Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mercredi 5 décembre 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 5 december 2012 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.29 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La séance est ouverte à 14.29 heures et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
01 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "het gemeentelijke strafregister" (nr. 14210)
01 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "le casier judiciaire communal" (n° 14210)
01.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, in een antwoord op een vraag net vóór het reces meldde u mij dat de tweede fase van de ECRIS- software in augustus 2012 voltooid diende te zijn.
Daarna zou u laten inschatten of de datum van 31 december 2012 voor de afschaffing van het gemeentelijke strafregister een haalbare kaart was.
Men kan spreken over een stappenplan, dat de strafregisters hervormt. Er moet echter voor ogen worden gehouden dat de afschaffing van het gemeentelijk strafregister op het lokale niveau een welkome ontlasting van de werkdruk zou zijn.
Daarom heb ik de hiernavolgende vragen.
Hoe verloopt de verdere implementatie van de ECRIS-software?
Wat het antwoord op de tweede vraag betreft heb ik in feite het nieuws gisteren al vernomen.
Blijft 31 december 2012 een haalbare datum voor de afschaffing van het gemeentelijk strrafregister? Zo neen, aan welke oorzaken is de vertraging te wijten? Waar bevinden de hervormingen van de strafregisters zich in het zogenaamde stappenplan?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de implementatie van ECRIS zit op schema. Sinds midden augustus 2012 worden, behalve de aanvragen om uittreksels, ook de notificaties van veroordelingen lastens EU-onderdanen automatisch via ECRIS naar de andere EU-lidstaten verstuurd.
Er wordt momenteel door mijn departement aan de standaardisering van de overdracht van de informatie voortgewerkt, zodat de systemen van alle, aangesloten EU-landen op termijn volledig compatibel zullen zijn en de informatie op een uniforme wijze kan worden overgebracht. In december 2012 zal in dit kader een nieuwe versie van ECRIS worden gelanceerd.
De aansluiting van de gemeentelijke strafregisters op het Centraal Strafregister zal tegen 31 december 2012 niet operationeel kunnen zijn. De modernisering van het Centraal Strafregister, dat een voorwaarde is voor de aansluiting van gemeenten op het Centraal Strafregister, kan op langere termijnen dan oorspronkelijk was bepaald.
De vertragingen ter zake zijn voornamelijk aan technische problemen bij de ontwikkeling te wijten.
Bovendien dienen de griffies van de rechtbanken te zijn aangesloten op het Centraal Strafregister, voorafgaand aan de aansluiting van de gemeenten, omdat de gemeenten momenteel zeer lichte veroordelingen ontvangen die het Centraal Strafregister niet ontvangt. Het komt erop aan die gegevens in de gegevensbank van het Centraal Strafregister rechtstreeks in te voeren op het niveau van de griffies, teneinde de aflevering van die informatie door de gemeenten mogelijk te maken, wanneer de aansluiting tot stand zal zijn gebracht.
Om die reden is het van belang dat, in afwachting van de voltooiing van de projecten, de wettelijke basis waarop de gemeenten zich steunen om uittreksels uit het strafregister af te leveren, wordt aangepast naar een latere datum dan 31 december 2012. Daarom zal eerstdaags een voorstel tot wijziging van artikel 10 van de wet van 31 juli 2009 betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het strafregister worden ingediend, waarbij de uiterlijke datum voor de aansluiting van de gemeenten op het Centraal Strafregister wordt gewijzigd naar 31 december 2014.
Vooralsnog dienen de gemeenten de uittreksels uit het strafregister dus verder te blijven afleveren op basis van de gegevens vervat in de gemeentelijke strafregisters. De Koning beschikt evenwel over de mogelijkheid om dat overgangsregime stop te zetten vóór eind 2014, indien de aansluiting van de gemeenten op het Centraal Strafregister op een vroeger tijdstip mogelijk is.
De eerste fase van de modernisering van het strafregister, waarbij de verouderde informaticatoepassing van het Centraal Strafregister volledig werd gemoderniseerd en aangepast in het kader van ECRIS is al afgerond. Wat de aansluiting van de gemeenten op het Centraal Strafregister betreft, is het van het grootste belang dat het Centraal Strafregister een complete, betrouwbare en efficiënte gegevensbank is.
Een aantal noodzakelijke voorafgaande projecten dient vóór deze fase te worden gerealiseerd, onder andere de vervanging van het bestaande informaticaplatform dat de afgifte van uittreksels uit het Centraal Strafregister mogelijk maakt; de identificatie van ongeveer 400 000 dossiers bij het Centraal Strafregister van personen zonder rijksregisternummer aangezien de opvraging door de gemeenten zal geschieden op basis van het rijksregisternummer; de rechtstreekse alimentatie van het Centraal Strafregister door de griffies van de politierechtbanken met betrekking tot de uitgesproken politiestraffen die, met uitzondering van de inbreuken op het Strafwetboek en de veroordeling waarbij een verval van het recht tot sturen werd uitgesproken, momenteel niet worden geregistreerd door het Centraal Strafregister, alsook het importeren in het Centraal Strafregister van de bestaande politiestraffen die enkel door de gemeentelijke strafregisters zijn geregistreerd.
Al deze deelprojecten maken deel uit van een gedetailleerd Strategisch Plan dat zich uitstrekt over de periode 2013-2014.
01.03 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord.
Wij hebben de laatste dagen al een en ander vernomen over de problemen van het Centraal Strafregister. Heb ik goed begrepen dat 400 000 personen geen rijksregisternummer hebben? Hoe kan dat? Normaal heeft iedereen toch een rijksregisternummer? Om wie gaat het dan? Zijn dat vreemdelingen of illegalen?
01.04 Minister Annemie Turtelboom: Niet iedereen heeft een rijksregisternummer. Bij de overheid werkt men met rijksregisternummers en met RIZIV-nummers.
01.05 Koenraad Degroote (N-VA): Op de identiteitskaart van elk natuurlijk persoon staat toch een rijksregisternummer.
01.06 Minister Annemie Turtelboom: Het gaat om een strafregister.
01.07 Koenraad Degroote (N-VA): U zei dat het om mensen gaat van wie het strafregister niet is doorgegeven omdat ze geen rijksregisternummer hebben, of heb ik dat verkeerd begrepen?
01.08 Minister Annemie Turtelboom: Neen, u hebt dat goed begrepen.
01.09 Koenraad Degroote (N-VA): Ik vind dat tamelijk veel, maar ik zal niet in detail treden.
Het doel van deze vraag was eerder beperkt. Uitgaande van het gemeentelijk niveau noteer ik dus dat de datum van 31 december 2012 wordt verdaagd naar 31 december 2014. Dat is de conclusie van deze zaak.
01.10 Minister Annemie Turtelboom: De slotsom is dat op dit moment 70 % van de input in het Strafregister afkomstig is van de politiedatabank. Die informatisering is volledig afgerond, waardoor al veel informatie digitaal beschikbaar is. Nu moeten de connecties nog gelegd worden, en moet de rest van de manuele aanpassingen gedigitaliseerd worden. Daarvoor is een schema uitgewerkt voor 2013-2014, maar er is al immens veel werk verricht.
01.11 Koenraad Degroote (N-VA): Ik betwijfel niet dat er veel werk verricht is. Wij zullen nog wat wachten. Dank u.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "het optreden van de procureur des Konings Rubens in de afhandeling van de zaak HaZoDi" (nr. 14212)
02 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "l'intervention du procureur du Roi Rubens dans le traitement de l'affaire HaZoDi" (n° 14212)
02.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, deze vraag betreft het optreden van procureur des Konings Rubens uit Hasselt in de zaak Hazodi.
Wanneer we het gedrag van de heer Rubens in de afhandeling van de zaak Hazodi toetsen aan de gids voor magistraten, waarin een en ander staat over principes, waarden en kwaliteiten, vallen ons zekere discrepanties op. Ook al is de gids geen tuchtcode, hij blijft toch een richtsnoer voor het gedrag van een magistraat als voorbeeld. Een van de principes uit de gids is onpartijdigheid. De gids heeft het ook over onthouding en gedrag in de werksfeer.
Inzake het punt onthouding wordt vermeld – ik citeer –: “Indien hij aan de basis ligt van reële of potentiële belangenconflicten, houdt de rechter geen zitting of trekt hij zich onmiddellijk uit de zaak terug, om te vermijden dat zijn onpartijdigheid in twijfel wordt getrokken”. Wanneer de procureur in de media verkondigt dat de klokkenluiders monddood of monddicht moeten worden gemaakt, dan rijzen er toch vragen. De heer Rubens zorgt er met zijn uitspraken zelf actief voor dat zijn onpartijdigheid in twijfel wordt getrokken; hij neemt een duidelijk standpunt in ten nadele van de klokkenluiders.
Ik citeer inzake het punt over gedrag in de werksfeer: “In de werksfeer, in het bijzonder in en rond de zittingzalen, moeten rechters en leden van het openbaar ministerie zich onpartijdig opstellen. Ze mogen in de ogen van leken geen blijk geven van nauwe contacten, noch getuigen van een zekere vorm van verstandhouding. Dit geldt ook voor hun contacten met de raadslieden van de betrokken partijen en actoren in het proces”. Ook tegen die richtlijn gaat de heer Rubens flagrant in door zijn optreden in de media. Bovendien zijn in het licht van principes als terughoudendheid en discretie, zeker ten opzichte van de media, uitspraken om personen monddood te maken geen voorbeeld van terughoudendheid noch discretie.
In zijn schrijven van 11 juni 2012 geeft de procureur zelf toe zich te hebben laten opjutten. Hij beroept zich op een serene en neutrale afhandeling van het onderzoek, hoewel hij anderen beschuldigt van verstoring. Anderzijds geeft hij wel toe dat zijn verklaringen in de media een verkeerd beeld creëerden over de werking van het parket van Hasselt. Ondertussen rijst wel de vraag of het dossier eigenlijk nog sereen en neutraal kan worden opgevolgd door het huidige parket.
Onderschrijft u het belang van de gids als richtsnoer voor het gedrag van magistraten en hun optreden in de media? Zo ja, wat is uw inschatting van de handelingen van de heer Rubens?
Hebt u over de verdere afhandeling van het dossier met procureur Rubens of met procureur-generaal Liégeois een onderhoud gehad?
Is het niet beter het dossier naar een ander parket te verhuizen om iedere schijn van partijdigheid te vermijden?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: De gids voor magistraten is ongetwijfeld een nuttige leidraad voor de werkende magistraat en/of plaatsvervangende magistraat. Het document bevat nuttige principes en richtlijnen voor de magistraat van het openbaar ministerie die zich afvraagt hoe hij in een welbepaalde situatie moet handelen.
Wat het handelen van de betrokken procureur betreft, kan ik aanstippen dat er destijds in het dossier Hazodi door de vier klokkenluiders klacht werd ingediend tegen de betrokken procureur zelf, en/of niet nader gepreciseerde magistraten van zijn parket. Daar de betrokken procureur het voorrecht van rechtsmacht bezit, werd dat aspect van het dossier door het parket-generaal behandeld. Het ter zake gevoerde opsporingsonderzoek heeft geen strafbare feiten aan het licht gebracht en het werd dan ook door de procureur-generaal geseponeerd wegens geen misdrijf.
Aan de betrokken procureur werd wel ter afronding door de procureur-generaal een persoonlijke brief gezonden. Gelet op het vertrouwelijke karakter van die brief kan de tekst ervan niet worden vrijgegeven.
Er zijn vanuit mijn beleidscel contacten geweest met de procureur-generaal, die ons verzekerde het nodige te doen om de zaak zo sereen mogelijk af te handelen.
Het dossier Hazodi werd destijds, inzake de beweerde strafbare feiten gepleegd door personen die geen voorrecht van rechtsmacht genieten, voor verdere behandeling overgezonden, rekening houdend met hun takenpakket, aan enerzijds de procureur des Konings te Hasselt en anderzijds aan de arbeidsauditeur te Hasselt.
De gevoerde onderzoeken werden afgesloten met een sepot. Wat het parket van Hasselt betreft, kan worden vastgesteld dat het gevoerde opsporingsonderzoek onder leiding van de eerste substituut met zeer veel zorg is uitgevoerd. Gelet op wat voorafgaat, is er in de huidige stand van zaken dan ook geen aanleiding meer voor het verhuizen van het dossier naar een ander parket.
02.03 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord.
Ik zeg niet dat de procureur strafrechtelijke feiten gepleegd heeft; daar gaat het zeker niet om. Het gaat om zijn houding en om de schijn van partijdigheid. Ik heb de indruk dat de onpartijdigheid in het gedrang is gekomen.
Ik verneem nu van u dat het parket-generaal ter zake enkel een vertrouwelijke brief aan hem heeft gericht, waar niemand iets van mag weten. Men neemt echter nergens een standpunt in over de toetsing van zijn houding aan de nuttige principes uit de gids voor magistraten.
In feite gaat hij dus zomaar vrijuit, zonder daarin ooit ergens op gewezen te zijn. In mijn ogen treedt men toch al te laks op.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "bilaterale terugname-akkoorden" (nr. 14213)
03 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "des accords bilatéraux de réadmission" (n° 14213)
03.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, alle goede dingen bestaan uit drie. Dit is mijn laatste vraag. Het gaat hier om de bilaterale terugnameakkoorden. Wij kennen de problematiek van de overbevolking van onze gevangenissen. Om hieraan gedeeltelijk tegemoet te komen wordt veelal de oplossing van het terugsturen van buitenlanders die hier gedetineerd zijn aangehaald. Wij weten bijvoorbeeld dat een aantal gedetineerden van Marokkaanse nationaliteit teruggestuurd werd. Volgens ons is er echter nog heel wat werk aan de winkel.
Ik heb dan ook een aantal vragen. Met welke landen heeft België al een bilateraal akkoord voor de overplaatsing van buitenlandse gevangenen naar een gevangenis in het land van herkomst? Welke voorwaarden zijn er verbonden aan die overplaatsing?
Welke stappen werden het afgelopen jaar ondernomen om met meer landen tot een bilaterale overeenkomst te komen en/of om de voorwaarden voor overplaatsing te wijzigen, bijvoorbeeld zonder toestemming van de gevangene? Zijn er nog dergelijke bilaterale contacten gepland in de nabije toekomst?
Hoeveel gevangenen zijn er afgelopen jaar via zo’n bilaterale overeenkomst overgeplaatst? Kunt u eventueel een opsplitsing per land geven? Hoe verhoudt dit aantal van effectief overgeplaatste gevangenen zich tot de ingediende dossiers? Hoe verhoudt dit aantal zich tot de totale gevangenispopulatie en het totale aantal buitenlandse gevangenen in België?
Welke argumenten worden aangehaald om een overplaatsing te weigeren? Hoeveel Belgen zijn er het afgelopen jaar vanuit buitenlandse gevangenissen naar België overgeplaatst?
Hoe ziet het financiële plaatje eruit? Hoeveel kost het verblijf van buitenlandse gevangenen de overheid? Hoeveel kosten dergelijke overplaatsingen?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Bij overbrenging van gedetineerden moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de overbrenging met en zonder akkoord van de gedetineerde. Momenteel bestaan er bilaterale verdragen inzake overbrenging met Hongkong voor vrijwillige overbrenging, met Thailand voor vrijwillige overbrenging en met Marokko voor vrijwillige en gedwongen overbrenging.
De voorwaarden voor overbrenging zijn voor elk land verschillend. Algemeen dient de veroordeling definitief te zijn. Wat Hongkong en Thailand betreft worden de voorwaarden tot overbrenging uiteengezet in artikel 4 van de respectievelijke verdragen. De voorwaarden voor vrijwillige overbrenging naar Marokko staan omschreven in artikel 5 van het verdrag van 7 juli 1997. Artikel 5bis, alinea 2, behelst de voorwaarden voor onvrijwillige overbrenging.
Het is de bedoeling om overbrenging met en zonder toestemming van de gevonniste personen zoveel mogelijk te promoten. Daarmee neemt België het standpunt in om zoveel mogelijk landen hiertoe over te halen en het Europees verdrag en het aanvullend protocol te ratificeren. Aan landen die niet tot deze instrumenten willen toetreden word voorgesteld om een bilateraal instrument af te sluiten.
Dergelijke verdragen zullen binnen korte tijd worden geratificeerd met Congo voor vrijwillige en gedwongen overbrenging, de Dominicaanse Republiek voor vrijwillige overbrenging, Brazilië voor vrijwillige overbrenging, Kosovo voor vrijwillige en gedwongen overbrenging en met Albanië voor onvrijwillige overbrenging.
Onderhandelingen met Cuba over de vrijwillige en gedwongen terugkeer; de onderhandelingen met de Verenigde Arabische Emiraten over vrijwillige en ongedwongen terugkeer zijn lopende.
Tijdens de regering van lopende zaken zijn geen nieuwe initiatieven genomen maar in het kader van de overleggroep Internationale Samenwerking in Strafzaken werd in 2012 beslist om een nieuwe lijst van mogelijke landen op te stellen.
Deze week vergadert in Ankara een werkgroep van hoge ambtenaren uit België en Turkije. Op de agenda staat een vraag aan Turkije om het aanvullend protocol te ratificeren. Het betreffende protocol werd al op 10 november 2010 door Turkije ondertekend.
03.03 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, dank voor het overzicht van landen waarmee wij in onderhandeling zijn. Ik heb echter nog geen overzicht van de procentuele verhoudingen gekregen.
Hoeveel procent van de gevangenisbevolking is van die landen afkomstig? Zal het inderdaad een grote verbetering inhouden?
Aangezien die antwoorden wat meer studiewerk vragen zal ik nog een schriftelijke vraag indienen.
L'incident est clos.
- mevrouw Daphné Dumery aan de minister van Justitie over "de kruispuntbank voor rijbewijzen" (nr. 14221)
- mevrouw Isabelle Emmery aan de minister van Justitie over "de gegevens over het verval van het recht tot sturen" (nr. 14476)
- Mme Daphné Dumery à la ministre de la Justice sur "la banque-carrefour des permis de conduire" (n° 14221)
- Mme Isabelle Emmery à la ministre de la Justice sur "les données relatives à la déchéance du droit de conduire" (n° 14476)
De voorzitter: Van mevrouw Emmery hebben wij niets vernomen.
04.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, vorige week stelde ik aan staatssecretaris Wathelet de vraag hoe het eigenlijk zat met een databank voor rijbewijzen. Immers, ik heb moeten vaststellen dat men duplicaatrijbewijzen heel snel kan verkrijgen, zonder dat wordt nagegaan waarom iemand zijn rijbewijs niet meer heeft. Redenen kunnen zijn dat het rijbewijs de dag voordien door de politiediensten is ingetrokken of dat de betrokkene een veroordeling heeft gekregen.
De staatssecretaris antwoordde erg formeel dat de FOD Mobiliteit klaar is met een kruispuntbank voor rijbewijzen. Hij zou echter al drie jaar met Justitie onderhandelen om de desbetreffende gegevens te kunnen uitwisselen.
Drie jaar onderhandelen gewoon om enkel nog maar gegevens uit te wisselen, lijkt mij heel bijzonder lang.
Waar liggen volgens uw diensten de knelpunten die ervoor zorgen dat er meer dan drie jaar over moet worden gedaan om een dergelijk belangrijke databank tussen de FOD Mobiliteit en de FOD Justitie te kunnen verbinden?
Als de knelpunten overkomelijk zijn, wat is dan het tijdspad om er iets aan te doen?
Welke maatregelen zult u nemen, om minstens het risico te verminderen dat een persoon die een duplicaat aanvraagt, er een ontvangt, terwijl hij of zij er geen recht op heeft?
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Er is sinds 2005 een elektronische uitwisseling van gegevens tussen de FOD Justitie en de FOD Mobiliteit en Vervoer voor veroordelingen door de politierechtbanken, de herstelexamens voor rijbewijzen en de onmiddellijke intrekking van het rijbewijs.
De informaticatoepassing om de gegevensuitwisseling mogelijk te maken, bestaat bij de FOD Justitie. De kwaliteit van de gegevens die in het systeem zitten, is echter niet steeds optimaal. Het probleem ligt niet bij de informaticatoepassing op zich, maar bij de invoering van de gegevens door de politierechtbanken.
Er moet met andere woorden naar een tijdige en 100 % correcte registratie van de gegevens in de bestaande informaticatoepassing worden gestreefd.
Er zijn in het verleden al verschillende initiatieven genomen om de kwaliteit van de gegevens te verbeteren. De politierechtbanken zijn al gesensibiliseerd, om de kwaliteit van de registratie te verbeteren. Er is destijds in het kader van de MaCH-databank in Turnhout ook een project opgestart, om de kwaliteit van de gegevens en de werkmethode bij de registratie te verbeteren. Er zijn op dit ogenblik tussen de FOD Justitie en de FOD Mobiliteit en Vervoer drie informatiestromen geïnstalleerd.
Sinds 2005 is er tussen de FOD Justitie en de FOD Mobiliteit en Vervoer een elektronische gegevensuitwisseling van gegevens geweest over de uitgesproken veroordelingen door de politierechtbanken in geval van het vervallen verklaren van het recht op sturen.
De procedure beoogt het verminderen van de administratieve werklast van de FOD Mobiliteit die de gegevens van de griffies opnieuw diende in te voeren na ontvangst op papieren drager. Het gaat dan over de uitgewisselde gegevens betreffende de identiteit van de veroordeelde, de gegevens met betrekking tot het voorval, de gegevens met betrekking tot de veroordelingen en de preventieaspecten.
Sinds 2006 coördineert de FOD Mobiliteit niet meer de gegevens met betrekking tot de herintegratie-examens inzake het recht om een voertuig te besturen, omdat deze missie bij koninklijk besluit aan de verschillende parketten en griffies van het koninkrijk werd toegewezen. Eind 2006 werd een belangrijke wijziging aan de applicatie Mammoet, thans MAG, ingevoerd teneinde de procedure voor het beheer van de examens te informatiseren.
Een nieuwe informatiestroom zag begin 2012 het licht bij de FOD Mobiliteit. De informatiestromen bestaan uit het dagelijks overbrengen van de examenresultaten, de overgedragen gegevens betreffende examensites, de resultaten van de examens, de periode van toepassing op het onttrekken van het rijbewijs, weekend, de duur van de afloop van onttrekking, enzovoort. Sinds 2010 werd op vraag van de FOD Mobiliteit een derde informatiestroom op gang gebracht met betrekking tot de onmiddellijke intrekking van de rijbewijzen.
04.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, het valt mij op dat wanneer het gaat om veroordeelden, het registreren bij de politierechtbanken niet correct of niet tijdig gebeurt. Als men over een informaticasysteem beschikt, moet men toch maar gewoon aanklikken of het rijbewijs al dan niet werd ingetrokken of al dan niet werd teruggegeven.
Het probleem ligt inderdaad vooral bij het derde pad dat u schetste, met name de onmiddellijke intrekkingen. Als een politiedienst een rijbewijs intrekt, moet er toch een systeem komen dat de politiedienst toelaat onmiddellijk te registreren dat het rijbewijs werd ingetrokken, zodat betrokkene de dag nadien geen attest van verlies kan aanvragen om een nieuw rijbewijs te bekomen. Of het nu gaat om een informaticaprobleem, om het tijdig inbrengen van de gegevens of om slordigheid, zoveel werk vraagt het toch niet om in een informaticasysteem aan te geven dat een rijbewijs is binnengebracht?
De FOD Mobiliteit zit te wachten op een cruciaal antwoord van Justitie. Alles staat klaar en zij willen ermee van start gaan. Hier moet dus zeker vooruitgang worden geboekt.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "België als draaischijf voor synthetische drugs" (nr. 14319)
05 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la Belgique en tant que plaque tournante pour les drogues synthétiques" (n° 14319)
05.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, wetenschappers waarschuwen al langer dan vandaag voor de mogelijke gevaren van synthetische drugs. In het buitenland vielen al verscheidene doden door het gebruik van deze tot hiertoe legale drugs, dit door gebrek aan verbod ervan. De opmars ervan lijkt niet onmiddellijk te stoppen volgens de persberichten. Uit het jaarverslag van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving blijkt bijvoorbeeld dat tussen 2005 en 2011 er zo maar even 164 nieuwe drugs zijn bijgekomen. Voor 2012 denkt men aan 60 tot 70 nieuwe synthetische drugs. België zou steeds meer een draaischijf voor die handel worden. Ondertussen zou Volksgezondheid aan een bijzondere wet werken. Ik heb een paar vragen voor u.
Ten eerste, de nieuwe wet behoort natuurlijk tot de bevoegdheid van de minister van Volksgezondheid, maar ik kan me niet voorstellen dat u daarover geen nauw contact zou onderhouden met uw collega. Wanneer mag deze nieuwe wet worden verwacht? De doelstelling zou zijn om de basisstructuur van de nieuwe drugs te verbieden zodat men veel breder kan schieten, om het zo te zeggen, en ook drugs met kleine verschillen, maar dezelfde basisstructuur zou kunnen aanpakken. Wanneer mogen we die wet verwachten? In welke sancties wordt voorzien?
Ten tweede, het invoeren van dergelijke nieuwe wet is natuurlijk goed: het zal de drugs illegaal maken. Op zich is dat echter onvoldoende. Zult u met de minister van Binnenlandse Zaken overwegen om een actieplan op te stellen zodat ook bij de opsporing en vervolging een tandje wordt bij gestoken?
De derde schakel in de keten is Justitie. Op welke manier zult u ervoor zorgen dat de strengere wet en het op te stellen actieplan inzake drugs door Justitie worden gevolgd op het vlak van vervolging en sanctionering?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Er werd al heel wat voorbereidend werk verricht en dat zal op korte termijn leiden tot nieuwe wetgeving. Deze heeft de ambitie om de aangehaalde problemen duurzaam te verhelpen. De basisprincipes voor de nieuwe wetgeving werden reeds goedgekeurd door de interministeriële conferentie inzake drugs. Een werkgroep die in de schoot van de IMC werd opgericht, zal nog voor het einde van het jaar een coherent voorontwerp van wet aan de minister van Volksgezondheid bezorgen. Ik heb dus goede hoop dat de regering op korte termijn een wetsontwerp in die richting zal kunnen afronden.
Binnen de IMC worden ook andere initiatieven voorbereid om het opsporings-, vervolgings- en bestraffingsbeleid te versterken, zeker in het licht van de nieuwe wetgeving.
Deze zullen aansluiten bij de prioriteiten die ter zake al in het Nationaal Veiligheidsplan werden opgenomen, onder meer wat betreft de verschuivingen in het aanbod ten gevolge van het gewijzigd Nederlandse drugsbeleid. Dit wordt door de federale politie op de voet gevolgd.
Ook in een nieuwe kadernota Integrale Veiligheid zal aandacht worden besteed aan de integrale aanpak van de problematiek, waarvan de justitiële vervolging het sluitstuk vormt.
05.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het voorbereidend werk is af en voor het jaareinde wordt dit wetsontwerp aan de Ministerraad voorgelegd. Ik neem er nota van dat u nogmaals pleit voor die integrale aanpak, wat mij verheugt.
Ik wil u nog zeggen dat er wekelijks artikelen verschijnen over goedkope drugs, zoals ketamine, dat een nieuw en aanlokkelijk middel is, zeker voor gebruikers die op hun centen moeten letten. Voor een flesje betaalt men immers een tiental euro, terwijl 1 gram cocaïne vijftig tot zestig euro kost.
Dit soort middelen rukt heel snel op, is veel goedkoper dan de traditionele drugs. Het verdient dus aanbeveling om hierop heel snel te reageren.
Wij zullen in elk geval uw wetsontwerp met de nodige kritische zin lezen.
L'incident est clos.
06 Question de Mme Kattrin Jadin à la ministre de la Justice sur "l'éventuelle exposition publique des employés de la Sûreté de l'État sur certains réseaux sociaux" (n° 14345)
06 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Justitie over "de mogelijke herkenning van medewerkers van de Veiligheid van de Staat op sociaalnetwerksites" (nr. 14345)
06.01 Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, madame la ministre, on a pu lire, la semaine dernière, qu'il est désormais possible de trouver une liste des employés de la Sûreté de l'État belge sur certains réseaux sociaux. Pour ce, il suffirait d'encoder de simples mots-clés.
Si cette information devait se confirmer, lesdits agents se retrouveraient dans une situation délicate.
Madame la ministre, la sécurité des agents de la Sûreté de l'État est-elle compromise? De manière générale, quelles seront les mesures prises pour éviter une telle publicité, que je qualifierais de mauvaise, à l'avenir?
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, une simple recherche via un moteur de recherche permet de trouver, sur certains réseaux sociaux, des personnes affirmant travailler ou avoir travaillé pour la Sûreté de l'État. Cette dernière ne peut ni confirmer, ni infirmer qu'il s'agit de membres du personnel appartenant à son service. Dans ce cadre, je tiens à noter qu'il existe une page web Sûreté de l'État sur Facebook qui n'émane pas dudit service. En outre, je peux vous assurer que la sécurité du personnel de la Sûreté de l'État n'est pas compromise sur les réseaux sociaux auxquels vous faites référence dans votre question. Les agents de la Sûreté de l'État sont soumis à des règles de discrétion et de secret, dès leur entrée en service, ce même après avoir quitté le service. Si ce dernier constate qu'un agent ne respecte pas ces règles, il prend les décisions qui s'imposent (mesures disciplinaires, administratives ou pénales) à l'égard de l'agent concerné.
06.03 Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Continuons à garder le secret en bonne et due forme.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Joseph George à la ministre de la Justice sur "le conflit d'intérêts dans le dossier de l'ASBL Brussels Irisport" (n° 14372)
07 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Justitie over "de belangenvermenging in het dossier betreffende de VZW Brussels Irisport" (nr. 14372)
07.01 Joseph George (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, fin juin, début juillet, le journal La Libre Belgique – je vous ai adressé copie de l'article en annexe de ma question – évoquait un dossier de conflit d'intérêts dans le respect de la loi sur les marchés publics concernant l'ASBL Irisport, qui organise des événements de promotion de sport.
Ces articles ont fait état de paiements à des sociétés privées liées à M. Courtois ainsi qu'à son attaché parlementaire. On y dit que la moitié des subventions octroyées par l'ASBL aurait été captée par des sociétés anonymes qui lui seraient liées.
Il y est aussi soutenu qu'un ancien ministre du gouvernement fédéral aurait déclaré que la loi sur les marchés publics ne devait pas être respectée dans le cas d'espèce.
Je souhaiterais savoir quatre choses.
1. La presse a évoqué lé dépôt d'une plainte. Une information pénale a-t-elle, ou non, été ouverte?
2. Dans l'affirmative, l'a-t-elle été d'office ou sur plainte?
3. L'administration fiscale a-t-elle été saisie ou non de ce dossier?
4. Une personne morale bénéficiaire d'une subvention en vue de satisfaire des besoins d'intérêt général est-elle soumise aux dispositions des lois sur les marchés publics? Qu'en pensez-vous?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, le traitement de dossiers individuels relève de la responsabilité des autorités judiciaires compétentes qui agissent en toute indépendance et conformément à la réglementation en vigueur.
Je ne puis donc répondre à votre question.
07.03 Joseph George (cdH): Madame la ministre, j'entends que vous ne voulez pas répondre à ma question. Je ne vous demande pas quelle est l'issue du dossier. Il est clair que les autorités judiciaires sont indépendantes.
Je demandais si une plainte avait été déposée. Oui ou non? Existe-t-il une procédure judiciaire en cours? Je me bornais à poser cette question. Je ne veux évidemment pas m'immiscer dans le fond du dossier.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Joseph George à la ministre de la Justice sur "la demande de renvoi de plusieurs personnes bien connues dans le milieu du football devant le tribunal correctionnel" (n° 14373)
08 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Justitie over "de vordering tot verwijzing naar de correctionele rechtbank van verscheidene bekende figuren uit de voetbalwereld" (nr. 14373)
08.01 Joseph George (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, cette fois encore, il ne s'agit nullement de poser des questions ayant trait au dossier même: il convient de respecter tant le secret de l'instruction que l'indépendance des magistrats saisis du dossier.
Néanmoins nombre d'articles de presse ont évoqué des problèmes touchant à une procédure judiciaire. Voilà quelques semaines, la chambre du conseil du tribunal de première instance de Liège a été saisie d'une demande de renvoi de plusieurs personnes bien connues dans le milieu du football devant le tribunal correctionnel.
De nouveau, au travers de ce dossier, se pose la question de la tolérance de nos États démocratiques envers les paradis fiscaux. C'est ce qui m'intéresse. En effet, selon ces articles de presse, des fonds importants ont transité par Chypre, la Suisse, le Liechtenstein, Panama, les Iles Vierges, l'Irlande, le Royaume-Uni.
Que pensez-vous de cette situation? Est-il normal qu'au départ de la Belgique, de l'argent puisse transiter aussi facilement vers des paradis fiscaux?
Deuxièmement, il est question que la Suisse n'aurait pas répondu positivement à la demande d'enquête judiciaire de la justice belge. Est-ce bien exact? Est-ce un fait isolé dans ce dossier? En tant que ministre de la Justice, auriez-vous connaissance d'une réticence de la part des autorités suisses à livrer des informations dans le cadre des enquêtes judiciaires belges? Voilà qui poserait la question de nos relations quant aux échanges de renseignements avec la Suisse. Si c'est le cas, entrevoyez-vous ou non une façon d'agir à l'encontre de cette situation?
Troisièmement, selon ces articles de presse parus sur plusieurs pages de nos grands journaux nationaux, il est fait état d'interdictions d'exercer des activités d'agents ou d'intermédiaires financiers dans le milieu footbalistique. De telles interdictions auraient été prononcées à l'étranger. Dans ce domaine, il est clair qu'il n'existe pas d'ordre professionnel, comme pour les avocats, les notaires, les agents immobiliers, les courtiers en assurances, les réviseurs, etc. Évidemment, ces mesures d'interdiction prises à l'étranger se limitent aux territoires étrangers.
Dans un espace comme l'Europe, ne conviendrait-il pas de mettre sur pied des mécanismes afin que les interdits de pratiquer à l'étranger le soient également en Belgique ou, du moins, qu'une attention particulière leur soit portée?
08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, la problématique des paradis fiscaux est expressément visée dans le Plan d'action 2012-2013 du Collège des procureurs généraux pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale. Il a été approuvé par le Comité ministériel pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale. Le Conseil des ministres en a également pris connaissance.
Il est exact que le juge d'instruction belge chargé de l'enquête a bien transmis immédiatement une demande d'entraide aux autorités helvétiques. Mais, d'après mes informations, ce sont les conseils des inculpés qui ont fait un usage intensif des moyens procéduraux mis à leur disposition par le droit helvétique pour contrer au maximum la transmission des pièces d'exécution.
Dès lors, rien dans le dossier ne permet d'établir que les autorités judiciaires helvétiques n'auraient pas répondu positivement à la demande d'enquête émanant de la justice belge.
Cela étant, d'un point de vue général, la collaboration avec la justice suisse est excellente.
Votre troisième question n'est pas assez précise. Par conséquent, je ne puis y répondre.
Par ailleurs, si des condamnations ont été prononcées dans d'autres pays, il leur appartient – sur la base de conventions éventuelles – de solliciter leur mise en œuvre.
08.03 Joseph George (cdH): Madame la ministre, je vous remercie et prends note de vos propos qui m'ont rassuré sur la nature de nos relations avec la Suisse. Il n'empêche que des problèmes se posent. Vous avez eu raison de rappeler les mesures que le gouvernement a prises pour lutter contre les paradis fiscaux, qui sont des trous dans la démocratie. Le citoyen ne peut qu'être sidéré par l'inertie face à ces paradis fiscaux.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Joseph George à la ministre de la Justice sur "des déclarations qui touchent les plus hauts responsables de notre football" (n° 14374)
09 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Justitie over "bepaalde uitspraken over de bobo's van het Belgische voetbal" (nr. 14374)
09.01 Joseph George (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, ne croyez pas que je n'aime pas le football, mais ce qui se passe dans ce milieu depuis quelques mois est interpellant! Et ce n'est pas seulement en Belgique, que ce soit clair! Ce n'est pas non plus uniquement dans le milieu du football, c'est dans le milieu du sport, que ce soit clair aussi! On a l'impression que l'on vit dans ce milieu de la même façon que l'on vit dans le milieu financier: il n'y a pas de règles, il n'y a pas d'arbitres, il n'y a pas de juges!
J'avais été assez époustouflé en prenant connaissance dans le journal Le Soir des déclarations d'un dirigeant d'un club de première division: "Je quitte un milieu 'pourri et corrompu'". Il ajoutait: "À Charleroi, à l'Union belge, à la Pro League, j'ai vu des comportements ignobles et constaté des dizaines de petits arrangements qui m'ont écœuré ..."
Dans un État comme le nôtre, où le sport joue un rôle important au point de vue de l'éducation, de l'image, de la sensibilisation et donc de la cohésion sociale, ce genre de déclaration fait peur. Quand l'intéressé précise: "Je suis incorruptible, mais j'ai passé douze ans à regarder dans mon dos", c'est inquiétant!
Face à de telles déclarations, le parquet doit-il rester sans réaction? À un moment donné, ne devra-t-on pas se saisir de ce genre de dossier pour vérifier ce qu'il en est? Comptez-vous utiliser votre droit d'injonction positive étant donné la gravité des affirmations sur une aussi longue période et qui touchent autant de personnes?
09.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur George, ma réponse sera brève. Je me limiterai tout simplement à vous informer qu'un dossier relatif aux flux financiers au sein du Sporting de Charleroi est ouvert à la section financière du parquet de Charleroi.
09.03 Joseph George (cdH): Votre réponse brève, madame la ministre, nous montre que l'on s'attache à cette problématique et qu'on y accorde de l'intérêt. Il est trop facile de dire qu'il s'agit d'associations privées, s'agissant de sport. On doit faire en sorte de donner une image positive. Et quand je lis ce genre d'article, je suis interpellé au même titre que de nombreuses personnes. C'est la raison pour laquelle je souhaitais poser ces questions.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Joseph George à la ministre de la Justice sur "la prison de Huy" (n° 14375)
10 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Justitie over "de gevangenis van Hoei" (nr. 14375)
10.01 Joseph George (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, nous allons revenir à des questions plus terre à terre!
La prison de Huy est un ancien bâtiment situé dans le centre de la ville de Huy. Il a fait l'objet de projets de réaménagement qui n'ont toujours pas abouti. Qu'en est-il? Je peux poser aussi la question à votre collègue qui a la Régie des Bâtiments dans ses compétences. Ce que je sais, puisque j'ai exercé une autre profession durant ma carrière, c'est que la prison est conçue pour accueillir une soixantaine de détenus et qu'ils y sont une centaine.
Cette situation est difficilement acceptable, d'autant plus que lors de la construction de la prison d'Andenne, la fermeture de la prison de Huy était prévue. De plus, d'après mes informations, les budgets de fonctionnement attribués à la prison de Huy, le sont pour le nombre théorique maximal de détenus; celui-ci étant dépassé de plus de 50 %, les subsides et les budgets de fonctionnement sont extrêmement serrés.
Enfin, j'ajoute que la prison de Huy manquerait de matériel de surveillance et de communication, ce qui engendre un défaut de sécurisation des personnes y travaillant.
Madame la ministre, je souhaiterais savoir ce qu'il en est. Avez-vous des éléments à ce propos? Entrevoyez-vous des solutions?
10.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, il est exact que la surpopulation à Huy est importante. Malheureusement, la situation générale de la surpopulation carcérale en Belgique, tant au Nord qu'au Sud du pays, ne permet que peu de solutions de désengorgement. Vous n'êtes d'ailleurs pas sans savoir qu'une opération de désengorgement de la prison de Forest est en cours, avec toutes les difficultés y afférant.
La manière de calculer le budget est beaucoup plus complexe. Certains budgets sont fixes et ne dépendent pas du nombre de détenus. Le budget nourriture, par contre, est calculé sur base du nombre de détenus et non sur base de la capacité, le nombre de détenus étant déterminé sur base des moyens journaliers de l'année précédente.
En ce qui concerne le matériel de surveillance et de communication, un plan global de modernisation va démarrer en janvier 2013 dans toute une série de prisons, Lantin étant le premier établissement de la liste. Si Huy n'est, à l'heure actuelle, pas prioritaire dans ce plan, il en fait néanmoins partie. Par ailleurs, la mise en place d'un tout nouvel outil de surveillance et de communication à Lantin va permettre de réutiliser les talkies-walkies de cet établissement, qui sont encore quasi neufs, à Huy notamment.
Pour le reste, je vous invite à interroger mon collègue responsable de la Régie des Bâtiments.
10.03 Joseph George (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse circonstanciée. Je ne manquerai pas d'interroger votre collègue pour ce qui concerne les bâtiments.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Fouad Lahssaini à la ministre de la Justice sur "les punitions de détenues avec enfant dans la prison de Berkendael" (n° 14410)
11 Vraag van de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "het straffen van vrouwelijke gevangenen met kind in de gevangenis van Berkendael" (nr. 14410)
11.01 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, cette fois, je vais vous poser une question indirectement liée à la surpopulation.
Lors d'une visite à la prison de Berkendael, j'ai appris qu'une détenue avec enfant avait subi deux types de punitions à la suite de comportements jugés violents par la direction de l'établissement. Cette mère aurait été mise au cachot une nuit. Séparé de sa mère pour la première fois, le bébé a été confié à d'autres détenues! Dès le lendemain, cette mère et son enfant ont été placés dans l'aile psychiatrique durant 4 jours.
Une autre mère détenue avec son enfant de moins d'un an a été placée dans l'aile psychiatrique de la prison de Berkendael pendant 4 mois. Or cette mère n'avait pas été diagnostiquée comme relevant de l'aile psychiatrique. Jusqu'à cette date, elle était dans une des cellules prévues pour l'accueil de mères avec enfants.
Son placement dans l'aile psychiatrique aurait fait suite à une altercation entre cette mère et la direction qui venait de lui annoncer un changement de cellule pour héberger une mère nouvelle arrivante avec enfant.
Au-delà de la question du manque de places pour détenues avec enfant, il me parait pour le moins surprenant que la direction décide de ce type de punitions.
En effet, la Belgique applique la Convention internationale des Droits de l'Enfant et la primauté de son intérêt dans toute circonstance. Cette sanction semble pour le moins l'ignorer et aurait pu porter gravement atteinte à la santé de l'enfant. Car les détenues placées dans l'aile psychiatrique sont en général considérées comme dangereuses pour elles-mêmes et pour les autres.
Madame la ministre, avez-vous été informée de ce type de sanctions pour le moins choquant? La presse en a parlé le 14 novembre de cette année.
Qu'avez-vous fait pour rappeler la loi sur la protection de la jeunesse?
Quelles mesures allez-vous prendre pour signifier aux directions des prisons le respect des conventions internationales et celle des droits de l'enfant en particulier?
11.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, je voudrais préalablement préciser deux choses.
Les cas que vous présentez ne concerne en réalité qu'une seule et même détenue. Par ailleurs, il n'existe pas d'aile psychiatrique à Berkendael. Je présume dès lors que vous parlez de la section 0 qui héberge notamment des internés mais également d'autres catégories de détenus.
Je vais résumer les faits.
Il s'agit d'une détenue dont l'enfant est âgé de 2 ans. Pour des raisons internes que je n'ai pas à expliquer plus avant, la direction de Berkendael a décidé de changer cette détenue de cellule. Celle-ci a refusé cette mutation exigeant d'être mise au cachot à la place, ce que la direction a fermement et logiquement refusé.
La mutation a dès lors eu lieu mais la détenue a directement frappé violemment une codétenue. À la suite de cet incident, elle a effectivement été mise au cachot. L'enfant a passé la nuit dans une autre cellule et a été très bien traité par les détenues y séjournant. Il serait inacceptable que la présence d'un enfant remette en question la discipline au sein d'une prison. La sanction d'un jour de cachot pour une agression envers une codétenue n'est pas choquante, bien au contraire! J'estime par ailleurs que la direction a pris en compte l'intérêt de l'enfant et que celui-ci a fait l'objet d'une mesure sensée au vu de la situation, à savoir l'hébergement dans une autre cellule où il a été très bien traité. En aucun cas, sa santé n'a été mise en danger.
De manière générale, je tiens à préciser que si l'hébergement d'un enfant en prison n'est pas chose aisée, les établissements agissent de la manière la plus professionnelle possible afin que cet hébergement se passe au mieux. Les efforts quotidiens fournis à cet effet en sont la meilleure illustration.
11.03 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. Comme vous, j'estime qu'il n'est pas chose aisée d'héberger une mère avec enfant et que les établissements font ce qu'ils peuvent quand la situation ne prête pas à des difficultés. La prison de Berkendael connaît aussi la surpopulation au niveau de l'accueil des mères avec enfant. Il arrive qu'elle doive accueillir plus de deux mères avec enfant, alors qu'il n'y a que deux places pour ces cas-là.
Pour revenir plus précisément à ma question, madame la ministre, j'insiste sur le fait qu'il s'agit bien de deux cas différents. J'ai rencontré personnellement chacune de ces personnes et elles m'ont raconté leur histoire. Si la direction vous indique qu'il s'agit d'une même personne, cela me semble être une tentative de justification de ce type de punition.
Vous avez raison de dire qu'il n'y a pas nommément parlant une "aile psychiatrique". Néanmoins, au niveau 0 se trouvent les internés. Est-il logique de placer une mère avec son enfant dans cette aile-là, même si elle ne s'appelle pas "aile psychiatrique"? Le fait de placer une mère et son enfant dans cette aile pendant quatre mois avec d'autres détenues dangereuses est interpellant et choquant.
Pour ce qui est du traitement que l'enfant aurait subi et de son intérêt premier, je ne doute pas un instant que les autres détenues auxquelles il a été confié l'aient traité de la meilleure manière qui soit. Un enfant dans une prison représente un moment de bonheur, même pour les autres détenus.
Mais cela ne justifie absolument pas le fait que cette mère ait été séparée de son enfant ni que celui-ci n'ait pas été confié à des personnes détenant une autorité suffisante pour le protéger. Les détenus ne sont ni des puéricultrices ni des infirmières. Tout cela aurait pu très mal se passer.
Cette décision n'est conforme ni aux droits et intérêts de l'enfant ni au règlement d'ordre intérieur. Je vais vérifier ce que dit la loi en ce domaine. Il est évidemment logique qu'une personne dont le comportement est jugé agressif soit sanctionnée, mais il n'est pas normal que l'on donne systématiquement raison à celui qui détient le pouvoir dans ce type d'institution. La situation est en effet plus complexe que ce que l'on vous en a dit, madame la ministre.
Je continuerai de suivre ce dossier et reviendrai vous interroger.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Fouad Lahssaini à la ministre de la Justice sur "le problème des colis de Noël dans les prisons" (n° 14411)
12 Vraag van de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "het probleem van de kerstpakketjes in de gevangenissen" (nr. 14411)
12.01 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, la Commission de surveillance de la prison de Ittre est préoccupée par le problème des colis de Noël pour les détenus, problème qui se posera très prochainement.
En effet, le règlement d'ordre intérieur de cette prison n'autorise plus que l'entrée d'objets dont la liste est énumérée limitativement. En application de ce règlement d'ordre intérieur, les colis de Noël ne sont plus autorisés à partir de cette année. Une tolérance avait été admise l'année dernière, mais la direction nous a confirmé que ce ne serait plus le cas cette année.
Une telle limitation n'était pourtant pas prévue dans la loi de principes. Concrètement, les familles ne pourront plus rien apporter de l'extérieur pour les fêtes de fin d'année, pas même un petit cadeau, une boisson ou un plat traditionnel, comme cela se faisait précédemment. Or il semble, d'après cette Commission de surveillance, que cette pratique n'ait pas occasionné de problèmes.
Madame la ministre, pour quelles raisons le règlement d'ordre intérieur prévoit-il une limitation des cadeaux de Noël dans les prisons, alors que la loi de principes ne prévoyait aucune limitation? Toutes les prisons sont-elles concernées? Disposez-vous de statistiques concernant les éventuels problèmes rencontrés avec ces cadeaux de Noël au cours des années précédentes? Quels types de problèmes?
12.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, contrairement à votre analyse, la réglementation relative aux colis de Noël découle directement de la loi de principes, plus spécifiquement de son article 45.
En exécution de ces dispositions, l'article 6 de l'arrêté royal du 28 avril 2011 précise les objets que le détenu peut avoir en cellule et les objets qu'il ne peut en aucun cas avoir en cellule. Cette liste opérationnalisée dans la lettre collective n° 113 du 5 août 2011 est reprise dans le règlement d'ordre intérieur de chaque prison. Par définition, les colis de Noël ne font pas partie de cette liste.
Au moment de son élaboration, l'administration pénitentiaire a décidé de ne pas faire d'exception pour cette situation particulière. Cette règle est évidemment d'application dans toutes les prisons. Chaque prison a la possibilité de mettre en place une cantine de Noël; la plupart des établissements agissent en ce sens, même s'il n'y a aucune obligation générale.
12.03 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la président, madame la ministre, je vous remercie.
J'ai sous les yeux une lettre, que vous avez reçue, émanant du président de la Commission de surveillance, entre autres de Ittre. Ce document rappelle que la loi de principes, au moins en son esprit, avait pour objectif de maintenir le lien entre le détenu et sa famille aux fins d'éviter la coupure avec le monde extérieur.
L'expérience a montré que cette période ne présentait pas plus de risques que les autres moments de l'année. On sait très bien que les prisons peuvent être des passoires mais qu'il est aussi possible de renforcer les contrôles si on le souhaite. J'aurais préféré, en cette période très importante pour les détenus, que l'on permette que les liens avec les familles soient renoués. La lettre dont je vous ai parlé a été rédigée au nom des Commissions de surveillance de Forest, Saint-Gilles, Nivelles, Ittre, Saint-Hubert et Verviers. Je suis étonné que celles-ci ignorent à ce point l'article 45 de la loi de principes, que je vais m'empresser d'aller relire. Je trouve curieux qu'il n'y ait pas d'exception ou, en tout cas, de mesures particulières pendant les fêtes de fin d'année pour permettre aux détenus de partager ces moments avec leurs familles.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "ses déclarations relatives à la limitation de l'accès à l'aide juridique" (n° 14359)
- M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "les limitations d'accès et le gel du financement de l'aide juridique" (n° 14471)
- Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Justice sur "l'aide juridique de deuxième ligne" (n° 14473)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la réforme du système d'aide juridique de deuxième ligne" (n° 14477)
- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "de verklaringen van de minister betreffende de beperking van de toegang tot juridische bijstand" (nr. 14359)
- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de beperkingen van de toegang tot de juridische bijstand en de bevriezing van de financiering ervan" (nr. 14471)
- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Justitie over "de juridische tweedelijnsbijstand" (nr. 14473)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de hervorming van het systeem van tweedelijns juridische bijstand" (nr. 14477)
La présidente: Mme Boulet est malade.
13.01 Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, dans la presse du 24 novembre dernier, vous souligniez les acquis budgétaires en matière de justice, en concluant par ce qui suit: "La Justice s'en sort bien, vu les contraintes actuelles, et je veux délivrer, aujourd'hui, ce message positif."
Or, bien que vous ayez également précisé que les avocats n'avaient pas été "oubliés", il me semble que l'accord sur le budget 2013 ne prévoit aucune mesure en matière d'aide juridique et ce malgré les promesses faites aux barreaux. Nous sommes, en effet, bien loin des 32 millions d'euros que, le 15 octobre 2012, devant l'assemblée générale de l'Ordre des barreaux francophones et germanophone, vous aviez, par le biais de votre représentant, promis de demander à l'occasion du dernier conclave budgétaire: un budget de 20 millions d'euros pour maintenir la valeur du point d'aide juridique à un montant de 26,91 euros, qualifié d'acceptable par vous-même dans les développements relatifs au second ajustement budgétaire 2012, et un budget de 12 millions d'euros pour le financement des prestations Salduz.
Dans la presse, vous avez justifié ce gel du financement par une réforme prévue en matière d'aide juridique devant permettre de réaliser des économies. En effet, le 27 novembre dernier, vous déclariez, tant à la radio qu'en commission de la Justice, que si la justice est relativement épargnée par la rigueur budgétaire, on pouvait cependant faire des économies en limitant l'accès au pro deo en fonction de l'importance du dossier et de son enjeu financier: Je vous cite: "Nous allons examiner s'il est nécessaire d'avoir un avocat pro deo pour des affaires dont le montant en jeu n'est pas très élevé".
Madame la ministre, qu'entraînerait une restriction de l'accès à l'aide juridique et, par conséquent, à la justice? Il est en tout cas fondamental qu'une telle réforme fasse, à tout le moins, l'objet d'un dialogue avec les principaux intervenants concernés, à commencer par les avocats.
Par ailleurs, votre justification du gel du refinancement de l'aide juridique dans l'attente de sa réforme apparaît pour le moins contradictoire, dès lors que les effets budgétaires de ladite réforme ne pourront se faire ressentir qu'après le paiement des indemnités dues pour les prestations effectuées jusqu'en juin 2012, voire jusqu'en juin 2013.
À défaut de crédits budgétaires supplémentaires, sur la base de l'enveloppe actuelle de 69 millions, le point devrait avoir une valeur de 20,95 euros, ce qui implique une perte de près de 6 euros, ce qui est difficilement acceptable pour les barreaux et les avocats concernés.
Madame la ministre, comment comptez-vous répondre aux demandes légitimes des barreaux d'avocats du pays portant sur le maintien du point à 26,91 euros, à tout le moins jusqu'à l'entrée en vigueur de la réforme annoncée, soit pour les prestations effectuées entre juillet 2011 et juin 2013?
Pourriez-vous déjà me communiquer:
- l'état actuel des pistes étudiées par le groupe de travail 'Politique de gouvernement' en ce qui concerne la réforme de l'aide juridique;
- la valeur minimale sur laquelle devraient porter les recours pour bénéficier d'une aide juridique, en me précisant si une différence est établie selon que le demandeur ou le défendeur demande l'aide;
- dans quelle mesure il est prévu de restreindre la liste des personnes pouvant bénéficier de la gratuité des prestations;
- l'état de la concertation avec les barreaux;
- l'impact budgétaire estimé des réformes envisagées?
Cela ne veut pas dire pour autant que j'approuve cette initiative, c'est un autre débat par ailleurs.
13.02 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag is iets korter dan die van de heer Maingain.
Ik heb u vorige week een vraag gesteld over uw plannen in verband met de juridische tweedelijnsbijstand. U heeft toen een ministerieel besluit aangekondigd tot vaststelling van de punten voor de prestaties van advocaten belast met kostenloze of gedeeltelijk kostenloze juridische tweedelijnsbijstand. Dat ministerieel besluit was er eigenlijk al, maar op 4 december zou het advies van de Raad van State klaar zijn.
Heeft de Raad van State in zijn advies van 4 december opmerkingen gemaakt bij dat ministerieel besluit? Zo nee, wordt het dan onmiddellijk ondertekend en gepubliceerd? Zo ja, van welke aard waren die opmerkingen? Wat zijn de gevolgen ervan voor de timing en de inhoud van het ministerieel besluit? Kunt u mij desgevallend ook nog zeggen wat de oorspronkelijke inhoud van het ministerieel besluit is?
13.03 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijn vragen dateren niet van vorige week, maar van langer geleden toen wij hebben deelgenomen aan een debat in het Justitiepaleis. Ik heb nadien verschillende mondelinge en schriftelijke vragen gesteld. U heeft toen een studie aangekondigd van het NICC.
Inmiddels hebben wij begrepen dat u bezig bent met een tekst waarin plannen en hervormingen staan van de juridische tweedelijnsbijstand. In de pers hebt u verklaard dat u overweegt om de toegang tot de pro-Deobijstand te beperken overeenkomstig de omvang van dossiers en de financiële inzet. Het blijft een feit dat de advocatuur ongerust is over de vergoeding die zij in de toekomst zullen ontvangen voor de prestaties van vandaag.
Men zegt mij dat geen enkele aannemer, schrijnwerker of elektricien een werk zal doen zonder te weten hoeveel hij daarmee zal verdienen, maar blijkbaar verwacht men dit wel van de advocaten. Die ongerustheid blijft dus.
U hebt voor de vergoeding van reeds gepresteerde diensten weliswaar 9 miljoen euro extra ontvangen, zowel voor de diensten als voor de waarde van het punt, die, naar ik heb begrepen, dezelfde blijven. Het is eigenlijk niet erg duidelijk op welke manier de vergoeding zal gebeuren.
Er zijn uiteraard ook verschillende pistes mogelijk om te sleutelen. Ik weet niet welke pistes u mee in aanmerking neemt. De hervorming van het puntensysteem was bijvoorbeeld een punt dat aan de orde was en regelmatig ook aan de orde werd gesteld.
Ik heb ondertussen in de vragen die wij hebben gezien, gelezen dat in het puntensysteem een groot onevenwicht is. Iedereen geeft ter zake het voorbeeld van de standaardformulieren in vreemdelingenzaken, die enkel maar moeten worden ingevuld, maar waarvoor de betrokkenen uiteindelijk meer punten krijgen dan voor zaken rond echtscheiding of bemiddeling, waar vaak meer tijd in wordt gestoken.
In welke mate kan rekening worden gehouden met de zinvolheid van het indienen van rechtsgeschillen en eventuele procedures in beroep? Is ter zake een soort kwaliteitscontrole mogelijk?
De beperking van het aantal pro-Deozaken per advocaat wordt soms ook als piste naar voren geschoven. Sommige advocaten leven immers exclusief van pro-Deozaken.
Is zulks wel aangewezen of moet aan het systeem een verscherpte controle worden toegevoegd? Er zijn ter zake verschillende pistes mogelijk.
Mevrouw de minister, wat zijn concreet uw plannen inzake de hervorming van onze tweedelijnsbijstand? In welke mate houdt u bij uw hervormingsplannen rekening met het advies van het Rekenhof en van het NICC, dat u ondertussen zou hebben?
Komt er een strenger en meer performant toezicht alsook een grotere transparantie?
Hebt u de mogelijkheden om rechtshulp en rechtsbijstand te laten samenvallen, wat ook in het regeerakkoord staat?
U hebt wel al aangegeven dat u de piste van de verzekering liet vallen, omdat ter zake geen controle meer mogelijk was. U verklaarde zulks in uw antwoord op een van mijn vroegere vragen.
Tegen wanneer mogen wij in het Parlement een ontwerp tot hervorming van de tweedelijnsbijstand verwachten? Zal de hervorming daarentegen enkel via besluiten gebeuren?
Kan u duidelijkheid geven over de vergoeding die de advocaat zal verkrijgen voor de prestaties die hij vandaag in het raam van de tweedelijnsbijstand verricht?
13.04 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chers collègues, l'objectif de la réforme de l'aide juridique est de maintenir l'accès à la justice tout en exerçant des contrôles plus stricts et plus systématiques dans l'octroi de l'aide juridique et dans l'attribution des points.
J'entends suivre les remarques formulées par la Cour des comptes au sujet des contrôles exercés sur l'utilisation des deniers publics. Je suis consciente de l'importance du travail effectué par les avocats qui dispensent un service public dont ils veulent maintenir la qualité et qui nécessite une rémunération décente. Le contexte budgétaire est cependant extrêmement difficile. Malgré tout, je m'efforcerai de maintenir le dialogue et une collaboration efficace avec les barreaux, mais aussi je lutte constamment pour leur budget.
Je voudrais vous rappeler mon engagement et le projet global que je défends. J'ai pris les mesures permettant d'indemniser les interventions des avocats pour les prestations Salduz réalisées en 2011. Vous n'êtes pas sans savoir que la nouvelle loi n'entrait en vigueur que le 1er janvier 2012, mais j'ai voulu faire un geste significatif vis-à-vis des avocats.
Lors du contrôle budgétaire de juillet dernier, j'ai obtenu du gouvernement plus de 9 millions d'euros pour garantir la valeur du point à 26,91 euros pour les prestations 2010-2011 payables en 2012, à savoir le maintien de la valeur du point à 26,91 euros, soit à la valeur accordée il y a deux ans. Le vote de ce projet de loi est inscrit à l'agenda de la Chambre demain.
Het agenderen van de waarde van het punt kan niet los gezien worden van de hervorming van de juridische tweedelijnsbijstand. Sinds april 2012 heb ik continu overleg met de ordes van de advocaten hierover.
Op basis van dit overleg, op basis van de besluiten van de studie van het NICC, neem ik een aantal hervormingsvoorstellen in ogenschouw waarover ik het politieke overleg in de regering al ben opgestart.
Dat gaat van het beperken van de tweedelijnsbijstand tot rechtsvorderingen die een bepaald bedrag overschrijden, het optimaliseren van de controles door de bureaus voor rechtsbijstand en het voorzien in gemoduleerde sancties voor advocaten, het afschaffen van vermoedens van onvermogendheid en abonnementsadvocaten voor bepaalde materies.
Deze pistes zullen nu in concrete teksten worden gegoten en worden in een politieke werkgroep binnen de regering besproken. Het resultaat zal met de eventuele budgettaire implicaties bij de volgende begrotingscontrole van 2013 worden besproken. Dat is afgesproken bij het recente begrotingsconclaaf.
Á l'heure actuelle, il est difficile de réaliser une estimation de l'impact financier de ces réformes. Une telle estimation ne pourra avoir lieu que lorsque ces réformes seront effectives. Il faudra également tenir compte de l'inflation législative. Les situations dans lesquelles l'avocat doit assister le justiciable sont, en effet, en constante augmentation.
Dat ziet men als men de cijfers bekijkt. De hervormingsvoorstellen waarvan de budgettaire impact al moet worden berekend, hetzij voor dit jaar, hetzij voor een van de volgende jaren, is een totaalpakket dat momenteel in een politieke werkgroep wordt besproken. Daarna ga ik daarmee naar het begrotingsconclaaf met een begrotingscontrole begin 2013.
13.05 Olivier Maingain (FDF): Madame la ministre, vous ne voulez pas en dire davantage sur ce que vous appelez une réforme correspondant à vos vœux. Il est toujours étonnant de constater que des choix budgétaires sont annoncés sur la base de décisions inconnues, comme vous réalisez en somme des arbitrages budgétaires sans révéler ce qui les fonde. Ce n'est pas nouveau, c'est une manière de travailler que le gouvernement utilise pour tenter d'équilibrer son budget ou du moins de tenir une certaine trajectoire budgétaire. C'est comme les opérations liées aux compétences usurpées. Nous savons qu'il n'y a pas d'accord avec les entités fédérées mais néanmoins le gouvernement raconte qu'il a déjà réalisé l'économie budgétaire à due concurrence de ce qu'il estime être les compétences usurpées. C'est une pratique généralisée au sein de la majorité gouvernementale.
De surcroît, vous vous devez d'apporter au moins une précision: garantissez-vous, jusqu'au moment de la réforme, le financement du point à 26,91 euros? Si c'est le cas, vous pouviez déjà prévoir les conséquences budgétaires dans le budget 2013, sans attendre l'ajustement. S'agit-il d'un nouveau un tour de passe-passe que vous n'osez pas avouer ou bien y aura-t-il une diminution sensible du point et donc une tromperie par rapport aux engagements pris à l'égard des barreaux? Je suppose que vous n'en direz pas plus, comme à l'accoutumée …
Dans les milieux concernés, ils se sentent, une fois de plus, profondément trahis car il s'agissait d'engagements pris et répétés depuis le ministre De Clerck jusqu'à vous-même. Il devient un peu lassant de constater que ces engagements n'ont plus beaucoup de sens.
13.06 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, ik hoor dat de heer Maingain niet tevreden is over uw antwoord. Ik ben er evenmin tevreden mee, in die zin dat ik op mijn honger blijf.
Vorige week hebt u aangekondigd dat de Raad van State gisteren een advies zou uitbrengen omtrent uw ministerieel besluit. Ik heb het misschien niet gehoord of ik moest het misschien tussen de lijnen ontwaren, maar ik heb u niets horen zeggen over de inhoud, noch over het advies van de Raad van State. De heer Maingain maakt een terechte opmerking over de waarde van het pro-Deopunt. Iets anders is natuurlijk de vraag naar de nomenclatuur en de onderlinge verdeling tussen de verschillende zaken.
Tenzij ik mij vergis, hebt u vorige week die aankondiging gedaan. Vandaag hoor ik daar echter niets concreet over. Ik had daar graag toch nog iets over vernomen, indien mogelijk.
13.07 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik hoor inderdaad dat u een aantal pistes naar voren schuift die blijkbaar werden besproken en die vermoedelijk ook gestoeld zijn op het rapport van het NICC. Ik meen dat wij geen inzage hebben gekregen in dat rapport.
Ik hoor u onder andere ook spreken over rechtsgedingen boven een bepaald bedrag. U gaat er dan van uit dat elk rechtsgeding ook volgens een bepaalde waarde wordt getaxeerd. Ik meen echter dat er een aantal zaken zijn waarbij men dit niet in ogenschouw neemt. Moet men bijvoorbeeld een woning van minimum zoveel euro huren om in aanmerking te komen voor een pro Deo? Ik meen dat het iets genuanceerder moet zijn. Het komt immers over alsof men maar in bepaalde situaties een rechtsingang heeft.
Volgens mij is een soort uitzuivering net zo belangrijk, al bedoel ik dit niet in negatieve zin. Ik denk daarbij aan het puntensysteem dat ook al erg lang aansleept. Ik weet niet welke procedure u ter zake hanteert, in overleg met de ordes en de advocaten zelf. Enerzijds zeggen betrokkenen dat het puntensysteem niet oké is, maar anderzijds weet ik niet of zij al constructieve voorstellen hebben gedaan over andere puntenwaarderingen.
Ik begrijp dat de ordes vragende partij zijn, maar ik vind het ook belangrijk dat zij intern constructief meewerken om een evenwicht te zoeken in het puntensysteem dat zij zelf niet correct vinden. Welnu, men moet ter zake correct zijn. Ik vind dat ik dit mag zeggen, ook al behoor ik tot een andere partij van de meerderheid. Hoe dan ook er moeten constructieve voorstellen worden geformuleerd.
Ik dacht dat er ook stilaan vooruitgang wordt geboekt op het vlak van controle en gegevensuitwisseling, ook op fiscaal vlak.
Salduz heeft ook een belangrijke kostprijs. Ik weet niet meer of er een evaluatie van Salduz was gepland. Welke meerwaarde heeft dit ook voor het verhoor en voor de rechten van verdediging? Dat is ook belangrijk om mee te nemen in dit project. Het is misschien zinvoller om de aanwezigheid op een andere manier te regelen. Ik denk bijvoorbeeld aan een video conference. Dat zijn ook pistes die in overweging moeten worden genomen.
Ik zal u later nog over de stand van zaken ondervragen. Advocaten die het wel goed menen, ook in de rechten van verdediging van mensen met een laag of heel laag inkomen, moeten ook de zekerheid hebben dat er tegenover hun prestaties een redelijke vergoeding staat.
L'incident est clos.
14 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de gebrekkige en laattijdige betaling van gerechtsdeskundigen in strafzaken" (nr. 14398)
14 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "les défauts et les retards de paiement des experts judiciaires en matière pénale" (n° 14398)
14.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, dit probleem, de laattijdige betaling van gerechtsdeskundigen in strafzaken, zal u niet onbekend zijn.
Een van de elementen is dat er al jaren ontevredenheid heerst onder de gerechtsdeskundigen over de vergoeding van hun opdrachten. Voor psychiatrisch psychologisch onderzoek wordt men bijvoorbeeld forfaitair vergoed, ongeacht de prestatie die daar eigenlijk tegenover staat, en niet op basis van het aantal gepresteerde uren. Een voorbeeld dat voor sommigen tot de verbeelding zou kunnen spreken is het onderzoek van mensen zoals Kim De Gelder. Dat vraagt immers doorgedreven onderzoek, discussie met verschillende deskundigen, enzovoort. Daar staat dan misschien een iets eenvoudiger psychologisch onderzoek tegenover maar het wordt wel op dezelfde manier vergoed.
De standaardtarieven in strafzaken liggen bovendien wat lager dan in de privé. Dat is een van de redenen waarom het aantal deskundigen dat hun diensten verleent zeker niet verhoogt, zij het dat er mensen zijn die echt vanuit hun engagement nog als deskundige in strafzaken willen optreden omdat er anders niemand meer is die zich het lot van de patiënten in dergelijke situatie aantrekt.
Een knelpunt in de afhandeling is dat er naar verluidt meermaals honorariastaten door de onderzoeksrechter of de procureur worden goedgekeurd die dan nadien toch nog worden betwist door de dienst Gerechtskosten. Tevens werden er in het verleden naast de forfaitaire vergoeding kosten voor dossierstudies en administratieve kosten toegekend. Die werden dan afzonderlijk vergoed. Blijkbaar gebeurt dat de laatste tijd niet meer. Bovendien duurt de uitbetaling van de forfaitaire vergoeding zes maanden tot een jaar en zelfs meerdere jaren zonder uitkering van verwijlintresten. Wij worden geconfronteerd met klachten en vragen ter zake.
Reeds in 2011 heeft de federale ombudsman aanbevolen om in afwachting van de uitwerking van een gemeenschappelijk informaticasysteem onmiddellijk een efficiëntere coördinatie uit te werken in samenwerking met de opdrachtgevers van de deskundigen zodat de tijdige behandeling en betaling van de staat van kosten en erelonen van gerechtsdeskundigen in strafzaken verzekerd zou zijn.
Een aantal vragen die op het terrein worden gesteld, kan ik misschien meteen aan u voorleggen, mevrouw de minister.
Waarom worden gerechtsdeskundigen in strafzaken forfaitair voor hun opdrachten betaald en niet volgens de gepresteerde uren? Zo u geen uitbetaling volgens de gepresteerde uren invoert of kunt invoeren, overweegt u dan een aanpassing van het forfait?
Kunnen dezelfde tarieven worden gehanteerd inzake identieke onderzoeken buiten strafzaken? Op basis waarvan en met welke motivering weigert de dienst Gerechtskosten de uitbetaling van de door de opdrachtgevende magistraten reeds goedgekeurde honorariumstaten? Welke inschatting kan de dienst Gerechtskosten maken over de geleverde prestaties?
Waarom worden, bijkomend aan de forfaitaire vergoeding, de kosten voor dossiers, studies en administratie niet meer vergoed, terwijl dit vroeger wel gebeurde? Overweegt u om verwijlintresten toe te kennen, eventueel via een wetgevend initiatief?
Welk gevolg is er gegeven aan de aanbeveling van de federale ombudsman? Heeft er al een overleg plaatsgevonden met de opdrachtgevers van de gerechtsdeskundigen in strafzaken?
Welke maatregelen zult u op korte of lange termijn nemen om deze toestand, die de goede werking van Justitie in het gedrang brengt, op te helderen? Binnen welke termijn?
14.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, alvorens te antwoorden, het volgende. Ik moet straks nog gaan spreken op een Europese conferentie. Normaal was dit gepland om 15 u 30, maar ik heb de afspraak een beetje opgeschoven. Over een tiental minuten zal ik evenwel moeten vertrekken en ik wil niet dat collega's nodeloos blijven wachten voor het stellen van hun vragen.
Ik kom tot mijn antwoord. De huidige forfaitaire tarieven voor gerechtsdeskundigen zijn terug te vinden in het ministerieel besluit van 20 november 1980 tot vaststelling van het normaal bedrag van de honoraria der personen opgeroepen in strafzaken wegens hun kunde of hun beroep, zoals gewijzigd in het ministerieel besluit van 1986 en het ministerieel besluit van 8 november 1994. Deze tarieven werden geïndexeerd bij omzendbrieven 131, 131bis en 131ter.
Het forfaitaire karakter van deze tarieven dateert echter van vóór 1980 en is ingegeven door verschillende overwegingen. Een van de voordelen in hoofde van de deskundigen is dat zij hun prestaties niet uitgebreid dienen te detailleren op hun kostenstaat wanneer zij gebruik maken van het forfaitaire tarief. Daarnaast betekent het een vereenvoudiging, zowel voor de deskundige als voor de administratie aangezien één tarief kan worden gebruikt voor een bepaalde prestatie. Dit tarief kan zowel tot voordeel als nadeel voor de deskundige strekken in die zin dat sommige onderzoeken eenvoudiger zijn en tegen hetzelfde tarief worden vergoed.
In het licht van nieuwe regelgevende initiatieven zal de vraag naar vergoedingen in uurloon of in forfaitaire bedragen voorwerp zijn van discussie. De verschillende voor- en nadelen zullen hierbij in overweging worden genomen teneinde een doordachte en rationele beslissing te kunnen nemen.
De toepassing van de tarieven die voor identieke onderzoeken buiten strafzaken werden gebruikt, is op heden niet mogelijk aangezien deze vaak vele malen hoger liggen dan de gangbare tarieven in strafzaken. Gelet op het eigen karakter van het deskundigenonderzoek in strafzaken is het thans niet opportuun om dezelfde tarieven toe te passen in strafzaken.
Bovendien bestaat er een fundamenteel onderscheid tussen de deskundigenonderzoeken in strafzaken en die in andere zaken, daar de betaling van deskundigenonderzoeken in strafzaken wordt voorgeschoten door de Belgische Staat, terwijl dat niet het geval is voor die in burgerlijke zaken.
De vorderende magistraat beschikt inderdaad over de mogelijkheid om op grond van artikel 3, lid 3, van de programmawet van 27 december 2006 over te gaan tot betwisting van een kostenstaat. Deze betwisting kan overfacturering, laattijdigheid of slechte uitvoering van de opdracht als grondslag hebben. De dienst Gerechtskosten kan een kostenstaat betwisten op dezelfde gronden als de magistraat, op grond van artikel 4, alinea 6, van de voormelde programmawet.
In de praktijk worden er vaak problemen vastgesteld waarbij de verkeerde tarieven werden toegepast of een verslag uitermate laat werd ingediend. De betwisting van een slechte uitvoering van een opdracht komt zelden voor, en is beperkt tot enkele specifieke gevallen.
Voorafgaand aan het betwisten van een kostenstaat zal er principieel bijkomende informatie worden gevraagd aan de vorderende magistraat of aan de deskundige zelf. Het gaat hier echter niet om een verplichting. De deskundige moet bij gemotiveerde beslissing van de gemachtigde van de minister op de hoogte gesteld worden van de grondslag van de betwisting en van de specifieke redenen die eraan ten grondslag liggen.
De forfaitaire bedragen die opgenomen zijn in de schaal der honoraria zijn bedragen die alle kosten voor de deskundigen omvatten, en die gelden voor een specifieke prestatie. Bij psychiatrische of psychologische onderzoeken kan dan ook geen vergoeding voor de dossierstudie in aanmerking worden genomen, daar die deel uitmaakt van het forfaitaire bedrag. Echter, op grond van de jurisprudentie van de Commissie van de Gerechtskosten worden uitzonderlijk wel vergoedingen en uurlonen voor dossierstudie toegekend indien het gaat om uitgebreide strafdossiers of om prestaties die niet in het forfaitair tarief vervat zijn, bijvoorbeeld de studie van een videoverhoor. Het is uitermate belangrijk dat deze bijkomende prestaties goed omschreven worden in de vordering.
De toekenning van verwijlintresten en schadebedingen is niet van toepassing voor gerechtskosten in strafzaken, gelet op het reglementaire karakter. De gerechtskosten worden beschouwd als een politiek recht en zijn geheel reglementair, waardoor de regeling inzake verwijlintresten en schadebedingen geen toepassing vindt. De verhouding tussen de deskundigen en de vorderende magistraat is dan ook louter van reglementaire en niet-contractuele aard in het Belgisch inquisitoir systeem. Men wordt verzocht een dienstverlening te verrichten voor de vorderende magistraat en is gehouden aan de geldende tarieven.
Er wordt rekening gehouden met de aanbeveling van de federale ombudsman. Op regelmatige basis vindt er ook constructief overleg plaats met de opdrachtgevers van gerechtsdeskundigen in strafzaken.
Er zullen nog initiatieven worden uitgewerkt, waarbij zal worden gestreefd de toestand te verhelderen met het oog op de optimalisering van de werking van Justitie. Hiervoor is het noodzakelijk regelmatig overleg te plegen met de opdrachtgevers en de gerechtsdeskundigen. Deze initiatieven slaan zowel op het regelgevend als op het beheersmatig vlak, en verdere kredietverlening is mogelijk.
14.03 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb met aandacht naar uw antwoord geluisterd. Ik zou graag de schriftelijke versie ervan ontvangen.
Mijn zorg is tweeërlei. Ten eerste, u weet dat er een voorstel bestaat om ook voor gerechtsdeskundigen een aantal criteria te hanteren.
Ten tweede, de vraag is of wij over voldoende deskundigen zullen blijven beschikken. Mensen moeten immers echt wel gemotiveerd zijn om voor Justitie een en ander te doen. Degenen die zich daarvoor aanbieden zijn ook wel gemotiveerd. Met betrekking tot een eventuele schaarste aan deskundigen had u het over de bluts en de buil. Er stelt zich evenwel de vraag welke zaken aan welke deskundige worden toegewezen. Dat element kan meespelen in het geheel.
In verband met de kosten had u het enerzijds over het forfait en anderzijds over de jurisprudentie waarbij men in grote en uitgebreide dossiers een specifieke vergoeding toekent naast het forfait. Ik kan mij voorstellen dat er soms ongerustheid en wrevel is, naargelang de situatie waarin iets kan of niet. Belangrijk daarbij is dat de regels duidelijk en uitgeklaard zijn en blijven. Ik begrijp dat u daarmee bezig bent, zoals met veel andere dossiers. Te gelegener tijd zullen wij het daar nog over hebben.
L'incident est clos.
15 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het budget van het Brusselse steuncentrum" (nr. 14405)
15 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "le budget du centre d'appui bruxellois" (n° 14405)
15.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, in juni 2012 ontving u naar verluidt een dringend schrijven van het Centre d’Appui Bruxellois, dat zorgt voor de opvolging van seksuele delinquenten, waarin het de financieel moeilijke situatie aankaartte.
Er werd door het centrum met een sluiting vanaf eind november 2012 gedreigd, omdat het met zijn budget niet langer toekwam, om de lonen en werkingskosten van het centrum te betalen. Nochtans speelt het centrum bij de opvolging een belangrijke rol.
Uw administratie heeft daarop gereageerd met een deblokkering van de begin 2012 vastgelegde budgettaire beperkingen, zodat de werking voor 2012 alsnog kon worden gegarandeerd.
De steuncentra voor de opvolging van seksuele delinquenten willen echter zekerheid over hun voortbestaan; ze vragen dus meer dan alleen een oplossing voor het probleem in Brussel.
U hebt opnieuw een schrijven ontvangen, waarin de raad van bestuur van het CAB u vragen stelde over de begroting 2013 en de garantie op een jaarlijks terugkerende subsidie, die bovendien, in tegenstelling tot wat nu het geval is, binnen redelijke termijnen zou worden betaald.
Wij begrijpen dat er wordt bespaard. Niettemin zijn er posten waarop besparingen moeilijk te verteren zijn. Ik denk aan de besparingen in de justitiehuizen, waaraan toch extra opdrachten worden toegewezen. Ook de subsidies voor de steuncentra voor de opvolging van seksuele delinquenten zijn nodig.
Mevrouw de minister, u zou op 25 oktober 2012 een brief met de vraag naar subsidiëring hebben ontvangen. Wat was uw reactie daarop?
Ik herinner mij uit een andere vraag die ik u ooit heb gesteld dat u op alle brieven antwoordt, misschien niet altijd schriftelijk, maar dan wel via mail of telefoon
Kunt u de subsidie voor 2013 garanderen? Zult u de subsidiëring op basis van specifieke noden van centra herzien?
15.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik heb inderdaad onlangs een verzoekschrift van de drie steuncentra ontvangen, waarin zij, enerzijds, in het kader van de opmaak van de begroting voor 2013 ervoor pleiten om meer middelen te krijgen en, anderzijds, alluderen op moeilijkheden die in de loop van 2012 bij de uitbetaling van de subsidies zijn opgedoken.
Inzake laatstgenoemd punt wijs ik erop dat, om aan de door de Europese Unie opgelegde begrotingsverplichtingen te kunnen voldoen, we een bewarende maatregel hebben toegepast, die voor de steuncentra erop neerkwam dat een bedrag van 86 000 euro werd geblokkeerd. Het bedrag werd pro rata over de drie centra verdeeld.
Ik wil ter zake onderstrepen dat het om een puur budgettaire beslissing ging, die uiteraard geen oordeel over de kwaliteit van het werk van de steuncentra inhield
Intussen werd de blokkering opgeheven, wat maakt dat de betaling van de laatste subsidieschijf enige vertraging heeft opgelopen.
Voor het overige kan ik inzake het tijdig betalen enkel aangeven dat ik door de beschikbaarheid van het budget ben gebonden.
Daarnaast verzoeken de steuncentra de uitdrukkelijke garantie op een jaarlijks terugkerende subsidie. Een dergelijke garantie is er echter al.
Daarvoor volstaat het te verwijzen naar de samenwerkingsakkoorden waarbij de steuncentra in het leven zijn geroepen. Die waarborgen het engagement dat Justitie jaarlijks op zich neemt voor de financiering van de werking van de steuncentra, in het geval van het Centre d’Appui Bruxellois zelfs exclusief, aangezien het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet in enige bijdrage voorziet.
Tot slot, wat de budgetaanvraag voor 2013 betreft, kan ik meedelen dat hetzelfde bedrag als voor 2012 verkregen werd. In de huidige economische en budgettaire context is dat al een verwezenlijking. Er dient wel rekening te worden gehouden met de lineaire besparingen, maar ik onderstreep dat het niet om een maatregel voor Justitie alleen gaat. Hij geldt voor alle departementen.
15.03 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik vat samen. Eigenlijk zijn dezelfde subsidies als vorig jaar beschikbaar, alleen een beetje minder wegens lineaire besparingen. Kunt u daarover iets specifieker zijn? Hoeveel procent ontvangen zij minder?
15.04 Minister Annemie Turtelboom: (…)
15.05 Sonja Becq (CD&V): Dat is belangrijk voor die centra. Zij hebben personeel in dienst. Hoe moeten zij begroten?
15.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik kan dat opzoeken. Ik kan het laten weten, maar het exacte bedrag van de lineaire besparing heb ik niet bij mij.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag 14240 van mevrouw Bercy Slegers wordt ingetrokken.
16 Question de M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "le recrutement annoncé de 12 juges, 12 substituts et 12 greffiers" (n° 14472)
16 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de aangekondigde aanwerving van 12 rechters, 12 substituten en 12 griffiers" (nr. 14472)
16.01 Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, dans la presse de ce 24 novembre, à la suite de l'accord gouvernemental sur le budget 2013, vous avez mis en avant les acquis budgétaires en termes de justice, en concluant: "La justice s'en sort bien, vu les contraintes actuelles, et je veux délivrer aujourd'hui ce message positif".
En ce qui concerne la magistrature, vous avez annoncé un budget de 1,4 million d'euros pour les tribunaux de flagrants délits, permettant le recrutement de 12 juges, 12 substituts et 12 greffiers. Ces nouveaux magistrats et greffiers doivent permettre la mise en œuvre des procédures pénales accélérées – ainsi que le prévoit l'article 216 quater du Code d'instruction criminelle - au sein des 12 arrondissements judiciaires du pays, à partir de juillet 2013.
Je souhaiterais obtenir quelques précisions au sujet des conditions de recrutement de ces magistrats et greffiers.
D'abord, cela revient-il à nommer un magistrat du siège, un autre du parquet et un greffier par arrondissement judiciaire? C'est ce que laisse entendre la mathématique. Ou bien considérez-vous que certains arrondissements devraient recevoir le renfort de plus d'un magistrat?
Pouvez-vous me communiquer la procédure ainsi que les délais prévus pour leur recrutement? Est-il prévu, à cette fin, de puiser dans la réserve de magistrats?
Pouvez-vous m'informer de l'état actuel de la réserve de magistrats, par type d'accès à la magistrature, par ordre linguistique, qu'il s'agisse du siège ou du parquet?
16.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, le projet de loi portant des dispositions urgentes en matière de justice prévoit une augmentation de cadre d'une unité – deux à Bruxelles -, dans les futurs arrondissements judiciaires, excepté Eupen. Le but est que ces magistrats remplissent leur fonction au sein des tribunaux de flagrants délits dans tous les lieux d'audience.
L'augmentation de cadre a été accordée à la juridiction située au siège du tribunal de première instance, le choix du siège n'ayant pas été arrêté pour tous les arrondissements.
Les nominations de magistrats se dérouleront selon la procédure prévue aux articles 259ter et 287sexies du Code judiciaire.
S'agissant des greffiers, les places non pourvues via la procédure de mutation seront publiées au Moniteur belge et attribuées selon la procédure visée à l'article 264 du Code judiciaire. On peut estimer que les nominations pourraient intervenir dans quatre mois.
La réserve de lauréats des examens de recrutement des magistrats se compose comme suit:
- pour l'épreuve d'aptitude professionnelle, il y a 38 néerlandophones et 41 francophones;
- pour les stagiaires judiciaires: pour le stage court, il y a 10 néerlandophones et 7 francophones et pour le stage long, il y a 21 néerlandophones et 7 francophones;
- pour l'examen oral d'évaluation, il y a 8 néerlandophones et 7 francophones.
Sachant que l'objectif du gouvernement était d'avoir des chambres spécifiques pour la convocation par procès-verbal dès 2013, les places vacantes seront publiées dans les meilleurs délais, après la publication de la loi précitée modifiant le cadre des tribunaux de première instance.
Actuellement, il n'y a qu'une chambre à Gand et une à Anvers pour les flagrants délits. Le but est d'installer un tribunal des flagrants délits dans chaque province afin d'améliorer la situation.
16.03 Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, j'ai pris acte de la réponse. Je vous remercie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 16.08 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.08 uur.