Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

Mardi 26 février 2013

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 26 februari 2013

 

Voormiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.02 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Leen Dierick.

Le développement des questions et interpellations commence à 11.02 heures. La réunion est présidée par Mme Leen Dierick.

 

De voorzitter: Vraag nr. 15974 van de heer Clerfayt wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 15880 van de heer De Clercq wordt uitgesteld. Vraag nr. 15735 van mevrouw Fonck wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de verdubbeling van de levensverzekeringspremies voor risicoberoepen" (nr. 15678)

01 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "le doublement des primes d'assurance vie pour les professions à risque" (n° 15678)

 

01.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik heb uw collega de minister van Binnenlandse Zaken al ondervraagd over de risicopremie voor de levensverzekering van politieagenten, met betrekking tot de plannen van minstens één verzekeringsmaatschappij om de premies voor levensverzekeringen voor politieagenten ongeveer te verdubbelen. Dat is de grond van de zaak.

 

Ik vind dat een slecht politiek signaal, vooral omdat een paar weken eerder duidelijk is geworden dat sommige politieagenten zelf moesten opdraaien voor de aankoop van steek- en kogelwerende vesten. Als het beleid de veiligheid van de burgers wil verhogen, moet het ervoor zorgen dat de mensen die dagelijks hun leven riskeren, gemotiveerd blijven. Door het bijna verdubbelen van de levensverzekeringspremies worden zij nog eens afgestraft voor de risico’s die zij lopen. Ik heb de minister van Binnenlandse Zaken gevraagd om actie te ondernemen. Zij heeft weet van één maatschappij met dergelijke plannen en verklaart dat zij die ongepast vindt. Zij verwijst naar acties die u als minister zou kunnen ondernemen.

 

Bent u op de hoogte van de verdubbeling van levensverzekeringspremies voor zogenaamde risicoberoepen als politieagenten en brandweerlieden? Wat is uw reactie daarop? Wat zal u ondernemen indien u de actie van sommige verzekeringsmaatschappijen ook ongepast vindt? Het gaat immers toch om een drastische verhoging van premies voor mensen die dagelijks hun leven in de weegschaal werpen. Hebt u ondertussen al contact opgenomen met de verzekeringssector om de maatregel aan te kaarten? Wanneer en met welke resultaten?

 

Wat als de verzekeringssector niet bereid is om de extra premies te laten vallen, of tot normale proporties terug te brengen? Zal de regering dan overwegen de betaling van de premies voor haar rekening te nemen? Op welke manier zullen politieagenten zich in de toekomst ook nog tegen betaalbare premies kunnen verzekeren?

 

01.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mevrouw de voorzitter, het gaat op dit moment inderdaad om één firma, namelijk AXA, de rest doet dat niet. Zolang het daarbij blijft, is er eigenlijk geen groot probleem. Ik ga ervan uit dat het vlug zal geweten zijn als politiemensen zich dan bij een andere verzekeringsmaatschappij zullen verzekeren.

 

Mag men dat juridisch doen? Men mag dat doen bij risico’s die men kent. Als men het op dit moment weet, mag men dat doen. Mag men dat doen wanneer iemand in de loop van de verzekering dat risico creëert door bij de politie te gaan? Neen, dan mag men dat niet.

 

Het gaat dus om situaties waarbij men een verzekering aangaat, men reeds in die situatie is en men dat als een bijkomend risico beschouwt dat men niet wenst te dekken. Theoretisch kan dat, dus ook in de praktijk kan men dat wettelijk gezien doen.

 

We gaan nu moeten bekijken of het slechts één firma is die dat doet. In dat geval is dat opvangbaar, omdat het ook heel vlug zal geweten zijn. Wanneer dat zich op een bepaald moment verspreidt, dan moeten wij wel ingrijpen.

 

Er zijn verschillende mogelijkheden om in te grijpen. Er kunnen gesprekken komen met de verzekeringsmaatschappijen om te bekijken of dat toch niet op de een of andere manier kan verhinderd worden of beperkt worden.

 

Er is ook een tweede mogelijkheid. Dat heeft men bijvoorbeeld gedaan bij de militairen die op buitenlandse missie gaan, omdat daar het risico natuurlijk wel groter is dan bij een politieman. Het ministerie van Defensie legt daar bij. Deze tweede oplossing vind ik niet zo evident. Is dat beroepsrisico nu dermate groot bij politiemensen – het is misschien zelfs groter bij brandweermensen dan bij politiemensen – dat men een bijpremie moet vragen? Dat durf ik toch een klein beetje betwijfelen op dit moment. Anders zou iedereen het reeds lang gedaan hebben.

 

Dat het op dit moment slechts één maatschappij is, geeft toch aan dat het ook niet zo evident is. Wij volgen dat op en blijven dat doen. Er is op dit moment één maatschappij die het doet en ik ga ervan uit dat dit een signaal is voor mensen in dat beroep om zich bij andere verzekeringsmaatschappijen te verzekeren.

 

01.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Het was vrij volledig, dus ik leer daaruit dat er voorlopig sprake is van één verzekeringsmaatschappij en dat, zolang het fenomeen zich niet verspreidt, men geen overleg hierover zal starten met de verzekeringsmaatschappij.

 

Mijnheer de minister, u zegt niet de indruk te hebben dat het voor politiemensen zo erg is.

 

01.04 Minister Johan Vande Lanotte: Ik denk dat militairen in het buitenland meer risico lopen dan politiemensen, om het zo te zeggen. Zo niet moeten we militairen uit het buitenland hierheen halen.

 

01.05  Peter Logghe (VB): We moeten hopen dat ze zo weinig mogelijk risico lopen allemaal. Uit een enquête bij Brusselse politiemensen bleek dat een op drie, als het niet een op twee was, toch aangaf al het slachtoffer te zijn geweest van zware agressie: verbale en vooral fysieke agressie. Stilaan wordt het toch een zwaar risicoberoep.

 

01.06 Minister Johan Vande Lanotte: De levensverzekering speelt daar niet op in. Simplistisch, als men een levensverzekering heeft, dekt die het overlijden van iemand die een hypotheek heeft genomen. Over dat risico spreken we nu in hoofdzaak. Een militair in het buitenland loopt in principe een veel groter risico. Het kan natuurlijk altijd gebeuren. Voor een militair in een buitenlandse operatie is een levensrisico een normaal onderdeel van de opdracht, terwijl het voor een politieman geen normaal onderdeel van zijn opdracht is dat zijn leven zou bedreigd zijn. Dat zijn verschillende zaken, maar dat belet niet dat het kan gebeuren. AXA heeft blijkbaar gevonden dat het voldoende gebeurt om het uit te sluiten, andere maatschappijen niet.

 

01.07  Peter Logghe (VB): We zullen de discussie hier niet openen, maar fysieke agressie geeft aanleiding tot eventuele tussenkomst inzake hospitalisatieverzekeringen, gekoppeld aan de levensverzekering, of aan tussenkomst inzake gewaarborgd inkomen. Ik vind het vooral belangrijk dat u aandachtig blijft en ik ben blij dat u ons daarvan verzekert, vooral als maatschappijen in de loop van het contract eraan beginnen te prutsen en verhogingen voorstellen inzake premies, ook al mag dat niet.

 

01.08 Minister Johan Vande Lanotte: (…) Ik ben daar heel formeel in.

 

01.09  Peter Logghe (VB): Ik heb ook niet gezegd dat u dat hebt gezegd. Wij zullen het thema zeker opvolgen. Ik dank u voor uw duidelijk antwoord, mijnheer de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de miljoenenfraude bij verzekeraars" (nr. 15777)

02 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la vaste fraude aux assurances" (n° 15777)

 

Voorzitter: Liesbeth Van der Auwera.

Présidente: Liesbeth Van der Auwera.

 

02.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, nog eens verzekeringsnieuws. Criminelen zouden erin geslaagd zijn zeven verzekeraars op te lichten en hen miljoenen euro lichter te maken. De vraag is natuurlijk of de klanten hiervoor zullen opdraaien. Er kunnen en moeten natuurlijk vragen worden gesteld bij de manier waarop die criminelen te werk gingen.

 

Enkele weken voor het aflopen van levensverzekeringen gaven de criminelen — hoe creatief kan men zijn — een bericht van wijziging van bankrekeningnummer door. Na ontvangst van de sommen werden de bankrekeningen natuurlijk onmiddellijk afgesloten. De zaak kwam pas aan het licht toen de klant op de eindvervaldag ging informeren bij de verzekeringsmaatschappij naar de uitbetaling van de gespaarde sommen. Een hele vreemde zaak dus met toch enkele miljoenen euro verlies voor de verzekeraars.

 

De zaak werd intussen bezorgd aan de federale politie. Kunt u een stand van zaken geven, uiteraard zonder het geheim van het onderzoek te schenden?

 

Hoe kan het dat criminelen zomaar de uitbetaling konden laten gebeuren op een nieuw bankrekeningnummer? Dat is voor mij de kern van de zaak. Zij gaven zonder meer, zonder handtekening, aan de verzekeringsmaatschappij door dat het bankrekeningnummer was veranderd. Moet de klant daar geen toestemming voor geven? Ik snap niet hoe dat zo gemakkelijk kan gebeuren. Is de controle niet strenger dan dat?

 

Men kan zich ook de vraag stellen op welke manier de criminelen toegang hebben gekregen tot de klantengegevens. Het gaat dus blijkbaar niet alleen om bankgegevens, bankrekeningnummers, maar ook om polisgegevens. Zit er iets fout in de beveiligingsprocedure van de verzekeringsmaatschappijen?

 

Hoe zit het met de verantwoordelijkheid in deze? Draaien de klanten op voor de criminele activiteiten of moeten de verzekeringsmaatschappijen er uiteindelijk voor opdraaien?

 

Hebt u intussen een duidelijk zicht op de omvang van de fraude? Men sprak aanvankelijk over enkele miljoenen euro. Ik heb de indruk dat sommige verzekeringsmaatschappijen het nogal eens durven opblazen. Hebt u intussen al meer gegevens?

 

02.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mijn antwoord zal helaas karig zijn, want ik kan daar niet veel over weten. Er loopt een gerechtelijk onderzoek. De federale politie is daarmee bezig. Ik kan u alleen zeggen dat het blijkbaar gaat om documenten die met de post verstuurd zijn en die onderschept zijn voor zij bij de verzekerden werden afgeleverd. Kortom, tussen het versturen en het aankomen zijn zij onderschept. Dat is wat men mij zegt.

 

De verzekering stuurt iets, en dat wordt onderschept. Dat betekent dat er tijdens de postlevering iets gebeurd is. Er is iets onderschept. U vraagt hoe dat kan. Die informatie zal wel op de brieven staan. Als ik het goed begrepen heb, heeft wie het onderschept heeft, geantwoord in naam van de betrokkene.

 

Er is geen individuele rapportering, maar er is een jaarlijks verslag, ook inzake de compliance. Dat wordt aan de Nationale Bank bezorgd. Stel dat men daar vindt dat er tekorten zijn, is het aan de Nationale Bank om te zeggen dat men het op een andere manier moet doen en dat men eventueel bijkomende inspecties moet doen.

 

Hoe is men aan een nieuwe bankrekening kunnen komen? Het gaat hier om identiteitsdiefstal: het vervalsen van een document. Op een of andere manier heeft men blijkbaar de juiste documenten kunnen onderscheppen, en dan is het relatief gemakkelijk. Het grote punt is: hoe heeft men voor de handtekeningen gezorgd? Dat kan ik u niet zeggen. Ik weet het niet. Misschien werden die relatief weinig gecontroleerd, dat weet ik niet. Dat weet ik gewoon niet. Ik heb daar geen idee van.

 

Ik kan mij inbeelden dat men iets wat de verzekering verstuurt, kan onderscheppen en invullen. Maar in principe moet daar ook een handtekening onder. Dit gezegd zijnde, ik ga er niet van uit dat men iedere dag de handtekeningen controleert op iedere brief die men krijgt. Men zal die niet eerst scannen om te kijken of de handtekening klopt met de bestaande handtekening. Ik heb daar geen zicht op, maar dat zou mij verwonderen. Ik vermoed dat het steekproefsgewijs gebeurt.

 

Ik weet alleen dat men dat heeft onderschept. Op die manier kan men zeer gemakkelijk aan een aantal gegevens komen.

 

Zijn de verzekeringsgegevens op zich beveiligd? Dat lijkt op het eerste gezicht niet zo te zijn. Interne fraude heeft men op dit moment niet echt kunnen bewijzen, maar men kan dat nooit uitsluiten. Er moet nog altijd een onderzoek worden gedaan.

 

De verantwoordelijkheid ligt in principe bij de verzekeringsondernemingen. Als het zou gaan om een geval van onverschuldigde betaling, zullen zij dat moeten verhalen op degenen die dat hebben uitgelokt en in principe niet op de klanten. Zij moeten a priori nog altijd betalen aan degene voor wie het is. Zij kunnen niet zeggen dat zij al betaald hebben, want dat is niet zo. De klant kan daar niets aan doen. Het is niet zijn fout. Men kan niet tegen de klant zeggen dat er niet moet worden betaald.

 

De precieze omvang van de fraude ken ik niet. Er zou al een 100-tal brieven zijn onderschept. Meer weet ik daar niet over. Ik wens mij te verontschuldigen voor mijn lapidair antwoord, maar meer weet ik daar niet over en word ik ook niet geacht te weten.

 

02.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, hoe karig het ook was, maar er is inderdaad het geheim van het onderzoek.

 

Ik zou toch uw aandacht willen vragen voor dergelijke toestanden. Ik denk niet dat het gaat om iemand bij een verzekeringsmaatschappij die iets doet bij het buitengaan van de omslagen, want het gaat om verschillende verzekeringsmaatschappijen. Dan zou men al in groep of georganiseerd moeten werken. Dat lijkt mij ongewoon.

 

Ik ben wel gealarmeerd als ik hoor dat de brieven tussen het verzenden en het toekomen bij de klant worden onderschept. Dit wijst toch op een georganiseerde vorm van criminele activiteit.

 

In het kader van consumentenzaken vraag ik mij dan af of het niet aangewezen is de verzekeringsmaatschappijen aan te bevelen om te werken met een neutrale omslag en liefst ook niet met een omslag met een venster waaruit men kan opmaken dat het bijvoorbeeld om een verzekeringspolis gaat.

 

Ik blijf dit opvolgen, mijnheer de minister.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Mme Valérie Warzée-Caverenne au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'évaluation de l'accord intervenu avec les banques quant à la fixation des tarifs bancaires" (n° 15763)

03 Vraag van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de evaluatie van het akkoord met de banken over de vastlegging van de banktarieven" (nr. 15763)

 

03.01  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Madame la présidente, monsieur le vice-premier ministre, voilà un peu moins d'un an, je vous interrogeais sur vos négociations avec le secteur bancaire pour fixer des règles claires en matière de tarifs bancaires.

 

En juillet 2012, un accord était intervenu avec le secteur, lequel doit être mis progressivement en œuvre et entend assurer une information de meilleure qualité aux épargnants. Ceux-ci pourront notamment savoir plus aisément les intérêts qu'ils toucheront réellement s'ils placent leurs économies dans une banque plutôt qu'une autre.

 

À cette fin, un comparateur sur internet, appelé B-test, sera mis sur pied par la FSMA, le régulateur des marchés financiers, pour permettre aux épargnants de connaître les taux appliqués par les banques, ainsi que les institutions bancaires qui leur offrent le produit le plus approprié à leur profil. D'après le site de la FSMA, ce comparateur est opérationnel depuis le 31 janvier 2013.

 

Une procédure d'évaluation et de contrôle du système est-elle prévue?

 

Par ailleurs, les banques devront faire approuver préalablement par la FSMA leurs publicités destinées à attirer de nouveaux épargnants; ces publicités devront fournir un certain nombre d'informations pour que les clients puissent vérifier les intérêts déjà engrangés sur leur compte épargne.

 

Ce mécanisme est-il déjà en place?

Dans la négative, quand les consommateurs pourront-ils bénéficier de ces garanties de transparence?

 

Il est également prévu que la prime de fidélité, qui à l'heure actuelle n'est payée qu'une fois par an, toujours en décembre, soit systématiquement acquise et payée après 12 mois. Ces paiements interviendront en début de chaque trimestre.

 

Est-ce déjà d'application dans tous les organismes bancaires?

 

03.02  Johan Vande Lanotte, ministre: Madame la présidente, chère collègue, le comparateur des comptes d'épargne est, en effet, disponible depuis le 31 janvier 2013 – sauf crash informatique – sur www.wikifin.be. Il s'agit du site d'éducation financière de la FSMA sur lequel les comparaisons sont possibles entre les comptes d'épargne.

 

Comme tout projet développé au sein de la FSMA, celui-ci a fait l'objet d'une évaluation. Une évaluation technique a conduit à un renforcement de la puissance du comparateur vu son succès. Chaque évaluation pourra donner lieu à des modifications destinées à l'amélioration de l'outil.

 

L'arrêté royal définissant les règles en matière de publicité de compte d'épargne et établissant une fiche d'information standardisée à destination des épargnants a été soumis au Conseil d'État et entrera en vigueur dans les semaines à venir. Par ailleurs, le calculateur qui sera développé au sein de chaque banque, avec pour objectif de permettre à l'épargnant de connaître les détails de ses intérêts acquis et en cours d'acquisition, sera disponible à partir du 1er janvier 2014. Le paiement trimestriel de la prime de fidélité entrera en vigueur au sein de toutes les banques à partir du 1er octobre 2013. L'arrêté royal qui établit les modifications concernées sera bientôt soumis au Conseil d'État et entrera en vigueur dans les semaines à venir.

 

03.03  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie. Vous m'avez donné des échéances claires, cela signifie donc que les choses avancent. Chaque citoyen doit se sentir concerné car tout le monde possède au moins un compte en banque.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de informatieplicht aan de spaarder bij uitgifte van obligaties" (nr. 15854)

04 Question de M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'obligation d'informer l'épargnant lors de l'émission d'obligations" (n° 15854)

 

04.01  Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag gaat over een groeiend fenomeen dat ik vaststel bij de uitgifte van obligaties. Onder meer dankzij de lage rente probeert men dat een beetje te maskeren via het gebruik van uitgiftepremies hoger dan 100 %. Recent zag ik nog een voorbeeld van DEME, dat een zeer succesvolle obligatie heeft uitgegeven aan een premie van 101,875 %. Dat betekent niet dat de spaarder zoveel rendement krijgt. Integendeel, hij moet 1018,75 euro betalen voor elke 1000 euro die hij op de eindvervaldag terugkrijgt. Op die manier wordt het mogelijk voor bedrijven om obligaties uit te geven met een zeer aantrekkelijke brutocoupon, waar natuurlijk sterk aan geknibbeld wordt door de hoge uitgiftepremie.

 

Daarbij komt nog de 25 % roerende voorheffing die de fiscus bij de kleine spaarder afroomt. Zoals u weet, heeft de regering de roerende voorheffing overal gelijkgetrokken: 25 % voor iedereen. De regering noemt dat een vereenvoudiging, anderen noemen dat een verhoging.

 

Die voorheffing wordt natuurlijk afgehouden van de brutocoupon en houdt geen rekening met de lagere opbrengst voor de spaarder, te wijten aan de hogere uitgiftepremie. De spaarder ontvangt dus minder rendement op zijn obligatie, maar moet wel meer roerende voorheffing betalen.

 

Dat klinkt niet alleen moeilijk en onrechtvaardig met het oog op de fiscale behandeling, het maakt het ook moeilijk voor spaarders om het rendement van verschillende obligaties te vergelijken.

 

Mijnheer de minister, gezien uw inspanningen voor de transparantie van spaarboekjes, verwacht ik gelijkaardige inspanningen voor obligaties.

 

Vandaag vereist de FSMA de publicatie van het bruto actuarieel rendement in de prospectus van uitgegeven obligaties, naast de brutocoupon. In hoeverre acht u het mogelijk om tevens de publicatie te verplichten van het nettorendement voor Belgische particulieren, waarbij dus rekening gehouden wordt met de voor de meeste particulieren standaard roerende voorheffing op de brutocoupon en de uitgiftepremie? Ziet u daar mogelijkheden toe?

 

04.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mevrouw de voorzitter, ik zou, ten eerste, willen opmerken dat de informatie die bij de uitgifte van obligaties in de prospectus moet worden verstrekt, door Europese verordeningen is vastgelegd. Dergelijke informatieplicht is anders dan bijvoorbeeld voor de spaarboekjes.

 

Bij de goedkeuring van prospectussen over de uitgifte moet het bruto actuarieel rendement worden vermeld, wat ook voor elke reclame geldt, zelfs indien een prospectus is goedgekeurd door een buitenlandse autoriteit die het actuarieel rendement niet vermeldt.

 

De term “bruto” is een belangrijk gegeven, omdat het over het effectieve brutorendement gaat, rekening houdende met de uitgifteprijs. In uw vraag lijkt u immers aan te geven dat het brutorendement met de uitgifteprijs geen rekening houdt, wat niet juist is. Bij het brutorendement wordt rekening gehouden met het feit dat een uitgiftepremie is betaald.

 

In het door u aangehaalde voorbeeld bedraagt het bruto nominaal rendement 4,45 % en het bruto actuarieel rendement 3,79 %, waaruit blijkt hoe belangrijk het is. Het wordt echter wel aangegeven. In het bruto actuarieel rendement van 3,79 is rekening gehouden met het feit dat niet 1 000 maar 1 018,75 wordt betaald.

 

U geeft ook aan dat aldus op het brutorendement sterk wordt beknibbeld. “Sterk beknibbeld” is wel een heel sterke term. Het gaat over 2 % bij de uitgifte en niet op het rendement, wat een effect heeft, zij het niet van een dergelijke, extreme orde als u aangeeft. Een en ander heeft een impact van 0,4 %, namelijk van 4,4145 % naar 3,79 %, zijnde dus eigenlijk slechts 0,35 %.

 

Het feit dat het niet over het nettobedrag gaat, komt ook doordat de roerende voorheffing kan veranderen. Men kan in de prospectus het exacte rendement opgeven, maar als de regering of het Parlement de roerende heffing van 15 naar 25 % wijzigt, dan wijzigt ook het rendement. Men kan dus in een prospectus moeilijk het nettorendement opgeven, tenzij in de actuele situatie.

 

Een prospectus dient juist om standvastige gegevens te krijgen. Men kan daarin dus wel opnemen, gezien de uitgiftepremie en het rendement, dat het brutorendement 3,79 % bedraagt. Men kan echter niet zeggen hoeveel het netto zal worden, want als het uiteindelijk minder is, dan zal men daarop wijzen. Men kan natuurlijk wel het exacte rendement vermelden, met een voetnoot “tenzij de wetgeving verandert”, maar dan zijn we weer bezig met de kleine lettertjes, waardoor men zich achteraf een beetje bekocht voelt. Voor mensen met obligaties kan men daarmee rekening houden.

 

Een bijkomende factor is dat u ervan uitgaat dat de houder van de obligaties zijn obligaties houdt. U gaat er dus van uit dat hij die gedurende heel de looptijd houdt en op het einde van de rit terugbetaald krijgt, met een bepaald nettorendement. Dat is natuurlijk niet altijd het geval, zeker niet bij obligaties. Obligaties hebben als kenmerk dat zij verhandelbaar zijn, misschien nog meer dan vroeger. Het nettorendement wordt dus ook gedeeltelijk bepaald door de verkoopwaarde, die positief of negatief is ten opzichte van de oorspronkelijke waarde. Daarom is het een Europese trend de brutorendementen te vermelden. Dat maakt het een beetje moeilijker, daarmee ben ik het eens, maar het is wel eerlijker.

 

Met alleen het nettorendement ziet u factoren als verkoopwaarde en wisselbelasting, als het over een lange periode gaat, over het hoofd. In het voorbeeld bedraagt het netto actuarieel rendement 2,77. Moet men dat vermelden? Dat kan men zich afvragen. De FSMA is er niet absoluut tegen om dat in de publiciteit te vermelden.

 

Dan zou men moeten zeggen dat het netto actuarieel rendement van obligaties op dit moment 2,77 % is. De FSMA wil dat onderzoeken, maar het grote probleem zal zijn dat men daar een cijfer zal lanceren, waarbij men achteraf zal moeten zeggen dat men in een voetnoot moet vermelden dat er voorwaarden zijn. Dat is altijd een beetje gevaarlijk.

 

Is de FSMA daartegen? Neen. Ben ik daartegen? Neen. Maar er is een netelige kant aan de zaak, met name dat men iets als verworven zal geven dat dit niet noodzakelijk is, terwijl het bruto verworven is.

 

04.03  Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Dit zou geen vervanging mogen zijn van het bruto, dat uiteraard het referentiepunt is. Het gaat hier echter om een extra vermelding ten behoeve van de gewone particuliere spaarder. Zoals u zegt, houdt niet iedereen de obligaties tot de eindvervaldatum bij. Vooral institutionele beleggers en fondsenbeheerders traden daarmee heel actief. De gewone, kleine spaarder gaat daarmee op een totaal andere manier om en durft ze langer in kas houden. Een nettovermelding zou vooral hen ten goede komen.

 

U zegt dat wij zaken zouden beloven die niet gegarandeerd zijn, dat de regering bijvoorbeeld de roerende voorheffing zou kunnen aanpassen. Dit is een kwestie van wat is oorzaak en wat is gevolg. Enige stabiliteit in fiscale regelgeving is volgens mij toch wel belangrijk op dat vlak en het zou toch maar gek zijn mocht de regering het tarief voor de roerende voorheffing aanpassen op een periode van pakweg een maand. Meestal is de inschrijfperiode voor die obligaties niet heel lang Het zou maar al te gek zijn daar te interfereren.

 

Het brutorendement incorporeert de uitgiftepremie.

 

04.04 Minister Johan Vande Lanotte: (…)

 

Stel u eens voor dat men nu een obligatie koopt en dat u dit over twee jaar verlaagt als u aan de macht komt. Als gezegd wordt dat de intrest 2,7 % bedraagt terwijl het eigenlijk 3,4 % is, dan bedriegt men toch die mensen?

 

04.05  Peter Dedecker (N-VA): Ja natuurlijk, maar het gaat over…

 

04.06 Minister Johan Vande Lanotte: Het gaat over de looptijd van de obligatie. Op het moment dat men die obligatie koopt, is het brutorendement verworven. Dit geldt niet voor het nettorendement.

 

Men moet echt opletten met publiciteit. Het FSMA is eerder geneigd u te volgen, maar ik minder. Dit betreft immers publiciteit met een voetnoot. Publiciteit met een voetnoot is altijd misleidend want dat is iets geven met daaraan een voorwaarde gekoppeld. Ik vind dat niet goed.

 

04.07  Peter Dedecker (N-VA): De garantie is afhankelijk van de regeringsbeslissing en niet van de uitgever. Het gaat dus niet om tegenstrijdige reclame van de uitgever. Het is de regering die bepaalde zaken aanpast. Bovendien gaat het over de prospectus bij de lancering, de uitgifte van de obligatie.

 

04.08 Minister Johan Vande Lanotte: Het gaat over heel de loopperiode.

 

04.09  Peter Dedecker (N-VA): Natuurlijk, maar als men die verkoopt of op tweedehands koopt, zal men rekening moeten houden met de gewijzigde omstandigheden. Dat lijkt mij logisch.

 

04.10 Minister Johan Vande Lanotte: Mensen die een obligatie gekocht hebben om ze te houden, nemen aan dat die 2,7 % intrest in dit geval verworven is voor de volledige looptijd van 6 jaar. Als men dan plots iets verandert dan voelen zij zich bedrogen. Men moet echt opletten met het geven van informatie die achteraf niet blijkt te kloppen.

 

04.11  Peter Dedecker (N-VA): Ik meen dat het mogelijk moet zijn om te werken met een indicatief nettorendement. Het lijkt mij nu echt moeilijk voor de gewone spaarder om, ook al bevat het brutorendement de uitgiftepremie, het nettorendement te berekenen.

 

04.12 Minister Johan Vande Lanotte: Dat is niet waar. Men moet gewoon een vierde aftrekken van die 3,79 %.

 

04.13  Peter Dedecker (N-VA): Normaal zou er een vierde moeten afgaan.

 

04.14 Minister Johan Vande Lanotte: Dat is toch simpel? Het is veel simpeler om te zeggen dat er een vierde belastingen afgaat. Dit geldt trouwens ook voor indicatieve rendementen. Dit bestaat nu reeds voor bepaalde spaarproducten. Ik ben daar geen voorstander van. Men verwijst dan bijvoorbeeld naar de opbrengsten van de voorbije jaren. Ik ben ter zake misschien te terughoudend.

 

De netto-opbrengst moet men niet geven voor de min of meer professionelen. De pensioenfondsen, beleggingsfondsen, bedrijven enzovoort zijn slim genoeg om dat te weten en zij kennen het genoeg. Zij hebben hun rekenmachientje bij.

 

Het gaat om de zeer eenvoudige, gewone spaarder. Eigenlijk zou men moeten zeggen dat de bruto-opbrengst 3,79 % is en dat daarop nog roerende voorheffing dient te worden betaald. Dat zou er bij moeten worden vermeld. Men moet geen netto-opbrengst vermelden, maar aangeven dat er op die 3,79 % nog een belasting van de roerende voorheffing moet worden betaald. Dan weten zij dat die 3,79 % niet netto is. Dat is de meest juiste informatie. Zij zullen hier wel zelf een vierde van kunnen aftrekken. Men moet dus zeggen dat het de bruto-opbrengst betreft, waarop nog roerende voorheffing moet worden betaald. Dat zou ik persoonlijk de meest correcte informatie vinden. Dan moeten de mensen dat berekenen en kennen ze het uiteindelijke bedrag. Dat is correcter dan een bepaald cijfer aan te geven, dat achteraf nog hoger of lager kan uitkomen. Dat is mijn opinie over wat de juiste informatie is.

 

04.15  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, ik begrijp uw bekommernis met betrekking tot het indicatieve nettorendement dat men soms geeft bij pensioensparen en dergelijke, omdat men daar afhankelijk is van de evolutie van de marktwaarde en van het beursklimaat. Dat is iets totaal anders dan enkel afhankelijk zijn van wijzigingen in de fiscaliteit doorgevoerd door de regering. Die zou toch iets stabieler moeten zijn dan het beursklimaat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De heer Calvo heeft niets van zich laten horen, bijgevolg wordt vraag nr. 15914 geschrapt.

 

05 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de tarieven voor niet-beschermde gedropte klanten" (nr. 15976)

05 Question de Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "les tarifs appliqués aux clients exclus non protégés" (n° 15976)

 

05.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de minister, wie zijn energiefactuur niet betaalt, wordt door zijn leverancier gedropt en komt bij de netbeheerder terecht. Het ministerieel besluit van 1 juni 2004 bepaalt de regels voor de vaststelling van de maximumprijzen voor de gedropte klanten. De netbeheerders bepalen de prijs op basis van de gemiddelde marktprijs in hun verdelingsgebied. Voor de berekening van het gemiddelde worden de tariefgegevens van de belangrijkste leveranciers genomen.

 

Wanneer de leverancier verscheidene tariefformules aanbiedt, moet de netbeheerder voor de berekening van het gemiddelde de minst voordelige formule gebruiken. Dat zorgt ervoor dat het maximumtarief voor de gedropte klanten vaak hoger ligt dan de gemiddelde marktprijs. Met de hoge energieprijs wil men de gedropte klant aanmoedigen om zo snel mogelijk een commerciële leverancier te zoeken. Men kan echter de vraag stellen of het wel rechtvaardig is om consumenten die reeds te kampen hebben met betalingsproblemen, ook nog eens hogere tarieven te laten betalen. Bovendien is het niet duidelijk of die hogere prijzen er wel voor zorgen dat gedropte klanten snel naar de markt terugkeren.

 

Onlangs stelde Vlaams minister Van den Bossche voor om het ministerieel besluit op basis waarvan de CREG de richtlijnen heeft opgesteld, aan te passen. Ze kondigde ook aan dat ze hierover reeds met u overleg had gepleegd.

 

Wat is het resultaat van het overleg met de Vlaamse minister?

 

Wat is het standpunt van de netbeheerders?

 

Overweegt u het ministerieel besluit van 1 juni 2004 aan te passen? Zo ja, in welke zin?

 

Acht u een oplossing mogelijk voordat de nieuwe tariefperiode in augustus 2013 ingaat?

 

05.02 Minister Johan Vande Lanotte: Ik heb inderdaad een overleg gehad met de Vlaamse minister van Energie, een zeer aangenaam overleg overigens, zoals steeds. Wij hebben reeds twee keer bijeengezeten om de zaak toch goed uit te werken. Wij delen allebei de mening dat het huidige systeem, waarbij de gedropte klanten de hoogste prijs betalen, niet houdbaar is.

 

Ik moet wel opmerken dat het een federale regelgeving is, maar dat die een heel verschillende toestand regelt in Vlaanderen ten opzichte van in Wallonië.

 

Wanneer in Wallonië iemand in schuldbemiddeling is of een leefloon geniet, dan krijgt die automatisch het sociaal tarief. Het maximale tarief wordt enkel toegepast op de ruim 10 % consumenten die de rekening wel kan betalen, maar dat niet doet. Het zijn dus wanbetalers, wat iets anders is dan gedropte klanten. Voor hen vindt men het niet onlogisch dat ze wat meer betalen, want ze hebben geen probleem. Men kan hun energiebevoorrading ook afsluiten.

 

In Vlaanderen is dat niet zo. Wie niet betaalt, heeft niet automatisch het sociaal statuut. Overigens, het Waals sociaal statuut wordt betaald door de abonnees van het betrokken district zelf. De distributiezone zelf betaalt dat extra. In Vlaanderen is dat niet zo. Het aantal gedropte klanten is er dus veel groter en bijgevolg ook het aantal personen met een sociale problematiek dat te veel betaalt. Nogmaals, de situatie in Vlaanderen is verschillend van die in Wallonië.

 

We hebben overleg gevoerd met Eandis en Infrax. Beide bedrijven gingen ermee akkoord dat er een aanpassing nodig is. De vraag is of dat nu moet bij ministerieel besluit dan wel of de bedrijven een en ander in de praktijk aanpassen. Dat heeft vooral te maken met de vergoeding achteraf, ook al bedraagt die niet zoveel.

 

We hebben nog voorzien in een overleg met Waalse distributiemaatschappijen en dat is iets voor de komende weken. Daarna passen we het ministerieel besluit aan en dat moet zeker nog in orde zijn voor augustus 2013.

 

Sowieso is er wel al een belangrijke daling: de hoogste prijzen zijn het meest gedaald en de prijs is daardoor het meest onderhevig aan daling. Er is nog wel het technisch punt dat op dit moment de daling van januari-februari nog niet is verrekend; men neemt de prijs van december in aanmerking. Dat wil ik nog bekijken. Immers, die regeling maakt de gap nog groter: men betaalt nog op basis van december en we kennen de prijzen van januari. Dat moeten we nog bekijken, maar dat is een miniwijziging. De fundamentele wijziging die eraan komt, moet zeker nog voor augustus in orde zijn.

 

05.03  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord.

 

Volgens mij is het inderdaad een moeilijke opgave om het sociaal tarief te bepalen. Dat is een evenwichtsoefening. Het tarief mag enerzijds niet te hoog zijn, want dan duwen we personen met echt financiële problemen nog meer de dieperik in. Anderzijds mag het ook niet te laag zijn, want dan zouden wanbetalers er misbruik van kunnen maken. Wie soms te lui is om zijn of haar facturen te betalen, zou kunnen genieten van een lager tarief.

 

Het profiel van die gedropte klanten is heel verschillend. In Wallonië wordt er een onderscheid gemaakt tussen wanbetalers en personen met echt financiële problemen. Dat denkspoor lijkt mij heel interessant om verder uit te zuiveren.

 

Ik ben dan ook blij dat er meer overleg komt en dat het probleem zeker voor augustus 2013 geregeld zal worden. Dat zullen wij in elk geval opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de retourregeling van AMP" (nr. 16100)

06 Question de Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "le règlement des retours d'AMP" (n° 16100)

 

06.01  Ann Vanheste (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, zoals wij allang weten, kampen de dagbladhandelaars met enorme problemen.

 

De evolutie van de faillissementen is erg zorgwekkend. De redenen waarom het bergaf gaat met de handelaars zijn divers. Zo heeft AMP vrijwel een monopolie. Het verhoogde onder meer eenzijdig de transportkosten tot 112 %. Ook de retourregeling van de onverkochte dagbladen en tijdschriften is problematisch. De afrekening gebeurt vaak ten nadele van de dagbladhandelaar.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen. Hebt u reeds overleg gepleegd met de verschillende betrokken actoren omtrent deze problematiek? Lijkt het opportuun om de retourregeling te laten onderzoeken? Welke maatregelen kunnen wij nemen om de sector vooruit te helpen?

 

06.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Vanheste, de problematiek van de krantenwinkels is mij niet onbekend en sleept wat aan.

 

Ik heb al een paar keer overleg gepleegd met de vertegenwoordigers van de krantenwinkels Prodipresse en de VFP. Ook UNIZO werd daarbij betrokken. Ik heb ook bij AMP om uitleg gevraagd. Er is overleg geweest tussen mijn kabinet en AMP, en overigens ook met bpost.

 

Een van de grote problemen is de retourregeling. Krantenwinkels krijgen een aantal kranten, week- en maandbladen die zij teruggeven wanneer deze niet verkocht zijn. Op basis van wat wordt teruggegeven, wordt bepaald wat er moet worden aangerekend.

 

Ik heb aan de Economische Inspectie gevraagd om dat te controleren. Dit is immers een welles-nietesspelletje. De krantenwinkels zeggen dat zij alles teruggeven, maar dat AMP het verkeerd berekent en AMP zegt dat de berekening wel correct is. Ik heb gezegd dat men dat zelf moet gaan controleren. Het gaat niet om tegenspreken, maar om een neutrale vaststelling.

 

De resultaten van het onderzoek heb ik bij. Ik kan ze voor de commissie kopiëren. Indien u dat wenst, kunt u ze dus krijgen.

 

Wij hebben in een eerste fase bij de krantenwinkels zelf gecontroleerd. In de tweede fase hebben wij de distributiecentra van AMP nogmaals gecontroleerd.

 

Het resultaat is niet goed. Over het resultaat van de eerste fase van het retoursysteem stelt de inspectie dat het systeem structureel problematisch is, wat vrij belangrijk is. Bij twaalf van de vijftig bezochte verkooppunten was alles correct. Bij achtendertig van de vijftig verkooppunten of 76 % is er een probleem met de stock, in die zin dat er dus een verschil is tussen wat werd beweerd te zijn teruggebracht en wat zij aanvaardden.

 

Op een totaal aantal teruggezonden titels gaat het over slechts 0,94 % fouten. Er zou dus kunnen worden gesteld dat het slechts om ongeveer 1 % gaat. AMP heeft het altijd over 0,9 % in de totaliteit, wat echter wel betekent dat het bij sommige winkels om een hoger percentage gaat. De genoemde 0,9 % is een gemiddelde.

 

De bakken voor terugzending zijn onvoldoende afgesloten. Diefstal is dus niet uit te sluiten.

 

Ook bij handelaars die hun onverkochte stock zelf naar de AMP-centra terugbrengen, zijn er fouten. De conclusie van de Economische Inspectie ter zake was dat er dus een probleem moet zijn bij het automatische telsysteem. Het telsysteem zou niet volledig juist zijn, wat AMP eigenlijk toegeeft. AMP geeft echter aan dat het probleem kleiner is dan 1 %.

 

Wij zijn daarna naar AMP gestapt. De bakken met geretourneerde exemplaren waren bijna zonder uitzondering van een gebroken zegel voorzien. Er wordt dus niet correct met de verzegeling omgegaan. Er is dus geen waarborg dat er onderweg geen exemplaren kunnen verdwijnen. Volgens AMP is dat geen probleem, aangezien de chauffeurs die voor het vervoer van de bakken verantwoordelijk zijn, in die fase van het logistieke proces, de materiële tijd niet hebben om fraude te plegen. Een dergelijk argument is behoorlijk flauw.

 

Het omvallen van bakken bijvoorbeeld kan echter een oorzaak zijn van stockverschillen.

 

Er is een zeer bureaucratische, formalistische benadering bij AMP. Indien de schutbladen voor kranten en tijdschriften verwisseld worden, wordt teruggave niet aanvaard. Dat heeft grote financiële gevolgen voor de handelaar. Men zegt dat het automatisch telsysteem niet gegarandeerd foutloos is. De inspecteurs noteren dat exemplaren elkaar kunnen bedekken en dat exemplaren van de band kunnen vallen. De conclusie van de Economische Inspectie was dat de bakken onvoldoende beveiligd zijn en dat de procedures die AMP de handelaars oplegt zeer strikt zijn. Fouten worden niet vergeven, ook geen fouten die zij zelf maken.

 

De vraag rijst dus wat wij moeten doen. Wij hebben een probleem met de retourregeling van AMP, die duidelijk in het rapport staat. Die moet verdwijnen. AMP kan niet op deze manier voortdoen. Dat is geen correcte manier van handelen. Als hun telsysteem structureel fout is, moeten zij iedereen maar een percentage meer geven. Als zij zeggen dat zij dit niet beter kunnen afstellen, dan moeten zij maar meer betalen. Het is het ene of het andere. Men kan zijn eigen fout niet inroepen.

 

Voorts is er de hele context. Krantenwinkels hebben het niet gemakkelijk om te overleven. De evolutie is niet zeer rooskleurig. Als wij het probleem van AMP zouden oplossen is het niet zo dat daarmee ook alle andere problemen zouden opgelost zijn. Er zijn elektronische kranten, er wordt minder gerookt, het aantal verkooppunten van de Nationale Loterij is toegenomen en ook de nieuwe producten vormen een zeer belangrijk gegeven.

 

Ik ben er zeer mee begaan om naar een oplossing te zoeken. Die kleine winkels zijn belangrijk voor het sociaal weefsel. Men kan hoorzittingen organiseren om met de sector te praten. Betrokkenen zijn vragende partij om dat in het Parlement allemaal uit te leggen. Ik ben daar zeker toe bereid.

 

Het AMP-dossier is in elk geval niet correct, dat kan ik nu al zeggen.

 

06.03  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik hoor dat het een welles-nietesspelletje blijft. De fouten die AMP maakt op rekening van de krantenwinkels kunnen echt niet. Er sneuvelen dagelijks winkels. Er zijn wekelijks mensen die mij vragen: help ons, want wij houden het niet meer uit. Dat zijn vragen van nieuwe winkels en ook winkels die al lang bestaan. Als die mensen al aan de alarmbel trekken, moet het al erg zijn. We moeten er dringend iets aan doen, voor het te laat is.

 

Ik dacht er ook aan om in deze commissie hoorzittingen met de verschillende partijen te houden. Zo horen we wat de knelpunten zijn en krijgen wij inzicht in wat allemaal verkeerd loopt in deze sector en kunnen wij misschien toch nog helpen.

 

De voorzitter: Misschien kunt u vanmiddag in de commissie de vraag stellen om een hoorzitting aan de agenda te zetten.

 

06.04  Ann Vanheste (sp.a): Ik zal dat doen.

 

Voorzitter: Peter Logghe.

Président: Peter Logghe.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de promotieactie van warenhuisketen Aldi" (nr. 15164)

07 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'action promotionnelle de la chaîne de magasins Aldi" (n° 15164)

 

07.01  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, deze vraag is al wat ouder. Begin dit jaar zette Aldi in zijn filialen een promotiecampagne op touw voor de verkoop van een Nokia Lumia 800-smartphone tegen een zeer voordelige prijs. Op de dag van de verkoop bleken er in verschillende filialen echter zeer weinig smartphones in aanbod te zijn, zodat vele consumenten zonder toestel naar huis moesten.

 

Mijnheer de minister, het is niet de eerste keer dat die warenhuisketen klanten met goedkope promoties naar zijn winkels lokt, maar dan onvoldoende stock heeft om aan de vraag te voldoen.

 

Hebt u uw ambtenaren onderzoek gegeven het geval te onderzoeken? Is er mogelijk sprake van een verboden praktijk, zoals bedoeld in de wet op de marktpraktijken? Wat zijn de mogelijke sancties voor dergelijke lokpraktijken?

 

07.02 Minister Johan Vande Lanotte: De zaak is inderdaad onderzocht. Aldi was eerder al veroordeeld, omdat het iets goedkoop had aangeboden, terwijl het onvoldoende voorraad had. Voor de Economische Inspectie was het betreffende arrest van 18 september 2011 van het hof van beroep, waarbij Aldi in het ongelijk werd gesteld, dan ook de leidraad voor de aangehaalde zaak.

 

Wat is er gebeurd? Er liep een actie voor de Nokia Lumia 800 Windows-smartphone, die Aldi verkocht voor 189 euro. Dat bedrag is niet onbelangrijk. Het is 10 euro goedkoper dan de prijs van het toestel in de normale verkoopkanalen. Aldi had 3 264 toestellen in voorraad aangekocht. Belangrijk is dat Aldi in november al 2 900 stuks van de Sony Xperia U-smartphone had aangeboden voor 179 euro. Ook die smartphone was 10 euro goedkoper dan de gangbare prijs. Men had er een kleine 3 000 in voorraad en die zijn vandaag nog niet allemaal verkocht.

 

Wat is er nu gebeurd? Twee dagen voor de actie begon, verscheen er in de pers een artikel waarbij men de lanceringsprijs van het toestel van een jaar geleden, 499 euro, heeft vergeleken met de huidige prijs van 189 euro. Alleen is die 499 euro niet meer de huidige prijs. De consumenten hebben daaruit afgeleid dat het toestel 300 euro goedkoper zou zijn en het bedrijf werd daardoor effectief overrompeld. Op die manier heeft men de 3 200 toestellen onmiddellijk verkocht.

 

Het bedrijf zegt nu dat het dat effect niet heeft veroorzaakt en dat het geprobeerd heeft de voorraad te verhogen om de grote vraag op te vangen, maar dat is niet gelukt. Als men ziet hoeveel toestellen het bedrijf een paar maanden geleden met dezelfde prijsvermindering heeft verkocht, lijkt het hier veel meer samen te hangen met de informatie die in de kranten werd gegeven en die de indruk gaf dat de consument een uitzonderlijke deal kon afsluiten, waardoor het bedrijf de vraag niet heeft kunnen opvangen. Aldi heeft naderhand nog geprobeerd om aan extra toestellen te geraken. Wie dacht om een uitzonderlijke deal te kunnen sluiten, vergiste zich. Het is maar een verschil van 10 euro en geen 300 euro zoals men dacht.

 

De algemene directie Controle en Bemiddeling is op 9 februari het onderzoek gestart en is tot het besluit gekomen dat de wet hier niet is overtreden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "het gevolg dat zal gegeven worden aan de studie inzake telecomschulden" (nr. 15315)

08 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la suite qui sera donnée à l'étude relative aux dettes en matière de télécommunications" (n° 15315)

 

08.01  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank worden op dit ogenblik, naast de lopende procedures van collectieve schuldenregeling, enkel gegevens geregistreerd met betrekking tot de verstrekte consumenten- en hypothecaire kredieten en de eventuele betalingsachterstanden.

 

Niettemin blijkt uit het jaarverslag 2011 van diezelfde centrale dat steeds meer personen een beroep doen op de procedure van collectieve schuldenregeling, zonder met een achterstallige kredietovereenkomst geregistreerd te zijn. Consumenten hebben namelijk ook vaak, en steeds meer, andere betalingsmoeilijkheden. Ik denk daarbij aan schulden met betrekking tot de gezondheidszorg, energiefacturen, telefoon, huur of fiscale schulden.

 

Op verzoek van toenmalig minister van Klimaat en Energie Magnette, ook bevoegd voor Consumentenzaken, heeft de dienst Micro-economische Analyse van de Nationale Bank in 2010-2011 een onderzoek uitgevoerd naar het verband tussen betalingsachterstanden voor mobiele telefonie en betalingsachterstanden voor krediet bij particulieren. Er werd onderzocht of betalingsachterstanden met betrekking tot mobiele telefonie mogelijk een knipperlichtrol zouden kunnen spelen voor toekomstige problemen met betrekking tot de terugbetaling van kredietschulden en bijgevolg een bijkomend instrument zouden kunnen vormen in de strijd tegen de overmatige schuldenlast.

 

Uit de resultaten van die studie, die in maart 2011 door de Nationale Bank werd gepubliceerd, blijkt dat er een statistisch significant verband bestaat tussen de betalingsachterstanden voor mobiele telefonie en die voor kredietschulden. De kans dat een kredietnemer met een betalingsachterstand voor mobiele telefonie negatief geregistreerd is in de CKP kan, op basis van de in het onderzoek gehanteerde definities, zowat tien keer hoger geschat worden dan voor een kredietnemer die nooit een betalingsachterstand voor mobiele telefonie heeft gehad.

 

Bovendien blijken in het gros van de gevallen waarbij beide types van betalingsachterstanden voorkomen, de betalingsachterstanden voor mobiele telefonie die voor krediet vooraf te gaan. In bijna de helft van de gevallen gaat de betalingsachterstand voor mobiele telefonie bovendien ook de eerste positieve registratie van een kredietovereenkomst vooraf, met andere woorden de persoon in kwestie gaat zijn eerste krediet pas aan op een moment dat hij reeds een betalingsachterstand met betrekking tot mobiele telefonie kent.

 

Op basis van de conclusies van het onderzoek heeft de toenmalige minister aan de Nationale Bank van België een extra vergelijkend onderzoek gevraagd naar de registratie van betalingsachterstanden inzake telefonie in de ons omringende landen. Het onderzoeksverslag zou reeds enkele maanden geleden zijn verstuurd naar uw kabinet.

 

Kunt u bevestigen dat u het onderzoeksverslag heeft ontvangen? U knikte daarnet van wel. Wat zijn de belangrijkste conclusies ervan? Is het onderzoek publiek beschikbaar en waar?

 

Welk gevolg zult u geven aan de bevindingen van working paper nummer 212 van de Nationale Bank? Lijkt het, rekening houdend met de conclusies van de studie van de Nationale Bank, niet aangewezen dat zij eveneens zou worden belast met de registratie van betalingsachterstanden inzake mobiele telefonie?

 

Wat is uw standpunt met betrekking tot de registratie van betalingsachterstanden inzake andere schuldvormen dan krediet, zoals betalingsachterstanden inzake energie, huur, alimentatie, fiscale schulden enzovoort, waardoor een vollediger beeld zou ontstaan betreffende de totale schuldsituatie van de consument.

 

08.02 Minister Johan Vande Lanotte: Wij hebben dat bijkomend verslag gekregen, maar het is eigenlijk nietszeggend. Men heeft gewoon gezegd dat men de gegevens van de ons omringende landen niet kan vinden, dat er onvoldoende goede cijfers beschikbaar zijn. De bijkomende studie van de ons omringende landen leert ons dus niets bij. Er is ook geen conclusie. Wij hebben bijna een bericht van onontvankelijkheid gekregen, omdat er geen adequaat cijfermateriaal is in de ons omringende landen. Eigenlijk doet dat er ook niet zoveel toe. Wij hebben hier de vaststelling gedaan. Of dat nu ergens anders ook zo is, is niet zo relevant.

 

In de Senaat is naar aanleiding van het verslag een wetsvoorstel ingediend om een soort van wijziging aan de telecomwet te bespreken. Dat is daar bezig, dat leeft dus wel, maar ter zake is nog niet decisief geconcludeerd.

 

U vraagt mij terecht naar mijn positie. Ik heb daar een beetje een dubbelzinnige positie in, dubbelzinnig in de letterlijke zin van het woord.

 

Ik weet dat men er heel erg voor beducht is dat het krediet wordt beperkt, omdat er hier of daar een schuld openstaat. Natuurlijk, het kan steeds zijn dat men iets betwist. Als ik iets betwist, heb ik ook geen schulden. Men zegt dat men dus personen zou culpabiliseren, omdat ze een betwisting hebben bij een maatschappij. Dat gaat over de privacy en over personen die niet veel geld hebben en al die dingen. Ik heb daar een beetje oor naar. Inderdaad, men dreigt een beetje in een spiraal van problemen te geraken. Ik begrijp dat wel. Men stigmatiseert iemand die een keer een achterstand heeft enzovoort.

 

Hoe men dat moet opvangen, weet ik niet goed. Er zijn niet veel mogelijkheden. Men heeft achterstand of men heeft geen achterstand. Men kan niet van iedereen die iets niet betaald heeft, zeggen dat er een betwisting is of dat er een probleem van uitvoering is. Men kan dat gewoon niet, denk ik.

 

De andere kant is volgens mij wel iets sterker. Ik meen dat de knipperlichten voor consumptiekrediet groot moeten zijn. Ik ben daar een voorstander van. Ik meen dat hypothecaire leningen van een andere orde zijn, omdat het gaat over een lange termijn. Bij een consumptiekrediet gaat het bijna altijd over het zich “overkopen”. Misschien is dat oordeel mij ingegeven door mijn moralistische principes. Ik kom uit de Westhoek, waar men op dat vlak misschien nog iets moralistischer is dan ergens anders. U bent van een andere uithoek van het land, waar dat misschien ook zo is.

 

Ik meen dat men gemakkelijk omgaat met het consumptiekrediet. Economisch gezien, zonder consumptiekredieten zou de helft van de huishoudelijke apparaten niet meer worden verkocht. Voor handelszaken die dergelijke apparaten verkopen, is het consumptiekrediet van levensbelang.

 

Met ons wetsontwerp over krediet willen wij een nieuw consumptiekrediet onmogelijk maken zodra men een krediet niet volledig heeft afbetaald. Vandaag is dat niet het geval. Het wetsontwerp moet echter wel nog worden besproken in de regering. Ik ben niet a priori tegen een betere omkadering. Ik neig meer naar het verbieden van nieuwe kredieten, omdat consumenten hierdoor verarmen.

 

Het is van belang om de centrale goed te gebruiken en te raadplegen. Die zou nuttige informatie moeten opleveren, maar men weet hoe dat in de praktijk uitpakt. Een goed gebruik van gegevens die problemen kunnen voorspellen maar ook zeer vlug moeten kunnen worden aangepast als een schuld wordt aangezuiverd. Men kan immers door een vergissing iets niet hebben betaald. Als men vervolgens twee jaar in die centrale staat opgenomen, is dat ook niet goed. Ik ben niet a priori tegen oplossingen voor dat probleem. De centrale moet echter zeer goed worden gebruikt. Een vergissing of vergetelheid mag geen problemen opleveren. Een signalement moet dus vlug kunnen worden verwijderd.

 

Ik heb ooit eens bijna op de zwarte lijst gestaan, omdat mijn hypothecaire lening was aangepast, maar mijn automatische opdracht niet was geïndexeerd, waardoor ik twee maanden tien euro te weinig had betaald. Door twee maanden tien euro te weinig te betalen, kan men dus op de zwarte lijst geraken. Wij hebben dat rechtgezet, dat was een kleinigheid.

 

Het kan altijd gebeuren, zeker bij jonge mensen, maar als men voor telecom een of twee keer niet heeft betaald, moet men er onmiddellijk weer af kunnen.

 

Het is een omstandig antwoord. Verscheidene zaken moeten worden afgewogen. Ik ben alvast niet zo weigerachtig als sommigen tot nu toe vaak zijn geweest.

 

08.03  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, er moet een evenwichtoefening worden gemaakt tussen de consumentenkredieten, die deels ook de motor van onze economie zijn, en het feit dat een deel van onze bevolking een overmatige schuldenlast torst.

 

Een oplossing zag ik ook alleen maar in de richting van een knipperlichtfunctie voor telecom- en energieschulden en fiscale schulden.

 

Ten opzichte van de bancaire kredietverstrekker staat sinds een aantal jaren in de wetgeving de enorm zware verplichting gebeiteld over het verstrekken van kredieten, terwijl die niet beschikt over knipperlichten en dus nog altijd voor een groot stuk is aangewezen op de informatie van wie voor een consumentenkrediet aan komt kloppen.

 

Daarover moet zeker een debat worden gevoerd; het thema moet ook worden opgevolgd. Wij kunnen de wetgeving nog verscherpen ten opzichte van de bancaire wereld en andere kredietverstrekkers, wat volgens mij niet zinvol zou zijn als wij daarnaast op de een of andere manier geen gevolg kunnen geven aan de knipperlichten.

 

Daar komt een loodzware administratieve last bij kijken. Ik verneem dat in de Senaat, die meer tijd heeft, een debat kan worden gevoerd. Het zou alvast zinvol zijn dat wij daarover met ons allen zouden kunnen nadenken.

 

Ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "het bestaan van nationale meeteenheden" (nr. 15543)

09 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'existence d'unités de mesure nationales" (n° 15543)

 

09.01  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, tijdens de recente bespreking van het wetsontwerp in de commissie hebben wij het over de meeteenheden gehad. U hebt toegelicht dat wij geen nationale meeteenheden hebben, wat vroeger anders was. Dergelijke uitspraken zorgen voor onduidelijkheid.

 

In de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen werd in artikel 4 bepaald dat de Koning in het wettelijke stelsel eenheden kan opnemen die, zonder deel van het internationale stelsel uit te maken, gewoonlijk worden gebruikt. Dit artikel legt met andere woorden de mogelijkheid vast om, behalve de meter, ook andere meeteenheden te erkennen.

 

Artikel 7 van dezelfde wet stelt dat in authentieke akten de wettelijke meeteenheden moeten worden gebruikt. Ik kreeg mijn vraag ook van de notariële wereld, met het verzoek ze aan u te stellen.

 

Deze artikelen worden in het nieuwe boek integraal hernomen. In artikel 7 van hoofdstuk 4 over de bevoegdheidstoewijzing wordt bepaald dat de bestaande wetten en uitvoeringsbesluiten die naar de wet van 16 juni 1970 verwijzen, worden geacht te verwijzen naar de overeenkomstige bepalingen in het WER.

 

Het koninklijk besluit van 14 september 1970, dat naar de wet van 16 juni 1970 verwijst, bepaalt in artikel 2 dat, behalve de vierkante meter, ook de are als meeteenheid van oppervlakte wordt erkend.

 

Mijn vragen aan u zijn de volgende.

 

Blijft het koninklijk besluit van 14 september 1970 bestaan en blijft het van toepassing op de overeenkomstige bepalingen van het nieuwe WER?

 

Blijft de are dus als meeteenheid erkend?

 

Indien zulks niet de bedoeling zou zijn, is een wijziging van het wetboek desgevallend nodig?

 

09.02 Minister Johan Vande Lanotte: Ik zal het technische deel voorlezen. Het vermelde KB blijft bestaan en de are blijft erkend. De are staat immers naast de vierkante meter vermeld als eenheid voor oppervlak in hoofdstuk 1, punt 2 van de tabel tot vaststelling van de wettelijke meeteenheden, hun veelvouden en delen gehecht aan het koninklijk besluit van 14 december 1970.

 

De are is in België dus een geldige meeteenheid en is bovendien niet in strijd met het internationale SI-systeem. In het internationale systeem voor meeteenheden wordt de meter als basiseenheid voor lengte bepaald net zoals de meter de basiseenheid voor lengte is volgens het KB. Op dat vlak is er overeenstemming tussen SI en ons nationaal systeem.

 

Analoog met in ons nationaal systeem afgeleide eenheden en bijkomende eenheden kent het internationaal SI-systeem ook afgeleide eenheden en bijkomende eenheden. Zij zijn dus een samenvoegsel, een multiplicator of een deel van de meeteenheden. Voor oppervlakte wordt daarbij in het SI-systeem de vierkante meter bepaald. 100 vierkante meter is een are, 10 000 is een hectare. In het SI-systeem wordt de lijst gegeven van eenheden die buiten de SI-eenheden vallen maar er wel samen mee gebruikt worden. Deze niet-SI-eenheden zijn door het Comité international des poids et mesures aanvaard omdat ze vaak gebruikt worden in het dagelijks leven.

 

Het SI-systeem bepaalt dat voor oppervlakte niet alleen de are maar ook de hectare mag worden gebruikt. Oorspronkelijk werd de hectare aanvaard in 1879 als eenheid voor grondoppervlak. Dat is hetzelfde als bij de are. Ook de te gebruiken voorvoegsels voor veelvouden en delen van meeteenheden zoals bijvoorbeeld mega, kilo, hecto, deca, deci en cent, zijn vastgelegd in het SI-systeem en het in het KB van 14 december 1970. België is overigens niet het enige land dat de are gebruikt, Nederland heeft ook are als erkende eenheid.

 

We hoeven de wet dus niet te wijzigen, het begrip are blijft van toepassing en is niet strijdig met de internationale eenheden.

 

09.03  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "gecamoufleerde prijsstijgingen van voedingsproducten" (nr. 15601)

10 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "des hausses de prix camouflées de produits alimentaires" (n° 15601)

 

10.01  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag heb ik ingediend naar aanleiding van een onderzoek door TestAankoop, waaruit zou blijken dat producenten van voedingsproducten prijsstijgingen camoufleren door de verpakking van producten te veranderen. Als voorbeelden worden de koffiepads van Senseo genoemd en snoeprepen zoals Twix, Snickers en Mars, die de voorbije jaren steeds minder wegen zonder dat die vermindering in gewicht zich ook in de prijs van de producten reflecteerde.

 

De meeste consumenten merken uiteraard niet dat de producten kleiner zijn geworden. Zo veranderde bijvoorbeeld ook het gewicht van een pak ontbijtgranen van een huismerk van een supermarkt, van 350 gram naar 500 gram. De eenheidsprijs van de granen verdubbelde, maar de consument had de indruk minder te betalen vanwege van de maxiverpakking, die vaak voordeliger lijkt.

 

Fabrikanten zijn volledig vrij om te bepalen hoeveel zij in hun verpakking willen steken. Zij zijn wel verplicht om de prijs per kilo op de verpakking te vermelden, maar vaak wordt die prijs maar in een heel klein lettertype weergegeven.

 

Om de consumenten te beschermen, is het noodzakelijk om de transparantie bij de producenten van voedingsproducten te verhogen, zodat er komaf wordt gemaakt met dergelijke praktijken.

 

Mijnheer de minister, zijn de praktijken, waarbij voedingsproducenten prijsverhogingen trachten te verdoezelen door verpakkingen aan te passen, u bekend?

 

Bent u van plan om maatregelen te nemen om dergelijke praktijken onmogelijk te maken?

 

Op welke manier kan men de transparantie voor de consumenten verhogen? Het is natuurlijk niet evident om derwijze in te grijpen, dat het ook zichtbaar is voor de consument.

 

10.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer de voorzitter, dat is een bijzonder moeilijke vraag, omdat men hier te maken heeft met de praktijk en het recht. Het recht laat het toe. Als de fabrikant wil vanaf nu een product verkopen dat de helft minder groot is dan gebruikelijk, dan is dat zijn recht. Hij kan dat uiteraard op zo’n manier brengen dat de consument er weinig van merkt. De fabrikanten maken het product, en de winkels die het aanbieden zeggen hoeveel het kost, althans in theorie.

 

Stel dat de fabrikant marsrepen die voortaan 5 % minder wegen tegen dezelfde prijs probeert te verkopen aan zijn leverancier, zal die zijn prijs behouden. Als de fabrikant zegt dat het product 5 % goedkoper is, zal de leverancier geneigd zijn toch dezelfde prijs te behouden. Zo leidt de vrijheid van productie en verkoop soms tot situaties die de consument niet goed kan inschatten.

 

U zegt dat de prijs per kilo op de verpakking moet staan. Dat is niet volledig juist. Dat is niet altijd wettelijk verplicht en het is dus een foutieve veronderstelling. De prijsaanduiding moet wel op een goed leesbare manier aanwezig zijn, maar er is geen echte verplichting voor de fabrikant om de prijs op zijn product te zetten. In de winkel moet hij de prijs wel kenbaar maken, maar niet op de producten zelf. In de winkel moet men weten hoeveel iets kost, maar het staat niet op het product. Dat is een niet onbelangrijke nuance.

 

De consument kan de prijzen in de rekken vergelijken, want daar moeten de prijzen wel vermeld staan, maar sluitend is dat systeem niet. Wij hebben dit trouwens gezien naar aanleiding van de vraag van mevrouw Schyns over budgetpakken, megapakken, en dergelijke. De verpakking behoort bij de manieren waarop men mensen lokt met publiciteit.

 

Heb ik wettelijke hefbomen tegen dergelijke praktijken? Om eerlijk te zijn, ik kan daar eigenlijk niet veel tegen doen. Als de producent besluit om voortaan een kleiner blikje frisdrank te verkopen, dan kan hij daar vrij over beslissen. Voor de consument maakt het wel verschil uit.

 

Als er veel concurrentie speelt, dan gebeurt zoiets niet.

 

De marsrepen zijn een typisch voorbeeld. De ouders van kinderen die graag een Marsreep eten, hebben geen keuze. Hoewel de Marsreep nu 5 % kleiner is geworden, maar dezelfde prijs kost, moeten zij niet iets anders gaan kopen, want de kinderen zijn de smaak gewend. Dat geldt trouwens ook voor volwassenen. De smaak is hier dus zeer bepalend. Voor brood bijvoorbeeld is dat minder en voor heel wat andere producten gaat dat niet op, maar voor heel specifieke merkproducten wel. Denk maar aan de chocopasta. Zowel de ouders als de kinderen bepalen welke er moet worden gekocht want dat is de enige die zij graag eten.

 

Door de binding aan het product, is de consument dus afhankelijk van het product. Dat is inderdaad een probleem. Ik vrees echter dat ik daaraan niet veel kan doen, behalve informatie geven. De mobilisatie van de consument is daar het enige wat kan gebeuren. Als alle consumenten die graag marsrepen eten, ervan uitgaan dat het een schande is dat de reep kleiner is geworden, maar niet goedkoper, dan is dat de enige manier om daar iets tegen te doen.

 

Men moet dus informatie geven en waakzaam zijn. Een aantal consumentenorganisaties doet dat ook. TestAankoop heeft daarop gewezen, maar ook zij botsen vaak op de limieten van hun eigen consumenten die dat product toch willen.

 

10.03  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Los van de paardenvleestoestanden geeft het de indruk dat er voor de consumenten wel een uitgebreide regelgeving over van alles en nog wat is en dat onze bescherming tegen een aantal praktijken zogezegd hoog is. Toch stel ik vast dat wij als consument heel gemakkelijk de speelbal van een aantal producenten kunnen zijn.

 

Ik zal het hierbij laten, want blijkbaar heb ik vandaag alleen vragen gesteld waarbij ruimere en bredere reflecties nodig zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Liesbeth Van der Auwera

Présidente: Liesbeth Van der Auwera

 

De voorzitter: Vraag nr. 16080 van de heer De Potter wordt uitgesteld.

 

Vraag nr. 16076 van de heer Devlies wordt geschrapt, vermits ik niets van hem heb vernomen.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.20 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.20 heures.