Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mercredi 5 décembre 2012

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 5 december 2012

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.27 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

La séance est ouverte à 10.27 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.

 

De voorzitter: Collega’s, ik herinner graag aan het Reglement. We gebruiken dit niet als een apothekersweegschaal, maar ik dring er toch op aan rekening te houden met de toegestane spreektijd van twee minuten voor de vraag, twee minuten voor het antwoord en een minuut voor de repliek.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de mogelijke vrijwilligers bij de politie en het takendebat" (nr. 13619)

01 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le recours éventuel à des volontaires au sein de la police et le débat relatif aux missions" (n° 13619)

 

01.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, in een persbericht van een maand geleden stond te lezen dat de top van de lokale politie, de commissaris-generaal van de federale politie en de minister van Binnenlandse Zaken niet onmiddellijk nee zeggen tegen het idee aan gewone burgers naast hun dagelijkse job ook politietaken toe te vertrouwen, hen een politie-uniform te laten dragen en hen zelfs gewapend te laten rondlopen.

 

Deze discussie sleept nu al een tijdje aan, mevrouw de minister. Zij maakt natuurlijk deel uit van een grotere discussie, namelijk: het oplijsten van de kerntaken en de andere taken van de politie.

 

Ik kom tot mijn concrete vragen.

 

Klopt het dat u gewone burgers politietaken ziet uitvoeren? Ik vraag mij af hoe het dan zit met de aansprakelijkheid bij ongevallen.

 

Kunnen die particulieren ook gewapend zijn, zoals de pers schrijft? Plant u dat?

 

Zullen die mensen bij arbeidsongevallen wel voldoende gedekt zijn?

 

Gaat het om vaste taken? Graag een stand van zaken, mevrouw de minister.

 

Laten wij ook terugkeren naar het grotere debat over het oplijsten van de taken van de politie. U hebt in deze commissie al in maart 2012 gezegd dat er een vaste commissie was opgericht met lokale en federale politiemensen, die bezig is met het oplijsten van de taken. Hoever staat men daar nu mee?

 

Dan is er ook nog het kerntakendebat. Hoever staat men met de discussie over privébewakingsfirma’s die voor politietaken worden ingeschakeld?

 

Wat nu in het nieuws komt, gaat nog een stukje verder. Nu gaat het om vrijwilligers die worden ingeschakeld. Ik vraag mij af hoe het dan met hun opleiding zit. Hebt u hierover een rondvraag gedaan? Bestaat er bij particulieren überhaupt interesse voor het uitvoeren van zulke taken?

 

01.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, collega’s, vooreerst wil ik aanstippen dat er absoluut geen sprake is van het inzetten van vrijwilligers voor de uitoefening van de operationele taken van de politiediensten. Ik heb onmiddellijk met een persbericht afstand genomen.

 

Wat de stand van zaken betreft, heeft de Vaste Commissie van de Lokale Politie, op voorstel van de korpschef van de politiezone Hasselt-Zonhoven-Diepenbeek, beslist een reflectie te organiseren over de mogelijkheden van het inzetten van vrijwilligers bij de politie. Ik verwacht de conclusie van die reflectie tegen maart 2013.

 

Ik ben geen voorstander van een algemene aanwerving van vrijwilligers bij de politie. Misschien zijn er kleine mogelijkheden voor bepaalde administratieve en logistieke taken maar ik heb nog geen standpunt ingenomen en wacht op de resultaten van de reflectie.

 

Wat uw tweede en derde vraag betreft, heeft een wetenschappelijke studie ongeveer vierhonderd taken opgelijst die de politie ingevolge wettelijke bepalingen vervult. De werkgroep betreffende de kerntaken van de politie bestaat uit de lokale en federale politie, de FOD Binnenlandse Zaken, het SAT Justitie en mijn kabinet, en onderzoekt momenteel welke taken eventueel zouden kunnen worden afgeschaft of uitbesteed aan derden zoals andere overheidsdiensten, gemeenschapswachten of de private sector.

 

Ik heb een voorstel van lijst gekregen met een verdeling van verschillende taken en wacht op de resultaten van deze werkgroep tegen eind 2013. In januari zal ik met de resultaten naar de regering en het Parlement komen, met een kleine uitbreiding van beperkte bevoegdheden voor de gemeenschapswachten, privéfirma’s en met een beschrijving van de kerntaken en de nieuwe kerntaken van de politie.

 

01.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het antwoord is duidelijk. Ik verneem met genoegen dat u ook geen voorstander bent het uitbesteden van echte politionele taken aan vrijwilligers. Ik zou er ook voor waarschuwen.

 

Het hele debat hangt samen met de stijging van criminaliteit en de stijgende nood aan meer blauw op straat. U hebt dat vanmorgen al in de media gezegd.

 

Ik kijk daar toch met enig ongeduld naar uit.

 

U hebt gezegd dat het verslag van de werkgroep over de kerntaken er tegen eind 2013 moet zijn? Klopt dat?

 

01.04 Minister Joëlle Milquet: Het einde van dit jaar. In januari 2013 zal ik een voorstel aan de regering doen.

 

01.05  Peter Logghe (VB): Ik kom hierop terug. Ik dank u.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde interpellatie en vragen van

- de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de publicatie van criminaliteitsstatistieken van de politiediensten" (nr. 13691)

- de heer Ben Weyts aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de criminaliteitscijfers" (nr. 13694)

- de heer Peter Logghe tot de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, over "de publicatie van criminaliteitscijfers" (nr. 64)

02 Interpellation et questions jointes de

- M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la publication par les services de police des statistiques relatives à la criminalité" (n° 13691)

- M. Ben Weyts à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les statistiques relatives à la criminalité" (n° 13694)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la publication des chiffres de la criminalité" (n° 64)

 

02.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, sinds het begin van de politiehervorming publiceert de federale politie geregeld de criminaliteitsstatistieken. Dankzij de uniforme manier van feitenvergaring ten gevolge van die hervorming kan men daardoor ook gemakkelijk interessante vergelijkingen maken voor het hele grondgebied.

 

In de krant De Tijd werd echter onlangs bericht dat u de diensten van de federale politie zou gevraagd hebben om de criminaliteitscijfers op een andere manier bekend te maken. Dat is vooral goedbedoeld om een verkeerde interpretatie of een verkeerde voorstelling van de cijfers te vermijden.

 

Klopt het dat u die opdracht hebt gegeven?

 

Past het publiceren van de cijfers nochtans niet in een correct beleid van openbaarheid van bestuur?

 

Wanneer men de cijfers op een andere manier publiceert, heeft dat dan geen invloed op de interpretatie van de statistieken?

 

Als de cijfers verkeerd werden geïnterpreteerd, kan men dan niet beter een richtlijn geven met betrekking tot de wijze waarop die cijfers bekend moeten worden gemaakt en de manier van interpreteren?

 

Ten slotte, zult u nog terugkomen op uw beslissing en de statistieken alsnog publiceren zoals voordien?

 

02.02  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, het is enigszins vreemd dat u eerst communiceert dat de criminaliteitscijfers niet meer worden vrijgegeven om vervolgens te communiceren dat ze toch zullen worden vrijgegeven. Hierdoor is een vreemde perceptie ontstaan en is de indruk gewekt dat u zult vechten tegen de perceptie en de communicatie van de criminaliteitscijfers in plaats van tegen de criminaliteit zelf. Dat doet meteen ook grote vragen rijzen over de objectiviteit en de betrouwbaarheid van de gegevens die u in de toekomst nog zult verstrekken.

 

De vragen zijn dan ook heel eenvoudig.

 

Welke cijfers zult u vrijgeven?

 

In welke mate blijven de gepubliceerde cijfers het ruwe cijfermateriaal zoals vroeger ingedeeld per zone, per criminaliteitscategorie en per geografische omschrijving tot op het niveau van de gemeente?

 

Wat gebeurt er met het jaarverslag? Bij mijn weten dateert het jongste jaarverslag van 2010. Krijgen wij nog een jaarverslag 2011 met de politionele criminaliteitsstatistieken, en wat met 2012?

 

02.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik had me voorgenomen hier een uitgebreide uiteenzetting te geven over de manier waarop de criminaliteitscijfers worden geregistreerd. De dag zal echter lang genoeg zijn, ook zonder dergelijke uitweidingen, dus ik laat dat achterwege.

 

Mevrouw de minister, sinds 1994 beschikt België over een statistisch instrument. De bron van de politionele criminaliteitsstatistieken zijn de processen-verbaal van de algemene politiediensten. De gegevens van de pv’s worden verzameld via de Algemene Nationale Gegevensbank. Niet alle gegevens van geregistreerde misdrijven zijn volledig, maar men kon in het verleden spreken over statistieken, die hun nut hadden. Men bleef de gegevens van de vorige jaren aanvullen, tot een maximaal mogelijke volledigheid. Voor 2000-2005 gaat men uit van een volledigheid van 99 %. Voor 2006 gaat men uit van een volledigheid van 96,38 %. De statistieken waren kwaliteitsvol, zijn vrij volledig en zeer toegankelijk. Ze werden immers vrijgegeven in het zeer gemakkelijk te hanteren pdf-formaat. Ze zijn zowel in de tijd vergelijkbaar als naar verschillende beleidsruimtes.

 

Op het moment waarop de cijfers voor een bepaald jaar worden vrijgegeven, worden ook de gegevens voor de voorgaande jaren aangevuld. Zo worden de cijfergegevens steeds accurater en werd in het verleden inzake geregistreerde feiten gezorgd voor een duidelijk beeld van de totaal gepleegde criminaliteit. De schommelingen in criminaliteitscijfers kunnen een weergave zijn van reële stijgingen of dalingen van bepaalde vormen van criminaliteit. Natuurlijk zijn ze ook onderhevig aan veranderingen in nomenclatuur over de jaren, veranderingen in federaal en/of lokaal veiligheidsbeleid, en – zeer belangrijk – de meldingsbereidheid van de bevolking en de registratiebereidheid van de politiediensten.

 

Mevrouw de minister, ik benadruk dit en maak er een interpellatie van, omdat ik vind dat de bekendgemaakte federale criminaliteitscijfers een goed werkinstrument zijn. De publicatie van de cijfers was een duidelijk teken van openbaarheid en transparantie. De cijfers boden de mogelijkheid om over criminaliteit en maatregelen daartegen zeer open en transparant te communiceren op federaal niveau, alsook lokaal op het niveau van de politiezones.

 

Als ik uw bericht goed las, leek het of u hiermee radicaal komaf wilde maken, omdat bepaalde instellingen of onderzoekers de cijfers in een verkeerd daglicht zouden hebben gesteld of verkeerd zouden hebben gebruikt. De politiewoordvoerster liet in het persbericht ook weten dat het ging om een bewuste keuze.

 

Ik besef natuurlijk dat, als de politie werkt aan een bepaald fenomeen, de cijfers van de geregistreerde misdrijven in die tak natuurlijk zullen stijgen. Ik geef u een voorbeeld uit mijn politiezone, Riho.

 

Ik had er geen enkel probleem mee de politiecommissaris te volgen in zijn opmerking toen hij zei dat de drugscijfers in Roeselare bijzonder hoog lagen en dat dat eigenlijk te maken had met het feit dat zijn politiediensten gedurende een aantal jaren bijzonder hard, intensief en met bijzonder veel personeel aan de strijd tegen de drugshandel hadden gewerkt. Ik heb er dus geen enkel probleem mee dat er bepaalde verklaringen worden gegeven.

 

U gaat echter veel te ver met uw maatregel, u gooit het kind met het badwater weg. In onze buurlanden Nederland en Duitsland worden de openbaarheid van bestuur en de toegankelijkheid van de cijfergegevens niet teruggeschroefd. Ook daar zullen natuurlijk wel misbruiken bestaan. Ook daar zal de overheid wel eens vastgesteld hebben dat bepaalde cijfers verkeerd worden geïnterpreteerd of gekaderd. De openbaarheid van bestuur zorgt er echter bijvoorbeeld in Nederland ook voor dat de etnische achtergronden van criminele feiten worden belicht, waar ze belangrijk zijn, terwijl dat hier in België nog altijd een loodzwaar taboe is.

 

Mevrouw de minister, er was nogal wat commotie na uw bericht, niet alleen in de media maar ook bij wijkcomités, handelaarsverenigingen en comités allerhande. Ook die laatsten krijgen graag recente cijfergegevens ter beschikking als het gaat over hun wijk, handelszaak, dorp of gemeente. Ook wetenschappers begrepen uw houding niet helemaal. Professor in de Criminologie De Ruyver, een bekende naam, stelde: “Men kan de criminaliteitscijfers niet eeuwig geheim houden. Zwijgen is geen optie. Als een Parlementslid ze opvraagt, moeten ze ook worden meegedeeld”.

 

Mevrouw de minister, moet dat de toekomst worden? Moeten wij opnieuw, zoals veel vroeger, voor elke vorm van criminaliteit driemaandelijks de cijfers bij u opvragen? Ik meen dat dat onmogelijk de bedoeling kan zijn. Meten is weten en alleen door te meten kan men proberen een correct en efficiënt beleid uit te tekenen. De bekendmaking van cijfers geeft gemeenten en trouwens ook andere instanties een instrument om maatregelen te vragen, te verdedigen en aan te klagen.

 

Mevrouw de minister, ik heb een aantal vragen voor ik mijn motie van aanbeveling indien.

 

Ten eerste, in welke zin, mevrouw de minister, kan het niet-publiceren van cijfergegevens bijdragen tot een beter bestuur of tot het correcter interpreteren van het fenomeen criminaliteit? U argumenteerde met name dat het publiceren van driemaandelijkse criminaliteitscijfers aanleiding zou geven tot een verkeerde interpretatie. Ik vraag mij af hoe u kunt vermijden dat verkeerde interpretaties worden geformuleerd, als u die cijfers niet publiceert.

 

Ten tweede, op welke manier moeten actiegroepen, handelaarsverenigingen en de media hun werk doen, als zij niet over cijfergegevens beschikken?

 

Ten derde, denkt u niet dat juist het niet-publiceren van criminaliteitscijfers aanleiding zal geven tot de perceptie dat er duidelijk iets verkeerd is met de veiligheid in dit land?

 

Ten vierde, ik begrijp de regering niet helemaal, mevrouw de minister. U wilt wel financiële en andere gegevens van burgers ter beschikking stellen via allerlei centrale gegevensbanken, maar het publiceren van criminaliteitscijfers zou niet meer kunnen.

 

Ten vijfde, u liet in persartikels verstaan dat u de cijfers tijdelijk niet meer zou vrijgeven. Wat moeten wij verstaan onder “tijdelijk”? Hoe interpreteert u “tijdelijk”? Hebt u er een zicht op wanneer “tijdelijk” afgelopen is?

 

Ten laatste, in een persbericht liet u ook verstaan dat u eraan dacht de cijfers door de federale politie zelf van commentaar te laten voorzien en te laten duiden. Mevrouw de minister, wie zal zorgen voor die commentaar en voor die interpretatie? In welke mate zal de politionele interpretatie van de criminaliteitscijfers het fundamentele probleem, namelijk het niet beschikbaar zijn van cijfergegevens, oplossen?

 

02.04 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, het gaat om een storm in een glas water. Er is nooit sprake geweest van het niet langer publiceren van de criminaliteitscijfers. Ik pleit dan ook voor een volledige transparantie.

 

Wel heb ik ten gevolge van talrijke reacties van burgemeesters en experts en ook op basis van mijn eigen analyse de federale politie verzocht de volledige cijfers te publiceren, maar met aanvullende commentaren over de methode waarop de cijfers tot stand zijn gekomen. Ook heb ik gevraagd deze cijfers binnen de juiste context te plaatsen om alle mogelijke misverstanden, vergissingen en foutieve interpretaties uit te sluiten.

 

Ik heb een begeleidend commentaar of een pedagogische nota gevraagd. Kunnen tendensen en markante feiten aldus niet beter worden geduid, net zoals bijvoorbeeld de RVA doet bij de publicatie van cijfers over werkloosheid en werkgelegenheid, of zoals andere instellingen in ons land doen?

 

De federale politie analyseert momenteel de cijfers. Zij zal ze, zoals ik heb gevraagd, van de nodige duiding en commentaar voorzien. Dat is klaar.

 

Ik heb maandag 10 december 2012 een vergadering met de federale politie. Enkele dagen daarna zullen wij de volledige cijfers publiceren, zij het met een pedagogische uitleg of nota en professionele aanpak.

 

De cijfers zullen natuurlijk op de website van de federale politie beschikbaar zijn. Het betreft de cijfers van het eerste semester van 2012, zoals gepland. Wij hebben bijna geen vertraging: misschien tien of vijftien dagen, maar niet meer.

 

Ik herbevestig dus dat ik voor een volledige transparantie van de criminaliteitscijfers pleit, zodat ook het tegensprekelijke, wetenschappelijke debat kan blijven bestaan. Voor mij is het evenwel noodzakelijk dat de burgers, de andere instellingen, de politie en de Parlementsleden over een uitleg, nota of pedagogisch commentaar beschikken. Een dergelijke aanpak is logisch, normaal en zonder taboes. Het is wel noodzakelijk om de evolutie van de cijfers te kennen en te kunnen analyseren.

 

02.05  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor het bevestigen van de transparantietendensovertuiging. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat de meerderheid doet wat ze zegt. Misschien moeten wij nog meer op tijd aankondigen wat we zullen uitvoeren. In die zin is de publicatie van cijfers heel belangrijk.

 

In ons politiecollege hebben wij daar ook vaak discussies over. Ook wij vragen ons af of er over de oplossingen niet meer gecommuniceerd moet worden. Wij zouden in onze communicatie de elementen die een oplossing hebben aangebracht nog meer moeten bekendmaken. De mensen komen te veel in aanraking met cijfers die aangeven wat er verkeerd is gelopen. Misschien moet in de communicatie meer de nadruk worden gelegd op wat via oplossingen tot resultaten heeft geleid.

 

Begrijp ik het goed dat er geen vertraging komt in de publicatie van de cijfers, zodat wij zeer binnenkort de cijfers van het eerste semester zullen hebben?

 

02.06 Minister Joëlle Milquet: Ja, eind volgende week.

 

02.07  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, de vraag luidt wat er eigenlijk veranderd is. Van de heer Doomst verneem ik zonet wat er verandert: de regering zal doen wat zij zegt. Dat is nieuw.

 

Mevrouw de minister, op basis van uw communicatie begrijp ik wel niet wat er nieuw is, wat er uiteindelijk gewijzigd is. U hebt nogal wat mist gespuid, vind ik. Wat is er nu eigenlijk veranderd? U zegt dat de cijfers terug per kwartaal gepubliceerd zullen worden op de webstek, met enig commentaar, maar dat is eigenlijk zoals het ook al gebeurde in het jaarverslag.

 

Komt er overigens nog een jaarverslag 2011? Op die vraag heb ik geen antwoord gekregen.

 

02.08 Minister Joëlle Milquet: Voor 2011?

 

02.09  Ben Weyts (N-VA): Ja, het jaarverslag 2011 hebben wij nog niet. Het jongste jaarverslag is dat van 2010. Op dat van 2011 is het nog altijd wachten.

 

Ik begrijp echt niet, op basis van uw twee persmededelingen, die bovendien tegenstrijdig waren, en op basis van het antwoord dat u nu geeft, wat er veranderd is. De commentaar bij de cijfers zat immers ook al vervat in het jaarverslag.

 

02.10 Minister Joëlle Milquet: In het verleden werden de cijfers gepubliceerd per semester, maar zonder enige uitleg, nota of commentaar. Dat is de enige verandering.

 

02.11  Ben Weyts (N-VA): De periodiciteit van de publicaties blijft dus gehandhaafd, net als de timing. Wij zitten nu in het laatste kwartaal van 2012 en de cijfers van het eerste kwartaal moeten nog worden gepubliceerd.

 

Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat door de knullige communicatie u de indruk hebt gegeven dat er getwijfeld kan worden aan de communicatie en alleszins aan de weergave van de criminaliteitscijfers. U hebt toch enige aanleiding gegeven tot twijfel over de betrouwbaarheid en de waarachtigheid van de cijfers, zoals die ook in de toekomst gecommuniceerd en gepubliceerd zullen worden.

 

02.12  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, mijn nekhaar komt overeind als ik de woorden “pedadogisch” en “commentaar” in dezelfde zin hoor vernoemen en dan vooral in het kader van criminaliteitscijfers. Mensen zijn verstandig genoeg om cijfers zelf te lezen.

 

U zegt over te gaan tot het publiceren van de cijfergegevens maar het bericht moet toch ergens ontstaan zijn? Een woordvoerster van de politie of van uw kabinet heeft zich gemoeid en heeft verklaard de cijfers niet meer te publiceren. Dergelijk bericht valt toch niet uit de lucht?

 

U kunt wel zeggen dat het nooit uw bedoeling was om de cijfers niet meer te publiceren. Ik stel toch vast dat het bericht lang en breed is verschenen in De Tijd met de nodige commotie tot gevolg. U hebt daarvoor gezorgd.

 

Mijnheer de voorzitter, ik dien bij deze mijn motie toch in.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Peter Logghe en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Peter Logghe

en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen,

vraagt met aandrang aan de regering en in het bijzonder de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen:

- in het kader van de openbaarheid en toegankelijkheid van bestuur opnieuw over te gaan tot het publiceren van de driemaandelijkse federale criminaliteitscijfers, die via de algemene nationale gegevensbank werden verzameld;

- te onderzoeken op welke manier men deze gegevens verder ter beschikking kan stellen van nationale en lokale beleidsmensen, en vooral van andere gebruikers, zoals handelaarsverenigingen en onderzoeksinstellingen."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Peter Logghe et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de M. Peter Logghe

et la réponse de la vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des chances,

demande instamment au gouvernement et plus spécialement à la ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des chances:

- de rétablir, dans le cadre de la publicité et de l’accessibilité de l’administration, la publication des statistiques fédérales trimestrielles sur la criminalité collectées par le biais de la banque de données nationale générale;

- d’examiner la possibilité de mettre ensuite ces informations à la disposition des responsables politiques nationaux et locaux et surtout d’autres utilisateurs comme les associations de commerçants et les instituts de recherche.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Jacqueline Galant en door de heren Josy Arens, Michel Doomst en Éric Thiébaut.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Jacqueline Galant et par MM. Josy Arens, Michel Doomst et Éric Thiébaut.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

03 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'équipement de vidéosurveillance des policiers de Malines" (n° 13675)

03 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de minicamera's van de Mechelse politie" (nr. 13675)

 

03.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, on peut reconnaître que la police de Malines est à la pointe en matière de sécurité. Après l'installation de caméras de surveillance dans toute la ville et d'appareils de reconnaissance automatique de plaques d'immatriculation, les policiers se voient aujourd'hui équipés d'une mini caméra fixée sur leur uniforme.

 

Cette zone de police est la première à avoir installé ce type d'équipement. Un budget de 5 000 euros aurait ainsi été investi pour acheter 80 appareils de la taille d'un stick USB. Il semble que la décision ait été prise suite à l'augmentation du nombre d'agressions à l'encontre de policiers, mais aussi suite à l'augmentation du nombre de plaintes enregistrées.

 

En outre, j'ai appris, de source policière, que des accords clairs ont été conclus avec la Commission de la protection de la vie privée quant à l'utilisation de ces caméras.

 

Madame la ministre est-il possible de connaître la teneur de ces accords? Quelles conditions la Commission de la protection de la vie privée a-t-elles imposées?

 

Ces caméras filment-elles en permanence? Que deviennent les images filmées par ces caméras? Combien de temps sont-elles conservées? Qui est habilité à les visionner?

 

Quelle est la procédure appliquée lorsque les agents rentrent au commissariat? À qui sont remises ces caméras pour en décharger les images? Les agents ont-ils la possibilité technique de faire des copies de ces images via une clé USB ou autre?

 

Quelle valeur ces images ont-elles? Peuvent-elles servir d'éléments à charge ou à décharge en cas de procédure pénale?

 

Comment les gens savent-ils qu'ils sont filmés? Normalement, la législation sur les caméras dans les lieux publics impose qu'un panneau indique leur présence. J'imagine que le port d'un tel panneau sur les agents munis d'une mini-caméra est difficilement concevable. Comment les citoyens sont-ils avertis de la présence d'une caméra, d'autant qu'elle est manifestement minuscule?

 

Enfin, s'agit-il d'une expérience pilote que votre département projette d'étendre à d'autres zones voire à tout le pays? Cette expérimentation a-t-elle été ou sera-t-elle évaluée?

 

03.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chère collègue, les mini caméras sont considérées comme des caméras de surveillance mobiles. L'usage de ces caméras dans un but de surveillance et/ou de contrôle est soumis aux conditions de la loi caméras. Cette loi ne permet aux services de police d'utiliser des caméras de surveillance mobiles que dans le cadre de grands rassemblements au sens de l'article 22 de la loi sur la fonction de police, pour des missions qui sont non permanentes et dont la durée est limitée. Toute utilisation cachée de caméras de surveillance est par ailleurs interdite.

 

Quant à leur utilisation par la zone de police de Malines, des accords et directives ont été élaborés en concertation avec le bourgmestre et le parquet. Il n'existe donc pas d'accord avec la Commission de la protection de la vie privée; d'ailleurs, ce n'est pas prévu par la loi.

 

Néanmoins, lorsque l'officier de police administrative décide de recourir à l'utilisation de caméras de surveillance mobiles, il doit notifier cette décision au plus tard à la veille du jour du rassemblement à la Commission de la protection de la vie privée, sauf en cas d'urgence. Dans ce dernier cas, il est tenu de transmettre au plus tard dans les sept jours une notification à la Commission de la protection de la vie privée.

 

Les policiers de la zone de police de Malines ne portent pas ces caméras sur leur uniforme. Ces caméras ne filment donc pas en permanence, mais seulement en cas d'incident. Lors de leur utilisation, elles sont prises en main et sont donc utilisées de manière visible. En plus, les policiers préviennent les personnes qu'elles sont filmées.

 

Le cas échéant, les images enregistrées sont extraites des caméras et copiées sur un support de stockage digital par le service ICT de la zone de police et sous la responsabilité d'un officier de police judiciaire. Le support digital est ajouté au procès-verbal et déposé au greffe du tribunal comme pièce à conviction. La police locale ne sauvegarde pas de copie et l'utilisation de ces images lors de la procédure pénale à charge ou à décharge relève des autorités judiciaires.

 

Ainsi, ce n'est pas une expérience pilote que le département projette d'étendre à d'autres zones; nous pourrions tenir un débat à ce sujet. C'est le choix des politiques de chaque zone ou des autorités locales d'évaluer l'opportunité de l'instauration d'un système de surveillance par caméras pour répondre aux besoins locaux.

 

Notre rôle est d'évaluer le cadre légal en vue de son optimisation. Je ne suis pas fermée à l'idée d'adapter un élément ou l'autre; nous venons d'agir en ce sens concernant les transports en commun. Évidemment, les utilisateurs doivent pouvoir exploiter ces technologies de manière efficace et conforme au respect de la vie privée.

 

De toute façon, un groupe de travail constant évalue la loi caméras et a déjà inventorié divers problèmes. Nous avons l'intention de présenter quelques adaptations complémentaires sur différents points.

 

03.03  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Certes, la loi caméras a déjà fait couler beaucoup d'encre et on recourt de plus en plus à cette technologie, même dans les zones rurales. Ma commune, qui fait partie de la zone Sylle et Dendre, envisage d'installer des caméras mais elle est la seule jusqu'à présent.

 

Il faudrait peut-être que votre groupe de travail se penche plus spécialement sur la problématique des caméras de manière urgente, notamment pour les zones rurales et examine la possibilité – je sais que les temps budgétaires sont très durs – d'un petit incitant ou d'un petit subside pour inciter les zones pluricommunales à installer des caméras, car l'investissement est très, très coûteux.

 

De plus se pose le problème du visionnage des images de ces caméras. Est-ce à la police ou à un civil d'y procéder? La problématique des caméras pourrait faire l'objet d'un large débat en notre commission. En effet, elles constituent un appui important pour les policiers. Il est impossible de placer un policier à chaque coin de rue, mais ces caméras peuvent leur apporter beaucoup.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de GAS-boetes" (nr. 13621)

- de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de uitspraak met betrekking tot de GAS-boetes" (nr. 13738)

04 Questions jointes de

- M. Luk Van Biesen à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les amendes infligées au titre de SAC" (n° 13621)

- M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le jugement concernant les amendes infligées au titre de SAC" (n° 13738)

 

De voorzitter: Vraag nr. 13621 van de heer Van Biesen is zonder voorwerp.

 

04.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik zal het kort houden, want wij hebben hier gisteren het gaspedaal een beetje ingeduwd.

 

Wat doen wij met de uitspraak van de rechter in Turnhout die vond dat de sanctionerende ambtenaar altijd die van de gemeente of de provincie zelf moet zijn? In het KB stond dat een gemeente zelf een geschikte GAS-ambtenaar of een provinciaal ambtenaar moet aanstellen. Volgens experts gaat het om een technisch-juridisch detail.

 

Ik neem aan dat dit probleem op een hoger niveau is behandeld. Mijn probleem is dat ik altijd op een lager niveau zit. Ik neem aan dat het daar opgelost is.

 

Mevrouw de minister, wat is uw standpunt hierover? Is er in de nieuwe GAS-wet in een technisch-juridisch sluitende oplossing voorzien?

 

04.02 Minister Joëlle Milquet: Ik heb al tientallen keren op deze vraag geantwoord. Ik heb een ander standpunt op basis van de huidige wetgeving.

 

Het KB van 7 januari 2001 tot vaststelling van de procedure tot aanwijzing van de ambtenaar en tot inning van de boetes in uitvoering van de wet van 13 mei 1999 bepaalt in het artikel 1 welke ambtenaren door de gemeenteraad kunnen worden aangeduid om administratieve geldboetes in toepassing van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet te innen.

 

Dit KB van 7 januari preciseert niet dat de ambtenaar deel moet uitmaken van dezelfde gemeente als die waar de sanctie wordt opgelegd.

 

Het KB heeft het over één gemeentelijke ambtenaar maar niet meer. Het is dus de rechter die het KB op een vreemde en voor mij onjuiste manier interpreteert door te eisen dat de sanctionerende ambtenaar een ambtenaar is die behoort tot de gemeente waar de overlast is gepleegd.

 

Dat zal in het wetsontwerp nog duidelijker zijn, maar wij twijfelen niet aan de interpretatie van de huidige wetgeving. Er zijn veel zones die hetzelfde doen.

 

Ik heb hierover cijfers. In 2012 hebben 183 Vlaamse gemeenten noch een beroep gedaan op de provinciale sanctionerende ambtenaar, noch een eigen sanctionerende ambtenaar aangeworven. Ze organiseren zich om gemeenschappelijk sanctionerende ambtenaren aan te werven.

 

Tot nu toe hadden wij geen problemen met deze praktijk. In het nieuwe wettelijke kader zal het nog duidelijker zijn dan het al is.

 

04.03  Michel Doomst (CD&V): Ik zag het als een gerechtelijke, individuele vrijheid om dat te interpreteren. Volgens mij was het niet juist. Er staat duidelijk dat het een gemeentelijke ambtenaar moet zijn. Dat betekent volgens mij niet dat hij dan moet behoren tot een specifiek grondgebied.

 

Ik hoop dat wij dat in de nieuwe GAS-wetgeving nog meer kunnen uitklaren, zodat er in de toekomst geen al te grote interpretatievrijheid van gerechtelijke autoriteiten meer is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "financiële fraude, controle op vrachtverkeer en fraudebestrijding" (nr. 13686)

05 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la fraude fiscale, le contrôle du transport de marchandises et la lutte contre la fraude" (n° 13686)

 

05.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een maand geleden hebt u benadrukt dat het aantal politiemensen, dankzij de voorziene verhoging van het effectief, voldoende zou moeten zijn om specifieke gevallen van financiële criminaliteit aan te pakken, zoals fraude, namaakgoederen. U wou hiermee reageren op de noodkreet van de procureurs-generaal dat zware criminele fraude, corruptie en witwaspraktijken niet voldoende worden aangepakt bij gebrek aan politiecapaciteit.

 

Nochtans wordt ook uit andere hoek alarm geslagen. Zo wordt door gebrek aan politiemensen nog amper vrachtverkeer in de luchthaven van Zaventem gecontroleerd. Als men dan al eens controleert, komen er natuurlijk recordvangsten cocaïne in de haven van Antwerpen naar boven. Hetzelfde geldt voor namaakgoederen.

 

Het is algemeen geweten dat vooral de haven van Antwerpen en de luchthaven van Zaventem door namakers, invoerders van drugs en andere zware criminelen worden gebruikt. Aan de andere kant van de keten, bij de magistraten, klaagt men over een tekort aan personeel zodat de doorlooptijd van dossiers vergroot en belangrijke dossiers niet meer kunnen worden vervolgd wegens verjaring. Er loopt hier dus van alles verkeerd in die lange keten.

 

Ik heb dan ook een aantal vragen voor u.

 

Ten eerste, bevestigt u het feit dat de luchthaven van Zaventem nog amper op vrachtverkeer kan worden gecontroleerd door een gebrek aan politiemensen?

 

Ten tweede, bevestigt u dat het vooral de luchthaven van Zaventem en de haven van Antwerpen zijn die als invoerhavens van allerlei frauduleuze zaken worden gebruikt? Ik heb de indruk dat het aantal voltijdse eenheden op deze plaatsen de voorbije jaren eerder werd teruggeschroefd. Ik hoop dat u mij kunt overtuigen van het tegendeel.

 

Ten derde, voor mij is het duidelijk dat, misschien nog meer dan vroeger, mensen efficiënt moeten worden ingezet en dat ook de douane hierin zijn rol moet kunnen spelen. Wordt voldoende overleg gepleegd met de betrokken minister?

 

Mijn vierde vraag heeft betrekking op Justitie. De magistraten klagen ook over een tekort aan personeel zodat te veel dossiers te lang blijven liggen en verjaren. Op die manier wordt financiële fraude niet serieus aangepakt. Wordt het niet dringend tijd voor een globaal veiligheidspact met de drie ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en Financiën?

 

Ik kijk uit naar uw antwoord.

 

05.02 Minister Joëlle Milquet: Ik heb uw eerste vraag al beantwoord in de commissievergadering van 17 oktober. Het betrof een vraag van de heer Defreyne. Op Brucargo controleren de diensten van de Douane en Accijnzen of het vrachtvervoer al douanerechten heeft en of de papieren overeenstemmen met de lading.

 

Buiten het algemene verkeerstoezicht beperkt de federale luchtvaartpolitie zich vooral tot de controle op de naleving van de wetgeving inzake rij- en rusttijden en de verzekering van de lading. Dat zijn dus twee heel beperkte bevoegdheden. Ik heb de federale luchtvaartpolitie opdracht gegeven om meer controles van vrachtenwagens uit te voeren.

 

Wat uw tweede vraag betreft, zijn de luchthaven van Zaventem en de zeehaven van Antwerpen twee Schengenbuitengrenzen en van nature belangrijke doorgangspunten waarlangs illegale goederen, zoals cocaïne, binnenkomen. Dat geldt evenzeer voor de grote lucht- en zeehavens in de andere Europese landen. Daarom werden die thema’s opgenomen in de prioriteiten van de Europese Raad van ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. De prioriteit geeft aanleiding tot concrete projecten, waaraan ons land deelneemt.

 

Onze diensten blijven dus scherp toezicht houden: de douane, wat goederen betreft, en de federale politie, wat personen betreft. Er is zeker geen sprake van een beleidskeuze om het aantal VTE’s in die diensten bij de federale politie terug te schroeven.

 

Op 18 september werd een samenwerkingsakkoord ondertekend tussen de douane en de federale politie. Het betreft een heel belangrijke samenwerking, met een verhoging van de eisen, bijvoorbeeld wat de uitwisseling van informatie betreft. Het protocol formaliseert de wil tot samenwerking op verschillende vlakken en binnen de wettelijke context. De formele afstemming van het beleid zal gestalte krijgen via de kadernota integrale veiligheid, die in de maak is.

 

Mijn collega Steven Vanackere heeft tijdens de begroting bijkomend personeel gekregen om het aantal effectieven bij de douane te verhogen. Ik herinner mij het bedrag niet meer, maar het moet ongeveer 5 miljoen zijn voor extra personeel bij de douane, om zo een beter toezicht te krijgen.

 

Inzake het tekort aan magistraten verwijs ik u natuurlijk door naar mijn collega van Justitie.

 

05.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, uw antwoord op mijn laatste vraag had ik ook zelf kunnen geven. Dat behoort inderdaad tot haar bevoegdheid.

 

Uw antwoord op mijn eerste vraag bevestigt mijn vrees dat er slechts heel beperkt gecontroleerd wordt. U zegt dat Zaventem en Antwerpen gelden als Schengenbuitengrenzen. Akkoord. Het zal wel zo zijn dat in alle Europese havens enorm veel frauduleuze goederen worden ingevoerd. In elk geval gaan Antwerpen en Zaventem in het buitenland door als echte draaischijven van illegale goederen, of het nu om drugs of om namaakgoederen gaat. Ik blijf uw aandacht daarvoor vragen.

 

U antwoordt ook dat er in de vergadering van 18 september beslist is dat er een kadernota zou komen waarin een en ander geformaliseerd wordt. Ik ben benieuwd naar die nota, mevrouw de minister. Ik hoop dat de ambities ervan in elk geval een stuk hoger zullen zijn dan de huidige. De luchthaven van Zaventem en de haven van Antwerpen snakken werkelijk naar veel meer controle.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de M. Eric Thiébaut à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la soumission ou non du nouveau service de gardiennage du Parlement européen à la loi Tobback" (n° 13723)

06 Vraag van de heer Eric Thiébaut aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het al dan niet toepasselijk zijn van de wet-Tobback op het nieuwe veiligheidspersoneel van het Europees Parlement" (nr. 13723)

 

06.01  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le 6 juillet 2012, le Bureau du Parlement européen a décidé d'internaliser le service de gardiennage attribué à Securitas quelques mois plus tôt. Cette internalisation concerne aussi bien les sites de Bruxelles, du Luxembourg que de Strasbourg, sans compter les autres institutions européennes qui suivent de près cette procédure. Rien qu'à Bruxelles, cette décision aura des conséquences sur 480 agents de sécurité Securitas.

 

Si mon groupe ne s'oppose nullement au principe d'internalisation des services de sécurité du Parlement européen, nous pouvons cependant considérer que cette décision mérite réflexion et concertation.

 

Outre les conséquences sociales lourdes que cette décision implique pour les agents Securitas, puisqu'à ce jour il semblerait qu'il n'y ait aucune garantie d'emploi pour le personnel actuel, il est important de s'assurer de la qualité en termes de formation, de prérogatives de ces nouveaux "agents de gardiennage européens".

 

Madame la ministre, en savez-vous plus sur cette procédure d'internalisation du service de gardiennage du Parlement européen? Sous quel régime émargerait ce futur personnel de sécurité de l'Assemblée européenne? Ces agents devraient-ils être agréés par les autorités belges? Seraient-ils dès lors soumis à la loi Tobback?

 

06.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, la décision du Parlement européen de mettre un terme au contrat qui le liait à l'entreprise Securitas va entraîner des conséquences pour les agents de sécurité qui y travaillent. Mais cela ne signifie pas qu'ils ne seront plus engagés par cette institution. En effet, celle-ci doit organiser un service interne de gardiennage qui est, bien sûr, soumis à la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière. Dès lors, elle sera tenue de recruter au sein des services existants.

 

Les futurs membres du personnel devront évidemment répondre aux conditions de la loi. À ce stade, je n'ai pas encore reçu de demande d'autorisation.

 

Je ne pense pas que cette mesure va changer grand-chose au volume d'emploi – sauf, peut-être en termes de bénéfices pour les entreprises concernées.

 

06.03  Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, je vous remercie. Votre réponse a de quoi rassurer les agents, puisque des garanties semblent leur être accordées. Sur le plan de la qualité du gardiennage, vous confirmez bien que ces employés devront répondre aux exigences de notre législation.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Questions jointes de

- Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le vol de câbles le long des chemins de fer" (n° 13727)

- M. Franco Seminara à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'explosion des vols de câbles sur le rail belge" (n° 13846)

07 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de kabeldiefstallen langs spoorlijnen" (nr. 13727)

- de heer Franco Seminara aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de explosieve toename van het aantal kabeldiefstallen op het Belgische spoorwegnet" (nr. 13846)

 

07.01  Franco Seminara (PS): Monsieur le président, madame la ministre, depuis plusieurs mois, les gestionnaires du réseau ferroviaire belge sont confrontés à une recrudescence de vols de câbles, avec plus d'un fait par jour.

 

D'après les relevés, 805 cas avaient été comptabilisés fin août, un chiffre qui dépassait déjà les 759 vols commis sur toute l'année 2011. En juillet dernier, un pic a été observé avec 185 faits, soit presque 6 par jour. Alors qu'en France, une très nette diminution du phénomène est constatée, cette pratique tend à se propager dans toute la Belgique, même si elle sévit plus particulièrement dans la province de Hainaut.

 

La SNCF a signé une convention avec la gendarmerie en février 2011 afin de mieux sécuriser ses 30 000 km de voies ferrées. Parmi les moyens mis en place, 300 agents supplémentaires ont été chargés d'assurer des tournées de surveillance et un dispositif d'alarme mobile autonome, avec vidéo, a été mis en place.

 

Dans ce cadre, madame la ministre, mes questions sont les suivantes.

 

Comment les diverses polices locales belges sont-elles impliquées dans la gestion de ce phénomène? Une convention similaire à celle signée entre la gendarmerie et les gestionnaires de réseaux en France pourrait-elle être envisagée en Belgique? Étant donné qu'il s'agit d'un problème transfrontalier, une collaboration internationale policière est-elle en place en termes de traçabilité des câbles pour notre pays?

 

07.02  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le nombre de vols de câbles ne cesse d'augmenter sur tout le réseau ferroviaire. Dans ma commune, des vols ont récemment perturbé fortement le trafic.

 

Je sais qu'Infrabel ne relève pas de votre compétence, mais à chacune de mes interpellations auprès des différents ministres qui se sont succédé, on m'a assuré d'un suivi et d'une extrême vigilance vis-à-vis de ce phénomène. Il m'a été communiqué que des solutions innovantes étaient étudiées par Infrabel qui avait annoncé vouloir travailler avec les fabricants afin d'améliorer la traçabilité du cuivre, voire de remplacer les câbles de cuivre par un conducteur électrique moins coûteux et donc moins convoité. Malheureusement, la mise au point de ces nouvelles solutions prend beaucoup de temps et nécessite toujours, j'imagine, qu'un certain nombre d'obstacles soient levés.

 

Au niveau politique, des mesures ont été présentées en mai 2011. Un arrêté royal rendant obligatoire l'identification et l'enregistrement des métaux a été adopté. Avant cela, une loi de décembre 2010 avait instauré l'obligation de s'identifier pour toute personne vendant du métal à un ferrailleur. Malgré cela, le nombre de vols de métaux continue d'augmenter. Ces vols entraînent des frais importants pour la SNCB, un surcroît de travail pour les agents et de très graves désagréments pour les usagers. Toute la Belgique est touchée par ce phénomène.

 

En 2010, les chiffres démontraient que les vols de cuivre avaient provoqué 32 000 minutes de retards cumulées. Pour 2012, d'après les relevés d'Infrabel, 805 vols de câbles avaient déjà été comptabilisés fin août, un chiffre qui dépassait donc déjà les 759 vols commis sur toute l'année 2011, les 720 de 2010 ou les 509 de 2008. En outre, en juillet dernier, on dénombrait 185 faits, soit presque 6 par jour. Vous conviendrez que c'est extrêmement préoccupant et que cela appelle des réponses drastiques de toute urgence.

 

Je me tourne donc vers vous afin de savoir quelles éventuelles nouvelles mesures plus spécifiques pourraient être prises par rapport aux vols de câbles le long des voies de chemin de fer. Les mesures déjà en place constituent-elles une réponse efficace? Comment peut-on aller plus loin?

 

Une concertation avec Infrabel, mais également avec votre homologue à la Justice, ne serait-elle pas opportune?

 

07.03  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chers collègues, les mesures législatives relatives à l'obligation d'identification et d'enregistrement feront l'objet d'une évaluation dans le courant de l'année 2013.

 

Nous ne sommes pas restés les bras croisés par rapport à ce phénomène. Nous avons pris l'initiative, notamment avec la police des chemins de fer, d'organiser des concertations, entre autres avec Infrabel; nous avons un plan d'action impliquant l'ensemble des différents partenaires 2011-2012, visant à lutter contre le phénomène des vols de métaux, essentiellement sur le domaine ferroviaire.

 

Nous sommes occupés à finaliser le nouveau plan d'action 2013-2014, qui tient précisément compte de l'évolution du phénomène et de nos différentes recommandations auprès du secteur de la justice par rapport à l'augmentation des sanctions, etc. (les magistrats de référence, etc.), auprès des entreprises publiques (les mesures techno-préventives, les systèmes de contrôle, les informations par flash, etc.) et auprès de la police.

 

Par ailleurs, pas plus tard que le 13 novembre dernier, nous avons également sensibilisé les directeurs coordonnateurs des 27 arrondissements judiciaires à cette problématique.

 

Nos actions se répercutent à différents niveaux. À l'échelle européenne, il est nécessaire de mettre en place un cadre législatif qui impose aux ferrailleurs et aux recycleurs la prise d'identité des revendeurs de métaux. En l'absence de législation sur ce point aux Pays-Bas et en Allemagne, la proximité routière de notre pays avec ces États facilite la revente du métal dérobé le long des voies de chemin de fer.

 

J'ai également demandé à nos ambassades d'envoyer un courrier aux différents États membres concernés pour qu'ils adoptent, chacun, des législations, mais selon moi, un cadre européen s'avérerait indispensable. Nous allons encore relayer cette demande auprès de Mme Malmström.

 

En ce qui concerne l'action au niveau des ferrailleurs et des recycleurs, il convient de leur imposer la tenue d'un registre de dépôt qui soit de qualité et tenu à jour. Il faut aussi s'assurer du respect des agréments préparés à destination des ferrailleurs et des recycleurs. La qualité du registre doit permettre de fermer les portes aux voleurs de câbles.

 

Pour ce qui concerne la police, des patrouilles préventives sont organisées en coordination avec la division "vol de métaux" du Groupe SNCB (Securail) ainsi qu'avec des sociétés de sécurité privée (Securitas) sans qu'il n'existe encore à ce stade de conventions signées. Ces pratiques sont courantes, mais elles pourraient être officialisées si nécessaire par le biais d'une convention.

 

De même, la collaboration transfrontalière des services de police a été renforcée via la collaboration européenne RAILPOL et l'organisation de patrouilles mixtes.

 

En ce qui concerne les mesures législatives en place, elles permettent des recherches policières plus larges qu'auparavant. On peut, par exemple, envisager des mesures de confiscation des biens mal acquis, car une évaluation des bénéfices est maintenant possible. Ces mesures ont déjà prouvé leur efficacité.

 

Nous travaillons vraiment en étroite collaboration avec les différents acteurs qui prennent des mesures assez ciblées à leur niveau.

 

07.04  Franco Seminara (PS): Madame la ministre, il faut continuer en ce sens car il s'agit d'un enjeu européen qui dépasse le rail belge. Vous le savez sans doute, il y a eu récemment des vols de câbles sur un terrain de football. On sait que le cuivre est un produit autour duquel les enjeux financiers sont importants.

 

Vous l'avez dit, il faut se concerter avec le milieu et sensibiliser le secteur des ferrailleurs.

 

Vous nous avez présenté une série d'éléments, dont la traçabilité, qui permettront de mieux s'occuper de ce problème désagréable qui coûte cher à la société.

 

07.05  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je prends note de toutes les actions qui sont menées. Il convient d'insister sur la nécessité d'une concertation entre tous les acteurs concernés. Je pense que c'est en travaillant en groupe et en prenant des mesures bien ciblées que l'on parviendra à éradiquer ce phénomène qui cause de nombreux désagréments – tant pour les navetteurs que pour l'économie.

 

Nous espérons donc assister à une diminution de ces faits sur l'ensemble du rail belge.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het gebruik van Google Street View" (nr. 13739)

08 Question de M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'utilisation de Google Street View" (n° 13739)

 

08.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, midden oktober 2012 werd voor de plaatsbepaling van een huiszoeking in een Luikse beenhouwerij gebruikgemaakt van Google Street View. Dat wijst wel wat op gluurgenot. In hoeverre heeft dit tot resultaten geleid? Men was het pand binnengevallen, maar het bleek om het verkeerde pand te gaan omdat de beoogde slagerij nog niet bestond toen de camera’s de straten hebben gefilmd.

 

Het lijkt mij een nuttig instrument om te gebruiken, maar is het gebruikelijk dat de politie voor plaatsbepalingen van zulke toepassingen gebruik maakt?

 

Welke voorschriften gelden voor zulke interventies met betrekking tot plaatsbepaling?

 

08.02 Minister Joëlle Milquet: Dit was inderdaad iets speciaals. Het leek wel een film.

 

Het ging om de uitvoering van diverse huiszoekingsmandaten door de gerechtelijke brigade van de lokale politie van Luik, in het kader van een onderzoek naar drugstrafiek. Eén van de huiszoekingen viseerde een handelszaak te Verviers. Vóór de interventie hadden de rechercheurs de plaats verkend, waarbij foto’s waren genomen voor de werkfardes die tijdens de briefing werden overhandigd aan de officieren die belast waren met de uitvoering van de huiszoekingsmandaten.

 

Bovendien was Google Street View geconsulteerd voor het adres te Verviers, om eventuele uitgangen aan de achterzijde van het gebouw te visualiseren. Het is immers altijd een goed idee voorzichtig te zijn. Per vergissing werd echter de foto van een andere, identieke handelszaak in de werkfarde gestopt. De handelszaak die in het gerechtelijke onderzoek geviseerd werd, bestond namelijk nog niet op het ogenblik dat Google de straat had gefotografeerd.

 

De officier die de leiding had van de interventie te Verviers baseerde zich op de foto’s van Google, maar vergat de overeenstemming met het adres dat vermeld stond op het huiszoekingsbevel te verifiëren. Hij herkende de plaats wel van de foto’s, maar bevond zich op het verkeerde adres.

 

De vergissing werd onmiddellijk vastgesteld bij de identificatie van de uitbater van de handelszaak. Excuses werden aangeboden, en daarna verliep de huiszoeking als gepland.

 

Google Street View is een open informatiebron. De gegevens daarvan zijn vrij toegankelijk voor iedereen. Dergelijke bronnen mogen dus altijd geconsulteerd worden bij opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie. Het adres van een gebouw dat het voorwerp uitmaakt van een politie-interventie kan worden bepaald door consultatie van alle bronnen die wettelijk toegankelijk zijn voor de politiediensten. Het kan daarbij zowel gaan om openlijke bronnen als Google Street View of het openbare register van de Kruispuntbank van Ondernemingen, als om politiedatabanken of om databanken die ter beschikking van de politie worden gesteld, bijvoorbeeld de Algemene Nationale Gegevensbank, het Rijksregister of het register van de Dienst voor de Inschrijving van Voertuigen.

 

Uiteraard moet men erop letten dat de foto’s en het adres overeenstemmen. In dit geval ging het om een vergissing.

 

08.03  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, het gaat mij minder over het incident, wij mogen het wel niet banaliseren, maar ik vind het wel een goede aanzet dat wij alle technische middelen die wij lokaal hebben kunnen gebruiken.

 

Er is nu ook het GIS, het Geografisch Informatiesysteem. Dat is eigenlijk wel een goede denkpiste, want in de zones is er nu ook een krapte aan personeel om alle zaken op te volgen. Ik vind dat wij alle technische middelen die wij ter beschikking hebben moeten aanwenden om de werking dagelijks te ondersteunen.

 

In die zin vond ik het wel een merkwaardige en interessante piste om in de toekomt te ontwikkelen. Ik denk dat men technisch meer inventieve zaken moet aanwenden om het werk op het terrein voor onze mensen te vergemakkelijken en vooral kwalitatief te verbeteren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de snelste adequate hulp" (nr. 13740)

09 Question de M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'aide adéquate la plus rapide" (n° 13740)

 

09.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, het principe van de snelste adequate hulp blijft voor beroering zorgen.

 

Men moet natuurlijk altijd de juiste informatie ontvangen, maar ik wou hier toch nog even een spijtig voorval in Affligem signaleren. Daar kreeg een man een fatale beroerte en stierf. Blijkbaar werd een ziekenwagen uitgestuurd vanuit Dilbeek, terwijl Asse qua afstand de helft dichterbij is. De reden was dat de ziekenwagen uit Dilbeek net op de terugreis was vanuit Asse. In realiteit zou hij echter al anderhalf uur teruggeweest zijn in de voorpost in Dilbeek. Het is een incident en ik vind dat men dat altijd moet relativeren.

 

Op eerdere vragen heeft de minister van Volksgezondheid geantwoord dat onderzocht zou worden in welke mate geprogrammeerde wegenwerken in de informatie geïntegreerd kunnen worden. Wat is de stand van zaken? Op het terrein leidt het ontbreken daarvan immers soms tot fatale misverstanden.

 

09.02 Minister Joëlle Milquet: Mijn diensten hebben het incident laten onderzoeken door de verantwoordelijke van de 100-centrale van Vlaams-Brabant. Het onderzoek is nog lopende, maar de eerste analyse schijnt uit te wijzen dat de operator die de oproep heeft behandeld, geen fout heeft gemaakt bij het uitsturen van de ziekenwagen.

 

De CAD-technologie van ASTRID heeft op basis van de beschikbare informatie berekend dat de ziekenwagen in kwestie het snelst ter plaatse had moeten zijn. De berekening van de dichtstbijzijnde vrije ziekenwagen gebeurt op basis van de statusmeldingen van de ziekenwagen en de recentste door de 100-centrale gekende positie van het voertuig. De statusmeldingen zoals "vertrokken" of "in het ziekenhuis aangekomen" worden vanuit de ziekenwagen doorgegeven. In dit geval bevond een wagen van Dilbeek zich volgens een statusmelding in het ziekenhuis van Asse, waardoor hij het snelst ter plaatse kon zijn. De ziekenwagen bevond zich echter niet meer in Asse. De status werd dus niet meer aangepast na de terugkeer van de ambulance naar de vaste standplaats in Dilbeek. Hoe dat precies komt, wordt nog verder onderzocht.

 

Ik heb al geantwoord op de vragen over het actieplan voor de technologie van de hulpcentra. Mijn diensten en ik willen echt vooruitgang boeken bij de oplossing van de technologische problemen. Ik heb nog een belangrijke vergadering met de directeurs van de centra, met de diensten van ASTRID en met mijn administratie. Ik wil snel oplossingen. Ik heb voldoende druk op mijn administratie en de diensten gelegd.

 

Ik doe mijn best. Het betreft een oude hervorming. We moeten grondige veranderingen doorvoeren. Dat is voor mij een prioriteit.

 

09.03  Michel Doomst (CD&V): We hebben adequate hulp nodig om het systeem zo snel mogelijk op punt te zetten. Het betreft fatale incidenten. Ik ben blij dat een en ander correct gedetecteerd is en dat u daarover duidelijk communiceert. Hopelijk kunnen we de statusaanpassing zo snel mogelijk correct in het systeem invoeren. Het ging om een verschil van anderhalf uur. Dat is veel. Ik hoop dat u het euvel zo snel mogelijk oplost.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de rol van de lokale selectiecommissie bij de aanwerving van politiemensen" (nr. 13764)

10 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le rôle de la commission de sélection locale lors du recrutement de policiers" (n° 13764)

 

10.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, bij een aanwerving, bij het vacant verklaren van bijvoorbeeld een hoofdinspecteur, moet het lokale politiecollege een selectiecommissie aan de politieraad voorstellen. Althans, dat is de letter van de wet.

 

Blijkbaar gebeurde dit tot nog toe in veel politieraden niet en werden alleen de vacantverklaringen en de benoemingen van geselecteerde politiemensen aan de goedkeuring van de politieraden voorgelegd.

 

De vraag is of het vacant verklaren van bepaalde functies bij de lokale politie, zonder dat ook aan de selectiecommissie ter goedkeuring voor te leggen, geen inbreuk betekent op de wettelijke voorschriften en of men benoemingen op die basis kan laten schorsen of opschorten.

 

Mevrouw de minister, in hoeveel politieraden werden de selectiecommissies die voor bepaalde functies moeten selecteren aan de goedkeuring van de leden van de politieraad voorgelegd? Is dat ondertussen al een algemene regel of juist niet? Bestaan daar cijfers over?

 

Werden hiertegen al klachten geformuleerd? Hoeveel? Welk juridisch gevolg werd hieraan gegeven?

 

Ik heb ook een vraag over de mogelijke belangenvermenging. In bepaalde zones zou men in de selectiecommissie mensen met een bepaalde syndicale achtergrond kunnen laten beslissen over sollicitanten met dezelfde syndicale achtergrond. Kan men hier spreken van belangenvermenging?

 

Enkele politieraden laten mij weten dat door deze procedure – selectiecommissies die ook aan de goedkeuring van de leden van de politieraad moeten worden voorgelegd – verschillende politiezones continu en permanent met een personeelstekort zullen zitten.

 

Politieraden komen niet wekelijks en zelfs niet maandelijks bijeen, zoals u weet. Welke maatregelen zult u nemen om dit permanent tekort op te vangen? Zult u de bekendmaking van de selectiecommissie proberen te remediëren?

 

10.02 Minister Joëlle Milquet: Hoewel deze vraag kennelijk is ingegeven door een specifieke situatie, zal ik mij louter in algemene bewoordingen uitdrukken over het begeven van de betrekkingen in een lokaal politiekorps vermits op deze kwestie wordt gedoeld.

 

Conform de rechtspositie van het personeel van de politiediensten worden de wijze van selectie, voor een bij mobiliteit te begeven betrekking, en de samenstelling van de plaatselijke selectiecommissie, voor de personeelsleden van het midden- en basiskader van de lokale politie, bepaald door de politieraad in de meergemeentenzones en door de gemeenteraad in de eengemeentezones omdat het hier gaat over een hoofdinspecteur. Deze procedurevoorschriften inzake mobiliteit zijn van algemene toepassing.

 

In toepassing van het toezicht, ingesteld door de wet op de geïntegreerde politie, worden voor eensluidend verklaarde afschriften van de beraadslagingen van de gemeenteraad of de politieraad, betreffende de rekrutering, de benoeming en de bevordering van de leden van de lokale politie, toegezonden aan de gouverneur. De gouverneur kan de uitvoering van dergelijke beraadslagingen opschorten als zij de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de lokale politie miskennen. De indiening van een klacht staat dan ook los van het toezicht dat in het voornoemde kader wordt uitgeoefend.

 

Indien, bij het begeven van de betrekking door de politieraad, zou blijken dat deze of gene reglementaire bepaling miskend werd, moet er worden overgegaan tot de opschorting van de aanwijzing in de desbetreffende betrekking. De aangehaalde belangenvermenging zou iedere onpartijdigheid wegnemen bij een jurylid dat niet anders zou kunnen dan een kandidaat bevoorrechten, enkel en alleen omdat die tot dezelfde vakorganisatie behoort.

 

Overeenkomstig de rechtspraak van de Raad van State kan de onpartijdigheid van de leden van een selectiecommissie alleen in vraag worden gesteld indien aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste, er moeten precieze en vastgestelde feiten kunnen worden aangevoerd die van die aard zijn dat zij het vermoeden van partijdigheid daadwerkelijk laten bestaan. Ten tweede, uit de omstandigheden moet blijken dat de partijdigheid van dit lid of die leden effectief de hele commissie heeft kunnen beïnvloeden. Zelfs in de hypothese dat het gemeenschappelijke vakbondslidmaatschap van die aard is dat het het voornoemde vermoeden van partijdigheid laat bestaan, dan nog moet in dit specifieke geval het bewijs worden geleverd dat het de werkzaamheden van de commissie, en dus de overige leden, heeft kunnen beïnvloeden.

 

Ten vierde, het personeelstekort in bepaalde politiezones wijten aan de vereiste om de vastlegging van de selectiemodaliteiten van het aan te werven personeel via de politieraad te laten gebeuren, lijkt mij te kort door de bocht. De mobiliteit is geen continu gebeuren. Zij verloopt in opeenvolgende cycli, met tussenpozen van enkele maanden.

 

Het lijkt mij dan ook geen onmogelijke zaak dat de politieraad in die periode zou samenkomen voor het goedkeuren van de beraadslaging die noodzakelijk is voor het opstellen van de betrekking alsook voor het vastleggen van de selectiemodaliteiten van de kandidaat.

 

10.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik ben hier en daar de draad kwijtgeraakt. Ik zal uw schriftelijke antwoord dan ook nog eens heel goed moeten lezen.

 

Als ik de teneur van uw antwoord goed heb begrepen, komt het erop neer dat het laten goedkeuren door de politieraad van de selectievoorwaarden, en dus ook van de samenstelling van de selectiecommissie, van die aard is dat eventuele beslissingen die door het politiecollege zouden zijn genomen, in vraag zouden kunnen worden gesteld, doordat de selectievoorwaarden niet aan de politieraad zijn voorgelegd. Vergis ik mij?

 

Als wij daar niet helemaal zeker van zijn, zal ik u de vraag ook nog eens schriftelijk stellen.

 

U antwoordt op de laatste vraag dat mijn opmerking te kort door de bocht is. Het is echter niet mijn opmerking, maar wel de opmerking van commissarissen van een aantal politiezones. Ik zal hen uw antwoord doorspelen en nagaan hoe zij op uw antwoord reageren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 13800 van de heer Schoofs wordt uitgesteld.

 

11 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de interne auditdienst van de federale politie" (nr. 13862)

11 Question de M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le service d'audit interne de la police fédérale" (n° 13862)

 

11.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, naast de controverse over de publicatie van criminaliteitsstatistieken bereikt mij een andere casus met betrekking tot de openbaarheid van bestuur bij de federale politie.

 

Een journalist wenste inzage te krijgen in de rapporten van de interne auditdienst, maar kreeg te horen dat dat niet kan om privacyaspecten en het waarborgen van de openbare orde en veiligheid.

 

Er werd gevraagd naar een advies bij de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten, dat de validiteit van de aangehaalde principes bevestigt, wat de journalist zelf ook niet betwist, maar men voegt er ook aan toe dat, ten eerste, de federale politie de beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd en, ten tweede, dat er ook zoiets bestaat als het principe van gedeeltelijke openbaarmaking.

 

In het verlengde hiervan stel ik vast dat Catherine De Bolle, commissaris-generaal van de federale politie, in haar opdrachtbrief terecht het belang van waarden, deontologie, efficiëntie en effectiviteit benadrukt. Een concretisering van het plan zou er onder meer in bestaan de capaciteit van de interne auditdienst op te trekken van de huidige twee tot drie personeelsleden naar 13 personeelsleden.

 

Mevrouw de minister, bevestigt u het belang van de waarden van openbaarheid en transparantie bij de politieorganisatie? Zo ja, schaart u zich dan achter het advies van de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten met betrekking tot het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking?

 

Hoe zal de extra capaciteit van de interne auditdienst worden aangewend? Kan hiermee het extra werk dat het bewerken van rapporten met zich brengt met het oog op een gedeeltelijke openbaarmaking niet meteen worden opgevangen? Of zal die extra capaciteit worden aangewend voor de implementatie van een versterkt beleid inzake organisatie- en risicobeheersing en interne controle, of wordt veeleer de traditionele auditfunctie versterkt?

 

Moet er op langere termijn niet worden gekeken naar de mogelijkheid tot integratie van verschillende controlediensten, bijvoorbeeld tussen de auditdienst, de algemene inspectie en het Comité P?

 

11.02 Minister Joëlle Milquet: Het principe van openbaarheid en transparantie van de administratie zijn essentieel voor de democratische ontwikkeling van onze maatschappij. Het grondwettelijke principe van openbaarheid van administratie is toepasselijk op elke administratie, inclusief de politiediensten.

 

Gelet op de door de politie uitgeoefende functie in onze samenleving – te weten de handhaving of het herstel van de openbare orde of de strijd tegen de criminaliteit – zou de verspreiding van de informatie in auditrapporten betreffende de werking van de diensten, in voorkomend geval een bedreiging kunnen uitmaken voor onder meer de openbare orde en de openbare veiligheid. Artikel 6 van de wet betreffende de openbaarheid van bestuur laat toe om geen gevolg te geven aan de vraag van een particulier om zich de bedoelde documenten te laten toesturen. Het principe van de gedeeltelijke openbaarheid zou kunnen worden overwogen, teneinde een evenwicht te garanderen tussen, enerzijds, het recht van de burger op transparantie van de administratie en, anderzijds, de noodzaak van de openbare orde en veiligheid.

 

De capaciteit van de interne auditdiensten van de federale politie zal worden aangewend in het raam van de optimalisering van de werking van de dienst en van de uitbreiding van het dienstenaanbod. De optimalisering van de werking heeft vooral betrekking op de opstelling van een jaarlijkse auditplanning. Daarvoor zal, enerzijds, rekening worden gehouden met strategische keuzes en, anderzijds, met selectiecriteria om potentieel interessante auditontwerpen te beoordelen. Strategische keuzes zijn onder meer de systematische dekking van alle auditdomeinen, besparingen, beter gebruik van de middelen, betere dienstverlening en efficiëntie. De selectiecriteria zijn onder meer een risicoanalyse, een probleemanalyse uitgevoerd op basis van klachtenbeheer, de detectie van noden en behoeften van de directies-generaal, het uitvoeren van het thema "Audits transversaal doorheen de organisatie".

 

Naast het bestaande aanbod van de interne auditdienst zal het dienstenaanbod tevens worden uitgebreid naar een financiële audit en kan het uitwerken van rapporten met het oog op een gedeeltelijke openbaarmaking eveneens worden opgevangen.

 

De algemene inspectie, het Comité P en de interne auditdienst van de federale politie voeren een audit uit, maar de finaliteit is telkens verschillend. Het Comité P, dat ressorteert onder de wetgevende macht, treedt op zowel ten voordele van de uitvoerende macht als tegenover de politiediensten en is belast met het toezicht op de globale werking van de politiediensten en de uitoefening van de politiefunctie door alle bevoegde ambtenaren van de inspectie of handhavingsdiensten. Het behandelt ook de klachten en aangiften van burgers.

 

De algemene inspectie maakt geen deel uit van de politiediensten en ressorteert onder het rechtstreekse gezag van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, naar gelang van de plichten die ze vervullen. De auditdienst van de federale politie is daarentegen een eerstelijnauditdienst, die audits uitvoert bij de federale politie en rechtstreeks onder het functionele gezag van de commissaris-generaal van de federale politie ressorteert.

 

11.03  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik noteer dat het zoeken blijft naar een evenwicht tussen de principes veiligheid en openbare orde, enerzijds, en openbaarheid van bestuur, anderzijds. Maar ik denk toch dat artikel 6 geen vrijgeleide mag zijn om te vroeg of te veel te beslissen dat aan de openbaarheid van bestuur geen gevolg kan worden gegeven. Het blijft hoe dan ook een evenwichtsoefening.

 

In verband met de inzet van personeel, ik hoop inderdaad op zoveel mogelijk efficiëntie, maar wij moeten daar een beetje afwachten wat dat zal geven.

 

In verband met de integratie van de verschillende controlediensten, ik meen uit uw antwoord te mogen afleiden dat elk zijn specifieke functies heeft en dat daaraan op termijn niet geraakt zal worden. Nochtans verneem ik dat een ministeriële richtlijn van 22 november 2011 moest geëvalueerd worden aangaande de taakverdeling tussen de dienst Enquêtes van het Comité P en de AIG. Het zou dus wel belangrijk zijn dat wij de evaluatie van die ministeriële richtlijn even zouden kunnen krijgen, om te zien waar wij in de toekomst naartoe moeten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 13871 van de heer Calvo wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

12 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "intelligente camera's" (nr. 13884)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "een betere samenwerking tussen de Belgische en Franse politie om grenscriminaliteit in West-Vlaanderen te bestrijden" (nr. 14014)

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de overvallen in de grensstreek met Frankrijk" (nr. 14194)

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de extra agenten in de strijd tegen de grenscriminaliteit" (nr. 14206)

- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de grenscriminaliteit in Zuid-West-Vlaanderen en de samenwerking met Frankrijk in de strijd tegen grenscriminaliteit" (nr. 14233)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de taken van de bijkomende agenten van de federale politie ingezet in de strijd tegen grenscriminaliteit" (nr. 14247)

12 Questions jointes de

- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les caméras intelligentes" (n° 13884)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "une meilleure coopération entre les polices belge et française dans la lutte contre la criminalité frontalière en Flandre occidentale" (n° 14014)

- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les braquages dans la zone frontalière avec la France" (n° 14194)

- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les agents supplémentaires engagés dans la lutte contre la criminalité transfrontalière" (n° 14206)

- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la criminalité frontalière dans le sud de la Flandre occidentale et la collaboration avec la France dans la lutte contre la criminalité frontalière" (n° 14233)

- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les missions des policiers fédéraux supplémentaires déployés dans le cadre de la lutte contre la criminalité frontalière" (n° 14247)

 

12.01  Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag over intelligente camera’s heeft niet onmiddellijk met grenscriminaliteit te maken. Het kan, mijn vraag is eigenlijk ruimer, maar ik zal ze alsnog bij de samengestelde vragen stellen.

 

Mevrouw de minister, in verschillende steden en gemeenten is er nu een wirwar van verschillende camerasystemen. Het Vlaams Gewest organiseert een openbare aanbesteding voor een groepsaankoop van camera’s. Tegelijkertijd stelde de Vlaamse overheid de gemeenten de vraag of zij wensten in te tekenen op deze groepsaankoop. Voor de gewestwegen zal de Vlaamse overheid deze camera’s bekostigen, maar voor gemeentewegen zal dat moeten gebeuren door de steden en gemeenten. Door de gezamenlijke aankoop via de Vlaamse overheid kunnen de kosten wel gedrukt worden voor de politiezones en de gemeenten zelf.

 

U had hierover verscheidene gesprekken met minister Crevits, zoals wij van u en haar konden vernemen. Om de strijd tegen criminaliteit gecoördineerd te kunnen voeren is het, zoals herhaaldelijk benadrukt, belangrijk dat de camerasystemen gelijklopend zijn over een zo groot mogelijk grondgebied, in Vlaanderen en liefst in België zelfs.

 

Is er overleg tussen de federale overheid en de drie Gewesten over één camerasysteem? Is dat overleg structureel? Wat is het resultaat ervan?

 

Wat is de houding van het Waals en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ten aanzien van een dergelijke gezamenlijke aankoop? Zullen zij in hun Gewest ook de aankoop coördineren, zodat de gemeenten uit Brussel en Wallonië ook kunnen intekenen op de aankoop van deze camera’s?

 

De voorzitter: Mijnheer Logghe, ik heb u daarnet niet vermeld omdat ik de bladzijde niet had omgeslagen, maar u komt straks uiteraard ook aan de beurt. Eerst mevrouw Dumery.

 

12.02  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb er geen probleem mee dat mijn vragen samengevoegd zijn met die van collega Sleghers. Ik wil het echter niet hebben over de camera’s maar over het feit dat de huisartsen zich zeer onveilig voelen. Mijn collega in de Senaat, Elke Sleurs, heeft u hierover al ondervraagd. U weet dus dat er huisartsen zijn die de kentekens van hun wagen hebben gehaald omdat zij bang zijn tijdens nachtelijke bezoeken aan patiënten overvallen te worden.

 

De huisartsen in kwestie hebben voorgesteld een wachtpost in het centrum van Menen op te richten. De vraag van collega Sleurs ging daarover. De huisartsen vragen daarnaast dat de politiediensten een systeem zouden opzetten om de huisartsen te beveiligen.

 

In de pers heb ik gelezen dat u gezegd hebt dat in de grensstreek Frankrijk-België minstens 10 agenten per dag zullen worden ingezet. Vandaar mijn vraag: bestaat de mogelijkheid dat ook de huisartsen in kwestie er een beroep op kunnen doen? Klopt het dat er 10 federale agenten extra worden ingezet? Is dat een tijdelijke maatregel? Is het een structurele maatregel?

 

Wij hebben hier al vaak gesproken over de samenwerking met de Franse collega’s. Zijn de 10 extra federale agenten een onderdeel van de maatregelen die genomen worden met het oog op de samenwerking met Frankrijk? Kunt u over die samenwerking meer uitleg over geven?

 

De voorzitter: Het is uw beurt, mijnheer Logghe.

 

12.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, ik meen dat de tweede vraag van mevrouw Slegers nog voor die van mij komt.

 

De voorzitter: Momentje, ik tel het even na. De twee vragen van mevrouw Dumery zijn behandeld. Dan volgt inderdaad de vraag van mevrouw Slegers. Mijn excuses.

 

12.04  Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, omdat deze vraag specifiek over grenscriminaliteit gaat, heb ik mijn beide vragen niet samengevoegd.

 

Mevrouw de minister, ik kan aan den lijve ondervinden dat er meer politie-inzet is in de grensstreek. Ik woon daar en ik zie de agenten elke dag. Daar ben ik heel blij om.

 

Niettemin las ik in de krant dat de zone Westkust en de Gendarmerie nationale van Duinkerke overleg gevoerd hebben met elkaar en met de parketten van Veurne en Duinkerke. Daar is de aanpak van de georganiseerde grensoverschrijdende criminaliteit besproken. Dat artikel trok uiteraard mijn aandacht omdat wij daarover in het Parlement al verschillende keren gesproken hebben.

 

In het artikel werd aangekondigd dat op het overleg twee afspraken gemaakt werden. Ten eerste, de voorwaarden om criminelen te achtervolgen tot in Frankrijk zijn versoepeld. Ten tweede, er is ook een afspraak gemaakt over het doormailen naar elkaar van nummerplaten van gestolen voertuigen. Dat zijn twee heel concrete afspraken die ik kan toejuichen.

 

Ik vraag mij af hoe die afspraken passen in een groter akkoord en in al de inspanningen die geleverd worden om het Frans-Belgisch overleg te verbeteren, waarmee ik op de akkoorden van Doornik doel.

 

Was het overleg dat in dat artikel gemeld werd, een strategisch overleg, of gaat het om een lokaal overleg?

 

Als het een lokaal overleg was, kunnen de daar gemaakte afspraken tussen de politiezone Westkust en de Gendarmerie nationale van Duinkerke ook doorgetrokken worden naar de andere zones langs de grensstreek? Hoe gebeurt dat concreet?

 

12.05  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank de collega’s voor het schetsen van het kader van deze opvolgingsvraag.

 

Dagelijks worden tien bijkomende agenten naar de grensstreek met Frankrijk gestuurd. Er zouden afspraken zijn gemaakt inzake achtervolgingen bij minder zware feiten en ook de nummerplaten zullen in realtime worden doorgestuurd naar de Franse collega’s om te kunnen ingrijpen.

 

Ik heb een aantal bijkomende vragen.

 

Ten eerste, de woordvoerder van de politie liet verstaan dat de herkenningssystemen aan beide zijden van de grens de nummerplaten van gestolen wagens onmiddellijk herkennen en dat de gegevens in realtime zullen worden doorgestuurd. Gebeurt dit inmiddels? Gebeurt dit ook in de regio Kortrijk-Rijsel?

 

Ten tweede, voor zware feiten, zoals moord of brandstichting, mogen onze politiemensen al lang de grens over. U zegt dat er afspraken zouden zijn gemaakt om dit te versoepelen voor minder zware feiten. Over welke feiten gaat het concreet?

 

Ten derde, u hebt het over dagelijks minstens 10 federale politieagenten die in de zones Grensleie, Arro Ieper, Komen-Waasten, Moeskroen en Val de l’Escaut zouden worden ingezet. Op welke regio’s focust u? Op welke manier zullen ze ingezet worden? Komt de vraag vanuit de politiezones of beslist u zelf waar die politiemensen zullen worden ingezet?

 

12.06 Minister Joëlle Milquet: Na een overleg met minister Hilde Crevits, belast met Mobiliteit in het Vlaams Gewest, hebben wij besloten het onderwerp ANPR-camera’s samen, over de overheden heen, in een werkgroep uit te werken. Wij hebben al veel vergaderingen gehad, met veel nieuwe resultaten.

 

De synergieën moeten leiden tot economisch schaalvoordeel en technische uniformiteit. De werkgroep, geleid door het kabinet van minister Crevits, wordt door mijn departement ondersteund in diverse domeinen, zoals het juridische kader en de expertise van de federale politie. Ook de andere Gewesten worden telkens uitgenodigd. Er werd ook een synthesedocument betreffende een vast ANPR-netwerk opgesteld en vertaald. Het kan als praktische gids dienen.

 

Concreet heeft de samenwerking ook geleid tot de redactie en publicatie van een bestek “opdrachtencentrale vast ANPR-netwerk”. De opening van de offertes vond plaats op 19 november 2012. Alle andere actoren, op diverse niveaus, de gemeenten, de politiediensten, de federale overheden en de Gewesten, zullen dus ook via dat kanaal bestellingen kunnen doen. Dat is voor de verschillende partners heel belangrijk. De installatie van ANPR-camera’s is, net zoals voor elke andere bewakingscamera, een bevoegdheid van de gemeenten voor de gemeentewegen en van het Gewest voor de gewestwegen en autosnelwegen.

 

Ik bestudeer momenteel ook of een cofinanciering door Binnenlandse Zaken mogelijk is voor de gemeenten langs de grenzen. Dat zou ons toelaten een pilootproject op te zetten in West-Vlaanderen, maar daarvoor heb ik natuurlijk nieuwe financiële middelen nodig. Dat ligt een beetje moeilijk, na het akkoord over de begroting, maar ik doe mijn best om een pilootproject te lanceren.

 

Natuurlijk bevestig ik dat wij 10 aanvullende medewerkers van het CIK naar West-Vlaanderen sturen om dagelijks aan verschillende operaties deel te nemen. Ik heb hier de agenda, dag per dag, persoon per persoon, van de planning van de gemeenschappelijke actie. Die is goed georganiseerd. Die wordt gecoördineerd door de DirCo’s van Kortrijk en Doornik.

 

Er zijn dus medewerkers van het CIK en de lokale politie, zonder of met helikopter. Er wordt dus goed samengewerkt tussen de aanvullende politiemensen en gemeentepatrouilles aan gemeenschappelijke operaties, dag per dag en soms ook ’s nachts.

 

Of de politie voortaan ook de huisartsen in de grensstreek zal escorteren tijdens hun nachtelijke huisbezoeken, moet eerst aan de lokale overheid worden voorgelegd.

 

Ik heb nog geen signaal van de lokale overheden ontvangen dat ze de korpsen van de lokale politie in de grensstreek structureel wensen te versterken.

 

Wat het Frans-Belgische overleg betreft, de grensoverschrijdende achtervolging omvat drie aspecten: Belgische politiemensen toelaten om op Frans grondgebied misdadigers te arresteren, de achtervolging toelaten voor meer inbreuken dan nu het geval is en andere samenwerkingsacties.

 

Ik heb al een gedetailleerde versie van mijn gesprek met de minister gegeven en de verschillende fasen van de onderhandelingen uitgelegd.

 

De vorige vergadering vond twee weken geleden plaats. Ik heb de eerste minister gevraagd om daarover tijdens zijn bezoek aan de Franse president Hollande te praten en dat is ook gebeurd. De eerste minister heeft de Franse president gevraagd om zo snel mogelijk een nieuwe overeenkomst ter zake tussen de twee landen te ondertekenen.

 

Ik denk dat wij ons nu in de laatste fase van de onderhandelingen bevinden, met nieuwe partners in Frankrijk op een hoger niveau. Dat is een belangrijke stap.

 

Het Frans-Belgische overleg met de politiezone-Westkust, Koksijde en De Panne is een lokaal initiatief. Daar beschikt men aan beide zijden van de grens reeds over ANPR-camera’s en mailt men de nummerplaatgegevens van gestolen wagens aan elkaar door. Het systeem van nummerplaatherkenning is daar dus al ingevoerd.

 

Dat systeem met ANPR-camera’s is niet van toepassing in de overige politiezones in de regio Zuid-West-Vlaanderen. Wel zullen alle Franse en Belgische politiediensten in die regio voortaan gebruikmaken van gemeenschappelijke radiokanalen die in de communicatiecentra aan weerszijden van de grens steeds op luisterstand staan.

 

12.07  Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik begrijp dat er over de camera’s geen overleg wordt gepleegd met Wallonië en Brussel. Misschien is dat een suggestie voor de toekomst, zodat ook zij een gelijkaardig initiatief kunnen nemen?

 

12.08 Minister Joëlle Milquet: Vertegenwoordigers ervan werden voor elke vergadering van de werkgroep uitgenodigd.

 

12.09  Bercy Slegers (CD&V): Maar men heeft nog geen initiatief genomen, zoals in Vlaanderen, om een gezamenlijke aankoop te organiseren?

 

12.10 Minister Joëlle Milquet: Ik heb dezelfde voorstellen gedaan, maar de reacties waren verschillend.

 

12.11  Bercy Slegers (CD&V): Dat is zeer positief, want het zou goed zijn, mocht zo’n aankoop voor heel België kunnen gebeuren.

 

Het is ook zeer positief te vernemen dat u inspanningen zult leveren om te kijken of er een pilootproject mogelijk is in bijvoorbeeld de regio Kortrijk, Menen en Wervik. Die zones zijn immers het meest getroffen. Die gemeenten zijn zeker vragende partij voor de cofinanciering van ANPR-camera’s.

 

Ten slotte, kom ik tot de politie-inzet. Ik heb zopas gezegd dat wij dat aan den lijve ondervinden. Ik zou willen pleiten voor een blijvende doorgedreven inzet van de politiediensten, want dat heeft in elk geval zijn effect. Wij moeten dat wel kunnen blijven volhouden. Ook in Frankrijk moet blijvend aandacht worden besteed aan de bewustmaking, want het is uiteindelijk ook de verantwoordelijkheid van de Fransen om hieraan mee te werken.

 

Ik dank u voor uw antwoord.

 

12.12  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, u verwijst naar de lokale overheden, die zich moeten uitspreken over de vraag naar beschermende maatregelen van huisartsen, maar zij moeten wel over de nodige mandkracht beschikken om die maatregelen uit te voeren. Vandaar dat de extra federale agenten ter zake een zeer belangrijke rol spelen.

 

In verband met het Frans-Belgisch overleg, had u het erover dat de achtervolgingsmogelijkheden zouden kunnen worden uitgebreid en dat politieagenten op mekaars grondgebied criminelen moeten kunnen arresteren en bij een ruimer aanbod aan inbreuken een achtervolging moeten kunnen inzetten. U had het ook over gemeenschappelijke radiokanalen.

 

Dat zijn allemaal heel concrete punten, maar meer vertelt u niet over de onderhandelingen, die in een laatste fase zitten. Ik heb het gevoel dat daar meer in zit. Onderhandelingen zijn onderhandelingen en ik kan begrijpen dat wij de details nog niet mogen weten. Ik kijk uit naar een volgende commissievergadering, over twee weken, aangezien u zegt dat ze momenteel in een laatste fase zitten. Wij zullen mekaar daarover zeker nog treffen in onze commissie.

 

12.13  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, Frankrijk en zijn soevereiniteit, ik ben niet gerustgesteld door uw antwoord over de onderhandelingen met Frankrijk. Ik neem er nota van dat de heer Hollande inderdaad aandacht heeft voor de problematiek, maar dat houden wij nu toch reeds een aantal maanden vol. Daar zit weinig schuif in. Dat blijft wat kwakkelen en wij krijgen niet de bevoegdheden die we dringend moeten krijgen.

 

Ik neem er nota van dat de gegevens van de herkende nummerplaten in realtime worden doorgestuurd in de streek De Panne-Duinkerke. Mevrouw de minister, ik zou durven pleiten voor de uitbreiding van die bevoegdheid en het doorsturingssysteem uit te breiden tot de regio Kortrijk-Rijsel. Rijsel is een grote metropool. Andere collega’s zeiden het reeds, er is nogal wat criminaliteit in de streek Kortrijk-Menen-Waregem en verderop naar Roeselare. Ik hoop dat wij daarop een positief antwoord krijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het hoge aantal groepsverkrachtingen in België" (nr. 13890)

13 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le nombre élevé de viols collectifs en Belgique" (n° 13890)

 

13.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, iedere week worden door de politie vijf groepsverkrachtingen geregistreerd. Dit is een ontstellend hoog cijfer. Verscheidene academici hebben gereageerd op de cijfers die door u bekend werden gemaakt. Volgens hen gaat het om waarschijnlijk ondergewaardeerde cijfers, omdat er nog altijd schaamtegevoel bestaat om naar buiten te treden als slachtoffer van groepsverkrachting. U hebt groepsverkrachting opgenomen in uw Nationaal Veiligheidsplan en belooft in de pers om de aanpak van verkrachtingen in het algemeen aan te scherpen.

 

Ten eerste, de problematiek van groepsverkrachtingen is niet nieuw, mevrouw de minister. Het is goed dat dit nu eindelijk prioritair wordt opgenomen in het Veiligheidsplan. Dat is echter niet voldoende als er geen concrete maatregelen mee gepaard gaan. Welk concreet actieplan is er? Welke actiemiddelen en maatregelen komen er?

 

Ten tweede, een aparte aanpak van het fenomeen van groepsverkrachtingen kan maar lukken als men erin slaagt het fenomeen voldoende te meten en het strafrechtelijk te kwalificeren. Wordt er, in overleg met de minister van Justitie, nagedacht over het opmaken van de kwalificatie “groepsverkrachting”, zodat ook recidive, veelvuldig voorkomend, kan worden opgevolgd?

 

Ten derde, in het verslag van een professor seksueel strafrecht lees ik dat zwarte bendes in Brussel ten onrechte worden geassocieerd met groepsverkrachtingen. Het zou wel gaan over een grootstedelijke problematiek, over mensen met een bepaald vrouwbeeld waarbij het haantjesgedrag heel sterk is. Worden er cijfergegevens bijgehouden inzake de culturele en/of etnische achtergrond van de mogelijke daders? Zo niet, waarom niet als blijkt dat juist die achtergrond wel degelijk het hoge aantal groepsverkrachtingen mee zou kunnen helpen verklaren?

 

13.02 Minister Joëlle Milquet: Elke groepsverkrachting is uiteraard onaanvaardbaar maar ik wil er toch op wijzen dat de aantallen niet plots explosief zijn toegenomen zoals sommigen suggereren maar licht zijn gedaald sinds 2007. In dit verband verwijs ik naar uw vraag nr. 548 die ik op 11 juli 2012 heb beantwoord.

 

De uitdrukkelijke opname van intrafamiliaal geweld en geweld tegen vrouwen in de prioriteiten van het Nationaal Veiligheidsplan 2012-2015 is er op mijn verzoek gekomen. Dit is echter een politieplan en we moeten ons ervan bewust zijn dat de politionele impact in dit domein niet overschat moet worden. Haar meerwaarde situeert zich in een zo goed mogelijke reactieve en preventieve aanpak. Het Nationaal Veiligheidsplan beoogt de kwalitatieve afhandeling van alle feiten tegen de fysieke integriteit, dus ook collectieve verkrachtingen.

 

In samenspraak met de magistratuur maakt de politie draaiboeken op of past ze die aan. Dit is al gedaan voor de thematiek “verdacht overlijden” en deze aanbevelingen zijn ook relevant voor de verkrachtingen. Het draaiboek werd in tussentijd verspreid en meermaals besproken op studiedagen en vormingen. Bovendien wordt actueel een draaiboek uitgewerkt voor grootschalige onderzoeken van geweldmisdrijven en dit naar aanleiding van het onderzoek naar Annick Van Uytsel.

 

Ook werden de diensten van de federale gerechtelijke politie meermaals gesensibiliseerd voor kwalitatief onderzoek van dergelijke criminaliteit, dit in al zijn aspecten zoals afstapping ter plaatse, informatiebeheer, taakverdeling, leiding en coördinatie. In de opleiding van de politie wordt grote aandacht besteed aan dit thema met inbegrip van verkrachtingen. Dit gaat van slachtofferonthaal over opsporing tot slachtofferbejegening. De politie heeft al een goed zicht op de geregistreerde feiten op basis van de criminele figuur groepsverkrachtingen.

 

Ingevolge de ondertekening door België van de conventie van de Raad van Europa op 11 september 2012 over de preventie en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld heb ik het Instituut voor Gelijkheid van Mannen en Vrouwen gevraagd een werkgroep op te richten rond seksueel geweld met alle betrokken departementen. Daar kan onderzocht worden of een afzonderlijke kwalificatie groepsverkrachting opportuun is.

 

Een nota betreffende de oprichting van die werkgroep zal worden voorgesteld bij de volgende Interministeriële Conferentie die het Nationaal Actieplan ter bestrijding van Partnergeweld en andere vormen van Intrafamiliaal geweld zal goedkeuren.

 

Dit plan maakt momenteel het voorwerp uit van een actualisering en kan worden aangevuld met acties die de diverse betrokkenen voorstellen. Ik zal dit thema daaraan toevoegen.

 

Registratie van de culturele achtergrond van de dader in de Algemene Nationale Gegevensbank is niet mogelijk. Daarentegen wordt, net zoals bij alle criminele feiten, heel wat andere informatie geregistreerd zoals leeftijd, adres enzovoort. Die maakt het voor de politie mogelijk om haar beeldvorming te verbeteren en haar acties te oriënteren.

 

13.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

U zegt dat de cijfers niet gestegen, maar eerder gedaald zijn. Het blijft toch een feit dat zowel de goegemeente als de academische wereld vrij geschokt hebben gereageerd op het gegeven dat er in dit land elke week vijf groepsverkrachtingen worden geregistreerd.

 

Ik dank u dat u via die interdisciplinaire werkgroep laat nakijken of er inderdaad een aparte kwalificatie kan komen voor het misdrijf groepsverkrachting.

 

Ik blijf uw antwoord betreuren wat betreft het niet opnemen van de culturele achtergrond van daders van groepsverkrachtingen. Ik blijf dit wijten aan een soort ideologische blindheid, het niet willen zien dat de culturele achtergrond van daders een mogelijke verklaring kan zijn voor dit toch vrij hoog cijfer van groepsverkrachting.

 

Ik zal op die nagel blijven slaan. Ik vind dat het mogelijk moet zijn, zoals dat ook in het buitenland gebeurt, om bij bepaalde misdrijven rekening te houden met de culturele achtergrond van daders.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de hervorming van het politieonderwijs" (nr. 13907)

- de heer Josy Arens aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de hervorming van de basisopleiding voor politieagenten" (nr. 14143)

14 Questions jointes de

- M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la réforme de l'enseignement policier" (n° 13907)

- M. Josy Arens à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la réforme de la formation de base des policiers" (n° 14143)

 

14.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, tijdens een recente vergadering van korpschefs in West-Vlaanderen werd de financiering van de West-Vlaamse politieschool nogmaals aangekaart.

 

Op de site te Zedelgem zijn thans zowel de politieschool als de brandweerschool gevestigd. De verouderde infrastructuur wordt beheerd door een overkoepelende vzw, het West-Vlaams Facilitair Instituut voor de Veiligheidsdiensten.

 

De aanleiding voor de behandeling van het voorliggende item was gewoon dat de politiezone MIDOW voor een verplichte opleiding over amok voor vier dagen een leslokaal en oefenruimte op de bewuste site ter beschikking vroeg. Zij moest voor het ter beschikking stellen 400 euro huur betalen, met bovenop nog eens 2 euro per persoon, om gebruik te maken van een verouderde eetzaal, waar de betrokkenen hun boterhammetjes konden opeten.

 

Het euvel ligt niet in het voorgaande, maar wel in de financiering van de bewuste, overkoepelende vzw WFIV. De financiering durft van provincie tot provincie wel eens te verschillen. Het gevolg is dat er belangrijke verschillen in de kwaliteit van de infrastructuur en het onderwijs opduiken, wat al tijdens de hoorzittingen in het Parlement bleek.

 

Tijdens de Ministerraad van 11 oktober 2011 werd een aantal maatregelen getroffen. Ik vermeld twee maatregelen. Ten eerste, de kwaliteit van de basisopleiding zou worden verbeterd en gestandaardiseerd via de goedkeuring van een erkend systeem van kwaliteitsbewaking, dat zowel in een inwendige inspectie als in externe bezoeken voorziet. Er zou ook worden nagegaan op welke manier kwaliteitscriteria in een mechanisme van globale financiering van de opleiding kunnen worden ingevoerd.

 

Mevrouw de minister, graag had ik u ter zake enkele vragen gesteld.

 

Ten eerste, kan u een concreter beeld van het mogelijke, nieuwe financieringssysteem schetsen? Moet het federale niveau niet de volledige kosten van de opleiding van de politieambtenaren dragen?

 

Ten tweede, er zal een uniform systeem van kwaliteitsbewaking worden geïnstalleerd. Dringt een volledige herziening van de structuren, weg van de verouderde, provinciale vzw’s, zich echter niet op?

 

Ik dank u voor uw antwoord.

 

14.02  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, la CSC Police est très attentive à l'évolution de la formation des agents de police. Or, parmi vos nombreuses initiatives visant à améliorer le recrutement et la qualité des services de la police intégrée, vous avez demandé à la police fédérale de réfléchir à une réforme profonde de la formation des agents de police.

 

Madame la ministre, qu'en est-il de ce projet de réforme? Quand vous sera-t-il présenté? La Direction générale de l'appui et de la gestion a été chargée de la mise en œuvre de cette réforme. Comment s'en charge-t-elle concrètement? Quelles sont ses méthodes? Savez-vous si la DGS travaille en collaboration avec les écoles de formation et les syndicats? Que pensent ces derniers de cette collaboration? Connaissant votre souci de la concertation, vous prévoyez sans doute d'évaluer cette réforme avec les syndicats et les acteurs concernés. Quand cette évaluation aura-t-elle lieu?

 

N'oubliez pas la province de Luxembourg qui ne compte pas de lieu de formation. Nos candidats policiers et nos policiers doivent se rendre à Namur, Liège ou Jurbise. Je n'ai rien contre ces différents endroits mais cela nous ferait plaisir d'avoir aussi un lieu de formation en province de Luxembourg.

 

14.03  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, comme je l'ai annoncé lors de ma rencontre du 19 juillet 2012 avec les pouvoirs organisateurs des écoles de police, je n'ai pas l'intention de modifier la structure des écoles.

 

Mijn hoofdbekommernis is wel de kwaliteit van de basisopleiding te verbeteren en te standaardiseren, evenees beoog ik een optimalisatie in de structuur van de verschillende scholen. Een kwaliteitszorgsysteem moet de garantie bieden dat elke politieschool onderwijs van hoog niveau verstrekt.

 

Ik heb aan de directie van de opleidingen van de federale politie gevraagd om een pilootproject op te starten. Gezien de voorziene planning van de opleidingsessies, kwam de politieschool van Antwerpen daarvoor als eerste in aanmerking. Andere scholen kunnen, zo snel als mogelijk, aansluiten bij dat project.

 

Les syndicats ont été sollicités et sont régulièrement tenus informés des expériences menées et du projet-pilote. Un comité consultatif sur l'enseignement policier a été institué afin de contrôler la qualité des formations policières.

 

Actuellement, une équipe de projet travaille à la détermination de normes de qualité dans les domaines des termes finaux: cours, stages, mentors, etc.

 

Vous constatez donc que nous sommes en plein travail créatif.

 

Ik verwacht begin 2013 een eerste tussentijds verslag van de federale politie en van de betrokken schooldirectie.

 

Voor de financiering zal in de loop van 2013 een grondigere studie worden uitgevoerd om na te gaan of de financieringsmechanismen van de politiescholen moeten worden bijgestuurd, rekening houdende met onder meer de kwaliteit van het verstrekte onderwijs. Ik ben een voorstander van een link tussen resultaten, kwaliteit en financiering. Dat zal echte verbeteringen op het terrein aanmoedigen.

 

Ik ben niet van mening dat de geheelkost van de opleiding van de politieambtenaren moet worden gedragen door het federaal niveau. Dat is totaal onmogelijk door de huidige financiële omstandigheden.

 

14.04  Koenraad Degroote (N-VA): Ik neem er nota van dat dit door financiële redenen niet mogelijk is. Ik had dat eigenlijk wel verwacht. We zullen het pilootproject Antwerpen evalueren en afwachten wat dit voor de toekomst biedt. We zullen het tussentijds verslag 2013 moeten afwachten. Als men de structuur en de kwaliteit wil verbeteren, zullen we de bestaande verouderde structuren in vraag moeten durven stellen en ervan durven afstappen.

 

14.05  Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Si j'ai bien compris, nous vivrons en 2013 une réforme de la formation des agents de police?

 

14.06  Joëlle Milquet, ministre: Tout à fait.

 

14.07  Josy Arens (cdH): Fort bien. Ce sera très intéressant. Nous suivrons cela de près.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "minidrones" (nr. 13928)

15 Question de M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les minidrones" (n° 13928)

 

15.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, de minidrone van de politie van Genk heeft ervoor gezorgd dat in Hamont-Achel een wietplantage kon worden ontdekt. Dit soort toestellen blijkt bij privépersonen sterk in opmars te zijn, maar de wetgeving daarover ontbreekt nog steeds. De sector verwacht tegen midden volgend jaar een koninklijk besluit dat het juridisch draagvlak van dat soort toestellen moet verhogen.

 

Ik wil u vragen of de federale politie ter zake investeringsplannen heeft?

 

Wat is de stand van zaken voor de regeling van het privégebruik van dergelijke toestellen?

 

Bent u betrokken bij de zoektocht naar een juridisch draagvlak ervoor?

 

15.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Doomst, uw twee laatste vragen vallen onder de bevoegdheid van de minister van Mobiliteit.

 

In antwoord op uw eerste vraag, de federale politie overweegt op dit moment geen aankoop van dergelijke toestellen. Wat de toekomst betreft, ben ik wel bereid er een grondig debat over te voeren. Tot nu toe is het advies van de politie negatief. Ik sta evenwel open voor debat. Wij moeten alles bestuderen. Er is nu één onbemande helikopter, en dat vind ik niet genoeg.

 

15.03  Michel Doomst (CD&V): Bedankt voor uw antwoord mevrouw de minister.

 

Ik vind dat de politie creatief moet zijn en moet uitzoeken welke technische middelen kunnen helpen om de capaciteitsproblemen op te vangen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.30 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.30 heures.