Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

Mardi 11 décembre 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 11 december 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 14.50 heures. La réunion est présidée par M. Georges Gilkinet.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.50 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Georges Gilkinet.

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de kwijtschelding van de schuld van Griekenland" (nr. 14158)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de Belgische bijdrage aan de schuldencrisis" (nr. 14362)

01 Questions jointes de

- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'annulation de la dette de la Grèce" (n° 14158)

- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la contribution belge aux efforts pour résoudre la crise de la dette" (n° 14362)

 

01.01  Luk Van Biesen (Open Vld):

 

(Het begin van de geluidsopname ontbreekt)

 

Ik denk dat wij toch zullen moeten komen tot een kwijtschelding van de schulden van Griekenland.

 

U weet dat dat herhaaldelijk in deze vergadering werd voorgesteld, onder andere door uw voorganger. Daarbij werd gesteld dat dat een goede operatie is vermits wij er iets aan verdienen, een paar procenten ten overstaan van datgene dat wij moeten lenen en wij als dusdanig aan Europa ter beschikking stellen.

 

De problematiek blijkt ook nog versterkt te zijn door een tussenkomst van de voorzitter van de Nationale Bank, Luc Coene, waarbij hij de piste van de algemene kwijtschelding van de Griekse schulden waarschijnlijk achtte. Op 20 november heeft hij deze mededeling gedaan.

 

Na de verschillende gesprekken die u heeft gehad binnen Ecofin en de eurozone: hoe staat het met de schuldensituatie van Griekenland en stevenen wij daar af op een algehele kwijtschelding? Bent u toch nog de mening toegedaan dat Griekenland zijn verplichtingen ten aanzien van de andere landen kan nakomen?

 

01.02  Hagen Goyvaerts (VB): Mijn vraag heeft niet onmiddellijk hetzelfde onderwerp, maar is er wel aan gerelateerd.

 

Tijdens de vergadering van de ministers van Financiën van de eurozone samen met de Europese Centrale Bank en het IMF op dinsdag 27 november, is een beslissing gevallen waarbij groen licht is gegeven voor de vrijgave van een nieuwe schijf van 43,7 miljard euro aan Griekenland. Hierbij zouden de kredietvoorwaarden, de looptijd, enerzijds, en de intrestvoet, anderzijds, voor het noodlijdende land versoepeld zijn.

 

In die context had ik u een viertal vragen willen stellen, mijnheer de minister. Ik heb ze u op voorhand schriftelijk bezorgd, maar ik overloop ze nog even voor het verslag.

 

Ten eerste, kan de minister de nieuwe voorwaarden en de gevolgen hiervan voor de Belgische begroting becijferen?

 

Ten tweede, sinds de eerste reddingsoperatie begin mei 2010 zijn meerdere maatregelen de revue gepasseerd. Wat is de Belgische bijdrage in de lening aan Griekenland van 2 mei 2010 in het EFSM, in het EFSF en in het ESM? Hoeveel heeft de Belgische Staat moeten lenen om die verplichting na te komen en tegen welke voorwaarden? Welke inkomsten staan tegenover de garanties, de leningen en de stortingen?

 

Ten derde, naast de rechtstreekse bijdrage, draagt België ook onrechtstreeks bij tot de redding van de noodlijdende eurolanden via de Europese begroting, de ECB en het IMF. Kan de minister deze onrechtstreekse financiering toelichten?

 

Ten slotte, hoeveel euro bedraagt de huidige globale Belgische blootstelling aan de perifere landen in de eurozone?

 

01.03 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, de eurogroep heeft samen met het IMF en de Europese Centrale Bank op maandag 26 november – dus niet ‘s anderdaags, maar de maandag zelf – een akkoord bereikt over de Griekse schuld en de uitbetaling van 43,7 miljard euro noodsteun die eerder al principieel was toegekend, maar die nog niet was uitbetaald, vermits Athene tot voor kort onvoldoende werk maakte van structurele hervormingen en budgettaire saneringen.

 

De internationale geldschieters van Griekenland zijn ook overeengekomen om stappen te ondernemen om de Griekse schuld te verminderen tot 124 procent van het bbp in het jaar 2020, hetgeen de schuld draaglijk moet maken. Met dit doel voor ogen worden aan alle actoren inspanningen gevraagd: aan de private investeerders, aan de lidstaten van de eurozone en aan de Grieken zelf.

 

De eurogroep heeft drie concrete beslissingen genomen.

 

Ten eerste hebben de lidstaten de rente van de bilaterale leningen aan Griekenland verlaagd met 1 procent.

 

Ten tweede zal het equivalent van de opbrengsten van de nationale banken van de eurolidstaten op Griekse staatsobligaties teruggestort worden aan Athene.

 

Ten derde worden de terugbetalingstermijnen van de verschillende leningen aan Griekenland verlengd.

 

Voor België betekent dat ten eerste, dat Griekenland ons jaarlijks 20 miljoen euro minder zal betalen aan intrestvoeten op de bilaterale lening van 1,9 miljard euro die wij hebben toegestaan.

 

Daarnaast zal het equivalent van de winst van de Nationale Bank van België op de Griekse obligaties telkens doorgestort worden aan Griekenland. Dat betreft een bedrag van in totaal 351 miljoen euro gespreid over meer dan 20 jaar. Deze inspanning gebeurt via het mechanisme van het dividend van de Nationale Bank dat altijd conservatief wordt ingeschat in de begroting, wat zo pas nog het geval was in de laatste begrotingsoefening, waardoor de rechtstreekse budgettaire gevolgen beperkt blijven.

 

Onze participatie in de verschillende reddingsoperaties bedraagt gemiddeld 3,5 procent van het geheel, hetgeen in overeenstemming is met het Belgische aandeel in het kapitaal van de ECB.

 

Enkel de bedragen van onze bilaterale lening aan Griekenland en onze participatie in het ESM werden effectief door de Belgische Staat geleend tegen marktvoorwaarden. De overige bedragen zijn waarborgen via het EFSF en het ESM die geen bijkomende financiering van de Belgische Staat vereisen.

 

Samen met mijn collega’s ministers van Financiën en in nauw overleg met de trojka zal ik nauwlettend blijven toezien op de nauwkeurige implementatie van de structurele hervormingsmaatregelen die worden geëist door de trojka. Elke nieuwe uitbetalingsschijf blijft hier immers aan geconditioneerd.

 

Door Griekenland unaniem en krachtdadig te blijven steunen, doorbreken de eurozonelanden samen met het IMF, de vicieuze schuldencirkel. Griekenland kan zich nu samen met de trojka verder concentreren op de verdere implementatie van structurele hervormingen om op termijn weer aan te knopen met economische groei   

 

De ministers van Financiën van de eurozone hebben, samen met het IMF, de Commissie en het ECB, opnieuw een krachtig signaal gegeven dat we Griekenland niet in de steek laten. Iedereen heeft trouwens belang bij het feit dat Griekenland opnieuw op een correcte manier zich weet te financieren in de toekomst.

 

België verzaakt dan wel aan mogelijke opbrengsten, maar de financiële averij die ons land en de gehele eurozone zou oplopen bij een Griekse default zou niet te becijferen zijn.

 

01.04  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

Uit het antwoord blijkt duidelijk dat voor wat de leningen aan Griekenland betreft en de precaire situatie die daar bestaat wij in de richting gaan van meer en meer verlenging van de terugbetaling, verlaging van de rentevoet…

 

Ik denk dat wij de realiteit onder ogen moeten zien en ik zou aan de minister willen meegeven dat – het is misschien heel moeilijk uit te leggen in België – wat Griekenland betreft, zoals dat bij sommige ontwikkelingslanden is nodig geweest, misschien beter een kwijtschelding kan worden overwogen om de eurozone te redden. Ook al is Griekenland uiteraard geen ontwikkelingsland maar een land in financiële problemen. Het is mijn persoonlijk standpunt. Het is geen standpunt dat moet uitgelegd worden in de verhouding meerderheid/minderheid of binnen de regering.

 

Persoonlijk ben ik evenwel de mening toegedaan, en ik zeg u dat als een objectieve waarnemer van de situatie van de eurozone, dat wij er niet zullen onderuit geraken op termijn de kwijtschelding van de schulden aan Griekenland te moeten overwegen, hoe pijnlijk en hoe budgettair moeilijk dat voor ons land ook zal zijn.

 

De voorzitter: Dat wordt opgenomen in het verslag, mijnheer Van Biesen.

 

01.05  Hagen Goyvaerts (VB): Ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

Ik zal later nog even de cijfers bekijken. Ik deel de mening van de heer Van Biesen helemaal niet. Ik heb de overtuiging dat Europa van de ene illusie in de andere aan het vallen is. De overheden hebben op de vergadering van 27 november, weliswaar na een zoveelste rondje touwtrekken, een nieuwe overeenkomst met Griekenland bereikt maar veel meer dan een fata morgana blijkt het niet te zijn. Ik heb ook niet de overtuiging dat er iets opgelost raakt, want alles wat de EU – en allen die daar medeplichtig aan zijn – aan het doen is, is de problemen gewoon voor zich uitschuiven in de hoop dat die zich misschien vanzelf zullen oplossen. Wij hebben hier ook ooit politici gehad die beweerden dat de staatsschuld er vanzelf gekomen was en ook vanzelf zou verdwijnen. Na zovele jaren in dit Huis te hebben rondgelopen, heb ik er nog niet veel van gezien.

 

Dus komt het mij voor, mijnheer de minister, dat al hetgeen u doet op het niveau van uw vergadering met de ministers van Financiën, het ECB en het IMF niet echt een gefundeerde oplossing zal zijn. Maar dat zal de tijd uitmaken.

 

Bovendien verneem ik dat vandaag de rating voor Griekenland verlaagd is van SD naar D, van selective default naar default. Wat dat betreft zijn wij nog niet aan de nieuwe patatjes.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Steven Vandeput aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de aanpassing van de ESR-correcties naar aanleiding van de begrotingscontrole van oktober 2012" (nr. 14162)

02 Question de M. Steven Vandeput au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la modification des corrections SEC à la suite du contrôle budgétaire d'octobre 2012" (n° 14162)

 

02.01  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, op 23 oktober heeft de regering een akkoord bereikt over de begrotingscontrole voor 2012 waar men volgens het monitoringcomité op zoek moest naar 811 miljoen euro. Ik heb daarover uw collega van Begroting ondervraagd omtrent de samenstelling van die 811 miljoen euro.

 

Hij stelde daarin dat er een herraming zou zijn van bepaalde fiscale ontvangsten voor een totaal van 279 miljoen euro. Uw collega Chastel haalde hiervoor drie elementen aan.

 

Ten eerste, de impact van de maatregelen inzake beroepskrediet die 112 miljoen euro moet opbrengen in plaats van 46 miljoen euro voorzien bij de eerste begrotingscontrole. Dus een bijkomende opbrengst van 66 miljoen euro.

 

Ten tweede, het monitoringcomité hield blijkbaar nog geen rekening met de maatregel inzake de externalisatie van de pensioenprovisies, wat 21 miljoen euro zou opgebracht hebben.

 

Ten derde, in de nota van het monitoringcomité werd nog uitgegaan van een vereenvoudigde berekening van het ESER-effect van de fiscale ontvangsten. Ter voorbereiding van de begrotingscontrole werd door Financiën een meer gedetailleerde raming opgemaakt. Dit zou dan 210 miljoen euro opbrengen.

 

In een nota van het monitoringcomité staat ook effectief een verwijzing naar de fiscale ontvangsten. Ik zal dat voor de volledigheid even citeren: “Aangezien er volgens de FOD Financiën dit jaar geen significante terugbetaling in het kader van het Cobelfretdossier zouden gebeuren, kan ook de eerder ingeschreven positieve ESER-correctie ten bedrage van 100 miljoen euro geschrapt worden. Dat is de enige correctie die werd doorgevoerd voor belastingen op transactiebasis. Er werd verondersteld dat de bijkomende versnelling van de kohieren van de personenbelasting in 2012, geen aanleiding zou geven tot een positieve ESER-correctie, met andere woorden: de kohieren op kasbasis voor de maanden januari en februari 2013 liggen in de lijn van deze gerealiseerd in 2012.”

 

Mijnheer de minister, de minister van Begroting spreekt over een meer gedetailleerde raming, die 210 miljoen euro. Kunt u aangeven wat precies geraamd is? Kunt u de details daarvan meegeven?

 

02.02 Minister Steven Vanackere: In het monitoringrapport van 2012 dat dateerde van 15 oktober van 2012 was inzake belastingsinkomsten alleen rekening gehouden met ESER-correcties op de bedrijfsvoorheffing, btw en ook een gedeelte van de vennootschapsbelasting.

 

Er was geen rekening gehouden met de ESER-correcties van de andere belastingen, zoals onder andere de personenbelastingen, de voorafbetalingen en de roerende voorheffing.

 

Bij de definitieve opmaak van de begroting 2012 is een verfijnde berekening gebeurd van alle ESER-correcties. Daarbij werd elke soort belasting – zowel de directe als de indirecte belastingen – onder de loep genomen.

 

Vooreerst, is er uiteraard nagezien welke specifieke ESER-regelgeving van toepassing is op elke soort belasting.

 

Vervolgens, waren er op dat moment al betere gegevens voorhanden vergeleken met de cijfers waarover het monitoringcomité beschikte. Op basis van die gegevens was het mogelijk een meer precieze bijsturing te realiseren, onder meer op het vlak van de kohieren personenbelasting en vennootschapsbelasting. Hoe meer er al is ingekohierd, hoe beter men het effect van de inkohieren kan inschatten. Ook op het vlak van de diverse rechten en taksen – de verzekeringstaksen, de taksen op de beursverrichtingen – was er een bijsturing tegenover de cijfers van het monitoringcomité.

 

Tenslotte, zijn er ook voor een reeks kleinere belastingen aanpassingen gebeurd aan de cijfers. Alles samen ging het om een totaal effect van 22 miljoen.

 

02.03  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, ik weet niet hoe ik nog specifieker naar details had kunnen vragen. Ik zal een schriftelijke vraag moeten indienen om effectief details te krijgen.

 

U weet ook waarom deze vraag gesteld wordt. Het vermoeden bestaat dat er geschoven wordt met de kohieren. Als we de fiscale ontvangsten bekijken tot oktober, dan zien we dat de totale groei van ontvangsten geschat op 6,5 % op dit moment slechts uitkomt op 5 %, wat doet vermoeden – wat in de media werd ontkend – dat de terugbetalingen zullen worden vertraagd om de doelstellingen te halen.

 

U had dat kunnen ontkrachten door een volledig antwoord te geven, maar u heeft dat nagelaten.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- Mme Kattrin Jadin au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'imposition de la pension de travailleurs transfrontaliers belgo-allemands" (n° 14237)

- Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la taxation des pensions allemandes" (n° 14267)

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Kattrin Jadin aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "het belasten van het pensioen van Belgen die als grensarbeider in Duitsland hebben gewerkt" (nr. 14237)

- mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de belastingheffing van Duitse pensioenen" (nr. 14267)

 

03.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, tout d’abord un grand merci. En effet, nous parlions du travail forcé et je tiens à vous remercier aussi – c’est votre collègue qui a répondu à votre place quand j’ai posé la question – pour avoir pris en compte les enrôlés de force comme victimes de la Seconde Guerre mondiale. Je pense que c’est une avancée très importante et aussi très symbolique pour ma région.

 

Monsieur le ministre, vous n’ignorez pas que, suite à la promulgation de la loi allemande de 2010 concernant l’imposition des pensions allemandes perçues par des personnes habitant en dehors du territoire allemand, le fisc réclame rétroactivement depuis 2005 des impôts sur lesdites pensions.

 

Ceci pose problème à plus d’un titre. Les pensionnés concernés sont souvent complètement dépassés par des avis d’imposition compliqués, formulés par l’administration fiscale allemande. De surcroît, la plupart des conseillers fiscaux belges ne connaissent pas forcément toutes les subtilités du droit fiscal allemand.

 

De plus, les travailleurs transfrontaliers belges qui touchent une pension de retraite allemande sont soumis à l’assujettissement partiel. Certes, ils peuvent introduire une demande pour être soumis à l’assujettissement intégral afin de profiter des avantages fiscaux existants ainsi que d’une exonération fiscale d’une partie des revenus allemands. Or, nombre de ces personnes ignorent cette possibilité et n’ont pas accès aux formulaires nécessaires.

 

S’il est vrai que le gouvernement allemand a fait des compromis (depuis mars 2012, le service fiscal de Neubrandeburg – créé pour s’occuper de l’imposition – a facilité la procédure de déclaration d’impôts) et que les personnes concernées pourraient faire appel de l’imposition de leurs pensions allemandes, ce qui coûte cher car ceci demande un avis d’un expert fiscal ou d’un conseil juridique, la situation reste très difficile.

 

Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes.

 

Serait-il possible, dans une première phase, d’améliorer la communication des informations pour les personnes concernées sur leurs droits relatifs à l’imposition dans un pays tiers, notamment sur leur droit à l’assujettissement intégral? Par ailleurs, un rapprochement des modalités d’imposition devrait être assuré pour permettre à ces personnes de bénéficier de l’assujettissement intégral sans devoir introduire une demande. Cela peut-il être envisagé?

 

Cette disposition respecte-t-elle le droit européen et notamment le principe de non-discrimination et de l’égalité de traitement prévu pour les travailleurs se déplaçant sur le territoire de l’Union européenne?

 

Voorzitter: Dirk Van der Maelen.

Président: Dirk Van der Maelen.

 

03.02  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor de dwangarbeiders en de Belgen die in de Wehrmacht werden ingelijfd begint er duidelijkheid te komen over de vrijstelling van die Duitse belasting op hun Duits pensioen.

 

Ondanks de informatie die Financiën ons ter beschikking stelt blijven er toch nog heel wat vragen onbeantwoord. Op de webstek van Financiën wordt enkel melding gedaan van de mogelijkheid om vrijstelling te vragen in de aangifte of bezwaar in te dienen tegen een aanslag. Onwetende gepensioneerden hebben ondertussen die bezwaartermijnen laten verstrijken of hebben de aanslag al reeds betaald.

 

Ten eerste, kunnen zij ook nog de vrijstelling van de Duitse belasting bekomen en ze terugvorderen? Is dit aspect opgenomen in het diplomatiek overleg?

 

Ten tweede, wat vinden de Duitse diplomaten ervan dat Duitsland de Duitse pensioenen van dwangarbeiders en ingelijfde Belgen bij de Wehrmacht moet vrijstellen van de Duitse belastingen, hoewel België die pensioenen niet vrijstelt voor de berekening van het progressievoorbehoud? Zijn ze daarvan op de hoogte? Is dit ter sprake gebracht tijdens het diplomatiek overleg?

 

Ten slotte, maakt de fiscale behandeling door de Duitse fiscus van Belgische gezinspensioenen in hoofde van gehuwden en feitelijk gescheiden echtgenoten ook deel uit van het overleg?

 

03.03  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, madame Jadin, en ce qui concerne les mesures prises par l’Allemagne pour imposer les pensions allemandes résultant de l’emploi pendant la période de guerre, mon département s’est toujours efforcé de fournir l’information la plus récente.

 

Le 9 janvier 2012, immédiatement après ma visite à mon collègue allemand, mon administration a mis à disposition toutes les informations de nature à permettre aux contribuables belges de défendre leurs droits. Depuis lors, cette information a constamment été mise à jour et adaptée. Je demande cependant qu’on comprenne que mon département ne peut raisonnablement assumer une mission d’information sur tous les droits dont disposeraient les contribuables belges sujets à imposition dans un autre État.

 

Limiter l’information aux seuls résidents de la Belgique qui bénéficient d’une pension de source allemande reviendrait par ailleurs à privilégier de façon injustifiée une catégorie particulière de personnes. Or, le SPF Finances se doit d’exercer ses missions dans le respect du principe d’égalité entre citoyens, ce que vous ne remettez bien sûr pas du tout en cause.

 

Pour ce cas particulier, le Finanzamt Neubrandenburg joint à ses avis d’imposition une notice rédigée notamment en langue française ou néerlandaise détaillant les modalités d’octroi du régime d’imposition illimitée en Allemagne. Un formulaire partiellement complété permettant de revendiquer le bénéfice de ce régime plus favorable est également joint.

 

Le droit européen, et notamment la liberté de circulation des citoyens et des travailleurs, ne s’oppose pas à ce que deux États membres décident bilatéralement d’accorder à l’État de la source le droit d’imposer des pensions transfrontalières. C’est dans ce sens que la convention préventive de la double imposition entre la Belgique et l’Allemagne prévoit que les rémunérations, y compris les pensions, versées par l’Allemagne soit directement soit par prélèvement sur les fonds, sont imposables en Allemagne.

 

Ce faisant, l’État de la source doit bien entendu s’abstenir de toute discrimination fiscale à l’égard des contribuables qui résident dans l’autre État membre s’ils se trouvent dans la même situation que les résidents de l’État de la source. À ma connaissance, l’Allemagne ne procède pas à ce type de discrimination envers ses retraités qui résident en Belgique.

 

Mevrouw Wouters, in januari volgend jaar zal een overleg met de Duitse administratie plaatsvinden. De Belgische onderhandelaars zullen de aspecten van de vrijstelling en de behandeling van gezinspensioen, die onder het Duitse belastingrecht vallen, ter sprake brengen in de mate waarin zij betrekking hebben op een mogelijke dubbele belasting.

 

Als Duitsland daartoe het initiatief neemt, zal ook het aspect van het progressievoorbehoud tijdens de onderhandelingen van januari 2013 worden besproken. Vermits het overleg nog moet plaatsvinden is het nog te vroeg om ons nu al uit te spreken over het Duitse standpunt.

 

03.04  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vais rebondir sur la réponse que vous avez donnée à Mme Wouters. S'agissant des enrôlés de force, j'ai cru comprendre que le département belge des Finances comptait organiser une entrevue en 2013 pour essayer de résoudre le problème.

 

Pour le reste, je comprends bien que vos services font de leur mieux. Mais il reste que 64 000 Belges sont concernés par cette double imposition découlant de leur travail momentané en Allemagne. Certains services de ma région leur proposent de l'aide pour remplir la déclaration fiscale venant d'Allemagne.

 

J'ai bien pris note de votre interprétation du droit européen. Je sais que le Parlement germanophone a adopté récemment une résolution en vue de demander au gouvernement fédéral de prendre position. Je prends les devants, monsieur le ministre, et me réjouis que vous ayez également pris les dispositions de rigueur.

 

Vous allez rencontrer votre homologue allemand au début de l'année prochaine. Dans cette perspective, je serais très heureuse de m'entretenir avec vos conseillers et vous-même pour vous faire connaître les particularités de ma région.

 

Je vous remercie.

 

03.05  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik ben verheugd te vernemen dat er in januari 2013 overleg zal zijn, waar men hopelijk wat meer kennis over het Duitse fiscaal recht kan opdoen. Momenteel levert de Belgische administratie attesten af. Dan mag men toch ook verwachten dat degenen die het attest afleveren weten hoe het Duits fiscaal recht in elkaar zit.

 

Ik maakte voorts een opmerking over het progressievoorbehoud. Op dit ogenblik blijft de Belgische fiscus die pensioenen mee opnemen in de Belgische belastingsheffing voor de berekening van het progressievoorbehoud.

 

U zegt dat te zullen bespreken als de Duitsers dat op tafel gooien. Ik vind dat wij in België een dubbele moraal hanteren: wij verwachten iets van de Duitsers, maar wij doen het zelf niet. Het is perfect mogelijk om dat intern op te lossen.

 

Ik denk dat de Duitsers dit ook zullen aankaarten, maar ik vind dat België dit perfect zelf in orde kan brengen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Mme Marie-Martine Schyns au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le régime de facturation des agriculteurs" (n° 14261)

04 Vraag van mevrouw Marie-Martine Schyns aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de factureringsregels voor landbouwers" (nr. 14261)

 

04.01  Marie-Martine Schyns (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, les problèmes rencontrés par les producteurs de lait nous occupent depuis très longtemps et se sont ravivés dernièrement. Ma question, peut-être un peu technique, m'a été inspirée par des agriculteurs qui m'ont relaté la situation qu'ils vivent au quotidien.

 

Selon la circulaire n° 59 du 6 décembre 1970, l'article 57 du Code de la TVA stipule que les exploitants agricoles ne sont pas tenus aux obligations qui incombent aux assujettis en matière de facturation, de déclaration et de paiement de cette taxe. Cet article pose également le principe selon lequel leurs taxes en amont, calculées d'une manière forfaitaire, leur sont remboursées par le cocontractant, lorsque celui-ci a la qualité d'assujetti.

 

Dans la filière laitière qui nous intéresse aujourd'hui, l'application de cet article pose problème. En effet, des bordereaux sont effectués après la livraison par les acheteurs, en l'occurrence les laiteries. Ces bordereaux sont acceptés comme des factures par l'administration et donnent droit à la déductibilité de la TVA. Or, cette manière de procéder permet aux laiteries de fixer les prix une fois que les livraisons sont effectuées. Les producteurs de lait ne savent donc jamais combien leur litre de lait sera payé. Ils ne le savent qu'un ou deux mois plus tard. De ce fait, les agriculteurs sont dans l'incapacité d'adapter leurs coûts de production en fonction du prix auquel ils vont vendre leur lait.

 

Pour faire face à ce problème, l'Union européenne a proposé des nouvelles règles, intitulées le "mini-paquet lait", mais celles-ci n'ont pas d'intérêt pour de nombreux agriculteurs belges, notamment parce que notre pays compte énormément de coopératives.

 

Monsieur le ministre, est-il envisageable, techniquement, d'adapter la législation en matière de facturation des exploitants agricoles afin de permettre à ceux-ci de renforcer leur pouvoir de négociation face aux acheteurs, soit les laiteries?

 

04.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, les agriculteurs bénéficient du régime particulier agricole qui les dispense de nombreuses obligations fiscales mais ils peuvent aussi opter pour le régime normal de taxation. La délivrance par l'acheteur d'un bordereau d'achat est une des mesures de simplification du régime agricole mais les agriculteurs qui le souhaitent peuvent délivrer eux-mêmes une facture au plus tard le cinquième jour du mois qui suit la livraison. Les laiteries doivent donc en principe délivrer aux agriculteurs soumis au régime agricole un bordereau d'achat au plus tard le cinquième jour ouvrable du mois qui suit celui au cours duquel a eu lieu la livraison. Toutefois, une dérogation permet aux laiteries de ne délivrer ce document que le quinzième jour du mois qui suit cette livraison. Les mêmes règles de facturation sont applicables lorsque l'exploitant agricole opte pour le régime normal. La laiterie peut établir un document au nom et pour le compte de l'agriculteur: il s'agit là du self billing.

 

Le prix du lait est fixé par un contrat conclu entre l'agriculteur et la laiterie. La base d'imposition de l'opération est constituée principalement du prix, quelle que soit la personne (l'agriculteur ou la laiterie) qui établit le document qui constate l'opération.

 

Les règles en matière de TVA sont fixées dans la directive de la TVA. Aucune modification ne peut être apportée dans la réglementation belge sans modification de la réglementation européenne.

 

04.03  Marie-Martine Schyns (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. À question technique, réponse technique! Je le comprends et me rends compte que ce n'est pas possible. Je ne manquerai pas de relayer cette information.

 

Il est clair que le problème de la crise laitière est bien plus global. Nous aurons sans doute l'occasion de discuter d'autres mesures qui peuvent être prises fiscalement pour les agriculteurs, mais ce point devrait être envisagé lors de l'élaboration de la loi-programme.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De heer Brotcorne laat ons weten dat zijn vraag nr. 14205 is omgezet in een schriftelijke vraag. De heer Gilkinet moest even naar een andere commissie en ik stel dus voor dat we zijn vragen even uitstellen.

 

05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de schatting van de meerinkomst door verhoging van de premietaks op levensverzekeringen" (nr. 14287)

05 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'évaluation de la rentrée complémentaire apportée par le relèvement de la taxe sur les primes d'assurances-vie" (n° 14287)

 

05.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik was verbaasd door de bewering van de regering dat de verhoging van de taks van 1,1 naar 2 % een bedrag van 139 miljoen euro zou opleveren. Mensen uit de sector zeggen mij dat hogere taksen steeds de consumptie doen dalen. U zult zich herinneren dat de huidige taks van 1,1 % ingevoerd werd in 2006. Toen daalde het incasso van de levensverzekeringen van 21,1 miljard euro naar 16,7 miljard euro, een daling van ongeveer 20,8 %. Als wij van een zelfde vermindering zouden uitgaan – niets geeft aan dat dit een verkeerde veronderstelling zou zijn – dan wordt het incasso 11,054 miljard euro.

 

Wij mogen daarenboven niet het volledige incasso meerekenen, want het VAPZ en het pensioensparen vallen niet onder die verhoging. Schuldsaldoverzekeringen blijven getaxeerd aan 1,1 % en de groepsverzekeringen blijven getaxeerd aan 4,4 %, maar vallen sowieso buiten dit cijfermateriaal. Zelfs gerekend op die totale 11 miljard euro incasso betekent dit een belastinginkomen van 99,5 miljoen euro. In realiteit zal het dus veel minder zijn, want VAPZ, pensioensparen en schuldsaldoverzekeringen vallen er niet onder.

 

Mijnheer de minister, hoe bent u tot het cijfer van 139 miljoen euro gekomen? Met welke componenten hebt u rekening gehouden? Hebt u rekening gehouden met een zeer reële kans op een daadwerkelijke vermindering van de consumptie aan levensverzekeringen? Indien niet, waarom niet?

 

05.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, dit is zeker een vraag die uiteraard ook bij de bespreking van de begroting als zodanig aan bod kan komen, maar ik kan alvast het volgende zeggen.

 

Volgens de statistieken die de administratie bijhoudt, bedraagt de opbrengst van de taks van 1,1 % op de verrichtingen van levensverzekeringen gedurende de jongste vijf jaar gemiddeld 175,3 miljoen euro. Een bijkomende opbrengst van een verhoging met 0,9 % is geraamd op 143,2 miljoen euro. Na aftrek van een beperkt gedeelte, met name het gedeelte dat op de schuldsaldoverzekeringen slaat, die in de opbrengst van 143,2 miljoen vervat zit, komen wij tot een totaal van 139 miljoen euro.

 

05.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, dat was een kort maar volledig antwoord.

 

Mijnheer de minister, volgens mij gaat u toch wat kort door de bocht. VHPZ, pensioensparen en groepsverzekeringen werden niet geabstraheerd van het totaalbedrag, dus volgens mij moet het minder zijn.

 

U hebt ook geen rekening gehouden met een mogelijke en volgens mij zeer reële vermindering in de tak van de levensverzekeringen. Waarom zou die vermindering er wel zijn tussen 2005 en 2006, toen de taks van 1,1 % ingevoerd werd, maar zou die niet voelbaar zijn wanneer de taks met 0,9 % verhoogd wordt? Ik ben er dus vrij zeker van dat u het bedrag van 139 miljoen euro nooit zult halen.

 

05.04 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, sta mij toe om opnieuw te zeggen dat het gaat over de levensverzekeringen, waarvan de groepsverzekeringen uiteraard geen deel uitmaken.

 

05.05  Peter Logghe (VB): En de VHPZ?

 

05.06 Minister Steven Vanackere: Neen. Het gaat alleen over de levensverzekeringen.

 

05.07  Peter Logghe (VB): En het pensioensparen?

 

05.08 Minister Steven Vanackere: Alleen de schuldsaldo (…)

 

05.09  Peter Logghe (VB): Dan rest er nog de mogelijke vermindering van de consumptie, waarmee u geen rekening houdt.

 

05.10 Minister Steven Vanackere: (…)

 

Voorzitter: Georges Gilkinet.

Président: Georges Gilkinet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de toepassing van Federauto" (nr. 14295)

06 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'application de Federauto" (n° 14295)

 

06.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een van uw allereerste beleidsdaden was de belasting op bedrijfswagens om te gooien, door deze niet langer te berekenen op basis van de CO2-uitstoot en het aantal gereden kilometers maar op basis van de CO2-uitstoot en de cataloguswaarde. Tijdens de onderhandelingen van het regeerakkoord waren de verschillende partijen echter vergeten na te gaan of een bruikbare databank beschikbaar was. De zoektocht naar de juiste cataloguswaarde heeft dan ook een heel bochtenparcours afgelegd.

 

Omdat er geen bruikbare databank beschikbaar was, vond u het eind februari zeer verkieslijk om de cataloguswaarde van een wagen verplicht te laten vermelden op de documenten die een verkoop of leasing van een wagen bevestigen. Deze verplichting had u zelf persoonlijk als oplossing naar voren geschoven, maar werd niet echt geapprecieerd door de meerderheid.

 

Een week later ging u dan op zoek naar een betrouwbare en voldoende uitgeruste databank. De FOD Financiën zou dan overleg plegen met de beroepsfederaties om uit te maken welke database en onder welke voorwaarden die kon worden gebruikt en/of opgebouwd.

 

Half mei besliste de regering-Di Rupo dan toch maar om een eigen databank aan te kopen, want tegen het gebruik van bestaande databanken werden reeds heel wat bezwaren geuit. U verklaarde zelf dat in de databank van Federauto wel de catalogusprijs bekend is maar niet de prijs van de bijkomende opties. Tevens werd toen de bedenking opgeworpen dat een bestaande databank allicht alleen de Belgische catalogusprijs van het voertuig en de opties bevat, waardoor het moeilijk dreigt te worden om goedkope buitenlandse wagens in te voeren. Het risico bestaat dan dat het vrije verkeer van goederen zou worden geschonden.

 

Op 20 november werden de cijferberoepen en uw ambtenaren geïnformeerd dat zij voortaan via de toepassing Federauto een berekening van het voordeel alle aard voor bedrijfswagens kunnen laten maken.

 

De administratie heeft echter een beperkt aantal licenties voor die toepassing aangekocht. Als een inspecteur een simulatie wil laten uitvoeren, dan dient hij contact op te nemen met een contactpersoon binnen zijn gewestelijke directie.

 

Particulieren of ondernemingen kunnen ook een simulatie aanvragen via het contactcenter. Op de website van Financiën is daarvoor dan ook een formulier gepubliceerd. Een inspecteur die van een belastingplichtige een vraag krijgt om een simulatie te maken dient de belastingplichtige door te verwijzen naar dat formulier.

 

Ik heb hier een aantal vragen over.

 

Hoeveel licenties heeft uw administratie aangekocht om toegang te krijgen tot de databank Federauto? Wat is de kostprijs ervan?

 

Vermeldt die databank zowel de cataloguswaarde als de bijkomende opties van alle voertuigen die op de hele Europese markt worden aangeboden? Dat hebt u immers zelf aangekaart als mogelijk probleem.

 

Hoe ver gaat die databank terug in de tijd om de cataloguswaarde en bijkomende opties van tweedehands wagens of classic cars op te zoeken?

 

Is het geen kafkaiaanse procedure dat een inspecteur een andere ambtenaar moet contacteren om die dan op zijn beurt de databank te laten raadplegen? Komen de aanvragen die een burger via het formulier op de website indient ook bij diezelfde ambtenaar terecht?

 

Ten slotte, hoeveel ambtenaren zullen zich moeten bezighouden met het opzoeken van de cataloguswaarde en de prijs van de opties van bedrijfswagens? Hoeveel voltijdse equivalenten moeten er hiervoor worden voorzien?

 

06.02 Minister Steven Vanackere: De FOD Financiën beschikt over 60 gelijktijdige toegangen tot de database van Federauto en de berekeningsmodules, met een maximum aan 600 geautoriseerde gebruikers. De kostprijs voor een jaar bedraagt 25 000 euro, exclusief btw.

 

Overeenkomstig het bestek dat werd opgesteld in het kader van de onderhandelingsprocedure voor de toewijzing van een opdracht inzake de terbeschikkingstelling van de beoogde database, bevat de database van Federauto de catalogusprijs van alle voertuigen in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, alsook de prijzen voor de verschillende opties en optiepaketten voor de Belgische markt, ten minste vanaf 2002.

 

Ik vestig er uw aandacht op dat voor de berekening van het voordeel van alle aard steeds moet worden uitgegaan van de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of ristorno, ongeacht het feit of het een nieuw dan wel een tweedehandsvoertuig betreft. Aangezien de berekeningsgrondslag voor het voordeel dus dezelfde is, ongeacht het feit of het een nieuw dan wel een tweedehandsvoertuig betreft, betekent dat concreet dat de databank enkel de catalogusprijs van voertuigen in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier moet bevatten.

 

Gelet op het beperkte aantal licenties waarover de FOD Financiën beschikt, kan niet aan elke ambtenaar een toegang tot de database van Federauto verleend worden. De licenties zullen tijdens het eerste jaar hoofdzakelijk gebruikt worden in het kader van de dienstverlening aan de burgers en de bedrijven en niet zozeer in het kader van controleactiviteiten.

 

De nieuwe berekeningswijze is immers van toepassing vanaf het kalenderjaar 2012. De controle op het kalenderjaar 2012 is doorgaans verbonden aan het aanslagjaar 2013. De controleactiviteiten met betrekking tot het aanslagjaar 2013 zullen in de meeste gevallen dan ook slechts starten vanaf september 2013.

 

Een maximaal aantal licenties werd dan ook, met het oog op dienstverlening, enerzijds, toebedeeld aan het contactcenter, dat als eerste aanspreekpunt zal fungeren voor vragen van burgers en bedrijven. Anderzijds, werd aan elke klassieke gewestelijke directie btw en directe belastingen, in totaal 25 voor het hele land, een licentie toegekend. Zij zullen de berekening VAA uitvoeren op verzoek van de taxatieagenten. Zoals hoger uiteengezet, zouden die vragen tijdens het eerste jaar minimaal moeten zijn, vermits het aantal controleactiviteiten beperkt zal zijn.

 

De huidige overeenkomst met Federauto loopt van 1 oktober 2012 tot 30 september 2013.

 

De aanvragen van burgers en bedrijven via het formulier komen terecht bij het contactcentrum en dus niet bij de gewestelijke directies.

 

Tot slot, kan ik u meegeven dat de werklast uiteraard van het aantal vragen afhankelijk is. Gelet op de recente start van de toepassing Federauto is het te vroeg een evaluatie van het vereiste aantal voltijdse equivalenten te maken. De huidige vragen, zowel afkomstig van burgers en bedrijven als van medewerkers, worden door de bestaande teams opgevangen. Een latere evaluatie zal moeten uitmaken of de bestaande teams überhaupt moeten worden versterkt.

 

06.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Wij worden hier met een beperkt aantal gebruikerstoegangen of -licenties geconfronteerd. Het gevolg is dat de omweg, waarbij elke taxatieambtenaar bij zijn gewestelijke directeur bij de controle achteraf een aanvraag moet indienen, heel omslachtig is.

 

De eenvoudige manier die bestond, waarbij de afstand van het woonwerkverkeer in rekening werd genomen en waarbij naargelang de afstand forfaits werden bepaald, was veel gemakkelijker dan het systeem dat hier nu voorligt of dat zal moeten worden gehanteerd.

 

Ik heb nog een heel specifieke opmerking.

 

U merkt op dat wij in de database alleen Belgische auto’s of voertuigen vanaf 2002 terugvinden. Van een auto die ouder is dan tien jaar, dus een classic car, zal iemand de cataloguswaarde niet terugvinden.

 

Ten tweede, wat gebeurt er, als mijn voertuig uit het buitenland komt? Zullen de diensten dan ongeveer refereren aan een model dat hier ongeveer hetzelfde is? Indien zulks de bedoeling zal zijn, wordt tegen de wet gehandeld, wat niet zomaar kan.

 

Mijn vraag blijft dus. Voor Belgische voertuigen die hier zijn ingeschreven, is er geen probleem. Wat gebeurt er echter, wanneer iemand een buitenlands voertuig heeft? Op welke manier wordt voornoemd probleem opgelost?

 

Ik dank u niettemin voor uw antwoord.

 

06.04  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, (…) ongeveer in de werkwijze die op federaal vlak is uitgestippeld, geen problemen ziet, dan begrijp ik niet waarom in het Parlement (…).

 

De voorzitter: Mijnheer Van Biesen, het incident is gesloten.

 

U had het woord niet. Het was geen debat.

 

06.05  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik weet het. Het mag echter toch eens worden gezegd dat er geen problemen moeten worden gemaakt waar er geen zijn.

 

De keuze voor Federauto voor het opstellen van de database is een duidelijke keuze. Zij hebben de inschrijving gedaan. Over de inschrijving is ook geen discussie. Vandaag loopt het systeem dus.

 

De voorzitter: U had het woord niet. Uw toelichting zal dus niet in het verslag worden opgenomen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la déduction pour revenus de brevets" (n° 14271)

- M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les déductions en matière de brevet et d'investissements durables et innovants" (n° 14367)

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de aftrek voor octrooi-inkomsten" (nr. 14271)

- de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de aftrek voor octrooi-inkomsten en voor duurzame en innoverende investeringen" (nr. 14367)

 

07.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, depuis l'exercice d'imposition 2008, le Code des impôts sur les revenus a été complété par les articles 205/1 et 205/4 visant à créer une déduction pour revenus de brevets. Cette déduction permet à des sociétés belges et à des établissements belges de sociétés étrangères de porter en déduction de leur base imposable 80 % de leurs revenus de brevets hypothétiques ou réels.

 

Une enquête publiée par l'hebdomadaire Le Vif de ce 23 novembre indique comment cette législation a vu le jour, sur l'insistance du secteur pharmaceutique et avec l'apport technique du cabinet d'avocats Linklaters, qui aurait travaillé gracieusement à la rédaction des articles de loi nécessaires à la mise en place de ce dispositif.

 

Monsieur le ministre, combien de sociétés ont-elles utilisé cette déduction pour l'exercice d'imposition 2011? Parmi ces sociétés, quelle est la proportion de PME au sens de l'article 15 du Code des sociétés? À combien s'élève le montant total de déductions pour l'exercice d'imposition 2011?

 

Pouvez-vous confirmer ou infirmer qu'un cabinet d'avocats a participé gracieusement à la rédaction des articles de loi nécessaires à la mise en place de ce dispositif de déduction pour brevets?

 

Quelle est votre vision en général et quelles sont les règles appliquées par le gouvernement en cette matière: est-ce la norme d'accepter la collaboration bénévole de bureaux d'avocats commandités par des opérateurs économiques?

 

Finalement, comment évaluez-vous ce système de la déduction pour brevets? Quel a été son impact en termes de création d'emplois et d'investissements? Doit-il être maintenu comme tel ou adapté?

 

07.02  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'article 69 de notre Code des impôts sur les revenus établit le mécanisme de déduction pour investissement en diverses matières et notamment de brevets, d'immobilisation, qui tendent à promouvoir la recherche et le développement de produits nouveaux et de technologies avancées n'ayant pas d'effet sur l'environnement ou visant à minimiser les effets négatifs sur l'environnement, les investissements qui tendent à une utilisation plus rationnelle de l'énergie, pour les années 2010 à 2012, les investissements relatifs à l'installation de stations de rechargement des véhicules électriques, etc.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous me communiquer les statistiques détenues par le SPF quant à l'activation de ces déductions et aux types d'investissements en question à l'IPP et à l'ISOC pour les cinq derniers exercices, soit sur base de l'article 69, 2°, a, b, c, d et e du CIR 92?

 

07.03  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, au total, 207 sociétés ont bénéficié de la réduction pour revenus des brevets relatifs à l'exercice d'imposition 2011, pour un montant total de 789 060 580 euros. Je signale toutefois qu'il s'agit de chiffres provisoires puisque le délai d'imposition de trois ans court toujours pour cet exercice d'imposition.

 

Étant donné que le projet de loi auquel vous faites référence date de 2007, je ne peux vous fournir d'informations sur la genèse de cette disposition légale. Il est bien exact que les dispositions légales auxquelles vous faites allusion, de même que tous les projets et propositions de loi, ne deviennent définitifs qu'après approbation par la Chambre des représentants et éventuellement le Sénat. Pour les projets de loi relevant de ma compétence, le point de départ est un projet de texte préparé par l'administration des Affaires fiscales de mon département. Il est évident qu'en fonction de la nécessité et de la consultation démocratique, ces projets de texte peuvent être soumis à des experts ou des parties concernées. Un grand nombre de mesures fiscales visent à créer ou préserver l'emploi. Aussi, la mesure que vous avez évoquée s'inscrit généralement dans un dispositif plus large. Elle peut en outre être combinée avec d'autres déductions. Il ne revient pas à mon département de tenir des statistiques sur les mesures qui poursuivent notamment ce but.

 

À mon estime, le dispositif fiscal actuel en faveur des brevets est indubitablement de nature à créer des emplois, essentiellement qualifiés, et à rendre indispensable un certain nombre d'investissements en Belgique. La recherche est un secteur que l'Europe demande d'encourager avec force depuis 2002 et elle est d'autant plus utile et nécessaire que nos voisins ont également répondu à cet appel par des mesures fiscales.

 

Monsieur Lacroix, je vous invite à soumettre votre question sous forme de question écrite, vu que la commission n'est pas l'endroit adéquat pour fournir de longues réponses de nature purement statistique.

 

07.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie. Votre réponse relative à la collaboration bénévole avec un cabinet d'avocats ne m'étonne guère, je dois vous l'avouer. J'ai souligné qu'il était normal et logique qu'un gouvernement fasse appel à des conseillers juridiques, a fortiori après avoir déterminé un objectif politique. Toutefois, quand c'est un secteur économique qui tient la plume, c'est plus problématique.

 

Je peux vous rejoindre sur la nécessité du soutien à la recherche et au développement, car c'est dans ce domaine qu'on pourra créer les emplois de demain. Je ne suis pas sûr que cette disposition relative à la réduction pour brevet y contribue. Je crains qu'il ne s'agisse d'un effet d'aubaine pour certains opérateurs économiques.

 

On relève souvent que la pression fiscale sur les entreprises est élevée dans notre pays, mais c'est très théorique en raison de plusieurs mécanismes de déduction, tels que les intérêts notionnels ou encore cette réduction pour brevet, qui ne sont pas toujours bien proportionnés ni suffisamment conditionnés à mon goût.

 

07.05  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, puisque la question a été déposée voici une quinzaine de jours, je suppose que je ne devrai pas attendre trop longtemps les réponses d'ordre statistique que vous promettez de me fournir.

 

07.06  Steven Vanackere, ministre: Non! Excusez-moi, mais j'ai découvert que des questions que vous qualifiez vous-même de statistiques doivent être formulées sous forme de question écrite. Je ne vais pas vous fournir les réponses maintenant. Vous allez me poser vos questions sous forme de question écrite.

 

Le président: Je pense que c'est ce que M. Lacroix sous-entendait. Il transformera sa question en question écrite. Il y avait une allusion dans votre raisonnement, n'est-ce pas, monsieur Lacroix?

 

07.07  Christophe Lacroix (PS): Effectivement, mais je pensais que M. le ministre avait saisi!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Questions jointes de

- Mme Linda Musin au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'impressionnante collection composée de quatre mille cinq cents oeuvres d'art belge de Dexia Banque" (n° 14296)

- M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la collection d'oeuvres d'art de Belfius" (n° 14328)

08 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Linda Musin aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de indrukwekkende collectie van 4.500 Belgische kunstwerken van Dexia Bank" (nr. 14296)

- de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de kunstcollectie van Belfius" (nr. 14328)

 

08.01  Linda Musin (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, Dexia Banque possédait une impressionnante collection composée de 4 500 œuvres d'art belge, héritée des collections du Crédit Communal, de Paribas et de BACOB. Elle comporte des Rubens, Breughel, Magritte, Ensor, Rik Wouters, Delvaux, etc. C'est la plus grande collection privée de Belgique.

 

Il s'agit d'une collection unique dont la valeur peut être estimée à plusieurs centaines de millions d'euros. Cette collection a donc une valeur à la fois culturelle et marchande. Elle était propriété de la banque belge de Dexia et non pas du Holding. Elle restera donc propriété de la banque belge reprise par l'État belge, Belfius. On peut se réjouir de ce que la Belgique ait conservé cette collection malgré les événements récents.

 

Monsieur le ministre, quelle est l'estimation actuelle de la valeur de cette collection? Quelle est l'estimation du coût annuel de la conservation de ces œuvres?

 

Le mécénat culturel de Dexia reposait, par une large ouverture au public, sur une volonté de culture pour tous. Le gouvernement compte-t-il poursuivre cette politique? Ne serait-il pas opportun d'envisager, par des mesures juridiques, de rendre la collection indépendante de la banque et, ainsi, d'en assurer la pérennité en Belgique?

 

Dans un cadre budgétaire difficile, la réalisation de ces biens est-elle envisageable?

 

Enfin, j'ai appris aujourd'hui par la presse – Het Belang van Limburg et Gazet van Antwerpen – que Belfius envisage de vendre une partie de ses collections artistiques. Quoi, quand, combien, où?: on l'ignore. Le porte-parole de Belfius dit qu'il y a bien l'idée de vendre une partie de cette collection; il s'agirait d'œuvres d'art antérieures à 1830. J'aimerais obtenir de votre part des précisions sur cette question.

 

08.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, initialement, quelques questions avaient été déposées par M. Dedecker. Il est dès lors possible que je réponde à une partie des questions qui ne sont pas posées.

 

Le président: Répondez donc aux questions de M. Dedecker! Il aura l'occasion de répliquer s'il nous rejoint en temps voulu.

 

08.03  Steven Vanackere, ministre: Vous m'excuserez, car je répondrai partiellement en néerlandais!

 

Wij hebben na de overname van de bankgroep door de Staat allemaal helder gecommuniceerd over de doelstellingen. Een van die doelstellingen was maatschappelijk toegevoegde waarde te realiseren, onder meer door tentoonstellingen aan het publiek en door werken meer actief in bruikleen te geven op verzoek van organisatoren van exposities.

 

Er zijn sinds de aankoop van Belfius al 14 gratis uitleenoperaties op touw gezet en vijf vaste partnerships afgesloten. Daaraan zijn ook nog de bijzondere tentoonstellingen toe te voegen die Belfius zelf in zijn eigen gebouwen organiseert.

 

Vous aurez également pu lire sur le site internet de la banque Belfius que la collection d'art est accessible au public gratuitement une fois par mois. La banque prend en charge le coût de la surveillance et de l'organisation. Il entre dans les intentions de la banque de continuer à procéder de la sorte, comme beaucoup de banques le font. Le fait de gérer une collection d'art est considéré comme une activité qui soutient les activités commerciales. L'intérêt que les clients portent à cette collection est grand et les visites guidées sont très appréciées.

 

La valeur assurée de la collection est estimée à 73 millions d'euros, ceci n'étant qu'une indication de la valeur réelle.

 

La stratégie en matière de politique artistique de la banque est soumise pour discussion et décision au conseil d'administration.

 

La banque a l'intention de limiter sa collection à la période strictement belge, donc à partir de 1830. Cela signifie que des oeuvres d'art plus anciennes pourraient être vendues.

 

Het is van belang dat men zich realiseert dat de waarde van de collectie vervat zit in de eerste 500 tot maximum 1 000 werken en dat de overige werken geen of slechts een geringere waarde hebben. Ook met betrekking tot dat gedeelte zal Belfius een rationalisatie doorvoeren, waarbij werken van geringere waarde – tot 200 euro – zullen worden afgestoten.

 

Het beheer van de collectie impliceert personeelskosten. Drie personen zijn actief met de collectie bezig, maar zijn ook verbonden met en werkzaam voor de afdeling Communicatie.

 

Verder is jaarlijks in ongeveer 45 000 euro aan verzekeringspremies voorzien.

 

Que la banque se sépare ou non de cette collection, ce sujet est également à l'étude. Je ne veux cependant pas préjuger des conclusions et des décisions du conseil d'administration de Belfius. En effet, je rappelle que c'est le type de décision qui entre dans la gestion de l'entreprise et qui n'est pas de nature à récolter ou à demander l'accord, voire l'aval du ministre des Finances.

 

08.04  Linda Musin (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Les informations obtenues de la presse du jour me paraissent assez perturbantes. Nous aimerions agir dans le cadre d'une politique générale concernant le patrimoine détenu par l'ensemble des entreprises publiques.

 

C'est pourquoi nous nous interrogeons. D'abord, nous ressentons une restructuration chez Belfius; si c'est pour assurer le maintien de personnel en place, que pouvons-nous reprocher? Par contre, considérant le patrimoine, nous devrions pouvoir mettre en valeur ces pièces détenues par Belfius et en faire profiter un large public. Vous avez mentionné le fait qu'une partie de la collection était visible une fois par mois, le troisième samedi.

 

Qu'en était-il du temps de Dexia et du Crédit Communal? Il y aurait matière à travailler avec les musées fédéraux afin que ce patrimoine profite à un très large public.

 

08.05  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik was te laat voor de vraagstelling, maar ik heb wel het merendeel van het antwoord kunnen beluisteren.

 

Er is hier inderdaad sprake van een heel delicaat evenwicht. Men heeft te maken met een bank die in herstructurering is en waar vele banen op de tocht staan. Daarnaast zijn er ook nog de kosten voor verzekering en bewaring.

 

Men moet volgens mij een evenwicht trachten te vinden. Er is inderdaad sprake van een bijzonder waardevolle collectie die vandaag al te weinig wordt ontsloten. Ik meen dat wij op dit vlak onze verantwoordelijkheid moeten nemen inzake het cultuurhistorische patrimonium. Wij moeten trachten dit zoveel mogelijk in binnenlandse handen te houden en zoveel mogelijk open te stellen.

 

Ik meen dan ook dat wij moeten streven naar een dialoog tussen de bank, de federale minister, en de Vlaamse en Franse Gemeenschap.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: Je vous propose de poser mes questions en fin de séance, sauf celles pour lesquelles des collègues sont joints.

 

09 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le financement de la taxation des revenus mobiliers pour l'année 2012 et la mise en place du point de contact central" (n° 14270)

- Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'obligation de déclarer les dividendes et intérêts pour les revenus de 2012" (n° 14457)

- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le précompte mobilier de 21 + 4 %" (n° 14550)

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de financiering van de heffing op roerende inkomsten voor 2012 en de invoering van het centraal aanspreekpunt" (nr. 14270)

- mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de aangifteplicht van de dividenden en intresten voor de inkomsten 2012" (nr. 14457)

- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de 21 + 4 procent roerende voorheffing" (nr. 14550)

 

09.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, dans le cadre du récent conclave budgétaire, le gouvernement a décidé que, hors livret d'épargne et bons d'État dits "Leterme", les revenus d'intérêts et dividendes seront taxés à 25 %, quel que soit leur montant.

 

La règle qui est d'application pour l'année 2012 est que, sauf exception (comptes épargne, bons Leterme et produits déjà taxés à 25 %), le contribuable doit payer: 21 % de précompte sur les revenus d'intérêts et dividendes en deça de 2 020 euros et 25 % au-delà de 2 020 euros, s'il les déclare dans le cadre de sa déclaration de revenus ou 25 % de précompte libératoire à partir du premier euro d'intérêt prélevé par les établissements concernés, s'il choisit de ne pas les déclarer.

 

Pour éviter que certains contribuables oublient de déclarer certains revenus, un mécanisme de contrôle devait être mis en place sous la forme d'un point de contact central auprès duquel les banques, les intermédiaires financiers et les entreprises auraient dû déclarer les revenus mobiliers versés. Celui-ci aurait dû être logé soit au sein de la Banque nationale soit dans un service séparé du SPF Finances. La suppression de cette option et l'uniformisation du taux de taxation à 25 % rend en quelque sorte caduque la mise en place de ce point de contact central.

 

Il faut néanmoins trouver une façon de gérer les déclarations 2012 et la communication des banques, intermédiaires financiers et entreprises vers le fisc pour ce qui concerne les contribuables qui auraient choisi le taux de 21 %.

 

Monsieur le ministre, quel était le point d'avancement de la mise en place du point de contact central chargé de centraliser les informations relatives à ces revenus mobiliers? Ce point de contact central sera-t-il effectivement mis en place pour ce qui concerne les revenus de l'année en cours et dans quelle condition? Sinon, comment s'organisera le contrôle des déclarations des contribuables bénéficiaires de revenus mobiliers pour l'année 2012? Qu'en est-il du principe de communication automatique par les établissements concernés à l'administration fiscale? À quel organe cette communication devra-t-elle être effectuée? Comment sera effectué le contrôle sur les revenus mobiliers concernés?

 

09.02  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, voor de inkomsten van 2012 is de oude regeling met betrekking tot de aangifteplicht van dividenden en intresten nog steeds van kracht. Indien de som van die inkomsten de grens van 20 020 euro per persoon per jaar overschrijdt, wordt er 4 % extra ingehouden. Wie meteen 25 % roerende voorheffing door zijn bank liet inhouden, vanaf de eerste euro, hoeft niets aan te geven. De bank geeft dan ook niets door aan het centrale aanspreekpunt.

 

In De Zevende Dag van 25 november gaf u aan dat u de aangifteplicht voor inkomens onder 20 020 euro wenste te schrappen voor de inkomsten van 2012. U had het daar over “de mensen niet te veel lastigvallen”. Kunt u daarover wat specifieker zijn?

 

Via de circulaire nr. 29/2012 van 21 september 2012 werden extra codes ingevoegd in de aangifte voor het aanslagjaar 2012. Worden die nu weer ingetrokken? Wat is de bedoeling? Wat betekent dat voor de implementatie van het centrale aanspreekpunt? Hoe zal het systeem aangepast worden, rekening houdend met de schrapping van de aangifteplicht voor die inkomens?

 

Moeten de banken momenteel nog steeds de dividenden en intresten melden aan het centrale aanspreekpunt? Als het centrale aanspreekpunt wordt geannuleerd, welke kosten hebt u ondertussen daarvoor gemaakt? Tot welke kosten zal men gehouden blijven in het kader van het opgestarte ICT-project?

 

Was het niet beter en eenvoudiger geweest, zoals ik al eerder gezegd heb, om onmiddellijk naar een bevrijdende voorheffing van 21 % voor het inkomstenjaar 2012 te gaan? Wat zou de werkelijke, en dus niet de begrote, opbrengst van de bijzondere bijdrage van 4 % zijn?

 

Financiële instellingen hebben nodeloos massaal veel geld moeten uitgeven om hun informatica aan te passen en hun klanten te informeren over de invoering van de zogenaamde rijkentaks.

 

Is er dan nog sprake van een ordentelijk bestuur van dit land als de overheid de banken hiervoor niet zal vergoeden?

 

09.03  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eersteminister, mijn vraag gaat vooral over het feit dat het naar 25 % gaat, liberatoir, en dat voor 2012 een verklaring op eer volstaat.

 

Ik vind dat een zeer goede en verstandige maatregel. Er is echter één element dat mij bijzonder interesseert in verband met de vereenvoudiging van de fiscale aangifte. Wat is het gevolg voor degenen die een vooraf ingevulde belastingaangifte krijgen? Dat zijn vooral de gepensioneerden, dat zijn er meer dan 100 000, als het er niet meer zijn dan 1 miljoen.

 

Moeten zij, volgens het principe dat is aangenomen, toch nog een brief sturen met een verklaring op eer? Of is het aanvaarden van het document voldoende? In dat geval moet die verklaring op eer niet schriftelijk worden overgemaakt aan de administratie, dan kan het feit dat zij het voorstel tot taxatie aanvaarden worden beschouwd als een verklaring op eer.

 

De vraag is gewoon praktisch, omdat heel wat gepensioneerden met de vraag zitten of ze nu inderdaad nog een brief moeten schrijven nadat ze hun voorstel tot taxatie hebben gekregen of dat het aanvaarden van de voorafgaandelijk ingevulde belastingbrief volstaat.

 

09.04 Minister Steven Vanackere: Sta mij toe misschien eerst op de zeer praktische vraag van de heer Van Biesen te antwoorden.

 

In het kader van de vereenvoudigde aangifte is het wel degelijk de bedoeling het vak met betrekking tot de betrokken verklaring vooraf in te vullen. Zo hoeft de belastingplichtige die akkoord gaat met de draagwijdte van de verklaring ook niets te doen. Indien natuurlijk zou blijken dat niet voldaan is aan de voorwaarden beoogd door deze verklaring, dan wordt de normale procedure voor de vestiging van de belasting toegepast. Dat gebeurt natuurlijk voor elke onnauwkeurig of onvolledige aangifte.

 

Ik kan u dus verzekeren dat diegenen die in de overgrote meerderheid van de gevallen tevreden zijn met de vooraf naar waarheid ingevulde verklaring niets zullen moeten doen.

 

Ik kom dan bij de vragen van de twee andere sprekers.

 

Dans le cadre de la négociation budgétaire qui vient de s'achever, il est prévu, entre autres, que le point de contact central ne serait pas mis en service. Le transfert d'informations relatives au revenu mobilier et à l'identification des contribuables ne se déroulera pas non plus.

 

En outre, il a été décidé que les revenus mobiliers qui ont subi un précompte mobilier de 21 % ou de 25 %, ne devraient plus être soumis à déclaration obligatoire, à condition que la totalité des revenus mobiliers obtenus par le contribuable ne puisse donner lieu à une cotisation supplémentaire de 4 %.

 

Als de belastingplichtige zijn dividenden niet aangeeft, dient hij een verklaring op erewoord te geven dat hij geen inkomsten heeft verkregen belastbaar aan 21 %, die de inhouding aan de bron van de voormelde heffing niet hebben ondergaan.

 

De inkomsten van de Leterme-bon en de liquidatieboni moeten niet meer worden aangegeven, aangezien ze niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van de voormelde heffing van 4 %.

 

De belastingplichtigen met inkomsten belast aan 21 % krijgen nog tot het einde van het jaar 2012 de kans om alsnog de 4 % te laten afhouden.

 

De concrete regels moeten nog worden vastgesteld op technisch vlak, maar het doel is om de administratieve lasten tot een minimum te beperken voor de belastingbetaler, de kredietinstellingen en de FOD Financiën.

 

Aan de circulaire “Algemene administratie fiscaliteit” van 21 september 2012 zullen in voorkomend geval de nodige aanpassingen worden aangebracht.

 

U weet dat de financiële instellingen vragende partij waren om de heffing op de roerende inkomsten drastisch te vereenvoudigen. Dat is nu gebeurd. U weet wellicht dat ik vanaf maart heb gepleit om tot deze oplossing te komen. In maart was er geen consensus in dat verband, maar ik denk dat u het met mij eens kunt zijn dat het vandaag een verspilling zou zijn om het centraal aanspreekpunt nog voor een jaar op te richten.

 

09.05  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie. C'est d'une complexité assez rare. Se dire que, si tard dans l'année, il faudra encore définir les règles à appliquer aux contribuables et aux institutions concernées ainsi que les communiquer à l'administration des Finances est assez étonnant – pour ne pas dire autre chose …

 

Je regrette la décision du gouvernement de supprimer le principe de ce point de contact central, qui aurait pu avoir une utilité évidente dans la bonne perception future du précompte et de l'impôt dû sur les revenus des capitaux. C'est une marche arrière qui, dans les circonstances budgétaires actuelles, représente une occasion manquée de la part de votre gouvernement sur le plan de la fiscalité.

 

09.06  Veerle Wouters (N-VA): Uit uw antwoord kan ik afleiden dat er nog geen kosten zijn gemaakt voor het centraal aanspreekpunt dat er toch niet komt. We zijn dus niet gebonden aan gefactureerde kosten. Aangezien het ICT-project klaar moest zijn tegen 1 januari 2013, ging ik ervan uit dat men er al aan bezig was.

 

De financiële instellingen hebben enorm veel kosten gemaakt om aan deze wetswijziging te kunnen voldoen. Volgens de sector zou het gaan om 20 miljoen euro. Ik vind het dan ook erg dat u hier niet praat over een tegemoetkoming. U antwoordt niet op de vraag of u daar met hen wil over praten.

 

Ik treed u bij dat een bevrijdende roerende voorheffing het beste systeem is. Ik heb vanaf dag één gezegd dat we dat systeem moeten blijven hanteren. Met de voorliggende regeling kunt u toch niet ontkennen dat mensen die hebben geopteerd voor een roerende voorheffing van 25 % en nu misschien de grens van 20 000 euro niet gaan bereiken, dat niet meer anoniem kunnen terugvorderen? De mensen die de grens niet bereiken zouden het bedrag via hun bank moeten kunnen terugvorderen. Nu moet men zijn anonimiteit opgeven om het terug te vorderen terwijl andere mensen dat niet hoeven te doen en voldoende hebben aan een verklaring op eer.

 

09.07  Luk Van Biesen (Open Vld): De honderdduizenden belastingplichtigen die vandaag zonder inspanningen een ingevuld document krijgen zullen heel blij zijn met de voorgestelde wijzigingen. Dat is een belangrijke stap.

 

Mijnheer Gilkinet, het zal u niet verwonderen als ik zeg dat wij elke stap weg van een vermogensbelasting en het opmaken van registers om dat mogelijk te maken met groot applaus zullen ontvangen.

 

Mevrouw Wouters, de banken zijn vragende partij. Ik denk niet dat banken zich vandaag zorgen maken over de eventuele kosten van dit systeem. Laat ons eerlijk zijn, wie heeft het meest voor de banken gedaan om ze door de economische crisis te loodsen? Dat was deze regering en geen enkele andere regering in dit land. De banken zijn heel blij dat ze van het probleem af zijn en dat er vanaf 2013 terug 25 % liberatoir is ingevoerd. Deze maatregel maakt dus heel wat mensen gelukkig.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 14312 van mevrouw Galant is uitgesteld.

 

10 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de uitgifte van covered bonds en de bescherming van spaarders" (nr. 14360)

10 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'émission de covered bonds et la protection des épargnants" (n° 14360)

 

10.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, Belgische banken kunnen sinds september 2012 zogenaamde covered bonds of gewaarborgde obligaties uitgeven. Het gaat om obligaties die met een onderpand van de bank, bijvoorbeeld met bestaande woonkredieten, worden gewaarborgd.

 

Wij zijn op zich niet tegen de uitgifte van covered bonds. Waarmee wij echter wel een probleem hebben, is dat de bank zelf kan beslissen al dan niet onderpand aan haar huidige schuldeisers te onttrekken.

 

Een dergelijke regeling gaat tegen elke logica in ons recht in. Geen enkel schuldeiser moet immers aanvaarden dat zijn schuldenaar zich onvermogend maakt of moet dulden dat zijn schuldenaar iemand anders als schuldenaar aanwijst, zonder diens toestemming.

 

Niet iedereen blijkt even enthousiast over het bedoelde, nieuwe financieringskanaal. Hoe meer een bank immers haar bezittingen verpandt, hoe minder er natuurlijk zal overblijven, om de overige schuldeisers terug te betalen.

 

Professor Eric De Keuleneer, een voormalig zakenbankier, verklaart dat houders van een spaarboekje door een dergelijke regeling worden achtergesteld.

 

Indien een bank later in de problemen zou komen, weten wij dat de overheid 100 000 euro deposito’s moet garanderen. Professor De Keuleneer stelt dan ook voor om beperkingen op te leggen. Banken zouden niet meer dan 10 tot 15 % van hun balans mogen hypothekeren. Wie verder gaat, zou het onderpand moeten opzijzetten voor spaardeposito’s. Bovendien meet hij de vergoeding die de Staat voor de waarborg moet krijgen aan de hand van het verschil tussen de rente die de banken op covered bonds moeten betalen en een gewone obligatie.

 

In het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 is een beperking tot 8 % opgenomen. De Nationale Bank van België kan echter de toestemming geven om wegens uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten tijdelijk van de beperking af te wijken. Wij weten dat het in voorkomend geval meestal met de financiële instellingen niet meer zo goed gaat.

 

Mijnheer de minister, ik heb de hiernavolgende vragen.

 

Bestaat er geen gevaar dat door het verpanden van activa via de uitgifte van covered bonds het risico van wanbetaling voor de spaarder vergroot en het beroep doen op de staatsgarantie toeneemt?

 

Hoe vindt u dat dit bijkomend risico moet worden gemeten en eventueel vergoed?

 

Als dit bijkomend risico niet wordt vergoed, moet er dan geen beperking worden opgelegd op het percentage van de balans dat mag worden aangewend ter dekking van covered bonds?

 

Welke rol speelt de Nationale Bank van België hierin als toezichthouder en welke middelen heeft de Nationale Bank van België om het gevaar dat professor De Keuleneer onder de aandacht brengt, tegen te gaan?

 

Hoe valt de wet van 3 augustus 2012 te rijmen met de wil van uw collega-minister mevrouw Onkelinx? Zij wil namelijk covered deposits invoeren. Houdt deze wet niet net het omgekeerde in van wat uw collega Onkelinx wil bereiken, namelijk minder bescherming van de depositohouders?

 

10.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Wouters, de eerste drie vragen hebben alle drie betrekking op een begrenzing van het bedrag aan gedekte obligaties dat Belgische banken mogen uitgeven en gaan ervan uit dat een dergelijke grens niet zou bestaan.

 

Dat klopt niet. De Belgische wetgeving inzake gedekte obligaties legt wel degelijk een grens op aan de uitgifte van gedekte obligaties, net zoals in sommige andere landen.

 

Meer bepaald mogen, overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2012 betreffende de uitgifte van Belgische covered bonds door kredietinstellingen naar Belgisch recht, de in pools van gedekte obligaties opgenomen activa, die dus het onderpand vormen voor de gedekte obligaties, niet hoger zijn dan 8 % van de totale activa van die Belgische bank.

 

Dit creëert een plafond voor de uitgifte van gedekte obligaties door de Belgische banken. Die grens werd opgelegd om de depositohouders te beschermen tegen een buitensporige bezwaring van activa op de balansen van de Belgische banken. Gedekte obligaties zijn een van de vormen van bezwaring van activa.

 

In dat verband moeten de banken als onderdeel van hun regelmatige prudentiële rapportering de Nationale Bank het bedrag aan bezwaarde activa in procenten van hun totale activa meedelen.

 

Deze maatstaf en andere prudentiële rapporteringsgegevens stellen de Nationale Bank in staat voor elke bank na te gaan in hoeverre de activa van die bank bezwaard zijn. Daarnaast dient de Nationale Bank aan instellingen die gedekte obligaties willen uitgeven een goedkeuring te verlenen.

 

Deze zogenaamde algemene toestemming wordt bekomen indien de bank aantoont dat haar administratieve en boekhoudkundige organisatie in staat is om gedekte obligaties uit te geven overeenkomstig de wettelijke voorschriften ter zake, in het bijzonder deze over de afzondering van de activa die als onderpand dienen.

 

Naast deze algemene toestemming dient de Nationale Bank bovendien een specifieke goedkeuring te verlenen aan elke individuele uitgifte.

 

Deze goedkeuringen, zowel van de banken die gedekte obligaties mogen uitgeven, als van de lijst van uitgiftes van gedekte obligaties, worden op de website van de Nationale Bank gepubliceerd.

 

Met betrekking tot uw laatste vraag, kan ik u meedelen dat zowel het ontwerp van wet inzake de covered bonds als het uitvoeringsbesluit besproken en goedgekeurd zijn door de voltallige Ministerraad. Eventuele vragen over de meningen van collega-ministers geuit in de media stelt u wellicht best aan deze collega’s zelf.

 

10.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik weet dat die begrenzing bestaat, maar men kan ervan afwijken.

 

Covered bonds kunnen een diversificatie zijn in de financieringsbronnen van een kredietinstelling. Dit mag voor ons niet ten nadele gaan van bestaande depositohouders en zij mogen ook zeker niet het risico vergroten op het aanspreken van de staatswaarborg. Als wij deze risico’s willen in aanmerking nemen, meen ik dat men in de bijdrage van de banken aan het Bijzonder Beschermingsfonds ook rekening moet houden met de uitgifte van covered bonds. Als het risico stijgt, zou dus ook de bijdrage moeten toenemen. Als daarentegen covered deposito’s worden uitgegeven, zou de bijdrage aan het Bijzonder Beschermingsfonds mogen wegvallen.

 

Ik meen dat een dergelijke correctie veel beter zou werken, misschien nog wel beter dan het scherpste toezicht van de Nationale Bank. Ik meen dat er met Fortis en Dexia voldoende voorbeelden zijn geweest. Het houdt niet op en het verhaal gaat nog steeds verder. De toezichthouders hebben niet kunnen verhinderen dat deze banken over kop gingen. Ik weet niet in hoeverre de Nationale Bank kan garanderen dat het hier niet mis zal gaan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'accord Rubik avec l'Allemagne rejeté par le Bundesrat" (n° 14368)

11 Vraag van de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "het Rubikakkoord met Duitsland dat door de Bondsraad werd verworpen" (nr. 14368)

 

11.01  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'Allemagne a refusé de signer les accords dit Rubik, accords dont l'objectif économique était de permettre aux banques suisses de bénéficier de la liberté de prestation de service et de la liberté d'établissement en Allemagne.

 

La contrepartie était que les banquiers s'engageaient à prélever, pour le compte de l'Allemagne, une très lourde imposition sur le capital des comptes passés et futurs des évadés fiscaux allemands, tout en disant préserver leur anonymat. Il s'agissait donc de payer pour conserver rétroactivement les secrets du passé et du futur.

 

L'accord prévoyait que les avoirs allemands déjà déposés dans les banques suisses seraient imposés rétroactivement sur dix ans à un taux variant entre 21 % et 41 % sur le capital, en fonction de la taille et de l'âge du dépôt. Pour les avoirs déposés postérieurement au 1er janvier 2013, le taux d'imposition devait être de 26,4 %.

 

Les recettes escomptées suite à une régularisation des avoirs dissimulés étaient évaluées à près de 10 milliards d'euros au moins. Les termes de cet accord n'étaient donc pas déraisonnables, mais ont plutôt été jugés à l'aune d'une certaine "moralité fiscale". Mais ce n'est pas tout! Depuis que la Belgique a décidé de s'y conformer, seuls deux États européens persistent à ne pas appliquer l'échange automatique, à savoir l'Autriche et le Luxembourg.

 

Certains commentateurs avisés prétendent que la Suisse était le cheval de Troie pour ces deux États dans les négociations en cours. Selon eux, si l'Allemagne avait signé Rubik, le Luxembourg et l'Autriche auraient exigé un traitement similaire. Il est vrai que sous cet angle, Rubik remettait donc en cause le principe même de la timide unité fiscale européenne et ce, avec la complicité de l'habile – pour le moins – Grande-Bretagne, qui avait signé un tel accord à l'été 2011.

 

Monsieur le ministre, il semble bien désormais que Rubik ne soit pas la voie à suivre et son rejet en Allemagne sonne le glas d'une certaine vision dépassée de la fiscalité et de la lutte contre l'évasion et la fraude fiscales. L'opportunité de faire front en Europe pour obtenir de la Suisse une position transparente et responsable est arrivée.

 

Aussi, comment comptez-vous défendre les intérêts de la Belgique à cet égard au niveau européen? Ces discussions ont-elles été portées à l'agenda? Plus particulièrement, des contacts ont-ils été noués au cours des négociations unilatérales tenues par les dirigeants allemands pour mesurer l'impact au niveau européen de leur tentative d'accord? Allez-vous rencontrer vos homologues français et allemand pour obtenir la mise en place d'une stratégie?

 

11.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, cher collègue, l'accord Rubik signé en août 2011 par le gouvernement allemand avec les autorités suisses était de nature bilatérale. La Belgique ainsi que les autres pays européens n'ont pas été impliqués dans ces négociations, ce qui n'a rien étonnant s'agissant d'un accord entre deux États.

 

Par respect pour la souveraineté de l'Allemagne et de la Suisse, je n'ai pas à émettre de commentaire à ce sujet. Toutefois, je prends acte de la décision du Bundesrat qui a rejeté l'accord le 23 novembre.

 

Ces développements ravivent à mes yeux l'opportunité de relancer une action au niveau européen. J'ai redit la semaine dernière, en réponse à une question de M. Van der Maelen sur la FATCA, combien je suis attaché au principe d'un échange automatique d'informations, prôné par tous, y compris la Commission européenne et l'OCDE. Or les accords Rubik dérogent au principe de l'échange automatique, ce qui explique mon manque d'enthousiasme à leur égard.

 

Je note que, lors de l’Ecofin du 13 novembre 2012, nous avons réexaminé brièvement une proposition de mandat qui permettrait à la Commission européenne de négocier des modifications des accords signés en 2004 avec la Suisse, le Liechtenstein, Monaco, Andorre et Saint-Marin en matière de fiscalité des revenus de l'épargne, précisément de manière à améliorer l'efficacité de ces accords en termes d'échange d'informations.

 

Nous n'avons pas pu atteindre à ce stade un consensus entre tous les États membres, ce que je regrette étant donné la demande du Conseil européen de juin et d'octobre d'une conclusion rapide de ce dossier.

 

La Belgique soutient la proposition de la Commission et les objectifs poursuivis d'échange de renseignements. Notre pays donne ainsi la priorité à un traitement européen par rapport aux accords unilatéraux qui – et vous avez raison de le dire – impactent dans le cas d'espèce l'intérêt et la dynamique de l'approfondissement des échanges d'informations entre la Suisse et les pays de l'Union européenne.

 

Étant donné que le dossier sera soumis au Conseil européen de la mi-décembre, il est évident que la question reviendra sur la table. Je reste très engagé dans les discussions entre tous les ministres des Finances.

 

11.03  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse très claire et très engagée de la part du gouvernement. Nous serons évidemment attentifs à la poursuite des débats et notamment à la décision qui sera soumise au Conseil européen de mi-décembre 2012.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de samenwerking tussen de federale aankoopcomités en de dienst Vastgoedakten" (nr. 14382)

12 Question de M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la collaboration entre les comités d'acquisition fédéraux et le service Actes immobiliers" (n° 14382)

 

12.01  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, in de mededeling van de Vlaamse regering over het Witboek Interne Staatshervorming, onder de titel “Voortgang, uitvoering, doorbraken”, van juli 2012, wordt over doorbraak D35, genaamd “Versnelling, verwerving van onroerende goederen door lokale besturen”, vermeld dat de Vlaamse minister van Financiën aan de federale minister van Financiën een grotere samenwerking met de federale aankoopcomités heeft gevraagd.

 

Er zou zijn voorgesteld op korte termijn een samenwerkingsprotocol tussen beide overheden op te stellen inzake het schatten van onroerende goederen, het onderhandelen over vastgoeddossiers en het verlijden van authentieke aktes.

 

Mijnheer de minister, ik heb drie korte vragen.

 

Ten eerste, hebt u die vraag van de Vlaamse minister intussen ontvangen?

 

Ten tweede, hebt u al een voorstel van samenwerkingsprotocol ontvangen? Zo ja, is er al een akkoord afgesloten of lopen de onderhandelingen nog?

 

Ten derde, wat is uw reactie op het voorstel? Hoe evolueert het dossier dat toch al een aantal jaren aansleept?

 

12.02 Minister Steven Vanackere: Ik kan u bevestigen dat een dergelijke brief ontvangen is. De Dienst Vastgoedakten van de Vlaamse overheid wenst het verlijden van de authentieke akten voor haar rekening te nemen. Het voorbereidende werk, dat wil zeggen het schatten van de onroerende goederen en het onderhandelen, zou in die veronderstelling bij de federale aankoopcomités blijven.

 

Mijn mening daarover is dat een dergelijke benadering niet noodzakelijk tot meer efficiëntie leidt. Als de akte wordt verleden door een andere dienst dan deze die de onderhandelingen gevoerd heeft en de afspraken gemaakt heeft, wordt het risico van fouten of misverstanden groter en het administratieve werk verzwaard.

 

Mijn mening is dat het geen zin heeft voorafnamen te doen op het globaal akkoord dat afgesloten is inzake de overdracht van de aankoopcomités, waarin voorzien is in het regeerakkoord. Bovendien vereist de overdracht van de bevoegdheid over de aankoopcomités naar de Gewesten een bijzondere wet.

 

Ik wens deze oefening ten gronde en in haar geheel aan te pakken. Ik ben daarvoor alle voorbereidingen aan het treffen, uiteraard in samenwerking met de twee staatssecretarissen voor Institutionele Hervormingen. Binnenkort worden er werkgroepen gestart, waarbij de Gewesten uiteraard betrokken zullen worden.

 

12.03  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor uw heldere antwoord.

 

Ik onderschrijf uw standpunt dat wij beter een globale oefening doen en dat wij het verlijden en het onderhandelen beter niet splitsen, want dat zou de administratieve vereenvoudiging en de snelheid, waar wij toch allemaal voorstander van zijn, afremmen.

 

Wij wachten inderdaad beter op de uitvoering van het globale akkoord dat afgesloten is. Ik vind dit een belangrijke boodschap aan de Vlaamse minister van Financiën. Beter goed werk in één keer dan half werk in twee keer.

 

De voorzitter: Hij zal ons verslag aandachtig lezen, vermoed ik.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de correcte toepassing van gunningscriteria bij minicompetities voor innovatieve aanbestedingen in de publieke sfeer" (nr. 14383)

13 Question de M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'application correcte des critères d'attribution pour les adjudications innovantes lors de mini-compétitions dans la sphère publique" (n° 14383)

 

13.01  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wanneer federale overheidsdiensten optreden als een aanbestedende overheid dienen zij, bij het uitschrijven van een bestek in het kader van de publieke bekendmaking van de zogenaamde minicompetitie, rekening te houden met een aantal objectieve gunningscriteria. Voor de aanbestedende diensten is het vervolgens een delicate evenwichtsoefening om de beste dienstverlener in huis te halen op basis van de offertes die men heeft ontvangen. Meestal zoekt men daarbij een evenwicht tussen prijs, kwaliteit en prioriteiten. Concreet meen ik dat grootschalige en innovatieve IT-projecten binnen de FOD Financiën de basis vormen voor een nieuwe informatica-infrastructuur.

 

Verschillende bronnen signaleren mij dat er door de Inspectie van Financiën negatieve adviezen worden gegeven die ingaan tegen de geldende regelgeving van de Europese Unie inzake innovatie en het gunnen van overheidsopdrachten. Ik bedoel dan onder meer richtlijn 2001/0438.

 

Ik kom dan tot mijn vragen, mijnheer de minister.

 

Ten eerste, welke criteria stelt uw administratie voorop in de raamovereenkomst inzake innovatief aanbesteden? Op welke manier wordt de correcte toepassing ervan in de praktijk verzekerd? In hoeverre liggen deze bepalingen verankerd in de wet op de overheidsopdrachten van 1993?

 

Ten tweede, hoeveel negatieve adviezen heeft de Inspectie van Financiën ter zake uitgesproken de afgelopen boekjaren 2009, 2010 en 2011?

 

Ten derde, op welke manier waakt u over de correcte toepassing van de binnende EU-richtlijnen inzake gunningscriteria bij het uitschrijven van die overheidsopdrachten?

 

Ten vierde, over welke rechtsmiddelen beschikt de aanbestedende overheid bij een negatief advies van de Inspectie van Financiën om de selectieprocedure een tweede keer ten gronde te laten behandelen?

 

13.02 Minister Steven Vanackere: Het innovatief aanbesteden is een aankoopbeleidsinstrument waarin de aanbestedende overheid een rol speelt als initiatiefnemer voor het ontwikkelen van innovatieve oplossingen.

 

Dit instrument wordt vooral gebruikt bij grote IT-projecten. Het gaat om een gestructureerde fase inzake de prospectie van opdrachten, waarin men zoekt naar implementeerbare oplossingen op maat, gevolgd door een klassieke procedure van overheidsopdrachten voor de aankoop van het eindproduct.

 

Het is een concept dat geïnitieerd is in een Europese richtlijn. Dat concept is tot op vandaag nog steeds in discussie in het Europees Parlement. Er is dus nog geen uitvoering aan gegeven in Belgisch recht via de wet op de overheidsopdrachten. Dat is ook de reden waarom de FOD Financiën op dit ogenblik nog geen aanbestedingen heeft gegund die onder deze noemer vallen.

 

Alle bestekken worden aan de Inspectie van Financiën voor advies voorgelegd vóór hun publicatie. Er wordt uiteraard rekening gehouden met eventuele opmerkingen. De weging die wordt toegekend aan het prijscriterium varieert in functie van het voorwerp van de opdracht, rekening houdend ook met het innoverend karakter. De vork gaat daarbij van 35 % tot 55 %.

 

De Inspectie van Financiën die geaccrediteerd is bij de FOD Financiën heeft op de bestekken van dit departement in de periode 2009 tot 2011 geen negatief advies uitgebracht.

 

Wat de andere departementen betreft, kan ik u uiteraard geen antwoord geven.

 

Opnieuw, de richtlijn die u vermeldt, is nog steeds een voorstel en dus nog niet toepasbaar in het Belgisch recht. Het is dus ook niet verwonderlijk dat er geen negatief advies van de Inspectie van Financiën is gekomen op deze basis.

 

De cel juridische ondersteuning van de stafdienst ICT is belast met de organisatie van de overheidsopdrachten voor Coperfin en ziet ook toe op de correcte toepassing van de reglementering, zowel op Belgisch als op Europees vlak, voor dit laatste uiteraard in de mate die rechtstreeks toepasbaar is in het Belgische recht. Sedert enkele jaren worden er binnen de cel juridische ondersteuning van de stafdienst ICT al systematisch interne controlemaatregelen gevolgd, om zich ervan te verzekeren dat de reglementering inzake overheidsopdrachten en de geldende EU-richtlijnen in het algemeen, en bijgevolg ook reglementeringen inzake de keuze van gunningscriteria in het bijzonder, worden nageleefd. Die maatregelen bestaan hoofdzakelijk uit een juridische steun aangeboden voor alle opdrachten en de deelname aan opleidingen door ambtenaren belast met het gunnen van overheidsopdrachten.

 

Ten overvloede bevestig ik u uiteraard dat, in geval van een negatief advies van de Inspectie van Financiën, de FOD Financiën beschikt over de mogelijkheid van beroep, voorzien in het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole.

 

13.03  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord.

 

Ik zal het toch eens moeten nalezen, want ik denk dat wij het over een verschillende richtlijn hebben. Ik had het over een richtlijn die nog niet is omgezet, waar dat al moest zijn gebeurd.

 

De richtlijn is al in het Europese Parlement goedgekeurd en de termijn voor omzetting is verstreken. De Inspectie van Financiën baseert zich dus niet op de Europese wetgeving maar nog steeds op de Belgische.

 

Ik denk dat wij over verschillende richtlijnen bezig zijn. Ik zal dat nog eens nakijken. Mijn excuses.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de bankenbonus" (nr. 14393)

14 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le bonus bancaire" (n° 14393)

 

14.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ten gevolge van het begrotingsakkoord is de deadline voor een verbod op bonussen, oorspronkelijk afgesproken voor eind dit jaar, verplaatst naar maart 2013.

 

Ten eerste, betekent dit dat daardoor geen enkele belemmering is voor het boekjaar 2012 om nog bonussen toe te kennen?

 

Ten tweede, indien er geen belemmeringen zijn, is het dan niet aangewezen dat u een instructie geeft aan de regeringsvertegenwoordigers in de raden van bestuur van de financiële instellingen die genieten van overheidssteun om dat te vermijden of te voorkomen?

 

14.02 Minister Steven Vanackere: Ik kan u zeggen dat in het kader van het begrotingsakkoord de volgende notificaties opgenomen zijn inzake het remuneratiebeleid bij financiële instellingen. Ik citeer: “De minister van Financiën legt tegen de zomer van 2013 een ontwerp van wet voor aan de Ministerraad inzake het remuneratiebeleid bij instellingen die uitzonderlijke overheidssteun genieten. Er wordt voor uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders en leden van het directiecomité een verbod ingevoerd om variabele remuneratie toe te kennen. Een remuneratiesysteem gebaseerd op langetermijnobjectieven wordt eveneens binnen dezelfde termijn vastgesteld voor het geheel van de sector, met het oog op zijn stabiliteit, en dit na kennis te hebben genomen van het resultaat van de onderhandelingen over het pakket CRD IV op EU-niveau. België zal voor dergelijk systeem pleiten in het kader van die onderhandelingen.”

 

Het feit dat er een concrete termijn is vastgelegd voor de uitvoering van sommige bepalingen uit het regeerakkoord inzake het verloningsbeleid in de financiële sector impliceert geenszins dat er momenteel geen enkele beperking zou bestaan om voor het boekjaar 2012 een variabele remuneratie toe te kennen bij kredietinstellingen die een uitzonderlijke overheidssteun ontvangen. Het bestaande wettelijk en prudentieel kader, zoals de Capital Requirements Directive III en het reglement van de FSMA, blijft immers onverkort van toepassing.

 

Reeds op 20 februari 2012 stuurde ik een brief met instructies aan de FPIM over de bepalingen in het regeerakkoord die handelen over het verloningsbeleid bij financiële instellingen. Hierin werd aan de FPIM gevraagd om in afwachting van de uitwerking van het eerder vernoemde wettelijk kader mee te werken aan de uitvoering van deze bepalingen in het regeerakkoord bij de financiële instellingen waar de FPIM voor rekening van de federale overheid optreedt, en binnen het wettelijk kader alle stappen te zetten om het doel van het regeerakkoord te doen naleven.

 

14.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Als ik het antwoord van de minister goed begrepen heb, betekent dit dat we over enkele weken niet geconfronteerd kunnen worden met een onaangenaam bericht, waaruit zou blijken dat in een of andere financiële instelling die buitengewone steun geniet, ineens een heel hoge bonus toegekend wordt, die niet voldoet aan de voorwaarden die in het regeerakkoord afgesproken zijn.

 

14.04 Minister Steven Vanackere: Het gaat om een bonus die niet zou voldoen aan het wettelijk of prudentieel kader, zoals de CRD III en het reglement van de FSMA.

 

14.05  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mocht dat gebeuren, dan zou ik daar ten zeerste tegen protesteren. U bent in afspraak met een aantal Parlementsleden – ik had daarover een wetsvoorstel voorbereid – het engagement aangegaan dat u in een wettelijk verbod zou voorzien voor het einde van dit jaar. Ik stel vast dat, als de datum verplaatst wordt naar maart 2013, het risico wel bestaat dat zo’n bonus toegekend zou worden.

 

Ik zou namens mijn groep willen aandringen dat u uw onderrichtingen verscherpt en dat u vraagt aan de vertegenwoordigers van de regering in die raden van bestuur van de geviseerde financiële instellingen, om daar klaar en duidelijk het bericht mee te geven dat de regering het niet kan aanvaarden, mocht daar een bonus toegekend worden die verder gaat dan wat binnen de regering en tussen de regering en het Parlement is afgesproken.

 

De voorzitter: Ik ga akkoord met mijn collega Van der Maelen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le financement de l'assistance externe dans le cadre des dossiers de garanties bancaires" (n° 14269)

- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le financement de la taxation des revenus mobiliers pour l'année 2012 et la mise en place du point de contact central" (n° 14270)

- Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'obligation de déclarer les dividendes et intérêts pour les revenus de 2012" (n° 14457)

- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le précompte mobilier de 21 + 4 %" (n° 14550)

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de financiering van de externe bijstand in het kader van de garantiedossiers voor de banken" (nr. 14269)

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de financiering van de heffing op roerende inkomsten voor 2012 en de invoering van het centraal aanspreekpunt" (nr. 14270)

- mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de aangifteplicht van de dividenden en intresten voor de inkomsten 2012" (nr. 14457)

- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de 21 + 4 procent roerende voorheffing" (nr. 14550)

 

15.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le deuxième ajustement budgétaire pour l'année 2012 prévoit 1,95 million d'euros supplémentaires pour le financement de l'assistance externe dans les dossiers de garantie - expertises tant juridiques que financières -, poste initialement évalué à 5 millions d'euros.

 

Monsieur le ministre, quelles sont les raisons de ce dépassement budgétaire? Qui sont les prestataires bénéficiaires des paiements prévus grâce à cette allocation budgétaire? S'agit-il uniquement de la banque d'affaires UBS? Quel est le montant de dépenses prévu à ce poste pour l'année 2013? Le gouvernement a-t-il envisagé d'internaliser les ressources nécessaires au suivi des dossiers de garanties bancaires, par exemple en renforçant les moyens de la Société fédérale de Participation et d'Investissement (SFPI)?

 

15.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur Gilkinet, en ce qui concerne vos trois premières questions, les 5 millions d'euros en crédit d'engagement, dont 4 millions en crédits de liquidation prévus pour 2012, couvraient uniquement les prestations du conseiller financier de l'État dans le cadre du dossier Dexia, à savoir UBS.

 

Par ailleurs, le cabinet Clifford, conseiller juridique de l'État dans le cadre des garanties bancaires, travaille à la fois sur le dossier Dexia et sur d'autres dossiers bancaires. Or, pour le cabinet Clifford, aucun crédit n'avait été octroyé pour l'année 2012.

 

Ainsi, lors du dernier ajustement budgétaire, il a été demandé pour 2012 un crédit supplémentaire de 3,6 millions d'euros afin de couvrir à la fois les frais de Clifford, dont une partie a été supportée directement par Dexia, et la TVA sur les factures de UBS qui n'avait pas été prise en compte lors de l'estimation de 5 millions d'euros.

 

Pour 2013, un crédit de 2,5 millions d'euros a été demandé pour couvrir les honoraires de Clifford.

 

Quand vous me demandez si le gouvernement a envisagé d'internaliser, je vous confirme que cet exercice a été fait au niveau de la Trésorerie mais il a été conclu que le coût d'une internalisation serait de loin supérieur au coût exposé via le recours à des conseillers externes.

 

15.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je serais curieux de lire cette note de calcul! Une des conclusions de la commission Dexia était justement le manque d'expertise dont disposait l'État belge en cas d'urgence bancaire. Je regrette que nous ne nous dotions pas de la capacité de disposer de façon permanente de cette expertise, dès lors que la note est quand même assez élevée quand on est obligé de faire appel à des banques d'affaires ou à des conseillers juridiques tels que ceux que vous avez cités.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, si vous disposez d'une réponse écrite, il est superflu d'infliger à notre assemblée la lecture de ma question n° 14290 inscrite au point 13 de l'agenda. Elle concerne le taux de TVA appliqué à la fourniture de chaleur au moyen d'une chaudière biomasse.

 

15.05  Steven Vanackere, ministre: Je vous remets ma réponse.

 

16 Questions jointes de

- M. Josy Arens au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le précompte mobilier sur les droits d'auteur" (n° 14401)

- Mme Liesbeth Van der Auwera au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'état d'avancement du protocole entre la VVJ et la VDP concernant les droits d'auteur des free-lances" (n° 14445)

16 Samengevoegde vragen van

- de heer Josy Arens aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de roerende voorheffing op auteursrechten" (nr. 14401)

- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de stand van zaken met betrekking tot het protocol tussen de VVJ en de VDP over de auteursrechten van freelancers" (nr. 14445)

 

16.01  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question a été déposée avant les informations que nous avons reçues concernant ce dossier. En effet, la presse a évoqué le fait que le précompte mobilier sur les droits d'auteur passerait de 15 % à 25 %. Confirmez-vous cette information?

 

Tout comme vous, je suis conscient que la Belgique doit limiter son déficit budgétaire. Cependant, cette hausse d'imposition me laisse sceptique. Quels sont les revenus attendus de cette nouvelle mesure?

 

Afin de respecter la trajectoire budgétaire dans les années à venir, il faudra relancer la croissance. Or, lors de sa déclaration de politique générale, le premier ministre a cité l'innovation comme une priorité de son gouvernement. Les secteurs créatifs sont, comme leur dénomination l'indique, des secteurs très innovants.

 

Monsieur le ministre, ne craignez-vous pas que cette mesure mette à mal le secteur de la création en Belgique? Vu l'environnement fiscal peu favorable, ne redoutez-vous une fuite des talents?

 

Je répète que je suis bien conscient du fait que ce dossier a évolué, mais j'aimerais obtenir une confirmation.

 

16.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Arens, je peux vous informer que la première tranche de 54 890 euros des droits d'auteur est toujours imposée en tant que revenus mobiliers à hauteur de 15 %. La seule nouveauté, c'est que ces revenus doivent désormais être repris dans la déclaration à l'impôt des personnes physiques.

 

Monsieur Arens, je vous demande un peu d'indulgence car je m'étais préparé à répondre à la question d'un autre collègue.

 

16.03  Josy Arens (cdH): Monsieur le ministre, mes informations sont-elles correctes?

 

16.04  Steven Vanackere, ministre: Tout à fait, monsieur Arens, mais je ne veux pas vous embêter avec des informations que vous ne demandez pas. Je crois que l'essentiel a été dit. Nous avons décidé de maintenir le taux à 15 %. C'est probablement de nature à vous réjouir. Je dois cependant insister sur le fait que, dans la première variante de la proposition, les 25 % auraient été libératoires. En l'occurrence, il a été choisi de garder le système tel quel. Par conséquent, la première tranche de 54 890 euros est soumise au taux en tant que revenus mobiliers mais doit être reprise dans la déclaration à l'impôt des personnes physiques.

 

Le président: Cela signifie que les additionnels communaux sont également appliqués sur cette somme. Nous creuserons la question.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La question n° 14403 de Mme Kattrin Jadin est transformée en question écrite.

 

17 Question de M. Josy Arens au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la déductibilité des emprunts hypothécaires pour les particuliers" (n° 14404)

17 Vraag van de heer Josy Arens aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de aftrekbaarheid van hypothecaire kredieten voor particulieren" (nr. 14404)

 

17.01  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, dans le cadre de son "examen annuel de croissance", la Commission européenne suggère aux États membres de réduire fortement la pression fiscale sur le travail dans les pays où elle est comparativement plus élevée et entrave la création d'emplois. Parmi les mesures préconisées dans ce rapport figure la suppression des déductions fiscales octroyées aux particuliers pour les emprunts hypothécaires.

 

Allez-vous suivre les recommandations de la Commission européenne et donc supprimer ces déductions? Dans l'accord portant sur la réforme de l'État, il est prévu que cette compétence soit régionalisée. Avez-vous eu des contacts avec vos homologues régionaux pour assurer la transition dans les meilleures conditions? De plus, lors de son dernier passage devant cette commission, le gouverneur de la Banque nationale a évoqué le problème d'un excès d'argent sur les comptes d'épargne en Belgique. Vous conviendrez que cette situation est assez paradoxale au vu des difficultés que connaissent les PME pour trouver un financement favorisant leur développement.

 

M. Coene a ajouté que cet excès d'épargne pourrait entraîner la formation d'une bulle spéculative sur le marché immobilier belge. Quelles mesures avez-vous prises pour la prévenir?

 

17.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur Arens, il n'y a aucune mention d'un abandon de la déductibilité fiscale des emprunts hypothécaires dans la déclaration gouvernementale. Il appartiendra donc aux Régions de se prononcer sur le sujet après 2014.

 

En ce qui concerne le risque de voir se développer une bulle spéculative au niveau du secteur immobilier, je peux vous informer qu'il existe actuellement une double surveillance et ce, à deux niveaux.

 

Un contrôle européen est exercé par la Commission européenne, sur ce qu'on appelle les macroeconomic imbalances, les déséquilibres macro-économiques. La Commission a la possibilité de faire des recommandations à un État membre dans le cadre de l'Annual Growth Survey et cela fait partie du semestre européen et de l'adoption récente de l'accord sur le six-pack.

 

Au niveau national, la surveillance est effectuée par la Banque nationale de Belgique quant à la stabilité macroprudentielle de notre système financier. À côté de cela, la Banque nationale a également la possibilité, en tant que superviseur microprudentiel, d'adresser des recommandations concrètes ou d'imposer des mesures correctives aux organismes de crédit si leur stabilité risque d'être ou est affectée par des prêts excessifs. C'est la tâche de la Banque centrale de préserver la stabilité financière dans le cadre de l'Eurosystème et de prendre des mesures, en toute indépendance, conformément aux traités de l'Union européenne.

 

17.03  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, je remercie M. le ministre pour ses réponses. J'ai bien entendu sa réponse, selon laquelle la suggestion de l'Europe concernant les crédits hypothécaires n'était pas retenue dans la déclaration gouvernementale et qu'il appartient aux Régions d'agir. En effet, il faut quand même aussi rassurer les futurs investisseurs!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Afin de libérer l'agenda, je propose de transformer mes questions nos 14297 et 14298 en questions écrites, si je peux obtenir les réponses directement.

 

18 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de verwerking van zitpenningen van gemeente- en provincieraadsleden in Tax-on-web" (nr. 14434)

18 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le traitement des jetons de présence des conseillers communaux et provinciaux dans Tax-on-web" (n° 14434)

 

18.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, gemeente- en provincieraadsleden ontvangen voor hun prestaties een maandelijkse zitpenning of presentiegeld. Dat wordt op hun rekening gestort, maar de fiscale afhandeling ervan is vrij complex. Zo dienen deze zitpenningen te worden ingebracht als baten van vrije beroepen, ambten, posten of andere winstgevende bezigheden in het tweede luik van de belastingaangifte vak XVIII en rubriek 9a van fiche 281.30. Daarnaast dient nog apart de reeds ingehouden bedrijfsvoorheffing te worden ingevuld.

 

Heel wat gemeenteraadsleden, vooral nieuwkomers, maken in het begin de fout de ontvangen zitpenningen in te geven bij de gewone beroepsinkomsten in het eerste luik, wat natuurlijk tot een hogere aanslag kan leiden. Hetzelfde geldt voor presentiegeld voor raden van bestuur.

 

De voorbije jaren is door de invoering van Tax-on-web een grote vooruitgang geboekt bij het automatisch invoeren van loonfiches en andere fiscale gegevens. Eigenlijk zijn zowat alle van overheidswege verkregen geldsommen reeds ingevuld op de digitale belastingaangifte. Het lijkt dan ook tijd om de complexe, voor een fiscale leek vaak riskante, invulling van de verkregen zitpenningen op de belastingaangifte te automatiseren.

 

Er wordt door de overheid en de partijen heel veel geïnvesteerd om het mandaat van gemeente- of provincieraadslid, of lid van de raad van bestuur, voldoende laagdrempelig te maken teneinde een doorsnede van de bevolking in deze gremia te krijgen. Het wegnemen van een fiscale moeilijkheid verbonden aan zo’n mandaat kan perfect in dat plaatje passen. Het Belcotax-systeem van de federale overheid zegt expliciet dat fiche 281.30 kan opgenomen worden voor automatische invoering in de elektronische aangifte.

 

Waarom worden deze zitpenningen soms wel en soms niet – dat is eigenlijk het probleem – opgenomen in aangiften via Tax-on-web?

 

Zijn er eventueel technische moeilijkheden of voorwaarden waaraan momenteel nog niet voldaan is om alle zitpenningen op te nemen in de aangifte via Tax-on-web?

 

Kunnen die moeilijkheden eventueel worden opgelost tegen de lente van volgend jaar, zodat deze zitpenningen kunnen worden opgenomen in de aangifte via Tax-on-web voor het aanslagjaar 2013?

 

18.02 Minister Steven Vanackere: Ik kan inderdaad bevestigen dat de zitpenningen ingevuld dienen te worden op de fiche 281.30 in het vak 9a presentiegelden.

 

Opdat de inkomsten op een correcte wijze zouden kunnen ingevuld worden in de elektronische aangifte van de personenbelasting, Tax-on-web, dient in de gegevensbank Belcotax een specifieke link met de aangifte aanwezig te zijn. In de huidige omstandigheden is dit niet het geval en kan de voorafinvulling via Tax-on-web niet plaatsvinden.

 

De realisatie hiervan zal voor het aanslagjaar 2013, en dus voor de inkomsten van 2012, nog niet mogelijk zijn. Ik heb aan mijn administratie wel de opdracht gegeven om deze realisatie mogelijk te maken voor het aanslagjaar 2014, dus voor de inkomsten van 2013.

 

18.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw gunstig antwoord. Dat betekent dat het voor alle nieuwe gemeenteraadsleden en provincieraadsleden die in januari 2013 van start zullen gaan, in hun belastingaangifte voor het aanslagjaar 2014 kan worden opgenomen. Ik vind het wel jammer dat die link niet eerder gelegd kon worden voor alle huidige mandatarissen. Fijn dat u stappen onderneemt om dit mogelijk te maken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de ecotaks op wegwerpfototoestellen" (nr. 14423)

19 Question de M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'écotaxe sur les appareils photo jetables" (n° 14423)

 

19.01  Luk Van Biesen (Open Vld): Meneer de vicepremier, de afschaffing van de ecotaks op wegwerpfototoestellen staat momenteel opnieuw ter discussie. In uw antwoord op eerder gestelde vragen in verband met de ecotaks op wegwerpfototoestellen, ging u akkoord met de afschaffing van de ecotaks. De gevolgen hiervan zijn budgetbesparingen, administratieve vereenvoudiging en een nuloperatie voor het milieu, aangezien de gewestelijke milieureglementering soms voorziet in de terugname van de toestellen.

 

Wanneer denkt u een ontwerp tot afschaffing van de ecotaks op wegwerpfototoestellen aan de regering te kunnen voorleggen? Tegen wanneer denkt u de goedkeuring van het ontwerp aan de Kamer te kunnen vragen? Op welke wijze en wanneer zal u de sector hierbij betrekken?

 

19.02 Minister Steven Vanackere: Op vraag van de sector, de administratie en de Gewesten werd de afschaffing van de milieutaks op wegwerpfototoestellen en ook op batterijen en verpakkingen die nijverheidsmiddelen bevatten besproken.

 

De afschaffing van deze taks werd op mijn voorstel goedgekeurd tijdens het recente begrotingsconclaaf. De afschaffing van deze wet is opgenomen in de programmawet die de begrotingsmaatregelen bevat. De geplande datum van de afschaffing van de milieutaks is dan ook wel degelijk 1 januari 2013.

 

19.03  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de neutraliteit van de vervroegde inning van de taks op het langetermijnsparen bij pensioenspaarders" (nr. 14458)

20 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la neutralité de l'encaissement anticipé de la taxe sur l'épargne à long terme pour les personnes ayant souscrit une épargne-pension" (n° 14458)

 

20.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, de programmawet van 22 juni 2012 voorziet in een vervroegde inning van de taks op het langetermijnsparen van 6,5 %. Die taks is normaal verschuldigd op de leeftijd van 60 jaar en bedraagt dan 16,5 % of 10 % naargelang het kapitaal is opgebouwd met premies die respectievelijk voor of vanaf 1 januari 1993 zijn betaald. Na vervroegde inning van de eenmalige heffing van 6,5 % zal er dus nog één tarief overblijven, namelijk het tarief van 10 %.

 

Spaarders die wel aan pensioensparen doen maar die nooit een fiscaal voordeel hebben genoten, zijn vrijgesteld van de anticipatieve heffing en betalen dan ook geen personenbelasting op de kapitalen die worden uitgekeerd.

 

Volgens het KB van 27 september 2012 – het is net gewijzigd door het KB van 4 december, zo stond op 7 december in het Belgisch Staatsblad – moeten zij een certificaat voorleggen aan de verzekeringsmaatschappij. De fiscus attesteert daarin dat voor 1 januari 2012 voor dat bepaald verzekeringscontract nooit een vrijstelling, een vermindering of aftrek inzake inkomstenbelasting werd verleend.

 

Meestal zal de verzekeringnemer de vergissing pas opmerken bij de effectieve uitkering. Dat zal normaal gezien ten vroegste op zijn zestigste zijn. Ik ben bang dat hij pijnlijk zal moeten vaststellen dat de vervroegde anticipatieve heffing foutief werd ingehouden. In de rechtsleer gaat men ervan uit dat de foutieve inhouding van 6,5 % dan niet meer kan worden rechtgezet omdat de verjaringstermijn tegen dan verstreken is. Dat gaat natuurlijk in tegen uw eerdere verklaring dat de eenmalige heffing neutraal is voor de pensioenspaarder.

 

Mijnheer de minister, ik heb enkele vragen hieromtrent.

 

Wanneer moet de pensioenspaarder dat certificaat voorleggen aan de verzekeraar om de vrijstelling van de vervroegde anticipatieve heffing van 6,5 % te verkrijgen?

 

Ten tweede, als de verzekeraar dan toch ten onrechte de vervroegde anticipatieve heffing van 6,5 % inhoudt, hoeveel tijd krijgt de verzekeringnemer dan nog om die ten onrechte geïnde taks terug te vorderen? Wie moet die dan terugvorderen? Is dat de pensioenspaarder of de verzekeraar? Wie moet dat doen?

 

Hoe groot acht u de kans dat een onterechte inhouding van die eenmalige heffing van 6,5 % kan worden rechtgezet, nu de taxatie veel vroeger gebeurt dan de anticipatieve heffing normaal zou plaatsvinden?

 

Acht u de vervroegde heffing van deze anticipatieve heffing ook in deze gevallen neutraal, als in de praktijk de pensioenspaarder pas bij zijn effectieve uitkering de vergissing zal vaststellen? Op die manier kan de betrokkene pas lang nadat de termijn is verstreken die onterecht ingehouden taks terugvorderen.

 

Ten slotte, op wiens schouders rust nu eigenlijk de informatieverplichting over de tijdige voorlegging van dat certificaat? Ligt die verplichting bij de overheid of bij de verzekeringsmaatschappijen?

 

Ik dank u alvast voor uw antwoorden.

 

20.02 Minister Steven Vanackere: Mevrouw Wouters, ten aanzien van de problemen die u schetst, is de vervroeging van de inning eigenlijk niet van aard om de bestaande situatie voor de spaarders fundamenteel te veranderen. U zult dit meteen merken als ik tracht op elk van uw vragen te antwoorden.

 

Wanneer de verzekeringnemer er door zijn verzekeraar opmerkzaam op wordt gemaakt dat de vervroegde anticipatieve heffing van 6,5 % werd afgehouden, dient hij zo vlug mogelijk een certificaat aan te vragen indien hij de premies nooit in mindering heeft gebracht voor de inkomstenbelastingen. De verzekeraar heeft, overeenkomstig het wetboek diverse rechten en taksen, twee jaar de tijd om een verzoek tot teruggave in te dienen vanaf het ontstaan van de rechtsvordering. De taks kan enkel worden terugbetaald aan degene die hem heeft betaald, in casu de verzekeraar.

 

Het vervroegen van de inning wijzigt eigenlijk niets aan de bestaande situatie voor de spaarders. Het is de taak van de verzekeraars om hun cliënten in te lichten dat er een taks werd afgehouden en de nodige handelingen te stellen indien de spaarder meldt dat er nooit een fiscaal voordeel is genoten.

 

Binnen de periode waarover de verzekeraar beschikt om een verzoek tot teruggave in te dienen, doet mijn administratie er, in de gevallen die u beschrijft, alles aan om de zaken in het voordeel van de spaarder op te lossen.

 

20.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben blij dat u zegt dat de verzekeraars bij deze vervroegde anticipatieve heffing hun cliënten moeten waarschuwen. Vervolgens heeft men nog twee jaar de tijd om die onterecht geïnde taks terug te vorderen van de Staat. Ik hoop dat de administratie hier goed zal in meewerken.

 

In principe kan men op voorhand de verzekeringnemers of de pensioenspaarders inlichten over het feit dat deze heffing bestaat en dat zij zo’n attest alvast kunnen aanvragen. Op die manier zijn de mensen gewaarschuwd en hoeven zij achteraf geen onaangename vaststellingen te doen.

 

Ik hoop dat de verzekeraars die inhouding melden, want zonder die melding zal de pensioenspaarder pas tot deze constatering komen als hij 60 jaar is. Op dat moment zult u allang geen minister meer zijn en kan men niet meer op zijn stappen terugkeren omdat de zaak verjaard zal zijn.

 

Ik hoop dat de verzekeraars hun cliënten waarschuwen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "het addendum op de administratieve beslissing nr. E.T. 119.650" (nr. 14459)

21 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'addendum à la décision administrative n° E.T. 119.650" (n° 14459)

 

21.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik verneem dat sinds 25 mei een addendum op administratieve beslissing E.T. 119.650 op uw kabinet ter discussie ligt, met betrekking tot de beperking van het recht op aftrek van de roerende bedrijfsmiddelen die zowel bedrijfsmatig als privématig gebruikt worden, namelijk de consequenties met betrekking tot artikel 45, paragraaf 1quinquies, van het wetboek.

 

Ten eerste, om welke reden wordt op het kabinet al meer dan een half jaar het addendum ter discussie gehouden?

 

Ten tweede, is het juist dat dit addendum voorziet in een nieuwe, algemene forfaitaire beperking van het recht op aftrek voor bedrijfswagens dat verder gaat dan de 50 % zoals voorzien in artikel 45, paragraaf 2, van het btw-wetboek?

 

Ten derde, kan er nog wel sprake zijn van een praktische toepassingsmodaliteit als bij een administratieve beslissing het recht op aftrek voor bedrijfswagens op algemene wijze verder wordt ingeperkt dan bepaald in artikel 45, paragraaf 2, van het btw-wetboek? Gaat dan uw administratie niet haar boekje te buiten? Schendt zij dan niet het legaliteitsbeginsel?

 

Ten vierde, heeft het addendum tot doel een tweede keer de bedrijfswagens te belasten? Wat moet dan de budgettaire opbrengst zijn voor elk procent extra beperking van het recht op aftrek voor de bedrijfswagens die onder artikel 45, paragraaf 2, van het btw-wetboek vallen? Bent u het ermee eens dat door het addendum ondernemingen opnieuw op kosten worden gejaagd, omdat ze ofwel een hele rittenadministratie per bedrijfswagen moeten voeren, ofwel omdat zij een bijkomende belasting moeten betalen? Houdt de tweede methode als alternatief voor de rittenadministratie geen belastingverhoging in door het aantal zuivere privékilometers boven de gebruikelijke 5 000 km vast te leggen?

 

Wat in het addendum wordt voorgesteld, moet dat de administratieve vereenvoudiging betekenen? Wat heeft het kabinet ondertussen beslist over het addendum?

 

21.02 Minister Steven Vanackere: Het btw-wetboek werd met ingang van 1 januari 2011 op een aantal belangrijke punten gewijzigd. De wetgever heeft toen beslist om de facultatieve bepaling uit de btw-richtlijn inzake het recht op aftrek van roerende bedrijfsmiddelen om te zetten naar Belgisch recht.

 

Ten aanzien van de bedrijfswagens die zowel beroepsmatig als privématig worden gebruikt, impliceert de nieuwe wetgeving strikt genomen het voeren van een rittenadministratie om het beroepsgebruik vast te stellen. Dit zou bij de ondernemer zorgen voor een zeer grote administratieve last. Om de belastingplichtigen die geen rittenadministratie wensen bij te houden toch toe te laten het privégebruik van een voertuig te bepalen kreeg de administratie als opdracht om in overleg met de privésector een alternatieve forfaitaire methode te ontwikkelen die als voordeel heeft dat de administratieve lasten voor de betrokken belastingplichtige tot het minimum kunnen worden beperkt. Deze methode wordt toegelicht in het addendum waarnaar u verwijst. Het voorziet bijgevolg niet in een algemene forfaitaire beperking van het recht op aftrek zoals u beweert, ze biedt enkel een alternatief voor die ondernemingen die als gevolg van de wet die van kracht is sinds 1 januari 2011 een te grote administratieve last zouden ondervinden bij het bijhouden van de rittenadministratie. Elke onderneming kan nog steeds kiezen voor die algemene regel boven het alternatieve forfait. Een forfaitaire benadering van het gebruik is vanzelfsprekend slechts een raming van de werkelijkheid die in sommige gevallen in het voordeel van de belastingplichtige speelt en in andere gevallen minder voordelig is dan de basisregel.

 

Bij de inschatting van de financiële impact van de nieuwe wetgeving op de belastingplichtige dient er overigens rekening te worden gehouden met het feit dat het voordeel van alle aard, vastgesteld inzake inkomstenbelastingen, niet langer met btw wordt belast. Het is geen nieuwe extra belasting voor wie tot nu toe de wet van 2010 heeft toegepast, het is wel een belangrijke vereenvoudiging.

 

Met de publicatie van de initiële circulaire en de daaropvolgende intrekking hiervan door mijn voorganger is er behoorlijke ophef ontstaan die aanhield bij de regeling van de voordelen van alle aard. Om die redenen zijn we niet over een nacht ijs gegaan bij de beoordeling van de nieuwe regeling. Met de administratie hebben we eerst een zeer grondig onderzoek gedaan naar de gevolgen van de nieuwe wetgeving en de uitleggende circulaire, overleg gepleegd met de sector en de regeling in de buurlanden grondig bestudeerd. De circulaire zal zeer binnenkort worden gepubliceerd op de site van de FOD Financiën en zal van toepassing zijn vanaf 2013.

 

Voor 2012 zal in een tolerantie worden voorzien om te vermijden dat de ondernemingen de zware administratieve last van het retroactief toepassen van de circulaire moeten dragen.

 

21.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ga ermee akkoord dat die rittenadministratie allesbehalve een administratieve vereenvoudiging was voor de bedrijven. Het is goed dat er een soort forfaitaire aftrek komt. U zegt zelf dat het een raming is. Natuurlijk zullen zij zelf conclusies moeten trekken. Ze moeten nog een volledige rittenadministratie bijhouden om te bekijken wat voor het bedrijf fiscaal het voordeligste is. Oké, de administratieve rompslomp verdwijnt dan wel.

 

U zegt duidelijk dat er in dit geval geen sprake van is dat men het recht op aftrek zal aanpassen. Ik ben blij om dat te horen, om te horen dat de regelgeving identiek hetzelfde blijft. Ik kijk dan ook uit naar het ogenblik waarop deze circulaire gepubliceerd zal worden, zodat wij de juiste omvang van deze maatregel beter kunnen becijferen. Eventueel kom ik hierop terug.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de bij Belfius in pand gegeven aandelen Dexia" (nr. 14518)

22 Question de M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les actions de Dexia données en gage à Belfius" (n° 14518)

 

22.01  Peter Dedecker (N-VA): Meneer de minister, zowel de Gemeentelijke Holding als ARCO, hebben destijds bij de kapitaalverhoging van Dexia ingetekend op nieuwe aandelen die ze gefinancierd hebben met een lening bij Dexia Bank België, nu Belfius.

 

Die aandelen werden als onderpand gegeven aan wat vandaag Belfius noemt. Volgens een transparantiemelding van Dexia bezit Belfius vandaag nog 252 miljoen stuks van de Gemeentelijke Holding en 50 miljoen aandelen van ARCO, die in pand gegeven zijn door ARCOFIN.

 

Vandaag noteert dat aandeel aan negen eurocent, wat de waarde op iets meer dan 24 miljoen euro brengt. Dat is uiteraard niet bijster veel.

 

Belfius heeft reeds gezegd dat het zijn recht zal uitoefenen om de aandelen die het in pand gekregen heeft te laten meetellen bij de beslissing voor de kapitaalverhoging. Dat is duidelijk.

                       

Graag had ik van u geweten welk bedrag aan kredieten de Gemeentelijke Holding en ARCO nog hebben uitstaan bij Belfius, en hoeveel Belfius hiervan denkt te recupereren bij de liquidatie van die twee Dexia-aandeelhouders? Ook zou ik willen weten hoe de terugbetaling van deze leningen verloopt.

 

22.02 Minister Steven Vanackere: Zowel de vereffening van de Gemeentelijke Holding als deze van ARCO worden beheerd door een college van vereffenaars. De leningen zullen zoveel mogelijk worden terugbetaald met, enerzijds, de opbrengst van de verkoop van activa die in pand zijn gegeven aan Belfius en, anderzijds, een deel van de opbrengst van de verkoop van de vrije activa waarover de vennootschappen in vereffening nog beschikken.

 

Belfius legt steeds voorzieningen aan voor dossiers met achterstallige betalingen en dossiers van schuldenaars in vereffening. De bedragen waarnaar gevraagd wordt, kunnen niet publiek worden gemaakt.

 

22.03  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik meen dat wij in zekere zin toch moeten weten hoe de toestand bij onze bank is. Ik vind het jammer dat die (…)

 

22.04 Minister Steven Vanackere: (…)

 

22.05  Peter Dedecker (N-VA): U kunt dat misschien voorstellen aan mevrouw Swiggers, maar ik zou het toch maar zo laten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de vertraging in de belastingafrekening van de personenbelasting" (nr. 14532)

23 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le retard dans le calcul de l'impôt sur les revenus des personnes physiques" (n° 14532)

 

23.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, de maandelijkse overzichten van de inkohieringen doen de VVSG veronderstellen dat de inkohiering van de personenbelasting aangaande het inkomstenjaar 2011 vanaf oktober vertraagd zou zijn.

 

De Vlaamse gemeenten hadden in oktober van dit jaar evenveel recht op opcentiemen als bij het inkomstenjaar 2010, hoewel de inkohiering dit jaar nochtans vroeger startte.

 

Mijnheer de minister, daarbij heb ik de volgende vragen.

 

Kunt u een overzicht geven per maand van het aantal belastingaangiften in de personenbelasting die werden ingekohierd voor het aanslagjaar 2011 en 2012, voor de maanden juli tot november? Wat is het saldo van de inkohiering voor de maand november 2012?

 

Werd er tijdens de begrotingscontrole in oktober beslist om de inkohiering al dan niet te vertragen? Zo ja, voor welk bedrag?

 

Is het, ondanks het feit dat het aantal elektronische aangiften via Tax-on-web en het aantal vooraf ingevulde aangiften elk jaar stijgt, de bedoeling om dit jaar evenveel belastingaangiften als in 2011 te inkohieren? Wilt u die trend gelijk houden, hoewel het in de praktijk mogelijk is om er veel meer te inkohieren?

 

Ten slotte, als de belastingplichtigen elk jaar meer geld terugkrijgen bij de afrekeningen, dienen dan de schalen in de bedrijfsvoorheffing daarop niet te worden afgestemd? Welke stappen zult u in het kader daarvan zetten?

 

23.02 Minister Steven Vanackere: Mevrouw Wouters, voor de maanden juli tot november 2011 bedraagt het aantal inkohieringen 4 412 688. Voor de maanden juli tot november 2012 gaat het om 4 538 501 inkohieringen, dus snel gerekend zowat 124 000 extra.

 

Gedurende het recente begrotingsconclaaf is bevestigd wat ik al op de persconferentie van begin dit jaar heb meegedeeld, met name dat er voor zowat 300 miljoen euro extra teruggaven gerealiseerd zullen worden in vergelijking met het vorige jaar. Uiteraard zullen die gerealiseerd worden op de begroting van 2012 op ESR-basis. Alleen die basis is overigens representatief binnen de Europese context. Gelet op de huidige budgettaire context, is er op dit moment geen ruimte voor supplementaire teruggaven bovenop de vermelde enveloppe van 300 miljoen euro.

 

Mijn administratie streeft steeds naar een snelle verwerking van de elektronische aangiften en de vooraf ingevulde aangiften. Daarbij moet steeds rekening worden gehouden met de budgettairtechnische haalbaarheid. Gedurende het begrotingsjaar 2012 was dat niet anders. Ik wil er ook op wijzen dat de verwerking dit jaar reeds sneller verliep dan in vorige begrotingsjaren. Voor de stabiliteit van de begroting is het echter belangrijk dat wij reeds op voorhand een streefcijfer van teruggaven vastleggen.

 

Inzake uw laatste vraag, dient het volgende nog te worden aangestipt. De toename van de teruggaven dient vooral gezocht te worden in de toename van de fiscale uitgaven op het vlak van de personenbelasting. De jongste jaren uit die toename zich onder meer door de felle groei van de uitgaven voor energiebesparende maatregelen, uitgaven die vanaf aanslagjaar 2013 vrij substantieel verminderd zijn.

 

Ook de aftrek van hypothecaire leningen en dergelijke beïnvloedt het niveau van de fiscale uitgaven. Die uitgaven zijn uiteraard slechts bekend bij de indiening van de aangifte in de personenbelasting. Dat soort uitgaven wordt dus niet meegedeeld aan de werkgever en er kan dan ook geen rekening mee worden gehouden bij de bepaling van de bedrijfsvoorheffing.

 

23.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, vorige week was u de mening toegedaan dat wij u dat zouden verwijten. Daarom vraag ik u de officiële cijfers, om dat al dan niet te staven.

 

De maatregelen die x aantal jaren geleden werden genomen, worden nog altijd niet doorgerekend bij de berekening van de bedrijfsvoorheffing zonder fiscale uitgaven. Zelfs al heeft men geen enkele fiscale uitgave wordt er voor de gezinnen nog altijd te veel bedrijfsvoorheffing ingehouden. Corrigeer dat, dan zal de belastingaangifte ook kloppen voor hen die geen extra aftrekken indienen of extra fiscale uitgaven doen. Daarmee wordt immers nog altijd geen rekening gehouden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

24 Question de Mme Muriel Gerkens au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les exigences belges par rapport au Tax-shelter" (n° 14558)

24 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de Belgische eisen met betrekking tot de taxshelter" (nr. 14558)

 

24.01  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, le dispositif tax-shelter est intéressant et il convient de le préserver dans de bonnes conditions. De là, diverses questions que je compte vous poser aujourd'hui. Le 7 juillet, je vous avais interrogé par écrit sur les modifications envisagées du tax-shelter pour répondre aux obligations européennes. Vous m'aviez dit qu'il était trop tôt pour me répondre.

 

À présent, je me permets de revenir vers vous en espérant que vous pourrez nous donner des éléments sur les modifications législatives en cours que vous comptez travailler et introduire. J'ai été interpellée par des personnes du secteur et certains éléments me paraissent intéressants à discuter pour la préservation de cet outil qu'est le tax-shelter.

 

Parmi les constats, il apparaît que les prestataires de services pour la fabrication de films se sentent lésés par rapport à l'importance de la part du financement accordée aux intermédiaires qui réalisent la levée de fonds. Ces intermédiaires sont indispensables, mais les prestataires de services réclament une part correspondant davantage aux tarifs pratiqués.

 

Il apparaîtrait également que des prestataires étrangers semblent venir s'installer en Belgique, avec des structures parfois minimalistes, uniquement pour bénéficier du tax-shelter.

 

De plus, les conditions émises par la commission du ruling pour accorder les agréments ne seraient pas toujours respectées par les prestataires de services.

 

Enfin, comme l'assurance "bonne fin d'un film" n'existe pas en Belgique, certains utilisent des courtiers étrangers pour conclure ce type de contrat d'assurance, mais sans déclarer cette dépense comme étant incluse dans les 10 % de sous-traitance à l'étranger.

 

Monsieur le ministre, si des conditions d'octroi de la commission de ruling sont à respecter, sont-elles contrôlées? Si oui, comment comptez-vous améliorer ce contrôle des conditions?

 

Même question concernant le contrôle du respect des 10 % de sous-traitance étrangère: quelle est l'appréciation d'évaluation actuellement réalisée? Comment la contrôler?

 

Comment contrôlerez-vous le paiement de l'ONSS par les différents prestataires des travailleurs prestant en Belgique et à l'étranger? Certains prestataires étrangers ne seraient pas en ordre de cotisations, et ce, sans aucune vérification.

 

N'y aurait-il pas lieu d'intégrer le paiement des courtiers des assurances étrangères dans les 10 % de sous-traitance étrangère? Est-ce qu'il apparaît des évaluations réalisées qu'il pourrait être judicieux d'augmenter la durée actuelle d'éligibilité des dépenses (qui est actuellement de 18 mois), d'exiger un pourcentage – j'avançais le chiffre de 70 % selon ce qu'il semblait ressortir des échanges que j'ai eus – des dépenses éligibles réalisées obligatoirement en Belgique et d'améliorer les contrôles de l'ensemble des dépenses exécutées (par qui, comment et où)?

 

24.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, chère collègue, les contrôles existent déjà pour les sociétés de production, comme pour les autres sociétés. Compte tenu des contraintes budgétaires, j'étudie l'opportunité de centraliser le contrôle dans une matière aussi spécifique au sein d'un service unique. Le contrôle du paiement de l'ONSS n'entre pas dans mes attributions; toutefois, l'exonération dans le cadre du régime tax shelter n'est accordée qu'à condition, entre autres, que la société de production n'ait pas d'arriérés auprès de l'ONSS au moment de la conclusion de la convention-cadre. Mon administration y veille.

 

La souscription d'un contrat d'assurance ne peut pas être considérée comme de la sous-traitance. La prime payée représente donc des frais qui n'entrent pas dans les 10 % de sous-traitance étrangère dont vous parlez, lorsque ce contrat est conclu avec un assureur étranger. Le prolongement de la durée de l'accord-cadre, ainsi que les améliorations possibles du système de tax-shelter, ont été intensivement discutés avec les nombreux acteurs actifs dans le secteur. Il ressort de cette consultation qu'il ne paraît pas judicieux d'augmenter la durée actuelle de 18 mois d'éligibilité des dépenses, sauf éventuellement en ce qui concerne les films d'animation qui ont, eux, une durée de mise en œuvre légèrement supérieure.

 

Je rappelle aussi que les dépenses de production et d'exploitation effectuées en Belgique doivent déjà, actuellement, s'élever à minimum 150 % des sommes globales affectées en principe autrement que sous la forme de prêts à l'exécution de la convention-cadre.

 

24.03  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, il serait intéressant que le contrôle des différentes obligations soit concentré dans un seul service. Certes, ce n'est pas évident, parce que les interventions sont partagées entre le fédéral et les Communautés, où se situent aussi la sélection des films, etc. Mais si on pouvait combiner les compétences qui existent dans les communautés habituées au contrôle "film" avec les compétences qui existent au niveau fédéral, cela pourrait s'avérer porteur.

 

En ce qui concerne les cotisations ONSS, je sais que ces compétences ne sont pas de votre ressort. Vos services vérifient si la société est en ordre au moment de la conclusion cotisations ONSS en Belgique. Lorsque la société qui souscrit et qui pourrait être retenue a des cotisations à payer à l'étranger, un contrôle est-il exercé par vos services? Est-ce possible et faisable, car c'est ce qui a aussi été mis en évidence?

 

Par rapport aux autres modifications visant à correspondre aux exigences de l'Union européenne, vous ne me donnez guère d'autres éléments que ceux qui sont sur la table. Sait-on quand ces modifications seront terminées et quand elles seront présentées?

 

24.04  Steven Vanackere, ministre: Incessamment, sous peu, dans les jours qui viennent!

 

24.05  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Des modifications autres que celles dont on a parlé aujourd'hui auront donc lieu?

 

24.06  Steven Vanackere, ministre: Peut-être!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 14561 de M. Henry est transformée en question écrite. La question n° 14570 de Mme Almaci est reportée. M. Schiltz n'est toujours pas présent pour poser ses questions n°14583 et n° 14584. La question n° 14592 de Mme Wouters est transférée vers la commission de l'Intérieur.

 

25 Questions jointes de

- Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la renégociation annoncée du taux de précompte immobilier applicable à Belgacom" (n° 14604)

- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la non-perception par les communes des recettes du précompte immobilier applicable à Belgacom" (n° 14615)

- M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les négociations à propos du précompte immobilier menées par Belgacom" (n° 14713)

25 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de aangekondigde nieuwe onderhandelingen over de onroerende voorheffing die van toepassing is voor Belgacom" (nr. 14604)

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "het mislopen door de gemeenten van inkomsten uit de onroerende voorheffing die Belgacom moet betalen" (nr. 14615)

- de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de heronderhandeling over de roerende voorheffing door Belgacom" (nr. 14713)

 

25.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le journal Le Soir de ce vendredi 7 décembre révèle que plusieurs villes et communes belges, dont la ville de Namur, ont constaté une baisse sensible des recettes du revenu cadastral pour le prochain exercice. Renseignements pris auprès du SPF Finances, il apparaît que cette diminution serait la conséquence d'un blocage des enrôlements de Belgacom et de sa filiale immobilière. Le SPF justifie ce blocage par "une renégociation du taux du précompte immobilier applicable aux biens de ces deux sociétés".

 

Comme toute entreprise, Belgacom doit payer le précompte immobilier dont elle était exemptée jusqu'en 2003 sur ses locaux et ses machines. Outre les Régions et les provinces, ce sont surtout les communes qui bénéficient de ces recettes. D'après les informations relayées par Le Soir, les négociations pourraient déboucher sur une baisse du taux de taxation sur l'outillage supérieure à 80 % avec effet rétroactif sur plusieurs années. Ce serait évidemment une mauvaise affaire pour les communes concernées.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer quelles sont les villes concernées par une baisse du revenu du précompte immobilier applicable à Belgacom? Confirmez-vous l'existence de ces négociations entre Belgacom et le SPF Finances? Pour quelles raisons ont-elles été entreprises? Quand ont-elles été entamées et quand doivent-elles aboutir? Confirmez-vous l'existence d'une proposition transactionnelle conduisant à une diminution importante du précompte mobilier dû par Belgacom? Quelle période serait-elle concernée? Qu'est-ce qui la justifierait? Quelles pourraient être les conséquences budgétaires, pour les communes, provinces et Régions concernées, d'une réduction rétroactive du taux de taxation? Pouvez-vous me dire pour quelles raisons les communes n'ont pas été averties de l'existence de ces négociations et de leurs implications budgétaires possibles?

 

25.02  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor uw uitstekende uiteenzetting. Ik zal die niet herhalen. Ik sluit mij er graag bij aan, maar met een aantal vragen.

 

Mijnheer de minister, waarop zal men zich baseren voor het al dan niet toekennen van de herziening van het tarief voor onroerende voorheffing? Welke argumenten zijn er juist voor en tegen die herziening?

 

Aangezien Belgacom maar vanaf 2001 taksen betaalt, hoever zal men terug in de tijd gaan als men spreekt van een retroactieve maatregel?

 

Welke gemeentes en andere instanties zouden daardoor getroffen worden? Hoe groot worden de budgettaire gevolgen precies ingeschat?

 

Ik neem aan dat soortgelijke situaties zich kunnen voordoen met andere openbare en private nutsbedrijven. Hoe zit het daar met de onroerende voorheffing?

 

25.03 Minister Steven Vanackere: Op basis van de huidige wetgeving omvat de onroerende voorheffing een regionale basis waarop opcentiemen worden geheven ten voordele van de gemeenten en provincies.

 

Les Régions wallonne et bruxelloise ont décidé de fonder leur taxation immobilière sur le revenu cadastral tel qu'il est déterminé et fixé par le SPF Finances (administration générale de la Documentation patrimoniale, Secteur du cadastre).

 

Pour l'établissement de l'impôt, la perception, la comptabilisation, le recouvrement, le traitement des réclamations et la restitution des éventuels trop-perçus, ces deux Régions n'ont pas encore repris cette tâche, qui est donc encore assurée par l'État fédéral.

 

En cas de litige entre l'administration générale de la Documentation patrimoniale et un redevable du précompte immobilier, il va de soi que l'issue de ce litige peut avoir une influence sur le montant dudit précompte enrôlé par l'administration et, par conséquent, également sur celui des additionnels.

 

Ook in het dossier waarnaar hier wordt verwezen dwingt de rechtsspraak de administratie de oorspronkelijke aanslag te herzien. Gezien de grote impact van het dossier zijn de betrokken Gewesten uiteraard geïnformeerd.

 

Aangezien het lid kennelijk de uitkomst van een nog hangende rechtszaak beoogt, en rekening houdend met het gegeven dat de administratie zich in een dergelijke situatie, overeenkomstig artikel 337 van het wetboek inkomstenbelastingen, dient te houden aan een geheimhoudingsplicht, kan ik op dit ogenblik niet nader ingaan op deze zaak.

 

J'attire l'attention sur le fait que le pouvoir fédéral ne peut pas renégocier le taux du précompte immobilier applicable aux biens d'un redevable compte tenu du fait que la matière est régionalisée. Dans le cadre du traitement d'une réclamation, un accord peut toutefois intervenir entre l'administration des Contributions directes et/ou l'administration du Cadastre et le réclamant sur un pourcentage de matériel ou d'outillage assujetti audit précompte immobilier.

 

Je tiens toutefois à souligner que mon cabinet a tout mis en œuvre pour que l'impact de la solution envisagée dans le cas d'espèce soit connu des Régions concernées afin qu'elles puissent elles-mêmes prendre les mesures qui s'imposent auprès des communes concernées.

 

25.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Comme ce pays est complexe!

 

Effectivement, une renégociation est en cours: on ne peut rien en dire sinon qu'elle aura un impact dont les Régions seraient informées.

 

Pour les villes concernées, cet état de fait n'est pas évident à gérer, surtout dans les circonstances budgétaires que nous connaissons. Il faudrait donc plaider auprès des Régions concernées pour qu'elles informent les villes et communes afin de trouver une solution. Sans doute faudra-t-il y revenir lorsque le dossier sera clos d'un point de vue administratif.

 

25.05  Peter Dedecker (N-VA): Ik dank u voor uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 17.35 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.35 uur.