere inhoud dan het proces-verbaal zoals het stuk 67/68 in het onderzoeksdossier aanwezig is”.

 

Volgens de verbalisanten zou het niet anders kunnen dan dat betrokkenen hebben overgeschreven wat zij hebben overgeschreven, een stuk dat nadien onder de vorm van een proces-verbaal met een andere inhoud terug te vinden is in het strafdossier.

 

Daarenboven is er een aantal getuigenverklaringen waarin sprake is van hetzelfde stuk dat nadien van valsheid werd beticht.

 

Vervolgens is er de problematiek van de nummering, waar de kwestieuze stukken met een ander handschrift zijn genummerd.

 

Er zijn dus een aantal elementen in een dossier dat is geseponeerd door de procureur-generaal die kennis had van dit dossier en die op de persconferentie vanmorgen heeft vermeld dat geen enkel element in het dossier blijk zou geven van het feit dat de substituut in kwestie enige fout zou hebben gemaakt.

 

Na kennisname van een dossier of een computeronderzoek waaruit blijkt dat het document inderdaad is aangepast, na verschillende getuigenverklaringen, na een hernummering in het dossier, heeft de procureur-generaal beslist om het dossier te seponeren en verklaart hij op een persconferentie dat er geen enkele aanwijzing van schuld is. Nu zal het dossier door dezelfde procureur-generaal worden heropend.

 

Mevrouw de minister, zijn hier geen aanwijzingen van gewettigde verdenking? Zou het niet beter zijn dat het Hof van Cassatie zich over dit dossier buigt en eens nagaat in welke mate dit onderzoek op een objectieve manier kan worden gevoerd, of dit al dan niet nog in Antwerpen kan blijven en of het moet verhuizen naar een ander ressort, waar objectief van het strafonderzoek kan worden kennisgenomen? Ik stel u de vraag.

 

Mevrouw de minister, is er inzage gevraagd in het dossier met het oog op het nemen van maatregelen van inwendige orde of een ordemaatregel door de verantwoordelijke korpsoverste?

 

02.02  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, volgens mij kan niemand onberoerd blijven bij het zien van de beelden van de recente Panorama-uitzending. Ik had zelf al vernomen dat die beelden circuleerden en dat ze wel choquerend waren, maar ondanks die waarschuwing had ik zulke beelden toch niet verwacht.

 

Er is een dode gevallen, naar mijn oordeel – daarmee loop ik misschien een beetje vooruit – door excessief en brutaal politiegeweld. We zijn nu drie jaar later, maar eigenlijk heeft niemand daarvan in de afgelopen drie jaar wakker gelegen, totdat de beelden openbaar gemaakt werden. Gelukkig, misschien, dat die beelden naar boven gekomen zijn.

 

Daarbij vraag ik mij ook meteen af hoeveel gevallen van bepaald optreden en geweld er bestaan, maar waarvan er geen beelden zijn gemaakt en waar het woord tegen woord is. Daar zal ik niet verder op ingaan. Ik wil het houden bij die bedenking.

 

Na het zien van die reportage met de hele berichtgeving er rond, ontstaat de indruk dat een en ander toegedekt werd of dat alleszins geprobeerd werd om toe te dekken. Tot vandaag is er niemand gestraft of zelfs maar geschorst, terwijl we toch drie jaar later zijn.

 

De rode draad doorheen heel dat verhaal, is dat iedereen probeert om de hete aardappel, de schuld, door te schuiven naar een ander.

 

De psychiatrie zegt niet schuldig te zijn omdat de wet niet erg duidelijk is, waardoor die wet niet toegepast kon of moest worden. De politiediensten zeggen dat zij niets misgedaan hebben, doch alleen een opdracht gekregen hebben die zij volgens de scenario’s uitgevoerd hebben.

 

In de krant heb ik zelfs een verklaring van een advocaat van een van de politiemensen gelezen dat de opdracht uitgevoerd werd volgens het scenario zoals het aangeleerd wordt. Ik vraag mij daarbij af of het aangeleerd wordt om een cel binnen te vallen en op de daar aanwezige te kloppen. Die scenario’s wil ik dan wel eens zien. Met die vraag moet ik mij wellicht richten tot de minister van Binnenlandse Zaken. Mij verwondert die uitspraak.

 

Vervolgens komt ook de rol van het parket aan bod als de vraag rijst of er iets misgelopen is met het proces-verbaal. Is het proces-verbaal al dan niet gewijzigd? Het blijkt intern onderzocht te zijn door zeven of acht magistraten en er bleek niets aan de hand te zijn.

 

Vanmorgen volgde er een persconferentie, die toch wel een ander licht werpt op deze zaak. Vandaag blijkt dat er misschien toch wel iets fout gelopen is. Ik citeer enkele zinnen uit de persconferentie. “Er zijn nieuwe elementen om het onderzoek te heropenen. Het is een bijzonder ernstige aangelegenheid,” zegt de procureur-generaal. “Achter de schermen zijn er bepaalde elementen gebeurd, waarbij hij rechtstreeks betrokken is,” waarmee op de procureur gedoeld wordt. Die citaten komen van de procureur-generaal en ik neem aan dat hij niet zomaar een persconferentie bijeenroept. Het onderzoek heeft dus toch een aantal nieuwe elementen naar boven gebracht die belangrijk zijn.

 

Vooral gelet op de persconferentie van deze ochtend, sluit ik mij aan bij de vraag van collega Van Cauter, of dat onderzoek nog kan doorgaan in Antwerpen. Er vindt een gerechtelijk onderzoek plaats naar het optreden van een procureur en een procureur-generaal heeft zich in bepaalde mate over die zaak uitgesproken. Volgens mij wordt het zeer moeilijk om het onderzoek daar nog op een serene manier te voeren.

 

Ik denk dat het wellicht aangewezen is om het onderzoek over te brengen naar een ander ressort.

 

Mevrouw de minister, mijn concrete vragen zijn de volgende. Ten eerste, bevestigt u dat de Hoge Raad voor de Justitie effectief is ingeschakeld om extern een onderzoek te doen naar hetgeen daar is gebeurd? Er zijn immers verklaringen in die zin afgelegd. Hebt u een indicatie tegen wanneer zou het onderzoeksrapport klaar kunnen zijn?

 

Ten tweede, uit de reportage blijkt dat de bevoegde magistrate de opdracht zou hebben gegeven om de betrokkene plat te spuiten. Kan het parket een dergelijke medische opdracht geven? Indien ja, wat is de wettelijke grondslag voor het parket om deze opdrachten te geven?

 

Ten derde, hebt u op dit moment meer elementen over de verklaringen van de procureur-generaal en de mogelijke fouten die door de procureur des Konings zijn begaan?

 

Ten vierde, uit de verklaring van deze ochtend blijkt dat er een gerechtelijk onderzoek is opgestart. Kan de procureur van Antwerpen nog functioneren in die omstandigheden? Ik denk dat wij die vraag ook moeten stellen.

 

Ten vijfde, er is in dergelijke zaken zeker en vast nood aan een grondig extern onderzoek. Ik denk dat het nodig is om daarvoor een orgaan met voldoende slagkracht te hebben. De Hoge Raad voor de Justitie blijkt echter maar uit enkele enquêteurs te bestaan die onderzoeken kunnen doen. Ik denk dat versterking daar noodzakelijk is. Deelt u die mening? Kunnen er daarvoor meer middelen worden uitgetrokken?

 

Tot slot, de finale vraag. Kan dit proces nog worden gevoerd in Antwerpen? Is het niet beter om deze zaak weg te trekken uit het ressort en toe te bedelen aan een ander ressort?

 

02.03  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, de beelden van Mortsel waren heel aangrijpend. De vraag die ik hier vandaag wil stellen, en die ik dit weekend heb voorbereid, betreft een specifiek aspect van de zaak dat mij enorm intrigeert, namelijk het aspect valsheid in geschrifte.

 

Hoe is het mogelijk dat bepaalde stukken kunnen worden omgewisseld voor stukken waarin dan een andere versie van de feiten wordt gegeven? Dat intrigeert mij enorm.

 

Voor wat ik zeg, maak ik geen gebruik van hetgeen ik heb vernomen uit de media, maar van het strafdossier dat ik zelf heb kunnen inkijken en bestuderen. Er rijzen dan toch wel bepaalde vragen. Er moet inderdaad iets verkeerd zijn gelopen.

 

Toen ik de vraag indiende, was de stand van zaken de volgende. Het onderzoek naar valsheid van geschrifte dat werd gevoerd, werd geseponeerd aangezien er blijkbaar niets verkeerd is gebeurd.

 

Sinds vanmiddag horen we andere klanken. Op vraag van datzelfde parket-generaal wordt het onderzoek heropend omdat zich nieuwe elementen hebben aangediend. Op zich is het goed dat het dossier wordt heropend en dat er geen doofpotscenario speelt. Toch blijf ik met vragen zitten.

 

Mevrouw de minister, u hebt onmiddellijk aangekondigd dat de Hoge Raad voor de Justitie zou worden ingeschakeld om een onderzoek te bevelen. Wij zijn voorstander van meer bevoegdheden voor de Hoge Raad, maar u weet toch ook dat hij in deze niets kan doen? Het strafonderzoek was tot op heden geseponeerd. De Hoge Raad zou daar niets aan kunnen veranderen. Het strafdossier maakt immers deel uit van het grote dossier. De Hoge Raad krijgt daarin geen inzage. Ze kunnen niemand verplichten om verklaringen af te leggen. Uw uitspraak is dus een lege doos.

 

Hoe heeft de Hoge Raad voor de Justitie op uw vraag gereageerd, wetende dat hij in lopende dossiers geen bevoegdheid heeft, wetende dat ons voorstel om hen bevoegdheid te geven is weggestemd?

 

Ziet u andere proceduremogelijkheden om de waarheid aan het licht te brengen?

 

Ik sluit mij aan bij mijn collega’s. Het dossier is inderdaad heropend maar zou het niet veiliger zijn om dat te doen op een ander niveau?

 

Wat is uw reactie op de nieuwe elementen van deze middag?

 

02.04  Özlem Özen (PS): Madame la présidente, madame la ministre, vous aurez sans doute été épouvantée, comme je l'ai été moi-même ainsi que mes collègues, en découvrant le fameux reportage de la VRT sur la mort de Jonathan Jacob.

 

Sous l'influence d'amphétamines, ce garçon a été une première fois interpellé en rue avant qu'un médecin, appelé par les agents, ne juge nécessaire de le placer dans un institut psychiatrique. Devant le refus de l'institut de le prendre en charge, le substitut du procureur ordonne aux agents de ramener Jonathan en cellule pour qu'un calmant lui soit administré par un médecin.

 

C'est alors qu'il est fait appel à l'équipe d'assistance spéciale de la police d'Anvers pour aider à maîtriser ce jeune homme. Et là, on bascule dans une scène qui n'évoque pas un commissariat d'un État de droit: six hommes casqués et équipés ont pénétré dans la cellule après y avoir lancé une grenade aveuglante et ont infligé à Jonathan Jacob, dénudé, des coups qui finiront par lui coûter la vie.

 

Le moins que l'on puisse dire, madame la ministre, c'est que cette affaire pose de très sérieuses questions quant aux procédures.

 

Premier élément: comment se fait-il, dès lors qu'un médecin constate qu'un détenu relève de la psychiatrie et pas de la cellule, qu'un institut psychiatrique puisse refuser de le prendre en charge, et ce malgré la réquisition d'un magistrat? Il me semble tout de même que ces services sont les mieux équipés, ne serait-ce que pour administrer un calmant à une personne qui n'est manifestement pas dans un état normal.

 

Deuxième élément: est-il normal ou courant qu'un substitut du procureur décide de faire administrer des calmants à une personne en détention dans un commissariat? Dans l'affirmative, dans quelles circonstances? Cela se fait-il sous contrôle médical? Au-delà du geste médical, quel est le rôle du médecin?

 

Troisième élément et pas le moindre: le recours aux équipes d'assistance spéciale. Dans quelles circonstances ces équipes sont-elles appelées à intervenir? Suivant quelles procédures? Je n'ose pas croire que l'utilisation de grenades ou, d'une manière plus générale, d'une violence aussi disproportionnée, soit prévue par les manuels d'intervention de la police.

 

Quatrième élément: il semble que malgré la procédure judiciaire en cours, les policiers mis en cause seraient toujours en activité et n'auraient pas fait l'objet d'une procédure disciplinaire ou d'un changement d'affectation provisoire. Quelles sont les responsabilités respectives du chef de corps, des autorités de la zone de police et des instances de contrôle interne à ce sujet?

 

Que prévoit la loi sur la discipline de police? Le cas échéant, comment améliorer le dispositif pour permettre une réaction plus rapide et effective contre des policiers suspectés de violences envers des citoyens?

 

Enfin, pour conclure, je m'interroge sur les raisons pour lesquelles ces faits ayant eu lieu il y a déjà trois ans ne sont révélés qu'aujourd'hui.

 

02.05 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, sta mij toe te beginnen met op te merken dat de gruwelijke beelden van de tragische dood van Jonathan Jacob ons allemaal diep hebben geraakt.

 

Wij zijn in onze hoedanigheid van verantwoordelijken voor Justitie, politie en psychiatrie verplicht alle elementen van het drama aan het licht te brengen, teneinde alle conclusies te formuleren die een herhaling moeten voorkomen.

 

Het parket heeft tot tweemaal toe voor de betrokkene een gedwongen opname in de psychiatrie gevorderd. Het bewuste bevel is tot tweemaal toe genegeerd, ondanks artikel 9 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, dat bepaalt dat in spoedeisende gevallen de procureur des Konings van de plaats waar de zieke zich bevindt, kan beslissen dat hij of zij ter observatie zal worden opgenomen in de psychiatrische dienst die hij aanwijst. Het gaat om een verplichting, die heel duidelijk in de wet staat en die hier is genegeerd.

 

U zal ook begrijpen dat inzake de individuele verantwoordelijkheden bij het drama in kwestie een reeks gerechtelijke onderzoeken loopt.

 

Ten eerste, er is het gerechtelijk onderzoek naar de strafrechterlijke verantwoordelijkheid in de dood van Jonathan Jacob. Het onderzoek ter zake is inmiddels voor de kamer van inbeschuldigingstelling gebracht, ingevolge het hoger beroep van de doorverwezen, in verdenking gestelde personen en van de ouders van Jonathan Jacob.

 

Bovendien werd ingevolge een door de ouders neergelegde klacht in het raam van de voorrang van rechtsmacht en in opdracht van de procureur-generaal van Antwerpen een gerechtelijk onderzoek gevoerd. Het werd gevoerd onder leiding van een raadsheer-onderzoeksrechter, die dezelfde bevoegdheid als een gewone onderzoeksrechter heeft. Voormeld onderzoek is dus ook door onafhankelijke rechters gevoerd.

 

Laatstgenoemd onderzoek is geseponeerd. Dit weekend zijn echter nieuwe gegevens aan het licht gekomen. Daarom heeft procureur-generaal Liégeois vanmorgen beslist het dossier inzake voorrang van rechtsmacht, waarover wij het daarnet hadden, op basis van de nieuwe gegevens opnieuw te openen.

 

Ik wil tegenover u ook benadrukken dat de nieuwe gegevens in kwestie ons via verschillende kanalen hebben bereikt.

 

Ik wil mij daarom, gegeven de beide, lopende gerechtelijke onderzoeken, niet nader uitlaten over de feiten waarop de aangehaalde onderzoeken betrekking hebben. De gegevens ervan zouden immers op basis van de nieuwe elementen in een ander daglicht kunnen komen te staan.

 

Ik reken er wel op dat de zaak zo snel mogelijk en absoluut ten gronde wordt uitgezocht. Dit zijn wij verplicht aan de familieleden en nabestaanden van Jonathan Jacob.

 

Omdat ik het belangrijk dat dit dossier ten gronde wordt uitgespit, heb ik vrijdag aan de Hoge Raad voor de Justitie gevraagd een bijzonder onderzoek te voeren naar het afgesloten dossier van voorrang van rechtsmacht omdat ik elke zweem van doofpot wil vermijden. Doordat het onderzoek deze morgen werd heropend, komt dit onderzoek van de Hoge Raad voor de Justitie ook in een ander daglicht te staan.

 

Wij hebben het daar deze morgen tijdens de vergadering van de commissie over gehad. Ik weet dat de Hoge Raad voor de Justitie zich morgen beraadt over wat hij met mijn vraag om een bijzonder onderzoek kan doen. Ik laat die vraag open zodat het nieuw geopende onderzoek kan plaatsvinden en worden afgerond. De Hoge Raad kan dan later nog terugkomen op het bijzondere onderzoek.

 

In de huidige stand van de wetgeving ligt de bevoegdheid voor dit soort onderzoek bij het parket-generaal waaronder het arrondissement ressorteert. Ik laat de wettelijke mogelijkheden onderzoeken of wij dit ook in de toekomst aan een ander parket-generaal zouden kunnen toevertrouwen. Ik reken er wel op dat de procureur-generaal deze zaak met de nieuwe gegevens zeer ten gronde zal onderzoeken zoals hij zelf in de persmededeling van deze morgen heeft benadrukt.

 

Ten slotte wil ik ook herhalen dat wij in een rechtsstaat leven. Onderzoeken moeten op elk moment ten gronde worden gevoerd door onafhankelijke magistraten. Iedereen is ook onschuldig tot zijn schuld is bewezen. Omwille van de sereniteit van dit debat, dat onvermijdelijk emotioneel is door de beelden die wij hebben gezien, moeten wij de resultaten opnieuw afwachten.

 

Als tuchtoverheid zal ik de gepaste conclusies trekken op basis van de resultaten van het nieuwe gerechtelijke onderzoek. Ik reken erop dat de onderste steen in dit dossier wordt bovengehaald. Ik engageer mij daarvoor vanuit Justitie. Ik meen dat wij het aan onszelf verplicht zijn om exact te weten wie welke rol heeft gespeeld in dit dossier en dit zowel bij Justitie als het parket van Antwerpen, maar ook bij alle andere verantwoordelijken in dit dossier zoals het tot twee keer toe negeren van een bevel tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis.

 

Ik herhaal dat het mijn overtuiging is dat wij dit allemaal verplicht zijn aan de ouders en de nabestaanden van Jonathan Jacob.

 

De voorzitter: Voor de replieken beginnen wij met mevrouw Van Cauter.

 

02.06  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, ik noteer dat u zegt dat de wetgeving en de tenuitvoerlegging, zoals geregeld bij KB, met betrekking tot de opname in het aangewezen psychiatrisch centrum, duidelijk en niet voor interpretatie vatbaar zijn en dat opname in elk geval verplicht is. Punt aan de lijn.

 

Vanmorgen hebben wij al kort van gedachten gewisseld over het bijzonder onderzoek dat u heeft gevraagd aan de Hoge Raad voor de Justitie. De situatie is vandaag uiteraard anders, omdat het onderzoek ingevolge voorrang van rechtsmacht heropend is, maar hoe dan ook was er voordien reeds de vraag van de ouders van Jonathan Jacob aan de Hoge Raad voor de Justitie over hetzelfde onderwerp. De vraag werd afgewezen omdat het geseponeerde onderzoek bij het gerechtelijk onderzoek is gevoegd, dat uiteraard toen nog lopende was en vandaag is afgesloten, maar waarbij de procedure in elk geval niet is afgesloten en waarbij er effectief – ik verwijs naar het dossier-Van Uytsel – nog over de strafrechtelijke aansprakelijkheden desgevallend zal moeten uitspraak ten gronde worden gedaan. Wij wachten af wat de Hoge Raad voor de Justitie, misschien in een meer algemeen kader, met uw vraag doet. De vraag zal in elk geval ooit eens aan de orde moeten komen.

 

Met betrekking tot het heropende onderzoek zegt u dat het het parket-generaal is van het ressort waar de feiten zich hebben voorgedaan, dat bevoegd is om desgevallend, ook ingevolge een onderzoek van voorrang van rechtsmacht, het onderzoek voort te zetten. Nu stel ik mij de volgende vraag, mevrouw de minister. De procureur-generaal heeft een bepaalde, voorafgaande betrokkenheid in een bepaald dossier – hij heeft immers een beslissing tot seponering genomen en er is een klacht van de ouders tegen onbekenden, neem ik aan. In welke mate is de procureur-generaal desgevallend voorwerp van een onderzoek en moet het Hof van Cassatie dan niet oordelen dat de procureur-generaal buiten zaken blijft dan wel dat zijn rol in elk geval moet worden onderzocht? Moet het dossier desgevallend niet worden doorverwezen naar een ander ressort?

 

De feiten zijn van vanmorgen. Ik ken ze niet en ik neem aan dat iedereen erover moet nadenken. Ik vraag dat iedere zweem van partijdigheid achterwege wordt gelaten en dat de laatste steen naar boven wordt gehaald. Dat moet worden onderzocht, zoals u zelf zegt. Ik werp geen steen. Moet het onderzoek evenwel niet worden bezorgd aan een ander ressort om zeker te zijn dat er niets wordt toegedekt?

 

02.07  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Ik blijf bezorgd over het politiegeweld, want het is een heel belangrijke zaak. Het fundamentele probleem is dat er globaal te weinig aandacht is voor klachten inzake politiegeweld, zowel intern bij de politie als bij Justitie. Er is zeker nog werk opdat alle verantwoordelijken dit ernstig zouden nemen.

 

Mevrouw de minister, ik begrijp dat de Hoge Raad voor de Justitie met een complicatie wordt geconfronteerd. Eerst is er een afgesloten onderzoek waarop hij controle kan uitoefenen. Door het heropenen van het onderzoek zit men met de oude vraag die wij al eerder hebben gezien, in casu of de Hoge Raad in een lopend onderzoek ook zelf onderzoeken kan doen.

 

Er zijn inderdaad wetgevende initiatieven geweest, die de meerderheid van de Kamer niet heeft willen steunen. Vandaag worden wij echter opnieuw geconfronteerd met hetzelfde probleem. De enige waakhond kan vandaag niet blaffen omdat de wet niet is aangepast. Dat is in eerste instantie onze verantwoordelijkheid. Ik vind het wel heel jammer dat het zover moet komen.

 

Een aantal vragen is ook niet beantwoord. Ik had een specifieke vraag of een parketmagistraat wel dergelijke medische opdrachten kan geven. Die vraag werd ook schriftelijk ingediend. Ik heb daarop geen antwoord gekregen. En zo ja, op welke grondslag? Maar dat zult u wellicht vergeten zijn.

 

Dan blijft ook nog de vraag of dit onderzoek nog kan worden voortgezet in dit ressort. Dit is een essentiële vraag die een antwoord moet krijgen. U hebt zich daarover vandaag niet uitgesproken. Misschien is het ook aan anderen zich daarover uit te spreken. Dit lijkt mij cruciaal.

 

Kan in deze omstandigheden de huidige procureur des Konings te Antwerpen nog functioneren? Er is immers een gerechtelijk onderzoek opgestart naar zijn rol in deze zaak. Ook op die vraag heb ik geen antwoord gekregen.

 

02.08  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb toch enkele bedenkingen.

 

Ten eerste, de vraag die aan de Hoge Raad voor de Justitie gericht werd, zal niets opleveren. Ik heb dat al aangetoond, Nu zegt u het zelf. In het licht van de gebeurtenissen van vandaag, maar ook in het licht van de gebeurtenissen van voordien, kan de Raad niets doen.

 

Het is des betreurenswaardiger dat het voorstel dat wij destijds hebben ingediend – de Hoge Raad voor de Justitie zat hier in deze zaal en er werd aan die mensen beloofd om er iets aan te doen – door de regeringspartijen prompt weggestemd werd. Ook later, in de plenaire vergadering van 18 oktober, werd het gewoon weggestemd.

 

Als dat voorstel toen aanvaard zou zijn, kon de Hoge Raad voor de Justitie hic et nunc optreden en nuttig werk verrichten, maar men heeft dat voorstel weggestemd. Daarom zullen wij nieuwe initiatieven nemen. Ik hoop dat iedereen ons daarin zal steunen. Het gaat niet op te staan roepen telkens wanneer er iets gebeurt, maar anderzijds de zaak onmogelijk te maken. Dat is geen goede zaak.

 

Ten tweede, wat een nieuw onderzoek betreft, heb ik dezelfde bedenkingen als beide collega’s. Ik stel mij de vraag of dat nieuwe onderzoek op het niveau van het parket-generaal van Antwerpen sereen en objectief gevoerd zal kunnen worden. Zal het niet worden gevoerd in een sfeer van afrekeningen en vetes? Ik heb daarbij alle voorbehoud, zeker gelet op de beslissing die een magistraat reeds genomen heeft.

 

Vandaar heb ik in mijn inleidende vraag voorgesteld om het op een andere manier en via een ander ressort te laten onderzoeken, na de tussenkomst van het Hof van Cassatie. Mevrouw de minister, u kunt, als hoofd van Justitie, uw injunctierecht gebruiken om het Hof van Cassatie daartoe te bewegen.

 

Ten derde, wat de valsheid in geschrift betreft, heb ik het dossier gelezen. Het kan niet dat stukken zomaar omgewisseld worden. Wij leven in een rechtsstaat. U hebt dat zelf ook gezegd. Op dat vlak zitten wij op dezelfde golflengte. Een strafdossier is heilig, voor alle partijen. Het moet secuur gevolgd worden. Het kan niet dat stukken op een bepaalde wijze daaruit verdwijnen. Dat moet op de kortst mogelijke manier rechtgezet worden, als wij in ons land met Justitie niet van de ene in de andere malaise willen belanden.

 

In eer en geweten, als u dat dossier leest, dan valt valsheid in geschrifte daarin niet meer te ontkennen. Een andere beslissing nemen, betekent het ontkennen van het zonlicht.

 

02.09  Özlem Özen (PS): Madame la présidente, madame la ministre, je suis rassurée d'entendre que ce dossier est ré-ouvert. C'est à mon sens la moindre des choses que l'on puisse faire: assurer une enquête et dégager les responsabilités des uns et des autres rapidement, car ce dossier date déjà de 2010.

 

Il est important de rétablir la confiance des citoyens à l'égard des procédures et plus globalement à l'égard du système judiciaire. Car il n'est pas normal qu'un magistrat ordonne l'administration d'un calmant, il n'est pas normal non plus qu'un hôpital psychiatrique refuse de prendre en charge ce type de personnes alors qu'il possède l'expertise et les structures adéquates pour les accueillir.

 

Il est nécessaire d'évaluer la législation, de définir la procédure la plus efficace et d'adapter celle-ci si tel n'est pas le cas. Si la législation n'a plus la confiance des citoyens, il est nécessaire de l'adapter.

 

02.10 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb inderdaad niet geantwoord op twee vragen van de heer Van Hecke.

 

Ten eerste, het verplichten van een arts om een spuit te zetten, valt buiten de bevoegdheid van het openbaar ministerie. De lopende onderzoeken – de twee gerechtelijke onderzoeken – zullen dat duidelijk moeten maken. Er is een nieuw onderzoek geopend op basis van de nieuwe elementen en er is het eerste onderzoek. Dat valt niet onder die bevoegdheid.

 

Artikel 9 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke bepaalt dat de procureur des Konings optreedt, hetzij ambtshalve na het schriftelijk advies van een door hem aangewezen geneesheer, hetzij op schriftelijk verzoek van een belanghebbende. Dat was een vraag die u ook gesteld had.

 

02.11  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik begrijp dat u op de laatste vraag die ik gesteld heb nog niets kan of wil antwoorden.

 

02.12 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Van Hecke, ik heb al op uw eerste vraag geantwoord.

 

Op het moment dat het onderzoek op basis van de nieuwe elementen van vanmorgen is afgerond zal ik uiteraard mijn tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid onderzoeken. Het voorgaande is wat ik initieel had geantwoord.

 

02.13  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, in uw antwoord op de technische vraag bent u erg duidelijk. U kan aan een arts geen opdracht of bevel geven, om een dergelijke handeling te stellen. U antwoordt dat een en ander nu in het onderzoek nader zal worden onderzocht.

 

U bent erg affirmatief. Het lijkt mij derhalve bizar dat het in het eerste onderzoek niet is onderzocht en dat de resultaten ter zake niet gekend waren. Zulks wil immers zeggen dat het eerste onderzoek blijkbaar niet erg grondig is gevoerd.

 

02.14  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb de indruk dat de hele commissie vraagt of u uw positief injunctierecht zal gebruiken, om Cassatie in te schakelen. De hele commissie is vragende partij.

 

02.15 Minister Annemie Turtelboom: Ik herhaal dat er op dit ogenblik nieuwe elementen in het dossier zijn. Het vorige dossier, dat is geseponeerd, is door het verschijnen van nieuwe elementen vanmorgen opnieuw geopend.

 

Wij leven in een rechtsstaat. Laat ons dus minimaal afwachten wat het resultaat van het onderzoek oplevert.

 

02.16  Koenraad Degroote (N-VA): U hebt gehoord wat de hele commissie vraagt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "le rapport conjoint sur les marchés des drogues dans l'UE, élaboré par l'Observatoire européen des drogues et des toxicomanies (OEDT) et Europol" (n° 15838)

03 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "het door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) en Europol gezamenlijk opgestelde rapport over de drugsmarkt in de EU" (nr. 15838)

 

03.01  Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, le 31 janvier dernier, le premier rapport conjoint sur les marchés des drogues dans l'Union européenne, élaboré par l'Observatoire européen des drogues et des toxicomanies, d'une part, et Europol, d'autre part, concluait que l'Europe entre dans une nouvelle ère de l'offre et de la demande de substances illicites, évolution qui remet en cause les politiques et solutions actuelles.

 

Si, pour notre pays, le rapport relève que le montant annuel d'héroïne interceptée est, comparativement aux autres pays, relativement faible, il confirme le rôle de la Belgique comme un point d'entrée prioritaire de la cocaïne en Europe.

 

Ce point est d'autant plus d'actualité que, alors qu'il s'agit d'une lutte considérée comme prioritaire dans le Plan national de sécurité 2012-2015, plusieurs kilos de cocaïne, en provenance de Colombie, via le port d'Anvers, ont été découverts, le 6 février dernier, dissimulés parmi des bananes, dans six grandes surfaces de notre pays.

 

La Belgique et les Pays-Bas sont également identifiés comme les principales sources des trafics de cannabis en Europe. Enfin, les groupes criminels belges et hollandais jouent un rôle important dans la production industrielle de drogues synthétiques dans l'Union européenne.

 

En ce qui concerne les réseaux criminels, le rapport met en évidence les liens entre milieux belges et des groupes criminels iraniens, vietnamiens, turcs et producteurs afghans.

 

Au niveau intra-européen, le rapport relève des ententes entre les groupes criminels belges, hollandais, anglais, lituaniens et quelques autres afin de contrôler tout le marché.

 

En outre, le rapport relève le déplacement des réseaux criminels hollandais vers la Belgique à la suite du durcissement, en 2012, des ventes dans les coffee shops hollandais, limitées aux seuls résidents enregistrés à cet effet.

 

Le rapport souligne que des actions coordonnées au niveau de l'Union européenne permettent d'obtenir des résultats tangibles.

 

Face à ces constats affligeants, qui quelque peu stigmatisent la faiblesse de notre politique actuelle de lutte contre le marché de la drogue, madame la ministre, pouvez-vous me communiquer les mesures prévues afin de répondre aux conclusions du rapport commun d'Europol et de l'Observatoire européen des drogues et des toxicomanies sur les marchés des drogues dans l'Union européenne?

 

Pouvez-vous me faire savoir où en est la note-cadre pour la sécurité intégrale qui doit constituer l'autre pilier de la politique de lutte contre la criminalité, avec le Plan national de sécurité 2012-2015? Pourriez-vous me communiquer ce plan?

 

Ce Plan national de sécurité sera mis à niveau en ce qui concerne les actions coordonnées et la coopération judiciaire en matière de lutte contre les trafics de drogues au niveau de l'Union européenne. Pourriez-vous me dire si des démarches sont prévues avec votre homologue des Pays-Bas en vue de répondre aux observations et recommandations de ce rapport?

 

03.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, j'ai reçu le nouveau rapport de l'Observatoire européen des drogues et des toxicomanies et d'Europol sur les marchés des drogues dans l'Union européenne. Ce rapport circonstancié est étudié par la cellule générale de politique Drogues qui est appelée à formuler, par le biais de la Conférence interministérielle Drogues, les propositions stratégiques nécessaires aux ministres compétents. La prochaine réunion de la Conférence interministérielle sera organisée à l'automne 2013.

 

Entre-temps, un certain nombre de propositions avancées par la cellule Contrôle seront déjà traitées. Cette cellule étant en charge de la coordination opérationnelle, sur la base de ces propositions, la lutte contre la criminalité liée à la drogue en termes d'offre peut directement être menée de façon plus efficace.

 

En ce qui concerne les chiffres cités dans le rapport, je suis bien entendu préoccupée par leur ampleur. Par ailleurs, plusieurs de ces chiffres sont précisément une indication importante de l'effectivité de notre politique. L'augmentation de la quantité de drogue interceptée et du nombre de laboratoires de drogues démantelés démontre que l'approche des services de recherche est la bonne et qu'elle porte ses fruits.

 

En ce qui concerne la note-cadre de sécurité intégrale et le Plan national de sécurité 2012-2015, un contenu a été ajouté, conjointement avec la ministre de l'Intérieur, au projet de note-cadre de sécurité intégrale, qui est à présent en voie de finalisation. Il pourra ensuite faire l'objet d'une confrontation plus approfondie et produire ses effets.

 

En réponse à votre question sur les actions coordonnées et la coopération judiciaire au niveau de l'Union européenne, et en particulier avec les Pays-Bas, en ce qui concerne la lutte contre les priorités "drogues" du Plan national de sécurité 2012-2015, je vous renvoie également aux réponses formulées par la ministre de l'Intérieur.

 

Le Plan national de sécurité 2012-2015, auquel vous vous référez, s'inscrit naturellement dans une optique européenne. La stratégie antidrogue de l'Union européenne, ainsi que les priorités du Conseil européen en la matière, constituent des éléments importants dans la définition de notre stratégie. Outre ces aspects, les plans d'action qui seront développés par les services de police s'inscriront eux aussi dans cette même optique, tant au niveau stratégique qu'au niveau opérationnel.

 

Sans entrer dans les détails de collaborations policières particulières, plusieurs projets sont actuellement développés sous la coordination d'Europol en matière de lutte contre le trafic de cocaïne ou de production de drogues synthétiques. Divers autres groupes de travail existent encore, par exemple en matière de collaboration entre les infrastructures aéroportuaires (groupe Pompidou) ou en matière de lutte contre le tourisme de la drogue (concertation Hazeldonck).

 

La coordination des dossiers judiciaires au niveau européen est aussi fréquemment facilitée par l'intervention d'Eurojust. De surcroît, les pays de l'Union européenne participent à des plates-formes visant à collaborer avec les pays d'origine des stupéfiants transitant par notre pays.

 

En ce qui concerne la collaboration particulière avec les autorités néerlandaises, là aussi diverses formes de collaboration ont été développées, couvrant les diverses priorités en la matière. Certaines de ces instances regroupent tant les autorités judiciaires que policières. Je renvoie ainsi notamment à la lutte contre la production de drogues synthétiques ou encore à la lutte contre le terrorisme de la drogue, à laquelle vous faites référence. L'approfondissement de cette coopération sera l'une des priorités que je développerai, en collaboration avec ma collègue de l'Intérieur.

 

Au début de la semaine passée, je me suis d'ailleurs rendue à Maastricht où j'ai eu une entrevue avec mon homologue néerlandais et mon collègue allemand. Au cours de cette rencontre, nous avons décidé d'intensifier encore la coopération autour de six phénomènes de criminalité prioritaires: bandes criminelles itinérantes, car- et home-jackings, cambriolages dans les habitations, traite des êtres humains, bandes criminelles de motards et drogues. Pour ce faire, nous avons créé des groupes de travail composés de magistrats et de policiers, de manière à ce que la collaboration sur le terrain soit encore plus fluide.

 

Enfin, nous avons également convenu au cours de cette réunion que nous examinerons si les demandes d'entraide judiciaire ne pourraient pas se faire par le biais de connexions internet sécurisées.

 

03.03  Olivier Maingain (FDF): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse assez détaillée qui donne plus que l'impression, qui donne la conviction que vous entreprenez un certain nombre de démarches utiles. Bien entendu, c'est le prochain rapport qui nous permettra d'en voir les effets.

 

Je reviendrai dans des questions écrites sur des données statistiques pour connaître les quantités saisies, puisque vous me dites notamment qu'il y a eu une progression dans la quantité des produits saisis. Je ferai les questions écrites plus détaillées pour avoir des comparaisons dans le temps approfondies.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. André Frédéric à la ministre de la Justice sur "la reconnaissance de nouveaux cultes" (n° 15951)

04 Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Justitie over "de erkenning van nieuwe erediensten" (nr. 15951)

 

04.01  André Frédéric (PS): Madame la présidente, madame la ministre, le secrétaire du Forum Hindou de Belgique a fait savoir dernièrement qu'il allait introduire un dossier afin que l'hindouisme soit officiellement reconnu comme religion en Belgique. Les associations hindouistes évaluent à 20 000 le nombre de personnes qui se sentent attachées à l'hindouisme. Leur objectif à terme est de pouvoir intervenir dans le cadre scolaire pour les jeunes hindous de Belgique.

 

Le bouddhisme n'a, pour sa part, pas encore été reconnu, mais un crédit de 200 000 euros lui a été octroyé pour s'organiser en vue de la reconnaissance officielle. Il semble d'ailleurs que cette reconnaissance soit sur le point d'intervenir.

 

Madame la ministre, où en est-on de la reconnaissance officielle du bouddhisme?

Confirmez-vous que cette reconnaissance sera consacrée cette année?

Quelles seront alors les sommes allouées à l'association représentant les bouddhistes de Belgique?

 

Un dossier concernant les hindouistes a-t-il été déjà introduit?

Si oui, en avez-vous déjà pris connaissance?

 

Existe-t-il d'autres religions ou philosophies en demande de reconnaissance?

Quelles sont les intentions du gouvernement en matière de reconnaissance de cultes? Et en matière de financement de cultes?

 

04.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, je puis vous confirmer que le dossier sur la reconnaissance du bouddhisme est déjà bien avancé. Nous examinons en ce moment un projet de loi concret, mais dont il faut encore discuter les structures proposées.

 

Comme la reconnaissance d'un culte ou d'une conviction philosophique non confessionnelle génère également des dépenses au niveau régional, la question demandera une consultation des niveaux régional et communautaire.

 

Je suis aussi convaincue que les dossiers de culte nécessitent un consensus aussi large que possible. Dès lors, je ne m'avancerai pas sur un calendrier.

 

La question des budgets dépend des orientations qui seront prises, mais nous veillerons à ce que le coût en soit limité au minimum en ces temps de rigueur budgétaire.

 

Je n'ai pas encore de dossier de demande officielle de la part des hindouistes. Toutefois, une rencontre entre eux et mes services est prévue à brève échéance. Cela n'implique pas que leur dossier de reconnaissance sera examiné tout de suite puisque rien n'est prévu à cet égard dans le budget.

 

Mes services sont encore saisis d'une ancienne demande qui a trait aux églises orientales; ce dossier ne peut pas avancer pour l'instant. La déclaration gouvernementale stipule que la discussion sur la reconnaissance des cultes doit être ouverte.

 

J'ai l'intention d'aborder cette problématique aussitôt que la discussion sur la législation concernant la réforme de l'Ordre judiciaire au parlement touchera à sa fin.

 

04.03  André Frédéric (PS): Madame la présidente, je remercie brièvement la ministre pour sa réponse; elle me rassure quant à sa prudence. En effet, les demandes peuvent se multiplier dans notre pays et entraîner des dépenses non maîtrisables, et ce à tous les niveaux de pouvoir. D'ailleurs, vous avez bien indiqué que la concertation était nécessaire.

 

Le bouddhisme ne constitue pas une surprise: voilà quelques années que la demande est introduite.

 

Je vous demanderai seulement d'être attentive en ce qui concerne la demande introduite par l'hindouisme et par le secrétaire du Forum Hindou de Belgique, également responsable des adeptes de Krishna en Wallonie. Il conviendra de bien vérifier la valeur de sa représentativité pour l'ensemble des pratiquants du culte en Belgique, avant de s'avancer.

 

J'ai entendu votre prudence et je connais la situation budgétaire du pays. Je n'ai donc pas trop d'inquiétude.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Mme Özlem Özen à la ministre de la Justice sur "l'éparpillement des lieux d'audience du tribunal de première instance de Nivelles" (n° 15952)

05 Vraag van mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "de verspreiding van de zittingsplaatsen van de rechtbank van eerste aanleg te Nijvel" (nr. 15952)

 

05.01  Özlem Özen (PS): Madame la présidente, madame la ministre, récemment, des rassemblements ont eu lieu pour réclamer des avancées concernant le palais de justice de Nivelles. En effet, de nombreuses difficultés ont été constatées, notamment en ce qui concerne les lieux d'audience du tribunal.

 

Nivelles connaît, par exemple, cinq lieux d'audience, les locaux individuels sont occupés par trois, voire quatre employés, les archives et le mobilier s'entassent dans les couloirs, les toilettes (mixtes) sont communes aux magistrats, au personnel, au public et aux détenus. Cette situation n'est évidemment plus tenable!

 

Mon collègue, Christophe Lacroix, a interrogé votre collègue, le secrétaire d'État à la Régie des Bâtiments. Celui-ci a indiqué que le projet était en stand-by, notamment en raison de contestations du propriétaire à propos des conditions d'expropriation. Il a également souligné que: "La Régie ne peut garantir la fin de ce projet en 2013. Le budget de ce projet relève des choix et priorités du SPF Justice".

 

Madame la ministre, l'avancement des travaux du projet de palais de justice de Nivelles dépend donc des priorités que vous fixez. Qu'en est-il? Quand peut-on espérer que le palais de justice de Nivelles verra le jour?

 

05.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, il est vrai que dans le cadre du plan pluriannuel relevant de la Régie des Bâtiments et moyennant l'accord du dossier par le Conseil des ministres, la Justice peut demander de réserver de l'argent pour des travaux d'infrastructure qu'elle juge prioritaires.

 

Étant donné que la Justice juge le projet en question prioritaire, elle a déjà demandé dans le plan pluriannuel Justice 2012 de réserver de l'argent pour l'étude d'incidence sur l'environnement, la coordination de la sécurité, le contrôle du projet et le certificat de performance énergétique des bâtiments pour le projet de Nivelles.

 

La Régie des Bâtiments n'a pas utilisé ce budget en 2012. La Justice a, par conséquent, demandé de réserver à nouveau ce budget dans le plan pluriannuel Justice 2013 que la Régie doit encore soumettre à l'approbation du Conseil des ministres.

 

Pour ce qui concerne l'exécution des projets pour lesquels des budgets ont été réservés dans le cadre du plan pluriannuel relevant de la Régie des Bâtiments, je vous renvoie au secrétaire d'État compétent en la matière. C'est ainsi quand des dossiers concernent plusieurs membres du gouvernement!

 

En matière de normes d'occupation, il faut savoir qu'une nouvelle norme a été approuvée par le ministre en juillet 2012 sur la proposition de la Régie des Bâtiments, y compris pour les projets pour lesquels il existait un programme de besoin qui avait déjà été approuvé. Il est malheureusement demandé d'effectuer à nouveau le calcul. Cette nouvelle norme a toutefois été déterminée en pensant essentiellement à des espaces de bureaux standards. L'application de ces nouveaux critères à des bâtiments spécifiques tels qu'un palais de justice, avec ses salles d'audience et son complexe cellulaire, était loin d'être évidente et a nécessité quelques concertations avec la Régie des Bâtiments afin de trouver un consensus sur la manière dont la nouvelle norme devait être appliquée.

 

Dans l'attente de la finalisation de l'étude du sol par la Régie des Bâtiments, mes services vont recalculer le programme des besoins en fonction de la nouvelle norme.

 

05.03  Özlem Özen (PS): Madame la ministre, je suis ravie d'apprendre que cela fait partie de vos priorités. Vous n'ignorez pas l'urgence en la matière, car il importe vraiment de favoriser l'accès à la justice pour l'ensemble des citoyens et d'améliorer surtout les conditions de travail des personnes qui œuvrent pour que la justice soit rendue correctement.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Mme Özlem Özen à la ministre de la Justice sur "la situation du greffe du tribunal du travail de Liège" (n° 15953)

06 Vraag van mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "de situatie bij de griffie van de arbeidsrechtbank te Luik" (nr. 15953)

 

06.01  Özlem Özen (PS): Madame la présidente, madame la ministre, vous connaissez l'importance du rôle des greffiers dans le monde judiciaire. La situation du tribunal du travail de Liège n'est plus tenable car il y manque actuellement plus d'un tiers des greffiers. Suite à cette situation, le greffier en chef a dû prendre diverses mesures telles que des reports d'audience, des suspensions de certains contentieux, etc. Toutes les mesures possibles pour faire fonctionner le tribunal du travail de Liège ont été prises mais force est de constater qu'on ne peut plus avancer sans la publication des postes vacants.

 

Madame la ministre combien de places sont-elles actuellement vacantes? Comment expliquer cette vacance et l'absence de publication? Quand comptez-vous publier les places et combien? Quelles mesures comptez-vous prendre pour remédier aux difficultés que connaît le tribunal du travail de Liège?

 

06.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, le cadre du greffe du tribunal du travail de Liège est fixé à 33 unités. L'effectif actuel compte 30,4 équivalents temps plein et six places vacantes (cinq greffiers et un assistant). Deux des cinq places de greffiers seront prochainement pourvues, des arrêtés de nomination étant actuellement soumis à signature.

 

D'une façon générale, suivant la procédure en vigueur, il convient de vérifier si les places vacantes avec publication au Moniteur belge peuvent être pourvues par mutation. Pour deux des trois places vacantes, aucun candidat à la mutation ne s'est manifesté ou aucun candidat ne correspond au profil de fonction. Pour la dernière place vacante, la procédure d'avis des candidats à la mutation est en cours. Si aucun candidat ne ressort, la place sera, à l'instar des deux autres, publiée au Moniteur belge lors de la prochaine vague de publications.

 

Il a été décidé que les places vacantes sont publiées trois fois par an. La date de la prochaine publication sera fixée dans le courant du mois de mars 2013.

 

Afin de remédier à la situation que connaît actuellement le greffe du tribunal du travail de Liège, j'ai récemment accordé une délégation aux fonctions de greffier, de même que le recrutement d'un collaborateur contractuel supplémentaire. La présence de ce collaborateur contractuel, de même que la prochaine nomination des deux greffiers, permettra de rendre l'effectif de la juridiction conforme au cadre.

 

06.03  Özlem Özen (PS): Madame la ministre, je vous remercie. Il y a vraiment urgence et il faut permettre aux greffiers de travailler au plus vite dans de meilleures conditions. Je suis donc heureuse d'entendre que ces places vacantes seront publiées dans le courant du mois de mars.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de omzetting van de Europese databewaringsrichtlijn in de Belgische wetgeving" (nr. 15965)

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "dataretentie" (nr. 16045)

07 Questions jointes de

- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "la transposition de la directive européenne relative à la conservation des données dans la loi belge" (n° 15965)

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la rétention des données" (n° 16045)

 

07.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Uitzonderlijk is dit een vrij lange vraag. Ik zal proberen ze iets in te korten. Ik verwacht wel op alles een antwoord, uiteraard.

 

De algemene bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens vloeit voort uit de Europese richtlijn ter zake, die de Belgische regering moest omzetten naar nationaal recht tegen 15 maart 2009. Wij hebben er enkele jaren geleden in het Parlement over gediscussieerd.

 

Een algemene bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens zal de fundamentele rechten van de burgers, zoals het recht op privacy of het vermoeden van onschuld, op significante wijze inperken. Bovendien stellen experts de meerwaarde van de maatregel ter discussie, daar de bewaarplicht in de praktijk niet alleen ongeschikt blijkt maar ook voor alle betrokken partijen een onredelijke financiële en praktische belasting betekent.

 

De Europese Commissie evalueerde de richtlijn in een rapport van april 2011. Ondanks de afwijzing ervan door maar liefst vijf grondwettelijke hoven van EU-landen handhaaft zij de richtlijn. Recentelijk werden naar aanleiding van dreigende sancties door de Europese Commissie opnieuw stappen ondernomen om de richtlijn om te zetten, ondanks de commotie die de richtlijn in tal van Europese lidstaten heeft veroorzaakt.

 

Gelijktijdig met het Commissierapport publiceerde de Europese koepel van digitale burgerrechtenorganisaties EDRI een schaduwrapport waarin men de gebrekkige evaluatiepoging van de Commissie laakte. De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, Peter Hustinx, noemde de databewaringrichtlijn het meest privacyschendend instrument, dat ooit door de EU werd aangenomen. Bovendien wordt in een studie van 2011 van het Duitse federale agentschap voor criminaliteit, aangetoond dat de bewaring van communicatiegegevens ondoeltreffend is voor de vervolging van zware criminaliteit. De studie doorprikt de mythe dat databewaring hoofdzakelijk het strafrechtelijk onderzoek ten goede komt.

 

De opgelegde deadline voor de omzetting van de richtlijn, 15 maart 2009, werd door België niet gehaald. Het voorontwerp van 2009 verdween, samen met de kritiek van de privacycommissie, opnieuw in de kast. Recentelijk werden naar aanleiding van de dreigende sancties van de Europese Commissie opnieuw stappen ondernomen tot omzetting van de richtlijn. Daar de aanvankelijke deadline reeds lang verstreken is, wordt de regering met spoed aangemaand de omzetting van de richtlijn te voltooien.

 

Mevrouw de minister, ten eerste, reeds in 2009 was er veel protest tegen de databewaringrichtlijn. Verscheidene middenveldorganisaties, waaronder de Liga voor de Mensenrechten, bundelden hun bezwaren en verzamelden handtekeningen via een online petitie. Waarom werd het middenveld niet op de hoogte gebracht van de nieuwe onderhandelingen en de urgentie ervan? U weet nochtans dat de gevoeligheid groot is. Waarom werden de organisaties van toen niet uitgenodigd voor bespreking?

 

Ten tweede, de privacycommissie gaf in 2009 een ongunstig advies over het voorontwerp van wet en het ontwerp van koninklijk besluit van 27 augustus 2009.

 

De privacycommissie werd niet opnieuw gehoord. Waarom wordt de privacycommissie niet betrokken bij het ontwerp van de nieuwe tekst over een dergelijk privacygevoelig thema?

 

Ten derde, de Liga voor Mensenrechten vernam dat de heer Frank Schuermans verantwoordelijk is voor het dataretentiedossier op het kabinet Telecom. De heer Schuermans is ook plaatsvervangend lid van de privacycommissie. Ontstaat er geen gevaar voor belangenvermenging wanneer een persoon objectief dient te oordelen over teksten van een organisatie waarvan hij zelf lid is? Dat is een vrij fundamentele vraag.

 

Ten vierde, zal in de nieuwe tekst rekening worden gehouden met de evaluatie en het voorstel tot herziening van de Europese Commissie in 2011 en het schaduwrapport van de Europese digitale rechtenorganisatie EDRI, dat vrij vernietigend was? Trekt de regering haar conclusies uit die ongunstige evaluaties voor haar binnenlandse aanpak?

 

Ten vijfde, er zijn voldoende voorbeelden van Europese landen waar dataretentie ongrondwettelijk verklaard was, onder andere in Tsjechië en Cyprus. Neemt de regering deze precedenten in overweging bij de eigen omzetting van de richtlijn?

 

Ten zesde, tegen wanneer wil de regering de databewaringsrichtlijn omzetten in Belgische wetgeving?

 

Ten zevende, welke stappen heeft de Europese Commissie nu concreet tegenover België ondernomen wegens het laattijdig omzetten van de databewaringsrichtlijn?

 

Tot slot, welke stappen heeft de Europese Commissie reeds ondernomen tegenover België om de omzetting te bespoedigen?

 

07.02  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, naar aanleiding van de Europese richtlijn over dataretentie, die nog niet volledig naar Belgisch recht is omgezet, was er enerzijds de bezorgdheid of wel voldoende veiligheid door de overheid zou kunnen worden gegarandeerd en anderzijds of de privacy voldoende kan worden beschermd, zeker wanneer datagegevens algemeen worden geregistreerd.

 

De databank zal registreren wanneer en met wie iedere Belg gecommuniceerd heeft via telefoon of e-mail en waar hij zich naartoe begeven heeft. Dat heeft uiteraard een enorme impact op de privacy.

 

De privacycommissie gaf in 2009 initieel een ongunstig advies over het voorontwerp van wet en het ontwerp van KB van 27 augustus 2009.

 

Ook het Duitse federaal grondwettelijk hof sprak zich ongunstig uit over de omzetting van de dataretentierichtlijn in Duitsland.

 

De Europese Commissie evalueerde de richtlijn in een rapport van april 2011 en overweegt een herziening van de richtlijn. Met de omzetting van de richtlijn zal er in elk geval meer informatie beschikbaar zijn, waaruit de identiteit en het adres kan worden afgeleid.

 

Artikel 46bis en 88bis van het Wetboek van Strafvordering geeft wel een omschreven mandaat. Er moet sprake zijn van een gemotiveerde en schriftelijke beslissing, die controle achteraf toelaat en die de proportionaliteit moet weerspiegelen. Iedereen die meewerkt, is tot geheimhouding verplicht, maar ook andere partijen dan het parket zouden toegang hebben naar aanleiding van de omzetting van de richtlijn.

 

Mevrouw de minister, hoever staat het met de omzetting van de dataretentierichtlijn? Zal rekening worden gehouden met de evaluatie en het voorstel tot herziening door de Europese Commissie van 2011 en zo ja in welke zin?

 

Zullen internettelefoniediensten zoals Skype ook in de dataverzameling worden opgenomen?

 

Welke waarborgen met betrekking tot privacy en informatieveiligheid worden er gepland? Zal de privacycommissie betrokken worden bij de opmaak van het ontwerp gelet op haar recente adviezen?

 

Er is een duidelijke afbakening van het toepassingsgebied noodzakelijk wegens de fundamentele rechten. Hoe zult u het toepassingsgebied afbakenen? Bent u voorstander van een limitatieve lijst dan wel van een algemene omschrijving van misdaden en wanbedrijven als een containerbegrip?

 

Bent u voorstander van het uitwerken van een sterk, juridisch kader voor de toegang tot de gegevens in kwestie?

 

De richtlijn voorziet ook in een minimum- en maximumbewaartermijn met het oog op het onderzoek van ernstig strafbare feiten. Zullen operatoren.ook de niet-geanonimiseerde verkeers- en lokalisatiegegevens voor andere doeleinden, zoals marketing, kunnen gebruiken?

 

Kunnen zij ook na de maximumbewaartermijn de gegevens doorverkopen?

 

Welk standpunt neemt u in? Ik vermoed dat u op Europese fora ook om standpunten wordt gevraagd. Welke standpunten over de herziening van de richtlijn neemt u dus in?

 

07.03 Minister Annemie Turtelboom: De teksten zullen binnenkort het voorwerp uitmaken van overleg in de regering. Zij zullen nadien aan de Raad van State worden voorgelegd, wanneer er een akkoord is.

 

Het is moeilijk een exacte termijn te geven. Het dossier wordt echter prioritair behandeld. Bovendien is er ook een inbreukprocedure, die door de Europese Commissie is gestart en waarmee wij uiteraard rekening moeten houden.

 

Voorts wijs ik erop dat het middenveld en de privacycommissie al herhaaldelijk werden geraadpleegd. In de eerste plaats heeft de Europese Commissie tijdens de totstandkoming van de dataretentierichtlijn alle geledingen van de maatschappij geconsulteerd en de mogelijkheid geboden uitgebreid bezorgdheden en opinies mede te delen.

 

Vervolgens heeft in 2008 ook op Belgisch niveau een openbare raadpleging plaatsgevonden over de teksten die de dataretentierichtlijn naar Belgisch recht moeten omzetten. De teksten werden in 2008 en 2009 ter advies aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voorgelegd. In 2010 is er na een aanpassing van de teksten opnieuw een consultatie geweest.

 

Nu wordt er voortgewerkt op basis van de teksten die door de vorige regering zijn voorbereid. De bezwaren van de belangengroepen tegen de teksten in kwestie zijn bekend. Er wordt in de mate van het mogelijke met hun bezwaren rekening gehouden.

 

Het klopt echter niet dat de privacycommissie enkel een negatief advies zou hebben verleend. Er werd in het dossier tweemaal om een advies van de privacycommissie verzocht. De privacycommissie gaf op 2 juli 2008 een eerste, negatief advies. Om aan haar opmerkingen tegemoet te komen, werden zowel de wetteksten als de memorie en het verslag aan de Koning op diverse punten aangepast. Tevens werd een aparte nota opgesteld met een toelichting en een verantwoording in antwoord op het eerste advies van de privacycommissie.

 

Het tweede advies van 1 juli 2009 was gunstig onder bepaalde voorwaarden. Er werd vervolgens ook met de opmerkingen van de privacycommissie rekening gehouden bij het opstellen van de wetteksten. De teksten van 27 augustus 2009, waarnaar u verwijst en op basis waarvan nu verder wordt gewerkt zijn dus conform de adviezen van de privacycommissie.

 

Het klopt niet dat de heer Schuermans verantwoordelijk is voor het dossier. Aangezien het recentste advies van de privacycommissie dateert van 2009, kan er bovendien geen sprake zijn van een belangenconflict.

 

Het evaluatierapport van de Europese Commissie van 2011 bevat geen ongunstige evaluatie van de Belgische aanpak inzake dataretentie. Bovendien gebeurde de evaluatie op basis van de nog onvolledige omzetting van de richtlijn in Belgisch recht en hield zij geen rekening met het voorontwerp van wet en het ontwerp van koninklijk besluit.

 

Tot heden is de richtlijn nog niet herzien. Het evaluatieverslag van de Europese Commissie bevat een aantal aanbevelingen en conclusies, waarmee in het voorontwerp van wet en het ontwerp van koninklijk besluit rekening wordt gehouden. De ambitie van de Europese Commissie om de richtlijn te herzien, blijft officieel ongewijzigd. Ik kan de aarzeling van sommige lidstaten hiervoor begrijpen, aangezien we al een grote inspanning moeten leveren om onze wetgeving conform de richtlijn te herzien en het misschien raadzaam is gedurende een periode eerst meer praktijkervaring te vergaren. Er werd in elk geval door de Commissie nog niet gecommuniceerd over de mogelijke datum van een nieuw voorstel.

 

Diensten die internettelefonie aanbieden als Skype, worden beoogd door de Europese richtlijn en worden dus ook opgenomen in onze ontwerpteksten.

 

In een aantal landen heeft men inderdaad de omzetting van de dataretentierichtlijn ongrondwettelijk verklaard. Die beslissingen hebben uiteraard enkel betrekking op de specifieke situatie in die landen. In de mate waarin de beslissingen gaan over privacybescherming, proportionaliteit, onvoldoende garanties of onvoldoende duidelijkheid van de wetgeving wordt daarmee rekening gehouden bij de omzetting van de richtlijn in Belgisch recht. In Duitsland bijvoorbeeld heeft het grondwettelijk hof geoordeeld dat de wetgeving inzake dataretentie voldoende duidelijk en afgebakend dient te zijn; het principe zelf van dataretentie werd niet ter discussie gesteld.

 

De toegang tot gegevens voor de gerechtelijke autoriteiten wordt afgebakend door het Wetboek van Strafvordering, namelijk de artikelen 46bis, identificatie onder de bevoegdheid van de procureur des Konings, en 88bis, de opsporing- en lokalisatiebevoegdheid van de onderzoeksrechter. Voor beide artikelen gelden de klassieke vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. We achten het niet wenselijk om die artikelen te bespreken met lijsten van misdrijven. De operatoren worden door het voorontwerp van wet beschouwd als verantwoordelijke voor de werking in de zin van de privacywet. Het doel van de bewaring van de gegevens wordt omschreven in artikel 126, alinea 2, van de wet op de elektronische communicatie en is daartoe beperkt.

 

De gegevens kunnen dus niet voor andere doeleinden gebruikt worden en dienen na de bewaartermijn vernietigd te worden, conform artikel 126, § 5, vierde lid.

 

De toegang tot de gegevens voor de ombudsdienst is geen bevoegdheid van de minister van Justitie.

 

07.04  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord.

 

U zegt dat men in het verleden wel onder andere de privacycommissie heeft geraadpleegd voor de vroegere teksten. Op dit moment kunnen wij niet nagaan in hoeverre de nieuwe versies zullen verschillen van vroegere versies, alleen u weet dat misschien. U zult nog moeten bekijken hoe u ze door de IKW’s krijgt en daarna moet er nog een advies van de Raad van State komen. Maar wanneer er nieuwe teksten zijn, lijkt het mij toch raadzaam om opnieuw een overleg te organiseren.

 

U kent wellicht de standpunten van alle organisaties. Als de tekst ter omzetting van de richtlijn verschilt van de vorige, moet u toch best die communicatielijn openhouden?

 

U zegt voorts dat u rekening zult houden met de evaluatie die op Europees niveau is gemaakt. Dat is een goede intentie. Wij kunnen op dit moment niet inschatten in hoeverre dat zal gebeuren in de concrete teksten. Wij hopen dat u daarmee inderdaad rekening zult houden.

 

Wij kijken uit naar de nieuwste versie, die wij dus over enkele weken mogen verwachten.

 

07.05  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord en onthoud uit uw antwoord dat u rekening zult houden met privacy, proportionaliteit, duidelijkheid en afbakening van het toepassingsgebied, zoals in andere landen. U zult ook de subsidiariteit ten opzichte van de doelstelling die u wilt bereiken, meenemen.

 

Wanneer komt u met het ontwerp dat u in het vooruitzicht stelt, naar de commissie? Wij zullen op dat moment de inhoud ervan beoordelen. Ik vermoed dat de verschillende fracties ongetwijfeld het accent zullen leggen op de bescherming van de privacy, zelfs zonder dat ze er expliciet om vragen. Dat is terecht; wij zijn daar allemaal bezorgd om.

 

Ik had nog een andere vraag, waarop u niet onmiddellijk moet antwoorden, maar die ik wel belangrijk vind in het kader van een bespreking. Sommigen werpen op dat men bijlange zo ver niet moet gaan, omdat er ondanks dataretentie en het bijhouden van meer gegevens niet meer misdrijven worden opgehelderd of misdadigers vervolgd. Kunt u dat aan de hand van cijfermateriaal tegenspreken en aantonen dat de ophelderings- en vervolgingsgraad verhoogt dankzij dataretentie mits voldoende privacybescherming? Het is een belangrijk argument wanneer men kan bewijzen dat de wetgeving ter zake nuttig en vooral noodzakelijk is, uiteraard met respect voor de privacy.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Questions jointes de

- Mme Özlem Özen à la ministre de la Justice sur "des nominations de magistrats au sein de la cour d'appel de Bruxelles" (n° 15978)

- M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "l'insuffisance du cadre des magistrats de la cour d'appel de Bruxelles" (n° 16054)

08 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "benoemingen van magistraten bij het Brusselse hof van beroep" (nr. 15978)

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "het ontoereikende aantal magistraten bij het Brusselse hof van beroep" (nr. 16054)

 

08.01  Özlem Özen (PS): Madame la présidente, madame la ministre, la circulaire 154 qui prévoit des mesures d'économies au SPF Justice et qui tend à postposer la publication des postes vacants montre à nouveau toutes ses limites. En effet, en raison du retard dans les nominations de magistrats, la cour d'appel de Bruxelles a dû fermer une de ses chambres. Le résultat est une condamnation de l'État belge à verser la somme de 10 000 euros à deux justiciables.

 

La situation existe depuis plusieurs années - et ce, dans de nombreuses matières traitées par la cour d'appel de Bruxelles. Outre les problèmes liés aux conséquences du retard dans les nominations, le premier président relève d'autres difficultés telles que les maladies de longue durée, les départs à la retraite, les nominations dans d'autres instances et l’augmentation du nombre d'appels.

 

L'avenir ne semble également pas rose pour les justiciables puisqu'il est déjà assuré que quatre magistrats de la cour d'appel de Bruxelles seront admis à la retraite, tandis qu’un cinquième rejoindra la Cour de cassation en 2013.

 

Madame la ministre, la condamnation de l'État belge en raison de la fermeture de certaines chambres de la cour d'appel n'est pas admissible. L'accord de gouvernement prévoyait un renforcement des moyens de la cour d'appel de Bruxelles. Qu'en est-il? Que comptez-vous faire pour pallier les difficultés rencontrées au sein de la cour d'appel de Bruxelles?

 

08.02  Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, je me joins à ma collègue pour les faits qu'elle a rappelés à juste titre. En novembre dernier, la presse diffusait les déclarations du premier président de la cour d'appel de Bruxelles qui rappelait que 5 magistrats ont quitté la cour d'appel au début de l'année judiciaire 2010-2011, que 2 des 3 conseillers composant la 16ème chambre sont partis à la retraite, et qu'en 2013, la cour d'appel perdra 4 magistrats admis à la retraite ainsi qu'un cinquième qui rejoindra la Cour de cassation.

 

Le porte-parole de la cour d'appel de Bruxelles, le conseiller Patrick Mandoux, précise encore par voie de presse: "Rien n'a bougé, aucune réponse ne nous est parvenue. Les procédures de renouvellement des magistrats sont toujours longues et le blocage des publications des places vacantes demeure d'actualité".

 

L'accord gouvernemental prévoyait expressément un renforcement des moyens de la cour d'appel de Bruxelles. Je cite: "Les places manquantes seront immédiatement déclarées vacantes et publiées". Immédiatement, cela signifie sans délai.

 

Dès lors, je demande à Mme la ministre de m'informer des mesures structurelles ou des ajustements prévus afin de donner à la cour d'appel de Bruxelles un cadre suffisant de conseillers en regard du nombre d'affaires que cette haute juridiction doit traiter.

 

08.03  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, à la suite des restrictions budgétaires actuelles, il n'y a pas de projet de loi en cours pour le renforcement du siège de la cour d'appel de Bruxelles.

 

Tout d'abord, la loi du 31 décembre 2012 portant des dispositions diverses en matière de justice a prolongé le cadre temporaire de conseillers en vue de résorber l'arriéré judiciaire dans les cours d'appel jusqu'au 18 décembre 2013.

 

Comme déjà indiqué, les moyens et les restrictions budgétaires actuelles ne permettent pas d'augmenter les cadres. Néanmoins, il a récemment été fait exception aux mesures d'économies imposées et qui tendent à postposer la publication des postes vacants à la demande du premier président de la cour d'appel de Bruxelles.

 

En effet, le Moniteur belge du 24 janvier 2013 a publié la vacance de 3 places (2 francophones et 1 néerlandophone) de conseillers à la cour d'appel de Bruxelles, dont 2 seront vacantes respectivement le 1er septembre et le 1er octobre 2013 alors que la publication de ces places était prévue en février 2013, mars 2013 et avril 2013.

 

Il avait été décidé, pour des raisons organisationnelles, de regrouper les annonces de places vacantes au Moniteur belge sur une base bimestrielle. Cependant, je tiens à signaler que cette mesure a été assouplie depuis le mois de septembre 2010 permettant ainsi à nouveau une publication mensuelle des emplois vacants. En conséquence, il est pourvu plus rapidement à ces emplois.

 

Actuellement, une place est vacante à la cour d'appel de Bruxelles à la suite de la nomination de quelqu'un comme conseiller à la Cour de cassation, Mme Geubel.

 

Les deux autres places publiées le 24 janvier 2013 sont celles relatives au départ à la retraite de M. Menestret le 1er septembre 2013 et de M. Vermylen le 1er octobre 2013. Ces places furent publiées, à la demande du premier président de la cour d'appel de Bruxelles et tenant compte de la situation spécifique de cette cour, au Moniteur belge de sorte que le remplacement sera prévu au moment où les magistrats précités seront admis à la retraite.

 

Une quatrième place le deviendra le 1er mars prochain à la suite de la mise à la retraite de M. de Haan. La vacance a été publiée du Moniteur belge le 20 décembre 2012.

 

Une cinquième place sera vacante le 1er novembre 2013 en raison de la mise à la retraite de M. Mandoux. La publication est prévue dans le courant du mois de mai prochain.

 

Mes services restent attentifs à ce que les nominations à la cour d'appel de Bruxelles interviennent dans les meilleurs délais.

 

08.04  Özlem Özen (PS): Madame la ministre, j'entends bien qu'il faut être flexible dans la publication des places vacantes, mais il faut surtout aussi être rapide! Outre le fait que la condamnation de la Belgique est inadmissible, il faut assurer la continuité du service public. Ce dernier est quand même vraiment mis à mal, en tout cas au niveau de la cour d'appel de Bruxelles. J'espère donc que le nécessaire sera fait assez rapidement.

 

08.05  Olivier Maingain (FDF): D'abord, je retiens que la déclaration gouvernementale, visiblement, était un vœu pieux. Il avait été dit que les places manquantes seraient immédiatement déclarées vacantes et publiées. J'entends que vous nous annoncez, pour les places qui vont être vacantes à la suite du départ à la retraite d'un certain nombre de conseillers de la cour d'appel de Bruxelles, que l'on veillera à la publication des avis de places vacantes, mais il y a le passé! Il y a tous ceux qui sont partis, notamment au cours de l'année judiciaire 2010-2011, et dont je n'ai pas entendu qu'ils étaient remplacés.

 

Je vais donc vous réintroduire une question écrite pour avoir le décompte précis du nombre de places vacantes à la cour d'appel de Bruxelles et vérifier le nombre de places qu'il conviendrait de pourvoir au remplacement afin d'enfin avoir un cadre complet, qui déjà en lui-même est totalement insuffisant.

 

Le vrai défi n'est pas uniquement de remplir le cadre existant, c'est surtout de permettre son extension si l'on veut que les délais de traitement de dossiers de contentieux à la cour d'appel soient abrégés. Aujourd'hui, je crois qu'on fixe en moyenne les affaires bien au-delà de 2015 à la cour d'appel de Bruxelles, pour certaines chambres en tout cas.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: De vragen nrs 15995 en nr 15997 van mevrouw De Wit worden uitgesteld.

 

09 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "de aanpak van de grenscriminaliteit" (nr. 16002)

09 Question de M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "la lutte contre la criminalité frontalière" (n° 16002)

 

09.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het lijkt mij een interessante piste te zijn dat u samen met uw collega’s uit Nederland en Noordrijn-Westfalen afspraken hebt gemaakt om intensiever te kunnen samenwerken, afspraken over opsporingsdossiers te maken en mogelijkerwijs in het raam van de samenwerking ook werkgroepen rond specifieke thema’s in het doelgebied te organiseren.

 

Mevrouw de minister, kan u meer toelichting geven bij de afspraken die blijkbaar zijn gemaakt?

 

Kan u ook meer uitleg geven over de werkgroepen en wat u met dergelijke werkgroepen als concrete resultaten beoogt?

 

Welke verwachtingen koppelt u aan het proefproject in kwestie?

 

Is een evaluatie in het vooruitzicht gesteld?

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, tijdens de ontmoeting hebben wij beslist dat Nederlandse, Belgische en Duitse opsporingsdiensten in de Euregio Maas-Rijn en Rijn-Maas Noord bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit intensiever zullen samenwerken.

 

In deze grensregio wordt door de politie- en justitiediensten van de drie landen al samengewerkt, mede dankzij het Bureau voor Euregionale Samenwerking dat in Maastricht is ingericht.

 

De bedoeling is de samenwerking rond zes prioritaire criminaliteitsfenomenen nog te intensifiëren: rondtrekkende daderbendes, car- en homejackings, woninginbraken, mensenhandel, criminele motorbendes en drugs.

 

Daartoe hebben wij werkgroepen met magistraten en politiemensen opgericht zodat de samenwerking op het terrein nog vlotter verloopt.

 

Tot slot hebben wij tijdens de bewuste vergadering ook afgesproken dat wij zullen bekijken of de rechtshulpverzoeken niet via beveiligde internetverbindingen kunnen verlopen. Een dergelijke procedure kan veel tijd- en efficiëntiewinst opleveren. Er gaan in de regio jaarlijks vele duizenden rechtshulpverzoeken rond. Zij worden nu, ook in het digitale tijdperk, nog steeds per post verstuurd, waarbij zowel bij de versturende als bij de ontvangende instantie een uitgebreide registratie dient plaats te vinden.

 

Er is overeengekomen dat de betrokken ministers elk jaar een overleg hebben waarop de resultaten zullen worden geëvalueerd. Op basis van de ervaringen in de regio in kwestie zal worden nagegaan of de gebruikte werkwijze over het hele grondgebied kan worden uitgerold.

 

09.03  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het is een heel interessant initiatief.

 

Het is ook goed te horen dat u de zaak jaarlijks zal evalueren.

 

Ik hoop dat ook concreet wordt gemeten wat de resultaten zijn. Indien wij, zoals u opmerkt, ter zake digitaal sneller kunnen werken, kunnen wij voor een van de plagen en in een van de grootste buitengrensgebieden tot resultaten komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 16001 van de heer Clerfayt wordt in een schriftelijke vraag omgezet.

 

10 Question de Mme Linda Musin à la ministre de la Justice sur "l'enquête judiciaire sur le drame de Buizingen" (n° 16079)

10 Vraag van mevrouw Linda Musin aan de minister van Justitie over "het gerechtelijk onderzoek naar de treinramp in Buizingen" (nr. 16079)

 

10.01  Linda Musin (PS): Madame la présidente, madame la ministre, voici quelques jours était commémoré le triste anniversaire de la catastrophe ferroviaire de Buizingen. Trois ans déjà que les familles des dix-neuf personnes décédées et des cent septante blessés tentent de faire le deuil de leurs proches disparus ou de leur vie d'avant.

 

Nous étions revenus vers vous, madame la ministre, il y a un an pour connaître les avancées de l'enquête. À cette époque, les victimes avaient également reçu des informations émanant du parquet. Vous nous aviez signalé que l'enquête était toujours en cours et que le juge d'instruction attendait les rapports des cinq experts mandatés après l'accident. Le 15 février dernier, le parquet de Bruxelles a fait savoir que l'enquête était encore et toujours menée, que les premiers rapports d'expertise avaient été déposés, mais que des devoirs complémentaires avaient été demandés et étaient en cours d'exécution. Nous avions souligné combien l'accompagnement des victimes de la catastrophe devait être considérablement amélioré et vous aviez assuré que les victimes seraient à nouveau conviées à la fin 2012 pour connaître l'évolution de leur dossier.

 

Madame la ministre, si un certain temps est indispensable à la récolte de l'ensemble des données et qu’il permet de s'assurer qu'un travail de qualité est fourni, il est aussi crucial que celui-ci s'accomplisse dans la transparence et dans les meilleurs délais.

 

Dès lors, pouvez-vous nous dire où en est l'enquête judiciaire sur la catastrophe de Buizingen? Les victimes ont-elles déjà été à nouveau conviées par le parquet pour que leur soient communiquées quelques informations au sujet des avancées de l'enquête? Tous les rapports sont-ils disponibles? Dans le cas contraire, quel(s) rapport(s) n'a ou n'ont pas encore pu être achevés? Pourquoi? Le rapport concernant les causes possibles de l'accident a-t-il été clôturé? Si oui, sur cette base, les différents acteurs impliqués dans l'accident ont-ils pu être réentendus? Où en est-on dans l'exécution des devoirs complémentaires? Enfin, a-t-on déjà suffisamment d'éléments pour évaluer quand les victimes peuvent espérer l'ouverture du procès?

 

10.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, madame Musin, le dossier Buizingen est toujours dans les mains du juge d’instruction. Une partie du rapport d’expertise a déjà été déposé en février 2012, à la suite de quoi le juge a ordonné de nombreux devoirs complémentaires auprès de la police et des experts. Ces devoirs prennent du temps, car il s’agit notamment de confrontations et d’expertises. Le juge d’instruction est régulièrement interpellé par le parquet de Bruxelles sur l’état d’avancement du dossier.

 

Depuis la date de la catastrophe, cinq réunions d’informations ont été organisées à l’initiative du service d’accueil aux victimes.

 

10.03  Linda Musin (PS): Madame la ministre, je vous remercie. Comme je l’ai dit dans ma question, nous sommes bien d’accord qu’un certain temps est indispensable à la récolte des informations. De plus, le travail doit être de qualité. Mais il importe que les victimes soient régulièrement informées des avancées de l’enquête.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "le projet de système d'abonnements en matière d'aide juridique" (n° 16120)

11 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "het voorgenomen systeem van 'abonnementenadvocaten' voor bepaalde vormen van juridische bijstand" (nr. 16120)

 

11.01  Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, je sais que cette question a déjà été débattue mais il faut dire que votre annonce de projet de système d'abonnement pour l'aide juridique suscite beaucoup de réactions, de craintes et, dès lors, de questions.

 

A priori, cette réforme concernerait essentiellement le contentieux du droit des étrangers et le système que vous préconiseriez consisterait à fixer un nombre limité d'avocats habilités par l'autorité publique à traiter ce type d'affaires.

 

Ce projet suscite, auprès des barreaux notamment, plus de crainte que d'adhésion. Non seulement les avocats vous ont déjà communiqué leurs regrets quant à l'absence de concertation réelle, mais ils s'interrogent sur le respect d'un certain nombre de principes. Le premier d'entre eux, prévu notamment par la Convention européenne des droits de l'homme, veut que tout accusé a droit notamment à se défendre lui-même ou à avoir l'assistance d'un défenseur de son choix, en ce compris d'avocats qui ne seraient peut-être pas repris dans votre liste limitative d'avocats autorisés à intervenir dans un certain nombre de contentieux. En vertu de ce principe, il semble que tout avocat doit pouvoir participer au système de l'aide juridique.

 

Un autre point qui suscite les inquiétudes du barreau concerne les contrôles de qualité. Dans le système légal actuel, ces contrôles incombent aux ordres eux-mêmes, en vertu d'une organisation interne. Vous auriez justifié ce projet de système d'abonnement en arguant que le contrôle sur un nombre limité d'avocats est intéressant aussi bien d'un point de vue politique que pratique. Je suis dès lors dubitatif et je souhaiterais connaître votre manière d'envisager les contrôles de qualité dans le cadre de la formule que vous préconisez.

 

À cet égard, la semaine passée, en commission, vous avez déclaré que: "Nous étudierons comment renforcer les systèmes de contrôle et élargir les possibilités de sanction. Outre les mesures disciplinaires, on pourrait instaurer une suspension ou une radiation de la liste des avocats pro deo". Qui le décidera? Au terme de quelle procédure? Selon quels critères?

 

Tout cela reste pour le moment très imprécis et me semble peu conciliable avec certains principes de conformité au droit disciplinaire des barreaux.

 

Aussi, Mme la ministre pourrait-elle me faire savoir comment ce système d'abonnement permettra de respecter le libre choix de son avocat par le client, notamment dans le respect de l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme.

 

Peut-elle me confirmer que ce système d'abonnement serait limité au contentieux en droit des étrangers mais justifier dès lors ce critère particulier de limiter celui-ci à un contentieux aussi spécifique, ce qui pourrait susciter des interrogations en termes d'égalité de traitement du justiciable devant la loi et devant l'aide juridique?

 

Quelles suites sont-elles données à la demande des barreaux d'avocats d'organiser une concertation sur ce sujet et comment répondez-vous, madame la ministre, à leurs objections relatives à ce projet?

 

Comment est envisagé le contrôle de qualité dans le cadre de ces abonnements et comment ce contrôle va-t-il s'articuler avec celui effectué par les ordres pour le reste du travail accompli par les bureaux d'aide juridique, qui ne serait pas soumis à la règle de l'abonnement?

 

Pouvez-vous me faire savoir si un système dérogatoire au système habituel de paiement des avocats est prévu et suivant quelles modalités?

 

Enfin, qu'adviendra-t-il du dossier "inscrit dans l'abonnement" si le client, voulant faire usage de son droit à changer d'avocat parce que, par hypothèse, il n'a plus confiance dans son premier avocat, décide de consulter un autre avocat pratiquant l'aide juridique ou un avocat hors aide juridique?

 

11.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, ma réponse n'est pas très longue car j'ai déjà répondu à plusieurs questions sur la réforme de l'aide juridique de deuxième ligne.

 

Une des pistes proposées est le lancement d'un projet pilote d'avocat par abonnement pour les affaires relatives aux étrangers. Les modalités de mise en œuvre seront bien entendu étudiées et discutées avec les ordres. Il sera veillé à respecter le principe du libre choix de son avocat. Le contrôle de qualité sera exercé avec les ordres.

 

Comme tout projet pilote, celui-ci sera, dans un premier temps, évalué et éventuellement étendu dans le futur mais rien n'est décidé. Il s'agissait d'une des pistes de la réforme de l'aide juridique dont on est en train de parler au sein du gouvernement.

 

11.03  Olivier Maingain (FDF): Cette précision ultime est intéressante. Elle laisse entendre que vous pourriez ne pas mettre en œuvre ce projet d'abonnement.

 

11.04  Annemie Turtelboom, ministre: Nous avons reçu plusieurs propositions, inclues dans le rapport que l'Institut National de Criminalistique et de Criminologie (INCC) a fait concernant l'aide juridique dans notre pays. Je peux faire transmettre ce rapport à la commission, si vous le désirez. Il comprend de nombreuses idées de réforme. Il se trouve peut-être aussi sur le site internet de l'INCC.

 

Nous sommes en train de travailler sur une réforme de l'aide juridique de deuxième ligne. C'est là une des idées qui se trouvent dans le projet.

 

11.05  Olivier Maingain (FDF): Je retiens que ce projet en est à un stade tellement général que vous ne pouvez pas m'en dire davantage sur des questions techniques très précises. Nous y reviendrons et nous verrons jusqu'où cela a fait l'objet d'une concertation, voire d'un accord avec les barreaux. Entre-temps, si nous pouvions recevoir le rapport de l'INCC, nous le lirions avec grand intérêt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Van de heer Gilkinet hebben we niets gehoord. Zijn vraag nr. 16113 komt dus te vervallen.

 

La réunion publique de commission est levée à 16.34 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.34 uur.