Commission de la Défense nationale

Commissie voor de Landsverdediging

 

du

 

Lundi 3 décembre 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Maandag 3 december 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.32 uur en voorgezeten door de heer Filip De Man.

La séance est ouverte à 14.32 heures et présidée par M. Filip De Man.

 

01 Vraag van de heer Vincent Van Quickenborne aan de minister van Landsverdediging over "de gevolgen van het opnemen van een politiek mandaat voor militairen in VOP" (nr. 14433)

01 Question de M. Vincent Van Quickenborne au ministre de la Défense sur "les conséquences de l'exercice d'un mandat politique pour les militaires bénéficiant d'une suspension volontaire de prestation" (n° 14433)

 

01.01  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal mijn vraag niet voorlezen. U hebt immers de schriftelijke versie gekregen.

 

De jongste gemeenteraadsverkiezingen waren, zoals u weet, de eerste waarvoor de wet van 2007 over het statuut van militairen van toepassing was, waardoor militairen mochten meedoen aan de gemeentelijke en provinciale verkiezingen.

 

Mijn vraag is vrij urgent, omdat begin volgende maand de nieuwe schepencolleges worden geïnstalleerd. Mogen militairen in vrijwillige opschorting van prestaties — VOP —, een uitvoerend mandaat bekleden? Met andere woorden, mogen zij schepen worden? De wetten waarnaar ik verwijs, concorderen immers niet volledig met elkaar.

 

01.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Van Quickenborne, in overeenstemming met de wet van 14 januari 1975, die het tuchtreglement van de Krijgsmacht vastlegt, zijn alle militairen die deel uitmaken van het actieve kader, waartoe de militairen in vrijwillige opschorting van de prestaties behoren, onderworpen aan de rechten en plichten die opgenomen zijn in deze wet, met inbegrip van de bepalingen over de politieke rechten.

 

Daar er niet voorzien is in een uitzondering voor militairen in vrijwillige opschorting van de prestaties, is de regelgeving over de politieke rechten zonder voorbehoud op hen van toepassing. Deze militairen kunnen bijgevolg één van de mandaten uitoefenen die exhaustief in de wet vermeld zijn, met name in artikel 15, paragraaf 2.

 

Rekening houdend met artikel 15ter, paragrafen 1 tot 4 van voormelde wet, worden alle militairen, ook die in vrijwillige opschorting van de prestaties, die een bij wet vermeld mandaat uitoefenen, afhankelijk van het soort mandaat met politiek verlof gezonden. Het politiek verlof loopt gedurende de hele periode van het mandaat. Tijdens deze periode bevindt de militair met politiek verlof zich in non-activiteit en ontvangt hij geen bezoldiging.

 

Wat betreft de wettelijke bepalingen inzake de toestemming voor de uitoefening van een beroepsactiviteit gedurende de periode van vrijwillige opschorting van de prestaties, dient te worden opgemerkt dat die losstaan van de wettelijke bepalingen inzake de uitoefening van een politiek mandaat. Daarmee wordt immers de hoedanigheid van militair in combinatie met een politiek mandaat geregeld.

 

01.03  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer minister, u gaf een zeer lang antwoord, maar als ik het samenvat, dan begrijp ik dat iemand in VOP geen uitvoerend mandaat mag bekleden, tenzij hij of zij politiek verlof neemt.

 

01.04 Minister Pieter De Crem: Inderdaad.

 

01.05  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Dat betekent dus dat, wanneer iemand dat wel zou willen doen, de wet ter zake moet worden gewijzigd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het archief van Defensie" (nr. 13925)

02 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "les archives de la Défense" (n° 13925)

 

02.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, Defensie heeft in Peutie een zeer omvangrijk archief met bewegend beeldmateriaal, zoals u wellicht weet. Het is een schat voor veel instellingen, zoals sociaal-culturele verenigingen, erfgoedorganisaties en scholen. Het materiaal is goed gedigitaliseerd en geïnventariseerd en wordt onder optimale condities bewaard.

 

Er wordt mij echter gemeld dat de dienstverlening in het archief erop achteruitgegaan is. Terwijl vroeger aanvragen konden worden gericht aan het personeel van het archief en zelfs vragen voor montage konden worden voorgelegd, is dat nu niet langer het geval. Nu moet men zelf ter plaatse opzoekingen gaan doen.

 

Ook het Legermuseum, dat vroeger bevolkt werd door veel militairen, lijdt trouwens onder een gebrek aan mankracht en middelen. Men krijgt het niet meer allemaal geïnventariseerd en gedigitaliseerd. Het gaat nochtans om een dienstverlening aan derden met betrekking tot materiaal dat eigendom is van de overheid en bekostigd wordt door de belastingbetaler. Ontsluiting van een zo interessant archief als dat van Defensie moet toch mogelijk zijn.

 

Welke dienstverlening is nu nog mogelijk?

 

In welke mate werd het personeel voor het archief in de loop van de voorbije jaren verminderd?

 

Sinds wanneer is opvragen en laten monteren van beelden niet meer mogelijk?

 

Hoeveel aanvragen zijn er geweest sinds 2007, per jaar, en op hoeveel aanvragen kon positief geantwoord worden?

 

Plant u maatregelen om het archief beter te ontsluiten?

 

02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega, het opvragen en het laten monteren van beelden is inderdaad niet meer mogelijk sinds 2010. Het aantal personeelsleden van het archief werd namelijk van 14 naar 7 personen teruggebracht.

 

Er werden wel twee werkstations ter beschikking gesteld van de externe klanten, waarop zij opzoekingen kunnen doen, en kopieën van bestaande producties worden nog steeds gegeven. Ze worden echter niet meer gemonteerd. In deze service wordt wel nog voorzien voor nationale zenders, coproducties en crisiscommunicatie.

 

Gezien de beperkte tijdspanne voor het beantwoorden van de vraag, kan momenteel alleen het aantal aanvragen voor 2010 en 2011 worden gegeven.

 

In 2010 waren er 172 aanvragen en in 2011 waren er 974. Op al deze aanvragen kon positief worden geantwoord. De reden van de grote stijging van het aantal aanvragen is ons totaal onbekend.

 

Een digitaal archiefsysteem werd uitgewerkt, waarvoor de algemene directie Communicatie een portaalsite ontwikkeld heeft waarmee alle klanten in de toekomst films op digitale wijze in lage resolutie kunnen bekijken, bestellen, en geautomatiseerd kunnen bekomen via digitale transfertechnieken als de file transfer protocol, afgekort FTP. Daarnaast zullen vanaf de zomer van 2013 gedigitaliseerde luchtfoto’s 1914-1918 beschikbaar zijn via het portaal van het Koninklijk Legermuseum.

 

02.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik vraag u om voldoende aandacht te hebben voor de ontsluiting en voor de klantvriendelijkheid, zodat het archief maximaal ten dienste kan staan van de samenleving.

 

Uit uw cijfers en de vreemde stijging tussen 2010 en 2011 concludeer ik alvast dat het archief vaak geraadpleegd wordt. De samenleving erkent blijkbaar dat daar zeer veel interessant materiaal te verkrijgen is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het Koninklijk Legermuseum" (nr. 13946)

03 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le Musée royal de l'Armée" (n° 13946)

 

03.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis is een van de grootste militaire musea in Europa. In hoeverre grijpt het museum de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog aan om met zijn collectie uit te pakken? In het museum zijn twee zalen 1914-1918. De renovatie en de vernieuwing van die zalen zijn nodig en de verjaardag is daarvoor een perfect moment.

 

Twee maanden geleden wees niets erop dat daaraan wordt gewerkt. Ook op de website of in de elektronische nieuwsbrief Vizier wordt geen melding gemaakt van initiatieven rond 100 jaar Eerste Wereldoorlog. Het legermuseum heeft een sterke referentiecollectie, ook met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog. De viering van 100 jaar Eerste Wereldoorlog biedt met andere woorden een enorme kans zich te profileren en een breed, en misschien vooral nieuw, publiek aan te spreken.

 

Bent u op de hoogte van de low-profileaanpak tot nu toe? Hoe ziet u dat? Bent u bereid om opportuniteiten te onderzoeken? Zijn er concrete plannen in die richting? Hoeveel bezoekers krijgt het Legermuseum elk jaar over de vloer? Ik zou graag de cijfers voor de afgelopen vijf jaar krijgen.

 

03.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega De Vriendt, mijn antwoord zal iets uitvoeriger zijn dan uw vraag.

 

In de hoedanigheid van referentie-instelling inzake de Eerste Wereldoorlog bereidt het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, het KLM, het eeuwfeest reeds lang voor. Het museum presenteert bijvoorbeeld al vier jaar lang thematische tentoonstellingen in verband met de zogenaamde Grote Oorlog. Het zijn bespiegelingen over de Grote Oorlog. Een nieuwe tentoonstelling in die cyclus “Monumentum” werd trouwens vorige week ingehuldigd. De tentoonstellingen werpen een nieuwe blik op de evenementen en een nieuw publiek wordt daarbij betrokken.

 

Het KLM kan fier zijn op de permanente tentoonstelling in de zaal 1914-1918. Die werd goed opgesteld en houdt rekening met de verscheidenheid van het publiek. Het is echter wel zo dat de museologie ondertussen is geëvolueerd en dat een opfrissing zich heeft aangediend.

 

Via de Regie der Gebouwen is het KLM echter huurder van een geklasseerd gebouw. In samenwerking met de Regie heeft het KLM een opfrissingsplan uitgewerkt, met het oog op de renovatie en de modernisering van de infrastructuur en van de zaal zelf. De zoldering, de muren en het ijzerwerk worden opnieuw geschilderd. De werkzaamheden zouden in de loop van 2013 afgerond moeten zijn.

 

De tentoonstelling die momenteel in de zaal 1914-1918 loopt, vertoont vooral een licht gedateerd karakter.

 

In de loop van het laatste decennium zijn de technieken evenwel zeer snel geëvolueerd. Een eerste werkgroep buigt zich over de inhoud en de vormgeving van de kartels voor elk object. Een tweede groep schrijft de teksten die het mogelijk zullen maken de objecten in de vitrines of in een zone beter te begrijpen en in hun eigen context te plaatsen. Deze teksten zullen op licht audiovisueel materiaal verschijnen, vooral om niet te veel plaats op te eisen en het object niet te verdringen.

 

Nieuwe elementen zullen op verschillende wijze worden ingebracht. Het collectieteam brengt zijn vondsten van de reserves en de opslagruimten aan. Er worden uitwisselingen gedaan en aanvullingen opgespoord. De digitaliseerde nitraatfilms worden op grote schermen geprojecteerd. Tot op heden was dit onmogelijk wegens brandgevaar. Dankzij restauratie worden kopstukken zoals het Panorama van de IJzerslag, van Alfred Bastien, en de Aviatic — het laatste exemplaar ter wereld van een vliegtuig dat tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gebruikt — tentoongesteld.

 

Daarnaast staat het KLM zelf in voor de organisatie van het parcours “vliegtuigen Eerste Wereldoorlog” in de grote hall. De werkzaamheden ter zake zijn vergevorderd.

 

In 2014 zal de bezoeker dus worden verwelkomd in de zaal 1914-1918 en op een parcours over de luchtvaart in de Eerste Wereldoorlog waarvoor de infrastructuur werd herbekeken en waarin nieuwe, zeldzame of zelfs unieke stukken worden voorgesteld. De presentatie van het geheel zal aan de moderne museologie beantwoorden.

 

Daarnaast heeft het KLM een aantal projecten ingediend bij het organisatiecomité dat belast is met de coördinatie van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Op vraag van het organisatiecomité worden deze projecten voorgelegd aan de wetenschappelijke raad die ze aan een aantal relevante criteria heeft getoetst. Op basis daarvan worden de projecten al dan niet opgenomen in het geheel van de projecten van de federale instellingen.

 

Wat het aantal bezoekers aan het KLM betreft, is het aantal, net zoals in de andere musea, gedaald. Deze daling is wat langzamer en minder sterk dan bij andere musea, met name afgerond op 186 000 bezoekers in 2007, 183 000 in 2008, 180 000 in 2009, 173 000 in 2010 en 164 000 in 2011. De digitalisering van onze maatschappij zal daaraan niet vreemd zijn.

 

03.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het lijkt mij dat er veel plannen bestaan die in de goede richting gaan. Het is misschien wel nodig deze via de communicatiekanalen van het Koninklijk Museum Museum van het Leger en de Krijsgeschiedenis breed aan te kondigen. Twee tot drie maanden geleden was zulks nog niet gebeurd. Ongetwijfeld zal dat in de toekomst wel het geval zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 14071 van mevrouw Slegers en vraag nr. 14072 van mevrouw Slegers worden volgens een medewerker uitgesteld. De heer Luykx heeft gevraagd om zijn vraag nr. 14084 om te zetten in een schriftelijke vraag.

 

04 Question de M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense sur "les forces spéciales" (n° 14090)

04 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Landsverdediging over "de 'special forces'" (nr. 14090)

 

04.01  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, le journal Le Monde du 13 novembre dernier mentionne la proposition exprimée par le Pentagone à ses alliés de créer un réseau mondial des forces spéciales. Que ce soit en Libye, en Afghanistan et peut-être demain au Mali, ces unités sont au cœur des interventions militaires internationales. La Belgique en possède également, et leur réputation est excellente.

 

À l'heure des restrictions budgétaires, les forces spéciales ont la réputation d'avoir un rapport qualité/prix très intéressant. Les responsables politiques seraient donc tentés de réduire les forces conventionnelles pour miser sur les unités d'élite, en combinant leur action très ciblée au sol à des moyens aériens modernes dans le domaine de la surveillance et des frappes.

 

Monsieur le ministre, partagez-vous cette analyse relative à une utilisation plus importante de ces unités? Des contacts ont-ils été pris avec les États-Unis? Enfin, quelles seraient les conséquences d'une telle approche pour la Défense belge?

 

04.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, j'ai lu en effet l'article paru dans Le Monde. Mais, jusqu'à présent, je n'ai reçu aucune demande de la part du département américain de la Défense en faveur d'un déploiement des forces spéciales au niveau mondial.

 

04.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, ma question portait sur une éventuelle coopération en ce domaine et sur le rôle de ces forces spéciales. Sans vous demander de dévoiler de secrets particuliers, je voulais savoir si cette idée vous paraissait intéressante.

 

04.04  Pieter De Crem, ministre: Je n'ai reçu aucune demande visant à échanger des informations à ce propos.

 

04.05  Georges Dallemagne (cdH): Et indépendamment de ce contact avec les États-Unis, quel pourrait être le futur rôle des forces spéciales en Belgique? En effet, vous connaissez les contraintes budgétaires actuelles. Il semble que le rapport coût/efficacité de ces dernières soit meilleur que celui des forces conventionnelles. À ce niveau, l'intention est-elle de consentir un effort plus particulier, à l'avenir?

 

04.06  Pieter De Crem, ministre: Il est ici question d'un jugement de valeur. Cet élément n'étant pas évoqué dans votre question, je vous propose de déposer une question sur l'organisation de notre armée et le rôle spécifique des forces spéciales. Je rappelle que votre question porte sur un article paru dans Le Monde.

 

04.07  Georges Dallemagne (cdH): C'est que la totalité de ma question ne vous a pas été transmise. Ma question portait, notamment, sur rapport coût/efficacité, sur l'analyse faite quant à l'utilisation de ces unités en Belgique et les conséquences que cela implique pour la Défense belge. Je ne manquerai pas de redéposer une question sur ces points précis

 

04.08  Pieter De Crem, ministre: Cela n'était pas repris dans l'article.

 

04.09  Georges Dallemagne (cdH): Effectivement, mais il n'était pas ma seule référence. L'article dont question était le point de départ de ma question. Cette dernière ne repose pas sur ce seul article. Vous vous êtes concentré sur la question de la coopération avec les États-Unis. Au-delà de cet aspect, ma question portait sur la question de savoir quel était, pour vous, l'intérêt de développer, à l'avenir, cet outil des forces spéciales dont on dit que le rapport coût/efficacité est utile et intéressant, outre le fait, qu'il peut être combiné avec les frappes aériennes.

 

04.10  Pieter De Crem, ministre: Les forces spéciales font partie intégrante de nos forces armées déployées sur le terrain.

 

Cher collègue, je vous propose de déposer une nouvelle question.

 

04.11  Georges Dallemagne (cdH): Je déposerai donc une nouvelle question dans laquelle je développerai cet aspect.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense sur "le pooling and sharing" (n° 14091)

05 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Landsverdediging over "pooling and sharing" (nr. 14091)

 

05.01  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous avez introduit le concept de pooling and sharing lors du sommet de Gand sous la présidence belge. Je souhaiterais vous interroger sur l'impact éventuel des difficultés budgétaires, notamment de la Défense belge, sur la question du pooling and sharing. Ces notions, avec le smart defense sont de plus en plus importantes et au centre du débat sur la Défense, notamment sur la défense européenne du futur.

 

Monsieur le ministre, quel a été l'impact du rabotage ou des contraintes budgétaires sur nos projets et nos coopérations dans le domaine du pooling and sharing? Quels sont les moyens budgétaires consacrés actuellement aux projets de pooling and sharing que nous avons en commun avec d'autres forces européennes?

 

05.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, monsieur Dallemagne, le partage et la mutualisation, en franglais pooling and sharing, constitue une des pierres angulaires de ma politique. Ils visent une coopération militaire renforcée et poussée au niveau de l'Union européenne et dans le cadre de l'OTAN où le partage et la mutualisation relèvent de la catégorie "Défense intelligente".

 

Les efforts consentis au cours de cette législature sur le plan de la spécialisation et de la coopération militaire s'inscrivent dans le cadre du suivi de la réunion informelle des ministres de l'Union européenne de la Défense que j'ai présidée à Gand en 2010. Cette réunion s'est tenue dans un climat déjà fortement empreint de rigueur budgétaire, une rigueur principalement ressentie par les forces armées européennes dont les budgets ont presque tous été rabotés.

 

Cette situation a engendré un dangereux paradoxe. Les moyens militaires des pays européens ont diminué tandis que les défis à relever sur le plan de la Défense et la sécurité n'ont cessé d'augmenter. Il s'agit concrètement de la lutte contre le terrorisme international, la prolifération du nucléaire, la constitution d'une défense contre les cyberattaques, la piraterie maritime, les conflits arithmétiques régionaux et, avant même que la crise financière ne frappe, il était clair que seule une approche internationale permettrait de contrer ces menaces.

 

Mais en période d'économies croissantes, la nécessité de collaborer est devenue d'autant plus importante que l'Europe court le risque d'être entraînée dans une spirale négative d'économies nationales, susceptible d'entraver fortement les possibilités de coopération.

 

Ainsi, une énergie considérable a été investie ces dernières années dans une collaboration multinationale en vue de développer en commun nos capacités. Plus personne ne conteste désormais la nécessité d'une collaboration internationale. Il s'agit d'un processus géré par et pour des États grâce au maintien et au développement des capacités nationales.

 

Ces capacités peuvent également être mises à disposition de l'OTAN, de l'ONU et de l'Union européenne.

 

La Défense va donc veiller à ce que les projets de coopération soient cohérents avec les missions qui lui sont imparties et correspondent aux tâches premières des armées.

 

La collaboration doit nécessairement mener à une situation gagnant/gagnant pour tous les partenaires intéressés.

 

Pour atteindre ces objectifs, la Défense entreprend les démarches appropriées afin de renforcer la collaboration internationale en vue de dégager des synergies, d'accroître l'efficacité et de réduire les coûts. Une politique d'investissements cohérente est menée en fonction du contexte international et compte tenu des défis qui se posent à long terme.

 

En pratique, monsieur le président, mes chers collègues, l'utilisation de plate-formes et de formations communes est un facteur de succès crucial pour une collaboration multinationale. À cet égard, la référence par excellence, même au de-delà de nos frontières, est l'accord de collaboration belgo-néerlandais.

 

La Défense s'orientera aussi vers une standardisation en matière d'équipements et s'efforcera de maintenir une même configuration dans l'évolution de ses systèmes. Dans cette optique, elle va privilégier une collaboration multinationale pour la mise en œuvre, la gestion, la configuration et l'évolution des équipements.

 

Dans le domaine de l'acquisition du matériel, la Défense est également impliquée dans des projets de coopération internationale tels que l'achat des hélicoptères NH 90 ou des avions A 400 M.

 

Dans le domaine de la formation, citons la formation commune de nos pilotes avec la France.

 

Un autre exemple constitue la mise à disposition de capacités de transport tel que cela a été concrétisé au sein de l'EATC.

 

Pour conclure, les moyens budgétaires destinés à ces différentes initiatives sont repris dans le budget du département qui sera présenté à cette commission dans le cadre du budget 2013.

 

05.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je dois avouer ne pas avoir appris beaucoup de choses. Les projets pooling and sharing sont-ils compromis en raison du rabotage budgétaire? Une quelconque difficulté particulière est-elle apparue?

 

Peut-être reviendrons-nous sur le sujet en commission, lors du débat budgétaire.

 

05.04  Pieter De Crem, ministre: Monsieur Dallemagne, en effet, je me suis contenté de survoler le problème. Cependant, les pressions budgétaires et les économies réalisées n'ont aucunement mis en danger les projets de partage et de mutualisation; bien au contraire.

 

05.05  Georges Dallemagne (cdH): C'est parfait. Me voilà rassuré.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Landsverdediging over "het evalueren van opleidingen aan Congolese bataljons" (nr. 14099)

06 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "l'évaluation de la formation des bataillons congolais" (n° 14099)

 

06.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, begin november heb ik u een vraag gesteld over de evaluatie van de militaire opleiding van het 321e en 322e bataljon. U hebt mij toen laten weten dat het gedrag van de bataljons algemeen positief werd geëvalueerd. Niettemin hebt u op het einde van het debat dat we daarover voerden, meegedeeld dat u het logisch vindt dat de eerste twee opgeleide bataljons beter eerst worden geëvalueerd alvorens te starten met de opleiding van het 3e bataljon.

 

Na het indienen van mijn vraag is ook Goma gevallen. Ik heb daarover een aantal vragen.

 

Mijnheer de minister, ik heb vernomen dat de twee bataljons naar Goma en Masisi in Noord-Kivu zijn gestuurd. Hebben zij deelgenomen aan de verdediging van Goma of niet? Zo ja, zal men bij het evalueren van hun optreden ook dat onderzoeken?

 

Wij hebben ook nog niets van die evaluatie vernomen. Als wij alsnog versneld met de opleiding van het 3e bataljon beginnen, hebt u dan garanties van de Congolese overheid gekregen dat deze bataljons in een goed kader voor de verdediging van de inwoners van Oost-Congo kunnen worden ingezet?

 

06.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik heb geen enkel probleem om te antwoorden op vragen, maar ik word hier verondersteld te antwoorden op de vragen die vooraf werden ingediend. Het is nu al de derde keer dat andere vragen worden gesteld dan deze die ik heb ontvangen. Ik zal antwoorden, maar wij moeten toch eens afspreken dat er, sensu stricto, volgens het Reglement geantwoord wordt op de vragen die schriftelijk worden ingediend.

 

De voorzitter: Bovendien kan niemand u dwingen om wat dan ook te antwoorden.

 

06.03 Minister Pieter De Crem: Ik heb met de inhoud geen probleem.

 

De voorzitter: Als men de vraag omstandiger maakt, niet noodzakelijk langdradiger, dan weet de minister welke invalshoek hij kan aanwenden.

 

06.04  Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik wist niet dat Goma bij de aanval van M23 op 16 november 2012 zou vallen. Als de minister vandaag niet kan antwoorden dan stel ik volgende week een nieuwe vraag.

 

06.05 Minister Pieter De Crem: Ik zal in elk geval proberen te antwoorden.

 

Voor de eerste twee door België opgeleide bataljons van de Unité de Réaction Rapide (URR) zijn per bataljon twee succesvolle evaluaties noodzakelijk alvorens de coaching van deze eenheden wordt beëindigd. De gezamenlijke, door de DRC en België uitgevoerde evaluaties kunnen alleen in de garnizoenen en niet in de operationele inzetgebieden van de eenheden worden uitgevoerd. Aangezien beide bataljons thans in de omgeving van Goma zijn ontplooid, kon slechts één evaluatie doorgaan.

 

Extern werden tot op heden geen evaluaties gepland, aangezien die behoefte vooralsnog niet werd geformuleerd door de DRC. Het recht om zo een evaluatie aan te vragen komt als soevereine natie enkel toe aan de Democratische Republiek Congo.

 

Ik vestig uw aandacht op de positieve beoordeling van Human Rights Watch over het gedrag van beide bataljons op het terrein. Die kan toch niet zomaar worden genegeerd. Deze opinie wordt door de meeste waarnemers op het terrein gedeeld.

 

De gevraagde garanties aan de DRC voor de start van een opleiding door België passen procedureel in de volgende werkmethode. In gezamenlijk overleg met de DRC worden in een document de basisvereisten hernomen, de zogenaamde prérequis waaraan voor aanvang van de opleiding moet worden voldaan.

 

Dit behelst niet alleen logistieke aspecten zoals de aanwezigheid van voeding, onderdak, medicijnen, uitrusting, trainingsfaciliteiten en andere, maar er wordt ook geëist van de kandidaten dat ze meerderjarig zijn, in goede fysieke en medische toestand verkeren en reeds een basisopleiding hebben genoten. Deze basisopleiding valt onder de verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo.

 

Wat betreft de geplande training van het derde bataljon, namelijk het 323e, zal tegen de achtergrond van de recente gebeurtenissen in de Democratische Republiek Congo meer nog dan voordien de nadruk worden gelegd op de basisvereisten waaraan moet worden voldaan vooraleer de training wordt aangevat. Deze zal slechts worden aangevat wanneer de omstandigheden het toelaten en in functie van een meer structurele aanpak van de hervorming van het leger van de Democratische Republiek Congo.

 

06.06  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Dit is conform de vragen die ik schriftelijk heb gesteld. Uw parate kennis kennende, kunt u een bijkomende vraag wellicht zonder probleem met ja of nee beantwoorden. Indien nodig, dien ik deze vraag ook schriftelijk in. Werden het 321e en het 322e ingezet tijdens de laatste weken in de buurt van Goma of Ruzuru?

 

06.07 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik wil daar wel op antwoorden. Voor mij mag dat in een volgende commissie gebeuren, daar heb ik geen probleem mee. Laten we dan de toestand of de ontplooiing van die respectieve bataljons op dat moment bekijken; dat zal een veel beter antwoord opleveren. Ik ben graag bereid om dat te doen.

 

06.08  Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik zal daar dan een vraag voor indienen.

 

De voorzitter: Dat wordt dan iets voor woensdag 12 december, mijnheer Van der Maelen.

 

06.09  Dirk Van der Maelen (sp.a): Kan dat iets later zijn, in afspraak met de minister? Ik wil maar vermijden dat de vraag via een andere collega aan bod komt op een moment waarop ik zelf verhinderd ben.

 

De voorzitter: U weet dat ik dat niet kan beletten, mijnheer Van der Maelen.

 

06.10 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, voor alle duidelijkheid, ik heb er geen enkel probleem mee om op de vraag te antwoorden.

 

06.11  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor mij gaat het om waardevolle informatie. U zou dus ook nu al ja of nee kunnen antwoorden. Indien u nee antwoordt, moet ik de vraag zelfs niet stellen.

 

06.12 Minister Pieter De Crem: Ik antwoord ja. Ik zal u bij een volgende vergadering een antwoord geven.

 

De voorzitter: Mijnheer Van der Maelen, wij ronden de discussie af. Stel uw vraag, wanneer het u opportuun lijkt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de cyberveiligheid" (nr. 14169)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Landsverdediging over "cyberaanvallen" (nr. 14343)

- de heer Christophe Lacroix aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische capaciteit inzake cyberoorlog" (nr. 14427)

07 Questions jointes de

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "la cybersécurité" (n° 14169)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense sur "les cyberattaques" (n° 14343)

- M. Christophe Lacroix au ministre de la Défense sur "la capacité belge en matière de cyberguerre" (n° 14427)

 

07.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal een heel omstandige vraag stellen, zoals u net had gevraagd.

 

De voorzitter: Ik heb ook gezegd: niet langdradig!

 

Mevrouw Grosemans, ik zei dat omdat ik de tekst van uw ingediende vraag heb gezien. Met alle respect, maar die is wel bijzonder lang.

 

Als ik het even in herinnering mag brengen: er is vijf minuten voorzien voor vraag, antwoord en repliek. Officieus geldt in deze commissie de afspraak van drie minuten voor een vraag en twee minuten voor een antwoord.

 

07.02  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal zeer snel praten. Mijn spreektijd gaat nu pas in, toch?

 

De voorzitter: Alstublieft.

 

07.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, op maandag 19 november vond in de Koninklijke Militaire School in Brussel het colloquium “Cyberdefence, cyberthreats, cyberwar” plaats.

 

Op die studiedag gaven de sprekers, onder wie luitenant-kolonel Miguel De Bruycker van de militaire inlichtingendienst en de heer Alain Winants, administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, een onthutsende uiteenzetting. Ook in de media schetsten die twee heren nadien het bedroevend beeld van de weerstand van de federale overheidsdiensten tegen cyberaanvallen. De computersystemen van de verschillende diensten zijn niet goed beschermd tegen aanvallen, ook niet die van Defensie. Men zou zich ook niet voldoende bewust zijn van die dreiging. Zelfs eenvoudige updates van reguliere software, zoals Acrobat Reader, worden onvoldoende consequent doorgevoerd en de belangrijkste vier beveiligingsmaatregelen die 85 % van alle aanvallen kunnen tegenhouden, gebruikt Defensie volgens De Bruycker niet eens. Dat maakt onze systemen bijzonder kwetsbaar.

 

Verschillende instanties, zowel binnen als buiten Defensie, houden zich bezig met cyber defence. Het is hallucinant om te vernemen hoeveel het er zijn. Houd u even vast, ik geef snel een opsomming: ADIV, de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid; de VSSE, de Veiligheid van de Staat; OCAD, het coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse; het vast comité I; het ministerieel comité voor inlichtingen en veiligheid; CERT.be; de militaire CERT; de FCCU, Federale Computer Crime Unit en BELNIS. Verder gaat het om Fedict, de federale ICT-overheidsdienst, de NVO, de nationale veiligheidsoverheid van de FOD Justitie, het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie, BelNET, BIC-center, gebruikersorganisaties ISSA, ISACA, BELTUG, de beroepsvereniging LCEC en het BISSI.

 

Bovendien blijkt volgens N-VA-senator Karl Vanlouwe uit een navraag bij de verschillende betrokken overheidsdiensten dat er geen homogene visie bestaat over wie welke taak op zich neemt. Er is geen enkele instantie die duidelijk de leidersrol op zich neemt.

 

Daar zou nu verandering in komen, de regering is van plan om een centrum voor cyberveiligheid op te richten. Zowel de federale politie als Defensie zouden verder graag samenwerken met hackers om te leren hoe ze hun systemen beter kunnen beveiligen.

 

Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.

 

Ten eerste, in hoeverre worden onze kritieke infrastructuren van zowel overheid als privé op regelmatige wijze gescreend?

 

In 2007 stelde het Overlegplatform voor de informatieveiligheid het witboek voor een nationaal beleid van de informatieveiligheid op met een heleboel aanbevelingen. Welke aanbevelingen werden reeds in beleid omgezet en welke zitten er in de pijplijn?

 

Wat is de stand van zaken omtrent de oprichting van het centrum voor cyberveiligheid? Klopt het dat er nog geen politiek akkoord is en het minstens een jaar zal duren voor het centrum van start kan gaan? Over welke middelen zal het centrum beschikken? Op welke manier zal het een einde maken aan het fragmentarisch karakter van het Belgische cyber defense-beleid? Wat zal de verhouding van het centrum zijn tot de ADIV?

 

Wordt er ondertussen gewerkt aan de uitschrijving van procesbeschrijvingen die de bevoegdheden en middelen van elke instantie vastleggen?

 

In de commissievergadering van 31 januari kondigde u aan dat de defensiestaf de laatste hand legde aan een document over de cyberstrategie. Hoe ver staat men met dat document? Wanneer mogen we het verwachten?

 

Heeft Defensie de mogelijkheid om internationaal samen te werken op het vlak van communicatie en informatie? Zult u dit bijvoorbeeld bespreken of opnemen binnen het samenwerkingsverband van de Benelux-Ianden?

 

Moet er in de militaire opleiding niet meer aandacht naar cyber defense gaan? Wat vindt u van het voorstel van generaal-majoor Testelmans om van cyber defense een speciale opleiding aan de KMS te maken? Bestaan daar concrete plannen voor?

 

De ADIV kondigde voor volgend jaar een wedstrijd aan voor hackers, om op die manier meer specialisten warm te maken voor een carrière bij Defensie. Hoeveel extra mensen hoopt u op die manier te kunnen aannemen? Welke prijs is er aan de wedstrijd verbonden?

 

Kunt u er al iets meer over vertellen dan wat er in de pers verschenen is?

 

De voorzitter: Collega, uw repliek zal aanmerkelijk korter moeten zijn. Dat geef ik u nu al mee.

 

07.04  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, plusieurs exemples de cyberattaques ces dernières années ont marqué les experts et les esprits, que ce soit l'attaque dont l'Estonie a été la victime, le virus Stuxnet qui a touché les installations nucléaires iraniennes, des cyberattaques contre l'armée israélienne ou des attaques de hackers contre des sites internet de sociétés de jeux ou autres.

 

Le potentiel de ces attaques se multiplie rapidement et, le monde étant de plus en plus interconnecté, les risques de dommages sont toujours plus étendus.

 

Lors d'un récent colloque intitulé "Cyberwar - Cyberthreats - Cyberdefence: Pearl Harbor or a death of a thousand cuts?", le général Testelmans, qui est à la tête du Renseignement militaire belge, mais qui s'exprimait à titre personnel, a lancé un vibrant plaidoyer pour "passer à l'offensive contre les cyberattaques".

 

Monsieur le ministre, quelles sont les menaces actuelles dans ce domaine qui concernent la Défense? De quels moyens dispose la Défense pour contrer une cyberattaque?

 

La Défense dispose-t-elle d'une capacité offensive en matière de cyberguerre, le cas échéant? Si non, compte-t-elle en développer une?

 

Quels sont les budgets dévolus à ces moyens? En effet, le général Testelmans prédisait des coûts nettement moins importants que pour de l'armement conventionnel, tout en citant un montant de 1 milliard d'euros.

 

Quelle est la coordination européenne et atlantique en la matière?

 

07.05  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, mes collègues viennent de vous entretenir d'un sujet qui nous tient à cœur. Au-delà des constats et des questions avancés, j'ajouterai quelques questions complémentaires.

 

De fait, nous avons appris que l'armée belge disposait d'une capacité offensive de cyberattaque lui permettant de riposter en cas d'agression à l'encontre de son système informatique ou de communication.

 

Monsieur le ministre, comment la nouvelle cellule de "gestion de la cyberdéfense" fonctionne-t-elle au sein du service de renseignement militaire SGRS?

Dans quel cadre juridique évoluera cette cellule et avec quel contrôle?

 

Je réitère aussi la question de mon collègue Georges Dallemagne: une coordination au niveau de l'Union européenne et de l'OTAN a-t-elle eu lieu lors de sa mise en place, mais également dans la préparation d'une possible cyberoffensive?

 

07.06  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, je vais répondre aux questions successives de M. Lacroix, de M. Dallemagne et de notre collègue, Mme Grosemans.

 

Mevrouw Grosemans, in de eerste plaats verwijs ik naar de studiedag die op 19 november 2012 heeft plaatsgevonden in het conferentiecentrum van de KMS. Deze activiteit heeft natuurlijk als doelstelling, enerzijds, de doelgroepen te informeren en te sensibiliseren en, anderzijds, met deskundigen verder de nodige reflectie over een optimale aanpak te voeren.

 

Binnen het departement Defensie zijn de laatste jaren aanzienlijke inspanningen geleverd om onze eigen cybercapaciteit te verbeteren, mede dankzij gerichte aanwervingen en een aantal andere maatregelen. Onder deze noemer valt ook het initiatief van de organisatie van een zogenaamde wedstrijd. Doel van een dergelijke capture the flag-oefening is natuurlijk het creëren van een nationaal netwerk van veiligheidsdeskundigen, de zogenaamde security experts. Dit concept is niet nieuw of uniek. In Amsterdam was er dit jaar een gelijkaardige Hack in the Box-conferentie en in de Verenigde Staten zijn er meerdere dergelijke competities, zoals bijvoorbeeld de Net wars. De prijs voor de winnaar is een eervolle erkenning en eventueel een trofee. In dergelijke competities gaat het veeleer om de uitdaging dan om de prijs.

 

Omtrent de gerichte aanwerving heb ik in het Parlement in het verleden reeds een aantal mededelingen gedaan. Ik ben het Parlement trouwens ook dankbaar voor de steun die ik daarvoor heb gekregen. Ik denk bijvoorbeeld aan de BIM-wet, de wet betreffende de methodes voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, waarvan de totstandkoming in mijn politieke oriëntatienota van juni 2008 was opgenomen als een beleidsdoelstelling.

 

Overeenkomstig een oude aanbeveling van het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingendiensten geeft de BIM-wet de militaire inlichtingendiensten expliciet de bevoegdheid om in het kader van cyberaanvallen op informatica- en verbindingssystemen van Defensie de aanval te neutraliseren en de daders te identificeren. De regelmatige screening van onze systemen wordt in dat licht voorzien. Uiteraard geldt ook voor onze systemen bedoeld om geclassificeerde informatie te kunnen bevatten een specifieke veiligheidsaudit.

 

Elke overheidsdienst is verantwoordelijk voor de bescherming en de controle van zijn eigen computernetwerk. Dat neemt echter niet weg dat er tussen overheidsdiensten ervaring en expertise worden uitgewisseld in gepaste fora.

 

Ik ben ook een groot voorstander van het sensibiliseren van de privésector voor de cyberdreiging. De privésector kan natuurlijk zelf ook bepaalde initiatieven nemen in deze aangelegenheden. Dit overstijgt natuurlijk het departement Defensie, maar bepaalde van onze wetenschappelijke en economische actoren moeten bijzondere aandacht krijgen van onze diensten.

 

Wat betreft de white paper inzake de informatieveiligheid, de in maak zijnde nationale strategie voor cyberveiligheid en de eventuele oprichting van een centrum voor cyberveiligheid, ligt de coördinatie van een en ander bij de eerste minister, daarin bijgestaan door zijn veiligheidsadviseur die overigens een van de sprekers was op de studiedag.

 

Indien u ondanks de inhoud van zijn lezing nog vragen heeft over de genoemde punten, meen ik dat de eerste minister daaromtrent moet worden ondervraagd.

 

Monsieur Dallemagne, la Défense gère, d'une part, des réseaux d'ordinateurs qui traitent des informations sensibles et, d'autre part, des réseaux qui traitent des informations classifiées selon la loi du 11 décembre 1998 relative à la classification et aux habilitations, attestations et avis de sécurité. Ces réseaux, tant en Belgique qu'en opération à l'étranger, constituent des cibles pour des cyberattaques. Ces dernières constituent un risque direct pour les opérations et la sécurité du personnel de la Défense.

 

Vous comprendrez donc aisément que les informations relatives aux investissements en moyens et en capacités offensives au sein du service général des renseignements et de sécurité sont classifiées et ne peuvent être dévoilés ici pour d'évidentes raisons de sécurité.

 

Enfin, sachez que la Défense participe à différents panels et groupes de travail de l'OTAN et d'institutions européennes dans le domaine des cyberattaques.

 

Pour répondre à la question de M. Lacroix, la nouvelle cellule de gestion de la cyberdéfense a été intégrée dans la section responsable de la sécurité des systèmes d'information et de communication du service général du renseignement et de la sécurité. Cette cellule travaille dans le cadre juridique du service général du renseignement et de la sécurité et est contrôlée de très près par le Comité permanent de contrôle des services de renseignement et de sécurité, le Comité R, qui siège au Sénat.

 

Dans le domaine de la cyberdéfense, la Défense suit de très près l'évolution au sein de l'Union européenne et de l'OTAN. Il n'y a, à l'heure actuelle, pas d'initiative ni de préparation d'une possible cyberoffensive.

 

07.07  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, onze fractie zal aan de cyberdefensie blijvende aandacht schenken, omdat cybercriminaliteit ons erg kwetsbaar maakt en onze achillespees is. Wij hebben ter zake ook een achterstand ten opzichte van onze buurlanden.

 

Ik wou dat ik hier al naar details van het actieplan kon vragen. Ik krijg echter nog altijd dezelfde antwoorden die ik ook in 2011 al kreeg.

 

Het is zoals Miguel De Bruycker verklaarde: “Wij hebben een prachtig orkest, maar waar blijft de dirigent?” Wij blijven erop wachten. De vragen naar het grotere kader worden nog altijd gesteld.

 

Nochtans kan met een minimuminvestering een maximumresultaat worden gehaald. De slagkracht van ons leger kan echt wel worden vermenigvuldigd. U zou dit een force multiplier noemen, mijnheer de minister.

 

Wij moeten onze inspanningen in het dossier gevoelig verhogen. België is immers het enige, West-Europese land dat geen solide cyberveiligheidstrategie heeft. Het was ook het laatste land om een nationale CERT op te richten. Wij blijven op het vlak van de informatiebeveiligingstrategie stuntelen.

 

07.08  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, vous nous confirmez qu'il existe des risques directs sur certains de nos réseaux d'informations sensibles et classifiées. Même si vous ne les spécifiez pas, vous nous dites avoir dégagé des moyens et porter une attention particulière à ces questions. Il ne faut pas que nous soyons en retard vu l'importance des risques, d'autant plus que les moyens évoluent très rapidement.

 

Je comprends bien qu'à l'occasion d'une commission publique, ce soit difficile à faire mais il me semble intéressant de trouver un format qui permettrait aux parlementaires d'avoir une information un peu plus détaillée sur les moyens engagés par la Défense, éventuellement en commission de Suivi des opérations militaires à l'étranger.

 

07.09  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, vous avez répondu brièvement à mes questions brèves et je vous en remercie. Nous sommes rassurés quant au contrôle réalisé par le Comité R.

 

07.10 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mag ik daar nog iets aan toevoegen?

 

De voorzitter: Zeer zeker.

 

07.11 Minister Pieter De Crem: Het departement, de departementsbeheerder en de Parlementsleden zijn hierin partners van elkaar.

 

Nous sommes des partenaires. C'est moi-même qui ai proposé que, lors d'une prochaine réunion à huis clos, on parle justement de la lutte des services de renseignement contre les cyberattaques.

 

Het gaat over cyber in het algemeen. Wat staat er nu op de agenda in de commissie met gesloten deuren? Ten eerste, de operaties in het algemeen. Ten tweede, Afghanistan. Ten derde, cyber as a whole.

 

Je n'ai aucune intention de me dissimuler. C'est le général Testelmans qui est désormais responsable de ce service. Dans quelques semaines, nous aurons l'occasion d'aborder cette question dans son ensemble.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de infiltratie van salafisten in het Belgisch leger" (nr. 14208)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "soldaten met salafistische overtuigingen" (nr. 14432)

- de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Landsverdediging over "de mogelijke aanwezigheid van radicaal-islamitische elementen binnen Defensie" (nr. 14437)

08 Questions jointes de

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "l'infiltration de l'armée belge par des salafistes" (n° 14208)

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "des soldats aux convictions salafistes" (n° 14432)

- M. Kristof Waterschoot au ministre de la Défense sur "l'éventuelle présence d'éléments islamistes radicaux à la Défense" (n° 14437)

 

08.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, onlangs kwam aan het licht dat de ADIV en de Veiligheid van de Staat een tiental Belgische soldaten met salafistische overtuigingen in de gaten houden om zich ervan te verzekeren dat die soldaten wel degelijk trouw aan ons land zijn.

 

De betrokken soldaten zouden in islamistische kringen bekend zijn, maar ze zouden toch aan de aandacht van de rekruteerders in het leger zijn ontsnapt. De vrees bestaat dat de islamisten via die infiltraties in ons Belgisch leger worden opgeleid om zich vervolgens in het buitenland als jihadstrijders in te zetten en zich tegen de Belgische soldaten te keren in landen zoals Afghanistan, Syrië en Somalië.

 

Dat roept een aantal vragen op. Met toestemming van de voorzitter, wil ik toch enige duiding geven om aan te tonen waarover het hier precies gaat.

 

Volgens de Veiligheid van de Staat is het salafisme de belangrijkste bedreiging voor de democratie in België. Het is een extreem fundamentalistische islamitische stroming die een parallelle samenleving nastreeft. Daarmee bedoel ik een samenleving die naast de bestaande samenleving bestaat. Volgens de Veiligheid van de Staat is het salafisme gevaarlijker dan een terroristische aanslag omdat het verraderlijk is, de westerse waarden ondermijnt en ervoor zorgt dat een groeiend deel van de bevolking wordt aangemoedigd om zich buiten de samenleving te plaatsen.

 

Een kleine groep salafisten zoekt zeer actief de provocatie op. Ze draaien er hun hand niet voor om om vooraanstaande personen met de dood te bedreigen. U werd zelf ooit geviseerd en met de dood bedreigd door de bekendste organisatie in dit land Sharia4Belgium, vanwege de deelname van het Belgisch leger aan de internationale actie in Libië.

 

Wat zo mogelijk nog bedreigender is, is de steeds groter wordende groep van aanhangers die in alle luwte infiltreert in onze instellingen, in dit geval Defensie, om aan hun gezamenlijk project te werken, namelijk het volledig ondergraven van ons rechtssysteem en de verwerping van onze samenleving.

 

Een en ander lijkt mij dan ook iets meer bedreigend voor de veiligheid in dit land dan, bijvoorbeeld, een lidmaatschap van een politieke partij of het Davidsfonds.

 

Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat het Belgisch leger soldaten met een salafistische overtuiging gerekruteerd heeft en dat ze in de gaten worden gehouden?

 

Was het leger bij de rekrutering op de hoogte van de overtuiging van deze soldaten? Zo nee, vanaf welk moment is dit dan wel bekend geraakt?

 

Hoe verklaart u dat deze soldaten door de rekrutering zijn geraakt? Is er tijdens de rekrutering geen controle of samenwerking met de Veiligheid van de Staat? Kunt u een verdere toelichting geven bij de screening van soldaten tijdens de opleiding en de indiensttreding?

 

Kunnen deze soldaten in dienst blijven?

 

Welke maatregelen gaat u nemen om te vermijden dat in de toekomst nog dergelijke infiltraties plaatsvinden? Of vormt een salafistische overtuiging geen beletsel om in dienst te treden bij het Belgisch leger?

 

08.02  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, de problematiek werd voldoende geschetst door collega Ponthier. Ik ga onmiddellijk over naar de vragen.

 

Een soldaat is niet verplicht om zijn geloofsovertuiging of gedachtegoed bekend te maken. Op welke manier is men er achter gekomen dat deze soldaten salafistische overtuigingen hebben? Bleken ze bijvoorbeeld lid te zijn van een salafistische organisatie of groepering?

 

Indien de nieuwe wetgeving waaraan u heeft gewerkt – met name: de wet tot wijziging van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging – ten tijde van de rekrutering van deze militairen van kracht zou zijn geweest, zouden deze personen dan nog steeds aan de aandacht van de rekruteerders zijn ontsnapt? Waarom wel of waarom niet?

 

Houdt de ADIV of de Veiligheid van de Staat op dit moment andere militairen in de gaten vanwege hun gedachtegoed? Om hoeveel personen gaat het?

 

Ten slotte, La Libre Belgique geeft enkele voorbeelden van Belgische militairen die zich tot jihadstrijder ontwikkelden. Hoeveel dergelijke gevallen uit de afgelopen tien jaar zijn er bij u bekend?

 

08.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, net zoals collega Grosemans zal ik het overwegend gedeelte laten vallen en onmiddellijk overgaan tot de vragen.

 

Mijnheer de minister, een simpele vraag: klopt deze berichtgeving? Klopt het dat van een tiental militairen wordt vermoed of vaststaat dat ze extreme islamistische sympathieën hebben of zouden hebben?

 

Ten tweede, over welk instrumentarium beschikt Defensie vandaag om daarmee om te gaan? Zijn er mogelijkheden om voor de verdere militaire carrière maatregelen te nemen? Is dat wenselijk? Hoe moeten we daarmee verder omgaan?

 

08.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, momenteel moet een postulant bij Defensie of voor een militaire functie een bewijs van goed gedrag en zeden voorleggen. Daarnaast heeft Defensie in het kader van de werving wel toegang aangevraagd tot het Centraal Strafregister bij Justitie, doch deze is nog niet verleend. Verder moet elke militair blijk geven van loyaliteit tegenover de Belgische Staat, dient hij of zij de rechten die zijn vastgelegd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens te onderschrijven en moet zijn of haar gedrag in overeenstemming zijn met zijn of haar hoedanigheid als militair.

 

De Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid staat binnen Defensie onder meer in voor de veiligheid van het personeel en houdt in die hoedanigheid ook toezicht op alle vormen van extremistisch gedrag.

 

Aan vaststellingen van zo’n gedrag, dat overigens volledig indruist tegen de hoedanigheid van militair, wordt gevolg gegeven door toepassing van het militaire statuut. Gebeurlijk salafisme binnen Defensie wordt niet getolereerd en salafisme leidt dus onherroepelijk tot ontslag.

 

Ik kan en mag hier niet ingaan op individuele dossiers.

 

De wet betreffende de werving van 2003 werd dit jaar aangepast om een mogelijke screening van de postulant door het stafdepartement Inlichting en Veiligheid mogelijk te maken en om de postulant te kunnen weigeren wanneer dit stafdepartement een negatief veiligheidsadvies geeft. Deze wetsaanpassing is gebeurd via de wet van 22 april 2012 en is op 1 oktober 2012 in werking getreden.

 

08.05  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, u hebt op een aantal concrete vragen niet geantwoord.

 

Zoals u zegt beschikt u over een instrument om een en ander te voorkomen of in de kiem te smoren. In de wet waarover we in het voorjaar hebben gestemd, is inderdaad een aantal bepalingen opgenomen om kandidaat-militairen te screenen. De mogelijkheid werd gecreëerd om op basis van een lidmaatschap van onder andere een extremistische beweging een sollicitant al dan niet te weigeren. Dat zou een instrument kunnen zijn, ware het niet dat de bepaling in die wet in de praktijk niet bruikbaar is. Wij hebben u daarop gewezen tijdens de bespreking van het wetsontwerp. Een screening op basis van een lijst is niet wettig. Die lijsten bestaan wel, maar mogen ingevolge de privacywetgeving niet worden gebruikt bij de screening van kandidaat-militairen. U praat dus in het ijle.

 

Volgens ons is Defensie genoodzaakt om in samenspraak met de departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken andere pistes te bewandelen en de toepassing en de werkbaarheid van die lijsten concreet te maken. Tot dusver bent u nog geen stap verder gekomen.

 

Wij zullen u binnen afzienbare tijd opnieuw interpelleren om te horen wat u intussen heeft gedaan om te vermijden dat de reële bedreiging van het salafisme binnen Defensie doorgang vindt.

 

08.06  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, het is enorm moeilijk om die mensen ertussenuit te halen, om hen te vatten. Het is heel moeilijk om garanties te creëren. Zij moeten trouw zijn aan de Staat, maar zij kunnen natuurlijk ook nog extremistische visies krijgen na hun rekrutering.

 

Wat gebeurt er als een militair ontslagen wordt nadat hij zijn opleiding heeft gekregen? Dat kan natuurlijk ook nog altijd. Kan er dan misschien strafrechtelijk worden opgetreden? Anders kunnen zij na hun ontslag rechtstreeks het vliegtuig op en dan zijn zij ook weg. Misschien kan daarover eens nagedacht worden, zonder meteen een heksenjacht te openen. Dat is ook niet de bedoeling.

 

08.07  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ten eerste, ik meen dat uw uitspraak “salafisme leidt tot ontslag” heel duidelijk is. U hebt hier dan ook een heel belangrijk signaal gegeven.

 

Ten tweede, ik noteer ook dat wij Justitie misschien een beetje moeten kietelen, zodat men iets sneller op uw vragen ingaat. Het is ongehoord dat een departement daarover moeilijk doet.

 

Ten derde, kom ik nog even terug op uw antwoord, maar ook op wat mevrouw Ponthier in haar vraagstelling heeft gezegd. Het is belangrijk om waakzaam te zijn en heel duidelijk het signaal te geven dat salafisme tot ontslag leidt. Er is daarvoor geen plaats, maar wij moeten natuurlijk ook niet overdrijven.

 

Wij moeten geen algemene sfeer creëren waarbij iedereen met een bepaalde achtergrond zwaar onderzocht en aangepakt wordt. Gelet op de missie van Defensie, de bevolkingssamenstelling en de rol inzake rekrutering en alles wat daarmee te maken heeft, is het heel belangrijk dat Defensie op dat vlak heel waakzaam is, maar ook een werkgever met een open visie blijft.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de besparingen bij Defensie" (nr. 14251)

09 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "les économies à la Défense" (n° 14251)

 

09.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de onderhandelingen over de begroting van 2013 zijn achter de rug. Defensie zal volgens het begrotingsakkoord opnieuw moeten besparen, ondanks het feit dat u zich daartegen heeft verzet. Aanvankelijk was er veel onduidelijkheid over welk bedrag het zou gaan.

 

Op 22 november stelde ik vicepremier Steven Vanackere, voor de gelegenheid uw plaatsvervanger in de plenaire vergadering, de vraag hoeveel er effectief zal worden bespaard op Defensie en of het om uitstel van betalingen of om structurele besparingen gaat. Uit zijn antwoord bleek dat Defensie 100 miljoen euro moet besparen. Verder vernam ik dat het departement 67,3 miljoen euro later zal betalen, gezien de vertraagde levering van de twee NH90-helikopters. De overige 32,7 miljoen euro zal bij “Werking en investeringen” moeten worden gevonden, maar uw plaatsvervanger kon daarover op dat moment niet meer details geven.

 

Ik heb dan ook nog de volgende vragen.

 

Kan u mij meedelen aan welke werkings- en investeringsposten zal worden geraakt? Zullen er geplande investeringsprojecten worden geschrapt? Zo ja, welke? Via welke maatregelen beoogt u te besparen op de werking?

 

Ik dank u voor uw antwoord.

 

09.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Grosemans, ik kan u bevestigen wat vicepremier Vanackere in de plenaire vergadering van 22 november heeft aangegeven, namelijk dat de regering heeft beslist om in 2013 aan Defensie een inspanning te vragen van 100 miljoen euro. Ik hoef u niet te verhullen dat ik mijn dossier hard heb moeten bepleiten om dit resultaat te verkrijgen. Ik heb de begrotingsbesprekingen zelfs even stilgelegd.

 

Ik heb op het kernkabinet heel duidelijk aangetoond wat de omvang is van alle inspanningen van de jongste jaren en wat de gevolgen zouden zijn van nieuwe, drastische budgettaire ingrepen. Het bereikte resultaat stelt mij tevreden in moeilijke omstandigheden omdat de gevolgen voor het departement relatief beperkt blijven. Aan het personeel en de operationaliteit wordt niet geraakt, noch aan de paraatstelling en de verdere uitvoering van het transformatieplan, dat trouwens bijna voltooid is. De volgende keer zal ik over de “voltooide transformatie” spreken.

 

Het begrotingsakkoord over Defensie is ook het resultaat van een moedige beslissing, want besparen bij het departement roept bij de bevolking doorgaans weinig weerstand op. De regering heeft niet gekozen voor de weg van de minste weerstand, maar heeft voor Defensie een specifieke besparingsmaatregel uitgewerkt op maat van Defensie, in nauw overleg met Defensie en in balans met wat andere departementen moeten bijdragen.

 

Het resultaat is een globaal pakket geworden van 100 miljoen euro, dat voor 67,3 miljoen euro wordt ingevuld door een vertraging in de levering van twee NH90-helikopters en voor 32,7 miljoen euro met besparingen in het eigen budget.

 

De regering heeft er ook op toegezien dat Defensie buiten elke andere algemene besparingsmaatregel blijft. Zij heeft het enveloppeprincipe herbevestigd tot het einde van de legislatuur. Aldus kan Defensie zelf bepalen op welke manier zij vooropgestelde besparingen binnen haar eigen budget realiseert. Die soepelheid is belangrijk, gezien de specificiteit en het operationele karakter van mijn departement.

 

Ten slotte, het betreft een punctuele en geen structurele maatregel, wat in de huidige omstandigheden een groot verschil uitmaakt.

 

Wat de twee NH90-helikopters betreft, waarvan één een marineversie is, moet ik er de nadruk op leggen dat de vertraging in de levering in geen geval de betalingscapaciteit van Defensie bezwaart. Alleen worden conform de Europese regels de uitgaven voor de aankoop van bepaald militair materieel in de overheidsrekening geboekt op het ogenblik van de overdracht van de eigendom, dus bij de levering. Op het terrein worden we natuurlijk wel geconfronteerd met de vertraging, maar dat zal geen impact hebben op de search-and-rescueactiviteiten aan de Belgische kust.

 

Het saldo van de te leveren inspanning, na verrekening van de ESER-correctie voor de twee NH90-helicopters, bedraagt 32,7 miljoen euro, te vinden in de uitgavenkredieten. Deze doelstelling moet voor mij worden bereikt zonder structurele maatregelen te moeten nemen.

 

Ik zal u nu in grote lijnen de pistes toelichten, maar ik zou toch willen voorstellen om de details te bespreken in het daartoe voorziene forum, op het daartoe voorziene moment, namelijk tijdens de behandeling van het wetsontwerp houdende de begroting 2013 in onze commissie voor de Landsverdediging.

 

Volgens de laatste informatie verkregen van onze vertegenwoordigers bij de internationale organisaties, ontstaat op onze internationale verplichtingen een kleine marge door een daling van bepaalde bedragen. Het betreft voornamelijk de bijdrage in het investeringsprogramma van de NAVO. We spreken over een bedrag van 3 miljoen euro.

 

De versterkte budgettaire behoedzaamheid, die erin bestond toe te zien op het onsamendrukbaar karakter van de uitgaven met het oog op de realisatie van de begrotingsdoelstelling 2012, heeft uiteraard zijn effect niet gemist. Niet zozeer op het grote wederuitrustingsprogramma, waarvoor de regering zich engageert de schijf voor 2012 te realiseren, maar wel op een aantal kleine courante investeringen. Aangezien de kleinere investeringen vaak als samendrukbare uitgaven werden beschouwd, heeft men het verhoopte plan voor kleine investeringen niet volledig kunnen uitvoeren. Er werd minder vastgelegd en dat vertaalt zich in minder schuld, en bijgevolg minder betalingen in 2013. We spreken hier over een bedrag van 6 miljoen euro.

 

De overige 23,7 miljoen euro wordt gezocht in de investeringskredieten van de wederuitrustingsprogramma’s. We moeten nog zien hoe de realisatie van de laatste investeringsdossiers van de schijf voor 2012 evolueert, maar op basis van wat is vastgelegd en wat voorligt aan gunningsdossiers, kan ik u melden dat mede dankzij het goed onderhandelen met de inschrijvers, de investeringsuitgaven ongeveer 10 % onder de initiële ramingen zullen zitten. We verwerven dus wat we voor ogen hadden, maar dat gebeurt aan een gunstigere prijs. Is dat niet fantastisch? Deze gunstige evolutie zal zich uiteraard vertalen in een kleinere schuld op 1 januari 2013, waardoor in 2013 ook minder moet worden afbetaald dan initieel geraamd. Deze marge zal dienen om de begrotingscoupure op te vangen. U zult begrijpen dat ik hierover momenteel niet meer details kan vrijgeven, aangezien de formele toewijzing van een aantal investeringsdossiers nog moet gebeuren. Dit is echter in elk geval de piste die nu wordt gevolgd.

 

Om op uw concrete vragen te antwoorden: neen, er worden geen grote investeringsprojecten geschrapt. De schijf voor 2012 is in volle uitvoering en ik zal de investeringsschijf voor 2013 begin volgend jaar voor goedkeuring aan de Ministerraad kunnen voorleggen.

 

Ik besluit dat voor de regering de uitvoering van het regeerakkoord de referentie blijft voor deze legislatuur. Daarbij hebben wij zelf de pen vastgehouden. Dat wil dus zeggen dat we willen komen tot een Defensie van 30 000 militairen en 2 000 burgers tegen 1 januari 2015, dat we opnieuw aanknopen bij de noodzakelijke investeringen in de wederuitrusting en dat we onze internationale engagementen blijven waarmaken, zoals we dit actueel doen in Afghanistan, Libanon en Afrika en op diverse operatietonelen.

 

Ik ben van oordeel dat de ambitie inzake Defensie vastgelegd in het regeerakkoord door dit begrotingsakkoord niet op de helling werd gezet. Integendeel, het vormt een bevestiging van onze engagementen en het is binnen dit kader dat ik als minister van Landsverdediging mijn beleid verder gestalte wens te geven. Ook wanneer men op ons een beroep doet om gesteund door de internationale gemeenschap opnieuw engagementen aan te gaan, zijn we bij machte om deze uit te voeren.

 

De voorzitter: Mevrouw Grosemans, u krijgt het woord voor een korte repliek, want ik neem aan dat we dit debat in januari zeer uitvoerig zullen kunnen voeren.

 

09.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijkheid.

 

Ik wil alleen nog even herhalen dat onze fractie zeker geen voorstander is van verdere besparingen. Wat die 32,7 miljoen euro op werking en investeringen betreft, verneem ik dat het departement op dit moment de mogelijke pistes onderzoekt. Zo vat ik het samen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Questions jointes de

- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "les problèmes d'hygiène constatés à l'ERM" (n° 14254)

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "les cuisines de l'ERM" (n° 14431)

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de onhygiënische toestanden bij de KMS" (nr. 14254)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de keukens van de KMS" (nr. 14431)

 

De voorzitter: Aangezien de heer Dufrane niets heeft laten weten, vervalt zijn vraag nr. 14254.

 

10.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 17 november werd in een artikel van La Dernière Heure melding gemaakt van een rapport dat stelt dat de keukens van de Koninklijke Militaire School in Brussel in zo’n slechte staat verkeren dat ze tegen 10 december dreigen gesloten te worden.

 

Ik zou u daarover graag de volgende vragen stellen.

 

Kunt u meer uitleg geven bij het rapport? Welke elementen droegen bij tot het slechte advies?

 

Volgens het artikel kenden de lokale verantwoordelijken de situatie. Klopt dat? Zullen er gevolgen zijn voor hen? Welke maatregelen heeft de minister getroffen na dit rapport? Zullen ze allemaal tegen 10 december zijn doorgevoerd? Wat zal de totale kostprijs van deze onderneming zijn?

 

Hoe hoog schat de minister de kans in dat de keukens van de KMS toch zullen moeten worden gesloten? Zal er in geval van een sluiting in een alternatief worden voorzien voor de studenten?

 

Kan iemand die ontevreden is met een maaltijd uit de keukens van de KMS een klacht indienen? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet?

 

Heeft de minister cijfers ter beschikking van het aantal klachten dat gedurende vijf jaar over de keukens van de KMS is binnengekomen? Hoeveel van die klachten werden gegrond bevonden? Welke maatregelen werden toen genomen?

 

Defensie baadt ook keukens uit in andere militaire onderwijsinstellingen of basissen. Hoeveel van deze keukens kregen tijdens hun laatste controle een goede, middelmatige of ondermaatse beoordeling? Kan de minister een overzicht geven van de laatste keer dat deze keukens werden gekeurd?

 

Mijnheer de minister, u mag deze vragen eventueel ook in schriftelijke vorm beantwoorden. Indien ik een schriftelijk antwoord krijg, zou ik ook willen vragen of u de eindbeoordeling van deze keukens zou willen vermelden bij de datum.

 

10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Grosemans, ik zal een beetje aan simultane vertaling doen, aangezien het antwoord voor de helft in het Frans is geschreven omdat collega Dufrane hierover ook een vraag had gesteld.

 

Ik begin in de taal van Molière.

 

Het rapport werd gemaakt in het kader van de periodieke opvolging door onze veterinaire dienst van de Medische Component. Deze dienst voert de controle uit van de voedingsketen binnen Defensie. Deze controles worden gebaseerd op normen en principes van de Belgische en Europese wetgeving die hierop betrekking hebben.

 

Concreet werden de keukens van de Koninklijke Militaire School aan een controle onderworpen. Het was een semesteriële of zesmaandelijkse controle. De Koninklijke Militaire School heeft een kopie van het rapport van de laatste controle van 12 november 2012 ontvangen. De opmerkingen en aanbevelingen die hernomen werden in het rapport zullen een aantal maatregelen met zich brengen. Een concreet actieplan is naar voren geschoven en is in uitvoering.

 

Deze maatregelen maken deel uit van een dagelijkse opvolging door de onderscheiden verantwoordelijken. De keukens beantwoorden aan de normen en er is dus op geen enkele wijze sprake van een sluiting op datum van 10 december.

 

Ik schakel nu over naar de taal van Vondel.

 

De gevraagde correctieve acties voor de Koninklijke Militaire School zijn realiseerbaar met de beschikbare middelen. Er zijn dus geen voorziene meerkosten.

 

Wat eventuele klachten van klanten en gebruikers betreft, kan iedereen die dat wenst zich uitspreken over de diensten van de keuken en haar personeel in een klachtenboek. Elke klacht wordt behandeld door de zogenaamde messcommissie. Alle categorieën van personeel, alsook de leerlingen van de KMS, worden vertegenwoordigd in die commissie. Op basis van die klachten worden er lessen getrokken en indien nodig worden er verbeteringsmaatregelen genomen.

 

De vragen over de overige horeca-instellingen van Defensie vereisen een langere opzoekingstermijn. Ik zal die vragen schriftelijk en zonder fouten beantwoorden.

 

10.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, twee dagen na de publicatie van dat artikel ben ik nog in de KMS gaan eten. Het is uiteraard grootkeuken, maar ik kan zeggen dat het heel lekker en heel verzorgd was. De bediening was vriendelijk. Ik ben natuurlijk niet Benny Bax van De Smaakpolitie, maar ik heb daar niets verkeerd gemerkt.

 

Ik verneem nu dat het allemaal goed meevalt en dat het in orde zal komen met die keuken. Er dreigt absoluut geen sluiting.

 

In verband met de overige keukens zal ik in ieder geval een schriftelijke vraag indienen.

 

De voorzitter: Er dringt zich een bezoek op van deze commissie aan de diverse messes en restaurants van Landsverdediging.

 

10.04 Minister Pieter De Crem: Om overal te gaan proeven?

 

De voorzitter: Niets beter dan de visu vaststellen hoe het er allemaal aan toe gaat!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Kristof Waterschoot.

Président: Kristof Waterschoot.

 

11 Interpellatie van de heer Filip De Man tot de minister van Landsverdediging over "de hervorming van de wacht" (nr. 69)

11 Interpellation de M. Filip De Man au ministre de la Défense sur "la réforme de la garde" (n° 69)

 

11.01  Filip De Man (VB): Mijnheer de minister, ik heb een aantal syndicale documenten gezien die de hervorming van de wacht betreffen. Zoals u allicht weet, waren er vroeger in het leger zo’n 500 wakers of nachtwakers-hondenmeesters actief. Door recente afslankingen, die natuurlijk algemeen zijn in het leger, is dat aantal tot 300 gereduceerd.

 

Bij die mensen leeft de vrees dat er meteen na nieuwjaar nog – ik citeer uit het syndicaal document in kwestie – “een drastische inkrimping” zal volgen. Zij weten dus absoluut niet wat de toekomst brengt. Sommigen vrezen zelfs dat zij tot een vijfde van hun inkomen zullen verliezen, omdat zij niet langer als waker-hondenmeester aan de slag kunnen blijven. Ik heb daarom de volgende vragen.

 

Komt er inderdaad zo’n drastische inkrimping, zoals te lezen staat in de syndicale verslagen over de informatieve vergadering ter zake van enkele maanden geleden? Is het correct dat men een patrouillerende waker met hond niet door één schildwacht kan vervangen? Vormt de vervanging van een hondenmeester door twee schildwachten eigenlijk nog wel een besparing? Zijn bovendien veel compagnies al niet overbevraagd, zodat het leveren van nog eens schildwachten daarbovenop moeilijk ligt?

 

Wat gebeurt er met de honden als er inderdaad fors afgeslankt wordt? Worden die dieren dan verkocht? Worden zij bij militairen geplaatst? Wie betaalt bij de plaatsing bij militairen de kosten voor voeding, medische controles, inentingen en dergelijke? Worden er ook honden bij particulieren geplaatst? Is dat laatste, in voorkomend geval, dan niet gevaarlijk? Die getrainde honden kunnen namelijk werkelijk als wapen worden ingezet. Zullen er eventueel zelfs honden geëuthanaseerd moeten worden?

 

Hoeveel wakers moeten er binnen welke termijn afvloeien? Welke functie krijgen zij? Hoeveel euro denkt u jaarlijks te besparen door die inkrimping? Mogen wij de beslissing in dit dossier nog deze maand verwachten? De betrokken militairen willen natuurlijk dringend weten waar zij aan toe zijn.

 

11.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer De Man, Defensie voorziet in de vermindering van haar effectieven, zoals in het regeerakkoord voorgeschreven. Ook het aantal waker-hondenmeesters wordt, net zoals alle specialiteiten binnen Defensie, gerationaliseerd.

 

Een waker-hondenmeester en zijn hond vormen samen een kynologische ploeg, die patrouilles en interventies uitvoert. Zonder een waakhond bestaan de ploegen telkens uit twee militairen. Aangezien die wakers geen exclusieve functie invullen en de wacht slechts een van hun uit te voeren opdrachten betreft, die zij via een beurtsysteem uitvoeren, wordt bespaard op het totale aantal functies. De eenheden die zich op een operatie voorbereiden, worden maximaal vrijgesteld van het leveren van dergelijke wakers.

 

Dan is er uw vraag wat er met de honden gebeurt. Sinds enkele jaren werd de aankoop van jonge honden sterk verminderd. De bestaande populatie doet ofwel verder intern dienst binnen Defensie of werd definitief aan de waker-hondenmeester toevertrouwd. Hiervoor bestaat een procedure van reformering tot compensatie, waarbij overigens elke financiële bijdrage van Defensie wordt stopgezet. De vermindering van het aantal waker-hondenmeesters is een evolutief gegeven, dat van nabij wordt opgevolgd.

 

Defensie tracht om in samenspraak met de betrokken waker-hondenmeesters en de personeelshiërarchie voor elkeen een functie te identificeren die zowel tegemoetkomt aan de wensen van het personeel als aan de noden van Defensie.

 

Elke hond kost op jaarbasis ongeveer 459 euro. Dit bedrag omvat de medische verzorging, de voeding en de vergoedingen voor honden die bij hun waker-hondenmeester thuis zijn gehuisvest.

 

11.03  Filip De Man (VB): Mijnheer de minister, uw antwoord over de beestjes was misschien vrij duidelijk, maar uw antwoord over de mensen was dat niet.

 

Ik heb u gevraagd hoeveel er moeten afvloeien en binnen welke termijn. Uw antwoord was op dat vlak zeer onduidelijk en ik betreur dat. Ik betreur dat u daarop niet concreter antwoordt. Ik zal een motie indienen om u op te roepen dat zo snel mogelijk wel te doen.

 

11.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer De Man, ik zal dat uit eigen beweging doen. Ik stel voor dat u opnieuw een vraag stelt en ik zal in het antwoord een aantal cijfergegevens vermelden.

 

Het aantal hondenmeesters wordt natuurlijk substantieel verminderd. De inkrimping van het personeelsbestand van Defensie heeft natuurlijk overal gevolgen. Onze hondenbrigades blijven nog steeds zeer belangrijk, ze hebben een zeer belangrijk werk, maar ook daar is er een impact.

 

Ik stel u voor in de commissie opnieuw een vraag in te dienen en ik zal in mijn antwoord een aantal cijfergegevens opnemen.

 

11.05  Filip De Man (VB): Mijnheer de minister, dat is allemaal heel vriendelijk, maar nogmaals, die mensen weten dat zij eind deze maand voor een bijwijlen verscheurende keuze staan. Er zijn korpsofficieren die hen voor keuzes stellen, waarop zij nu moeilijk kunnen antwoorden. Het antwoord is jammer genoeg niet voldoende. Ik zal daarop terugkomen.

 

11.06 Minister Pieter De Crem: Volgende week is er opnieuw een commissievergadering.

 

11.07  Filip De Man (VB): Inderdaad en ik zal er dan op terugkomen, maar ondertussen wil ik u toch bij wijze van motie aanmanen om dit zo snel mogelijk duidelijk te maken voor die mensen.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Filip De Man en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Filip De Man

en het antwoord van de minister van Landsverdediging,

dringt er op aan dat de minister nog deze maand volledige klaarheid verschaft over het statuut van de wakers-hondenmeesters en hun professionele vooruitzichten in de komende jaren."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Filip De Man et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de M. Filip De Man

et la réponse du ministre de la Défense,

demande instamment au ministre de faire, ce mois-ci encore, toute la lumière sur le statut des veilleurs-maîtres-chien et sur leurs perspectives professionnelles dans les prochaines années.

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heren Christophe Lacroix, Dirk Van der Maelen en Kristof Waterschoot.

Une motion pure et simple a été déposée par MM. Christophe Lacroix, Dirk Van der Maelen et Kristof Waterschoot.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

Président: Filip De Man.

Voorzitter: Filip De Man.

 

12 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Landsverdediging over "het vertrek van het fregat Louise-Marie" (nr. 14435)

12 Question de M. Kristof Waterschoot au ministre de la Défense sur "le départ de la frégate Louise-Marie" (n° 14435)

 

12.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over het vertrek van de Louise-Marie naar de Hoorn van Afrika.

 

Kunt u een taakomschrijving geven van de missie op dit moment? In hoeverre is deze gelijkaardig aan de voorbije operaties waaraan het fregat daar deelnam? Zijn er verschillen? Hoe zou u die opdracht omschrijven?

 

Mijn volgende vragen zijn iets belangrijker. Hoe denkt u en hoe wordt op Europees niveau en in de NAVO over de Atalanta-operatie gedacht? Worden er mogelijke uitbreidingen naar andere kustgebieden en regio’s besproken? Hoe kijkt men daarnaar? Of wil men de huidige capaciteit behouden? Is er op zee al enige impact te voelen van de inspanningen die onder andere door de Afrikaanse Unie op het land worden geleverd?

 

12.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Waterschoot, de opdracht van het fregat in het kader van de operatie-Atalanta komt overeen met de eerste twee zendingen waaraan België en haar marine heeft deelgenomen.

 

Voor de details van de taakomschrijvingen van de opdrachten die de Louise-Marie zal uitvoeren, verwijs ik naar de antwoorden op vragen van de heren Dufrane en Francken.

 

Defensie is niet op de hoogte van een mogelijke uitbreiding van de operatie-Atalanta naar andere kustgebieden en regio’s, maar cijfers tonen een duidelijke dalende trend van piraterijactiviteiten aan. Het oorzakelijke verband met de inspanningen die op het land, onder andere door de Afrikaanse Unie, worden geleverd, is nog niet bewezen.

 

Ik heb u wel een overzicht meegebracht van de piratenactiviteiten in de periode 2008-2012. Er zijn in totaal 434 aanvallen geweest, waarvan 125 operaties succesvol door piraten werden uitgevoerd en waarvan er 2 als mislukt werden beschouwd. Er zijn 119 tussenkomsten gebeurd, waardoor een piraterijactie niet is kunnen doorgaan.

 

In de huidige situatie worden momenteel 5 schepen door piraten bezet. Het gaat over nationaal grondgebied. Er zijn in totaal 143 gegijzelden aan boord van deze schepen.

 

Ik zal u de informatie bezorgen.

 

12.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik heb de vraag gesteld onder meer omdat ik het belangrijk vind dat België als maritieme natie zijn verantwoordelijkheid blijft nemen in dit dossier, wat u gelukkig ook doet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Landsverdediging over "het onderhoud van de marineschepen te Zeebrugge" (nr. 14436)

13 Question de M. Kristof Waterschoot au ministre de la Défense sur "l'entretien des navires de la Marine à Zeebrugge" (n° 14436)

 

13.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik las in de media dat de socialistische vakbond van een Oostends onderhoudsbedrijf dat instaat voor het onderhoud van de marineschepen actie voerde aan de marinebasis van Zeebrugge. De actie werd gevoerd om van Defensie te weten te komen of het bedrijf kan blijven instaan voor het onderhoud van de marineschepen. Het is nogal vreemd om daarvoor op die plaats te gaan betogen.

 

Kunt u bevestigen dat het onderhoudscontract voorlopig nog niet is toegewezen? Hebt u daarover een timing?

 

Als dat niet zo is, dan ga ik ervan uit dat zulks een logisch gevolg is van de te volgen procedures bij contracten en aanbestedingen.

 

Ik kijk uit naar uw antwoord op dit toch wel vreemde fenomeen.

 

13.02 Minister Pieter De Crem: De meerjarige open overeenkomst betreffende het ter beschikking stellen van ervaren en gekwalificeerd technisch personeel in de logistieke eenheden van de marinecomponent voor de periode 2010-2016 is een overheidsopdracht waarbij de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op Defensie en veiligheidsgebied dient te worden toegepast. In het bijzonder betreft het hier een onderhandelingsprocedure met bekendmaking. Dat houdt in dat er eerst wordt overgegaan tot een selectie van de geschikte kandidaten die na oproep tot kandidatuurstelling en vervolgens na selectie de geselecteerde kandidaten uitgenodigd hebben om een offerte in te dienen. Die dient als basis voor verdere onderhandelingen voorafgaand aan de gunning van het contract. Zo zit de keten in elkaar.

 

Het contract van het onderhoud van de marineschepen bevindt zich momenteel in de gunningsfase. Wij zitten in de chronologische en logische opbouw van dit dossier.

 

13.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Uw antwoord is heel duidelijk, mijnheer de minister.

 

De actie blijft voor mij toch wel vreemd. Ik heb er persoonlijk bedenkingen bij dat er actie wordt gevoerd om druk te zetten op een lopende procedure, want dat is toch niet de taak van vakbonden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.00 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.00 heures.