Commission
des Relations extérieures |
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen |
du Mardi 27 novembre 2012 Matin ______ |
van Dinsdag 27 november 2012 Voormiddag ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 12.07 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 12.07 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
01 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de uitwerking van een beleid rond de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven" (nr. 13571)
01 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le dégagement d'une politique en matière de responsabilité sociale des entreprises" (n° 13571)
01.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, in juli 2012 heb ik u een schriftelijke vraag gesteld over de trend waarbij steeds meer private bedrijven ontwikkelingsinitiatieven in het Zuiden steunen. In uw antwoord verwees u naar de wens van de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking om in de toekomst een beleid uit te werken in verband met de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven met de nadruk op best practices.
Hoe concreet is het plan om een beleid uit te werken betreffende de maatschappelijke verantwoordelijkheden van bedrijven? Werd er reeds gestart met de uitwerking van dat beleid? Wat begrijpt u onder best practices voor bedrijven? Zijn die veeleer vrijblijvende richtlijnen of kunnen wij ze beschouwen als echte wetgeving? Zult u of zal uw opvolger voor dat beleid samenwerken met uw collega, de minister van Buitenlandse Zaken?
Ik dank u voor uw antwoorden.
01.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw De Meulemeester, de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking werkt momenteel op mijn instructie aan een strategienota over de ondersteuning van de lokale privésector. De nota richt zich tot DGD en de partners van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Maatschappelijk verantwoord ondernemen zal in de nota aan bod komen.
Vandaag al werken BIO-Invest en een aantal ngo’s en verenigingen zoals Kaori of Ondernemers voor Ondernemers aan de bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen in het Zuiden. Met best practices bedoelen wij iedere zakelijke activiteit die in het bijzonder voldoet aan de sociale basisrechten, zoals die zijn vastgelegd in de verdragen en de Decent Work Agenda van de ILO, vrijheid van vereniging, vrijheid van collectieve onderhandelingen en collectieve actie enzovoort, en de internationale en nationale wetgeving gericht op het behoud van ecologische evenwicht.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een vrijwillig proces, waarbij het bedrijf sociale, economische en ecologische overwegingen integreert in zijn praktijken en strategieën. In dat opzicht kan de Belgische ontwikkelingssamenwerking geen regels opleggen aan de privésector over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wel kan DGO erop toezien dat partnerinstellingen bepaalde internationale normen op het vlak van milieubescherming of sociale rechten respecteren, dat aanmoedigen en erover waken dat hun activiteiten de ontwikkelingssamenwerking dienen.
Projecten die in aanmerking komen voor steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in de ondersteuning van de privésector in ontwikkelingslanden, zijn onderworpen aan een evaluatieprocedure ex ante om hun relevantie in te schatten in termen van economische en sociale ontwikkeling, en van ecologische impact. Onze bedoeling is die evaluatiepraktijken systematisch toe te passen en onze meetinstrumenten nog performanter te maken.
In de materie is overleg met andere departementen, met partnerorganisaties en de privésector zeker raadzaam. Ik wens hieraan bijzondere aandacht te geven. In die zin was mijn prioriteit met het oog op beleidscoherentie in de ontwikkelingssamenwerking de oprichting van een institutioneel mechanisme, dat een antwoord biedt op de aanbevelingen. In dat verband wordt in de loop van 2013 een interministeriële conferentie voor PCD opgericht om ervoor te zorgen dat er rekening wordt gehouden met de impact van het beleid op andere domeinen van de ontwikkelingssamenwerking volgens het kader dat op Europees niveau werd bepaald.
Tussen de overheidsdiensten wordt een coördinatiemechanisme overwogen, dat belast zou worden met de opvolging van de bepalingen van de conferentie. In 2013 wordt een adviesraad voor PCD opgericht om een onafhankelijk denk- en evaluatieproces te leiden.
01.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het verheugt mij dat het punt serieus behandeld wordt.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de toekenning van land aan inheemse en boerengemeenschappen in Peru" (nr. 13587)
02 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "l'attribution de terres aux communautés indigènes et paysannes au Pérou" (n° 13587)
02.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, als partnerland van de Belgische ontwikkelingssamenwerking is het heel belangrijk dat wij de toestand en de vooruitgang in Peru op de voet volgen. Op 17 oktober verscheen er echter een artikel dat mij zorgen baart. Miguel Toribia, de voormalige leider van de federatie van inheemse Yaneshagemeenschappen in Peru, stelt dat de toekenning van land aan de inheemse gemeenschappen en de boerengemeenschappen in Peru al meer dan twee jaar virtueel stilligt. Ook zouden slecht opgeleide werknemers, een veel te laag budget en het verlies van veel dossiers bijdragen aan de grote problemen.
Het is echter opvallend dat buitenlandse investeringen in olie, gas en infrastructuur wel snel en correct worden afgehandeld.
Mijnheer de minister, ik wil u graag de volgende vragen stellen.
Ten eerste, het stimuleren van buitenlandse investeringen moet zeker ook deel uitmaken van het ontwikkelingsproces van Peru, maar dat mag niet ten koste gaan van de lokale gemeenschappen. Hebt u zicht op die voorkeurpraktijken in Peru?
Ten tweede, is er in het kader van de ontwikkelingssamenwerking een mogelijkheid om de regionale overheden, die sinds 2010 verantwoordelijk zijn voor de toekenning van de eigendomstitels, te ondersteunen in hun rol? Ik denk daarbij aan het vergroten van het budget en een goed beheer ervan, het opleiden van personeel, enzovoort.
Ten derde, beschikt u over recente gegevens over welke gemeenschappen lijden onder die trage behandeling van de dossiers?
Ten vierde, in september 2012 werd het adresboek van de inheemse gemeenschappen in het Peruaanse Amazonegebied opgezet. Bij de uitwerking daarvan wordt gebruikgemaakt van informatie over de registratie en toekenning van land tussen 1975 en 2012. Volgens de officiële informatie werden er in die periode 1 807 gemeenschappen officieel geregistreerd. Weet u in hoeverre die informatie daadwerkelijk gebruikt wordt bij de behandeling van nieuwe dossiers?
02.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw De Meulemeester, in de huidige Peruaanse context vertegenwoordigt de inclusieve economische groei het middelpunt van de pragmatische agenda van de regering van president Humala, die in juli 2011 is aangetreden.
Aanhoudende sociale conflicten over mijnbouwprojecten en de trage vooruitgang op het vlak van de verbetering van de veiligheid en het vergroten van de sociale uitgaven voor huishoudens met lage inkomens ondermijnen evenwel de populariteit van de overheid.
De Peruaanse overheid heeft in de loop van de geschiedenis geprobeerd de relatie met de inheemse volkeren en hun ontwikkeling te verbeteren. Ondanks het feit dat de voorbije jaren weinig is veranderd op dit gebied, heeft de huidige regering ten opzichte van de vorige regering wel een aantal maatregelen ontwikkeld om de verdeling van de rijkdom te bevorderen en een inclusief sociaal beleid te ontwikkelen.
De samenwerking met regionale regeringen in Peru is essentieel in de huidige context van het land. Ze wordt als zodanig ook erkend in alle programma’s die door de Belgische Coöperatie in Peru worden uitgevoerd. De twee bilaterale programma’s, PRODERN I en PRODERN II, in uitvoering met het ministerie van Milieu, werken aan de verbetering van de planningscapaciteit en het milieubeheer van de regio’s en aan het bevorderen van duurzame productiesystemen voor het duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit in vijf departementen in het land die door extreme armoede worden gekenmerkt.
In Peru zijn er twee types plattelandsgemeenschappen, namelijk de boerengemeenschap of Campesinos en de inheemse gemeenschap.
Volgens onderzoeken die door het Peruaanse Centrum voor Sociale Studies zijn uitgevoerd, bestaan er vandaag 6 069 gemeenschappen die door de Peruaanse Staat wettelijk zijn erkend. Van dit totaal hebben 959 Campesinogemeenschappen nog geen eigendom van hun gemeenschappelijke grond. Deze cijfers zijn nagenoeg dezelfde die de Peruaanse regering tot in mei 2009 officieel had geregistreerd.
In het geval van de inheemse gemeenschappen zijn er 1 649 gemeenschappen wettelijk erkend, waarvan 198 gemeenschappen nog geen gemeenschappelijke inheemse titel hebben.
De gegevens die in het adresboek van inheemse gemeenschappen zijn vermeld, zijn niet officieel. Deze gegevens zijn afkomstig van het Sistema de Información sobre Comunidades Nativas de la Amazonía peruana.
Zoals reeds vermeld, is het vice-ministerie voor Interculturaliteit bevoegd voor het opstellen van een officiële databank over de inheemse volkeren. De richtlijnen voor het opzetten van een dergelijke databank geeft aan op welke manier ze moet worden gebruikt, waarbij de gegevens over de Campesinos en inheemse gemeenschappen de basis zullen vormen om de eigendomsrechten van de autochtone bevolkingsgroepen te kunnen bepalen.
02.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, hebt u een zicht op de vraag welke maatregelen worden ontwikkeld, om een betere dialoog tussen de Peruaanse bevolking en de overheid te ontwikkelen of hebt u er geen zicht op?
Ik hoop in elk geval dat de maatregelen in kwestie maatregelen op lange termijn zijn. Ik hoop ook dat de betrokkenen tot een betere dialoog komen. Nu lukt het immers niet echt.
Het incident is gesloten.
- M. Georges Dallemagne au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la coopération avec le Rwanda" (n° 13719)
- Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la suspension de la collaboration militaire avec le Rwanda" (n° 13972)
- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de samenwerking met Rwanda" (nr. 13719)
- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de opschorting van de militaire samenwerking met Rwanda" (nr. 13972)
03.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 12 november werd bekend dat België de militaire samenwerking met Rwanda zal opschorten. Dit was een symbolische dag, gezien de dag daarvoor overal in België de wapenstilstand uit de Eerste Wereldoorlog werd herdacht. Hoewel de militaire samenwerking met Rwanda voornamelijk beperkt was tot het opleiden van een aantal Rwandese militairen aan de Koninklijke Militaire School in Brussel, is dit toch wel een belangrijk signaal.
Ten eerste, zal dit gevolgen hebben voor de samenwerking tussen België en Rwanda op het vlak van ontwikkelingssamenwerking?
Ten tweede, zal binnen Ontwikkelingssamenwerking worden herbekeken of de huidige financiële stroom naar de schatkist van de overheid uiteindelijk wordt gebruikt voor de vooropgestelde doelstellingen, projecten en programma’s?
Ten derde, zal er binnen Ontwikkelingssamenwerking een evaluatie komen van de huidige samenwerking tussen de Belgische federale overheid en de Rwandese overheid inzake het welzijn van de lokale burgers?
Ten vierde, kan deze actie van uw collega-minister gevolgen hebben voor de ontwikkelingssamenwerking in Congo?
03.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw De Meulemeester, in principe heeft de opschorting van de militaire samenwerking geen consequenties voor de ontwikkelingssamenwerking met Rwanda, tenzij hierdoor de relaties in het algemeen dermate zouden verslechteren dat alle samenwerking onmogelijk wordt. In dat geval zal ook de niet-gouvernementele ontwikkelingssamenwerking onder druk komen te staan.
Onze ontwikkelingssamenwerking wordt op regelmatige basis geëvalueerd. Met name begrotingssteun is onderhevig aan regelmatige toetsing ten aanzien van de gemeenschappelijk afgesproken criteria en indicatoren waarop het programma gebaseerd is. Dit gebeurt gezamenlijk met de andere betrokken donoren. Er is vandaag geen specifieke aanleiding om buiten de voorziene toetsingsmomenten een afzonderlijke oefening op te zetten.
Bovenstaand antwoord geldt ook voor het ruimere programma van ontwikkelingssamenwerking.
Zoals al eerder vermeld in verscheidene antwoorden op parlementaire vragen heb ik, samen met de medewerkers in de administratie en onze vertegenwoordigers op het terrein, al in augustus een overzicht opgemaakt van programmaonderdelen die meer of minder rechtstreeks een impact hebben op het welzijn van de bevolking. Ons meerjarig indicatief samenwerkingsprogramma met Rwanda vormt een coherent geheel van interventies in de sectoren rurale energie, gezondheid en decentralisatie, via sectorale portfolio’s die verschillende interventiemodaliteiten kunnen omvatten als projecthulp, budgethulp, beurzen of technische assistentie.
Al deze interventies zijn ontworpen om ten goede te komen aan de bevolking, maar voor sommige interventies geldt dat dit rechtstreekser gebeurt dan voor andere. Zo hebben wij goede redenen om te stellen dat budgethulp in de gezondheidssector vrij rechtstreeks ten goede komt aan de bevolking. Andere programma’s zijn beloftevol op langere termijn. Dat is bijvoorbeeld het geval voor een programma decentralisatie of nog een project voor proefboringen inzake geothermie.
Volgens onze inschattingen heeft deze maatregel geen invloed op onze ontwikkelingssamenwerking met Congo.
03.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Ik hoop dat de perceptie van het stopzetten van de militaire samenwerking geen al te nadelige invloed heeft op de ontwikkelingssamenwerking.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de 0,7 procent-norm in het nieuwe wetsontwerp voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking" (nr. 14079)
04 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la norme de 0,7 % dans le nouveau projet de loi relatif à la coopération belge au développement" (n° 14079)
04.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van 13 november werd het wetsontwerp voor de nieuwe wet inzake Belgische ontwikkelingssamenwerking besproken. Het valt me op dat ondanks het onzekere begrotingsklimaat de norm van 0,7 % voor de uitgaven opnieuw in de wet werd ingeschreven.
In Nederland vindt in november een soortgelijke discussie plaats. De Nederlandse overheid moet ook grote besparingen doorvoeren om de begroting veilig te stellen. Hierbij werd ook veel bespaard binnen het domein van de ontwikkelingssamenwerking, wat ongetwijfeld automatisch een invloed zal hebben op de norm van 0,7 %. De PvdA-leider Samsom heeft eerder gesteld dat norm van 0,7 % voor ontwikkelingssamenwerking een fatsoennorm is. Concreet bedoelt hij hiermee dat die geen belangrijke doelstelling vormt binnen hun beleid aangezien slechts weinig landen deze kunnen halen.
Ik heb ook enkele vragen. Gaat u akkoord met de uitspraak van de PvdA-leider Samsom dat de norm van 0,7 % een fatsoennorm is?
Ten tweede, hoe realistisch is het behalen van deze norm inzake ontwikkelingssamenwerking in het huidige begrotingsklimaat en het klimaat van de wereldwijde economische crisis?
Ten derde, u bespreekt dergelijke financiële doelstellingen in een nieuw wetsontwerp nog voor de maatregelen van de regering inzake besparingen bekend zijn gemaakt. Is dat geen tactische zet om te proberen het budget voor de ontwikkelingssamenwerking veilig te stellen?
04.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw De Meulemeester, de norm van 0,7 % is geen fatsoennorm maar een reëel engagement van de Belgische regering dat omwille van de moeilijke budgettaire toestand tijdelijk bevroren werd. Het is te vroeg om hierover een uitspraak te doen.
Een aantal landen bespaart inderdaad op ontwikkelingssamenwerking, andere landen daarentegen streven ernaar om ondanks de wereldwijde economische crisis hun ontwikkelingssamenwerking naar een hoger niveau te tillen. Binnen enkele maanden zal het jaarlijks OESO-rapport meer duidelijkheid brengen over de reële prestaties in 2012.
Ik bespreek dergelijke financiële doelstellingen in een nieuw wetsontwerp omdat ik ervan uitga dat de kaderwet voor ontwikkelingssamenwerking een begrotingswet die een eenjarig karakter heeft overstijgt.
04.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb nog een bijkomend vraagje. Hebt u er een idee van hoe die 1,4 miljoen euro zal worden besteed met de besparingen? Neen? Waarschijnlijk nog niet?
De voorzitter: De minister weet het niet. De minister zal u later informeren wanneer hij meer informatie heeft.
04.04 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Dat was non-verbaal.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de antihomowet in Oeganda" (nr. 14085)
05 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la loi condamnant l'homosexualité en Ouganda" (n° 14085)
05.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, op dinsdag 13 november raakte bekend dat de antiholebiwet in Oeganda een feit wordt. Nog voor het einde van dit jaar zou de wet effectief van toepassing worden. Officieel luidde de verantwoording, volgens Rebecca Kadaga, de voorzitter van het Parlement, dat de wet een eis is van het merendeel van de Oegandese bevolking.
In het jongste strategische programma dat met Oeganda werd gesloten en dat loopt van 2009 tot 2012, staat echter duidelijk vermeld dat Oeganda zich zal inzetten om onder andere human security na te streven. De wet is allesbehalve een invulling van die doelstelling.
Ten eerste, indien die wet effectief van kracht wordt, zal dat dan gevolgen hebben voor het partnerschap tussen Oeganda en België betreffende ontwikkelingssamenwerking?
Ten tweede, zult u uw Oegandese collega wijzen op zijn verplichtingen inzake het samenwerkingsakkoord, waarin duidelijk staat vermeld dat de overheid zich moet inzetten voor de veiligheid van al zijn burgers?
Ten derde, indien Oeganda weigert de wet in te trekken, zal er dan een heroverweging komen van de financiële samenwerking met Oeganda?
05.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw De Meulemeester, tijdens de gemengde commissie van april 2012 heeft de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een nieuw budget van maximaal 74 miljoen euro vrijgemaakt voor de komende vier jaar, 64 miljoen euro als basisbedrag en een mogelijke bijkomende incitatieve schijf van maximaal 10 miljoen euro indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Een van de drie voorwaarden voor de toekenning van de incitatieve schijf is een positieve evolutie en het respect voor de mensenrechten tijdens de periode 2012-2014. De goedkeuring van een antihomowet is dan ook een element waarmee rekening zal worden gehouden in het kader van de evaluatie van de voorwaarden ter toekenning van de incitatieve schijf.
De problematiek van de holebirechten komt herhaaldelijk aan bod, zowel in Europees verband als in de mensenrechtenrapportering in de Verenigde Naties.
Bij de vaststelling dat de situatie op het vlak van de rechten van de holebi’s problematisch is in verschillende Afrikaanse landen, waaronder Oeganda, moet er ook rekening worden meegehouden dat homoseksualiteit in die landen een zwaar taboe treft en dat er hierover onder de bevolking wijdverspreide heel bijzondere opvattingen leven, die nog worden versterkt door de boodschappen van evangelische kerken in de regio.
Dat maakt het bijzonder moeilijk voor de donorlanden om het punt publiek aan te kaarten. Het wordt echter in diverse bilaterale contacten ter sprake gebracht, zeker in de partnerlanden van onze ontwikkelingssamenwerking.
Om effectief te zijn, moet dat ook gebeuren in samenwerking met andere donoren. In de donorgemeenschap zal overleg worden gepleegd om te zien of er een gezamenlijke reactie kan komen op de antihomowet.
Zweden heeft hierover contact gehad met een aantal organisaties ter verdediging van de mensenrechten in Oeganda. Dat land wenst niet dat de donoren dreigen om hun ontwikkelingssamenwerking op te schorten indien de wet effectief wordt verstrengd, en is van oordeel dat dergelijke maatregelen contraproductief zijn. Het overweegt om commerciële argumenten te gebruiken en te stellen dat het aannemen van wetten die homoseksualiteit bestraffen, potentiële investeerders kan afschrikken.
05.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ben blij dat daarmee rekening zal worden gehouden. Ik vind 10 miljoen euro echter een beetje weinig.
Het is goed te vernemen dat er overleg wordt gepleegd met andere donoren. Samen kan men misschien iets meer druk zetten op Oeganda om eens goed na te denken over de antihomowet.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Els Demol aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de niet-militaire hulp aan Afghanistan" (nr. 14150)
06 Question de Mme Els Demol au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "l'aide non militaire à l'Afghanistan" (n° 14150)
06.01 Els Demol (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het artikel 'Niet-militaire hulp aan Afghanistan: enorme behoeften, onduidelijke resultaten' neemt het mondiaal magazine MO de Belgische hulp in Afghanistan onder de loep. De EU zou het voorbije decennium 2,1 miljard euro hebben besteed aan niet-militaire hulp. België gaf in dezelfde periode 85 miljoen euro uit aan diezelfde niet-militaire hulp, terwijl aan onze militaire aanwezigheid tienmaal meer werd besteed.
De auteur van het artikel, Gie Goris, stipt de bijdrage aan de United Nations Humanitarian Air Service aan als het meest controversieel. UNHAS is een vloot helikopters en vliegtuigen die het Wereldvoedselprogramma inzet voor humanitaire operaties en vervoer van VN-personeel. Volgens experts zou er anno 2012 een voldoende ruim aanbod van betrouwbare Afghaanse luchtvaartmaatschappijen aanwezig zijn dat dezelfde diensten als UNHAS voor veel minder geld zou kunnen leveren. Daarvan gebruik maken, zou dus geld besparen en de lokale economie ondersteunen, aldus het artikel, waarin ook wordt beweerd dat de Belgische bijdrage aan UNHAS in 2012 wellicht wordt opgetrokken tot 1 miljoen euro.
Mijnheer de minister, kunt u de cijfers in dat artikel bevestigen?
Deelt u de kritiek op de bijdrage aan UNHAS? Wordt de bijdrage dit jaar inderdaad opgetrokken tot 1 miljoen euro?
06.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Demol, een toewijzing van 828 000 euro, en niet van 1 miljoen euro, ondersteunt de duurzaamheid van de UNHAS-operatie alsook de operationele activiteiten in 2012. De UNHAS-dienst van het WFP beheert namens de internationale gemeenschap een gemeenschappelijke luchtvaartdienst. De humanitaire organisaties genieten van de expertise en ervaring van de diensten WFP-UNHAS en WFP-Air Safety Unit in het beheer van de luchtvaartoperaties om de begunstigden van humanitaire hulp in korte tijd en met een zo beperkt mogelijk risico te bereiken. Op dit moment genieten 840 organisaties in 13 landen van de diensten van UNHAS.
Deze dienst is gerechtvaardigd gezien de veiligheid, de slechte staat van de wegen, de lange afstanden en het gebrek aan betrouwbare luchtvaartmaatschappijen in de zones van humanitaire activiteiten.
De voorgestelde acties hebben gemeenschappelijke doelstellingen, namelijk een vitale humanitaire luchtdienstverlening blijven bieden aan de humanitaire gemeenschap tijdens plotselinge en langdurige crisissen, door de humanitaire hulpverleners en vrachtmedewerkers in afgelegen gebieden te vervoeren en onderbroken luchtvaartcapaciteit bieden voor de medische of veiligheidsevacuaties, alsook moeten voldoen aan de aanbevelingen van de ICA met betrekking tot het beheer en onderhoud van de luchttransportdienst van WFP, door in het gepaste veiligheids- en beveiligingsniveau te voorzien. Elke UNHAS-operatie wordt jaarlijks herzien, om ervoor te zorgen dat de gemobiliseerde vloot en de gevestigde netwerken overeenkomen met de huidige vervoersbehoeften en rendabel blijven.
WFP-UNHAS promoot in dit opzicht de rol van een gebruikersgroep in elk land waar een operatie plaatsvindt. Deze groep bestaat uit VN-organisaties, ngo's en andere partners die gebruikmaken van de diensten UNHAS. Het doel ervan is om de behoeften en prioriteiten in termen van het luchtvervoer beter te definiëren en om toezicht te houden op de kwaliteit van de dienstverlening.
In verband met UNHAS in Afghanistan, ondanks een toenemende onveiligheid die de verplaatsingen van het humanitair personeel in vele delen van het land sterk heeft beperkt, blijft UNHAS een luchtvaartdienst leveren voor de humanitaire gemeenschap in Afghanistan en ook van en naar Islamabad, ongeacht het crisisniveau in het land. De belangrijkste UNHAS-basis bevindt zich in Kabul, met een secundaire basis in Islamabad in Pakistan voor aansluiting op de internationale lijnen.
In 2011 vervoerde UNHAS-Afghanistan 24 904 passagiers van 130 humanitaire organisaties evenals 90 ton humanitaire vracht. UNHAS heeft humanitaire activiteiten gesteund op het gebied van gezondheid, voeding, water en hygiëne, onderwijs en ontwikkeling van de lokale capaciteit.
In 2012 werkt UNHAS met twee vliegtuigen en bedient 12 locaties. UNHAS vervoert maandelijks gemiddeld meer dan 2 000 passagiers en 10 ton lichte vracht en staat er beschikking van 261 organisaties in Afghanistan.
06.03 Els Demol (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb nog bijkomende vraag. België heeft beslist om vanaf 2014 12 miljoen euro aan Afghanistan te besteden. Tegelijk wordt er een bedrag gevraagd door de NAVO. Nu is mijn vraag of het miljoen dat na 2014 misschien nodig zal zijn voor UNHAS-vluchten van die 12 miljoen euro wordt afgetrokken? Wordt die 12 miljoen euro integraal besteed aan heropbouw, of gaat er ook een deel naar de opleiding van personeel?
06.04 Minister Paul Magnette: Dat is nog niet beslist.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de aanhoudende problemen inzake stroperij in Zuid-Afrika" (nr. 14190)
07 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "les problèmes persistants en matière de braconnage en Afrique du Sud" (n° 14190)
07.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Meneer de minister, uit cijfergegevens blijkt dat dit jaar al meer dan 500 neushoorns gedood werden in Zuid-Afrika. In 2011 waren dit er nog maar 448 en in 2010 nog maar 333. Dit zijn opvallende en alarmerende cijfers, zeker aangezien meer dan 70 % van de wereldwijde neushoornpopulatie zich in Zuid-Afrika bevindt.
Er gaan steeds meer stemmen op om militairen in te zetten tegen de stroperij van neushoorns in Zuid-Afrika. De minister-presidente Thandi Modise stelt dat buitengewone maatregelen noodzakelijk zijn om zowel de dieren als het toerisme te beschermen. Zij bekijkt in hoeverre het leger kan ingezet worden om de dieren te beschermen.
Ik wil u graag de volgende vragen stellen. Het lijkt me dat de inzet van militairen tegen stroperij een vergevorderde maatregel is die misschien voorbehouden moet worden wanneer de normale diplomatieke kanalen uitgeput zijn. Beschouwt u dergelijke verklaringen als een positief signaal voor de capaciteitsuitbreiding van de Zuid-Afrikaanse overheid inzake de ontwikkeling van het land?
Kan een samenwerking tot stand komen tussen de Afrikaanse staten inzake de bescherming van bedreigde diersoorten en het toerisme, met als basis de ontwikkelingssamenwerking van het land en in de eerste plaats de overheden? Kan België een coördinerende rol opnemen inzake deze samenwerking met het oog op de verdere ontwikkeling van het overheidsapparaat?
07.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw De Meulemeester, de Zuid-Afrikaanse overheid neemt verschillende maatregelen om de stroperij tegen te gaan. Op 4 april heeft Edna Molewa, de minister van Water en Omgevingszaken enkele nieuwe maatregelen aangekondigd.
Zo moeten alle verwijderde hoorns met een chip en een nummer gemerkt worden. Levende neushoorns die verkocht worden en naar een ander reservaat overgebracht worden, moeten voorzien worden van een chip. Van alle neushoorns, dood of levend, moeten DNA-stalen genomen worden, alsook van de hoorns van dode dieren.
Voor een jachtvergunning wordt uitgereikt, zal de aanvrager bijkomende inlichtingen moeten verschaffen, zoals het aantonen van het lidmaatschap van een jachtclub, of het bewijs dat hij eerder heeft deelgenomen aan jachttochten. In het geval de aanvrager van de jachtvergunning de Zuid-Afrikaanse nationaliteit niet heeft, zal bij de beoordeling van zijn aanvraag het land van herkomst in acht genomen worden, alsook het land waarnaar de hoorn zal worden uitgevoerd. Er zal meer bepaald worden nagegaan op het land de nodige wetgeving heeft die het bezit van jachttrofeeën regelt en slechts voor dit doeleinde toelaat. Slechts één hoorn per jaar zal door wie een jachtvergunning heeft verkregen als trofee mogen worden uitgevoerd. De jacht zal slechts mogen plaatsvinden onder het toeziend oog van een ambtenaar.
Hondenteams worden opgeleid voor het opsporen van stropers. Het Krugerpark krijgt 150 nieuwe rangers toegewezen, waarvan een deel met paramilitaire training. Militairen worden effectief ingezet, maar vooral in de grensstreken, daar het een publiek geheim is dat vele stropers het Krugerpark binnenkomen via de kapotte grensomheining met Mozambique.
Met enkele Aziatische landen die bekend staan als grote afnemers van neushoornhoorn worden MOU’s ondertekend om de handel in te perken.
Het is kortom duidelijk dat de Zuid-Afrikaanse overheid zich goed bewust is van de problematiek en een efficiënte strategie tracht te ontwikkelen om de jacht op neushoorns tegen te gaan. België is niet van plan zich nu of in de toekomst in het raam van de ontwikkelingssamenwerking te richten op de bescherming van bedreigde diersoorten. Onze samenwerking met Zuid-Afrika is op dit ogenblik gericht op ondersteuning van de landhervorming en op het verbeteren van de sociale dienstverlening.
07.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben blij te horen dat er andere middelen zullen worden uitgewerkt en ingezet. Ik hoop dat militaire middelen slechts ter bescherming en slechts in uitzonderlijke situaties zullen worden ingezet.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het verbod op genetisch gemanipuleerd voedsel in Peru" (nr. 14191)
08 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "l'interdiction des aliments génétiquement manipulés au Pérou" (n° 14191)
08.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, in Peru is het gebruik van genetisch gemanipuleerd voedsel de laatste jaren zeer sterk gestegen. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 70 % van het voedsel in de Peruaanse supermarkten genetisch gemanipuleerde bestanddelen bevat. Volgens de consumentenrechten hebben de mensen recht op correcte informatie over de bestanddelen van het voedsel dat zij kopen. In Peru is dat echter niet steeds het geval.
AI te vaak bevatten producten geen label met detailinformatie over de bestanddelen. De sterke stijging van het gebruik van genetisch gemanipuleerd voedsel kon ontstaan onder de vorige regering in Peru. Zij promootte die voedingswaren en liet die toe. De gewassen worden genetisch gemanipuleerd zodat ze resistent worden tegen ziekten en bekende onkruidverdelgers.
Onlangs is bekend geraakt dat de huidige Peruaanse regering een wet heeft goedgekeurd die de import, het gebruik en het verbouwen van genetisch gemanipuleerd voedsel verbiedt. Bij overtreding van die wet kunnen zeer hoge boetes worden opgelegd. Door middel van de wet wil zij de biodiversiteit beschermen en de lokale boeren ondersteunen of steunen.
Ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, beschouwt u een dergelijke beslissing als een vooruitgang inzake de ontwikkeling van het overheidsapparaat in Peru?
Ten tweede, hebt u al contact gehad met uw collega's uit Peru over de controlemaatregelen die zullen worden uitgewerkt en over de naleving van de nieuwe wet?
Ten derde, beschikt u over informatie inzake de informatieverspreiding? Heel wat mensen leven op het platteland, waardoor het mij niet evident lijkt om in een zucht de hele Peruaanse bevolking te bereiken.
Ten laatste, de nieuwe wet werd goedgekeurd om de lokale boeren te ondersteunen en de biodiversiteit te beschermen. Dat is een mooie doelstelling. Het lijkt mij echter dat de handelaars die actief zijn in de teelt van genetisch gemanipuleerde gewassen die tevens beter resistent zijn tegen ziekten, niet zomaar kunnen en willen overschakelen op de normale gewassen die wel vatbaar zijn voor allerlei ziekten. Beschikt de Peruaanse overheid volgens u over voldoende capaciteit om die praktijken te onderzoeken, stop te zetten en eventueel te vervolgen?
08.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw De Meulemeester, met de wet van 9 december 2012 stelde Peru een tienjarig moratorium in op de invoer en productie van levende genetisch gemanipuleerde organismen. Op 13 november 2012 werd het reglement waarmee deze wet in uitvoering treedt, goedgekeurd: een belangrijke stap voor de bescherming van de grote biodiversiteit in Peru. De leiding en opvolging is in handen van het Peruaanse ministerie van Leefmilieu.
Sinds het in voege treden kunnen overtreders van bovenvermelde wet met monsterboetes worden bestraft. Deze beslissing is een vooruitgang bij de aanpak van de bestrijding van de productie en het gebruik van gemanipuleerd voedsel, omdat de bescherming en de sociale inclusie van de kleine boer wordt beoogd. Dit is een prioriteit voor de huidige Peruaanse regering in het algemeen en voor president Ollanta Humala in het bijzonder.
De huidige wet beperkt zich wel tot de invoer en productie van levende genetisch gemanipuleerde organismen en vormt geen beperking op de invoer van genetisch gemanipuleerde gewassen, bestemd voor menselijke of dierlijke consumptie, voor farmaceutische doeleinden of onderzoek. Peru is een van de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en leefmilieu, één van de prioritaire sectoren binnen het samenwerkingsprogramma. Via het bureau Ontwikkelingssamenwerking binnen de ambassade word ik op de hoogte gehouden van de evolutie en, in de mate van het mogelijke, de naleving van deze wet.
De informatieverspreiding gebeurt, wederom in de mate van het mogelijke, zo efficiënt mogelijk. Sinds vorig jaar heeft Peru een code voor de consument die de etikettering van de voedselverpakking dient te reglementeren. Gezien in Peru twee derde van de bevolking in de steden woont, kan deze vrij gemakkelijk via de media worden bereikt. Vooral de geschreven pers, radio en internet spelen hierin een belangrijke en positieve rol. Het spreekt vanzelf dat de informatiecampagne niet in één zucht het ganse grondgebied kan bestrijken. Met gerichte acties vanuit het ministerie van Leefmilieu wordt hieraan gewerkt.
Zoals aangehaald wordt er in hoge boetes voorzien voor degenen die de bewuste wet overtreden. Gezien de wet nog vrij jong is, zal de toekomst moeten uitwijzen in hoeverre de Peruaanse overheid over voldoende capaciteit beschikt om overtredingen te onderzoeken, de nefaste praktijken stop te zetten en de mogelijke overtreders te vervolgen. Het ministerie van Leefmilieu is bijzonder actief en werkt direct samen met de civiele maatschappij in het ganse land om de maatregelen te doen respecteren.
08.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Ik begrijp dat de informatieverspreiding niet altijd evident is, waarvan de betrokkenen in Peru zich wel ten zeerste bewust zullen zijn.
Ik wil u, ten slotte, heel erg bedanken, omdat u speciaal voor de N-VA bent gebleven.
08.04 Minister Paul Magnette: Graag gedaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.42 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.42 heures.