Commission
des Relations extérieures |
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen |
du Mardi 5 février 2013 Après-midi ______ |
van Dinsdag 5 februari 2013 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.20 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
01 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het streven naar de 0,7 procentnorm binnen de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking" (nr. 15214)
01 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "l'objectif de la norme de 0,7 % pour les dépenses relatives à la coopération au développement" (n° 15214)
01.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, voormalig minister Magnette heeft meermaals betoogd dat hij het groeipad van 0,7 % een goede doelstelling vond waarnaar zeker moet worden gestreefd. In het bestuursakkoord stelde hij voor, ik citeer: “De regering ziet evenwel niet af van de kwantitatieve doelstelling van 0,7 % van het bni, maar mag zich verplichten een trager tempo aan te nemen door de uitzonderlijke budgettaire omstandigheden".
Ten eerste, volgens de huidige akkoorden zou België de 0,7 %-norm willen bereiken tegen 2015. Vindt u dat een haalbare doelstelling, zeker gezien het huidige financiële klimaat?
Ten tweede, het opnemen van de zinsnede “… streven naar de kwantitatieve doelstelling van 0,7 %…” is in de eerste plaats een politieke beslissing. Als land kunnen wij ons immers niet veroorloven om dat niet te vermelden. De bewoording “streven naar” is immers een vage bewoording zonder al te veel implicaties en compensaties. Beschouwt u het streven naar de 0,7 %-norm als een realistische doelstelling, of denkt u dat dit in de eerste plaats belangrijk is voor het imago van ons land?
01.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer de voorzitter, gelet op de beslissing van de regering van december 2011 om het budget voor Ontwikkelingssamenwerking in de komende jaren te bevriezen, als gevolg van de economische en financiële crisis die het land treft, kan de VN-norm voor ODA van 0,7 % van het bni in 2013 en 2014 misschien niet worden bereikt. Dat is ook het geval van veel donorlanden die om dezelfde reden afwijken van de norm.
Voor België zal het cijfer in 2013 0,51 % bedragen indien heel de begroting wordt uitgevoerd. Dat ligt zeker onder de doelstellingen van België van vóór de financiële en economische crisis, maar het is in overeenstemming met de verplichtingen van de landen van de Europese Unie. De regering heeft het streefcijfer van 0,7 % voor 2015 en daarna in de regeringsverklaring bevroren. Alles wordt wel in het werk gesteld, opdat het pad naar de 0,7 % opnieuw wordt ingeslagen zodra de financiële mogelijkheden dat toelaten.
Zoals ik al heb gezegd in antwoord op uw mondelinge vraag, is de 0,7 %-norm zeker geen fatsoennorm om het imago van ons land op te poetsen, maar een reëel engagement van de Belgische regering dat, wegens de moeilijke budgettaire toestand, tijdelijk bevroren werd.
Het spreekt voor zich dat ik als minister van Ontwikkelingssamenwerking de term "streven naar" gebruik, omdat de realisatie van het engagement van verschillende factoren zal afhangen, namelijk de budgettaire beslissingen die door de huidige en de volgende regeringen en door het Parlement zullen worden genomen met betrekking tot het federaal budget van Ontwikkelingssamenwerking, de uitgaven voor Ontwikkelingssamenwerking door de directie-generaal van Buitenlandse Zaken, een aantal andere departementen, onder meer Financiën, de Gemeenschappen en de Gewesten en de provincies en de gemeenten, en de hoeveelheid schulden die de eerstvolgende jaren kwijtgescholden zullen worden.
01.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de oprichting van het overlegcomité betreffende de interministeriële conferentie inzake het primaat van de ontwikkelingssamenwerking" (nr. 15215)
02 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la mise en place du comité de concertation relatif à la conférence interministérielle sur le primat de la coopération au développement" (n°15215)
02.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Minister Magnette heeft meermaals betoogd dat hij graag een systeem van primaat van Ontwikkelingssamenwerking wil instellen. In een interview met het magazine *MO van juni 2012 stelde hij dat het beleid van de andere ministers rekening moet houden met de ontwikkelingsnoden.
Het concept van beleidscoherentie is op zich niet nieuw. Het wordt internationaal ook erkend door de OESO. Minister Magnette heeft op het einde van zijn politieke carrière als minister van Ontwikkelingssamenwerking echter nog zeer snel een nieuwe wet op Ontwikkelingssamenwerking gerealiseerd. In antwoord op één van mijn mondelinge vragen over de praktische uitwerking van de beleidscoherentie stelde hij dat hij graag tegen eind 2012 met het oog op een interministeriële conferentie een overlegcomité wilde oprichten dat zou beraadslagen over de beleidscoherentie inzake ontwikkelingssamenwerking.
Mijnheer de minister, is dit overlegcomité inderdaad eind 2012 opgericht? Zo ja, kunt u ons er meer over vertellen? Hoe zal de praktische werking verlopen? Zo neen, bent u van plan dit overlegcomité binnen afzienbare tijd alsnog op te richten?
Vindt u een dergelijk overlegcomité en de geplande interministeriële conferentie een goede strategie om te komen tot een zekere beleidscoherentie inzake ontwikkelingssamenwerking?
02.02 Minister Jean-Pascal Labille: Ik verwijs graag naar de jongste algemene beleidsnota, waarin nader wordt ingegaan op de huidige stand van zaken. Deze nota werd opgesteld door mijn voorganger, maar ik onderschrijf ze volledig.
De benaming “beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling” is een betere manier om te omschrijven waar het om gaat. Het is immers niet de bedoeling een beleidsdomein een hoger statuut of een hogere hiërarchische positie toe te kennen dan andere.
Waar het wel om gaat, is het bewaken van de coherentie tussen de verschillende beleidsdomeinen, waarbij maatregelen in een domein niet ten koste gaan van doelstellingen in het domein van de ontwikkeling of, veel beter nog, waarbij maatregelen in een beleidsdomein mede ter versterking kunnen dienen van ontwikkelingsdoelstellingen. Dat is inderdaad onze grote betrachting met de plannen inzake beleidscoherentie ten gunste van de ontwikkeling.
In de pas goedgekeurde nieuwe wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking is een nieuwe titel opgenomen over de coherentie van het beleid ten gunste van de ontwikkeling. De wet bevat bovendien een verplichte, voorafgaandelijke analyse van de impact van het Belgische federale beleid op de ontwikkeling. De wettelijke basis is dus gelegd.
Wij volgen zo de benadering die door de OESO werd aangeraden en die het gebruik van drie pijlers aanbeveelt, namelijk: een expliciet politiek engagement op het hoogste niveau, een concreet coördinatiemechanisme en een opvolgings- en analysemechanisme.
Het eerste element wil ik realiseren door middel van een interministeriële conferentie, zoals vooropgesteld in de regeringsverklaring. Die conferentie is in de loop van dit jaar gepland. Het tweede element wil ik realiseren door een interdepartementaal overlegorgaan. De besprekingen over de concrete vormgeving daarvan zijn nog lopende. Dat mechanisme moet in de loop van dit jaar operationeel worden. Ik ben inderdaad de mening toegedaan dat concrete mechanismen voor politiek en ambtelijk overleg essentieel zijn om de ambities inzake een betere beleidscoherentie voor de ontwikkeling ook in de dagelijkse praktijk om te zetten. Ook de ervaringen in andere landen wijzen dat uit.
02.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik heb dat al een paar keer gehoord. “In de loop van dit jaar” hoorde ik vorig jaar ook al.
Hebt u concreet een idee? Zou er voor het reces al een eerste interministeriële conferentie plaatsvinden of zult u die uitstellen tot in het najaar? Dat is mijn zorg. Ze was eind 2012 gepland. Nu wordt het al “in de loop van dit jaar”.
Ik zal het blijven volgen. Ik zal er u misschien nog wel over ondervragen.
02.04 Minister Jean-Pascal Labille: Ik weet het nog niet precies, maar het zal zo snel mogelijk gebeuren.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het gebruik van de geldmiddelen verkregen uit de transactietaks op Europees niveau" (nr. 15216)
03 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "l'utilisation des moyens financiers obtenus par la taxe sur les transactions au niveau européen" (n° 15216)
03.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, in de beleidsnota van minister Magnette, die u dus onderschrijft, staat in verband met ontwikkelingssamenwerking een interessante verklaring. Hij pleit voor "de verdediging van een belasting op de financiële transacties op Europees niveau, waarvan een deel van de inkomsten gewijd zou zijn aan de financiering van mondiale collectieve goederen en aan de armoedebestrijding."
Dit is interessant aangezien dit toch in zekere zin afwijkt van het regeringsstandpunt. Wat deze transactietaks betreft is afgesproken op Europees niveau dat een deel hiervan naar de Europese begroting vloeit en een deel naar de lidstaten.
Kunt u duidelijkheid scheppen over het standpunt van de Belgische regering tegenover de transactietaks en het gebruik van de inkomsten hiervan?
Hoe situeert uw departement zich ten opzichte van dit standpunt?
03.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer de voorzitter, een belasting op financiële transacties heeft in oorsprong de algemene doelstelling om eventueel negatieve gevolgen van de globalisering tegen te gaan. Dit vertaalt zich in specifieke doelstellingen, zoals het afremmen van speculatieve transacties door het heffen van een belasting en het aanwenden van de inkomsten uit de belasting voor ontwikkelingsdoelstellingen.
België heeft op Europees niveau mee het initiatief genomen voor een versterkte samenwerking voor het ontwikkelen van een belasting op financiële transacties.
Na het advies van het Europees Parlement heeft de Ecofin-raad echter nog geen beslissing genomen over de versterkte samenwerking. Indien de beslissing positief is, is het aan de Europese Commissie om een voorstel uit te werken en aan de lidstaten om het te amenderen.
Inzake de aanwending van de middelen op Europees of nationaal niveau, heeft België in de wet van 19 november 2004 over de invoering van een gelijkaardige heffing of omwisseling van deviezen, bankbiljetten en munten, zich uitgesproken voor een aanwending voor ontwikkelingssamenwerking, de bevordering van sociale en ecologische rechtvaardigheid en het behoud en de bescherming van internationale publieke goederen.
03.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, u zegt het zelf, Europa heeft nog geen enkele beslissing genomen. Daarom heb ik het er moeilijk mee dat reeds in de beleidsnota wordt ingeschreven dat het er komt. Ik vond het een beetje voorbarig om het er reeds in te zetten.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de gedeeltelijke uitbesteding van het informaticabeheer van Forem aan Marokko" (nr. 15217)
04 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la délocalisation partielle au Maroc de la gestion informatique du Forem" (n° 15217)
04.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, op woensdag 16 januari 2013 raakte bekend dat de Waalse dienst voor arbeidsvoorziening Forem een deel van het beheer van het informaticanetwerk zal uitbesteden of delokaliseren naar Marokko. Omdat het informaticanetwerk in handen is van een Belgische onderaannemer mag deze beslissen of hij het beheer al dan niet wil uitbesteden.
De Waalse minister van Werk André Antoine zegt dat het wettelijke aspect het morele aspect in dit dossier niet volgt. Hij is dan ook voorstander van het invoeren van sociale clausules en milieuclausules waarbij dergelijke sociale dumping bij openbare aanbestedingen beter kan worden gecontroleerd.
Hoewel het om een private beheerder gaat met een autonome beslissing, is het opvallend dat de delokalisering naar Marokko gebeurt, een van de partnerlanden van de federale Ontwikkelingssamenwerking. De federale overheid heeft zich geëngageerd om onder andere in Marokko de uitbouw van een democratische staat en de naleving van de mensenrechten te respecteren. Deze taak kunnen we enkel op een goede manier vervullen als wij als donorland zelf het goede voorbeeld geven.
Nogmaals, hoewel het om een private beslissing gaat van een onderaannemer binnen een van onze deelstaten wil ik u toch vragen hoe dergelijke beslissingen mogelijk zijn? Bestaat er geen enkel wettelijk kader dat dergelijke sociale dumping in een van de federale partnerlanden aan banden legt?
Ik heb uw voorganger in 2012 een mondelinge vraag gesteld over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van private bedrijven. Hij zei dat de DGD Ontwikkelingssamenwerking op dat moment bezig was met de uitwerking van een strategienota over de ondersteuning van de lokale privésector. Hij zei ook dat maatschappelijk verantwoord ondernemen een vrijwillig proces is, waarbij het bedrijf sociale, economische en ecologische overwegingen integreert in zijn praktijken en strategieën. In dat opzicht kan de Belgische Ontwikkelingssamenwerking geen regels opleggen aan de privésector over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wel kan de DGD Ontwikkelingssamenwerking erop toezien dat de partnerinstellingen bepaalde internationale normen op het vlak van milieubescherming of sociale rechten respecteren, aanmoedigen en erover waken dat hun activiteiten de ontwikkelingssamenwerking dienen.
Werd deze nota van de DGD Ontwikkelingssamenwerking over de ondersteuning van de lokale privésector reeds afgerond?
Kunt u de DGD Ontwikkelingssamenwerking oproepen om deze uitbesteding van het beheer van het informaticanetwerk aan Marokko verder te onderzoeken? Er is immers zeer weinig informatie bekend, wat ironisch is in deze context.
04.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer de voorzitter, in een steeds meer geglobaliseerde wereld is het niet ongebruikelijk dat bedrijven en dienstverlenende instellingen een beroep doen op onderaannemers uit verschillende landen. De mondialisering bevordert in bepaalde gevallen de economische groei en de werkgelegenheidscreatie in ontwikkelingslanden en kan, indien geregulariseerd, bijdragen tot de realisatie van internationaal meer evenwichtige economische relaties.
In het geval van openbare aanbestedingen kan elke opdrachtgever bepaalde eisen stellen, zoals het verbod op onderaanneming, waarbij internationale verbintenissen in Belgische wetten op het vlak van openbare inschrijvingen wel moeten worden nageleefd. Tot op heden blijkt het echter niet mogelijk voor de overheid om sociale clausules op te nemen die kunnen garanderen dat delokalisatie van opdrachten niet leidt tot sociale dumping. Een eindversie van de nota over steun aan de private sector moet mij uiterlijk eind april worden toegezonden.
Het is niet de taak van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking om onderzoeken in te stellen naar bedrijven waarmee zij geen directe relaties heeft of wenst te hebben, of naar andere Belgische overheden.
04.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, u hebt misschien ook gelezen dat zelfs de MR zware kritiek heeft op de Waalse arbeidsbemiddelingsdienst Forem. De MR stelt dat het niet kan dat de Forem diensten uitbesteedt aan Marokko, terwijl het zijn taak is werklozen in Wallonië naar een baan te loodsen. Hiermee wil ik enkel meegeven dat het op dat vlak ook scheefloopt.
04.04 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer de
voorzitter, het spijt mij, maar dat is de gewoonte van de MR. It is the duty of
the opposition to oppose.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de engagementen van de ECOWAS-leden inzake kinderarbeid en tewerkstelling van jongeren" (nr. 15218)
05 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "les engagements pris par les membres de la CEDEAO en ce qui concerne le travail des enfants et des jeunes" (n° 15218)
05.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, op 7 december 2012 kwamen de ECOWAS-ministers van Arbeid, Tewerkstelling en Sociale Zaken samen in Dakar in Senegal. ECOWAS is een regionale organisatie van 15 landen, opgericht in 1975 met als doel de economische integratie te bevorderen binnen alle domeinen van de economie, met focus op industrie, transport, telecommunicatie, energie, agricultuur, natuurlijke bronnen, handel, monetaire en financiële uitdagingen en sociale en culturele vraagstukken.
Tijdens de bijeenkomst van 7 december hebben zij met de technische ondersteuning van de International Labour Organisation van de Verenigde Naties enkele nieuwe actieplannen aangenomen voor de tewerkstelling van jongeren en de uitroeiing van kinderarbeid in de West-Afrikaanse regio. Bij deze bijeenkomst werden aan de lidstaten enkele taken opgelegd, bijvoorbeeld het ontwikkelen en implementeren van nationale actieplannen voor tewerkstelling van jongeren, het uitwerken van fondsen voor tewerkstelling van jongeren, het versterken van institutionele mechanismen voor de monitoring en evaluatie van de ondernomen acties, gerelateerd aan de eliminatie van kinderarbeid, waarbij het mechanisme van peer review zeer belangrijk is, en het faciliteren van toegang tot sociale bescherming voor landelijke werknemers en de informele economie.
De Afrikaanse Unie vraagt in de geest van deze bijeenkomst overigens aan alle lidstaten het versterken van de regionale en nationale opvolgingsmechanismen en instituties die essentieel zijn voor de implementatie van het Ouagadougou-actieplan uit 2004. De ECOWAS en de Afrikaanse Unie zijn belangrijke organisaties op het Afrikaanse continent. Heel wat lidstaten zijn er lid van – ik zal ze niet allemaal opsommen – maar vier op vijftien lidstaten zijn tevens partnerlanden van onze federale Ontwikkelingssamenwerking.
Kan de federale Ontwikkelingssamenwerking een rol spelen in het behalen en naleven van deze doelstellingen die door ECOWAS werden vooropgesteld? Aangezien 4 op 15 lidstaten tevens onze partnerlanden zijn, denk ik dat er een rol kan weggelegd zijn voor de onderlinge samenwerking inzake de ontwikkeling van het land.
Kan de federale Ontwikkelingssamenwerking mogelijk een onderlinge samenwerking opstarten en/of ondersteunen tussen Benin, Mali, Niger en Senegal, om zo de bevordering van de sociale rechten en kinderrechten te verzekeren en uit te werken?
05.02 Minister Jean-Pascal Labille: Bij wijze van inleiding wil ik aangeven dat de mondiale uitdagingen op het vlak van kinderarbeid en jongerenwerkloosheid nog enorm groot zijn. Naar schatting zijn er meer dan 215 miljoen kindarbeiders wereldwijd. De jongerenwerkloosheid stijgt wereldwijd ook enorm.
België heeft steeds oog gehad voor de
problematiek rond kinderarbeid in de ECOWAS-landen en ondersteunde reeds verschillende
initiatieven. Dit heeft zeker bijgedragen tot de engagementen die de leden van
de ECOWAS-landen hebben genomen. Zo steunde DGD het regionaal cacao-initiatief
van de Sahel-club van de OESO ten belope van 550 000 euro gedurende
de periode van 2008 tot 2010. Deze bijdrage werd aangewend voor de regional
desk study, een gezamenlijke standpuntbepaling en de publicatie van een
rapport over de goede praktijken in de strijd tegen de ergste vormen van
kinderarbeid in de West-Afrikaanse cacaogemeenschap. Sahel-club van de OESO,
ten belope van 200 000 euro voor de mobilisering van parlementairen. Unicef, de bijdrage ten belope van
1 500 000 euro ging naar “Un projet de protection des enfants,
lutte contre la traite et les pires formes de travail des enfants dans les
plantations de cacao” in Ivoorkust.
Tijdens haar voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2010 organiseerde België in het kader van de ontwikkelingsdagen van de Europese Unie een seminarie over de kinderarbeid in de cacaoboerderijen in West-Afrika. Dit werd voorafgegaan door een rondetafel voor de cacaosector georganiseerd door Oxfam en Transparency International met de steun van de BTC.
Wat de ondersteuning betreft van de door de ECOWAS-landen in 2012 aangegane engagementen betreffende kinderarbeid kunnen wij eerst en vooral onze samenwerking met de Internationale Arbeidsorganisatie vermelden. De conventie van de Internationale Arbeidsorganisatie bevat de belangrijkste internationale richtlijnen tegen kinderarbeid en de eliminatie van de ergste vormen van kinderarbeid.
DGD neemt deel aan het beleid van de Internationale Arbeidsorganisatie. Hoewel het in eerste instantie aan de FOD Werkgelegenheid behoort om België in de beheersorganen te vertegenwoordigen, neemt DGD regelmatig deel aan de Internationale Arbeidsconferentie, als Belgisch lid, en aan de raad van bestuur als observator. In deze context is het fundamenteel dat wij blijven pleiten voor de voortzetting van het beleid dat de ILO voert in de strijd tegen kinderarbeid in West-Afrika.
Ten tweede, de Internationale Arbeidsorganisatie heeft een specifiek programma rond de eliminatie van kinderarbeid en promoot de ratificatie van de conventies inzake kinderarbeid. DGD ondersteunt de acties van de ILO, zowel op politiek vlak als op het niveau van de technische bijstand. DGD heeft ervoor geopteerd de multilaterale bijstand niet meer te oogmerken.
Voor de ILO worden de Belgische bijdragen gestort in de Regular Budget Supplementary Account. Het is de ILO zelf die bepaalt waarvoor deze bijdragen zullen worden aangewend. Een deel van het budget gaat ook naar programma’s ter eliminatie van de ergste vormen van kinderarbeid.
Vanuit mijn ervaring zal ik deze interventies met de nodige aandacht van nabij opvolgen. Ik wil ook een verschil kunnen maken wanneer het gaat over interventies die met mensenrechten verband houden, inclusief de rechten van het kind en waardig en duurzaam werk in ontwikkelingslanden.
05.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, misschien is het handig om in de volgende samenwerkingsakkoorden met die landen een specifiek item rond kinderrechten op te nemen, zodat zij er extra aandacht aan moeten besteden.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de opkomst van Scientology in Congo en Rwanda en de gevolgen hiervan voor de bilaterale ontwikkelingssamenwerking" (nr. 15219)
06 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le développement de l'Église de Scientologie au Congo et au Rwanda et ses conséquences sur la coopération au développement bilatérale" (n° 15219)
06.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, België heeft een lange geschiedenis met Congo en Rwanda. Beide landen zijn al jarenlang partnerlanden van de federale bilaterale ontwikkelingssamenwerking.
Volgens een rapport van de Veiligheid van de Staat zou de scientologyleer en -kerk aan een opmars bezig zijn, zowel in Congo als in Rwanda. Zo zou de kerk bepaalde voorkeuren hebben geuit over het beleid in Congo en zou dat land als uitvalsbasis worden gebruikt om de verdere verspreiding van scientology op het Afrikaanse continent te structureren. Volgens bronnen in het rapport zou scientology ook belangrijke banden hebben met de Rwandese president Kagame.
Mijnheer de minister, hebt u weet van dat rapport van de Veiligheid van de Staat over Congo en Rwanda?
Ten tweede, beschikt u over bijkomende informatie over de band van scientology met de Congolese en de Rwandese overheden?
Ten derde, Congo en Rwanda zijn beide partnerlanden. Indien een bedreiging als scientology de overheden in die landen beïnvloedt en mogelijk ook de sociale programma's die zij uitvoeren, zult u dan als minister van Ontwikkelingssamenwerking actie ondernemen om een debat of een dialoog op te starten met die overheden?
Ten vierde, in België raakte in 2012 bekend dat onze overheid scientology zou vervolgen als criminele organisatie voor oplichting, illegale geneeskunde, inbreuken op de privacywet en afpersing. Als een dergelijke organisatie een kwalijke en criminele reputatie heeft in België, is het in het raam van de Ontwikkelingssamenwerking dan mogelijk om een blijvende duurzame samenwerking te onderhouden met overheden die die leer aanhangen?
06.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mevrouw De Meulemeester, het rapport van de Veiligheid van de Staat werd bezorgd aan mijn collega’s, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Binnenlandse Zaken. Het gaat hoofdzakelijk om een bevoegdheid van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Buitenlandse Zaken.
Ik heb dat rapport niet rechtstreeks ontvangen, maar werd wel ingelicht over de inhoud van dat verslag. De verschillende diensten van de overheid zorgen voor een regelmatige uitwisseling van gegevens, zodat ik correct werd geïnformeerd over de inhoud van dat verslag.
De scientologykerk zou volgens het verslag van de Veiligheid van de Staat, dat ook in de pers aan bod kwam, in de Congolese en Rwandese gemeenschap in Brussel infiltreren om voet aan de grond te krijgen in de DRC en in Rwanda.
Het beleid van de Belgische regering inzake ontwikkelingssamenwerking is erop gericht om bij te dragen aan duurzame armoedebestrijding en aan de verbetering van de levensomstandigheden van de lokale bevolking in de ontwikkelingslanden.
Wij onderhouden hiervoor een systematische dialoog met onze partnerlanden, die wij echter beschouwen als soevereine staten. Van vermoedens ten opzichte van de scientologykerk dat zij regimes probeert te beïnvloeden naar de veronderstelling dat leden van die regimes die leer aanhangen, is een grote stap.
Bovendien kan ontwikkelingssamenwerking niet gebruikt worden als instrument om de bevolking van de DRC en Rwanda te treffen door sancties te nemen tegen de Congolese en Rwandese regeringen wegens hun potentiële relatie met de scientologykerk.
06.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, dank u wel.
Ik meen dat wij de scientologykerk inderdaad goed in het oog moeten houden.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de verminderde bijdrage in 2013 aan BTC" (nr. 15220)
07 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la réduction de la contribution 2013 à la CTB" (n° 15220)
07.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, enkele maanden na de beslissing om grofweg 100 miljoen euro te besparen op Ontwikkelingssamenwerking hebben wij eindelijk meer duidelijkheid gekregen over de details daaromtrent.
Het Agentschap voor Ontwikkelingssamenwerking, de BTC, moet ongeveer een vijfde van zijn middelen afstaan. Dit komt overeen met ongeveer 40 miljoen euro. Hoewel de BTC op dit moment nog niet zelf heeft gereageerd, stelt de directeur van 11.11.11, Bogdan Vanden Berghe, dat heel wat projecten hierdoor in grote onzekerheid verkeren.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.
Besparingen zijn noodzakelijk en elk beleidsdomein moet het onderwerp kunnen uitmaken van deze besparingen. Ik vraag mij echter af of u voor het doorvoeren van deze besparingen een gesprek hebt gehad met de bestuurders van de BTC? Indien ja, hebt u de concrete impact van de besparing besproken? Indien neen, zult u de BTC, een afdeling van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, de nodige ondersteuning en begeleiding bieden om deze besparingen op de meest efficiënte wijze door te voeren?
07.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Meulemeester, de goedgekeurde begroting van de BTC bedroeg in totaal 307,2 miljoen euro in 2012 en 263,7 miljoen euro in 2013. Deze begroting wordt gefinancierd via verschillende basisallocaties op de begroting Ontwikkelingssamenwerking en in minieme mate via internationale diensten.
Het is niet correct te stellen dat de BTC in 2013 een vijfde van haar middelen moet afstaan. De daling situeert zich hoofdzakelijk op de basisallocatie operationele kosten, die dalen van 240 miljoen euro in 2012 naar 200 miljoen euro in 2013. Die operationele kosten dekken de uitvoering van de projecten en programma’s die vallen onder artikel 5 van de wet tot oprichting van de BTC, directe bilaterale samenwerking.
De BTC wordt geconfronteerd met een aanzienlijke vertraging van de uitvoering van de projecten, mede door de veiligheidsproblematiek in West-Afrika, de vertraging in het opstarten van de programma’s in de DRC en Rwanda en de wetswijziging inzake nationale uitvoering die pas midden 2012 werd goedgekeurd.
BTC heeft de vierde schijf van de begroting 2012, een bedrag van 60 miljoen euro, niet opgevraagd zodat de uitgaven in 2012 zich maximaal zullen beperken tot 201 miljoen euro, met name 180 000 euro voor de drie eerste trimesters van 2012 en een saldo van 21 miljoen euro van 2011.
Op het gemengde beheerscomité tussen BTC, de directie-generaal van Ontwikkelingssamenwerking en de beleidscel Ontwikkelingssamenwerking van 22 november 2012 werd overeengekomen dat het bedrag van de operationele kosten voor 2013 zal worden beperkt tot 200 miljoen euro. De begroting die door de raad van bestuur van 17 december 2012 werd goedgekeurd, is conform deze beslissing en met het bedrag dat staat ingeschreven in het ontwerp van uitgavenbegroting 2013.
Het gaat dus niet om een besparing die een invloed zal hebben op de uitvoering van de projecten en programma’s. Er zullen door deze maatregel geen lopende projecten in onzekerheid verkeren. Enkel indien in de loop van 2013 een substantiële versnelling van de projectvoorbereiding en –uitvoering zou plaatsvinden, versnelling die niet voor de hand ligt op basis van de huidige stand van zaken, zou de opstart van een beperkt aantal nieuwe projecten in het slechtste geval enigszins worden vertraagd.
07.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoorden.
L'incident est clos.
- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de verminderde bijdrage in 2013 aan het UNDP" (nr. 15221)
- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de verminderde bijdrage in 2013 aan het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria" (nr. 15222)
- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de verminderde bijdrage in 2013 aan het UNICEF" (nr. 15223)
- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de geplande extra besparingen in de begroting voor de DGD onder meer inzake multilaterale samenwerking" (nr. 15228)
- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de daling van de vrijwillige bijdrage aan de internationale gezondheidsorganisaties" (nr. 15643)
- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de verlaging van de vrijwillige bijdragen aan internationale gezondheidsorganisaties" (nr. 15674)
- Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la réduction de la contribution 2013 au PNUD" (n° 15221)
- Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la réduction de la contribution 2013 au Fonds mondial de lutte contre le sida, la tuberculose et le paludisme" (n° 15222)
- Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la réduction de la contribution 2013 à l'UNICEF" (n° 15223)
- Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "les économies supplémentaires prévues dans le budget de la DGD, notamment en matière de collaboration multilatérale" (n° 15228)
- M. Georges Dallemagne au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la diminution des contributions volontaires aux organisations internationales de santé" (n° 15643)
- M. Georges Dallemagne au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la diminution des contributions volontaires aux organisations internationales de santé" (n° 15674)
08.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Enkele maanden na de beslissing van de regering om 100 miljoen te besparen op Ontwikkelingssamenwerking, hebben wij eindelijk meer duidelijkheid gekregen. Het United Nations Development Programme zal van de federale overheid ongeveer 10 miljoen euro minder ontvangen. Terwijl onze vorige bijdrage nog 21 miljoen euro bedroeg, valt die nu terug op 11 miljoen. Hoewel het om een vrijwillige bijdrage gaat, is dat toch een behoorlijk bedrag.
Zoals ik daarstraks zei, zijn besparingen noodzakelijk. Hebt u reeds met het UNDP contact gehad over de geplande besparingen? Zult u persoonlijk bereikbaar zijn om de impact van die besparingen op het internationale beleid te bespreken en te ondersteunen?
Ik heb ongeveer dezelfde vragen over het Global Fund to fight AIDS, Tuberculosis and Malaria, inzake de ontwikkelingssamenwerking. In 2010 werd nog 136,4 miljoen euro besteed aan de middelen voor gezondheidsvraagstukken, in 2011 was dat nog maar 123,8 miljoen euro. Dergelijke besparingen in de bilaterale ontwikkelingssamenwerking hebben meestal grote gevolgen. Dat de federale overheid ook zal besparen op de bijdragen aan gezondheid op internationaal niveau, roept toch vragen op.
Waarom wordt er bespaard op gezondheid, zowel op bilateraal als op internationaal niveau? Zult u andere initiatieven steunen die de bevordering van een goede gezondheid in de ontwikkelingslanden promoten?
Ik heb gelijkaardige vragen over UNICEF, de internationale kinderrechtenorganisatie die ook 9 miljoen euro minder zal ontvangen. Die organisatie levert belangrijk werk levert inzake de bescherming en bevordering van de rechten van kinderen, ook in de ontwikkelingslanden en onze partnerlanden. Tijdens de debatten omtrent de nieuwe wet op Ontwikkelingssamenwerking in november en december heeft mijn fractie er meermaals op aangedrongen om de kinderrechten beter op te nemen in het wetsontwerp. Om onduidelijke redenen werd dat echter geweigerd. Hoewel de rechten van het kind hier en daar sporadisch, bijna terloops, vernoemd worden in de wet, blijft de tekst voor mij persoonlijk een grote teleurstelling.
Tijdens de debatten zei minister Paul Magnette nochtans dat de kinderrechten zeer belangrijk zijn en de veralgemening ervan in alle landen steeds nagestreefd zal worden. Het verbaast mij dan ook dat op de bijdrage aan UNICEF zo wordt bespaard. Blijkbaar wordt niet enkel op nationaal niveau de aandacht voor de kinderrechten verminderd; ook onze deelname aan internationale acties wordt teruggedrongen.
Mijnheer de minister, waarom wordt er zoveel bespaard op de bijdrage aan de organisatie die de naleving van de kinderrechten beschermt? Kinderen vormen de toekomst. Indien wij de huidige jonge generatie op goede wijze kunnen informeren, begeleiden en opleiden, werken wij aan een zeer hoopvolle toekomst. Besparen op de rechten van het kind is besparen op de toekomst.
Hebt u zicht op de gevolgen van de besparingen?
Volgens mijn berekeningen worden de volgende besparingen verwacht bij de DG Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp: 1 miljoen bij de evaluaties, 40 miljoen bij de landenprogramma’s, 45,5 miljoen bij de multilaterale samenwerking en 13,5 miljoen bij de humanitaire hulp.
Het valt op dat de multilaterale samenwerking ongeveer 45,5 miljoen moet inboeten. Dat is een groot bedrag, zodat wij onze internationale partners tot op een zeker niveau in de steek laten en onze internationale engagementen niet nakomen.
Mijnheer de minister, om welke concrete besparingen gaat het bij de multilaterale samenwerking en bij de andere onderdelen die in het vizier kwamen?
Waarom wordt zo sterk bespaard op de multilaterale samenwerking? Is voor de regering de multilaterale samenwerking in belang verminderd tegenover de bilaterale samenwerking?
Op basis waarvan werd het besparingsbedrag bepaald? Werden er vooraf consultaties gehouden met de afgevaardigden van het multilaterale niveau?
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
08.02 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, le budget de la Coopération au développement 2013 prévoit une diminution des dépenses en matière de coopération multilatérale à hauteur de 45,5 millions d'euros. La santé est, pourtant, un des domaines phares de notre Coopération au développement, dans le cadre tant de la coopération bilatérale que du soutien que la Belgique apporte aux organisations internationales. Or, les contributions volontaires à des organisations en pointe dans le domaine de la santé, en particulier le Fonds mondial pour la lutte contre le sida, la tuberculose et la malaria, vont diminuer. Elles devraient passer de 21 millions d'euros en 2012 à 11,5 millions d'euros en 2013 et à 19 millions d'euros en 2014. Au niveau de l'Organisation mondiale de la Santé (OMS), la contribution volontaire de la Belgique est passée de 8,7 millions d'euros en 2012 à 5,65 millions d'euros en 2013. Pour ce qui concerne le Programme commun des Nations unies sur le VIH/sida, la contribution de 5,72 millions en 2013 ne compense pas l'absence de contribution en 2012.
Monsieur le ministre, qu'est-ce qui justifie une diminution des contributions volontaires de la Belgique à ces organisations? Cette diminution n'est-elle pas disproportionnée par rapport à d'autres acteurs du domaine multilatéral? A-t-on procédé à une évaluation de l'impact de cette diminution sur les programmes menés par ces organisations? Ne craignez-vous pas de mettre en danger des populations particulièrement vulnérables en termes de santé? La Belgique accueillera, en avril, une réunion préparatoire à la conférence de promesses de dons du Fonds mondial. Je crains qu'en diminuant ses engagements à l'égard du Fonds mondial, notre pays ne donne un signal assez négatif.
08.03 Jean-Pascal Labille, ministre: Monsieur le président, en liaison avec la situation budgétaire difficile et la nécessité de respecter ses engagements européens en la matière, le gouvernement a pris les mesures qui s'imposaient, y compris concernant le budget de la Coopération au développement. Je n'y reviendrai pas, je les ai déjà évoquées.
En synthèse, les économies dans mon budget pour 2013 sont réparties de façon uniforme: coopération gouvernementale, 40 millions; coopération multilatérale, 30 millions; coopération humanitaire, 15 millions et le Fonds européen de développement. L'année 2013 étant la dernière année des programmes pluriannuels en cours, la coopération non gouvernementale n'a pas été affectée.
Deze besparingen werden niet voorafgaand besproken met de multilaterale organisaties.
Mevrouw De Meulemeester, ik ben het met u eens dat een goede communicatie hieromtrent noodzakelijk is. De hoofden van de partnerorganisaties zullen eerstdaags, in het licht van de nakende goedkeuring van de ontwerpbegroting door het Parlement, worden ingelicht door middel van een brief.
Ik herinner u eraan dat de bijdragen aan onze multilaterale partnerorganisaties de laatste jaren een sterke stijging hebben gekend. Dit verklaart ook waarom op het ogenblik dat de begroting onder druk komt te staan een relatief belangrijke vermindering wordt doorgevoerd ten aanzien van deze partners. De besparingen viseren echter niet de ene of de andere organisatie in het bijzonder, maar slaan op de grote meerderheid van de partnerorganisaties.
Mevrouw De Meulemeester, u merkte terecht op dat besparingen nodig zijn. Er moeten dus keuzes worden gemaakt. Ik kan u verzekeren dat dit een moeilijke oefening was. Er werd hierbij rekening gehouden met de relatieve grootte van de Belgische bijdrage in het totaal van de middelen die de donorgemeenschap aan deze organisatie geeft. Het spreekt voor zich dat de impact van een vermindering van de bijdrage van België op het totale UNDP-budget van 5 miljard dollar minder groot is dan op die van een organisatie met een veel beperkter budget.
Le total des contributions belges au PNUD est passé de 25 millions en 2007 à plus de 47,5 millions l'an dernier – soit un quasi-doublement en cinq ans. Malgré l'économie forcée, le PNUD reste un partenaire important pour la Belgique. Les activités soutenues par celui-ci restent pour nous une priorité. De plus, nous prévoyons des concertations bilatérales avec le PNUD au cours du premier semestre.
L'UNICEF est une organisation qui a également connu une très forte augmentation de notre contribution depuis 2008. En effet, notre participation au fonds général est passée de 4,5 millions d'euros à 18,8 millions en 2012. Au moment où les contributions multilatérales diminuent, le niveau d'augmentation ne peut cependant pas être maintenu. Une réduction de la contribution est malheureusement devenue inévitable. Cela ne signifie évidemment pas que nous n'attachons plus d'intérêt à la question des droits de l'enfant et à d'autres sujets.
Ik wijs u erop dat, ondanks deze budgettaire context, de Belgische Ontwikkelingssamenwerking zijn steun in het domein van het onderwijs heeft opgedreven. Het globale Partnership for Education kreeg in 2012 een bijdrage van 9 miljoen euro, een bedrag dat jaarlijks zal gelden tot 2015 in plaats van de 6 miljoen euro voorheen. Op deze manier consolideren wij onze steun aan een thematische prioriteit, met name deze van het onderwijs voor kinderen en dat is zeer belangrijk.
Ook de gezondheidssector blijft een prioriteit voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Op dit moment is België actief in de gezondheidssector in 12 van de 18 partnerlanden. Voor 2013 wordt op internationaal, multilateraal vlak het budget voor UNAIDS verhoogd om gedeeltelijk te compenseren voor de bezuinigingen van 2012, terwijl de basisallocaties van andere partnerorganisaties evenredig werden verminderd.
Afin de respecter les engagements pris lors de la Déclaration de Paris sur l'efficacité de l'aide, les contributions belges aux organisations internationales se font essentiellement sous forme de contributions aux ressources générales des organisations. Dans le même esprit, la Belgique n'évalue pas elle-même l'impact des diminutions budgétaires sur les programmes menés par les organisations, mais elle utilise les outils de suivi et d'évaluation des résultats des organisations elles-mêmes, en évitant de demander un rapportage et des outils spécifiques pour les financements belges.
Les contributions belges étant donc fongibles, les impacts ne peuvent qu'être évalués pour l'ensemble de chaque organisation. Et l'impact de cette diminution sur les programmes menés ne pourra se voir que si l'ensemble des résultats des organisations venait à souffrir. Cela n'est pas nécessairement le cas. En effet, la Belgique plaide, dans les conseils d'administration, pour que les pays émergents acceptent de contribuer davantage à l'allégement du fardeau des pays les moins avancés. Et la Belgique plaide aussi pour davantage d'efficience et de réduction de certains coûts administratifs.
Nous demandons également aux organisations de focaliser leurs priorités sur leur mandat. Toutes ces mesures amènent des réformes, par exemple au Fonds mondial et à l'OMS, qui peuvent contribuer à diminuer l'impact négatif de cette diminution des ressources, rappelons-le, due à la crise financière. Comme en Belgique, les organisations internationales se voient obligées de faire plus avec moins.
Het is duidelijk dat alle behoeften wereldwijd nog niet zijn gedekt. België hoopt in de nabije toekomst in staat te zijn om een grotere bijdrage te hervatten, waardoor de beschermende maatregelen voor kwetsbare bevolkingsgroepen nog beter gedekt zouden zijn dan voor de crisis.
Ten slotte, verandert de vermindering van de bijdragen aan partnerorganisaties geenszins de politieke en strategische dialoog met onze partnerorganisaties. Daarom zal de Belgische Ontwikkelingssamenwerking dit type van dialoog blijven voeren. Het verwelkomen van een voorbereidende vergadering van een van onze partnerorganisaties maakt daarvan deel uit, los van de toegekende financiële bijdrage.
08.04 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik besef dat besparingen nodig zijn. Dan is een goede communicatie van levensbelang.
Ik blijf echter het gevoel hebben dat er wordt bespaard op degenen die niet echt kunnen protesteren en de kwetsbaren, zoals de kinderen.
Wij zullen deze kwestie blijven opvolgen.
08.05 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'ai quelques réflexions à vous soumettre.
D'abord, je me félicite que vous contribuiez aux ressources générales de ces organisations internationales; ce me semble la meilleure manière d'agir.
En revanche, je suis surpris de vous entendre dire qu'il n'existe pas d'évaluation de l'efficience de chacune de ces organisations. Je comprends que ce soit difficile à développer d'un point de vue strictement belge, mais je vous invite néanmoins à réfléchir à l'idée d'une évaluation, par exemple consolidée avec les pays membres de l'Union européenne, de ces organisations internationales. Il me paraît important qu'elles soient évaluées par des outils européens, entre autres, quant à leur impact, leur efficacité, leur complémentarité avec d'autres organisations.
En effet, nous établissons déjà de telles évaluations tant pour la coopération bilatérale que pour la coopération non gouvernementale. Nous devrions nous équiper, peut-être avec d'autres États membres de l'Union européenne, afin de réaliser de pareilles évaluations sur ces organisations.
J'ignore de quelle souplesse vous disposez encore pour aménager les choses, mais je reste inquiet: les trois organisations que j'ai citées – OMS, Fonds mondial de lutte contre le sida, la tuberculose et le paludisme et Programme des Nations unies sur le VIH/sida – s'occupent toutes de santé. On pourrait s'imaginer qu'une des trois soit impactée pour réaliser une meilleure consolidation dans une ou deux de ces organisations. Pourtant, toutes trois sont négativement impactées; plus lourdement encore que les autres organisations du système des Nations unies, éventuellement à l'exception du PNUD.
C'est bien à juste titre que nous sommes alertés par tous ceux qui sont en charge de la lutte contre le sida; ils nous répètent de ne pas les oublier, de ne pas faire croire que cette lutte est gagnée, car elle n'est qu'au milieu du gué et qu'il convient de ne pas relâcher l'effort.
Je lance ce message, car il s'agit d'une préoccupation importante d'aujourd'hui. Nous observons que les financements pour la lutte contre le sida diminuent partout en même temps. J'espère qu'il sera encore possible d'user de souplesse et d'analyser à nouveau cette question globalement, car elle doit faire partie des priorités thématiques de la Belgique. Il serait souhaitable d'assister à un réaménagement en vue d'une révision de cet élément.
08.06 Jean-Pascal Labille, ministre: Monsieur le président, par rapport à la première remarque de M. Dallemagne, j'ai eu la même question hier lors de la rencontre avec les ambassadeurs. Nous comptons mettre en place cette réflexion; ce sera au niveau européen car la Belgique seule ne peut imaginer un tel suivi. C'est indispensable pour corriger des politiques qui se montrent insuffisamment efficaces.
De plus, je souscris à votre deuxième remarque. Bien sûr, les contraintes budgétaires existent et il faut aligner des chiffres, même si c'est brutal. Néanmoins, je resterai attentif à la situation car, même chez nous, nous vivons des campagnes d'avertissement: le sida n'est malheureusement pas mort.
Je veillerai donc à trouver, s'ils existent, des moyens à réallouer aux problèmes cruciaux.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het kostenplaatje van de Belgische humanitaire steun aan de Franse militaire actie tegen de opmars van de rebellen in Mali" (nr. 15224)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de humanitaire situatie in Mali" (nr. 15420)
- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de samenwerking met Mali" (nr. 15421)
- Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le coût de l'aide humanitaire belge à l'action militaire française contre l'avancée des rebelles au Mali" (n° 15224)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la situation humanitaire au Mali" (n° 15420)
- M. Georges Dallemagne au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la coopération avec le Mali" (n° 15421)
09.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 15 januari 2013 werd bekend dat België de Franse militaire actie tegen de opmars van de rebellen in het West-Afrikaanse land Mali zal ondersteunen. Na een spoedsessie van het kernkabinet werd beslist dat ons land twee C-130-vliegtuigen zal sturen en twee helikopters.
Mali is tevens een partnerland in de federale Belgische ontwikkelingssamenwerking. Mijn vragen richten zich dan ook op de nauwe band tussen Defensie, Buitenlands Beleid en Ontwikkelingssamenwerking in de regio. Bovendien stelt de regering dat deze militaire actie gepaard zou gaan met een humanitaire ondersteuning.
Bestaat er reeds enige duidelijkheid over het kostenplaatje van de humanitaire missie in Mali? Kunt u deze actie verder toelichten? Welk budget werd vooraf opgesteld?
Zullen de kosten voor deze ondersteunende missie worden aangerekend aan het departement Ontwikkelingssamenwerking?
09.02 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, selon les Nations unies, les opérations militaires au Mali ont provoqué le déplacement de plusieurs dizaines de milliers de personnes en quelques semaines. De plus, les acteurs humanitaires s'inquiètent de leur accès limité au Nord du pays où les besoins seraient également importants.
Avant le début des opérations militaires le 10 janvier, plus de deux millions de personnes étaient menacées d'insécurité alimentaire au Mali, y compris 510 000 personnes ayant un besoin immédiat d'assistance alimentaire et un million de personnes menacées par l'insécurité alimentaire dans les régions du Nord. Selon les acteurs humanitaires, 660 000 enfants sont menacés de malnutrition aiguë et plus de 200 000 personnes sont déplacées dans le pays. Environ un million et demi de personnes sont aussi menacées par des épidémies liées à l'insuffisance des installations en eau et en assainissement.
Les acteurs humanitaires au Mali ont demandé 370 millions de dollars pour l'année 2013 dans le cadre du processus d'Appel Consolidé (CAP) pour des programmes visant à aider plus de 4,6 millions de personnes. D'après mes informations, mais qui datent sans doute, seuls quelques millions de dollars, quelques pourcents de cette somme, avaient été obtenus.
Lorsque la Chambre des représentants a voté la résolution soutenant la décision du gouvernement de participer à l'opération "Serval", elle a aussi demandé – j'étais un des parlementaires qui ont insisté sur ce point – "d'envisager également un volet humanitaire au profit des populations locales et déplacées, victimes du conflit malien".
Monsieur le ministre, mes questions sont simples: quel a été le montant déboursé par la Belgique pour de l'aide humanitaire? Pour faire quel type d'action? Dans quels domaines? Via quels acteurs? Quel est dans ce domaine de l'action humanitaire la coordination qui prévaut éventuellement au niveau international et au niveau européen?
09.03 Jean-Pascal Labille, ministre: Monsieur le président, les récents événements survenus au Mali nous ont poussés à prendre un certain nombre de mesures et ce, dès le mois de mars 2012. Les projets en cours dans le Nord du Mali ont été suspendus, l'insécurité ne permettant plus d'en assurer la mise en œuvre. Les appuis institutionnels au ministère de tutelle de nos secteurs de concentration ont quant à eux été gelés. Parallèlement à cela, la Belgique n'a en rien modifié son soutien aux projets de la société civile, aux ONG et à l'aide humanitaire.
En ce qui concerne la coopération gouvernementale, les activités ayant la population comme bénéficiaire directe ont pu reprendre leur cours depuis le mois de mai 2012. Le solde des projets arrêtés dans le Nord sera reversé au PIC en cours.
La préparation d'une nouvelle programmation a été suspendue et, en fonction de l'évolution politique du pays, la Belgique envisage une programmation conjointe avec l'Union européenne; un sommet informel se tiendra d'ailleurs début de la semaine prochaine.
La Belgique se positionne de façon cohérente avec les autres bailleurs de fonds, dont l'Union européenne et la CEDEAO, pour toute reprise, y compris partielle, des activités.
Wat de humanitaire hulp voor 2012 betreft, bedraagt de humanitaire financiering van België voor Mali ongeveer 650 000 euro – Dokters van de Wereld en WFP. De humanitaire financiering van België voor de Sahel bedraagt 2 miljoen euro – WFP en UNICEF.
Net als voorgaande jaren heeft de humanitaire dienst ook de flexibele fondsen gefinancierd voor een totaalsom van 53,5 miljoen euro. Dit bedrag is verdeeld tussen het Immediate Response Account dat door het Wereldvoedselprogramma wordt beheerd, het Special Fund for Emergency and Rehabilitation Activities dat door het FAO wordt beheerd en het Central Emergency Response Fund van de Verenigde Naties, dat door OCHA wordt beheerd.
Deze vorm van financiering houdt in dat België niet langer in bepaalde crisissen financiert maar zijn partners de mogelijkheid geeft tussenbeide te komen in om het even welke humanitaire crisis waarvoor noden bestaan. De reactietijden worden aldus sterk verminderd. De doeltreffendheid van humanitaire organisaties neemt bovendien toe. Zij worden erg door onze humanitaire partnerorganisaties gevraagd, in die zin dat het aantal crisissen en de schaal ervan fors toenemen, waardoor de humanitaire actoren snel en op grote schaal moeten ingrijpen. Mali is daarvan het perfecte voorbeeld.
En ce qui concerne la coordination européenne, le cas du Mali est régulièrement discuté dans le cadre du COHAFA, le groupe de travail du Conseil de l'Union européenne sur l'aide humanitaire et alimentaire. La Commission européenne et les États membres y font le point sur les besoins humanitaires, les actions entreprises et les contributions prévues par les membres de cette organisation. Un sommet informel se tient lundi et mardi à Dublin et le cas du Mali est à l'ordre du jour. Dans ces organisations, la Belgique plaide pour le renforcement de la division du travail entre États membres de l'Union européenne afin d'accentuer l'action humanitaire sur place.
09.04 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, u zegt dat er 650 000 euro gepland is. Is er ook een maximumbedrag? U zegt dat het nu ongeveer 650 000 euro kost. Stel dat wij daarover gaan? Kan dat kwaad?
U hebt geen idee? Oké, dank u wel.
09.05 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, 650 000 euros auraient été débloqués pour "Médecins du Monde" et non "Médecins sans frontières", si j'ai bien compris la traduction, et le WFP en 2012, mais depuis le début de la crise au Mali, une initiative a-t-elle été prise par le gouvernement sur le plan humanitaire au Mali?
09.06 Jean-Pascal Labille, ministre: Je dois me renseigner pour vous répondre. Un budget de deux millions d'euros a été dégagé pour l'ensemble du Sahel, puisque vous poserez aussi une question en relation avec la situation au Niger. Jusqu'à présent, l'aide aux ONG a continué à fonctionner. L'aide pour le Mali continue aussi à fonctionner. Je vais refaire le point sur les budgets qui ont été dégagés sur ce plan-là, mais les budgets prévus pour le Nord seront réalloués au Sud en attendant que le Nord soit dans une situation qui permette de développer des projets.
09.07 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je serais intéressé d'avoir la réponse, puisqu'il y a cette conférence des donateurs aujourd'hui à Berlin, et de connaître l'annonce de la Belgique dans ce cadre-là.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de financiële steun van België aan het speciale tribunaal in Senegal voor de vervolging van de voormalige Tsjadische dictator Hissene Habré" (nr. 15225)
10 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le soutien financier de la Belgique au tribunal spécial du Sénégal pour la poursuite de l'ancien dictateur tchadien Hissène Habré" (n° 15225)
10.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, onlangs raakte bekend dat de Tsjadische dictator Hissène Habré in februari voor een speciaal tribunaal zou verschijnen in Senegal wegens de vermoedelijke betrokkenheid bij misdaden tegen de mensheid. Het parlement van Senegal stemde in december in met dit proces. Mede onder leiding van de Afrikaanse Unie werd een speciaal tribunaal opgericht om deze zaak te behandelen. Er werd ook bekend dat België financiële steun heeft geboden.
Ik wil u hierover graag enkele vragen stellen.
Gaat het om een aanbod van financiële steun dat reeds werd aanvaard door de Senegalese overheid? Om welk bedrag gaat het dan? Beschikt u al over die informatie?
Zal de steun aan het tribunaal worden aangerekend aan het departement Ontwikkelingssamenwerking in het kader van steun aan de uitbouw van het overheidsapparaat? Zal België ook logistieke of administratieve steun leveren?
Beschikt u over meer informatie over de institutionele en grondwettelijke kenmerken van dit speciaal tribunaal? Gaat het om een tribunaal binnen de Afrikaanse Unie? Is het een volwaardig internationaal tribunaal? Bestaat het tribunaal slechts eenmalig, voor de behandeling van deze zaak, of kan deze zaak als een precedent worden beschouwd?
Beschikt u over informatie over de duur van de behandeling van deze zaak?
10.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer de voorzitter, een akkoord gesloten op 22 augustus 2012 tussen de Afrikaanse Unie en Senegal voorziet inderdaad in de oprichting van Afrikaanse buitengewone kamers binnen de Senegalese rechtsmacht met het oog op de vervolging van de internationale misdaden gepleegd op het Tsjadische grondgebied in een periode tussen 7 juni 1982 en 1 december 1990.
België heeft aan Senegal voorgesteld om de oprichting financieel te ondersteunen. De steun gebeurt in het kader van een gemeenschappelijk financieringsakkoord met alle betrokken partijen: Senegal, de Afrikaanse Unie, de Europese Unie, Tsjaad, Duitsland, België, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, de Verenigde Staten en Zwitserland. De Belgische bijdrage bedraagt 500 000 euro en werd aangerekend op de budgetlijn vredesopbouw van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. België zal geen logistieke of administratieve steun verlenen, maar houdt zich ter beschikking van Senegal om samen te werken bij het onderzoek, met eerbiediging van de internationaalrechtelijke bepalingen inzake rechtelijke samenwerking.
De Afrikaanse buitengewone kamers, samengesteld uit Senegalese en andere Afrikaanse rechters, hebben als opdracht misdaden van genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en misdaden van foltering gepleegd in Tsjaad tussen 1982 en 1990 onder het bewind van de Tsjadische oud-dictator Hissène Habré, te berechten.
Het gaat inderdaad om een eenmalig initiatief. De overeenkomst tussen Senegal en de Afrikaanse Unie eindigt immers van rechtswege na de definitieve uitspraak door de Afrikaanse buitengewone kamers. Alle kwesties die zich na de ontbinding van de kamers zouden kunnen voordoen, vallen onder de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties. Een nauwkeurige schatting van de duur van de zaak zal pas mogelijk zijn wanneer de onderzoeksmagistraten vooruitgang zullen hebben geboekt, waarbij ze, naar ik hoop, gebruik zullen maken van het belangrijke werk dat al werd geleverd door een Belgische onderzoeksmagistraat.
10.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): U hebt er dus nog geen zicht op wanneer dat zal plaatsvinden? Februari is namelijk al begonnen.
Ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het nieuwe samenwerkingsakkoord met DR Congo inzake ontwikkelingssamenwerking" (nr. 15226)
11 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le nouvel accord de coopération conclu avec la République démocratique du Congo en matière de coopération au développement" (n° 15226)
11.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, op 29 juni 2012 betreurde minister Magnette dat zijn voorganger Charles Michel had beslist om geen ontwikkelingsgeld meer te besteden aan de gezondheidszorg in Congo. Ook minister Vanackere gaf aan dat België opnieuw actief moet worden in de gezondheidszorg in Congo. Minister Magnette liet op verschillende fora meermaals verstaan te overwegen om aandacht te schenken aan de gezondheidszorg in het nieuwe samenwerkingsakkoord.
Nu Paul Magnette de ministerpost heeft verlaten, wil ik u graag volgende vragen stellen.
Zult u de gezondheidszorg opnieuw opnemen in het nieuwe samenwerkingsprogramma met Congo? Het huidige programma loopt immers maar tot 2013.
Zijn de voorbereidingen voor het nieuwe samenwerkingsprogramma reeds gestart? Wat is de stand van zaken bij de voorbereidingen?
Bent u reeds benaderd door andere donoren of ngo’s die ervoor pleiten om de gezondheidszorg weer in het samenwerkingsakkoord op te nemen? Zo ja, welke ngo’s of andere donoren of organisaties?
11.02 Minister Jean-Pascal Labille: Ik denk dat de vraag belangrijk is. De exit van de Belgische ontwikkelingssamenwerking uit de gezondheidszorg werd door mijn voorganger Charles Michel beslist op basis van een expliciete vraag van de Congolese minister van internationale en regionale samenwerking tijdens de gemengde commissie voor de Ontwikkelingssamenwerking in december 2009.
De sector van de gezondheidszorg in de DRC werd gekarakteriseerd door de aanwezigheid van talrijke donoren. Niet minder dan 20 verschillende donoren, waaronder de Europese Commissie en verschillende Europese lidstaten, zijn actief in de sector. Bovendien blijft de gezondheidssector de belangrijkste prioritaire sector van de Belgische niet-gouvernementele samenwerking in Congo.
In het huidige indicatieve samenwerkingsprogramma met de DRC wordt in een bedrag van 21 miljoen euro voorzien voor activiteiten in de gezondheidssector om een te bruuske exit te vermijden. Met die envelop werden reeds projecten gefinancierd voor de duurzaamheid van de bevordering van de generische geneesmiddelen en de ondersteuning van gezondheidszones in Kisangani en Bakongo. De hele envelop van 21 miljoen euro is op het ogenblik reeds in uitvoering.
Met de Europese Commissie wordt een project voorbereid in gedelegeerde samenwerking voor de ondersteuning van het ministerie van Volksgezondheid.
Er is nog geen datum vastgelegd over het begin van de onderhandelingen over het nieuwe indicatieve samenwerkingsprogramma met de DRC.
Ik zal waarschijnlijk in maart Congo bezoeken.
Er moet rekening gehouden worden met de vertraging bij de uitvoering van het lopende programma. Over de prioriteiten van het nieuwe samenwerkingsprogramma zal met de Congolese partner worden onderhandeld. Het is aan de Congolese partner om voorstellen te formuleren inzake de gezondheidssector, ter voorbereiding van het volgende samenwerkingsprogramma.
Desgevallend zal er specifieke aandacht worden besteed aan de governance van de Congolese gezondheidssector en aan de maatregelen die ter zake door de Congolese overheid worden genomen. Het partnerland zal zelf meer verantwoordelijkheid moeten opnemen voor de sector. België wil immers niet aan substitutiecoöperatie blijven doen.
Met het oog op de exitstrategie zal de Belgische Ontwikkelingssamenwerking met alle betrokken partners de modaliteiten van de afgesproken exit bij elke interventie bespreken.
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking is nog niet benaderd door andere donoren die ervoor pleiten de gezondheidszorg opnieuw in het bilateraal programma op te nemen. Verschillende Belgische ngo’s hebben er wel reeds bij mijn voorgangers voor gepleit de gezondheidszorg opnieuw als prioriteit op te nemen. In de taakverdeling die op Europees vlak werd afgesproken, is het aantal sectoren per land beperkt tot twee, en tot drie in Centraal-Afrika.
11.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben blij dat u aandacht schenkt aan het verantwoordelijkheidsgevoel van het partnerland. Dat hoor ik graag.
Le président: Des études de la Banque africaine de développement (BAD) montrent que, dans le passé, on a beaucoup trop investi dans le social en Afrique et pas assez dans l'infrastructure. Il faut, selon moi, garder l'église au milieu du village et ne pas concentrer tous les efforts sur des secteurs qui, s'ils sont sympathiques, ne sont pas forcément prioritaires pour les États concernés, dans la mesure où il y a déjà beaucoup de donateurs actifs, notamment dans le domaine de la santé.
11.04 Jean-Pascal Labille, ministre: Monsieur le président, vous avez tout à fait raison. En effet, il n'est pas seulement question de construire un hôpital, mais aussi d'approvisionner ce dernier, de former les médecins et les infirmières, et de permettre à la population d'avoir accès aux soins de santé. Il s'agit donc d'un problème extrêmement complexe.
Le président: Il faut également assurer l'apport en électricité de l'hôpital. Il faut savoir qu'au Congo, beaucoup d'hôpitaux n'y ont pas accès. Cela pose quelques problèmes dans les salles d'opération et quand il s'agit de conserver les vaccins, les médicaments, etc.
11.05 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, daarom is het ook zo belangrijk dat het partnerland die verantwoordelijkheid zelf begint te dragen.
De voorzitter: Daarmee ben ik het volledig eens.
11.06 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Ik ben heel blij, want ik zit hier drie jaar en het is de eerste keer dat ik dat hoor.
De voorzitter: Ik ga ter zake volledig akkoord met u.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de geplande extra besparingen in de begroting voor de DGD, onder meer inzake evaluaties" (nr. 15229)
12 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "les économies supplémentaires prévues dans le budget de la DGD, notamment en matière d'évaluations" (n° 15229)
12.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, bij het lezen van het begrotingskader voor 2013 vielen een aantal zaken extra op. Bij de departementale begroting van DGD Ontwikkelingssamenwerking wordt blijkbaar een extra besparingsinspanning verwacht. In het huidige financiële en economische klimaat is het niet helemaal verwonderlijk, maar het valt mij op dat er sterk wordt bespaard op de evaluaties binnen Ontwikkelingssamenwerking — 1 miljoen bij de evaluaties, 40 miljoen bij de landenprogramma’s, 45,5 miljoen bij multilaterale samenwerking en 13,5 miljoen bij de humanitaire hulp.
Dit lijkt mij veeleer contraproductief want de evaluaties controleren niet enkel de resultaten en de goede werking van de samenwerking, maar zorgen voor een verhoogde efficiëntie doordat de uitgaven systematisch worden geëvalueerd en geanalyseerd. Een besparing op de evaluaties druist volgens mij dan ook in tegen de idee dat wij kostenefficiënter te werk willen gaan.
Ik wil dan ook volgende vragen stellen.
Ten eerste, waarom wordt er sterk bespaard op de evaluaties? Beschouwt u deze besparingen als een administratieve besparing of zal het systeem van de evaluaties effectief worden aangepast of veranderd?
Ten tweede, beschouwt u de evaluaties als een bijkomstig hulpmiddelen in de Ontwikkelingssamenwerking of als een centrale tool die de efficiëntie en de samenwerking kan verhogen?
Ten derde, denkt u niet dat een betere verdeling van het begrotingsbudget, waarbij zelfs nog middelen naar de evaluaties gaan, net ten goede kan komen aan de budgettaire evenwichtsoefeningen? Evaluaties en dergelijke kunnen bijvoorbeeld dubbelfinancieringen opsporen en rechtzetten.
12.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer de voorzitter, meer algemeen wil ik benadrukken dat, hoewel de vermindering van het budget voor Ontwikkelingssamenwerking in 2013 met 100 miljoen euro pijnlijk is, ik ervan overtuigd ben dat die besparing op een eerlijke en evenwichtige manier tot stand is gekomen voor de departementen en dat zij eerlijk wordt verdeeld tussen de verschillende programma’s en begunstigden van onze ontwikkelingssamenwerking. Ik deel uw belang voor een sterk en efficiënt evaluatiesysteem van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
Ik kan u daarom verzekeren dat de vermindering met 1 miljoen euro in 2013 de uitgaven voor de deelname aan internationale evaluaties betreft en dus niet voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Het gaat ook over kosten in verband met de organisatie van evenementen rond de beklemtoning van deze evaluaties.
Overigens herinner ik u eraan dat, in overeenstemming met de nieuwe wet op Ontwikkelingssamenwerking, er een geharmoniseerd en gecertificeerd evaluatiesysteem zal worden opgesteld voor heel de bilaterale samenwerking.
Dat werd ook in de algemene beleidsnota aangegeven. Het zal de bijzondere evaluator de mogelijkheid bieden het aantal ad-hocevaluaties van gouvernementele samenwerkingsprojecten te beperken. Daarvan werden er tot nu toe jaarlijks tien uitgevoerd.
12.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
13 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de criteria voor de erkenning van ngo's door middel van een koninklijk besluit" (nr. 15230)
13 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "les critères utilisés pour la reconnaissance des ONG au moyen d'un arrêté royal" (n° 15230)
13.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens de debatten in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen omtrent de hervorming van de wet op Ontwikkelingssamenwerking heeft mijn partij meermaals de aandacht gevestigd op de voorwaarden voor de erkenning van ngo's.
Hoewel deze bij de vorige wet op internationale samenwerking van 1999 door middel van een koninklijk besluit werden toegevoegd, werd dit onderwerp tijdens onze discussies angstvallig gemeden.
In de beleidsnota voor 2013 staat de intentie om het koninklijk besluit voor de criteria voor de erkenning van de ngo’s dit jaar uit te werken.
Beschikt u over informatie over de termijn waarbinnen dit koninklijk besluit zal worden besproken en ingevoerd?
Zal dit koninklijk besluit een afspiegeling zijn van de eerdere koninklijke besluiten toegevoegd aan de vorige wet op Ontwikkelingssamenwerking of zult u nieuwe criteria in overweging nemen?
Zult u consultatierondes aangaan met de ngo’s in kwestie om de mogelijke criteria te bespreken? Indien u in een strakke set van criteria en regels voorziet, vallen de vele nieuwe vierdepijlerinitiatieven immers automatisch uit de boot. In het huidige internationale klimaat en met de nieuwe ontwikkelingen lijkt me dit niet zeer vooruitstrevend.
13.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer de voorzitter, de komende weken wordt de laatste hand gelegd aan een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de subsidiëring van projecten en programma’s van de niet-gouvernementele samenwerking. Dit koninklijk besluit is erop gericht de subsidiëring van de niet-gouvernementele samenwerking van alle niet-gouvernementele actoren van de ontwikkelingssamenwerking te harmoniseren, de efficiëntie ervan de vergroten evenals de synergie en de complementariteit tussen de betrokken actoren.
Het betreft dus niet alleen de ngo’s, maar ook andere actoren, zoals universiteiten, wetenschappelijke instellingen, vakbonden, steden en gemeenten. In dit koninklijk besluit worden ook de criteria opgenomen voor erkenning van ngo’s en voor de selectie van andere partners van de niet-gouvernementele samenwerking. Deze criteria zijn voor de erkenning van ngo’s vergelijkbaar met deze van het koninklijk besluit van 14 december 2005, wel met een aantal aanpassingen.
Het ontwerp van koninklijk besluit werd uitvoerig besproken met de sector vanaf februari 2012. De bedoeling is dat het zal worden ingevoerd met volle uitwerking vanaf 1 januari 2017, na een overgangsperiode vanaf 1 januari 2014.
13.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord.
L'incident est clos.
14 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de verklaring van voormalig minister van Ontwikkelingssamenwerking Paul Magnette over het akkoord over het nieuwe partnerschap tussen de DGD en de actoren van de niet-gouvernementele samenwerking" (nr. 15376)
14 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "les déclarations du précédent ministre de la Coopération au développement, Paul Magnette, concernant l'accord sur le nouveau partenariat entre la DGD et les acteurs de la coopération non gouvernementale" (n° 15376)
14.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, in de beleidsnota wijst Paul Magnette erop dat in 2012 een nieuw partnerschap werd gedefinieerd tussen DGD en de actoren van de niet-gouvernementele samenwerking.
11.11.11, een belangrijke ngo en tevens de koepelorganisatie voor de talloze vierdepijlerinitiatieven en organisaties, stelt echter dat dit niet correct is en dat er tot op vandaag nog geen akkoord is tussen de overheid en de ngo’s dat vanaf 2014 van start zou gaan.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, bent u op de hoogte van de uitspraken van 11.11.11?
Ten tweede, beschikt u over informatie dat dit akkoord tussen DGD en de ngo’s reeds bestaat? Indien dit akkoord bestaat, kunt u dan specifieke informatie verschaffen over de inhoud ervan en over de data waarop de gesprekken plaatsvonden?
Indien dit akkoord volgens u bestaat, kunt u dan tevens een verklaring voorleggen van enkele ngo’s of van de koepel van de ngo’s, waarin zij bevestigen dat dit akkoord wel degelijk bestaat? Indien dit akkoord volgens u niet bestaat, kunt u dan een licht werpen op de motieven van uw voorganger Paul Magnette om toch te verklaren dat dit akkoord reeds bestaat?
Ten derde, beschikt u over informatie over de timing met betrekking tot het bereiken van dit akkoord?
Ten vierde, indien dit akkoord tot op dit moment nog niet bestaat, zult u als kersverse minister actie ondernemen om dit akkoord zo snel mogelijk te onderhandelen?
Ten vijfde, 11.11.11 stelt te pleiten voor meer duidelijkheid over de specifieke rol van de ngo’s. Op dit moment wordt er in de discussie te weinig onderscheid gemaakt tussen de verschillende actoren, waardoor het verschil tussen Oxfam en VVSG op papier heel miniem wordt.
Kunt u zich vinden in deze opmerkingen? Zorgt de beoogde administratieve vereenvoudiging inderdaad eerder voor een moeilijker procedure voor de ngo’s?
Kunt u meer informatie verschaffen over de geplande administratieve vereenvoudiging? Werd deze reeds overeengekomen in de vorm van een akkoord tussen DGD en de ngo’s?
14.02 Minister Jean-Pascal Labille: Er is inderdaad, zoals door 11.11.11 gesteld, tot op heden nog geen akkoord tussen de DGD en de ngo’s betreffende de subsidiëring van projecten en programma’s van de niet-gouvernementele samenwerking zoals omschreven in een ontwerp van organiek koninklijk besluit dat in de komende weken op tafel zal liggen en dat, zoals u reeds werd meegedeeld, niet enkel de ngo’s maar ook alle andere actoren van de niet-gouvernementele samenwerking behelst.
Reeds in juni 2012 werd wel een consensus bereikt over de grote lijnen die aan de hervorming van de subsidiëring ten grondslag liggen en die samengevat inhouden dat men ermee instemt dat de doeltreffendheid van de acties van de niet-gouvernementele samenwerking moet worden versterkt door het streven naar een grotere complementariteit en synergie binnen deze samenwerking, gebaseerd op een diepgaande gezamenlijke analyse van de lokale context. Deze consensus werd nooit schriftelijk bevestigd, maar bleek duidelijk op een plenaire vergadering op 13 juni 2012 waarop alle actoren van de niet-gouvernementele samenwerking waren vertegenwoordigd. Bovenvermelde consensus sloeg op de grote lijnen van de hervorming.
De verdere definiëring van de hervorming werd pas na deze consensus verder gezet, in verder overleg met de betrokken actoren tot en met december 2012. Dit heeft geleid tot een ontwerp van koninklijk besluit dat maximaal rekening houdt met de opmerkingen en bezwaren die door de verschillende partijen tijdens het overleg naar voor werden gebracht. De bedoeling is om de werkzaamheden en het overleg dat tot nu toe heeft plaatsgevonden, in dit kader zo snel mogelijk af te ronden met de ondertekening van een koninklijk besluit dat uiteraard nog zal worden voorgelegd aan alle vereiste instanties. Ik leg de nadruk op het belang van een snelle afhandeling omdat dit alle betrokken niet-gouvernementele actoren in staat moet stellen hun nieuwe programma’s 2014-2016 tijdig ter goedkeuring voor te leggen en de voorbereiding aan te vatten voor hun volgende programma’s die ten volle aan de bepalingen van dit koninklijk besluit zullen moeten beantwoorden.
Hoewel met het koninklijk besluit inderdaad gestreefd wordt naar de
grootst mogelijke samenwerking en overleg tussen de betrokken partijen in het
Noorden en het Zuiden, werd er steeds de nadruk op gelegd dat de verschillende
actoren er ook hun eigenheid en specificiteit in moeten behouden. Dat wordt in
de laatste versie van het koninklijk besluit nog extra verduidelijkt. Ik ben
ervan overtuigd dat de hervorming op korte termijn reeds een vereenvoudiging
van de procedures tot gevolg zal kunnen hebben, al ben ik er mij wel van bewust
dat de hervorming van alle betrokkenen ook een aanpassing van de werkmethode
zal vragen. Wellicht zal die aanpassing in een eerste periode ook een extra
inspanning vragen.
De geplande administratieve vereenvoudiging zal betrekking hebben op zowel de procedures en de modaliteiten van de erkenning, indiening en beoordeling van programma’s als op die van de inhoudelijke en financiële rapportering. De uitwerking daarvan zal worden vastgelegd in ministeriële besluiten, die eveneens in nauw overleg met de betrokken actoren zullen worden voorbereid. Die werkzaamheden zullen onmiddellijk na de ondertekening van het organiek koninklijk besluit worden gestart.
14.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil u ook bedanken voor al uw antwoorden vanmiddag. Ik besef dat er heel veel druk is. De timing moet worden gerespecteerd en alles moet snel gaan, maar ik zal u blijven volgen.
Het incident is gesloten.
- M. Georges Dallemagne au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la coopération avec le Niger" (n° 15428)
- M. Kristof Waterschoot au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "l'aide au Mali, au Niger et à l'Algérie" (n° 15663)
- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de samenwerking met Niger" (nr. 15428)
- de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de hulp aan Mali, Niger en Algerije" (nr. 15663)
15.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, le Niger est un des pays de concentration de la coopération au développement. C'est un pays extrêmement pauvre, on le sait, mis à mal par la sécheresse ces dernières années. Pays du Sahel, il subit également les infiltrations de mouvements islamistes extrémistes et se trouve fragilisé par la situation prévalant au Nord-Mali. Il n'est d'ailleurs pas à l'abri d'une déstabilisation supplémentaire de la part d'éléments radicaux fuyant actuellement le Mali. Le Programme indicatif de Coopération (PIC) 2009-2012 s'est élevé à 52 millions d'euros. Il était axé sur deux secteurs: le développement rural (élevage, sécurité alimentaire et questions de genre) et les soins de santé.
Monsieur le ministre, où en est le PIC? Ses priorités sont-elles toujours celles de départ? Quel bilan peut-il être fait de ce PIC, puisque nous sommes en 2013? L'ensemble des fonds prévus a-t-il été dépensé? Si non, pourquoi? Vu les risques d'instabilité qui existent dans le Sahel et qui ont souvent une dimension socioéconomique – mais aussi politique comme on le voit aujourd'hui –, quelles sont les possibilités de renforcer la mise en œuvre de notre coopération au Niger?
C'est un pays fragile, qui est aujourd'hui une démocratie, qui s'est consolidé sur le plan de ses institutions politiques, mais qui connaît tout cet environnement déstabilisant au-delà de l'environnement climatique fragilisant que l'on connaît. Je souhaite savoir ce que la Belgique compte faire, à travers sa coopération – puisqu'il s'agit d'un pays partenaire –, pour consolider ce pays.
15.02 Jean-Pascal Labille, ministre: Cher collègue, vous avez raison d'évoquer cette situation puisque les messages adressés par les divers ambassadeurs dénoncent aujourd'hui un énorme problème de sécurité au Niger. Ils se retrouvent 'coincés' entre le Mali et l'Algérie. C'est donc un sujet de préoccupation.
En ce qui concerne la coopération avec le Niger, le nouveau Programme indicatif de Coopération (PIC) est en cours de préparation. La commission mixte est programmée pour le premier semestre 2014. À ce moment, le taux d'exécution devrait avoir atteint 50 %. Nos secteurs de concentration ne sont actuellement pas encore définis, mais ils resteront fort probablement dans la continuité des PIC précédents, c'est-à-dire le développement rural et la santé.
Le taux d'exécution du PIC en cours 2009-2012 qui, je vous le rappelle, a été prolongé d'un an, était de 28 % le 30 septembre 2012. Le PIC a pris du retard dans son exécution en raison des événements politiques qu'a connu le Niger au début la période de mise en œuvre de ce PIC, mais également suite à un réaménagement à l'intérieur de l'enveloppe. Douze interventions sur quinze ont été engagées. Les trois dernières le seront début de cette année. Les projets bilatéraux en cours représentent, au total, un engagement financier de 30 millions d'euros. En 2013, l'engagement financier sera de 22 millions d'euros. Le programme se déroule normalement. La seule restriction en vigueur actuellement est l'interdiction de quitter Niamey sans escorte.
La Belgique continuera à soutenir ce pays et s'inscrira dans le plan de développement économique et social 2012-2015 ainsi que dans l'initiative 3N ("les Nigériens Nourrissent les Nigériens"), dans laquelle elle s'inscrit déjà puisque cette dernière a remplacé la stratégie de développement rural. Dans le cadre de la préparation de la nouvelle programmation, il sera bien sûr tenu compte du contexte particulier de la région. Nous verrons le moment venu où nous en serons, si je puis dire. Cependant, il nous est impossible de maîtriser tous les paramètres en relation avec la sécurité. La Belgique se positionnera de façon cohérente avec les autres bailleurs de fonds, dont l'Union européenne.
Pour ce qui est de l'approche régionale Sahel, outre les programmes bilatéraux avec les pays partenaires dans la région, la coopération belge mise sur une approche régionale, en collaboration avec d'autres bailleurs, pour contribuer aux solutions qui dépassent les frontières comme l'aide humanitaire Sahel, l'analyse politique commune, l'action de l'Union européenne. Ce point sera également à l'ordre du jour de la réunion informelle du Conseil qui se déroulera, la semaine prochaine, à Dublin.
L'instabilité du Sahel fait depuis longtemps l'objet d'une attention soutenue de l'Union européenne. La Belgique s'est inscrite dans cette dynamique.
L'Union européenne a adopté, en mars 2011, la "Stratégie européenne pour la sécurité et le développement dans le Sahel", couvrant prioritairement la Mauritanie, le Mali et le Niger. Mais sa visée est également plus régionale, puisqu'elle est dirigée en particulier vers l'Afrique du Nord. Elle exprime une approche intégrée, qui porte sur quatre axes principaux: le développement d'une bonne gouvernance et la gestion des conflits – vaste sujet; la dimension politique et diplomatique; la sécurité et l'État de droit, y compris sous l'angle de la gestion des frontières – un problème délicat, comme vous le savez; la lutte contre l'extrémisme et la prévention de la radicalisation.
15.03 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je me réjouis que nous essayions de relancer et d'accélérer ces programmes. C'est un pays qui reste fragile, mais qui avance sur la bonne voie. Sur le plan institutionnel, il a fourni des efforts appréciables pour se stabiliser. Par conséquent, il ne faudrait pas que l'environnement le déséquilibre à nouveau complètement. Je me félicite aussi d'entendre les axes qui sont développés dans cette région, car ils me semblent particulièrement pertinents. Je vous remercie d'inscrire pleinement la Belgique dans cette dynamique.
Het incident is gesloten.
16 Question de M. Georges Dallemagne au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la coopération de la Belgique avec l'Ouganda" (n° 15644)
16 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de Belgische ontwikkelingssamenwerking met Uganda" (nr. 15644)
16.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, suite à la découverte d'un vaste détournement de fonds dans le secteur de la santé en Ouganda, la Norvège, la Suède, le Danemark et l'Irlande exigent le remboursement de l'aide au développement versée à ce pays.
L'Ouganda est un des pays de concentration de la coopération belge et la santé y est un des secteurs prioritaires. La Belgique a décidé de suspendre une partie de son aide au développement à l'Ouganda, en gelant le versement de la première tranche de sa contribution dans le secteur de la santé (soit cinq millions d'euros sur dix) jusqu'à la réception de la réponse du gouvernement de Kampala sur des détournements de fonds présumés.
Monsieur le ministre, certains États demandent le remboursement des sommes versées, d'autres des sommes détournées. La Belgique compte-t-elle demander un remboursement? De quel type? De quelle manière ce détournement de fonds – présumé, à ce stade-ci – a-t-il affecté les programmes menés par la Belgique dans le secteur de la santé?
L'Ouganda était considéré comme un pionnier de l'efficacité de l'aide en 2008. Il y a notamment eu un article à ce sujet dans le journal Dimension 3 de la Coopération au développement. Comment s'explique cette détérioration? La Belgique a-t-elle mis en place des mesures particulières de contrôle?
16.02 Jean-Pascal Labille, ministre: Cher collègue, la Cour des comptes ougandaise a en effet constaté des malversations dans la mise en œuvre d'un programme portant sur la reconstruction de la province du nord de l'Ouganda, intitulé Northern Ugandan Peace, Recovery and Development Plan.
Les fonds belges n'ont pas été affectés par ces détournements car la coopération au développement belge n'a pas contribué au financement de ce programme. Aucun remboursement ne sera dès lors demandé à l'État ougandais. Cela ne signifie évidemment pas que nous n'allons pas surveiller ce qui s'est passé dans ce que nous avons subventionné. Des malversations dans ce programme spécifique au nord du pays, en soi, n'ont pas d'implications directes sur la programmation belge dans les secteurs prioritaires.
La Coopération belge octroie de l'aide budgétaire dans les secteurs de la santé et de l'éducation en Ouganda. La Belgique est de ce fait partie prenante à l'organe de dialogue politique en la matière: le Joint Budget Support Framework. Cet organe de concertation réunit les plus hautes autorités ougandaises ainsi que l'ensemble des donateurs octroyant de l'aide budgétaire générale et sectorielle, dans cinq secteurs, y compris la santé et l'éducation.
Suite aux cas de corruption avérés, l'ensemble des donateurs participant à ce programme ont décidé de mener une action conjointe, consistant en une suspension des décaissements prévus et des nouveaux engagements en aide budgétaire durant une période de six mois. C'est dans ce cadre que le versement de la première tranche de l'aide budgétaire Santé belge a été provisoirement gelée.
J'ai décidé de suivre le point de vue conjoint des donateurs car, en matière de corruption et, en particulier, de gestion des finances publiques, il convient de réagir collectivement.
Au terme de cette période, la situation sera réévaluée et les déboursements repris à condition que le gouvernement ougandais ait pu démontrer que des mesures adéquates et concrètes ont été prises et ont produit des améliorations tangibles. Actuellement, les autorités ougandaises mettent tout en œuvre pour restaurer la confiance ébranlée des bailleurs, en appliquant diverses mesures correctrices des dérives de la gouvernance dont notamment la destitution et la poursuite judiciaire des malfaiteurs, l'ajustement du système de gestion financière défaillant, le remboursement des fonds détournés aux bailleurs touchés.
La situation – ce n'est pas une consolation – n'est pas forcément pire qu'en 2008. Les donateurs sont devenus plus stricts et plus critiques vis-à-vis de la problématique. Le nouveau PIC 2012-2016 Belgique-Ouganda contient une clause prévoyant une tolérance zéro en matière de corruption.
D'une manière générale, la bonne gouvernance est un point d'attention auquel la Coopération au développement belge attache une grande importance, car il est manifeste que l'aide est plus efficace dans un tel contexte. La Belgique effectue dès lors un suivi rapproché des mesures mises en place par le gouvernement ougandais et explicité ci-dessus.
Entre-temps, la capacité des institutions ougandaises est renforcée: les cas sont donc détectés plus vite. Il importe dans ce cadre de souligner que le cas du programme du nord a été détecté par les propres services ougandais: le bureau de l'auditeur général à la Cour des comptes.
16.03 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je tiens également à souligner que c'est bien la Cour des comptes ougandaise qui a détecté cette corruption massive. Je me félicite donc de la réponse appropriée venant des donateurs. Et j'espère que les autorités ougandaises feront de même, comme cela semble devoir être le cas.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de ontwikkelingshulp aan de Palestijnse gebieden en de impact van de illegale Israëlische nederzettingen" (nr. 15662)
17 Question de M. Roel Deseyn au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "l'aide au développement au profit des territoires palestiniens et l'impact des colonies israéliennes illégales" (n° 15662)
17.01 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, als we naar de impact van de illegale Israëlische nederzettingen in de Palestijnse gebieden kijken, is het heel goed dat België constant de illegaliteit ervan benadrukt. Dergelijke nederzettingen dragen immers niet bij tot een oplossing voor het probleem en compliceren de zaak enorm. Zij vormen ook een enorm obstakel voor de vrede in beide staten.
Wij merken dat er een voortdurende uitbreiding is. Het gaat echt niet de goede richting uit. Het is heel problematisch om als volwaardige en geloofwaardige gesprekspartner bilateraal met Israël te spreken, wanneer Israël constant volhardt in de boosheid en manifest tegen de wil van de internationale gemeenschap, tegen het internationaal recht en tegen een mogelijke oplossing ageert, door steeds nieuwe nederzettingen te bouwen.
Wij kunnen niet anders dan vaststellen dat een dergelijke situatie door België krachtig moet worden veroordeeld. Wij moeten er ook voor opletten dat wij op geen enkele wijze steun verlenen aan de illegale nederzettingen.
Daarom heb ik de volgende concrete vragen.
Hoe kan u garanderen dat België in de ontwikkelingsplanning en -projecten niet de facto een illegale situatie normaliseert, in het bijzonder in zone C op de Westelijke Jordaanoever?
Wij worden immers geconfronteerd met subsidies van en door de Israëlische overheid met directe of indirecte steun van buitenaf. Er zijn ook heel wat producten die hier worden geïmporteerd. Onrechtstreeks consolideren wij aldus wat illegaal is opgebouwd.
Welke stappen onderneemt België, wanneer slooporders worden uitgevaardigd voor projecten die door België werden gefinancierd?
Zijn er mechanismen om de Palestijnen in het ondernemen van juridische stappen bij te staan?
Mijnheer de minister, ik heb het zelf met eigen ogen gezien. Het is een erg shockerend beeld. Olijfboomgaarden worden door het Israëlische leger met bulldozers vernield. Een dergelijke actie heeft een grote impact op en ondermijnt de leefbaarheid van een dorp, dat met de akkers rondom het dorp verweven is. Het is een schandelijke situatie.
Het is ook verbazend vast te stellen hoe weinig krachtdadig het signaal van de internationale gemeenschap na zulke laakbare praktijken is.
Daarom vraag ik ook naar de politieke en diplomatieke stappen en naar uw inschatting van de effectiviteit.
Wat betreft de onderwijsprojecten, dergelijke projecten worden in Akaba door België gefinancierd. Er moet worden gewacht, wat enigszins cynisch is. Een land wil helpen, maar de veroorzakers van heel veel ellende blokkeren de procedure, zodat het project niet kan starten. Er wordt daarbij geschermd met veiligheidsbezwaren. U kent echter ook de situatie in Israël.
Heel vaak, als men iets niet wil, wordt de onveiligheid als alibi ingeroepen zodat goede, humanitaire acties niet kunnen plaatsvinden.
17.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Deseyn, de Palestijnse Autoriteit is de partner voor onze bilaterale ontwikkelingshulp met het Palestijns gebied. Onze projecten schrijven zich dus steeds in in de ontwikkelingsdoelstellingen van de Palestijnse Autoriteit en het proces van staatopbouw.
Zo is het meest recent Indicatief Samenwerkingsprogramma 2012-2015 onder meer geënt op het Palestijns nationaal ontwikkelingsplan, dat de periode 2011-2013 dekt en dat ook elementen over Area C bevat. Bovendien is dat plan tot stand gekomen in overleg met de internationale gemeenschap en dus ook met de Europese Unie.
De Belgische activiteiten in en rond Area C liggen in lijn met de Europese positie, zoals vervat in de Raadconclusie van 14 mei 2012. In die conclusie stelt de Europese Unie in expliciete bewoordingen dat de sociale en economische ontwikkeling van zone C van cruciaal belang is voor de leefbaarheid van de toekomstige Palestijnse Staat.
De Europese Unie wijst op de Israëlische verantwoordelijkheid, maar is bereid om met Israël samen te werken op een graduele manier en zonder de confrontatie op te zoeken om tot oplossingen te komen voor de ontwikkeling van dat gebied, onder meer door de mechanismen te verbeteren voor de uitvoering van ontwikkelingsprojecten.
Op lokaal vlak is er intern-Europese coördinatie om de conclusie van 14 mei 2012 te operationaliseren. In dat raam vindt er ook regelmatig een dialoog plaats tussen de Europese Unie en Israël.
Onze diplomaten op post in Jeruzalem volgen de problematiek van de slooporders grondig en rapporteren erover aan het hoofdbestuur. Er zijn ook bilaterale diplomatieke contacten.
Vermits de bredere politiek waarbij Israël de controle op de ruimtelijke ordening in zone C heeft en de socio-economische ontwikkeling van de dorpen in deze zone wordt afgeremd, is een gecoördineerde aanpak binnen de Europese Unie en de internationale gemeenschap nodig.
De ontwikkeling van zone C en de nood aan staatopbouw, ook in dit gebied, zijn cruciaal voor de politieke haalbaarheid van de tweestatenoplossing.
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking steunde tussen 2003 en 2007 5 microprojecten in Al Aqabah, voor een totaalbedrag van 43 000 euro, waaronder vooral de renovatie van de kleuterschool en de basisschool.
Al Aqabah is een Palestijns dorp in de Jordaanvallei, ten oosten van de stad Tubas. 97 % van de gebouwen van het dorp heeft de voorbije jaren een vernielingsbevel ontvangen. Ook de kleuterschool en de basisschool hebben volgens de lokale burgemeester een vernielingsbevel ontvangen.
De problematiek van de slooporders komt ook aan bod in de dialoog tussen de Europese Unie en Israël.
17.03 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.
U zegt niet te kiezen voor confrontatie. Ik heb toch sterk de indruk dat u krampachtig het evenwicht probeert te bewaren en even goed wil zijn voor beide partijen in het conflict, terwijl de macht de facto zeer ongelijk verdeeld is.
Ik wil allerminst bepaalde praktijken aan deze of gene zijde goedpraten, maar het evenwicht is daar volledig zoek. In het standpunt moet men daar hard aan werken. Het EU-standpunt wordt nu al lange tijd voorbereid. Men zoekt naar een krachtiger methodiek. Sommige landen, bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, hebben al bepaalde sensibiliseringsmechanismen, bijvoorbeeld de etikettering van producten.
Wanneer men de slooporders voor de basisstructuur ziet, is het schuldig verzuim geen tandje bij te steken. Ik wil er niet emotioneel over doen. De situatie is immers al kapot geanalyseerd. Het is goed dat de diplomaten de track record bijhouden, maar men moet nu echt forsere taal gebruiken. Men moet de conflicten niet opdrijven of laten escaleren, maar ik vind dat deze dimensie in de dialoog met Israël toch sterker moet benadrukt worden.
L'incident est clos.
18 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de strafwet in Marokko betreffende verkrachting en de aankondiging van de Marokkaanse regering ter zake" (nr. 15664)
18 Question de M. Roel Deseyn au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la loi pénale marocaine relative au viol et l'annonce du gouvernement marocain en la matière" (n° 15664)
18.01 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de minister, tijdens de bespreking van de wet op Ontwikkelingssamenwerking hebben wij gezegd dat wij zullen redeneren vanuit een rechtendiscours, met aandacht voor mensenrechten en kinderrechten in het bijzonder. Als men dan ziet wat er is gebeurd met Amina Filali, die zelfmoord heeft gepleegd na zware mishandeling, omdat zij werd verplicht te trouwen met de man die haar had verkracht, dan moeten wij ons toch vragen stellen.
Zoals ik al in een eerdere vraag had gezegd, was er in die context een discussie over artikel 475 van de Marokkaanse strafwet, of dat al dan niet verplicht of mogelijk was. Het onderwerp belangt ook België aan, aangezien Marokko een belangrijk partnerland is van onze Ontwikkelingssamenwerking en wij precies de positie van de vrouw proberen te ondersteunen. Vandaar dat mijn vraag heel relevant en coherent is in onze bilaterale relaties met Marokko.
Naar aanleiding van dat incident werd toen aangekondigd dat artikel 475 zou worden hervormd en dat verkrachting ook binnen het huwelijk strafbaar zou worden. Op incidenten volgen immers vaak grote aankondigingen en dan lijkt het alsof er iets is gebeurd, terwijl er soms maar weinig concreets verandert. Is het effectief een wens van de Marokkaanse regering om de hervorming uit te voeren? Blijft het bij een loutere aankondiging of wordt de wet inderdaad hervormd?
Daarnaast wijzen waarnemers erop dat een aanpassing van de wet een zaak is, maar dat de handhaving, de strafuitvoering en de mentaliteit ook dienen te volgen. De wet dient een zeker gezag te hebben, maar moet ook in zekere mate worden gewenst door de bevolking, opdat hij acceptabel is en wordt gerespecteerd. Die component moet zeker deel uitmaken van de bilaterale dialoog.
Wat is de visie van uw departement op de problematiek? Is er sprake van vooruitgang, stilstand of achteruitgang op dat vlak? België doet veel inzake asiel en migratie en detentiebeleid, en wij hebben recht van spreken in verband met die problematiek in onze contacten met Marokko.
Voortgaand op de mensenrechten zien wij dat de problematiek van seksueel geweld ook veelvuldig voorkomt met betrekking tot het minderjarig huispersoneel. Soms betreft het heel jonge kinderen. Heeft de Belgische Ontwikkelingssamenwerking al iets gedaan in verband met de problematiek?
18.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer Deseyn, de herziening van het artikel is inderdaad ingezet, maar er is nog een lange weg af te leggen.
De herziening van artikel 475 via een amendement gaat vooral over het schrappen van de tweede paragraaf van het artikel dat het recht tenietdoet van een verkrachter van een minderjarige om zijn slachtoffer te huwen en zo te ontsnappen aan gerechtelijke vervolging. Het amendement zou minderjarige meisjes dus moeten beschermen in geval van verkrachting.
Zelfs al zou een unanieme aanneming van het amendement in de commissie voor de Justitie en de Wetgeving van de Tweede Kamer of Chambre des Conseillers een hoopgevend en positief signaal zijn, toch dient het nog een lange parlementaire weg af te leggen. De behandeling in de Kamer van volksvertegenwoordigers zal ook een gedeeltelijk antwoord geven op de tweede vraag in hoeverre er al een mentaliteitswijziging bezig is.
Het amendement is zonder twijfel het gevolg van een sterke mobilisatie van de civiele maatschappij omtrent het probleem van de verkrachting van minderjarigen. De Belgische samenwerking levert hieraan onrechtstreeks een bijdrage, onder andere door het financieren van projecten van de civiele maatschappij in de domeinen van mensenrechten en goed bestuur.
Teneinde het middenveld te versterken, zoals de verenigingen die werkzaam zijn op het vlak van vrouwen- en kinderrechten, bestaat er een programma van rechtstreekse financiering van ngo’s dat in november 2012 werd verbreed naar al de ngo’s die werkzaam zijn op het vlak van mensenrechten, dus niet beperkt tot kinder- en vrouwenrechten.
Via de budgetlijnen Conflictpreventie, Vredesopbouw en Mensenrechten draagt België in Marokko ook bij aan de verdediging van de vrouwenrechten.
De Marokkaanse maatschappij kan niet als een monolithisch blok worden gezien. In de grote steden zijn er zekere sociaal-culturele gelijkenissen met de Europese maatschappij, maar op het platteland spelen andere realiteiten. Het departement Buitenlandse Zaken, inclusief Ontwikkelingssamenwerking, is hiervan op de hoogte en blijft de aangehaalde belangrijke problematiek volgen.
Waar de kinderrechten geschonden worden, gaat het doorgaans om onder andere algemene sociale problemen, armoede, slechte gezondheidszorg of onderwijs. Geweld tegen kinderen gaat samen met andere sociale problemen zoals drugs en partnergeweld. Zeer jonge en ongeletterde meisjes uit arme streken moeten bij rijke families in de steden in soms mensonwaardige omstandigheden grenzend aan slavernij, werken als goedkoop huispersoneel, zonder bescherming tegen mishandeling of seksueel misbruik. De Marokkaanse overheid probeert die praktijk al jaren aan te pakken, in het bijzonder door middel van een specifieke wetgeving, echter tot heden zonder noemenswaardig succes, omdat de praktijk ingebakken is in de Marokkaanse maatschappij.
De samenwerking van de Marokkaanse regering en overheid met de internationale organisaties inzake mensenrechten wordt beschouwd als toereikend. Marokko heeft 141 van de 148 aanbevelingen aanvaard, die werden meegedeeld tijdens zijn Universal Periodic Review. Marokko heeft zijn wil en bereidheid uitgedrukt om samen te werken in het kader van de bijzondere procedures van de VN-Mensenrechtenraad.
18.03 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat heel wat interessante elementen bevatte.
Ik merk dat er wel een politieke bereidheid is, minstens in de teksten en de procedures, maar het toont ook het belang van de totstandkoming van een middenveld, dat een aantal zaken in gang kan zetten en goed kan opvolgen en dossiers kan samenstellen om bepaalde zaken aan de kaak te stellen.
Inderdaad, Marokko is niet monolithisch, maar als wij redeneren vanuit de universaliteit van bepaalde waarden moeten wij in onze bilaterale contacten krachtig optreden. Ik weet niet of u in de komende tijd een bezoek aan Marokko hebt gepland, maar de problematiek moet in de contacten, die er zeker zullen zijn, ook hier in België, wel op de agenda staan.
U zegt dat er wetgevende kaders zijn, maar dat er een probleem is van mentaliteit. Uiteraard, maar er ook een probleem van handhaving en controle van de overheid. Wij kunnen een partner zijn bij vorming en opleiding en mogen zeker niet berusten in die mentaliteit.
Ik ben ook blij dat u de praktijken bijna slavernij noemde, omdat u daarmee de problematiek duidelijk definieert. Een erkenning van de problematiek aan beide zijden is een eerste stap om eraan te remediëren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.08 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.08 heures.