Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mercredi 20 février 2013 Après-midi ______ |
van Woensdag 20 februari 2013 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.23 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La séance est ouverte à 14.23 heures et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
01 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de toestanden in de gevangenis van Marneffe" (nr. 15131)
01 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la situation à la prison de Marneffe" (n° 15131)
01.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag dateert al van enige tijd geleden. De vraag gaat over de halfopen, of hoe moet ik dat noemen, instelling van Marneffe. Een cipier heeft blijkbaar enkele foto’s genomen van wantoestanden in die gevangenis.
Op een van de foto’s is te zien dat gevangenen liggen te zonnen. Persoonlijk til ik daar zeker niet zwaar aan, want ik gun iedereen het licht, ook het zonlicht, in de ogen, ook aan gedetineerden. Wie geen werk heeft, moet wat anders doen en als luieren in de zon daar bij hoort, heb ik daar geen problemen mee.
Mevrouw de minister, wel heb ik er problemen mee dat op sommige foto’s te zien was dat er alcohol en drugs werden gebruikt.
Op een van de foto’s is ook te zien dat een cipier op een gegeven ogenblik lag te slapen. Wanneer iemand vijf minuten een middagdutje doet, tussendoor, dan heb ik daar ook weinig problemen mee, als die tijd maar ingehaald wordt en als er op dat ogenblik wel permanentie is.
Drugs en alcohol kunnen echter niet, ook niet in een open instelling.
Mevrouw de minister, wat denkt u daarvan?
Hebt u inmiddels al maatregelen genomen? De berichtgeving waar ik op doel, is namelijk al een zestal weken geleden in de media verschenen.
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de gevangenis van Marneffe is een open inrichting met een bijzonder regime, dat op reïntegratie is gebaseerd. Zulks betekent dat de veiligheidsvoorzieningen beperkt zijn en dat de gedetineerden meer bewegingsvrijheid hebben dan in een gesloten gevangenis.
Het voorgaande neemt niet weg dat de regels inzake drug- en alcoholgebruik dezelfde zijn. Er is geen gedoogbeleid. Alles moet aan de directie worden gemeld.
Het gevangeniswezen is ondertussen een onderzoek naar de foto’s gestart.
Wanneer iemand op het bezit of de verhandeling van drugs wordt betrapt, wordt disciplinair opgetreden. Ook wordt bij het parket aangifte gedaan.
Om een dergelijk optreden zo optimaal mogelijk te laten verlopen, werd in de ministeriële omzendbrief 1806 van 6 februari 2009 de samenwerking tussen politie, parket en gevangenisdirectie geregeld. Deze omzendbrief bepaalt de manier waarop de gevangenisdirectie bij de ontdekking van gebruik van, bezit van of handel in drugs moet optreden. De omzendbrief bepaalt eveneens op welke manier informatie tussen het openbaar ministerie en de gevangenisdirectie kan worden medegedeeld. Ook overleg tussen de verschillende actoren is een centraal punt van de omzendbrief.
In de gevangenissen worden zowel op systematische manier als naar aanleiding van tips of verdachte handelingen controles uitgevoerd. Aldus worden gedetineerden na ieder bezoek aan een fouillering onderworpen, worden de cellen op periodieke wijze gecontroleerd en wordt regelmatig in samenwerking met de politie een zoekactie met drughonden in de gevangenis gehouden. In dit kader hebben wij een protocolakkoord met de politie gesloten, om de inzet van drughonden te versterken en te verbeteren. Bedoeld akkoord is een paar weken geleden effectief in werking getreden.
Behalve de systematische controles moet eveneens aandacht aan preventie en voorlichting worden besteed. Daarom is het van belang de samenwerking met de gespecialiseerde instanties inzake drughulpverlening inderdaad nog te verbreden. Niet alleen Justitie maar ook de Gemeenschappen zullen daartoe middelen ter beschikking moeten stellen.
01.03 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik herhaal dat ik begrip heb voor het feit dat een open instelling een ander veiligheidsregime kent. Ook aan een dergelijk regime zijn echter grenzen.
Ik hoop dat het onderzoek aan het licht zal brengen wie verantwoordelijk is. Ik hoop ook dat er voor de verantwoordelijken sancties aan het gebeurde vasthangen. Ik hoop, ten slotte, ook dat de controles met drughonden in de gevangenis, zoals onze fractie steeds heeft geëist, effectief worden doorgezet. Dergelijke controles zijn immers een goede zaak.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Justitie over "'pro deo'-misbruiken in het vreemdelingenrecht" (nr. 15298)
02 Question de Mme Karin Temmerman à la ministre de la Justice sur "les abus du système 'pro deo' dans le cadre du droit des étrangers" (n° 15298)
02.01 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, vóór het kerstreces was er enige commotie na het opiniestuk van strafpleiter Hans Rieder, wat u zich ongetwijfeld zult herinneren. Meester Rieder beschuldigde collega-advocaten van misbruik in het pro-Deosysteem. Volgens de heer Rieder is het in het vreemdelingenrecht nog standaard om beroep aan te tekenen, los van het feit of er kans is om het beroep te halen. Meer nog, hij zegt dat de pro-Deomisbruiken nog veel groter zijn in het vreemdelingenrecht dan in het algemeen. De reden daarvoor is dat die pro-Deozaken punten bijbrengen, dus geld voor de advocaat. Op zich helpen zij echter de situatie van de asielzoeker niet vooruit.
Sommige asielzoekers krijgen daarentegen heel slechte bijstand van de advocaten. Een punt van kritiek luidde namelijk ook dat de pro-Deoadvocaten, omdat het vreemdelingenrecht zeer specifiek is, niet altijd goed op de hoogte zijn van de vele wijzigingen die zijn doorgevoerd, waardoor de bijstand niet goed is. Bovendien zitten de betrokken asielzoekers hier in de hoop dat zij hier ooit zullen kunnen blijven, terwijl zij op het einde van de rit dan toch moeten worden teruggestuurd.
In België komen bepaalde categorieën van burgers in aanmerking voor kosteloze juridische bijstand. Dat geldt ook voor asielzoekers als zij zelf niet over voldoende middelen beschikken. Uiteraard is dat een zeer terechte regeling.
Daarnaast bepaalt de Salduzwet dat een verdachte beroep kan doen op rechtsbijstand voor het eerste politieverhoor. Ook dat is een van de redenen voor de stijging van het aantal dossiers pro Deo. Vorig jaar ging het om ongeveer 200 000 dossiers.
In een reportage van Terzake erkende u het misbruik van het systeem en stelt u een nieuwe aanpak voor in een poging om het aantal dossiers te doen afnemen. Zo vernoemde u de invoering van remgeld, een herverdeling van het puntensysteem of het afnemen van punten bij misbruik.
Volgens mij is iedereen overtuigd van het belang van het pro-Deosysteem voor de rechtstoegang van iedereen, dus ook van de asielzoeker. Toch moeten wij vermijden dat het systeem wordt uitgehold door misbruiken.
Mevrouw de minister, daarom had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen.
Erkent u dat er misbruik is van het systeem in het algemeen en van het vreemdelingenrecht in het bijzonder? Hoe wordt het misbruik nu gecontroleerd? Controleert men of er sprake is van misbruik vooraleer met punten toekent? Over hoeveel dossiers gaat het? Wat is de maatschappelijke en economische kostprijs hiervan?
U hebt aangekondigd dat u maatregelen zult nemen. Wanneer mogen wij die maatregelen verwachten?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: In de huidige wetgeving voeren de balies de controles uit op de effectiviteit en de kwaliteit van de geleverde prestaties. Bij elke pro-Deoaanstelling dient men de goedkeuring te verkrijgen van het bureau voor juridische bijstand. Bij elke afsluiting wordt opnieuw de kwaliteit van het geleverde werk gecontroleerd voor het toekennen van de punten.
In tweede instantie vinden kruiscontroles plaats. Die bestaan uit een controle van een bureau van juridische bijstand van de ene taalrol door een ander bureau voor juridische bijstand van de andere taalrol.
Sinds het protocolakkoord dat op 12 januari 2012 werd afgesloten met de OVB en de OBFG, is een strenge controleprocedure ingevoerd. Hierin wordt aan de minister de mogelijkheid gegeven om aanvullende controles te laten uitvoeren op grond van de overgezonden verslagen. Controles hebben betrekking op de effectiviteit van de prestaties van de advocaten die bij het aanvragen van punten een reeks bewijsstukken moeten voegen. De sanctie kan bestaan uit een weigering van punten en in het kader van de kruiscontroles, of uit de vermindering ervan, of zelfs uit de intrekking ervan.
Voor de prestaties 2011-2012 werden voor de OBFG 170 dossiers inzake vreemdelingenrecht gecontroleerd. Bij de OVB ging het om 187 dossiers. Het is op grond van de overgezonden gegevens door de balies niet mogelijk om te bepalen voor welke dossiers een correctie werd ingevoerd.
Ook de ordes OVB en OBFG stellen dat de controlemogelijkheden van de ingevoerde procedures moeten worden versterkt en uitgebreid om misbruiken tegen te gaan. Een hervorming van het systeem dringt zich op om de filosofie van het pro-Deosysteem en van de gratis rechtsbijstand te kunnen handhaven.
In tien jaar tijd verdubbelde het aantal zaken waarin beroep wordt gedaan op een pro-Deoadvocaat, waardoor het budget ook evenredig toeneemt. In 2012 kostte het systeem 78 miljoen euro aan de Belgische overheid. Dat is een verdrievoudiging ten opzichte van begin jaren 90. Echter, er is ook een stijging van het aantal dossiers. Zo onlogisch is het niet.
Alleen met een hervorming van het pro-Deosysteem kan op lange termijn de filosofie van het systeem behouden blijven, met name rechtsbijstand geven, een basisrecht, aan mensen die de financiële mogelijkheden niet hebben en tegelijkertijd zorgen voor een billijke vergoeding voor de advocaten die de prestaties leveren. Ik ga uit van de stelling dat wie correct werkt ook die billijke vergoeding moet krijgen. Wel dienen wij, zoals bij elke bevolkingsgroep, door goede controlesystemen de misbruiken aan te pakken. Er bestaan nu al controlesystemen. Wij moeten alleen kijken op welke manier wij die nog kunnen verbeteren.
In het kader van de hervorming zal, als een van de mogelijkheden, bekeken worden hoe de controlemogelijkheden op de gevolgde procedures kunnen worden versterkt en uitgebreid. Ook de uitbreiding van de sanctiemogelijkheden – op dit ogenblik het al dan niet schrappen van de rol – in geval van misbruik zal worden bekeken. Naast de tuchtmaatregelen zal het gaan om maatregelen van schorsing of weglating van de lijst van advocaten die pro Deo kunnen optreden.
De hervormingsvoorstellen voor de controle zijn bij ons, op de beleidscel, klaar voor een beslissing. Die zal ten laatste genomen worden bij de budgetcontrole, die over een paar weken aangevat wordt, maar misschien zal er tegen eind volgende week al een politieke beslissing zijn.
Ik kan u nog verwijzen – ik kan u dit eventueel bezorgen – naar het rapport van het NICC, waarin een aantal voorstellen tot hervorming werden aangereikt. Er werd ook een vergelijking in gemaakt met andere landen. Ik stel voor het rapport via het secretariaat aan de commissieleden te bezorgen, maar ik vermoed dat ik het ooit al heb toegezonden. Ik zal dat zeker nog eens doen, want het bevat interessante lectuur.
02.03 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, het zou nuttig zijn ons dat rapport te bezorgen. Misschien hebben wij het ooit al gekregen, maar ik heb het in ieder geval niet in mijn bezit.
Het zou ook goed zijn niet te lang te wachten. U zegt dat er eind volgende week misschien al een voorstel komt. Ook daarvoor wil ik u danken.
Het is heel belangrijk dat wij het pro-Deosysteem behouden, want het is een voorwaarde om een volledig onafhankelijke rechtsgang te kunnen garanderen, ook voor wie die niet kan betalen.
De controle moet worden uitgebreid. Daarvan ben ik absoluut voorstander. De sancties moeten worden gediversifieerd. Dat is ook zeer goed. Ik wacht met spanning op het voorstel dat u zult indienen.
L'incident est clos.
- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Justitie over "de uitwerking van het lastenboek voor het FPC te Gent" (nr. 15380)
- de heer Bruno Tuybens aan de minister van Justitie over "de veroordeling van België door het Europees Hof voor de opsluiting van een persoon die zou moeten worden geïnterneerd" (nr. 15558)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de openbare aanbesteding voor het Forensisch Psychiatrisch Centrum in Gent" (nr. 15608)
- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Justitie over "de bevoegdheid met betrekking tot het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) te Gent" (nr. 15614)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de afbouw van de personeelsformatie voor het Forensisch Psychiatrisch Centrum te Gent" (nr. 15840)
- Mme Karin Temmerman à la ministre de la Justice sur "l'élaboration du cahier des charges pour le Centre de psychiatrie légale (CPL) de Gand" (n° 15380)
- M. Bruno Tuybens à la ministre de la Justice sur "la condamnation de la Belgique par la Cour européenne des droits de l'homme pour l'incarcération d'une personne qui devait être internée" (n° 15558)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "l'adjudication publique relative au Centre de psychiatrie légale de Gand" (n° 15608)
- Mme Karin Temmerman à la ministre de la Justice sur "la compétence relative au Centre de psychiatrie légale (CPL) de Gand" (n° 15614)
- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "la réduction du cadre du Centre de psychiatrie légale de Gand" (n° 15840)
De voorzitter: Vraag nr. 15840 van de heer Van Hecke wordt verzonden naar de commissie voor de Volksgezondheid.
03.01 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, vermits mijn twee vragen werden samengevoegd, zal ik ze na elkaar uiteenzetten.
Mevrouw de minister, ik heb u al zeer regelmatig ondervraagd over de aanbesteding voor de exploitatie van het Forensisch Psychiatrisch Centrum, het FPC, in Gent. Mijn laatste vraag beantwoordde u in de commissie voor de Justitie van 7 november 2012 en u gaf toen aan dat het dossier op schema zat. Ik overloop het nog eens.
Begin 2013 gebeurt de uitwerking van het lastenboek in samenwerking met de consultant. De consultant is ondertussen aangesteld. De aanstelling van de exploitant zou gebeuren in de zomer van 2013 en de uiteindelijke opening van het FPC is gepland in maart 2014.
In hetzelfde antwoord verzekerde u mij dat het FPC in Gent zeker geen gewone gevangenis zou worden. U weet dat er nogal wat ongerustheid bestaat dat men toch geen FPC zou hebben, maar dat men evolueert naar een gewone gevangenis, gezien het tekort aan gevangenissen. Ik herhaal graag uw woorden: “Er wordt gevraagd of de geïnterneerden in een gevangenis gaan terechtkomen. De bedoeling is dat zij de zorg krijgen die zij hebben in een psychiatrisch ziekenhuis, maar uiteraard ook de beveiliging van een gevangenis." Het moet dus de combinatie van beide zijn. Het zal een echte zorginstelling zijn, en er zal de zorg zijn van een zorginstelling, maar gecombineerd, nogmaals, met de beveiliging van een gewone gevangenis.
Uit uw antwoord op mijn vraag en op de vraag van mevrouw Stevens in de plenaire vergadering van 7 februari blijkt nogmaals dat het FPC een gedeelde verantwoordelijkheid is van Justitie en Volksgezondheid. In het antwoord aan mevrouw Stevens erkent u dat de Inspectie van Financiën aanvankelijk een negatief advies had uitgebracht. Intussen zouden uw administratie en de Inspectie van Financiën al tot een vergelijk zijn gekomen. Ook dat is juist.
Daarnaast zijn er wel geruchten die stellen dat er veel minder personeel zou worden toegewezen dan de vooropgestelde 400 personen. Een artikel in De Standaard van 8 februari jongstleden spreekt zelfs over slechts 135 personen. Dat is natuurlijk heel wat minder dan de vooropgestelde 400. Zij zouden moeten instaan voor de verzorging en begeleiding van 272 geïnterneerden. Er wordt gevreesd voor de kwaliteit van de opvang, alsook voor het afhaken van een aantal mogelijke exploitanten. In elk geval heb ik contact gehad met bepaalde geïnteresseerden, die zegden dat het werk op die manier onmogelijk wordt gemaakt voor hen en dat niet de gewenste kwaliteit kan worden geboden, waardoor er getwijfeld wordt aan de deelname.
Daarom krijg ik graag een antwoord op de volgende vragen.
Wie is de consultant? Kunt u dat meedelen?
Wanneer verwacht u dat het lastenboek klaar zal zijn? Waarom bracht de Inspectie van Financiën een negatief advies uit? Wat was de motivering? In welke mate hebt u de zaak kunnen bijsturen, waardoor u tot een vergelijk bent gekomen?
Is er overeenstemming tussen u en minister Onkelinx over de verdeelsleutel? Ter informatie, ik zal die vraag ook aan minisster Onkelinx stellen. Is er definitief klaarheid over de bevoegdheden van de departementen Justitie en Volksgezondheid over het FPC?
Hoeveel voltijdse equivalenten plant uw departement? Zijn de cijfers die wij in de krant lazen correct? Komen er nog personeelsleden van Volksgezondheid bij? Of gaat het enkel om personeelsleden die door Justitie zullen worden aangesteld?
Ten slotte, wordt de planning gehandhaafd die wij een paar maanden geleden gekregen hebben? Zal de opening zoals gepland volgend jaar in maart kunnen plaatsvinden?
03.02 Bruno Tuybens (sp.a): Mevrouw de minister, mijn vraag geeft een meer internationale invulling aan dezelfde problematiek.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft ons land op 10 januari van dit jaar opnieuw veroordeeld voor de onrechtmatige opsluiting van een aantal mensen dat eigenlijk geïnterneerd moest worden. Dat was de tweede keer in vier maanden dat ons land om die reden een veroordeling opliep.
Volgens het Hof heeft ons land verscheidene artikels van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens geschonden. Eén van hen zou het slachtoffer zijn van onmenselijke behandeling, meestal aangeduid als Cruel, Inhuman en Degrading Treatment, of CID Treatment. Er is geen aangepaste opvang voor die persoon buiten de gevangenis en daarom zou ons land hem 16 000 euro morele schadevergoeding moeten betalen.
Het Europees Hof heeft het over een structureel probleem. De omkadering van geïnterneerden in psychiatrische gevangenisvleugels volstaat niet en plaatsing buiten de gevangenis is vaak niet mogelijk omdat er in de gespecialiseerde instellingen te weinig plaats is. Einde 2011 moest ons land nog een schadevergoeding van 11 136 euro betalen aan een drugverslaafde met mentale problemen, omdat hij in de psychiatrische afdeling van de gevangenis van Lantin niet goed werd opgevolgd. In oktober 2012 volgde opnieuw een veroordeling voor onwettige vrijheidsberoving van een geïnterneerde. Op dit moment zouden naar verluidt 1 200 geïnterneerden in Belgische gevangenissen verblijven.
Er wordt gewerkt aan twee nieuwe centra voor opvang van geïnterneerden. In 2014 zouden die in Gent en Antwerpen moeten opengaan en in totaal plaats bieden aan 450 personen. Mijn eerste vraag sluit aan bij die van mijn collega: wat is de stand van zaken en de timing voor de opening van deze nieuwe centra in Gent en Antwerpen? Dat laatste zal u in ieder geval zeer bekend zijn.
In zijn nieuwjaarstoespraak heeft de voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies, de heer Edgar Boydens, ook verwezen naar de veroordeling van ons land in drie verschillende zaken voor het Europees Hof, telkens voor schending van artikel 3 van het EVRM. Een deel van zijn toespraak vond ik frappant. Hij zei: “Een land dat er niet in slaagt op te komen voor zijn sociaal allerzwaksten en de nodige fondsen hiervoor niet kan vrijmaken, is de naam van een rechtsstaat niet waard.” Dat is nogal boud en straf uitgedrukt, maar aangezien wij door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens worden veroordeeld, komt dit de reputatie van ons land internationaal niet meteen ten goede. Wij hopen op een snelle oplossing, zodat wij niet meer door het Europees Hof moeten worden veroordeeld.
Quid met de timing? Werkt u ook andere maatregelen uit in reactie op de veroordeling van ons land door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?
03.03 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit met mijn vraag aan bij de collega’s en bij de algemene problematiek van internering.
Het is belangrijk dat de twee FPC’s worden gebouwd. Er is een timing gepland, maar naar verluidt is er vertraging in het aanbestedingsdossier. Het tijdschema voor het zoeken naar personeel, het rekruteren, alles klaarmaken in afwachting dat het gebouw gebruiksklaar zou zijn, kan niet worden gehandhaafd. Het gevolg is dat men zich in de sector en op het terrein afvraagt wat er moet gebeuren als men niet op tijd klaar geraakt met de aanbesteding en vooral met de verdere uitwerking. Ik denk in dat verband aan het personeel en aan het concept volgens hetwelk de instelling wordt ontwikkeld. Men drong erop aan alles snel te kunnen laten verlopen omdat men dan de implementatie kon meemaken in het kader van het gebouw en alles mee kon voorbereiden. Dat kan allemaal niet meer. De bekommernis blijft om alles op een goede en kwalitatieve manier te laten gebeuren, niet alleen wat timing, maar ook wat inhoudelijke werking betreft.
Er zijn al heel wat concrete vragen gesteld, maar ik heb nog een bijkomende vraag vanuit de sector. U zegt dat het wel in orde komt, maar stel dat dit dossier niet gedeblokkeerd geraakt, wat zult u dan doen met het gebouw?
03.04 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, collega’s, de procedure tot aanduiding van de uitbater is lopende. Begin december werd de consultant, het kantoor Stibbe, aangeduid die het lastenboek voor het FPC mee zal uitwerken. Hij is daarmee gestart op 13 december 2012. Op dit moment wordt overgegaan tot het uitschrijven van de aanbesteding voor de uitbating. Dat is gebeurd maar wordt overgedaan.
Collega Temmerman heeft verwezen naar een negatief advies van de Inspectie van Financiën. Dat had betrekking op de procedure waarvoor gekozen was door de consultant, te weten of men opteert voor een concurrentiedialoog of een klassieke aanbesteding? Zoals ik een paar weken geleden in de plenaire vergadering van de Senaat al gezegd heb, is daar een akkoord over gevonden. Er is overleg geweest tussen de administratie en de Inspectie van Financiën.
De externe partner aan wie de uitbating van het FPC zal worden toevertrouwd zal instaan voor zowel de zorg als de veiligheid. Daarbij zal hij dus rekening moeten houden met de normen van Volksgezondheid wat zorg betreft en met de normen van Justitie wat veiligheid betreft. De consultant verwacht de selecties te kunnen starten in april 2013. De aanduiding van de uitbater zal normaal gezien omstreeks november 2013 kunnen gebeuren omdat er een opmerking is geweest en er dus voor een andere procedure moest worden gekozen. Dat is buiten onze wil om gebeurd.
Naast het FPC in Gent komt er ook een FPC in Antwerpen dat plaats zal bieden aan 180 geïnterneerden. In verband met de bouw weet iedereen natuurlijk dat ik u doorverwijs naar collega Verherstraeten. Met deze twee gebouwen zal de capaciteit in Vlaanderen aanzienlijk verhogen maar ook de kwalitatieve verbeteringen zullen natuurlijk enorm groot zijn. Het feit dat geïnterneerden in Vlaanderen veel beter en sneller opgevangen zullen kunnen worden in een aangepaste infrastructuur zal ervoor moeten zorgen dat zij ook veel gemakkelijker kunnen doorstromen naar het gewone zorgcircuit. Uiteraard zullen wij allemaal ons werk moeten doen.
Naast de bouw van de FPC’s wil ik ook verwijzen naar het project Coördinators Zorgcircuit. Door Justitie worden vier coördinators aangeworven — er zijn er al drie in functie — om de samenwerking tussen Justitie en de zorgsector te vergemakkelijken en om alle initiatieven te ontwikkelen die het mogelijk maken de opvang van de geïnterneerden te verbeteren. Deze coördinators geven ondersteuning aan DG EPI, de directie-generaal penitentiaire instellingen, opdat in een passende oriëntatie van geïnterneerden naar een externe structuur met het oog op begeleiding en behandeling kan worden voorzien.
Momenteel wordt de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis herzien. Wij voeren daar momenteel debatten over.
Tot slot is er nog de aanwezigheid van zorgequipes in de psychiatrische afdelingen en inrichtingen of afdelingen tot bescherming van de maatschappij.
Wat betreft het personeel dat tewerkgesteld wordt, dat hangt natuurlijk af van de aanbestedingsprocedure en van wie daarop reageert. Belangrijk is vooral dat men voldoet aan de normen opgenomen in het lastenboek dat opgesteld wordt met Volksgezondheid voor het luik "zorg" en met Justitie voor het luik "veiligheid". Ik heb echter begrepen dat een aantal vragen dat daarop betrekking heeft, zal worden beantwoord door collega Onkelinx in de commissie voor de Volksgezondheid. Het betreft dan het luik "zorg".
03.05 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb het antwoord over het aantal personeelsleden niet gehoord. Oorspronkelijk waren er 400 eenheden voorgesteld, maar dat aantal werd herleid tot 135, wat aanzienlijk minder is.
Quid met de verdeling? Zal een aantal personeelsleden onder Justitie en een aantal onder Volksgezondheid vallen? Of zullen alle personeelsleden onder Justitie vallen?
03.06 Minister Annemie Turtelboom: De aanbestedingsprocedure gaat naar de externe partner via het departement Justitie. De normen die worden opgelegd met betrekking tot de veiligheid zijn normen van het departement Justitie. De normen met betrekking tot de zorg komen van het departement Volksgezondheid. Uiteraard was er overleg tussen de twee departementen om tot gezamenlijke normen te komen.
03.07 Karin Temmerman (sp.a): In het lastenboek heeft men het over 135 personen. Men gaat van 400 naar 135. Dat is meer dan een halvering. Dat is niet evident, waardoor sommigen afhaken omdat zij die kwaliteit niet kunnen bieden. Dan wordt de kans zeer groot dat het een gewone gevangenis wordt en dan zal het zorgaspect veel minder tot uiting komen.
03.08 Minister Annemie Turtelboom: Daarvoor moet ik u doorverwijzen naar minister Onkelinx, vermits dit een aspect van Volksgezondheid is.
De voorzitter: Deze namiddag worden hierover vragen gesteld in de commissie voor de Volksgezondheid.
03.09 Karin Temmerman (sp.a): Ik heb daarover ook een vraag.
Mevrouw de minister, ik neem dat allemaal wel aan, maar ik heb twee van uw voorgangers hierover ook al ondervraagd en telkens verwijst men naar elkaar.
Als ik nu een vraag indien voor de minister van Justitie dan dien ik die tevens in voor de minister van Volksgezondheid en telkens verwijzen beide ministers naar elkaar. Ik ben er bijna van overtuigd dat ik straks ook geen antwoord zal krijgen.
Er werd één lastenboek opgesteld. Dan moet men mij toch kunnen zeggen wat daarin staat. Hoeveel personen zullen er worden tewerkgesteld? Oorspronkelijk gaat het om 400 personen, maar in de krant heeft men het over 135 personen. Klopt dit of klopt dit niet? Het is al te gemakkelijk om deze vraag naar iemand anders door te verwijzen, maar het gaat hier wel om één lastenboek dat, weliswaar gezamenlijk, werd opgesteld.
Een drastische vermindering van het personeel zal de kwaliteit van het verzorgingsaspect tenietdoen waardoor dit eerder een gewone gevangenis zal worden. Ik zal minister Onkelinx hierover straks ook ondervragen.
03.10 Bruno Tuybens (sp.a): Mevrouw de minister, dat is ook een aspect waarmee het Europees Hof rekening houdt. Het Hof heeft, zoals ik daarjuist heb aangegeven, ons land al een paar keer veroordeeld. Als effectief blijkt dat het niet om een gespecialiseerde, maar om een gewone instelling gaat, dan zal de kritiek blijven. Dat zal ook voorwerp blijven uitmaken van potentiële veroordelingen door het Europees Hof.
Ik wil de aandacht van de regering erop vestigen dat die problematiek niet alleen de betrokkenen zelf aangaat, maar ook voor ons land en zijn reputatie kan dat een belangrijk probleem opleveren. Daarom wil ik prioritaire behandeling vragen.
03.11 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik denk dat dit niet alleen belangrijk is voor de publieke opinie.
Het is een verhaal dat al jaren meegaat en dat zowel vanuit het Vlaamse als het federale niveau werd gestuurd. De samenwerking tussen beide niveaus en de vergelijking tussen instellingen in Wallonië en Vlaanderen, en de normeringen aldaar, moeten van hetzelfde niveau zijn, zowel op het vlak van volksgezondheid als op het vlak van justitie. Anders zullen wij nooit de kwaliteit kunnen bieden die wij vanuit de FPC’s moeten bieden.
Bovendien, en daar treed ik de heer Tuybens bij, zijn er nog veel meer anderen in gevangenissen, die niet in Gent of Antwerpen zullen kunnen worden opgevangen, maar aan wie ook een kwalitatieve dienstverlening toekomt.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Éric Jadot à la ministre de la Justice sur "les capacités d'accueil du parc carcéral à l'horizon 2014" (n° 15452)
04 Vraag van de heer Éric Jadot aan de minister van Justitie over "de opvangcapaciteit van de strafinrichtingen tegen 2014" (nr. 15452)
04.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, votre département a recours, depuis février 2010, à la prison de Tilburg pour y envoyer certains détenus et réduire ainsi la surpopulation carcérale dans l'attente de l'ouverture de nouveaux centres pénitentiaires. La prison néerlandaise accueille à l'heure actuelle quelque 650 détenus belges. La délocalisation de ces détenus à Tilburg devrait s'achever au 31 décembre 2013.
Madame la ministre, que prévoit votre département à cette échéance? Disposez-vous de projections des cellules et places disponibles à l'horizon 2014? Les capacités du parc carcéral permettront-elles l'accueil de l'ensemble de la population carcérale?
04.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Jadot, le traité concernant la location de la prison de Tilburg entre la Belgique et les Pays-Bas se termine en 2013. il n'est évidemment pas interdit d'opter pour un nouveau traité si la situation l'exige.
Cette année, la nouvelle prison de Marche-en-Famenne, d'une capacité de 312 places, entrera en service. D'autres ouvertures sont prévues en 2014: les prisons de Beveren et de Leuze-en-Hainaut, chacune d'une capacité de 312 places et le centre psychiatrique fermé de Gand, soit un total d'environ 1 200 places supplémentaires pour une capacité globale de plus de 10 000 places, Tilburg en ce compris.
Cette augmentation ne suffira pas à mettre fin à la surpopulation, mais elle améliorera la situation de manière substantielle, étant entendu que d'autres extensions de capacité sont encore prévues après 2014. La diminution drastique de la surpopulation devra être mise à profit pour résoudre d'autres problèmes liés à ce phénomène.
Vu que cette augmentation de capacité ne prendra réellement effet qu'en 2014, j'ai décidé d'examiner la possibilité d'établir un nouveau traité Tilburg après 2013, au moins jusque fin 2014. Les premières discussions avec les Pays-Bas ont déjà eu lieu. Nous voulions également construire une prison à Termonde, mais à cause de certaines procédures, nous n'avons pas eu la possibilité de commencer. Cela signifie que notre capacité pour 2014 sera moindre que prévu.
04.03 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, vous avez une grande responsabilité. Ce qui se passe actuellement dans les prisons n'est pas normal. Je pense qu'à un moment ou l'autre la situation risque d'exploser. Tilburg, c'est bien, mais j'aimerais que la Belgique exporte des denrées commerciales plutôt que des détenus. Je ne crois pas que cette situation soit idéale.
Je viens de la province de Liège. J'ai visité la prison de Verviers, avant qu'elle ne soit fermée, non pas par les instances fédérales, mais par un bourgmestre socialiste qui estimait qu'il avait une responsabilité civile si le bâtiment s'effondrait. Dans votre masterplan, il n'y a pas de projet pour remplacer la prison de Verviers. Cela veut dire que nous avons un problème. Je ne pense pas que reconduire Tilburg soit la solution. Scripta manent: je vous le dis gentiment aujourd'hui, mais je pense que cela va exploser à un moment!
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Éric Jadot à la ministre de la Justice sur "les détenus germanophones de l'établissement pénitentiaire de Verviers" (n° 15453)
05 Vraag van de heer Éric Jadot aan de minister van Justitie over "de Duitstalige gedetineerden in de strafinrichting te Verviers" (nr. 15453)
05.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, vous n'êtes pas sans savoir que l'arrondissement judiciaire d'Eupen ne comptant aucun établissement pénitentiaire, les condamnés issus de cet arrondissement purgent leur peine à la prison de Verviers, prison qui fermera ses portes en cette année 2013, à la suite de la détérioration des infrastructures.
Madame la ministre, vers quels établissements pénitentiaires les détenus germanophones seront-ils transférés? Ceux-ci seront-ils dispatchés ou, au contraire, regroupés au sein d'un même établissement? Dans l'affirmative, lequel?
Plusieurs de ces détenus sont unilingues germanophones, l'allemand étant encore une des langues nationales.
Que sera-t-il mis en place au niveau du cadre du personnel, des agents pénitentiaires et des agents psychosociaux afin d'assurer l'accompagnement en langue allemande de ces détenus?
05.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, la situation des détenus germanophones a toujours été problématique de par l'absence de prison en Communauté germanophone. Lors de la première phase de la fermeture de la prison de Verviers, les détenus germanophones ont essentiellement été transférés à Lantin. Cela sera sans doute le cas également lorsque la maison d'arrêt de Verviers sera fermée dans le courant de cette année. Je précise que les juges d'instruction gardent le droit de choisir la prison où s'exécute un mandat d'arrêt et qu'un détenu germanophone peut être transféré ailleurs qu'à Lantin lorsque la situation l'impose.
Lantin est situé en Communauté française, la langue administrative y est donc le français. Malgré cela, l'administration pénitentiaire disposait d'une psychologue bilingue mais elle a démissionné et n'a pu être remplacée, notamment faute de candidats. Lantin dispose néanmoins d'une assistante sociale germanophone attachée au service d'aide aux détenus (service de la Communauté) et une assistante sociale du service psychosocial de Lantin maîtrise les bases de la langue allemande. Les entretiens avec les psychologues se déroulent en présence d'un interprète.
La situation n'est pas idéale mais les exigences légales et institutionnelles ne permettent pas de faire mieux.
05.03 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je rencontre les directeurs de prison au quotidien. Ils qualifient la situation d'intenable. Le directeur de la prison de Verviers m'a expliqué qu'un membre du personnel était germanophone et qu'on lui avait retiré sa prime de bilinguisme – mais la Belgique étant complexe, cela ne relève pas forcément de vos responsabilités – parce qu'il était en Communauté française. Or des détenus sont uniquement germanophones. Dès lors, un problème se pose.
Si vous pouviez prendre des contacts à d'autres niveaux (Communautés, gouvernements, majorités) pour que tous se mettent d'accord de faire des choses intelligentes, ce serait bien!
Het incident is gesloten.
- M. Éric Jadot à la ministre de la Justice sur "les processus de radicalisation religieuse présumés au sein des établissements pénitentiaires" (n° 15454)
- M. Fouad Lahssaini à la ministre de la Justice sur "le radicalisme religieux dans les prisons" (n° 15582)
- de heer Éric Jadot aan de minister van Justitie over "de vermeende religieuze radicalisering in de strafinrichtingen" (nr. 15454)
- de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "het fundamentalisme in de gevangenissen" (nr. 15582)
De voorzitter: Vraag nr. 15582 van de heer Fouad Lahssaini wordt ingetrokken.
06.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, la presse se fait régulièrement l'écho d'hypothèses de certains collègues parlementaires, bien ou mal intentionnés, relatives à un processus de radicalisation religieuse des détenus au sein de nos prisons. Il est ainsi fait état de difficultés rencontrées par les directeurs de prison face à des "phénomènes de prosélytisme inquiétants" ou encore "d'influences salafistes menant à des ateliers islamistes" pour reprendre des propos entendus dernièrement. Entre parenthèses, mon collègue Fouad Lahssaini avait aussi déposé une question, mais il se trouve en commission des Relations extérieures. Donc, je me ferai son porte-parole.
Ayant eu l'occasion de visiter de nombreuses prisons situées dans différentes régions du pays et m'entretenant régulièrement avec les directeurs et personnels de celles-ci depuis les trois dernières années, je n'ai pas cette impression.
Madame la ministre, disposez-vous de données permettant d'objectiver ce type d'allégations diffusées dans les médias? Existe-t-il un réel problème de radicalisation religieuse au sein des établissements pénitentiaires? Auquel cas, comptez-vous y remédier? Votre département a-t-il été interpellé par les directions à ce propos? Si oui, quelles mesures avez-vous prises?
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, dans ses rapports annuels de 2010 et 2011, la Sûreté de l'État a indiqué que la radicalisation dans les institutions pénitentiaires belges n'a pas posé de problèmes majeurs, à l'exception de quelques cas davantage liés à des individus précis.
Cela étant, il faut rester vigilant. La population carcérale est fragilisée, et certains de ses membres – en certaines circonstances – présentent des risques de radicalisation. L'incident isolé à Andenne en est une illustration. L'administration pénitentiaire et les directions locales en sont conscientes et prennent les mesures nécessaires quand cela s'impose, par exemple en termes de régime de détention. Des formations et des opérations de sensibilisation à cette question sont également organisées.
Dans le rapport de 2010, la Sûreté de l'État a par ailleurs indiqué avoir établi une concertation structurelle avec la Direction générale des établissements pénitentiaires et d'autres partenaires. Elle a aussi participé à des réflexions internationales sur cette question.
06.03 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. Votre réponse est intelligente. Il s'agit de thèmes très sensibles, qui peuvent être exploités par tous les populismes et tous les extrémismes. Le problème est que, lorsque je mentionne des propos susceptibles de choquer, ils ne viennent même pas du Vlaams Belang, mais de partis démocratiques. C'est donc dangereux!
S'en préoccuper, comme vous le faites, c'est bien. Dénoncer l'inexactitude de certaines informations journalistiques, ce l'est également. C'est pourquoi je vous remercie.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de wijziging in de planning van de bouw van de gevangenis in Antwerpen" (nr. 15480)
07 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la modification du planning de construction de la prison d'Anvers" (n° 15480)
07.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, in de nieuwe gevangenis van Antwerpen hoeft u voorlopig geen moslimextremisme te vrezen, mevrouw de minister, want ze zal er niet meteen komen.
Volgens verklaringen van uw collega van de Regie der Gebouwen, staatssecretaris Verherstraeten, wordt de bouw ervan uitgesteld met een mogelijke vertraging tot drie jaar.
Hoe groot is het bedrag dat inmiddels werd besteed aan de voorbereiding van de bouw van een penitentiaire inrichting te Wilrijk?
Kunt u uitsluitsel geven over een eventuele nieuwe locatie?
Welke invloed heeft dit concreet op de strafuitvoering en de gevangenispopulatie, tenminste op de middellange termijn?
07.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, deze vragen zitten op het snijvlak tussen Justitie en Regie der Gebouwen en zijn lastig te beantwoorden.
De bouw van de nieuwe gevangenis in Antwerpen gaat gepaard met de sluiting van de huidige gevangenis in de Begijnenstraat. Het gaat dus niet om bijkomende capaciteit, wel om een verbetering van de kwaliteit van de detentie en de werkomstandigheden. Het is wel mogelijk dat de Regie der Gebouwen samen met ons beslist om extra capaciteit uit te bouwen als er een goede locatie wordt gevonden.
Eventueel uitstel van de bouw van de nieuwe gevangenis zal dus geen invloed hebben op de strafuitvoering noch op de gevangenisbevolking. Ik kan u voorlopig nog geen uitsluitsel geven over de nieuwe locatie. Voor details moet ik u doorverwijzen naar collega Verherstraeten.
07.03 Bert Schoofs (VB): Ik hoop dan wel dat de nodige onderhoudswerken gebeuren en dat er in Antwerpen geen capaciteit zou verloren gaan als gevolg van veroudering. Ik ben al lang geen advocaat of praktiserend jurist meer maar ik ben ooit mijn stage begonnen in Antwerpen en ben vaak in die gevangenis geweest. Die was toen al niet meer nieuw. Het uitblijven van onderhoudswerken zou wel voor problemen kunnen zorgen.
Ik wend me voor het overige tot de staatssecretaris.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de maatregelen ter bescherming van de persoonlijke vrijheid van Michelle Martin" (nr. 15492)
08 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les mesures de protection de la liberté individuelle de Michelle Martin" (n° 15492)
08.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik stel deze vraag voor de volledigheid. Ik heb ze al gesteld aan wie het evident was om ze eerst te stellen, namelijk uw collega van Binnenlandse Zaken, minister Milquet, bevoegd voor politie.
De politie is bevoegd voor bescherming. Ik wil weten of er bij Justitie niet de een of andere cel of dienst is die instaat voor beschermingsmaatregelen van personen zoals Michelle Martin. Moet het veiligheidskorps niet bepaalde taken vervullen wanneer de dame in kwestie naar zee trekt en zich daar de haren laat kappen of een restaurant bezoekt?
Er zijn altijd gekken die op ideeën kunnen komen die niet passen binnen een rechtsstaat en die een eigen richting zouden kunnen inslaan. Iedereen herinnert zich nog de taferelen aan het klooster van Malonne.
Dit is een vraag om volledige informatie. Zijn er maatregelen ter bescherming van de vrijheid van Michelle Martin via een algemeen of bijzonder regime bij de diensten van Justitie? Hoeveel zouden de kosten daarvan desgevallend bedragen?
08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Schoofs, bij Michelle Martin worden de gebruiksregels van begeleiding van justitiabelen met voorwaardelijke invrijheidsstelling toegepast.
Er zijn dan ook op regelmatige basis contacten met de politiediensten van Namen. Er werden geen specifieke veiligheidsmaatregelen genomen ten aanzien van de bescherming van de persoonlijke veiligheid van Michelle Martin.
08.03 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor de volledigheid.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de toekomst van het federaal detentiecentrum te Tongeren" (nr. 15523)
09 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "l'avenir du centre de détention fédéral de Tongres" (n° 15523)
09.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag hendelt over de situatie van het federaal detentiecentrum in Tongeren, waar er een beneden- en een bovenverdieping is.
De instelling was bedoeld voor uit handen gegeven jongeren en ook als buffercapaciteit voor De Grubbe in Everberg ingeval er ginds te veel jongeren vanuit de Vlaamse Gemeenschap zouden moeten worden opgevangen. In Tongeren was immers ruimte beschikbaar.
Er was inderdaad discussie over de vraag om in beide mogelijkheden te voorzien. Ik weet dat Vlaanderen vooral bezorgd was dat er toch nog voldoende buffercapaciteit zou overblijven, zelfs indien u het gebouw zou herschikken.
Op 8 januari 2013 is een koninklijk besluit verschenen waarin u de capaciteit van 34 naar 20 plaatsen terugschroeft en u nog 4 bufferplaatsen voor Everberg vooropstelt.
Op welke manier zal u het gebouw en de vrijgekomen capaciteit in Tongeren gebruiken? Zal u de bovenverdieping gebruiken, waarvan vroeger al sprake is geweest? Zal u de bovenverdieping als gevangenis voor primodelinquenten gebruiken? Welke leeftijdsbegrenzing wil u vastleggen? Op welke manier zal u de groep in kwestie omschrijven?
Ten tweede, ik heb de bekommernis om aan de internationale verplichtingen te kunnen blijven voldoen, met name om bij de vrijheidsberoving minderjarigen en volwassenen gescheiden te houden.
Welke garanties biedt u dat het aanwezige Vlaamse team dat op dit moment in Tongeren werkt, er ook in optimale omstandigheden kan blijven werken?
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de instelling in Tongeren werd in 2009 opgericht. Zij had tot op heden een dubbele bestemming. Zij biedt onderdak aan jongeren die uit handen waren gegeven omdat zij zware feiten hadden gepleegd en ze zorgt eveneens voor een buffercapaciteit voor jongeren uit de gesloten federale instelling in Everberg.
Het gebeurde echter zelden dat jongeren van Everberg werden geplaatst. Daardoor bleven een negentiental cellen op de eerste verdieping onbenut, wat in tijden van overbevolking in de gevangenissen moeilijk aanvaardbaar is.
Daarom volgde de beslissing waarvan sprake.
In Tongeren worden vijftien gelijkvloerse cellen door uit handen gegeven minderjarigen bewoond. Negentien vrije cellen kunnen nu naar een andere doelgroep gaan, zijnde naar jonge primodelinquenten. Het gaat om jongvolwassenen tussen 18 en 23 jaar oud die hun eerste criminele feiten hebben gepleegd.
Dat alles is in goed overleg met de Vlaamse minister van Welzijn gebeurd.
Ik benadruk ook dat vier plaatsen worden gereserveerd als buffercapaciteit voor jongeren uit Everberg.
Er is geen reden om aan te nemen dat de internationale verplichtingen hierdoor zouden worden geschonden. Ook in het vroegere systeem woonden twee verschillende categorieën samen zonder met elkaar in contact te treden.
Sowieso worden maatregelen genomen om de scheiding van jongeren en volwassenen te vrijwaren. Wat de praktische organisatie betreft, zal het EPI de beweging en activiteiten zo organiseren dat contact tussen beide groepen wordt vermeden. Indien de buffer van vier plaatsen opnieuw wordt gebruikt, zal geëvalueerd worden of er nog extra maatregelen nodig zijn om de scheiding te garanderen zoals bijvoorbeeld afschermende panelen die het zicht nog meer verhinderen. Er wordt gewerkt met de leeftijdscategorisering van jongvolwassenen, de primodelinquenten, en alleszins wordt vermeden dat oudere delinquenten in Tongeren worden gehuisvest.
09.03 Sonja Becq (CD&V): Moet ik daaruit begrijpen dat die vier bufferplaatsen op de eerste verdieping komen, waar de primodelinquenten zitten? Ik zag dit perfect zitten met buffercapaciteit op het gelijkvloers en de primodelinquenten op de eerste verdieping. Ik leid uit uw antwoord echter af dat de buffercapaciteit op de verdieping zit, bij de primodelinquenten. Dan maakt u het zichzelf moeilijk.
09.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik zal dit nagaan, want hierover heb ik geen zekerheid. Ik begrijp uw bezorgdheid voor de gescheiden ruimtes.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de minister van Justitie over "de oprichting van een nationaal mensenrechteninstituut" (nr. 15557)
10 Question de M. Bruno Tuybens à la ministre de la Justice sur "la mise en place d'une institution nationale des droits de l'homme" (n° 15557)
10.01 Bruno Tuybens (sp.a): Mevrouw de minister, in het federaal regeerakkoord staat vermeld dat in overleg met de Gewesten en de Gemeenschappen in ons land een nationale mensenrechtencommissie wordt opgericht. Die zinsnede kwam onder meer in het regeerakkoord omdat ons land tijdens de laatste Universal Periodic Review in de VN-Mensenrechtenraad op de vingers werd getikt. Ons land behoort tot de weinige landen die nog geen onafhankelijk mensenrechteninstituut hebben opgericht met een A-status op basis van de Paris Principles. Na de zomervakantie dit jaar is er een tussentijds verslag van de UPR-aanbevelingen voor ons land gepland, in Genève, waar onze minister van Buitenlands Zaken in principe een tussentijds verslag zal aanbieden.
Ik heb de volgende vragen.
Kunt u mij meer informatie geven over de huidige stand van zaken van de voorbereiding en de timing van de oprichting van die nationale mensenrechtencommissie? Wat zijn de eventuele externe factoren waaraan de timing onderhevig zou kunnen zijn? Bovendien, en in dat kader, wat is de huidige stand van zaken, wat het departement Justitie betreft, van het ratificatieproces van het Protocol bij het VN-Verdrag voor Burgerlijke en Politieke Rechten, waarvan de ratificatie gevraagd is in een resolutie die door de Kamer van volksvertegenwoordigers op 20 juli 2011 werd goedgekeurd.
10.02 Minister Annemie Turtelboom: Het regeerakkoord voorziet inderdaad in de oprichting van een nationale mensenrechtencommissie in overleg met de Gemeenschappen en de Gewesten. Er zijn daarvoor al verschillende stappen genomen. Het overlegcomité heeft op 23 juli 2012 het werkkader dienaangaande bepaald. Een interfederale werkgroep werd vervolgens opgericht op initiatief van mezelf en de minister van Gelijke Kansen en met de vertegenwoordigers van de eerste minister, de vice-eersteministers, de Gemeenschappen en de Gewesten.
Deze werkgroep heeft als mandaat tegen 30 juni 2013 een ontwerp van samenwerkingsakkoord op te stellen, houdende de oprichting van een interfederaal koepelinstituut voor de mensenrechten. Deze toekomstige koepelinstelling zal het interfederale Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, het interfederale Instituut voor gelijkheid van mannen en vrouwen, evenals het Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel omvatten. Hierbij zal voldoende zichtbaarheid worden gegeven aan specifieke doelgroepen zoals kinderen, personen met een handicap, enzovoort.
Zoals het regeerakkoord voorschrijft moet ook rekening worden gehouden met andere bestaande instellingen, zowel op het niveau van de deelstaten als op federaal niveau, die al een mensenrechtenmandaat uitoefenen.
De interfederale werkgroep buigt zich dus over deze problematiek. De vooruitgang van de werkzaamheden wordt momenteel geconditioneerd door de kwestie van de interfederalisering van het Centrum voor de gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding waarvoor wij wachten op het advies van de Raad van State.
Op uw vraag over het ratificatieproces van een protocol bij het VN-verdrag over burgerlijke en politieke rechten, kan ik antwoorden dat er momenteel geen protocol bestaat dat nog niet door België werd bekrachtigd. U doelt wellicht op het optioneel protocol van 10 december 2008 bij het VN-verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Dit bekrachtigingsdossier wordt door de FOD Economie getrokken.
10.03 Bruno Tuybens (sp.a): Wat dat laatste betreft hebt u gelijk. Het gaat over de OPCAT.
10.04 Minister Annemie Turtelboom: In dat dossier is de FOD Economie de voortrekker.
10.05 Bruno Tuybens (sp.a): Nu zijn wij in een Babylonische spraakverwarring aanbeland. Er is een internationaal verdrag over sociaal, economische en culturele rechten. Er is effectief een protocol nog niet geratificeerd. De FOD Tewerkstelling moet daarin effectief de lead nemen. Er is ook een protocol bij de OPCAT dat nog niet is geratificeerd. De oprichting van het nationaal mensenrechteninstituut is daarin vervat. De oprichting van een nationale mensenrechtencommissie is een van de elementen in een protocol dat door ons land nog niet is geratificeerd. Er staat effectief nog een protocol open waarvan wij de ratificatie nog niet hebben afgewerkt. Dat is jammer want wij hebben in september 2009 het optionele protocol ondertekend, maar het protocol als dusdanig is er nog niet.
Ik dank u trouwens logischerwijze ook voor uw antwoord. Ik ben blij dat de interfederale werkgroep zijn werkzaamheden voortzet.
Mevrouw de minister, de nationale mensenrechtencommissie mag echter niet alleen of niet uitsluitend de rol van koepel van diverse, bestaande instellingen inhouden. Volgens de Paris Principles moet de nationale mensenrechtencommissie immers effectief ook een eigen agenda kunnen bepalen. Met andere woorden, wanneer de nationale mensenrechtencommissie zou oordelen dat zij bepaalde controleacties of bepaalde thema’s moet uitwerken, moet zij daartoe ook de kans krijgen. Het is dus een nationaal mensenrechteninstituut dat ook een eigen agenda kan bepalen en uitwerken. De nationale mensenrechtencommissie mag dus niet uitsluitend beperkt blijven tot de koepelfunctie waarnaar u in uw antwoord verwijst.
Ik hoop dat wij de datum van 30 juni 2013 effectief halen. Ik herhaal nogmaals waarom. Vanaf september 2013 is er de tussentijdse opvolging van de 88 UPR-aanbevelingen, die door België zijn goedgekeurd. In bedoelde aanbevelingen komt een en ander aan bod. Het zou goed zijn om in september 2013 in Genève te kunnen aangeven waar wij in het bewuste dossier staan.
Ik dank u in ieder geval voor uw antwoord.
L'incident est clos.
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de screening van de gevangenispopulatie op vluchtgevaar en de databank van gedetineerden" (nr. 15561)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "het uniform screenen van vluchtgevaarlijke gedetineerden" (nr. 15596)
- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "l'analyse du risque d'évasion au sein de la population carcérale et la banque de données des détenus" (n° 15561)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "le screening uniforme de détenus susceptibles de s'évader" (n° 15596)
11.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, het directoraat-generaal van het gevangeniswezen screent op dit ogenblik de hele gevangenispopulatie, meer dan 11 500, op vluchtgevaar. De bedoeling van deze screening is om een lijst van risicogevangenen op te stellen en toekomstige ontsnappingen te vermijden.
Vandaag heeft elke gevangenis nog zijn eigen manier om gegevens en details van gevangenen te bewaren. Het probleem is dat de informatiedoorstroming tussen gevangenissen onderling heel stroef verloopt en dan krijgt men soms een verkeerde inschatting van het vluchtgevaar. Dat euvel zou nu door de centrale lijst moeten worden verholpen.
Het is zeer positief dat er aan een uniform systeem van informatievergaring wordt gewerkt. De vraag is natuurlijk of de informatie over de gevangenen wel correct en adequaat is.
Naar aanleiding van vragen in deze commissie over eerdere ontsnappingen bleek dat Justitie zeer slecht op de hoogte is van de achtergrond van haar gevangenen. Twee gevangenen in Merksplas bleken veel meer op hun kerfstok te hebben dan gedacht waardoor ze gemakkelijk ontsnapten. Zij hadden daar dus nooit mogen zitten. Daaruit bleek ook dat de informatiedoorstroming van de politie en het gerecht naar de penitentiaire inrichtingen soms mank liep.
De databanken van het gevangeniswezen, de politie en het strafregister zijn niet aan elkaar gekoppeld.
Uw voorganger concludeerde daaruit dat er een databank van gevangenen moest worden aangelegd. Deze nieuwe databank zou het bestaande SIDIS-project moeten vervangen. Uw voorganger zei daarover ook nog dat als men die databank wil beheren en men daaraan een risico-inschatting wil toevoegen, dat moeten gebeuren via een nieuw te installeren dienst, waarvoor dan weer de nodige wetgeving moest worden voorbereid.
Wij weten alleszins dat niet alle gevaarlijke gevangenen in een grote supergevangenis zullen worden ondergebracht, maar dat ze worden gespreid. Die gegevens zijn dus belangrijk.
Een ander vaststaand gegeven is dat het aantal ontsnappingen elk jaar daalt. De pogingen tot ontsnapping zijn wel niet in die cijfers opgenomen. Het zou interessant zijn om daarvan ook een beeld te krijgen.
Mevrouw de minister, kunt u meer informatie verschaffen over de screening die momenteel wordt doorgevoerd en de databank waarin deze gegevens zullen worden opgeslagen en verwerkt? Gaat het gewoon om een overkoepelende databank die alle huidige gegevens van de gevangenissen uniform maakt of wordt elke gevangene opnieuw en uitvoerig gescreend zodat wij de juiste en adequate en recentste details hebben?
Op welke wijze zal de databank ook de gegevensuitwisseling met de politie en het gerecht verbeteren?
Wordt de databank verbonden aan de databanken van de politie en die van het strafregister? Is het werkelijk de opvolger van het voorgaande project dat aanvankelijk was gepland? Zal deze databank ook voor een beter detentiebeheer zorgen? Ik denk dat dit belangrijk is als wij ooit tot het detentieplan zouden komen. Dan zal dit een belangrijke aanzet zijn.
Is de oorspronkelijke deadline van 2013 nog realistisch?
Wie zal de databank beheren? Zal u opteren voor een nieuw op te richten dienst? Zo ja, is het nodige wetgevend initiatief hiervoor reeds in orde?
Vervolgens, op welke wijze zal de verdeling van de risicogevangenen over de verschillende penitentiaire instellingen verlopen? Wordt daarvoor een specifiek criterium gebruikt? Zo ja, welk? Zullen gevangenen met een verhoogd risico van ontsnappen een aangepast regime krijgen binnen die gevangenissen?
Tot slot, kunt u misschien het aantal pogingen tot ontsnappen en het aantal verijdelde ontsnappingspogingen uit de Belgische gevangenissen weergeven? Misschien moet u het antwoord hierop achteraf schriftelijk meedelen, daar heb ik geen bezwaar tegen. Zijn daar ook gewonden bij gevallen, gezien de huidige tendens van gebruik van geweld bij een ontsnapping? Ik had daar graag wat cijfermateriaal over gekregen maar ik het begrijp het als u mij dat later moet bezorgen. Dat is voor mij geen probleem. Ik hoop echter dat u die cijfergegevens hebt want ik meen dat we daaruit iets zouden kunnen leren.
11.02 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het plan van het directoraat-generaal van het gevangeniswezen om vluchtgevaarlijke opgesloten criminelen voortaan volgens een bepaald uniform systeem te screenen en op te bergen, werd in de pers uitgebreid voorgesteld. In principe stemt dit plan ons allemaal gelukkig, ware het niet dat er nog onduidelijke factoren bleven.
Duidelijk is bijvoorbeeld dat het individueel bijgehouden screeningsysteem van de gevangenissen in het verleden foute gegevens bevatte. Criminelen waren veel gevaarlijker dan uit bijeengesprokkelde informatie bleek. Tevens werd duidelijk dat bijvoorbeeld in het Brusselse bepaalde informatiestromen stokten, waardoor beslissingen werden genomen op basis van achterhaalde of onjuiste informatie. Het is uw doel om gedetineerden met vluchtgedrag te kunnen benoemen en in een aangepast gevangenisregime te kunnen voorzien. Het gevangeniswezen wordt nog steeds te vaak geconfronteerd met te veel ontsnappingen: dat cijfer moet worden teruggedrongen.
U wilt deze gedetineerden met uitgesproken vluchtgedrag niet in één supergevangenis onderbrengen. Wat is dan wel uw bedoeling? Wilt u ze verspreiden over verschillende gevangenissen? Hoe zal dat gebeuren? Op basis van welke criteria worden er aparte vleugels ingericht?
Het is de bedoeling een lijst aan te leggen van gedetineerden die hun straf overduidelijk willen ontlopen. Wordt er met die lijst verder iets gedaan? Worden die gevangenen op een andere manier bewaakt?
Op welke manier zal het uniform systeem door het directoraat-generaal worden opgesteld? Wordt er een nieuwe databank gecreëerd? Gebeurt dat in samenwerking met de politie?
Hoe zal men de fouten van het individueel systeem per gevangenis vermijden? Hoe zal men ervoor zorgen dat de informatiestroom sneller wordt en niet opdroogt? In het Brusselse is dat in het verleden enkele keren gebeurd met vrij dramatische gevolgen.
11.03 Minister Annemie Turtelboom: De opmaak van een lijst van risicogedetineerden, waaronder de vluchtgevaarlijke, is inderdaad een van de vele initiatieven die genomen worden tegen ontsnappingen. Het directoraat-generaal penitentiaire inrichtingen had immers vastgesteld dat de gegevens en de informatie over de vluchtgevaarlijke gedetineerden onvoldoende gecentraliseerd was en dat er te weinig uniformiteit was.
De bedoeling is dus om een centraal gouden register op te maken waarin alle vluchtgevaarlijke gedetineerden als dusdanig geïdentificeerd en opgevolgd kunnen worden en onder bepaalde veiligheidsmaatregelen geplaatst kunnen worden wanneer dit noodzakelijk is. De lijst wordt momenteel opgemaakt en zal dynamisch aangepast worden.
Concreet betekent dit dat elk dossier van een gedetineerde gescreend wordt door de regionale directies op voorstel van de directies of andere diensten van de penitentiaire administratie. Dit alles gebeurt op basis van een aantal objectieve en uniforme criteria. De kern van de procedure ligt eigenlijk hier: voortaan heeft de administratie een objectieve en uniforme methode om inhoudelijk te bepalen wie als gevaarlijke gedetineerde beschouwd moet worden en waarom.
De eerste fase was het bepalen van die criteria. Dit is ondertussen gebeurd. Ik kan uiteraard geen details geven over die criteria zelf, maar het is duidelijk dat er bijvoorbeeld rekening wordt gehouden met een vroegere ontsnapping.
De tweede fase die thans bezig is, is de screening van elk individueel dossier en het opmaken van de lijst zelf. Zoals eerder gezegd spelen de directies bepaalde diensten van het centraal bestuur van het directoraat-generaal penitentiaire instellingen en de regionale directie hierin een rol. De lijst zou op heel korte termijn volledig afgerond moeten zijn.
De derde fase is uiteraard het dynamisch bijhouden van de lijst en waar nodig het aanpassen van de lijst. Hiervoor is ook een ICT-tool opgemaakt. Dat is apart van de SIDES-suite dat een veel ruimer programma is en dat voor alle gedetineerden is bestemd. Het is wel zo dat er een link bestaat tussen beide, maar dit moet nog verder geoperationaliseerd worden. De productie van de SIDES-suite is momenteel aan de gang.
De lijst maakt twee zaken mogelijk. Ten eerste, bepalen welke gedetineerden onder individueel bijzonder veiligheidsregime geplaatst moeten worden en indien nodig naar een bijzondere afdeling overgebracht moeten worden. Ten tweede, het strikt opvolgen van de andere gedetineerden vanuit de directies en de regionale directie.
Over de verdeling van de gevaarlijke gedetineerden is er een misverstand. Het gaat over de huidige situatie. Het feit dat zij momenteel verdeeld worden over een vrij groot aantal gevangenissen heeft te maken met de infrastructuur waarover wij momenteel beschikken. Ik heb al een aantal keren gemeld dat het huidige systeem herzien moet worden maar dat men daarvoor natuurlijk de aangepaste infrastructuur nodig heeft. Mijn administratie werkt nu aan de oprichting van secties om een aantal risicogedetineerden op te vangen. Dit dossier ligt ook bij de Regie der Gebouwen omdat er soms aanzienlijke werken moeten uitgevoerd worden om de veiligheid en de correcte werking van de secties te kunnen garanderen.
Daarnaast bestaat er een project om de toekomstige A-Achêne om te bouwen tot een zeer hoogbeveiligde instelling. Ook in de gevangenissen die momenteel gebouwd worden, wordt er gekeken naar een aangepaste opvang van gevaarlijke gedetineerden.
Het is de bedoeling om een aangepast beveiligd regime te bieden aan diegenen voor wie dat echt nodig is, zonder dat de andere gedetineerden en personeelsleden daarvan de gevolgen moeten dragen. Ik ben immers voorstander van een gedifferentieerde aanpak van hoge tot zeer hoge veiligheid voor diegene die echt gevaarlijk zijn tot een lage veiligheid voor diegene die weinig tot geen gevaar betekenen.
11.04 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Ik heb u goed begrepen dat de criteria bepaald zijn en dat elk dossier nu wordt gescreend. Ik neem aan dat dit allemaal op basis van huidige, nieuwe gegevens is en dat men niet voortgaat op oude, niet meer geactualiseerde gegevens. Dat is al zeker positief.
Dat u het gedifferentieerd wilt aanpakken, dat kunnen we alleen maar toejuichen.
U spreekt over een aparte ICT-tool. Misschien heb ik dat onvoldoende gehoord, maar de gegevensuitwisseling naar politie en gerecht worden daar allemaal aan gekoppeld zodat dit duidelijk wordt opgevolgd. Is dat zo, mevrouw de minister?
Ten slotte, de cijfers…
11.05 Minister Annemie Turtelboom: Die zal ik u schriftelijk bezorgen. Ik zal ze opvragen, maar in het korte tijdsbestek was dat onmogelijk.
11.06 Sophie De Wit (N-VA): Dat begrijp ik, ik heb daartegen geen enkel bezwaar, maar ik hoop toch dat ik ze kan krijgen. Bij mij is eigenlijke de interactie tussen de verschillende databanken van de actoren van Justitie ook een belangrijk gegeven, maar daar heb ik – tenzij ik mij vergis – geen informatie over gekregen. Dat is volgens mij een essentiële schakel in het ganse gebeuren.
11.07 Peter Logghe (VB): Ik dank de minister voor haar antwoorden.
Bedankt ook voor de uitleg in verband met de fasering van uw plan. Ik heb van u het nieuws gehoord over die derde fase. Wat hierop moet volgen is natuurlijk die vierde fase, de bijzondere individuele beveiliging. Ik ben ook blij dat u daarover een antwoord hebt gegeven.
Wat ik mij nog afvraag, mevrouw de minister: u zegt de gevangenissen nog moeten aangepast worden aan die hogere beveiliging en ik hoor u dan één gevangenis bij naam noemen. Ik ga er dan vanuit dat het uw bedoeling is om die gevangenen, die vluchtgevaarlijke gedetineerden zoals ze worden genoemd, op te vangen in die ene hoogbeveiligde gevangenis. Of zegt u neen, het is de bedoeling dat ze verspreid blijven.
Als ze inderdaad in die ene gevangenis worden opgevangen, allemaal dan, heeft u dan een raming of een zicht over hoeveel mensen het in de praktijk gaat in uw becijfering?
11.08 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb gezegd dat de lijst op heel korte termijn wordt afgerond en pas dan kan men natuurlijk over de gegevens beschikken.
Maar ik benadruk dat het een dynamische lijst is. Dat is ook de reden waarom is zo nadrukkelijk op die derde fase heb gewezen.
11.09 Peter Logghe (VB): Komen ze allemaal in één gevangenis?
11.10 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb ernaar verwezen dat wij dat aan het bekijken zijn maar dat wij daarvoor de gepaste infrastructuur moeten hebben. Op dit moment zijn ze verspreid over veel gevangenissen omdat we die infrastructuur niet hebben. We zijn die analyse wel aan het maken of dat op termijn mogelijk is omdat dit ook veel beter zou zijn in een differentiatie van het gevangenisarsenaal.
11.11 Peter Logghe (VB): Wij gaan dat verder opvolgen, dank u wel.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de minister van Justitie over "de betrokkenheid van Vietnamezen bij de cannabisteelt in ons land" (nr. 15660)
12 Question de Mme Daphné Dumery à la ministre de la Justice sur "l'implication de Vietnamiens dans la culture du cannabis dans notre pays" (n° 15660)
12.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, onlangs heeft de federale politie tijdens een grensoverschrijdende actie in samenwerking met de Nederlandse politie, een aantal Vietnamese burgers opgepakt in verband met het runnen van grootschalige cannabisplantages. Het fenomeen van Aziatische, en dan vooral Vietnamese, bendes is misschien nieuw voor de media in ons land, maar in het buitenland kent men die trend al langer. Ik heb hier reeds een vraag gesteld over acties die in Groot-Brittannië worden ondernomen en de impact daarvan voor het vasteland. De cannabisplantages van de Vietnamese bendes hebben niet alleen te maken met cannabis, maar ook met illegale immigratie, mensenhandel, kinderarbeid, slavernij, prostitutie en gokcircuits. Dat zijn de nevenactiviteiten van de bendes, die ook grensoverschrijdend actief zijn.
Is er een toename van het aantal feiten gepleegd door Vietnamezen, of personen van Vietnamese origine, in ons land? Hebben uw diensten dat kunnen vaststellen? In welke sectoren? Kunt u dat toelichten?
Kunnen de personen die werden opgepakt bij de recente inval in de plantages in Luik, Herentals, Opglabbeek en Hoei in verband worden gebracht met andere feiten? Zo ja, welke?
Kunt u een overzicht geven van het aantal opgepakte verdachten en hun nationaliteiten?
Zijn er bij de personen die werden opgepakt ook niet-Europese personen waarvan kan worden vermoed dat zij het slachtoffer zijn van mensenhandel? Kunt u dat toelichten? Werd een procedure opgestart om hun bescherming te geven?
Welke diensten waren betrokken bij de invallen in Luik, Herentals, Opglabbeek en Hoei? Hoe is de samenwerking met Nederland verlopen?
12.02 Minister Annemie Turtelboom: De vraag over een mogelijke toename van het aantal feiten gepleegd in het land door Vietnamezen of personen van Vietnamese afkomst moet met cijfers worden beantwoord. Het openbaar ministerie beschikt niet over een informaticatool die op een dergelijk korte termijn kan worden ingezet om dit soort vragen te beantwoorden.
Ik heb evenwel informatie opgevraagd bij de vier procureurs des Konings die werkzaam zijn in de arrondissementen die bij de feiten betrokken zijn. Twee van hen hebben aangegeven dat er Vietnamese onderdanen betrokken zijn bij de ontdekking van de cannabisplantages in 2011. In het gerechtelijke arrondissement Hoei ging het om dode plantages. Er was geoogst en het materiaal was achtergelaten. In 2012 ging het over het gerechtelijke arrondissement Tongeren.
Het dossier wordt in Luik onderzocht. Het onderzoeksgeheim is erop van toepassing. 16 personen zijn onder aanhoudingsbevel geplaatst: 2 Belgen, 2 Nederlanders en 12 personen van Vietnamese herkomst. 2 andere Aziaten zijn ter beschikking gesteld van de Dienst Vreemdelingenzaken. 2 andere personen van Vietnamese herkomst zijn in Berlijn gearresteerd en worden binnenkort aan de Belgische autoriteiten uitgeleverd.
Onder de gearresteerde personen bevinden zich geen niet-Europese slachtoffers van mensenhandel. Het parket te Luik en de Belgische federale gerechtelijke politie hebben samengewerkt met het parket van Maastricht en de Limburgse politie die met de Nederlandse kant van de zaak waren belast.
De procureur des Konings te Luik heeft de gerechtelijke en politionele samenwerking tussen de Belgische en Nederlandse diensten als opmerkelijk omschreven.
12.03 Daphné Dumery (N-VA): Ik dank de minister voor haar antwoord en vooral ook voor het feit dat het hier wel duidelijk is dat die samenwerking met de Nederlandse en Duitse politiediensten haar vruchten heeft afgeworpen. Ik meen dat die internationale samenwerking van groot belang is als het gaat om criminele activiteiten van dergelijke aard.
Ik meen ook dat wij prioriteit moet geven aan die cannabisplantages. Wij stellen vast dat dit ook in andere landen speelt. Dit thema kan misschien worden meegenomen naar de volgende Europese Raad van Ministers om te bekijken of de samenwerking kan worden geïntensifieerd en of hiervan een prioriteit kan worden gemaakt.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de evaluatie van de wet op de continuïteit van ondernemingen" (nr. 15676)
13 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "l'évaluation de la loi sur la continuité des entreprises" (n° 15676)
13.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, een tijdje geleden heb ik uw collega van Economie verkeerdelijk ondervraagd over de evaluatie van de wet op de continuïteit van de ondernemingen. Die wet voorziet in een doorstart voor ondernemingen in moeilijkheden. Ze moeten een herstelplan opstellen en er wordt een beschermingsperiode voor openstaande schulden gecreëerd.
Verschillende waarnemers en specialisten op dat vlak hebben intussen gewezen op misbruiken. Er moet dringend een bijsturing komen, zeker als men de recente faillissementcijfers ziet.
Ook al hoef ik die cijfers niet onder de aandacht te brengen, ik doe het toch kort. Er is een stijging van het aantal faillissementen in januari met 40 % ten opzichte van januari vorig jaar. Ik meen dat het een gerechtvaardigde vraag is om in dat verband de evaluatie van de wet op de continuïteit van de ondernemingen onder de loep te nemen.
Uw collega van Economie bevestigde dat er aanpassingen in een wetsontwerp waren gegoten. Dat wetsontwerp zelf zou goedgekeurd zijn door de Ministerraad op 21 of 22 december. Het zou overgelegd zijn aan de Raad van State. Als de Raad van State geen zware opmerking maakte, zouden wij de aanpassingen begin februari kunnen bespreken in de commissie. We zijn intussen al halverwege februari en we horen daar niets over. Ik dacht dus maar even aan de bel te moeten trekken.
Mevrouw de minister, drie vierde van de ondernemingen die een beroep doen op de WCO, gaat alsnog over de kop. Men kan dus de vraag stellen wat er hier verkeerd loopt. Blijkbaar wordt die doorstart immers niet gehaald.
Ten tweede, volgens bepaalde deskundigen wordt de WCO gebruikt – en volgens sommigen misbruikt – door ondernemingen die al virtueel failliet zijn. Met andere woorden, misschien moet er vanwege de betrokken bedrijfsleiders een duidelijker financieel engagement worden gevraagd.
Ten derde, moet er geen ruimere rol worden toebedeeld aan de handelsrechtbank? Moet zij het faillissement van een bedrijf niet kunnen uitspreken als zij die gegevens voor zich ziet liggen en niet anders kan dan vaststellen dat er daadwerkelijk een faillissement is? Zou zij door het faillissement van die bedrijven uit te spreken gezonde bedrijven niet kunnen beschermen tegen verdere wanbetaling?
Ten vierde, in welk stadium van de evaluatie zitten we momenteel? Waar blijft het wetsontwerp en in welke richting gaan de voorstellen? Wanneer kan de commissie zich uitspreken over de voorstellen?
Ik kijk uit naar uw antwoord, want elke maand die voorbijgaat, is een verloren maand.
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Volgens Graydon werden in totaal 1 569 van de 3 630 bedrijven waaraan uitstel werd verleend tijdens de eerste drie jaren van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen, failliet verklaard. Dat is dus een totaal van 43,2 % In 2009 ging het om 427 geopende dossiers, in 2010 om 706 gestarte dossiers en in 2011 waren het er 436.
Tijdens de evaluatie van de wet hebben de deskundigen vastgesteld dat de ondernemers wel degelijk een beroep doen op de wet, maar vooral te laat. Er moet dus bijzondere aandacht gaan naar preventie, alsook naar een snellere opsporing van de ondernemingen in moeilijkheden.
In het wetsontwerp, dat al de Ministerraad is gepasseerd, waarover de Raad van State al advies heeft gegeven – wij zijn dat advies nog aan het verwerken – en dat in een eindfase zit, wordt met die toestand rekening gehouden.
In 2009 beoogde de wetgever zoveel mogelijk ondernemingen te redden, waarbij het faillissement niet uitsloot dat een procedure van gerechtelijke reorganisatie kon worden geopend. Tijdens de evaluatie van voornoemde wet hebben de deskundigen ook aandacht gehad voor de in de praktijk vastgestelde gevallen van misbruik. Teneinde ongepaste en misleidende vorderingen tot gerechtelijke reorganisatie te voorkomen, werd meer aandacht geschonken aan de documenten die moeten worden voorgelegd bij een vordering tot gerechtelijke reorganisatie op straffe van niet-ontvankelijkheid van de vordering.
Daarnaast werd eveneens in een versterking van de rol van de cijferberoepen voorzien, wat een duidelijker engagement van de ondernemingen vereist. Krachtens artikel 41 van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen kan de rechtbank de voortijdige beëindiging van de procedure bevelen en het faillissement uitspreken wanneer de schuldenaar kennelijk niet meer in staat is de continuïteit van het geheel of een gedeelte van zijn onderneming of van haar activiteiten te verzekeren, overeenkomstig het doel van de procedure. Hetzelfde geldt wanneer de schuldenaar de in artikel 17, alinea 2, eerste tot negende lid, bepaalde stukken niet heeft ingediend, binnen een termijn van 14 dagen na de overlegging.
Zoals ik daarnet heb gezegd, wordt het ontwerp van wet op het moment aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State. Het zal zo snel mogelijk naar het Parlement komen. De aangebrachte wijzigingen beogen onder andere een grotere doeltreffendheid, een betere bescherming van de schuldeisers, in het bijzonder een betere toegang tot het dossier, een nadere omschrijving van de begrippen en van de procedureregels en een versterking van de rol van cijferberoepen.
13.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord.
Ik ben blij dat u mijn bezorgdheid deelt dat problemen sneller opgespoord moeten worden en dat wij er vooral voor moeten zorgen dat bepaalde gezonde bedrijven niet ongezond worden door het te lang aanslepen van de procedures uit de wet op de continuïteit van de ondernemingen. In dat verband is het natuurlijk belangrijk dat de handelsrechtbank de knipperlichten, als die al aangaan, zeer snel kan detecteren.
Misschien moeten wij het aantal knipperlichten verhogen, mevrouw de minister, zodat de handelsrechtbanken sneller kunnen optreden.
Ik kijk uit naar uw aanpassingen van de wet op de continuïteit van de ondernemingen. Ik veronderstel dat die in de komende weken naar onze commissie zullen komen.
13.04 Minister Annemie Turtelboom: (…)
13.05 Peter Logghe (VB): Dat is geen enkel probleem. Ik zal graag de bespreking van de wetswijzigingen bijwonen.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "recidive" (nr. 15677)
14 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la récidive" (n° 15677)
14.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in een onbewaakt moment hebt u het zelf ook eens toegegeven, recidive is een probleem in dit land. Bijzonder veel criminele daden worden immers gepleegd door recidivisten. Het is ook een probleem omdat op het vlak van recidive bijzonder weinig cijfergegevens worden bijgehouden.
Ik heb twee feitjes gesprokkeld in één weekend, ondertussen wel reeds anderhalve maand geleden. Een van de daders van een gewelddadige diefstal in het Brusselse werd aangehouden en stond reeds gekend voor gelijkaardige feiten. Twee jongens van 16 en 14 die na een mislukte overval op een apotheek in Gent werden aangehouden, waren ook reeds gekend.
Elke dag opnieuw komt recidive ter sprake. De vraag blijft natuurlijk of men een zicht krijgt op de totaliteit van de problematiek.
Mevrouw de minister, ik heb drie vragen.
Ten eerste, een tijd geleden hebt u beloofd – dat werd ook opgenomen in het Nationaal Veiligheidsplan – om recidive als problematiek in kaart te brengen en cijfergegevens hierover te verzamelen. Mevrouw de minister, hoever staat u met die plannen? Wanneer komt u voor de eerste keer met concrete resultaten en cijfergegevens in verband met recidive naar het Parlement?
Ten tweede, deze vraag gaat over het beleid dat u naar aanleiding van die cijfergegevens zult voeren om recidive als prioritair aandachtspunt te behandelen. Op welke manier zult u recidive proberen tegen te gaan, te bestrijden, als problematiek te doen verminderen?
Ten derde, daaruit voortvloeiend, wat is de stand van zaken en waar wilt u naar toe in verband met recidive? Komt er een concreet actieplan, een plan met cijfergegevens, een opdeling volgens leeftijd en daderprofiel, een actieplan met beleidsmaatregelen en concrete stappen, een tijdslijn om recidive aan te pakken?
14.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, er werd inderdaad wetenschappelijk aangetoond dat een klein deel van de daders van geregistreerde criminaliteit verantwoordelijk is voor een groot aantal misdrijven. Vanuit dat opzicht is de aanpak van veelplegers en recidivisten een belangrijk item.
Momenteel worden twee verschillende wegen bewandeld. Ten eerste, aan het College van procureurs-generaal werd gevraagd om voor deze problematiek op korte termijn een plan van aanpak uit te werken.
Het expertisenetwerk strafrechtelijk beleid van het College van procureurs-generaal heeft inmiddels een ontwerp van omzendbrief opgesteld dat, enerzijds, een harmonisering van de definitie veelpleger beoogt en, anderzijds, een uniformiteit in de werkmethodes en de reacties van het openbaar ministerie nastreeft.
Het College van procureurs-generaal heeft zich verder ook gebogen over de randvoorwaarden opdat de richtlijnen effectief ten uitvoering zouden kunnen worden gelegd. Deze zullen mij samen met het ontwerp van omzendbrief worden bezorgd. Het spreekt voor zich dat ik eerst de opportuniteit en de haalbaarheid van deze randvoorwaarden zal bestuderen.
Ten tweede, er is ook de wens om het concept veelplegers-recidivisten als een afzonderlijke categorie op te nemen in het Strafwetboek. De dienst voor het Strafrechtelijk Beleid heeft desbetreffend een voorbereidende studie gemaakt, waarbij voornamelijk werd gekeken naar de Nederlandse situatie omdat daar al heel wat beleidsinitiatieven zijn genomen rond deze problematiek.
Verder wordt concreet nagegaan hoe dit concept kan worden ingeschreven in de Belgische wetgeving. Die nota wordt op dit moment nader bestudeerd.
14.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, afzonderlijke categorieën in het Strafwetboek, dat is inderdaad uw plan van vroeger. Wij kijken daarnaar uit.
Wij kijken ook uit naar de omzendbrief. U zegt dat het gebruik afhangt van de opportuniteit en de haalbaarheid van een en ander. Wat mag ik daaronder verstaan?
14.04 Minister Annemie Turtelboom: De opportuniteit en haalbaarheid van de randvoorwaarden.
14.05 Peter Logghe (VB): U zult te gelegener tijd naar deze commissie komen en daarover een debat voeren?
14.06 Minister Annemie Turtelboom: Ja.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de minister van Justitie over "het eerherstel" (nr. 15576)
15 Question de M. Luk Van Biesen à la ministre de la Justice sur "la réhabilitation" (n° 15576)
15.01 Luk Van Biesen (Open Vld): Mevrouw de minister, in sommige situaties blijken mensen die eerherstel hebben gekregen toch opnieuw in hun oude slechte gewoontes te hervallen. Dit ondanks het feit dat eerherstel een vrij complexe procedure is waarbij een aantal onderzoeken wordt gevoerd voordat het eerherstel wordt toegekend.
Dat die mensen eerherstel hebben gekregen, zorgt echter dat de oude feiten van hun uittreksel uit het Strafregister verdwenen zijn en zorgt er dus voor dat deze niet meer als grond voor herhaling kunnen dienen.
Eerherstel kan in sommige gevallen zeker geoorloofd zijn, maar in zaken waarbij bijvoorbeeld zedenfeiten met minderjarigen in het spel zijn, lijkt dat minder evident.
Mevrouw de minister, lijkt het u opportuun om voor bepaalde feiten eerherstel uit te sluiten? Zo ja, voor welke feiten dan? Zo neen, waarom niet?
15.02 Minister Annemie Turtelboom: Het herstel in eer en rechten is een procedure die ertoe strekt een strafrechtelijke veroordeling zo veel mogelijk ongedaan te maken wanneer de voornaamste straffen volledig zijn uitgevoerd.
Het moet worden onderscheiden van de uitwissing van veroordeling die onder bepaalde voorwaarden automatisch gebeurt, krachtens de wet zelf.
Eerherstel doet voor het toekomende alle gevolgen van de veroordeling ophouden in de persoon van de veroordeelde, onverminderd de rechten door derden verkregen.
Men kan uiteraard nooit uitsluiten dat een persoon na het verkrijgen van eerherstel terug een strafrechtelijk feit pleegt, maar ik wil er niettemin op wijzen dat om een herstel in eer en rechten aan te vragen aan een aantal strenge voorwaarden moet zijn voldaan.
De uitgesproken vrijheidsstraf moet ondergaan zijn en/of de opgelegde geldboete moet zijn betaald. De in het vonnis verplichte teruggave van schadevergoeding of kosten moeten zijn vereffend. De veroordeelde moet een proeftijd hebben doorlopen. Bij het bepalen van de duur van de proeftijd wordt ook rekening gehouden met eventuele veroordelingen wegens wettelijke herhaling.
De minimumduur van de proeftijd is bepaald op drie jaar, tenminste zes jaar bij recidive voor veroordelingen tot politiestraffen of correctionele straffen die een gevangenisstraf van vijf jaar niet te boven gaan. De minimumduur van de proeftijd is bepaald op vijf jaar, tenminste tien jaar bij recidive, voor veroordelingen tot criminele straffen of tot correctionele straffen die een gevangenisstraf van vijf jaar te boven gaan.
Inzake het specifieke voordeel aangaande zedenfeiten met minderjarigen; moet ik erop wijzen dat dit niet gesuggereerd is in de aanbevelingen van de bijzondere kamercommissie inzake seksueel misbruik. In het kader daarvan zijn ook geen initiatieven lopende, maar dat belet nooit dat het debat daarover kan worden geopend.
15.03 Luk Van Biesen (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het duidelijk antwoord. Ik zal kijken of dit debat moet worden heropend.
Het incident is gesloten.
16 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de la Justice sur "la simplification pour la parentalité des couples de femmes" (n° 15632)
16 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Justitie over "de vereenvoudiging van het wettelijke ouderschap voor vrouwelijke paren" (nr. 15632)
16.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, je vous ai déjà interrogée l'année dernière sur la nécessité de simplifier la coparentalité des couples de femmes et résoudre les discriminations qui restent encore à régler en matière d'homoparentalité, en imaginant un autre système d'établissement de la filiation que le recours à l'adoption, qui est particulièrement lourd, lent et pesant.
Le 14 mars 2012, vous m'avez répondu ceci en commission.
"Mon administration étudie la meilleure manière de simplifier l'établissement de la filiation juridique d'un enfant né dans le cadre d'un couple homosexuel de femmes et, en particulier, de trouver une alternative à la procédure d'adoption actuellement nécessaire pour établir la filiation à l'égard de la co-mère, la femme du couple n'ayant pas donné naissance à l'enfant.
Il existe différentes façons d'établir la filiation dans notre législation. La reconnaissance me paraît en premier lieu une manière appropriée pour établir la filiation de la co-mère mais cela n'exclut pas que d'autres possibilités soient proposées. Quoi qu'il en soit, toute proposition que je formulerai sur la base de l'analyse de mon administration devra encore être examinée au sein du gouvernement. En ce qui me concerne, je suis tout à fait favorable à une adaptation des lois".
J'ai eu l'occasion d'interroger Mme Milquet qui était aussi favorable à des avancées en la matière.
Madame la ministre, nous sommes quasiment un an après la réponse donnée. Où en êtes-vous dans ce dossier?
Votre administration a-t-elle avancé dans son analyse des différentes possibilités pour simplifier cette coparentalité?
Avez-vous déjà mis une proposition sur la table du gouvernement?
Si oui, quelle en est la teneur?
Si non, quel est votre calendrier dans ce dossier? Les années passent!
16.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, comme je l'ai évoqué dans ma déclaration de politique générale en décembre dernier, il est dans mes intentions de mener à bien ce projet, et ce afin de lutter contre une discrimination entre couples homosexuels et hétérosexuels en matière de filiation. Les partenaires de femmes lesbiennes qui accouchent d'un enfant doivent pouvoir être co-mamans sans avoir recours à la procédure d'adoption.
Mon administration a examiné la question de l'établissement de la filiation juridique des co-mamans et m'a transmis un avant-projet de loi sur la base duquel j'ai entamé des consultations avec des praticiens. À l'issue de ces consultations, cet avant-projet sera discuté en réunion au sein du gouvernement.
Je rappelle par ailleurs que les options législatives retenues doivent tenir compte de la réforme du droit de la filiation rendue nécessaire suite aux arrêts récents de la Cour constitutionnelle.
16.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Merci. J'entends qu'un avant-projet de loi existe; voilà qui me paraît une excellente nouvelle. J'entends aussi que vous consultez un ensemble de spécialistes avant de le porter à la table du gouvernement.
J'espère que nous aurons rapidement des nouvelles de ce dossier.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
17 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de la Justice sur "le suivi des recommandations de la commission 'Lumumba'" (n° 15688)
17 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Justitie over "de opvolging van de aanbevelingen van de Lumumbacommissie" (nr. 15688)
17.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, si j'ai bien compris, les questions envoyées à M. Reynders étaient jointes ici?
La présidente: Absolument pas! Il s'agit de cette seule question.
17.02 Zoé Genot (Ecolo-Groen): J'avais plusieurs questions. Il me semble qu'on les a regroupées.
Madame la ministre, voici plus de dix ans que la commission d'enquête parlementaire visant à déterminer les circonstances exactes de l'assassinat de Patrice Lumumba et l'implication éventuelle des responsables politiques belges dans celui-ci a remis ses conclusions, constatations et recommandations, elles-mêmes approuvées par le parlement le 21 février 2002.
En particulier, ayant constaté le manque de contrôle du gouvernement tant par le parlement que par la Cour des comptes, ainsi que les abus de l'exécutif qui étaient alors survenus, la commission d'enquête et le parlement à sa suite estimaient qu'il convenait d'élaborer une formule qui permette, dans des cas exceptionnels, d'informer le parlement au sujet de l'action du gouvernement sans porter atteinte à la confidentialité. Elle demandait que le règlement soit modifié, si cela s'avérait nécessaire, afin de garantir cette confidentialité. Une requête similaire fut d'ailleurs récemment formulée en ce sens après le fait accompli de l'intervention belge au Mali.
La commission Lumumba et le parlement à sa suite estimaient souhaitable de transmettre à la commission compétente de la Chambre le rapport partiel consacré aux fonds secrets, ainsi que la correspondance échangée à ce sujet avec la Cour des comptes et d'autres institutions afin d'examiner si le législateur avait fait en sorte que de tels faits (l'utilisation de fonds sans le consentement du parlement et le contrôle de la Cour des comptes) ne puissent plus se reproduire.
La commission d'enquête, soutenue par le parlement, recommandait que, dans le cadre du contrôle parlementaire existant, le Comité R accorde également une attention toute particulière à l'efficacité des services de renseignement. La commission et le parlement à sa suite invitaient le gouvernement à prendre toutes les mesures qui s'imposaient pour rechercher, inventorier, structurer et sauvegarder, par une allocation adéquate d'effectifs et de moyens financiers, les archives des différentes instances fédérales et, en particulier, celles du chef de l'État. Il était demandé que les obligations légales en la matière fassent l'objet d'une évaluation et soient, au besoin, adaptées afin que les archives de l'État puissent être conservées correctement, et l'on recommandait de redéfinir les règles concernant l'accès à ces documents relevant des pouvoirs publics.
Madame la ministre, pouvez-vous nous dire quel est aujourd'hui l'état d'avancement de ces différents dossiers? Que comptez-vous faire pour vous assurer que les points évoqués ci-dessus aboutissent conformément aux engagements pris?
17.03 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, en ce qui concerne les services de renseignement, le Comité permanent de contrôle des services de renseignement et de sécurité exerce un contrôle permanent sur ces services. Il est dans les missions du Comité R de contrôler l'efficacité desdits services en vertu de l'article 1, alinéa 1er, de la loi du 18 août 1991 organique du contrôle des services de police et de renseignement.
La semaine passée, le chef de la Sûreté de l'État a fait une proposition pour renforcer le contrôle du parlement sur le fonctionnement de ces services. J'ai réagi positivement à cette proposition.
Les questions relatives aux archives de l'État relèvent de la compétence de mon collègue en charge de la Politique scientifique.
17.04 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, à l'époque de la commission Lumumba, le Comité R existait déjà. Le parlement a estimé que c'était insuffisant, qu'il fallait aller plus loin afin d'éviter un tel fonctionnement. Il a estimé que le Comité R tel qu'il travaillait n'était pas suffisant, raison pour laquelle il a émis ces recommandations. Manifestement, on n'en a rien fait! Beaucoup d'argent a été dépensé pour peu d'effets!
L'incident est clos.
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de besparingen inzake alternatieve gerechtelijke maatregelen" (nr. 15717)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het terugschroeven van de financiële middelen voor centra die pedofielen begeleiden" (nr. 15894)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "les économies dans le cadre des mesures judiciaires alternatives" (n° 15717)
- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "la réduction des moyens financiers pour les centres thérapeutiques spécialisés dans le traitement des pédophiles" (n° 15894)
18.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, de aanleiding voor mijn vraag is de brief van de Centra voor Algemeen Welzijnswerk, die alle commissieleden gekregen hebben. U had mogelijke besparingen aangekondigd in verband met de alternatieve gerechtelijke maatregelen, wat aanleiding zou geven tot ontslagen bij de mensen die in dit circuit actief zijn. Onder andere de CAW’s geven een concrete invulling aan die alternatieve maatregelen, en daarom richtten zij een schrijven aan u waarin zij zeggen dat zij steeds meer vragen krijgen om voor de bestaande projecten nog bijkomend te investeren in mensen, om zo nog een beter antwoord te kunnen bieden in bepaalde situaties. Zij worden nu integendeel geconfronteerd met een besparing, wat volgens deze instellingen niet te rijmen valt met uw intentie zoveel mogelijk naar alternatieve maatregelen te zoeken als antwoord op feiten van strafrechtelijke aard.
Daarom stelde ik u de vraag hoeveel er zou worden bespaard, in welke mate dit de werking in het gedrang kon brengen, en welke alternatieven u overwoog.
Inmiddels kregen wij een bericht van dezelfde briefschrijver dat u zou gezegd hebben dat er toch geen besparing zou komen maar, zo lees ik in zijn mail, dat er “intern gecompenseerd” zou worden. Als u mij toestaat, mevrouw de minister, wil ik mijn vraag dus enigszins aanpassen.
Wanneer u het hebt over compensaties, waar moeten die vandaan komen? Welke repercussies zullen zij hebben?
De voorzitter: Mevrouw De Wit heeft een vraag over hetzelfde onderwerp, die hierop kan aansluiten.
18.02 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag leunt hierbij aan. Zij gaat over iets wat ik al herhaaldelijk heb aangekaart, namelijk het terugschroeven van de financiële middelen voor onder meer de centra die pedofielen begeleiden. U had ter zake een ernstige besparing gepland. Het budget zou worden verminderd met maar liefst 60 000 euro. Dat kan tellen.
U hebt altijd gezegd dat het om een lineaire besparing ging. Daar zijn brieven over uitgewisseld, zoals collega Becq al heeft aangehaald. De CAW’s en de therapeutische centra trokken aan de alarmbel dat ze het al bijna niet volhouden, maar nu wordt het helemaal moeilijk. U hebt geantwoord een oplossing te zullen zoeken voor het probleem.
Is er overleg geweest met de centra? Waarom hebt u deze beslissing genomen? We kennen allen de aanbevelingen van de commissie Misbruik daarin. U had aangekondigd op zoek te gaan naar een oplossing voor het probleem. Wij hebben de brief gekregen waarin u zou gezegd hebben dat u een oplossing had gevonden. Met welke gelden zal men die besparing dan teniet doen? Welke compensatie zal er gebeuren? Er zijn wel mogelijkheden, maar ze lijken niet evident. Ik zou graag weten waar u die budgetten hebt gevonden. Ik vrees dat dit ten koste van een ander project zal gaan.
Mevrouw de minister, collega Stevens heeft in de Senaat een gelijkaardige vraag gesteld. Uit uw antwoord blijkt dat de steundienst van Brussel volledig door Justitie werd bekostigd en niet door het Brussels Gewest. De centra daarentegen worden mee bekostigd door de deelstaten. Waarom moet Brussel niet bijdragen en andere deelstaten wel? Waarom kan het daar wel van Justitie komen en elders niet? Ik hoop op een duidelijk antwoord.
18.03 Minister Annemie Turtelboom: Het rapport van de Bijzondere Kamercommissie inzake Seksueel Misbruik onderstreept het belang van een goede samenwerking tussen de gezondheidssector en de justitiële sector. Ik kan het daar uiteraard alleen maar mee eens zijn. De drie gewestelijke steuncentra vormen dan ook een belangrijke schakel tussen Justitie en de gespecialiseerde voorzieningen van de Gemeenschappen. Er kan voor mij dan ook geen sprake zijn van in te gaan tegen de besluiten van de Bijzondere Kamercommissie.
Als de kredieten voor de drie steuncentra in 2013 lager liggen/lagen dan in 2012, komt dat niet doordat er discussie bestaat over hun werk. Ik trek op geen enkele manier het nut van de therapie voor seksuele delinquenten in twijfel. De daling is er gekomen omdat de regering lineair bespaart op alle facultatieve subsidies. Het gaat om een algemene regeringsmaatregel, van toepassing op heel veel projecten van alle federale overheidsdiensten en op dat ogenblik niet voor verandering vatbaar.
Er heeft op dat moment of nadien dan ook geen overleg plaatsgevonden met de steuncentra, net zoals dat ook niet gebeurt bij de andere overheidsdiensten.
Bij de begrotingscontrole van maart 2013 zal ik het voorstel om deze kredieten terug te brengen naar het voorgaande niveau op tafel leggen. Ik zoek geen compensatie in de categorie Subsidies, maar wel in de grotere werkingsmiddelen van Justitie. Als ik alleen in de categorie Subsidies blijf dan kan ik alleen maar de ene vzw sparen door een andere minder te geven. Dat is in dezen geen oplossing. Alleen een herverdelingsbesluit binnen Justitie is een oplossing. Dit moet worden besproken tijdens een volgende begrotingscontrole.
Ik engageer me voor deze besparing omdat de pot van die werkingsmiddelen heel klein is waardoor er weinig marge is om zelf aan beleid te doen. Ik zal trachten te compenseren binnen andere aspecten van Justitie.
Justitie draagt exclusief de financiering van le Centre d’Appui Bruxellois. Bovendien wordt de CAB gehuisvest door de FOD Justitie. Ik plan het nodige overleg met de ondertekenaars van het samenwerkingsakkoord krachtens dewelke het CAB werd opgericht.
18.04 Sonja Becq (CD&V): Ik begrijp dat de werkingsmiddelen dezelfde blijven maar dat u elders in het departement…
18.05 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb een akkoord nodig tijdens de begrotingscontrole. Ik heb gezegd dat het mijn engagement is om een herverdeling te doen binnen mijn departement. Van een lineaire besparing kan niet worden afgeweken, tenzij dit wordt overeengekomen tijdens een begrotingscontrole.
18.06 Sonja Becq (CD&V): Zo had ik het ook begrepen. U wilt die werking vrijwaren en ze minstens dezelfde middelen geven als ze nu hebben. Mits een akkoord gaat u binnen uw eigen departement op zoek naar een andere post om er besparingen door te
Wij wachten af op welke manier u compenseert. Ik hoop dat u later niet beweert dat het niet mogelijk was omdat u moest besparen. U zegt eerst dat u zich wil engageren door naar een interne compensatie te zoeken binnen die 10 % lineaire besparingen. Het voeren is dus niet de bedoeling om dit anders te interpreteren.
18.07 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik noteer het engagement en wij zullen nagaan wat het conclaaf oplevert. We weten dat er voor een interne compensatie verschillende manieren zijn, maar dat blijkt niet zo evident te zijn.
18.08 Minister Annemie Turtelboom: Het budget is groot als het bekeken wordt in een bepaald onderdeel van de FOD, maar het krijgt een totaal ander perspectief als het met het totaalbudget van de FOD vergeleken wordt. Het bedrag is hoog als lineaire besparing op een klein onderdeel, maar in het grote geheel heeft dat een totaal andere dimensie. Het is ook een kwestie van techniciteit van begroting.
18.09 Sophie De Wit (N-VA): Dat bedoel ik nu net. U hebt enkele kredieten; zo zijn er vastleggingskredieten. Daarmee kunt u spelen, maar dat is toch ook beperkt.
18.10 Minister Annemie Turtelboom: Het kan ervan afhangen, als er een officiële herverdeling komt.
18.11 Sophie De Wit (N-VA): Dat denk ik inderdaad ook. Daarom noteer ik het engagement en ik ben benieuwd wat het conclaaf zal opleveren. Wij zullen dat mee opvolgen en na het conclaaf opnieuw een vraag indienen.
Omgekeerd denk ik dat de boodschap wel duidelijk gesteld moet worden tegenover die steuncentra, dat het echt nog niet zeker is, maar om een engagement gaat. De steuncentra gaan er immers van uit dat zij budgetten zullen krijgen.
18.12 Minister Annemie Turtelboom: (…) zullen wel zien (…)
18.13 Sophie De Wit (N-VA): Ik zou het ook wel willen zien, maar het is niet de eerste keer dat wij deze vraag stellen. U hebt altijd gezegd dat het om een lineaire besparing gaat, maar ik ben blij dat u eindelijk inziet dat het belangrijk is. Ik hoop dat dit op het conclaaf ook zo zal blijken.
L'incident est clos.
19 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de minister van Justitie over "de aanstelling van een jeugdrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Ieper" (nr. 15740)
19 Question de Mme Bercy Slegers à la ministre de la Justice sur "la désignation d'un juge de la jeunesse au tribunal de première instance d'Ypres" (n° 15740)
19.01 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in de media kaartte de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Ieper het gebrek aan invulling van het kader van zijn rechtbank aan. Het kader bedraagt momenteel acht magistraten.
Présidente: Sophie De Wit.
In augustus 2012 overleed jammer genoeg de Ieperse jeugdrechter Katrien Dewachter. Ondertussen werden reeds twee vacatures gepubliceerd. Niemand stelde zich tot op heden kandidaat, wat maakt dat de resterende zeven magistraten uiteraard een grotere werkdruk hebben.
Het probleem zal nog groter worden. Binnenkort gaat nog een rechter met zwangerschapsverlof en is er dus een extra rechter minder.
Ondertussen trok de voorzitter een viertal weken geleden aan de alarmbel. Naar zijn mening zal zonder versterking de gerechtelijke achterstand ook in het arrondissement Ieper toenemen. Versterking is dus aangewezen.
Mevrouw de minister, daarom had ik graag aan u een aantal vragen gesteld.
Betreft het een geïsoleerd probleem? Waarschijnlijk en uiteraard is dat niet het geval.
Welke mogelijkheden bestaan er, om zo snel mogelijk het kader van de magistraten in Ieper opnieuw volledig ingevuld te krijgen? Welke maatregelen kan u ter zake op korte termijn treffen?
Waarom is het niet evident dat er door middel van horizontale mobiliteit versterking van buitenaf komt? Welke problemen rijzen er dienaangaande?
Bestaat er geen mogelijkheid om, ingeval een geschikte kandidaat zich aanbiedt, hem of haar binnen een kortere termijn dan zes maanden het werk in de rechtbank van Ieper te laten aanvatten?
Hoeveel gerechtelijke stagiairs hebben hun stage reeds volledig doorlopen? In welke mate kunnen zij worden verplicht te kandideren?
Ik dank u voor uw antwoord.
19.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, er is inderdaad nog een aantal gerechtelijke arrondissementen met vacatures voor parketmagistraten, die wegens een gebrek aan kandidaten niet konden worden opgevuld. De grootste problemen worden vastgesteld bij de opvulling van de vacatures van toegevoegd substituut-procureur des Konings. Doordat deze magistraten kunnen worden ingezet in elk gerechtelijk arrondissement van het rechtsgebied van het hof van beroep is dit ambt niet gegeerd. Het is ook evident dat de impact van een vacature in kleinere rechtsmachten zwaarder doorweegt dan in grotere rechtbanken.
Voldoende schaalgrootte kan de nood aan flexibele personeelsbewegingen opvangen. Daarom werk ik ook een wetsontwerp uit inzake de hertekening van het gerechtelijk landschap.
Inzake mobiliteit kan de eerste voorzitter van het hof van beroep te Gent beroep doen op de toegevoegde rechters die zijn benoemd voor heel het rechtsgebied van het hof van beroep te Gent. Bovendien kan hij in toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek de rechters die benoemd zijn in de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, Kortrijk of Veurne en gelijktijdig benoemd zijn in de rechtbank van eerste aanleg te Ieper voor de duur van de vacature van de rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Ieper opdracht geven om op te treden in deze rechtbank. Ook hier is men bezig aan een voorbereiding van een ontwerp om de mobiliteit van de verschillende arrondissementen te versterken en de delegatiemogelijkheden uit te breiden.
De vacature werd op 24 januari jongstleden voor de derde maal aangekondigd in het Belgisch Staatsblad. Er wordt geen tijd verloren tussen de verschillende aankondigingen. De vacatures worden tevens bekendgemaakt via de officiële website van Justitie. De benoemingsprocedure duurt maximaal zes maanden, maar met de medewerking van alle actoren kan deze termijn aanzienlijk worden ingekort.
Drie stagairs kunnen thans nog postuleren voor een ambt van rechter en zeven zullen dit kunnen vanaf 1 april 2013. Zij kunnen worden uitgenodigd om te postuleren voor bepaalde ambten, maar kunnen daartoe uiteraard niet worden gedwongen.
Ik hoop bovengenoemde wetsontwerpen zo spoedig mogelijk tot een goed einde te kunnen brengen, zodat vanuit het management een grotere flexibiliteit kan worden bewerkstelligd.
19.03 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik hoop dat deze wetsontwerpen een oplossing zullen bieden, ook voor de kleinere gerechtelijke arrondissementen, waar het probleem in de toekomst uiteraard niet zal afnemen.
L'incident est clos.
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de elektronische neerlegging van conclusies en stukken" (nr. 15752)
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de elektronische communicatie met de rechtbanken" (nr. 15960)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "le dépôt électronique de conclusions et de pièces" (n° 15752)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la communication électronique avec les tribunaux" (n° 15960)
20.01 Sonja Becq (CD&V): In de Juristenkrant van 30 januari 2013 werd aangekondigd dat het Antwerpse hof van beroep en het arbeidshof een protocolakkoord hebben afgesloten dat vanaf 1 maart 2013 advocaten hun conclusies en stukken per e-mail kunnen bezorgen aan de griffies. Ik leid daaruit af dat dat als een officiële neerlegging zou gelden.
Er zouden drie e-mailadressen worden gecreëerd waarnaar advocaten hun conclusies en stukken kunnen sturen. De afzender moet de griffie uitdrukkelijk een ontvangstbevestiging vragen. Ik vermoed dat zij op die manier het bewijs leveren dat het stuk is aangekomen. Ingeval termijnen moeten worden gerespecteerd, dienen de conclusies te worden opgestuurd tijdens de openingsuren van de griffie. Anders kunnen zij geen ontvangstbewijs sturen. De mails moeten onmiddellijk worden uitgeprint en in het dossier worden gestoken, omdat er nog geen elektronisch dossier is. Tegelijk zou er als het ware een embryonaal elektronisch dossier worden aangelegd.
Uiteraard vinden wij dat positief en juichen wij dat toe. Elke elektronische manier om ervoor te zorgen dat conclusies kunnen worden uitgewisseld is een belangrijke stap vooruit. OVB riep in januari 2013 ook op dringend werk te maken van de elektronische procesvoering en communicatie met Justitie. Wij vinden het dus positief, maar tezelfdertijd zijn er vragen over de concrete werking. Als het echt zo’n goed project is, waarom kan het dan niet verder worden geïmplementeerd?
Kunt u bevestigen dat dit protocol strookt met alle gangbare wettelijke bepalingen? Komt het overeen met wat er op dit moment aan wetgeving is voor de noodzakelijke neerlegging van stukken?
Kunt u bevestigen dat de goede werking van de procesgang niet in het gedrang kan komen door de uitvoering van dit protocol, wat betreft de authenticiteit van de afzender, het juiste tijdstip van de neerlegging, het vertrouwelijke karakter van de conclusies en stukken en de garantie dat de e-mails met bijlagen ook correct werden ontvangen?
Hoe staat u tegenover dit initiatief? Als blijkt dat het allemaal overeenkomt met de heersende wetgeving en wettelijk is met betrekking tot de bewijskracht, overweegt u het uit te breiden naar alle rechtscolleges? Waarom kan niet meteen worden voorzien in een implementatie naar de andere rechtbanken? Waarom blijft het beperkt tot het arbeidshof van Antwerpen?
Brengt de uitvoering van dit project een extra werklast met zich mee voor de griffies? Werd dat geëvalueerd? Wie draagt de kosten van het printen van de documenten? Is dat de rechtbank of is er een verdeling?
Past dit in het kader van het JustX-project, waarin in verschillende stappen wordt voorzien? Zal het op dezelfde manier worden uitgerold? Past het er volledig in? Tegen wanneer kunnen alle conclusies en stukken elektronisch worden neergelegd?
Ten slotte, is het volgens u mogelijk om de zittingsrol, de conclusiekalender en de bepaling van een pleitdatum digitaal af te spreken zoals de OVB suggereert? Kan dat dan ook worden geïmplementeerd bij alle rechtscolleges? De voorgestelde werkwijze, het sturen van een mail, de ontvangstmelding en het printen daarvan, kan evengoed voor het afspreken van een aantal data.
20.02 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag betreft hetzelfde als de vraag van mevrouw Becq en is ingegeven door het recent protocolakkoord dat in Antwerpen werd gesloten bij het hof van beroep en dat het de advocaten mogelijk zou maken om in 2013 eindelijk hun conclusies en stukken per e-mail over te maken.
Dit is een goed initiatief, een mooi project in afwachting van het totaalplatform JustX, waar wij op de resultaten wachten. Spijtig genoeg zullen wij die resultaten pas in 2015 mogen zien.
Ik heb vandaag echter vernomen dat het protocolakkoord al een beetje afgezwakt is en dat het moet worden nagegaan uit vrees voor technische mankementen. Er zou te weinig bandbreedte zijn. Het is een mooie start en een mooi initiatief, maar het zou kunnen dat het project misschien niet lang zal meegaan.
In de Juristenkrant stond vorige week een artikel van de OVB die zegt dat zij bereid is om grote inspanningen te leveren om het werk van haar leden – de aangesloten advocaten –, maar ook van de rechtbanken te vereenvoudigen. Daarnaast meldt zij dat er onvoldoende informatie zou doorstromen van het JustX-project om zelf de nodige stappen te kunnen ondernemen om zelf projecten op te starten.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Ten eerste, welke initiatieven hebt u al genomen of zult u nemen om het goede initiatief van het Antwerpse protocolakkoord te bevorderen in andere rechtscolleges en ressorten in België?
Ten tweede, op welke wijze gebeurt de uitwisseling van informatie met betrekking tot het project JustX met de OVB en haar Franstalige evenknie?
Ten derde, begrijpt u de kritiek van de OVB dat zij zelf niet verder kan gaan omdat de federale overheid geen blauwdruk kan geven van waar zij naartoe gaat met de projecten?
Ten vierde, wanneer zal deze blauwdruk, die beslissingen bevat hoe het technisch en organisatorisch zal verlopen, beschikbaar zijn?
Ten vijfde, welke timing stelt u voorop voor overleg met de ordes?
20.03 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van Vaerenbergh, het initiatief dat werd genomen door de eerste voorzitters van het hof van beroep en het arbeidshof te Antwerpen en de balies van het ressort Antwerpen, is mij bekend. Ik twijfel er niet aan dat zij die het hebben genomen er zich ertoe engageren om het na te leven. Het zou zeker niet de eerste keer zijn dat de advocatuur, die er een deontologie op nahoudt, op minnelijke basis afspraken maakt om de procesgang efficiënter te laten verlopen.
Ik geef een voorbeeld. In wezen vervangt het toesturen van de conclusies en van de stukken per mail, het toesturen van de conclusies per fax. Dat gebeurt al op heel wat plaatsen. Het is mij niet bekend dat die werkwijze in het verleden al aanleiding zou hebben gegeven tot problemen, tenminste niet als alle partijen van goede wil zijn.
Ik ben in elk geval verheugd dat de gedeeltelijke inwerkingtreding van de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering, meer bepaald het artikel 23 ervan, heeft kunnen bijdragen tot de implementatie van dat initiatief. Het nieuw artikel 863 van het Gerechtelijk Wetboek dat daardoor werd ingevoerd, zal alleszins bijzonder nuttig zijn om eventuele problemen inzake handtekeningen van de baan te ruimen.
Het concept om via protocollen met de balies te werken om de verzending van conclusies en stukken naar de griffie te stroomlijnen, is naar mijn aanvoelen een bijzonder interessant experiment dat verdient om van nabij gevolgd te worden. De tijd zal uitwijzen of het ook een succesvol experiment is dat ook elders navolging verdient, dan wel of er onoverkomelijke obstakels zullen opduiken bij de uitvoering ervan. Daardoor wordt dat project als een pilootproject beschouwd.
Na analyse van opportuniteiten, maar ook van de risico’s inzake informatieveiligheid en het correct verloop van de rechtsprocedure, zal worden nagegaan hoe en binnen welke timing dat project kan worden uitgebreid tot andere rechtscolleges en/of ressorts.
Het is een beetje jammer dat men laat uitschijnen alsof er geen blauwdruk zou bestaan voor de informatisering en dat die niet zou zijn meegedeeld, terwijl reeds vorig jaar, ook hier in dit Parlement, de krachtlijnen van de informatisering van Justitie werden voorgesteld.
De Orde van Vlaamse Balies bepleit terecht, net zoals de FOD Justitie, het gebruik van geharmoniseerde werkprocessen, procedures, technologische standaarden, et cetera. Het is evident dat in de huidige context daarin geen onderscheid gemaakt kan worden op basis van de taalrol van de balies.
Inzake de uitwisseling van gegevens, bestaan er voldoende voorbeelden bij de overheid, die bewijzen dat er geen probleem hoeft te zijn met het gebruik van standaard informatie-uitwisseling. Het zijn niet zozeer de technische keuzes die bepalend zullen zijn voor de verdere planning, maar wel de snelheid waarmee tussen alle actoren overeenstemming kan worden bereikt over aard, formaat en semantiek van de uitgewisselde gegevens of documenten.
Te vaak wordt de aandacht verlegd naar het technologisch debat, terwijl in wezen de werkelijke modernisering van de rechterlijke orde in al haar facetten de voornaamste hefboom is om een correcte en hedendaagse informatisering te realiseren. Het is voor ons dan ook van groter belang dat de Orde der Vlaamse Balies zich aansluit bij onze visie op de modernisering van de rechterlijke orde en ermee akkoord gaat dat moet worden afgestapt van het denken in bestaande structuren.
Wat het werk van de griffies betreft, is er volgens ons niet meteen sprake van extra werklast. Ook inzake de kosten maak ik een vergelijking met de verzending per fax, waarbij de conclusies ook worden uitgeprint op de griffie.
De eerste fase van het project JustX is in uitvoering. Daarbij wordt gewerkt aan een databank van vonnissen en arresten van waaruit gegevenstromen zullen verlopen naar onder andere de FOD Financiën voor de inning van de geldboeten en naar het Strafregister voor de automatische voeding ervan. Het spreekt voor zich dat ook de advocatuur onder bepaalde voorwaarden gebruik zal kunnen maken van de databank. Dit vereist dan wel dat zij hiervoor over een authentieke bron moeten beschikken voor hun leden om het authentiseren en de autorisatie mogelijk te maken.
Het digitaliseren van de zittingsrol, de conclusiekalender, het bepalen van de pleitdatum en de planning en timing van de diverse projecten gebeurt zoveel mogelijk in overleg met de vertegenwoordigers van de rechterlijke orde. Daarbij moet rekening worden gehouden met de nood aan een meer uniforme werking die mogelijk aangepaste structuren vraagt, beschikbare budgetten en personeelsmiddelen.
Een te grote diversiteit aan projecten dreigt contraproductief te worden en zou de tijdige vooruitgang en de cruciale technologische modernisering kunnen hypothekeren.
20.04 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik sluit mij bij dat laatste aan. Als er tien of twintig projecten naast elkaar bestaan op basis van specifieke afspraken binnen bepaalde hoven of rechtbanken, dan kan er inderdaad sprake zijn van een zekere wildgroei. Ik heb begrepen dat dit ook het proces is geweest van de informatisering. In alle balies, hoven en rechtbanken heeft men volgens mij geprobeerd om zich te behelpen met eigen programma’s en dergelijke.
Ik meen dan ook dat u heel terecht de nadruk legt op die standaardisering. Op dat moment kan men immers volgens dezelfde werkprocessen werken en kan men diezelfde werkprocessen ook overal implementeren. In zo’n schema kan men vervolgens groeien. Dat is echter net de reden waarom wij die vraag stellen. Antwerpen speelt ter zake blijkbaar een voortrekkersrol. Kan dit al dan niet op een ruimere schaal en op dezelfde manier worden ingevoerd? Volgens u zal de tijd het uitwijzen, maar voor mij is het nog niet duidelijk, in een geheel van volledig wettelijke systemen, authentieke bronnen en authenticatie, of de manier waarop er wordt gewerkt hier echt aan beantwoordt. Of blijft u afwachten of er zich al dan niet problemen zullen voordoen? Als er geen problemen komen, dan is men blij dat iedereen van goede wil was omdat er geen problemen waren. Ik meen dat het belangrijk is dat bij zo’n afspraken juist oplossingen worden gegeven voor het geval dat niet iedereen van goede wil is.
Dat is het eigene aan rechtbanken en systemen: men tast de grenzen af. Ik vind dat toch een belangrijk element waarvan ik vermoed dat u erover zult waken maar dat hoor ik u eigenlijk niet zeggen. Ik maak mij daar wel wat zorgen over. Ik was eigenlijk veel optimistischer begonnen aan de vraag dan dat ik nu ben na het aanhoren van uw antwoord. Ik maak mij meer zorgen over de vraag of dit juridisch volledig correct is. U zegt dat wij wat moeten afwachten. Ik meen echter dat het belangrijk is dat u als minister van Justitie de begeleiding op u neemt om ervoor te zorgen dat alles ook authentiek en geauthenficeerd is, en het zo snel mogelijk kan worden geïmplementeerd.
Het is immers even belangrijk als het uitwerken van uw databanken, om op een moderne manier met een modern systeem te kunnen werken.
20.05 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik hoop dat het project zal slagen want ik meen dat het een goed initiatief is. De reden waarom die projecten er komen is dat er vanwege Justitie misschien nog geen concrete projecten zijn, hoewel er op het terrein duidelijk nood aan is. Uit die nood ontstaan dan projecten en het is duidelijk dat er goede wil aanwezig is om de zaken vooruit te helpen en van Justitie een moderner bedrijf te maken.
Ik had in mijn vraag geciteerd dat er geen blauwdruk is. Dat staat ook zo in het artikel. Waar rook is, is vuur.
20.06 Minister Annemie Turtelboom: (…)
20.07 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik heb het artikel wel helemaal gelezen want anders had ik de vraag niet kunnen opstellen. Blijkbaar is er echter geen blauwdruk. Het verwondert mij dan ook enigszins dat u in uw antwoord zegt dat er wel een blauwdruk is.
Er werd ook geklaagd over het feit dat er weinig informatiedoorstroming zou zijn. U zegt dat er wel regelmatig overleg is. Dat zijn dus ook twee verschillende versies.
Het probleem met informatisering is natuurlijk dat men projecten aankondigt terwijl er op het terrein nog geen resultaten merkbaar zijn. Dat is natuurlijk het grote probleem. Wij kijken echter uit naar de verdere evolutie van die projecten en wij hopen alleszins dat de e-mail er in 2013 toch zal komen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
21 Question de Mme Kattrin Jadin à la ministre de la Justice sur "la fermeture de l'aile des détentions préventives de la prison de Verviers" (n° 15755)
21 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Justitie over "de sluiting van de vleugel voor personen in voorlopige hechtenis van de gevangenis te Verviers" (nr. 15755)
21.01 Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, madame la ministre, il me revient que la dernière aile encore active à la prison de Verviers, celle des détentions préventives, devrait être fermée pour le mois de décembre 2013. Cette décision tombe alors qu'aucun budget n'est encore prévu pour la reconstruction d'une nouvelle prison sur le même site, conformément à ce qui avait été décidé par votre prédécesseur au moment de la première évacuation en septembre 2011.
De plus, à l'époque déjà, il avait été très difficile de déplacer les détenus évacués de Verviers vers d'autres établissements, eux-mêmes déjà surpeuplés. Il est donc fort probable que le même problème se posera pour les 60 détenus qui occupent encore l'établissement pénitentiaire verviétois.
Mes questions sont les suivantes, madame la ministre. Comment aborderez-vous ce problème de surpopulation des prisons dans le cadre du replacement de ces 60 détenus? Le début des travaux n'est-il pas envisageable parallèlement au maintien provisoire de la maison d'arrêt? Qu'adviendra-t-il des agents pénitentiaires encadrant encore les détenus à Verviers? Quand connaîtrons-nous l'agenda concernant la reconstruction de la prison de Verviers? En attendant celle-ci, quel sera le lieu de destination des personnes placées en détention préventive dans les arrondissements judiciaires d'Eupen et de Verviers?
21.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chers collègues, je vous rassure immédiatement: la fermeture de la dernière aile active de la prison de Verviers sera préparée comme il se doit et se déroulera sans problème majeur.
Il est évident qu'à l'heure actuelle, il est encore beaucoup trop tôt pour vous donner des détails sur une procédure qui n'est pas encore déterminée. Je peux néanmoins vous donner les informations suivantes.
L'administration préparera cette fermeture avec le plus grand soin, en temps et en heure, tant pour les détenus que pour le personnel.
Il est prévu de détruire cette aile: il n'est pas possible d'y maintenir une quelconque activité pénitentiaire.
Lors de cette fermeture, de la capacité supplémentaire existera en Wallonie vu que la prison de Marche sera opérationnelle. La reconstruction de la prison de Verviers sera reprise dans un masterplan III présenté conjointement avec mon collègue compétent pour la Régie des Bâtiments au Conseil des ministres, dans un proche avenir.
21.03 Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, madame la ministre, ce n'est pas pour vous embêter, même si c'est parfois notre devoir, mais il faut se rendre compte qu'en ce qui concerne les détentions préventives, un endroit doit être prévu dans chaque arrondissement judiciaire.
In fine, si l'on tend vers une évacuation de cette aile encore cette année, il ne restera plus rien ni dans l'arrondissement de Verviers, ni dans celui d'Eupen. Il s'agira de trouver une solution. Acheminer les détenus jusque Marche peut en être une, mais il serait préférable de prendre à bras-le-corps le dossier de la reconstruction de la prison de Verviers. Votre prédécesseur l'avait annoncé: la nouvelle prison serait reconstruite sur le site même, au centre de Verviers, ce qui peut convenir.
Alors faisons-le et, dans un très proche avenir, venez nous présenter un projet conjoint de la Régie des Bâtiments et de la Justice de reconstruction de la prison de Verviers.
L'incident est clos.
22 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "maatregelen om meer crimineel geld in beslag te nemen" (nr. 15776)
22 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "des mesures destinées à saisir davantage d'argent d'origine criminelle" (n° 15776)
22.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, uit uw antwoord op een schriftelijke vraag hierover heb ik geleerd dat op een jaar tijd behoorlijk meer geld in beslag genomen is dan het jaar ervoor. Het gaat om een verviervoudiging. Volgens de ramingen van de Verenigde Naties zou in het algemeen echter minder dan 1 % van de opbrengsten uit misdrijven bevroren en in beslag genomen worden.
De Europese Commissie lanceert nu een aantal interessante bijkomende maatregelen om meer crimineel geld op te sporen en in beslag te nemen. Ik wil u graag polsen naar uw opvattingen ter zake.
Ten eerste, de Europese Commissie verwacht bijvoorbeeld grotere bedragen indien de mogelijkheid zou bestaan goederen en gelden in beslag te nemen in gevallen waar er geen strafrechtelijke veroordeling is, bijvoorbeeld omdat de verdachte overleden is of omdat de verdachte chronisch ziek of op de vlucht is. Meent u dat deze werkwijze ook in ons land mogelijkheden biedt?
Ten tweede, een ander voorstel is het openbaar ministerie de mogelijkheid geven vermogensbestanddelen tijdelijk te bevriezen als het risico bestaat dat deze bestanddelen verdwijnen, uiteraard voor zover de maatregel binnen een redelijke termijn door de rechter wordt bevestigd. Ik wil u graag polsen naar uw mening hierover.
Ten derde, wat vindt u van het voorstel activa in beslag te nemen die niet rechtstreeks verband houden met een specifiek misdrijf maar duidelijk afkomstig zijn van gelijkaardige criminele activiteiten?
Ten vierde, is er het idee de overdracht van criminele vermogensbestanddelen aan derden sterker aan banden te leggen. Dit voorstel van de Europese Commissie houdt in dat men de regels zodanig verscherpt dat de overdracht beperkt wordt of helemaal ingedijkt.
Ik wil uw polsen naar het regeringsstandpunt ter zake, voor zover er al een standpunt over bestaat.
22.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, het voorstel van de Europese Commissie 2012/85 van 12 maart 2012 voor een richtlijn betreffende bevriezing en confiscatie van de opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie bepaalt dat de confiscatie zonder strafrechtelijke veroordeling mogelijk moet zijn in een beperkt aantal gevallen waarin strafrechtelijke vervolging van de verdachte binnen een redelijke termijn niet meer mogelijk is wegens zijn overlijden of een blijvende ziekte of als die vervolging bemoeilijkt wordt door nakende verjaring, voortvluchtigheid of ziekte van de beklaagde.
De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken bereikte in december 2012 een consensus over de confiscatie zonder strafrechtelijke veroordeling. De lidstaten moeten maatregelen nemen wanneer de gewone confiscatie van illegale vermogensvoordelen niet mogelijk is wegens een blijvende ziekte of voortvluchtigheid van de verdachte of beklaagde.
In die twee situaties kunnen de lidstaten overgaan tot confiscatie via een procedure bij verstek of via een confiscatie zonder strafrechtelijke veroordeling.
Het voorstel van de Europese Commissie is nu ingediend bij het Europees Parlement. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geen bezwaar tegen een dergelijke sanctie mits ze wordt aangenomen door een gerechtelijke autoriteit met volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging en van derden, te goeder trouw en mits de besluiten kunnen worden aangevochten bij een rechter.
In het actuele Belgische recht kunnen bepaalde van de door de Europese Commissie geschetste probleemsituaties al ondervangen worden: de veroordeling van een afwezige beklaagde bij verstek en de vertegenwoordiging van een zieke beklaagde door zijn advocaat tijdens het strafproces.
Bij de internering van geesteszieke daders die een wanbedrijf of als misdaad omschreven feit hebben gepleegd, blijft de verbeurdverklaring ook mogelijk. Bij het overlijden van een verdachte kunnen de erfgenamen of begiftigden van de overledenen het illegaal vergaarde vermogen niet in bezit nemen zonder zich schuldig te maken aan het misdrijf witwassen als zij de illegale herkomst ervan kennen of moesten kennen. De Vlaamse milieuwetgeving laat de voordeelontneming als administratieve sanctie toe.
Zowel de magistraten van het openbaar ministerie als de onderzoeksrechter kunnen op basis van de bestaande wetgeving tijdens het strafonderzoek overgaan tot de inbeslagname van vermogensbestanddelen. Een rechterlijke bevestiging van het beslag gelegd door het openbaar ministerie of een politieambtenaar is niet vereist.
België voldoet nu dus en gaat zelfs verder dan de ontworpen EU-richtlijn die slechts een minimumregeling wil invoeren.
De ontworpen EU-richtlijn wil een stelsel verruimde verbeurdverklaring invoeren. De rechter kan overgaan tot de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen die weliswaar geacht worden een illegale herkomst te hebben, maar waarbij de veroordeelde echter niet uitdrukkelijk schuldig is verklaard aan de onderliggende strafbare feiten die deze illegale vermogensvoordelen hebben gegenereerd.
22.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik zal uw antwoord nogmaals rustig nalezen. Als ik u goed begrepen heb, komt het neer op het volgende. Volgens de Belgische wetgeving zijn de antwoorden op de eerste, de derde en de vierde vraag nu al mogelijk.
De enige vraag die rest, is of het openbaar ministerie de mogelijkheid heeft om vermogensbestanddelen tijdelijk te bevriezen als het risico bestaat dat die bestanddelen zullen verdwijnen en dat de maatregel binnen een redelijke termijn door de rechter wordt bevestigd. Voor zover ik heb kunnen volgen, hebt u daar geen antwoord op gegeven of zou dit volgens de huidige Belgische wetgeving nog niet mogelijk zijn.
Ik blijf daarop aandringen, mevrouw de minister, omdat uit uw cijfers blijkt dat in dat verband een tandje kan bij gestoken worden. Er wordt meer crimineel geld ontdekt. België heeft immers een centrale rol als doorvoerland. Hier komen nogal wat netwerken samen en hier vertrekken ook veel netwerken. Ik durf aandringen om daarin verder te gaan en te bekijken of er andere mogelijkheden zijn om crimineel geld gemakkelijk in beslag te nemen.
Ik zal dat ene topic schriftelijk bij u indienen.
L'incident est clos.
23 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Justitie over "de financiële tegemoetkoming van de advocaat van een naar het buitenland gevluchte cliënt" (nr. 15769)
23 Question de M. Tanguy Veys à la ministre de la Justice sur "l'intervention financière en faveur de l'avocat dont le client a fui à l'étranger" (n° 15769)
23.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, mijn vraag is gebaseerd op een verhaal dat ik opgevangen heb. Ik was nogal verwonderd over de omstandigheden. Om enige duidelijkheid daarover te krijgen, wens ik u over deze casus te bevragen. Ik vernam dat een wegens moord beschuldigde Bulgaar, die onder voorwaarden door een Belgische kamer van inbeschuldigingstelling werd vrijgelaten, vluchtte naar zijn geboorteland, daar werd gearresteerd en in een Bulgaarse gevangenis belandde, met de bedoeling hem eventueel, dat is nog niet uitgemaakt, aan België uit te leveren.
Ik vernam ook dat de advocaat van de beschuldigde Bulgaar, die hier in België zijn cliënt heeft verdedigd en onder meer is tussengekomen op het moment dat er sprake was van zijn vrijlating onder voorwaarden, ook in de toekomst zijn zaak wenst te behartigen. Hij vraagt aan de diensten van de FOD Justitie of er in een bijdrage voorzien is voor de kosten die hij maakt om zijn cliënt in de Bulgaarse gevangenis te bezoeken – het gaat over verblijfs- en vervoerskosten – teneinde zijn dossier te kunnen verdedigen op het moment dat de betrokkene naar België zou terugkomen om verder te worden berecht.
Wat is het principe dat daarbij gehanteerd wordt? Hoever gaat men eventueel in dergelijke dossiers in de financiële tegemoetkoming? Als men daarin een precedent schept, is het ook mogelijk dat andere advocaten kosten zullen proberen te verhalen op de FOD Justitie, bijvoorbeeld wanneer zij in een bepaalde rechtszaak getuigen wensen op te roepen die in het buitenland verblijven. Hoe gaat men met dergelijke dossiers om?
23.02 Minister Annemie Turtelboom: Voor de relatie tussen België en Bulgarije is het kaderbesluit 2002/584 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van de overlevering tussen de lidstaten van toepassing dat in Belgische wetgeving werd omgezet met de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel. Het betreft bijgevolg een overleveringsprocedure en geen uitleveringsprocedure. De wet voorziet enkel in de mogelijkheid van kosteloze tweedelijnsbijstand indien België optreedt als ten uitvoer leggende lidstaat. In het kader van de procedure werd niet voorzien in kosteloze tweedelijnsbijstand in de uitvaardigende lidstaat. In casu treedt België op als uitvaardigende lidstaat waardoor er dus geen wettelijke basis is voor een mogelijke tussenkomst door de Belgische overheid in de kosten van verdediging in het kader van de overleveringsprocedure.
23.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik bedank u voor de verduidelijking dat er niet in een tegemoetkoming is voorzien.
L'incident est clos.
24 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Justitie over "de toepassing van de nieuwe nationaliteitswet" (nr. 15506)
24 Question de Mme Karin Temmerman à la ministre de la Justice sur "l'application de la nouvelle loi sur la nationalité" (n° 15506)
24.01 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, op 25 oktober 2012 keurde dit Parlement de nieuwe nationaliteitswet goed. Sinds 1 januari 2013 is deze ook van kracht.
De procedure voor de nationaliteitsverwerving start bij de gemeente. Er bereiken ons berichten dat mensen die zich nu aanmelden bij de dienst Bevolking van de gemeente gewoon terug naar huis worden gestuurd met de melding dat ze beter enkele weken wachten om hun aanvraag in te dienen omdat men helemaal niet weet hoe men de nieuwe wet moet toepassen.
Dit roept natuurlijk vragen op. Als de wet vanaf 1 januari in werking is getreden, moeten de mensen toch een beroep op die wet kunnen doen.
Tijdens de bespreking van uw beleidsnota in de plenaire vergadering van 6 februari zei u dat alle KB’s tot uitvoering van de wet begin januari werden bezorgd. U gaf ook toe dat er nog een rondzendbrief moest komen, die er volgens u zeer snel zou zijn. U zei ook dat dit de correcte toepassing van de wet zeker niet in de weg mocht staan zodat de gemeentelijke ambtenaren de wet nu al zouden kunnen moeten toepassen. Dat gebeurt blijkbaar niet omat ze niet de juiste instructies hebben of omdat ze niet weten hoe ze met die wet moeten omgaan.
Op het einde van uw betoog verwees u ook naar de deelstaten. U zou hen hebben gevraagd om een exhaustieve lijst van alle integratiecriteria die voor de deelstaten worden gehanteerd en die ook als criteria moeten worden gebruikt.
Mevrouw de minister, op het moment dat ik deze vraag heb ingediend was er nog geen rondzendbrief neem ik aan, maar uit uw antwoord in de plenaire vergadering begrijp ik dat dit ondertussen is gebeurd. Ik neem aan dat alle gemeenten de rondzendbrief momenteel hebben, maar als dat niet zo is hoor ik dat graag.
U zegt dat het ontbreken van de rondzendbrief de correcte toepassing van de wet niet in de weg zou mogen staan. Welke instructies zijn tussen de publicatie van de nieuwe nationaliteitswet en 1 januari vanuit de FOD Justitie naar de lokale overheden verstuurd? Of is er helemaal niets verstuurd?
Als deze instructies verstuurd zijn en voldoende zijn om de procedure op te starten, hoe verklaart u dan het feit dat heel wat gemeentebesturen toch melden dat ze mensen naar huis sturen?
Hebt u de exhaustieve lijst in verband met de integratiecriteria die door de deelstaten wordt gehanteerd al ontvangen? Is daarover al overleg met minister Bourgeois geweest?
24.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de wet waarover de commissie voor de Justitie reeds stemde op 24 juni 2012 werd pas op 25 oktober aangenomen door de Kamer, waardoor de evocatietermijn pas verliep op 20 november 2012. Daarnaast moesten de officiële stukken uiteraard nog bezorgd worden aan mijn kabinet waardoor de wet uiteindelijk door de Koning bekrachtigd werd op 4 december 2012 en op 14 december in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd. De publicatie van de wet was onontbeerlijk vooraleer de Raad van State advies kon uitbrengen over de uitvoeringsbesluiten. Daarom herinner ik u nog eens aan die periode. Wij kennen uiteraard de inhoud van de wetgeving maar door de procedures kon de Raad van State zich pas op 14 december uitspreken over de uitvoeringsbesluiten. De Raad van State wil immers geen advies verlenen over besluiten die geen rechtsgrond hebben.
Bijgevolg was het onmogelijk om tussen de publicatie van de wet op 14 december 2012 en de inwerkingtreding ervan op 1 januari 2013 al richtlijnen aan de gemeenten te geven aangezien het advies van de Raad van State over de uitvoeringsbesluiten nog hangende was. Men kon de gemeenten moeilijk al instructies geven, bijvoorbeeld over wat als een volledig dossier beschouwd moet worden, als de Raad van State nog geen uitspraak had gedaan over de regeling.
Alles werd wel in het werk gesteld om dit advies zo snel mogelijk te bekomen, namelijk via de procedure van hoogdringendheid. De Raad van State heeft advies verleend op 27 december 2012. De teksten werden na het kerstreces onmiddellijk aangepast door de administratie. Voor een goed begrip werden alle uitvoeringsbepalingen, behalve die waarvoor de collega van Buitenlandse Zaken in de eerste plaats bevoegd was, opgenomen in een gezamenlijk besluit dat door de Koning ondertekend werd op 14 januari 2013 en bekendgemaakt werd in het Belgisch Staatsblad van 21 januari 2013.
Het is nu twee maanden na de publicatie van de wet. Ik meen dat iedereen moet vaststellen dat wij zonder dralen gewerkt hebben aan het uitvoeren van de wettelijke bepalingen van de nieuwe nationaliteitswetgeving. In goed twee maanden werden alle besluiten ter uitvoering van de wet opgesteld, besproken in de regering en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Dat is wel een heel korte periode.
In afwachting van de publicatie van de uitvoeringsbesluiten hebben mijn diensten ook de betrokken gemeenten mondeling de raad gegeven om de aanvragen in ontvangst te nemen om vervolgens, zodra de besluiten gepubliceerd zouden worden, de volledigheid van het dossier te onderzoeken, uiterlijk binnen de 30 dagen na het afleggen van de verklaring. Luidens artikel 15, alinea 2, van de Nationaliteitswet heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand immers 30 dagen, ongeveer zes weken, de tijd om de verklaring van de persoon die Belg wil worden op zijn volledigheid te beoordelen. Zelfs indien de eerste dossiers reeds binnenkwamen op 2 januari 2013 had de ambtenaar van de burgerlijke stand dus nog tot 12 februari 2013 de tijd om het dossier te beoordelen aan de hand van de wet en de inmiddels gepubliceerde besluiten.
Uit de vragen van de gemeenten blijkt dat bepaalde aspecten van de nieuwe nationaliteitswet, die volgen uit het moeizaam bereikte politieke compromis, niet altijd helemaal duidelijk zijn voor een ambtenaar. Daarom maken wij een omzendbrief aan de gemeenten en de parketten met een toelichting over de nieuwe nationaliteitswetgeving. De tekst zal deze week klaar zijn. Er ontbreekt alleen een advies van het College van procureurs-generaal. De wet is inmiddels wel volledig van kracht. De uitvoeringsbesluiten zijn genomen. Heel wat gemeenten vragen reeds mondeling advies aan mijn administratie. Zij staat daarvoor ter beschikking. Wij hopen echter zo snel mogelijk de omzendbrief te kunnen versturen. Wij wachten daarvoor echter op het laatste advies van het College van procureurs-generaal.
24.03 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, zo te horen is er dus een logische uitleg voor de vertraging.
24.04 Minister Annemie Turtelboom: De uitvoeringsbesluiten waren wel reeds gepubliceerd.
24.05 Karin Temmerman (sp.a): Op 21 januari, zegt u.
24.06 Minister Annemie Turtelboom: Het duurt altijd tien tot veertien dagen voor deze worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Zij werden door ons verstuurd op 7, 8 of 9 januari, dat weet ik niet meer precies. Vrij kort daarna waren zij bekend.
24.07 Karin Temmerman (sp.a): In de toekomst moeten wij ervoor zorgen dat die termijnen korter worden of dat er een langere termijn wordt bepaald voor de uitvoering van de wet. Heel wat personen zijn immers daardoor misleid. De wet zou van kracht worden op 1 januari, maar eigenlijk was dat pas op 21 januari, aangezien de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad toen pas verscheen.
24.08 Minister Annemie Turtelboom: (…)
24.09 Karin Temmerman (sp.a): Nee, maar er zijn toch heel wat steden en gemeenten die hebben geoordeeld ze niet in ontvangst te nemen. Als men veel dossiers heeft die men op zeer korte termijn moet behandelen, is het risico immers niet gering dat de termijn verstreken is. Blijkbaar is de instructie niet goed gevolgd. Bij de verschillende gemeenten die ik heb gecontacteerd, werd iedereen terug naar huis gestuurd en werden de dossiers niet in ontvangst genomen.
L'incident est clos.
25 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "de beloning voor de Belgische speurders" (nr. 15887)
25 Question de M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "la récompense obtenue grâce aux enquêteurs belges" (n° 15887)
25.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, dit is een opvolgingsvraag naar aanleiding van het opdoeken van een internationale maffiastructuur. Het ging om een niet-onbelangrijke som van ongeveer 600 000 euro. Het geld zou worden geïnvesteerd in projecten van de federale politie. U hebt uitdrukkelijk gezegd dat zulks de bedoeling was en dat uw collega van Binnenlandse Zaken daarmee akkoord ging. In die zin deelde u de oproep van de commissaris-generaal die daarover had gecommuniceerd. Ik lees nu dat het verzoek werd afgewezen en dat het bedrag gewoon in de Schatkist zou belanden.
Kunt u wat meer toelichting geven over deze ontwikkeling?
25.02 Minister Annemie Turtelboom: Het reaffecteren van die inkomsten, zoals de bedoeling was, is binnen het gegeven tijdsbestek onmogelijk gebleken. Daar zijn verschillende redenen voor. De budgetregels schrijven immers voor dat de inkomsten via een fonds gereaffecteerd dienen te worden, maar ook de toevalligheid van de ontvangst en het feit dat er investeringsinspanningen gebeuren op andere niveaus hebben meegespeeld.
25.03 Michel Doomst (CD&V): Ik versta daaruit dat de omstandigheden ertoe geleid hebben dat het niet anders kon. Ik neem daarvan akte.
L'incident est clos.
25.04 Minister Annemie Turtelboom: Voor de duidelijkheid, ik heb aan het secretariaat laten weten dat ik vandaag tijd heb om alle vragen die op de agenda staan te beantwoorden. Ik weet bijvoorbeeld dat collega Van Cauter nog op komst is. Ik wil gewoon duidelijk maken dat ik tijd gemaakt heb voor alle vragen, nu er net zoveel zijn.
De voorzitter: Een van de vragen wordt om organisatorische redenen morgen behandeld in de plenaire vergadering. Parlementsleden die een vraag over datzelfde onderwerp hadden ingediend, verwachten natuurlijk dat ook hun vraag morgen beantwoord zal worden. Daarom zijn zij niet aanwezig.
25.05 Minister Annemie Turtelboom: Die vragen staan toch al lang op de agenda van vandaag?
De voorzitter: Natuurlijk. Maar doordat er
ter zake een vraag is ingediend in de plenaire vergadering, volgen de andere
vraagstellers die vraag, en zijn zij nu niet in de commissie aanwezig. Het
Reglement wordt gewoon toegepast.
26 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de maatregelen betreffende de werking van drie kamers bij het hof van beroep te Gent" (nr. 15901)
26 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "les mesures concernant le fonctionnement de trois chambres à la cour d'appel de Gand" (n° 15901)
26.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, bij het hof van beroep te Gent zijn naast de eerste voorzitter 31 magistraten uit het wettelijk kader van 57 toegewezen aan de burgerlijke sector. Dat maakt dat slechts 54,5 % van het kader ingevuld is. Daarbij komt dat het aantal ingestelde hogere beroepen in burgerlijke zaken in de periode 2007-2011 in stijgende lijn ging.
De werkdruk steeg, als gevolg van het dalend aantal weglatingen, de lineaire toepassing van de maatregel van rondzendbrief 154, die de publicatie van betrekkingen met twee maanden verdaagt en in het bijzonder al onderbemande korpsen treft, en het feit dat er in de burgerlijke sector vijf magistraten al meerdere maanden ontbreken wegens vacatures of wegens ziekte.
Mevrouw de minister, het hof ziet zich om die redenen genoodzaakt om maatregelen te nemen inzake de werking van drie kamers. Die maatregelen bestaan onder andere uit de opschorting van de werking van bepaalde kamers, wat de rechtsbedeling niet ten goede komt.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van de maatregelen die het hof van Gent neemt? Zo ja, wat is uw reactie daarop?
Ten tweede, hoe is de situatie in de andere hoven van beroep in vergelijking met het hof van Gent?
26.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw Lahaye-Battheu, in het hof van beroep te Gent zijn er op het ogenblik op een kader van 57 magistraten drie vacatures te begeven, waarvan er twee zeer recent zijn vrijgekomen.
De vacature die aangekondigd werd in het Belgisch Staatsblad van 16 augustus 2012, zal volgende maand kunnen worden opgevuld naar aanleiding van de pas ontvangen voordracht van de Nederlandstalige benoemingskamer van de hoge raad.
De twee overige vacatures zullen kunnen worden opgevuld tegen het einde van het jaar, gelet op het feit dat de benoemingsprocedure voor raadsheer minstens acht maanden in beslag neemt.
De administratie heeft op het ogenblik slechts kennis van een magistraat die afwezig is door ziekte, en dat sedert september 2012.
De aandacht dient erop gevestigd te worden dat het kader van 57 magistraten wordt verdeeld onder alle magistraten van het hof. De eerste voorzitter wijst naast de magistraten in de burgerlijke kamers eveneens magistraten aan in de correctionele kamers en in de jeugdkamers. De eerste voorzitter beschikt dus over een zeer ruime autonomie om de magistraten van zijn hof in te zetten in de verschillende secties, burgerlijk, penaal of jeugd.
De situatie in de andere hoven van beroep is vergelijkbaar met die van het hof van beroep te Gent. In Antwerpen zijn er drie vacatures, in Brussel één en in Luik en Bergen twee.
26.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik neem akte van uw antwoord. Ik kan niet anders dan betreuren dat de werking van drie kamers is opgeschort, wat toch niet min is. Vooral voor de rechtzoekenden, die wachten op een beslissing in hun dossier, heeft dat opnieuw vertraging tot gevolg. Voor onze hoven van beroep zitten we vandaag al met pleitdata in 2015 tot zelfs 2017. Als advocaat krijg ik zulke pleitdata binnen en de voorzitter van onze commissie zal dat kunnen beamen. Eigenlijk zijn dat onredelijke termijnen.
Mevrouw de minister, ik neem daarom akte van uw antwoord en zal een en ander overbrengen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 15951 van de heer André Frédéric wordt uitgesteld. Vraag nr. 15952 van mevrouw Özlem Özen wordt ook uitgesteld, evenals haar vragen nrs. 15953 en 15978.
Het incident is gesloten.
27 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de la Justice sur "une victime de viol condamnée à payer les frais d'enquête" (n° 15967)
27 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Justitie over "de veroordeling van een slachtoffer van een verkrachting tot het betalen van de expertisekosten" (nr. 15967)
27.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, je vous sais au courant de la situation que je vais évoquer mais j'estime important d'y revenir pour tenter de trouver des solutions.
Une jeune dame, qui a subi un viol avec violence en 2009, se voit réclamer 5 140 euros pour les frais d'enquête.
Courageusement, contrairement à la majorité des victimes de viol, malgré le traumatisme, elle est allée porter plainte et s'est rendue à l'hôpital pour un examen de nature à rassembler un maximum de preuves. Et pour avoir accès au dossier, elle s'est constituée partie civile. Dans son examen du dossier, elle s'est rendu compte que les policiers s'étaient trompés et n'avaient pas demandé les analyses des endroits effectivement les plus susceptibles d'être porteurs de traces du violeur. Elle a donc demandé des devoirs d'enquête complémentaires, dont certains ont été acceptés par le juge d'instruction car susceptibles d'aider à l'identification du violeur. Malheureusement, l'enquête peu dynamique n'a pas mené à l'identification du coupable, comme trop souvent dans les cas de viol.
À l'issue du classement de l'affaire faute d'identification de l'auteur, le juge n'a pu que condamner la victime, en vertu de l'article 162 du Code d'instruction criminelle, à payer un ensemble de frais d'enquête pour un montant de 5 140 euros.
On le voit, il y a vraiment un problème avec ce fameux article 162 du Code d'instruction criminelle.
Quand cet article est-il appliqué? Pourquoi?
Comment comptez-vous rapidement mettre fin à cette situation inacceptable où la justice réclame des frais d'enquête à la victime parce que la police n'a pas bien travaillé et n'a pas identifié l'auteur des faits? Quelle solution allez-vous proposer à cette victime?
Car, que ressort-il de cette affaire? C'est qu'il ne faut pas porter plainte et que, si vous le faites, ne vous portez surtout pas partie civile car l'enquête policière pourrait vous être facturée. Je pense que c'est là un très mauvais signal qui est envoyé aux victimes. J'espère que vous pourrez aujourd'hui nous annoncer que cette situation va rapidement changer et que les sommes en question ne seront pas réclamées, ni pour le passé, ni pour le futur.
27.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, il me faut tout d'abord rappeler qu'il ne m'appartient pas de commenter telle ou telle décision judiciaire, pas plus que de la justifier. Le principe de la séparation des pouvoirs doit évidemment être appliqué. Il va néanmoins de soi qu'une décision judiciaire doit résulter d'un examen minutieux des éléments du dossier en faisant abstraction de tout préjugé. C'est ainsi qu'elle ne peut être prise dans l'aveuglement de l'émotion suscitée par le caractère douloureux des faits dénoncés et sans un regard attentif porté aux éléments recueillis au cours de l'enquête.
L'article 162, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle s'applique à toute partie civile qui succombe, notamment en cas de citation directe introduite par la victime et en cas d'instruction ouverte à la suite d'une constitution de partie civile. La Cour de cassation a d'ailleurs confirmé à plusieurs reprises l'obligation de condamner la partie civile qui succombe à tous les frais exposés, notamment lorsqu'une instruction judiciaire a été ouverte à la suite de sa constitution de partie civile.
En l'espèce, la décision judiciaire est probablement tout à fait conforme à la loi. La Cour d'arbitrage a également estimé que l'article 162 ne violait pas les principes d'égalité et de non-discrimination.
Par ailleurs, les brochures Vos droits en tant que victime d'infraction et Vous êtes victime, éditées par le SPF Justice attirent, elles aussi, l'attention des victimes sur les implications financières de la constitution de partie civile. Je souligne toutefois que la cour d'appel de Bruxelles a déjà dérogé à la règle de l'article 162, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle dans le cas d'un retard anormal dans la procédure ainsi que dans le cas où dans le contexte de la cause considérée, la partie civile n'avait eu aucune maîtrise sur le choix des devoirs accomplis ni sur les coûts qu'ils avaient entraînés.
Il semblerait donc exister une certaine marge de manœuvre permettant de penser qu'en fonction des circonstances, il puisse être dérogé au prescrit de l'article 162, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle.
27.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Loin de moi l'envie de vous demander de ne pas respecter le principe de la séparation des pouvoirs. C'est pour cette raison que je vous ai interrogée précisément sur le problème éventuel posé par l'article 162. Nous sommes dans notre rôle de législateur, c'est-à-dire que quand une loi est mauvaise, il faut réfléchir à la faire évoluer.
In casu, un problème se pose dans le sens où cet article 162 donne peu de marge de manœuvre au juge, quand les personnes se sont constituées parties civiles, pour ne pas leur imposer les frais d'enquête. Or j'estime qu'il est important que le juge ait cette marge de manœuvre pour pouvoir faire la différence entre des personnes qui portent plainte à tort et à travers et celles qui sont victimes. Je rappelle qu'il s'agit ici d'une victime de viol avec violence.
Vous nous dites qu'il est important de statuer dans le calme. J'aurais souhaité que dans d'autres dossiers aussi, on statue dans la sérénité.
J'espère que vous allez réfléchir à créer une véritable marge de manœuvre dans l'article 162, permettant aux juges, dans les affaires qui nous occupent, de ne pas porter les frais d'enquête à charge des victimes. Si un juge d'instruction a estimé que ces enquêtes étaient utiles, il est important que les frais inhérents ne soient pas à charge des victimes.
L'incident est clos.
28 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de kennisgeving aan kinderbijslagfondsen" (nr. 15986)
28 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "la notification aux caisses d'allocations familiales" (n° 15986)
28.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, er is onduidelijkheid over het bekendmaken van gerechtelijke beslissingen aan de kinderbijslagfondsen. De toepasselijke regeling is vrij verschillend en weinig transparant te noemen.
Als een ouder vandaag de beslissing krijgt dat de kinderbijslag verdeeld wordt, een derde voor de moeder en twee derden voor de vader of omgekeerd, is het niet zo dat men die beslissing in alle gevallen eenvoudigweg kan mailen of verzenden aan het kinderbijslagfonds om te vragen of die kinderbijslag kan worden gesplitst, een deel op de rekening van de vader en een deel op de rekening van de moeder.
In sommige gevallen moet er eerst een betekening door een gerechtsdeurwaarder gebeuren. In andere gevallen moet er een gerechtsbrief via de griffie worden gestuurd. Er zijn dus veel verschillende praktijken die vertragingen, kosten en frustraties voor sommige ouders met zich brengen. Zij begrijpen niet waarom het zo moeilijk is om een beslissing in verband met de kinderbijslag te communiceren en uit te voeren.
Mevrouw de minister, is het volgens u echt noodzakelijk dat deze beslissingen per gerechtsbrief of deurwaardersexploot aan de kinderbijslagfondsen worden betekend? Is een kostenbesparend alternatief mogelijk? Zo ja, waaraan denkt u dan? Is het mogelijk wettelijk in te schrijven dat de griffier zelf de kennisgeving doet, zodat de partijen minder op kosten worden gejaagd?
28.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Lahaye-Battheu, de door u omschreven problematiek viseert de gevallen waarin een gerechtsdeurwaarder moet worden ingeschakeld voor de betekenis van een vonnis opdat dat vonnis tegenstelbaar zou worden aan het kinderbijslagfonds.
In principe doet die situatie zich voor indien het kinderbijslagfonds geen partij was bij een procedure tot beroep die buiten het toepassingsgebied valt van de kinderbijslagwetgeving, maar waarbij een bepaling uit de rechterlijke beslissing slaat op de persoon aan wie de kinderbijslag moet worden uitbetaald. Het gaat in de praktijk voornamelijk om vonnissen over het ouderlijk gezag en rechterlijke beslissingen in het raam van een echtscheiding.
Omdat de kinderbijslagfondsen voldoende zekerheid moeten hebben over de authenticiteit van de rechterlijke beslissing die hen wordt voorgelegd en waarop zij de betaling of een wijziging inzake de betaling van de kinderbijslag baseren, legt de wetgever de partijen in de zopas beschreven situatie de verplichting op om die rechterlijke beslissing aan het kinderbijslagfonds te betekenen via gerechtsdeurwaarderexploot, om tegenstelbaarheid aan die derde en dus de betaling van de kinderbijslag te kunnen bekomen.
Hoewel de betekenende partij dus in principe de gerechtsdeurwaarderkosten zal moeten betalen voor de betekening van het vonnis, wijs ik erop dat personen in welbepaalde gevallen een beroep kunnen doen op rechtsbijstand. Dit betekent concreet dat personen die slechts over een beperkt inkomen beschikken deze gerechtsdeurwaarderkosten, afhankelijk van hun situatie, niet of slechts gedeeltelijk zullen moeten betalen. Daarnaast moeten ook personen die zich in welbepaalde situaties bevinden deze gerechtsdeurwaarderkosten niet betalen. Het gaat onder meer om minderjarigen, personen die zich bevinden in een procedure van collectieve schuldenregeling of personen die een kind ten laste hebben waarvoor zij gewaarborgde kinderbijslag ontvangen. Dit geldt vanzelfsprekend enkel voor zover zij hun inkomen of bijzondere situatie kunnen aantonen.
Er kan dus worden gesteld dat de meest kwetsbare groepen uit onze samenleving reeds worden beschermd door de wetgever.
Terwijl het in beginsel niet onmogelijk lijkt om wettelijk te bepalen dat de griffier zelf de kennisgeving doet aan het Kinderbijslagfonds zodat de partij die in principe hoort te betekenen via gerechtsdeurwaarderexploot minder op kosten wordt gejaagd, lijkt dit hier nochtans niet de aangewezen oplossing.
Gelet op het feit dat het hier onder meer om beslissingen inzake echtscheidingen gaat, betreft het potentieel een behoorlijk aantal zaken zodat een dergelijke maatregel een aanzienlijke stijging van de werklast van de griffies met zich mee zou brengen. Bovendien mag ook de financiële impact van zo’n maatregel niet worden onderschat.
Een mogelijke toekomstgerichte oplossing kan worden gevonden in de uitbouw van een databank, een authentieke bron, vonnissen en arresten. Deze databank kadert in de JustX-filosofie die erop gericht is dat justitieel informatiekruispunt uit te bouwen. In het concrete geval zou bijvoorbeeld kunnen worden gedacht aan het creëren van de mogelijkheid voor kinderbijslagfondsen om de voor hen relevante rechterlijke beslissingen te raadplegen of aan het automatisch pushen van deze beslissingen aan het betrokken kinderbijslagfonds. Op deze wijze zou het betrokken fonds ook over de zekerheid beschikken dat het effectief om een authentieke rechterlijke beslissing gaat.
28.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik neem akte van de argumenten, maar ik blijf er toch bij dat het om een veeleer eenvoudig probleem gaat, dat op een eenvoudige manier opgelost zou kunnen worden, door gewoon in alle gevallen — nu is het in een deel van de gevallen, terwijl het er procentueel niet zoveel zijn, als wij kijken naar het aantal echtscheidingen en samenwonende koppels die uit elkaar gaan — via een gerechtsbrief te werken in plaats van de ene keer met een betekening en de andere keer met een deurwaarder. Ik zal het verder bekijken en eventueel een initiatief nemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Sabien Lahaye-Battheu.
Présidente: Sabien Lahaye-Battheu.
28.04 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik heb mijn vraag nr. 15694 laten omzetten in een schriftelijke vraag.
- M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "le masterplan concernant la réaffectation du Palais de Justice de Bruxelles" (n° 15830)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "le masterplan pour le Palais de Justice de Bruxelles" (n° 15961)
- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "het masterplan betreffende de herbestemming van het Brusselse Justitiepaleis" (nr. 15830)
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "het masterplan voor het Brusselse Justitiepaleis" (nr. 15961)
29.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, er is witte rook voor de toekomst van het Brussels Justitiepaleis. In een persmededeling werden de plannen kort toegelicht. In het gebouw zou er onder meer ruimte komen voor horeca en commerciële en culturele diensten. De koepel zou worden opengesteld voor het grote publiek, maar bovenal zou er nog steeds recht worden gesproken in het justitiegebouw. Het lijkt nog weinig concreet, want nu zou naar verluidt een consultant worden aangesteld om de plannen verder uit te werken tegen het voorjaar 2014, dus nog eens een jaar verder.
Ten eerste, wat werd er concreet beslist met betrekking tot de gerechtelijke functie van het Justitiepaleis? Welke functies blijven behouden en welke verdwijnen?
Ten tweede, zijn er gerechtelijke diensten, colleges of rechtbanken die nu rond het Poelaertplein zijn gehuisvest en die zouden terugkeren naar het oude Justitiepaleis? Zijn er dus plannen om bepaalde diensten in het Justitiepaleis te centraliseren, zodat kan worden bespaard op de huur van gebouwen rond het Poelaertplein?
Ten derde, er is sprake van winkels, horeca en een publiek toegankelijke koepel. Om het commerciële of toeristische succes van deze zaken niet te ondermijnen, zal het gebouw vrij toegankelijk moeten blijven. Hoe denkt u dat te combineren met de door u aangekondigde en reeds via een proefproject uitgeteste scanstraat? Hoe zal de veiligheid worden gegarandeerd als het Justitiepaleis wordt ingericht als vrij toegankelijke, toeristische en commerciële ruimte?
Ten vierde, wat is de rol van de consultant? Wat wordt van hem verwacht? Klopt het dat hij een jaar de tijd krijgt? Welk budget zal hiervoor worden uitgetrokken?
29.02 Minister Annemie Turtelboom: Het dossier, dat werd voorgelegd aan de Ministerraad van 7 februari 2013 gaat uit van het principe dat het Justitiepaleis opnieuw moet overeenstemmen met het originele plan van architect Poelaert. Dat betekent dat enkele verdiepingen, die in de twintigste eeuw werden aangebouwd, moeten worden afgebroken en zes binnenhoven opnieuw opengemaakt.
Qua bestemming moet het Justitiepaleis in de eerste plaats een gerechtsgebouw blijven, maar de sokkel van het gebouw en de overwelfde ruimten zouden kunnen worden heringericht. De Ministerraad heeft ingestemd met een procedure tot aanwijzing van een consultant, die de verschillende exploitatiemogelijkheden van die zone moet nagaan, alsook de financiering van de renovatie van die zone, die moet passen in het plan van de globale renovatie van het Justitiepaleis, dat onder het beheer valt van de Regie der Gebouwen.
Het Hof van Cassatie, het parket van Cassatie, het hof van assisen, de balie alsook het restaurant van de FOD Justitie blijven gevestigd in het Justitiepaleis. Een ontdubbeling van het hof van assisen zal worden bestudeerd teneinde gelijktijdig twee processen te kunnen voeren. Het College van procureurs-generaal, twee vredegerechten en de politierechtbank zullen opnieuw kunnen worden ondergebracht in het Justitiepaleis.
Het dossier is tevens gebaseerd op een studie uit 2009, die stelt dat de veiligheid van de diensten van de correctionele keten binnen het Justitiepaleis onmogelijk kan worden gerealiseerd in het licht van de kosten, de technische complexiteit en de vernieling van de monumentwaarde van het gebouw.
Daarom zullen volgens prioriteit de correctionele afdeling en de strafuitvoeringsrechtbank van de rechtbank van eerste aanleg, de correctionele afdeling van het hof van beroep en het parket-generaal het gerechtsgebouw verlaten. Voormelde diensten zullen evenwel in de directe omgeving van het gerechtsgebouw blijven.
Er wordt een algemene oplossing beoogd door een hergroepering van een nieuw gebouwencomplex tussen de Wolstraat, de Quatre Brasstraat, de Waterloolaan en het Jan Jacobsplein. Daartoe zullen de Regie der Gebouwen en de FOD Justitie de verschillende mogelijkheden inzake huur, aankoop, promotieopdracht of onteigening onderzoeken.
De planning van de verwezenlijking van het volledige dossier zal afhangen van de conclusies van de studies die door de consultant, de Regie der Gebouwen en de FOD Justitie worden uitgevoerd.
Het gedeelte van het Justitiepaleis dat zijn justitiële functie zal behouden, zal uiteraard worden afgeschermd van het gedeelte dat een nieuwe reeks functies krijgt toebedeeld, zodat de veiligheid van de gerechtelijke diensten zal worden gewaarborgd.
Voor het antwoord op de vraag over de consultant moet ik u naar mijn collega Verherstraeten doorverwijzen.
29.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Het is natuurlijk uw schuld niet, maar het gebeurt heel vaak. Wij zouden misschien zowel u als de staatssecretaris kunnen uitnodigen, wanneer die vragen worden gesteld. Ik dank u alvast voor uw antwoord. Ik zal mijn vraag herhalen voor staatssecretaris Verherstraeten.
Ik ben blij dat er uiteindelijk een beslissing is gevallen, maar de uitvoering van die beslissing zal waarschijnlijk niet meer voor deze legislatuur zijn. Wanneer ik hoor dat er opnieuw een consultant wordt aangesteld, dan denk ik dat er deze legislatuur niet meer met de uitvoering gestart wordt. Het zal dan aan de volgende regering zijn om opnieuw een beslissing over het gerechtsgebouw te nemen.
De beslissing zelf begrijp ik ook niet helemaal. Ik begrijp dat de rechtsprekende functie in het Justitiepaleis behouden blijft. De correctionele keten gaat eruit. Het hof van assisen, dat bevoegd is voor de zwaarste misdrijven, blijft er wel in. Wat blijft er dan uiteindelijk over? Ik veronderstel dat de burgerlijke zaken terugkeren naar het Justitiepaleis. Het lijkt mij niet helemaal coherent te zijn, maar de beslissing zal dan ook niet in deze legislatuur worden uitgevoerd. Ik ga alvast ook te rade bij uw collega Verherstraeten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Kristien Van Vaerenbergh.
Présidente: Kristien
Van Vaerenbergh.
De voorzitter: Vraag nummer 15965 van de heer Van Hecke wordt als ingetrokken beschouwd aangezien wij niets van hem vernomen hebben.
30 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de weigering van de politie om de stakende cipiers van de gevangenis van Hoei te vervangen" (nr. 15947)
30 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "le refus de la police de remplacer les gardiens de prison grévistes à Huy" (n° 15947)
30.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, begin februari was er een stakingsdag van de federale ambtenaren en die werd goed opgevolgd, ook door de penitentiair beambten. Blijkbaar zou driekwart van hen het werk hebben neergelegd, waardoor in 27 gevangenissen de politie moest bijtreden, 4 gevangenissen bleven wel verder functioneren met werkwilligen.
Eigenaardig was de melding in de media dat de cipiers in de gevangenis van Hoei 's nachts wel aan het werk moesten blijven omdat de politie niet kwam opdagen. Blijkbaar – dat weten wij, dat is geen nieuwe boodschap – was de politie het beu om steeds weer in te vallen voor de stakende cipiers. Eigenlijk moet ik spreken over penitentiair beambten, dat ligt zeer gevoelig. Nochtans was er recent een vonnis waarin werd gesteld dat de politie daaraan niet kan ontkomen, dat wel moet doen, dat dit hun verplichting is.
Ik kom dan tot mijn vragen. Kunt u bevestigen dat de cipiers in Hoei moesten blijven werken omdat de politie weigerde te komen? Misschien kunt u de concrete omstandigheden ook wat toelichten?
Werden er acties ondernomen om de politie toch op te trommelen? Betreft het hier een precedent, mevrouw de minister? Wat is uw standpunt daarover?
Ten slotte, ik weet dat mijn collega Degroote hierover al vaak vragen heeft gesteld, maar ik had toch graag nog eens een stand van zaken gekregen met betrekking tot de invoering van een minimumdienst of de eventuele uitbouw van een veiligheidskorps om de politie van deze taak te ontlasten. Wij weten dat de vorige, maar ook de huidige minister van Binnenlandse Zaken snel een oplossing wilden en nog steeds zouden willen.
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
30.02 Minister Annemie Turtelboom: Ondanks de vordering van de directeur-generaal van het EPI en de wet op het politieambt was er inderdaad geen politieaanwezigheid in de gevangenis van Hoei tijdens de eerste nacht van de nationale staking. Gezien de nationale aard van de staking en het feit dat de politie ook gevorderd werd voor andere evenementen, heeft het DG EPI getracht zo weinig mogelijk politiemensen in te zetten. Zo heeft bijna de helft van de gevangenissen geen politiebijstand gevraagd in de eerste nacht van de staking. Dit was ook het geval in Hoei. Gezien de weigering van de politie, heeft een aantal personeelsleden op vrijwillige basis verder gewerkt om de dienst te verzekeren.
In het verleden gebeurde het reeds eerder dat de politie weigerde bijstand te verlenen, maar de rechtsspraak van de Raad van State is daarover zeer duidelijk: het DG EPI heeft het recht de politie te vorderen tijdens een staking in de gevangenis. Ik heb het reeds meermaals verklaard met verwijzing naar het regeerakkoord: er moet een evaluatie komen van protocolakkoord 351. De voorbereiding hiervan heeft veel tijd in beslag genomen. Binnenkort zal dit aanvangen. De regeerverklaring voorziet er eveneens in dat er meer dwingende maatregelen kunnen worden getroffen om de continuïteit van de overheidsdienst te waarborgen bij een negatieve evaluatie of een staking waarbij het huidige of toekomstige protocol niet worden nageleefd.
Zodra de evaluatie met de vakbondsvertegenwoordigers van de gevangenisbeambten gebeurd is, zal ik natuurlijk verslag uitbrengen in de Ministerraad.
30.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord.
Ik heb eigenlijk nog een vraag over de evaluatie van protocol 351. U zegt dat die voor binnenkort is. Bedoelt u daarmee nog altijd de zomer van 2013? Oorspronkelijk was die gepland voor de zomer van 2012. Onlangs hebt u gezegd dat het voor de zomer van 2013 zal zijn. Bent u er zeker van dat die timing zal kunnen worden gehandhaafd? Wij wachten er natuurlijk wel al een hele tijd op.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.52 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.52 heures.