Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mercredi 9 janvier 2013

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 9 januari 2013

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.44 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

Le développement des questions et interpellations commence à 15.44 heures. La réunion est présidée par M. Siegfried Bracke.

 

01 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over "de administratieve lastenverlaging" (nr. 13912)

01 Question de M. Karel Uyttersprot au ministre du Budget et de la Simplification administrative sur "la réduction des charges administratives" (n° 13912)

 

01.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag heeft een groot gedeelte van haar relevantie verloren door het antwoord dat u net gaf met een hele reeks elementen. De vraag dateert van 8 november, toen deze nota nog niet voorlag. Ze betreft de Small Business Act, een Europese regelgeving die stelt dat er een lastenvermindering moet gebeuren met 25 % tegen 2012. De beleidsnota gaat daarop in en heeft het over 30 % tegen 2014.

 

Mijnheer de minister, over welke domeinen gaat het?

 

Ik heb ook concrete vragen over de parameters, de meetinstrumenten en de nulmeting. Als er iets verbeterd wordt, moet men met een andere periode kunnen vergelijken.

 

Worden de gegevens permanent gecontroleerd?

 

01.02 Minister Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, ik kan alleen maar bevestigen dat de vermindering van de administratieve lasten een speerpunt is in het beleid van de huidige regering. In nauwe samenwerking met minister Laruelle wordt bijzondere aandacht besteed aan kmo’s en zelfstandigen. De acties die de federale regering wil ondernemen tijdens deze legislatuur op het vlak van administratieve lastenverlaging, werden opgenomen in het federaal actieplan dat in april werd goedgekeurd door de Ministerraad. Op dit ogenblik is de Dienst Administratieve Vereenvoudiging belast met de stand van zaken van dit actieplan.

 

Ten aanzien van de Belgische ondernemingen, meer specifiek de kmo’s en de zelfstandigen, lopen onder meer de volgende acties binnen mijn bevoegdheden. Ten eerste, de invoering van een versterkte, verbeterde en gebruiksvriendelijkere Kafkatest in een vroeger stadium. Ten tweede, het project Telemarc. Ten derde, de bevordering en promotie van het elektronisch factureren. Ten vierde, een aanpassing van de federale regelgeving met betrekking tot het elektronisch verzenden van aangetekende zendingen. Ten vijfde, het aanmoedigen van het gebruik van elektronische maaltijdcheques, met bijzondere aandacht voor de problematiek van de kleine ondernemingen die nu worden geconfronteerd met twee naast elkaar bestaande circuits. Ten zesde, de screening van de toepassing van het only-onceprincipe, zodat informatie die beschikbaar is bij de overheid niet meer opnieuw moet worden opgevraagd.

 

De lastenvermindering wordt gemeten aan de hand van het Kafkameetmodel, de Belgische variant van het Standaard Kosten Model, een internationaal gebruikte methode.

 

De belangrijkste parameters die in dit model worden gebruikt, zijn de tijd vereist voor het vervullen van formaliteiten, de frequentie van de formaliteiten en het aantal getroffen ondernemingen. Als basis geldt de raming van de grootte van de administratieve lasten uit de tweejaarlijkse enquête over de administratieve lasten voor ondernemingen, uitgevoerd door het Federaal Planbureau. Vertaald in euro betekent de inspanning van 30 % ongeveer 1,9 miljard euro.

 

Er werd door het sturingscomité van de DAV, waarin de ondernemingsorganisaties zijn vertegenwoordigd, niet geopteerd voor een nulmeting aan de hand van het Kafkameetmodel omdat de kostprijs hiervan hoog zou zijn en de doorlooptijd te lang.

 

Zoals hierboven vermeld, wordt er momenteel een evaluatie gemaakt van de vooruitgang van het federaal actieplan voor administratieve vereenvoudiging. Het is de bedoeling hierover regelmatig verslag uit te brengen. Daarna zijn er trouwens ook de jaarlijkse meetrapporten die door de DAV worden uitgegeven.

 

Op dit ogenblik wordt een update van de stand van zaken van het federaal actieplan uitgevoerd om verder in te gaan op de elektronische facturatie. Het wetsontwerp waarbij de elektronische facturatie volledig met papieren facturen wordt gelijkgesteld, werd recent door de Kamer goedgekeurd en is op 1 januari 2013 in werking getreden.

 

Daarnaast heeft de DAV het Belgian e-Invoicing Forum opgericht dat acties onderneemt om elektronische facturaties te promoten. Bovendien worden er initiatieven genomen om elektronische facturatie aan overheden mogelijk te maken.

 

01.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik noteer dat de tijd vereist voor het verrichten van formaliteiten, de frequentie van de formaliteiten en het aantal getroffen ondernemingen parameters zijn, maar misschien moet een aantal formaliteiten gewoon worden afgeschaft.

 

Kijk maar naar de hoeveelheid documenten die men moet verzamelen om naar die one-stop shop te gaan, om het only-onceprincipe in te invullen. Men moet eerst naar tien verschillende plaatsen gaan en tien formulieren verzamelen om die ergens te gaan deponeren. Schaf de documenten die niet relevant zijn af. Geef onder andere ook de ondernemingsloketten de bevoegdheid om zich te wenden tot databanken om die informatie in te winnen. Laat een ondernemer niet naar het gemeentehuis gaan om een geboorteattest te vragen, maar stel het ondernemingsloket rechtstreeks in verbinding met een aantal databanken zoals de Balanscentrale, de gemeente of de sociale kruispuntbank. Laat de bedrijven bijvoorbeeld ook zelf hun eigen relevante gegevens in de KBO aanpassen, zodat zij geen tijd moeten verliezen om een adreswijziging bij de KBO aan te geven. Zorg ervoor dat zij dit online via een KBO-intekening kunnen doen.

 

Ik kom tot mijn laatste suggestie. De gegevens die u inzake de lastenvermindering geeft zijn gegevens van de administratie. Hebt u de bedrijven ook al eens gevraagd hoe zij de lastenvermindering percipiëren?

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 15.51 heures à 16.00 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 15.51 uur tot 16.00 uur.

 

02 Question de M. David Clarinval à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le rapport concernant les 'stress tests'" (n° 14907)

02 Vraag van de heer David Clarinval aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het rapport betreffende de stresstests" (nr. 14907)

 

02.01  David Clarinval (MR): Monsieur le président, madame la ministre, début octobre 2012, la Commission européenne publiait un rapport suite aux stress tests effectués sur les réacteurs nucléaires de l'Union européenne. En effet, après la catastrophe de Fukushima, les 145 réacteurs contenus dans les 64 centrales nucléaires européennes ont été soumis à des stress tests. Le rapport conclut que toutes les centrales nucléaires européennes doivent être adaptées pour améliorer la sécurité de la population, mais qu'aucune ne doit fermer.

 

Madame la ministre, pouvez-vous m'indiquer quelles sont les recommandations publiées pour notre pays dans ce rapport? Quelles améliorations doivent-elles être réalisées pour les centrales de Doel et Tihange? Disposez-vous d'informations concernant les échéances et les budgets prévus à cet effet?

 

02.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, comme vous le savez, le 4 octobre 2012, la Commission européenne a transmis au Conseil et au Parlement européens un document sous la forme d'un communiqué dans lequel elle formulait des conclusions sur les stress tests organisés dans les 132 centrales nucléaires que compte l'Union européenne, en réponse à la catastrophe de Fukushima.

 

Dans ce document, la Commission annonçait une série d'initiatives qu'elle entend mener en vue de renforcer le cadre réglementaire pour la sûreté nucléaire, initiatives qu'elle soumettra en 2013 au Conseil européen en vue de son approbation. Le communiqué était également assorti d'un document de travail des services de la Commission qui reprenait une synthèse des principaux résultats et recommandations des tests de résistance menés dans tous les États membres de l'Union européenne qui ont de l'énergie nucléaire. Il concluait en disant que les normes de sûreté des centrales nucléaires en Europe sont, en général, élevées, mais que des améliorations sont recommandées pour divers éléments de sûreté dans pratiquement toutes les centrales nucléaires européennes.

 

Il y a, selon moi, un malentendu généralement répandu sur les véritables intentions et implications de ce document qui s'explique par la répartition des compétences entre la Commission et les États membres nationaux.

 

En fait, les stress tests se sont déroulés en trois phases successives. Dans une première phase, les exploitants des centrales ont procédé à une auto-évaluation. Dans une deuxième phase, chaque autorité nationale de sûreté nucléaire a examiné les évaluations et un rapport national a été établi par pays. Dans notre pays, ce travail a été accompli par l'AFCN et Bel V. Le rapport belge qui comportait une liste de mesures à prendre a été publié fin 2011 sur le site de l'AFCN. Dans une troisième phase, les rapports ont été analysés par les équipes internationales dans le cadre d'un examen par les pairs organisé par l'ENSREG (Groupement européen des autorités de sûreté nucléaire des États membres). Les rapports nationaux et les rapports de l'examen par les pairs ont été publiés en juillet 2012 sur le site web de l'ENSREG. Les conclusions de ces rapports comportaient, pour chaque centrale nucléaire, une série de recommandations en vue de renforcer la sécurité.

 

Mais il incombait aux autorités nationales de sûreté de transformer ces recommandations en actions concrètes et de vérifier leur mise en œuvre. En effet, le contrôle des installations nucléaires demeure, hélas, une compétence des États membres. Le niveau européen n'a aucune capacité d'injonction en la matière. Il a toutefois été convenu dans le giron de l'ENSREG que chaque État membre devait établir pour fin 2012 un plan d'action détaillant la mise en œuvre des recommandations.

 

En ce qui concerne le résultat des tests de résistance, le document de la Commission européenne se limite à une synthèse de documents publiés antérieurement. Dans son communiqué, elle n'a formulé aucune recommandation quant à une quelconque modification des centrales existantes, ni en Belgique ni ailleurs en Europe; elle n'était d'ailleurs pas habilitée à le faire.

 

Le plan d'action belge a été transmis à l'ENSREG le 31 décembre 2012. Ce plan peut être consulté sur le site web de l'AFCN depuis quelques jours. Une liste détaillée de toutes les initiatives destinées à améliorer le niveau de sûreté des unités nucléaires de Doel et de Tihange figure en annexe de ce plan, tout comme le calendrier de la mise en œuvre pour respecter les différentes recommandations. Cette liste comprend plus de 350 points d'actions concrètes. C'est donc un travail très important qui a été réalisé. Ce plan minutieux vient de sortir; votre question tombe donc à point nommé.

 

02.03  David Clarinval (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie. Ma question a été déposée le 20 décembre 2012 et vous m'annoncez que le programme a été mis en ligne le 31 décembre; j'étudierai ce document avec attention.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la procédure de radiation d'une adresse" (n° 14903)

03 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de procedure om een adres te laten schrappen" (nr. 14903)

 

03.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, l'arrêté royal du 18 décembre 2003 détermine les conditions de la gratuité de l'aide juridique de deuxième ligne et prévoit que sont présumées indigentes les personnes qui, aux termes de l'article 1er, 2°, reçoivent des sommes du CPAS.

 

Or, aucune gratuité n'est prévue pour les personnes dont l'objectif est justement de contester la décision du CPAS de ne pas leur accorder l'aide sociale ou de leur retirer l'aide sociale. Cette situation peut aboutir à des décisions extrêmement injustes. Je pense notamment aux personnes qui se retrouvent sans un seul euro et sans aide juridique, alors que leur cause nécessite au contraire une action rapide, le CPAS étant souvent le dernier garde-fou avant la rue. Ce problème semble particulièrement aigu dans les cas de cohabitation, puisque le bureau d'aide juridique se base sur la composition de ménage ou les constatations du CPAS et réclame des attestations de revenus pour toutes les personnes majeures du ménage.

 

Il arrive que l'aide du CPAS soit refusée parce que d'autres personnes, des anciens colocataires, apparaissent dans la composition de ménage, alors qu'ils ont déménagé depuis longtemps sans laisser d'adresse. La personne qui conteste le retrait de l'aide sociale et toute cohabitation officieuse ou administrative se trouve alors empêchée de prendre un avocat pro deo en raison même de cette décision contestée, puisqu'elle est dans l'impossibilité de retrouver ses anciens colocataires pour justifier de leurs revenus, de les faire radier ou, tout simplement, de protester d'une cohabitation officieuse.

 

Madame la ministre, quelle est la procédure pour faire radier quelqu'un qui n'habite plus à une adresse? Il semblerait que cette radiation dure minimum un mois, voire beaucoup plus dans certaines communes. Ce délai est clairement incompatible avec une absence de ressources. Quels sont les délais pour le faire? Enfin, que peut-on envisager pour répondre à ces situations?

 

03.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame Genot, conformément à l'article 1er de la loi du 19 juillet 1991 relative au Registre de la population, toute personne doit évidemment être inscrite dans les registres de la commune où elle a établi sa résidence principale. Cela se fonde évidemment toujours sur une situation de fait, que l'on doit constater par enquête de résidence pour démontrer que la personne séjourne effectivement dans la commune.

 

L'article 7 de cet arrêté royal prévoit aussi la vérification de la réalité de la résidence d'une personne fixant sa résidence principale dans une commune du Royaume ou changeant de résidence en Belgique. Une enquête par l'autorité locale a lieu dans les huit jours ouvrables de la déclaration de changement de résidence, délai mentionné dans l'arrêté royal. Selon la procédure en vigueur, lorsque le citoyen fait sa déclaration de changement de résidence, la commune doit vérifier si l'habitation où l'inscription sera opérée n'est pas grevée d'une autre inscription, etc.

 

Par ailleurs, les rapports d'enquête de résidence constatant les différentes situations doivent en principe être soumis au collège des bourgmestre et échevins dans le mois des constatations effectuées.

 

La durée de l'enquête dont le rapport conclut, par exemple, à une proposition de radiation d'office d'une personne est, hélas, variable en fonction des démarches à effectuer par les services communaux et la police locale de par leurs effectifs, leurs organisations et autres données. Dans les faits, les délais légaux ne sont pas toujours respectés, surtout qu'ils ne sont pas dirimants dans l'état actuel des textes.

 

Les décisions de radiation prennent donc cours à la date de la décision expresse du collège en la matière. À partir du moment où la procédure est lancée auprès de l'administration communale, la situation doit en principe pouvoir être normalisée endéans un délai d'un mois et demi; ce délai peut être plus long lorsque l'administration communale ne parvient pas à retrouver la nouvelle résidence principale d'un citoyen ou parce que les délais d'enquête, en vertu de raisons organisationnelles, sont allongés.

 

La procédure de radiation doit être utilisée avec prudence: elle reste une mesure exceptionnelle.

 

Vu votre question et d'autres interrogations qui me sont souvent soumises par des citoyens, à présent que nous disposons de nouvelles majorités, nous demanderons à toutes les communes de compléter un questionnaire très court destiné à expliquer leur manière de procéder et les délais habituels utilisés. De là, nous rédigerons peut-être une circulaire afin de spécifier des règlements et de prévoir des sanctions en matière de délai.

 

Il s'avère que la situation actuelle demande une forme de normalisation selon les communes ou les grandes villes, soit par recommandations, soit par circulaire, soit par modifications.

 

03.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, comme vous le disiez, la radiation constitue un outil à manier avec énormément de prudence. En effet, j'ai connu un cas où une personne avait été radiée très rapidement sans le lui signaler; un an et demi après, l'ONEM lui réclame des arriérés importants. Pourtant, cette personne avait agi sans s'en rendre compte.

 

Dans le cas dont je vous parle, il s'agit d'une autre difficulté. La personne n'arrive pas à obtenir l'aide juridique du fait que cinq personnes sont domiciliées à cette adresse; les preuves de revenus des autres "colocataires" doivent être jointes à la demande alors que ces autres personnes sont dans la nature. Cette personne se trouve donc sans possibilité de se présenter au CPAS.

 

03.04  Joëlle Milquet, ministre: J'ai oublié de vous préciser un point à propos de la colocation - laquelle se généralise de plus en plus et nuance la notion de cohabitation. C'est loin d'être évident en termes de sécurité sociale, notamment parce que les interprétations ne sont pas toujours exactes. Un groupe de travail "sécurité sociale" a donc été créé pour réfléchir à l'individualisation des droits ainsi qu'aux modifications législatives qui devront servir à définir plus clairement la colocation. Il s'agit ainsi d'éviter les abus. C'est en effet devenu un thème très délicat.

 

03.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): J'ai déposé des propositions de loi relatives à l'individualisation. Je connais bien ce débat. Mais il ne s'agit pas ici de colocation, puisque les gens ont disparu.

 

03.06  Joëlle Milquet, ministre: Oui, mais c'était lié au fait qu'ils étaient là.

 

03.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Ces gens ont disparu. Ce monsieur a repris le logement. Mais d'autres personnes y sont encore domiciliées tout en ayant disparu dans la nature. Et il n'arrive pas à les faire radier.

 

03.08  Joëlle Milquet, ministre: Normalement, il peut faire constater la non-résidence et ainsi faire radier ces personnes.

 

03.09  Zoé Genot (Ecolo-Groen): La procédure est longue. Et, en attendant, ces gens n'ont pas droit au CPAS.

 

03.10  Joëlle Milquet, ministre: C'est l'un des problèmes.

 

03.11  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Oui.

 

03.12  Joëlle Milquet, ministre: C'est la conséquence d'une colocation. Je vais regarder quelles mesures nous pouvons prendre à ce sujet.

 

03.13  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Un dépoussiérage des modalités d'inscription et de radiation me semble nécessaire.

 

03.14  Joëlle Milquet, ministre: Dans certains cas, des personnes viennent se domicilier, sans demander l'avis des habitants de la maison – et ce, sans qu'il soit question de colocation –, pour obtenir des droits.

 

03.15  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Nous venons d'en discuter à propos de la fraude sociale. Le problème se pose avec les entreprises. Car aucune enquête n'est menée quand une société se domicilie. Or un simple courrier à des fins de vérification permettrait d'éviter que des entreprises mourantes se domicilient au hasard dans la Région bruxelloise, car elles savent que les parquets sont débordés. Cette situation cause des problèmes aux autres occupants, par exemple quand les huissiers débarquent.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 14917 van mevrouw Jadin wordt uitgesteld.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het werkoverleg tussen de burgemeesters in de grensstreek met hun Franse collega's" (nr. 14931)

- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het burgemeestersoverleg in de Noord-Franse grensstreek" (nr. 15050)

04 Questions jointes de

- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la réunion de concertation entre les bourgmestres de la région frontalière et leurs collègues français" (n° 14931)

- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la concertation entre bourgmestres dans la zone frontalière avec le Nord de la France" (n° 15050)

 

04.01  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, wij zijn hier opnieuw met vragen over de problematiek van de grensstreek. Op 20 december 2012 is er overleg geweest tussen de burgemeesters van Zuid-West-Vlaanderen en enkele burgemeesters uit Noord-Frankrijk, namelijk tussen de burgemeesters van Menen, Wervik en Komen en van het Franse Halluin, Comines-France, Wervicq-France en Warneton-France. Het is al de derde keer dat zij vergaderen. Zij hadden een vrij lijvige agenda. De bedoeling was om, in het kader van de aanpak van de grenscriminaliteit, afspraken te maken over cameragebruik en de continuïteit van de onderhandelingen te vrijwaren, gelet op het feit dat er nieuwe burgemeesters werden aangesteld na de recente verkiezingen.

 

Mevrouw de minister, bent u betrokken geweest bij het overleg of werd er aan u gerapporteerd? Zo ja, welke afspraken werden er gemaakt tussen de Belgische en de Franse burgemeesters? Kunt u die afspraken toelichten?

 

Zou er een juridisch probleem kunnen zijn met het gebruik van beelden omdat de beelden in het ene land worden gemaakt en in het andere land worden gebruikt? Kunt u dat toelichten? Hoe verloopt de samenwerking met Frankrijk voor de analyse van de camerabeelden gemaakt op het andere grondgebied? Zijn er bijkomende maatregelen genomen om de grenscriminaliteit tegen te gaan?

 

04.02  Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, mijn vragen sluiten aan bij die van mevrouw Dumery. De vroegere burgemeester van Menen, de heer Bossuyt, heeft dat overleg in het verleden in het leven geroepen.

 

Bent u op de hoogte van het burgemeestersoverleg?

 

Past dat binnen een groter geheel, namelijk de overlegmomenten van het strategisch comité of de overlegmomenten tussen Frankrijk en België conform het akkoord van Doornik, of is het veeleer een eigen, lokaal initiatief?

 

Rapporteert men aan uw diensten?

 

Bestaat bij uw diensten de bereidheid om op een structurele manier te helpen zoeken naar oplossingen voor de problemen?

 

04.03 Minister Joëlle Milquet: U kent onze verschillende maatregelen en initiatieven betreffende de criminaliteit langs de grenzen. Wat de staat van onze onderhandelingen met Frankrijk betreft, hebben wij de komende maand nog een vergadering. Ik hoop in de volgende weken een nieuwe overeenkomst te kunnen sluiten.

 

Wij hebben ook belangrijke nieuwe maatregelen genomen. Zo hebben wij een bedrag van 1,2 miljoen vrijgemaakt voor verschillende zones langs de grens met Frankrijk, om een ANPR-systeem te kunnen kopen. Die beslissing werd genomen op de Ministerraad van 21 december.

 

Het gaat over een aanvullend bedrag van 52 000 euro per gemeente, in 15 verschillende zones langs de grens met Frankrijk, onder andere Doornik, Moeskroen, Komen-Waasten, Bilzen, Kortrijk, Alveringem, De Panne, Koksijde, Heuvelland, Ieper, Langemark-Poelkapelle en Mesen. Het gaat over een groot aantal gemeenten. Die nieuwe maatregelen zijn belangrijk. Het betreft dus nieuwe financiële middelen voor ongeveer 80 camera’s langs de grens met Frankrijk, in die verschillende gemeenten.

 

Ik heb ook nog een overleg met de gemeenten. Het bedrag is afkomstig van nieuwe dotaties en dient voor de aankoop van ANPR-materiaal en camera’s, ook mobiele camera’s. Na de verschillende maatregelen die wij in 2012 hebben genomen, is ook die aanvullende maatregel heel belangrijk.

 

04.04  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben zeer verheugd te horen dat er aanzienlijke middelen ingezet worden: met 80 camera’s kan men reeds iets doen. Mijn vragen gaan echter vooral over het gebruik van de beelden. Blijkbaar zouden er juridische problemen zijn bij de uitwisseling van gegevens met betrekking tot beelden genomen op Frans respectievelijk Belgisch grondgebied. Hebt u daarop enig zicht?

 

04.05 Minister Joëlle Milquet: Dat is een onderdeel van de discussie met Frankrijk over het nieuwe protocol. Wij zijn nu bezig met die problematiek.

 

Ten eerste, er moet een aanpassing komen van ons huidig wettelijk kader. Wij zijn bijna klaar met het nieuwe wetsontwerp over de camera’s, in verband met de problematiek van de mobiele camera’s en de toegang tot de beelden.

 

Ten tweede, in het kader van onze onderhandelingen met Frankrijk wordt de problematiek ook behandeld.

 

04.06  Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor het uitvoerig antwoord. Wij wisten dat er reeds heel veel gebeurde. Het zou goed zijn dat vanuit het lokale initiatief, vanuit het burgemeestersoverleg, eens kort wordt opgegeven wat de specifieke juridische problemen zijn, zodat we zeker zijn dat de wetswijzigingen die in de pijplijn zitten, ook effectief een oplossing bieden voor de concrete problemen. Wij zullen vragen dat zij het duidelijk noteren en bezorgen aan uw diensten.

 

04.07 Minister Joëlle Milquet: Wij hebben nog geen proces-verbaal gekregen; een oplijsting zou zeker interessant zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 14933 van de heer Luk Van Biesen en vraag nr. 14940 van de heer Georges Gilkinet worden uitgesteld.

 

05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de risicopremie voor door politieagenten afgesloten levensverzekeringen" (nr. 14943)

05 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la prime de risque appliquée aux assurances vie contractées par des policiers" (n° 14943)

 

05.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, een tijdje geleden heb ik u al ondervraagd over het feit dat in Brussel politieagenten steek- en kogelwerende vesten op eigen kosten moesten aankopen omdat het geld op was. Het gaat zelfs verder dan dat. Ik verneem nu dat politieagenten bij het afsluiten van een levensverzekering voortaan een vrij extreme bijpremie zullen moeten betalen omdat zij zogenaamd een risicoberoep uitoefenen.

 

Mevrouw de minister, ik zou het bijzonder erg vinden dat mensen die elke dag opnieuw hun leven wagen om de veiligheid van anderen te garanderen daarvoor financieel worden afgestraft. Daarom richt ik een aantal vragen tot u.

 

Ten eerste, bent u ervan op de hoogte dat verzekeringsmaatschappijen de levensverzekeringspremie voor beroepen zoals politie, brandweer en beveiligingspersoneel tweeënhalf keer duurder maken? Dat is toch een fikse verhoging, vind ik.

 

Ten tweede, is er overleg met de verzekeringssector gepland? Bent u van plan om samen met de betrokken minister, Johan Vande Lanotte, deze onaanvaardbare verhoging bij de sector aan te kaarten?

 

Ten derde, wat vindt u van de politieke boodschap die deze maatregel verkondigt? Meent u niet dat het voortaan extra moeilijk zal worden om nog mensen voor het beroep van politieagent te vinden als het bijna onmogelijk is een verzekeringsproduct met normale premies aan te schaffen? Wat als na de verzekeringsmaatschappijen ook de banken beslissen hun tarieven voor kredieten te verhogen voor mensen met een risicoberoep?

 

Ten vierde, en dit is de belangrijkste vraag, wat als de verzekeringssector niet bereid zou zijn de extra bijpremies te laten vallen of tot normale proporties terug te brengen? Zal de regering de betaling van de bijpremies dan bijpassen? Op welke manier zullen politieagenten zich nog kunnen verzekeren aan betaalbare premies?

 

05.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Logghe, net als u heb ik kennisgenomen van een krantenartikel waarin een verzekeringsmaatschappij aankondigt dat zij het beroep van de te verzekeren personen onder de loep zal nemen bij de berekening van de levensverzekeringpremies. Volgens Assuralia, de koepel van verzekeraars, is een dergelijke benadering, uitgaand van een beroep dat een verhoogd risico met zich meebrengt, effectief mogelijk binnen het huidig wettelijk kader.

 

Verwijzend naar het dossier “Geweld tegen politie”, waarbij enkele initiatieven moeten uitmonden in een handboek om het geweld te verminderen, vind ik het ongepast dat verzekeringsmaatschappijen die risico-elementen nu in aanmerking zouden nemen om de privélevensverzekeringspremies te verhogen van personen die zich inzetten voor de veiligheid van de burgers. Daarenboven lijkt het mij dat die verzekeringsmaatschappijen overdrijven bij het vaststellen van het effectieve risico op het terrein.

 

Ik heb mijn diensten belast met een kwantitatieve analyse om het reële risico te bepalen en zal vervolgens mijn collega van Economie omtrent dat dossier aanspreken.

 

05.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw kordaat antwoord. U gaat er niet mee akkoord. Zelf kan ik mij ook maar moeilijk verzoenen met de reactie van de verzekeringsmaatschappij om de levensverzekeringspremies nogal fel op te trekken.

 

U zegt dat u de minister van Economie zult aanspreken, eens u klaar bent met uw analyse. Staat daar min of meer een tijdslimiet op? Ik wil namelijk aandringen op enige spoed. De verzekeringsmaatschappij wordt met naam genoemd in het krantenartikel. Wij weten dus over welke maatschappij het gaat. Ik zou niet graag hebben dat politieagenten geconfronteerd worden met verhoogde levensverzekeringspremies, terwijl wij de zaak nog aan het bekijken zijn. Daarom wil ik aandringen op enige spoed ter zake.

 

Hebt u al zicht op een termijn?

 

05.04 Minister Joëlle Milquet: Ik zal deze week nog een brief aan minister Johan Vande Lanotte sturen.

 

Onze werkgroepen voor de strijd tegen het geweld tegen politiemensen vergaderen volgende week of de week daarna. Wij zullen dit onderwerp aan de agenda van die werkgroepen toevoegen.

 

05.05  Peter Logghe (VB): Dank u, mevrouw de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het druggebruik bij politieagenten" (nr. 14961)

06 Question de M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la consommation de drogue par les agents de police" (n° 14961)

 

06.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dit is eigenlijk een opvolgingsvraag omdat de federale politie het initiatief heeft genomen om een werkgroep op te starten. Dat lijkt mij ook nuttig, gelet op haar voorbeeldfunctie. Deze werkgroep moet preventief werken op het vlak van een alcohol- en drugsbeleid.

 

De eerste fase is afgerond. Op basis daarvan is op 7 maart een beleidsverklaring opgesteld. De tweede fase, waarbij vier pijlers – regelgeving, procedure, hulpverlening en vorming – de basis vormen, zou tegen eind 2012 worden geconcretiseerd. Vervolgens zou dit dan worden opgenomen in het preventieplan 2013-2017. Dit alles werd de afgelopen maanden voorbereid.

 

Wat is de stand van zaken en wat zijn de belangrijkste bevindingen ter zake?

 

06.02 Minister Joëlle Milquet: De beleidsnota Integraal Alcohol- en Drugsbeleid werd op 29 oktober 2012 gevalideerd door het directiecomité van de federale politie en op 21 november 2012 goedgekeurd door de syndicale vakorganisaties in het overlegcomité voor de politiediensten. Deze permanente richtlijn is sinds 1 december 2012 van toepassing binnen de federale politie. Om de inhoud ervan beter te duiden voor alle leden van de federale politie, wordt vanaf begin februari een communicatieplan uitgevoerd.

 

De beleidsnota strekt ertoe het disfunctioneren op het werk door alcohol- en drugsgebruik binnen de federale politie bespreekbaar te maken, te voorkomen en te verhelpen. Er werd geopteerd voor een meersporenbeleid en een integrale aanpak. Deze maakt deel uit van het welzijnsbeleid en kadert binnen het globale personeels- en integriteitsbeleid. Vier pijlers werden concreet uitgewerkt: regelgeving, procedure, interne hulpverlening, en informatie en opleiding.

 

De visie van de federale politie is duidelijk: met betrekking tot illegale drugs geldt een absoluut verbod.

 

Elk alcoholgebruik in dienstverband is verboden. Enkel bij uitzonderlijke gelegenheden kan een beperkt alcoholgebruik onder strikte voorwaarden worden toegestaan, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een pensioenfeest van iemand met de familie. Die voorwaarden worden momenteel bestudeerd.

 

De implementatie, de opvolging en de evaluatie van het beleid zijn gepland in het raam van het globaal preventieplan 2013-2017.

 

06.03  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het concrete antwoord.

 

Ik heb begrepen dat begin februari 2013 over het dossier zal worden gecommuniceerd.

 

06.04 Minister Joëlle Milquet: Dat klopt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de speciale eenheden van de politie" (nr. 14963)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het onderhoud van de politiehelikopters" (nr. 14986)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het budget voor het Commissariaat-Generaal Special Units" (nr. 14993)

- de heer Frank Wilrycx aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het nieuwe onderhoudscontract bij de dienst Luchtsteun" (nr. 15021)

- de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de besparingen bij de federale politie" (nr. 15024)

- de heer Josy Arens aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het onderhoud van het materieel van de federale politie" (nr. 15057)

07 Questions jointes de

- M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les unités spéciales de la police" (n° 14963)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'entretien des hélicoptères de la police" (n° 14986)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le budget du Commissariat général Special Units" (n° 14993)

- M. Frank Wilrycx à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le nouveau contrat d'entretien au sein du Service d'appui aérien" (n° 15021)

- M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les économies à réaliser par la police fédérale" (n° 15024)

- M. Josy Arens à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'entretien du matériel de la police fédérale" (n° 15057)

 

De voorzitter: De heren Wilrycx, Degroote en Arens zijn afwezig. Hun vragen nrs 15021, 15024 en 15057 zijn bijgevolg zonder voorwerp.

 

07.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, in het kader van de brede veiligheidsproblematiek is het goed dat speciale eenheden op elk moment paraat zijn. De vooropgestelde budgetten zijn zodanig geslonken dat de speciale eenheden vinden dat ze hierdoor in ademnood komen. Het Commissariaat-Generaal Special Units zegt dat de begroting de afgelopen vier jaar zelfs met veertig procent verminderd is. Het waarschuwt dat als dit zo verder gaat, noodzakelijke operaties in het gedrang zullen komen.

 

Kloppen deze cijfers? Hoeveel extra geld is er nodig om deze noodzakelijke functionaliteiten op momenten van crisis te kunnen gebruiken?

 

07.02  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, mijn eerste vraag heeft betrekking op de helikopters van de federale politie, die van fundamenteel belang zijn bij het zoeken naar verdwenen personen, maar ook bij de luchtsteun voor het opsporen, achtervolgen en onderscheppen van bijvoorbeeld criminele bendes die gewapende overvallen hebben uitgevoerd. De inzet van deze toestellen komt nu blijkbaar onder druk, als de Inspectie van Financiën haar voorstel met betrekking tot het uitstel van het onderhoud van boordinstrumenten kan uitvoeren. Het zou gaan om een jaarlijkse kostprijs van ongeveer 135 000 euro.

 

Klopt het dat het bestaande onderhoudscontract van die politiehelikopters nog loopt tot 2015? Wat zal er na die datum gebeuren? Is er al een nieuw contract of lopen de onderhandelingen nog? Tegen wanneer moet hierover worden beslist?

 

Als het onderhoudscontract niet wordt voortgezet, zoals blijkbaar door de Inspectie van Financiën wordt voorgesteld, hoe moet het dan verder? Moeten die toestellen dan aan de grond worden gehouden of kan men de piloten op zicht laten vliegen, zonder gebruik te maken van de boordinstrumenten?

 

Ten derde, de inzet van die helikopters is fundamenteel in het zoeken naar vermiste personen en het ondersteunen van de opsporing en achtervolging van criminele bendes. Dit spaart natuurlijk heel wat manuren uit aan de grond. Verlegt men op die manier niet de kosten van de ene post naar de andere?

 

Ten vierde, verdient het geen aanbeveling om in deze kwestie binnen de kortste keren duidelijkheid te verschaffen aan de mensen op het veld?

 

Mevrouw de minister, ik ga meteen over naar mijn vraag die betrekking heeft op de Special Units, waar 510 mensen zijn tewerkgesteld. De Special Units zijn belangrijk voor de telefoontaps, voor infiltraties, afluisterpraktijken, bescherming van getuigen enzovoort.

 

Ten eerste, hoe komt het dat het budget in de afgelopen vier jaren telkens is afgenomen? Op basis van welke argumenten werd dit budget in die mate verminderd?

 

Ten tweede, als het budget inderdaad met een dergelijk percentage is gedaald, welk gevolg heeft dat dan voor de actieradius van deze speciale eenheden? Welke consequenties heeft dat voor het materiaal en welke consequenties zijn er voor het personeelsbestand?

 

Ten derde, in de pers laat u uitschijnen dat u zich sterk maakt in de volgende begrotingsronde meer middelen te zullen reserveren voor de speciale eenheden. Hoe reëel is die wens? U moet reeds een tandje bijsteken om bijkomende politieagenten aan te werven en u zit ook nog eens met de gevolgen van de Salduzwet, waardoor een aantal mensen niet op straat kan komen. U zit dus reeds met een bepaalde belemmering en beperking. Hoe reëel is de kans dat u meer middelen krijgt voor de speciale eenheden?

 

Ten vierde, hebt u een raming opgemaakt om te weten hoeveel middelen het Commissariaat-Generaal Special Units optimaal nodig heeft om maximaal ingezet te kunnen worden?

 

07.03 Minister Joëlle Milquet: Wat specifiek het CGSU betreft, werd op mijn voorstel 341 000 euro van de globale enveloppe Optifed voorbehouden voor werkings- en investeringsmiddelen van het CGSU in 2012. Gisteren had ik een gesprek met de commissaris-generaal en met de nieuwe directeur van het CGSU, de heer Pacolet. Tegen midden februari moet die mij zijn investeringsplan voorleggen.

 

Ik was zeer duidelijk. Ik heb gezegd dat de versterking van het CGSU een van de prioriteiten is. Het CGSU heeft voor de algemene werking dertig mensen aanvullend nodig. Een van mijn eisen is dus deze mensen aan te werven. Voor de investeringen wacht ik op zijn verslag, maar in het algemeen hebben wij ten minste voor 6 miljoen nieuwe investeringen nodig. De versterking van het CGSU, dat nu met een nieuwe leiding een nieuwe adem heeft, is dus een prioriteit. Tijdens de begrotingsaanpassing van maart zullen wij ons bezighouden met enkele allocaties.

 

Het probleem van het onderhoudscontract voor het radionavigatiematerieel van de helikopters van de dienst Luchtsteun (DAFA) zal worden opgelost in het licht van de nieuwe begrotingsrichtlijnen van 20 december 2012 met betrekking tot de begroting 2013. Een nieuw dossier voor dit onderhoudscontract werd ondertussen aan de inspecteur-generaal van Financiën bezorgd. Het onderhoudscontract voor de mechanische behoeften van DAFA loopt nog tot 2015.

 

07.04  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor het zeer concrete antwoord en de zorg voor de dienst. Ik denk dat dit terecht is in een land dat zeer centraal gelegen is, dat heel belangrijke Europese en internationale instellingen op zijn grondgebied heeft en dat een groot doorgangsgebied is.

 

In het kader van de algemene veiligheid moeten wij de nodige zorg, middelen en mensen aan de Special Units geven. Wij kijken ernaar uit dat dit eind februari of in maart op het goede spoor wordt gezet.

 

07.05  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij en gerustgesteld te mogen vernemen dat er geen onderbreking in het onderhoud van de helikopters zal zijn. Het oude contract loopt nog tot 2015. Men is al bezig met een nieuw contract, dat aan Financiën wordt voorgelegd.

 

Alle elementen zijn aanwezig om te spreken van een geslaagde operatie. Ik hoop dat dit zo zal zijn. Ik volg dit alleszins op.

 

Ik schrik toch wel even als ik het bedrag van 6 miljoen euro hoor, een bedrag dat men zeker nodig heeft voor een optimale werking van het Commissariaat-Generaal Special Units. Ook daarvoor bent u aan het onderhandelen. Wij kijken uit naar het investeringskrediet dat in februari door de directeur zal worden voorgelegd. Wij komen hierop zeker terug.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de Salduzwet" (nr. 14964)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de werkdruk op de politie door de Salduzwet" (nr. 14994)

08 Questions jointes de

- M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la loi Salduz" (n° 14964)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la charge de travail générée pour la police par la loi Salduz" (n° 14994)

 

08.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik schrok even toen de Vaste Commissie voor de Lokale Politie uitrekende dat wegens de inmiddels beruchte Salduzwet 700 agenten minder in het straatbeeld zouden verschijnen. Dit noopt tot reflectie en tot heroriëntering van een en ander. Misschien moet men de technieken verfijnen die met het oog op de Salduzwet worden aangewend? Ik heb bijvoorbeeld geleerd uit de verklaringen van mensen die daarmee dagelijks bezig zijn dat het filmen van bepaalde verhoren een mogelijkheid zou zijn om heel wat tijd te winnen.

 

Mevrouw de minister, kloppen die bevindingen na één jaar Salduzwet? Is er gezocht naar verfijningen? Zijn er alternatieven? Hoe evalueert u, eventueel samen met de minister van Justitie, de gevolgen van de Salduzwet?

 

08.02  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega Doomst heeft de context al geschetst. Ik kom dus onmiddellijk tot mijn vragen.

 

Ten eerste, u hebt ongetwijfeld de stelling gehoord van de vicevoorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie. Wat is uw eerste commentaar?

 

Ten tweede, een van uw prioriteiten was meer blauw op straat te krijgen. Ik vraag mij af hoe u dat zult kunnen waarmaken. Als ik goed kan rekenen, zal de aanwerving van ongeveer 1 400 bijkomende agenten wel volstaan om de uitstroom van gepensioneerde agenten min of meer op te vangen, maar hoe zult u de niet-instroom van 700 personeelsleden door de Salduzwet compenseren? Zult u bijkomende aanwervingen doen? Als er geen bijkomende agenten worden aangeworven, maar u toch meer blauw op straat wenst, welke andere maatregelen zult u dan nemen? Zult u sleutelen aan de Salduzwet of zult u kijken hoe u die ter plaatse in de lokale politiezones kunt verfijnen om ervoor te zorgen dat er voldoende blauw op straat is?

 

Mevrouw de minister, de belangrijkste politieke vraag is natuurlijk hoe u uw prioriteit om meer blauw op straat te krijgen, waar zult maken. Zult u uiteindelijk privéondernemingen inschakelen om bepaalde taken op te nemen? Zo ja, hoe en wanneer? Ik kijk uit naar uw antwoord.

 

08.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de minister van Justitie werd belast met de evaluatie van de Salduzwet en zal de resultaten ervan aan het Parlement voorleggen. De Dienst voor het Strafrechtelijk beleid van Justitie bereidt momenteel een eindrapport voor. Ik wens mij hierover echter niet uit te spreken zolang de globale evaluatie en de eventuele voorstellen tot aanpassing van de Salduzwet vanwege Justitie niet bekend zijn.

 

Alleszins lijkt het door de VCLP geraamde capaciteitsverlies van 700 man mij overdreven. Ook wordt er veel te weinig nadruk gelegd op de positieve inbreng van de advocaat bij het eerste verhoor. In deze zeer moeilijke tijden van besparingen krijgt de lokale en federale politie voor 2012 een bedrag van 3 miljoen voor de kosten van de Salduzwet en 2 miljoen als vaste dotatie voor de lokale zones. Om eerlijk te zijn, dit bedrag was in gevaar tijdens onze onderhandelingen. Ik heb hard gevochten en nu is er een vast bedrag bepaald. Natuurlijk is het niet genoeg, maar ik wacht op de resultaten van de evaluatie. Als het noodzakelijk is, zal ik aanvullende middelen vragen. Dat is echter geen gemakkelijke materie in onze regering.

 

In 2013 zullen er nog 1 400 aanwervingen gebeuren, waarvan driekwart voor de lokale politie. Dat betekent dus een verhoging van de mankracht. Voor het overige wacht ik op de evaluatie.

 

08.04  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord en voor het feit dat u erkent dat de tegemoetkoming voor de zones ingevolge de Salduzwet, welgekomen is. U zei terecht de verdienste te kunnen opeisen dat te hebben waargemaakt.

 

Ik vermoed dat wij ongeveer in het voorjaar het rapport van Justitie zullen ontvangen. Wij moeten dan inderdaad nagaan wat de winst geweest is van het snel ter plaatse zijn van de advocaat. Wij moeten een en ander overwegen. U zei terecht dat zulks samen met Justitie zal moeten gebeuren.

 

08.05  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik heb nota genomen van uw antwoord. Ik dank u ook voor uw inzet om de politiezones ondersteuning te geven op het vlak van de Salduzwet. Ik kijk ook uit naar het eindrapport. Ik hoop vooral dat men zal luisteren naar de lokale zones, waar er pijnpunten zijn met betrekking tot de Salduzwet.

 

Wat bijvoorbeeld mijn politiezone betreft, schrok ik van het bedrag waarin wordt voorzien om de politiegebouwen aan te passen ingevolge de Salduzwet. Het gaat immers om 420 000 euro. Ik heb ook aan de commissaris gezegd dat het een serieus bedrag is, en dat is alleen maar voor de aanpassing van de gebouwen.

 

De Salduzwet is zeer ingrijpend. Ik hoop dat men daarvoor voldoende aandacht heeft. Ik kom zeker nog op deze zaak terug.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. André Frédéric à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'avant-projet de loi visant à contrôler l'abus d'alcool chez les sapeurs-pompiers" (n° 14984)

09 Vraag van de heer André Frédéric aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het voorontwerp van wet betreffende de alcoholcontroles bij de brandweer" (nr. 14984)

 

09.01  André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, voici quelques jours, vous annonciez dans la presse que vous alliez déposer en Conseil des ministres un avant-projet de loi visant à instaurer des tests d'alcoolémie et de détection de drogue dans les casernes de pompiers. Cet avant-projet s'inspirerait d'une législation similaire à celle de la police et aurait reçu un avis favorable de la Commission de la protection de la vie privée.

 

Il est certain qu'un sapeur-pompier sous l'influence d'alcool ou de drogue – ce qui ne doit quand même pas être fréquent – constitue un risque élevé pour sa propre sécurité, celle de ses collègues et celle des citoyens impliqués lors des interventions.

 

Madame la ministre, quel type de tests envisagez-vous? Des tests d'haleine comme ceux existant pour les contrôles routiers, des tests d'urine – je pense principalement à la détection de drogue – ou des tests sanguins? Qui visez-vous avec cette loi: le personnel opérationnel, administratif ou les deux? Quand ces tests seraient-ils organisés: à l'arrivée du personnel dans la caserne ou avant chaque départ si vous ne visez que le personnel opérationnel? À partir de quelle quantité d'alcool ou de drogue détectée serait-on en infraction? Des sanctions disciplinaires ou judiciaires sont-elles prévues?

 

09.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, monsieur Frédéric, je n'ai rien annoncé du tout! Il n'était pas dans mes intentions de communiquer puisqu'il s'agit d'un projet de loi qui doit encore être discuté au sein du gouvernement et avec les syndicats. Ce projet a été transmis à la Commission de la protection de la vie privée afin d'obtenir un avis. La fuite, car il s'agit bien de cela, vient apparemment de là.

 

Lorsque l'on m'a interrogée, j'ai simplement confirmé qu'il y avait bien une discussion sur un avant-projet mais que rien n'était encore fait à ce stade et qu'il fallait encore consulter.

 

Il s'agit de disposer, conformément au principe de légalité prévue par la loi "vie privée", d'une base légale et de prévoir les modalités d'exécution des tests dans le futur statut administratif du personnel opérationnel des zones de secours. C'est dans ce cadre que des avant-projets ont été rédigés dans le but de disposer d'une base légale pour se conformer aux impératifs en matière de vie privée. Nous attendions donc l'avis de la Commission de la protection de la vie privée avant d'entamer une concertation avec les syndicats. Ces textes ne sont pas encore définitifs.

 

La Commission de la protection de la vie privée a rendu un avis favorable, moyennant la précision de certaines notions dans les textes réglementaires en projet, ce que nous sommes en train de faire. Comme vous l'avez souligné, il est évident que seuls les membres opérationnels partant en opération sont visés.

 

Il s'agirait uniquement de tests d'haleine ou de salive avant le départ pour une opération. Ce sont des signes manifestes qui devraient être consignés dans un rapport établi par un supérieur hiérarchique. Il n'est évidemment pas question de contrôler préventivement tous les pompiers avant toutes les interventions.

 

Les tests d'haleine et de salive seraient ceux prévus par la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière. À ce stade, ni des tests d'urine ni des tests sanguins n'ont été prévus. En cas de dépassement des limites fixées, le membre du personnel opérationnel ne participerait plus, pour une durée à déterminer, à une intervention. Des procédures disciplinaires pourraient être envisagées. Ce texte est en pleine évolution.

 

09.03  André Frédéric (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Quand, modeste parlementaire-citoyen, je regarde la presse, je ne peux pas savoir comment la fuite a été organisée. J'entends l'information et j'ai vu qu'elle suscitait beaucoup de réactions.

 

09.04  Joëlle Milquet, ministre: Certains ont cru qu'on allait contrôler tout le temps. Le texte stipule: "Le membre de personnel professionnel ou volontaire de la zone qui présente des signes manifestes d'intoxication alcoolique en service se soumet à un test d'haleine à la demande de son supérieur hiérarchique".

 

09.05  André Frédéric (PS): Quand vous l'expliquez ainsi, c'est plus simple. Mais ce qui a été compris sur le terrain et dans des pages entières de gazettes régionales, c'est qu'on allait tester tout le monde, ce qui est un non-sens puisque la première mission des pompiers est d'être le plus vite possible sur les lieux de l'incendie. C'est une question de bon sens, mais je pense que ma question valait la peine d'être posée.

 

09.06  Joëlle Milquet, ministre: Tout à fait! Je l'ai déjà dit aux journalistes, mais ils n'en ont rien fait!

 

09.07  André Frédéric (PS): Je ne sais pas si je bénéficie du même écho que vous avez d'habitude, mais je vais relayer cette réponse sur le terrain.

 

09.08  Joëlle Milquet, ministre: Veillez à préciser qu'il s'agit bien de personnes présentant des signes manifestes de consommation de drogue ou d'intoxication alcoolique!

 

09.09  André Frédéric (PS): Je vois plus ou moins de quoi vous parlez!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 15039 van mevrouw Jadin wordt uitgesteld.

 

10 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het stijgend harddruggebruik bij autobestuurders" (nr. 14991)

10 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'augmentation de la consommation de drogues dures chez les automobilistes" (n° 14991)

 

10.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, politierechters trekken aan de alarmbel en stellen vast dat chauffeurs steeds vaker worden betrapt op het gebruik van drugs, zoals cocaïne en amfetamines. U hebt de berichtgeving hieromtrent in de media wellicht gevolgd.

 

Autobestuurders die harddrugs gebruiken en dan achter het stuur kruipen, veroorzaken steeds vaker ongevallen. Dat blijkt uit de cijfers die ik van uw collega, staatssecretaris Wathelet, heb gekregen.

 

Een politierechter in Oost-Vlaanderen stelt zelfs dat een op tien zaken in de rechtszaal het gebruik van zwaardere drugs tijdens het rijden betreft. Op internationaal vlak zou België het in dezen slecht doen.

 

Als men de politierechters mag geloven, is een aantal fundamentele ingrepen nodig.

 

Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, omdat de strijd tegen drugs, drugshandel en criminaliteit een prioriteit is in uw Nationaal Veiligheidsplan, ga ik ervan uit dat u zeker kennis hebt genomen van de opmerkingen van de politierechter in Oost-Vlaanderen. Wat is uw eerste reactie?

 

Ten tweede, volgens de politierechter worden er te weinig controles gedaan en moeten de politiediensten niet alleen controleren op het gebruik van alcohol, maar ook – en wat hem betreft steeds gerichter – van drugs. Maakt u daarvan een actiepunt? Indien ja, op welke manier en vanaf wanneer?

 

Ten derde, de politierechter pleit ook voor een verhoging van de straffen voor het rijden onder invloed van zware drugs, om bijvoorbeeld een rijverbod te kunnen uitspreken. Ik weet wel dat dit deels tot de bevoegdheid van uw collega behoort, maar het zou goed zijn mocht u in het raam van het overleg over het Nationaal Veiligheidsplan in dezen ook met minister Turtelboom overleggen.

 

Deelt u de mening van de politierechter dat de straffen in dezen strenger moeten worden en dat men chauffeurs die rijden onder invloed van harddrugs eventueel een rijverbod moet kunnen opleggen?

 

10.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, het feit dat steeds meer chauffeurs op het sturen onder invloed van harddrugs worden betrapt, toont aan dat de politie wel degelijk controles uitvoert. In dergelijke zaken is het evident: hoe meer er wordt gezocht, hoe meer er ook wordt gevonden.

 

Een verhoging van het aantal controles leidt dus uiteraard in een eerste fase tot meer betrappingen, wat ook tot in de politierechtbanken doorstroomt. Een dergelijke situatie is op zich positief. Pas op langere termijn zal het ontradend effect zich laten voelen.

 

De politiecontroles bestaan in een eerste fase uit het observeren van een aantal uiterlijke tekenen en gedragingen van de bestuurders op basis van een checklist. Pas indien er voldoende kentekens aanwezig zijn, zal tot het afnemen van de speekseltest worden overgegaan. Bij een positief resultaat zal tot het nemen van een bloedstaal worden overgegaan.

 

Het gecombineerd gebruik van alcohol en drugs wordt minder snel gedetecteerd omdat de politie de procedure soms te snel stopt, wanneer een bestuurder onder invloed van alcohol is. De aanwezigheid van drugs is dus niet erg goed gekend. Ik zal de politiediensten vragen extra aandacht aan dit probleem te besteden.

 

Inzake de bestraffing na een veroordeling wegens het sturen onder invloed van andere stoffen dan alcohol, die het rijgedrag beïnvloeden, kan de rechter nu al het verval van het recht tot sturen uitspreken.

 

10.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Mevrouw de minister, u maakt de volgende redenering: het feit dat de politie controleert, volgt uit het feit dat er meer mensen worden ontdekt die drugs gebruiken. Ik vind dat een bizarre redenering. U mag mij dat niet kwalijk nemen. Dat zou immers betekenen dat, wanneer men niet controleert, er ook geen druggebruik of drugprobleem zou zijn. Met dit soort van redeneringen moeten wij volgens mij toch zeer goed oppassen.

 

Ik was meer gerustgesteld door de antwoorden op mijn volgende vragen dan door deze wat bizarre redenering. Ik neem er in elk geval nota van dat u aan de politie zult vragen om meer te controleren en om niet te snel te stoppen in geval van controles op het gecombineerd gebruik van alcohol en drugs.

 

Wij komen misschien nog terug op deze problematiek.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.00 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.00 heures.