Commission des Affaires sociales	Commissie voor de Sociale Zaken
du Mardi 13 novembre 2012 Après-midi ______	van Dinsdag 13 november 2012 Namiddag ______

Le développement des questions et interpellations commence à 14.30 heures. La réunion est présidée par M. Yvan Mayeur.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.30 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Yvan Mayeur.

De voorzitter: Wij gaan over tot de vragen.

M. Seminara, Mme Schyns M. Destrebecq, Mme De Bue et M. Geerts ne sont pas présents.

Vragen nrs 10471, 11341, 11342 en 11760 van mevrouw Sminate worden in schriftelijke vragen omgezet.

Mme Gerkens est également absente.

David Clarinval (MR): Monsieur le président, Mme De Bue va arriver dans un instant.

01 Vraag van mevrouw Miranda Van Eetvelde aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de gelijkschakeling van gezinsbijslagen tussen werknemers en zelfstandigen" (nr. 13676)

01 Question de Mme Miranda Van Eetvelde au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "l'harmonisation des allocations familiales entre les salariés et les indépendants" (n° 13676)

01.01 Miranda Van Eetvelde (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het regeerakkoord voorziet in de regionalisering van de gezinsbijslagen. Alvorens die bevoegdheden over te hevelen, moet de gelijkschakeling tussen de stelsels voor werknemers en zelfstandigen een feit zijn. Zo staat dit althans in het regeerakkoord.

Ik heb daarover de volgende vragen.

Ten eerste, wat is de stand van zaken in de gelijkschakeling van het stelsel van gezinsbijslagen van werknemers en zelfstandigen? Welke timing wordt vooropgesteld voor het wegwerken van die verschillen?

Ten tweede, wat is de budgettaire weerslag van deze gelijkschakeling? Is dit opgenomen in de begroting? Hoeveel en welk type van gezinnen zullen hun voordeel doen bij de gelijkschakeling? Wat betekent dit voor hen concreet in financiële termen? Wat zullen de bijkomende maandelijkse inkomsten zijn?

Ten slotte, zullen er ook gezinnen zijn die een financieel nadeel ondervinden van deze gelijkschakeling? Over welk type van gezinnen gaat het? Hoe groot is het nadeel dat zij zullen ondervinden?

01.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mijnheer de voorzitter, mijn antwoord op uw vragen bevat drie onderdelen: de voortgang van de gelijkschakeling, het tijdschema en de weerslag van de gelijkschakeling.

Wat de voortgang van de gelijkschakeling betreft, bepaalt notificatiepunt 25 van de Ministerraad van 17 februari 2012 het volgende. Vanuit de vaststelling dat het op termijn op elkaar afstemmen van de bedragen van de kinderbijslag in het stelsel van de zelfstandigen en het stelsel van de werknemers tot gevolg heeft dat het prioritair karakter van het werknemersstelsel niet meer te rechtvaardigen valt, zullen de bevoegde administraties onderzoeken welke wettelijke en organisatorische aanpassingen deze verandering inhoudt en hierover verslag uitbrengen aan de bevoegde regeringsleden, die dit verslag vervolgens aan de Raad zullen voorleggen. In dit verband hebben politieke en administratieve contacten plaatsgevonden.

Er wordt een werkdocument betreffende de gelijkschakeling voorbereid. Dit document, met de verschillende scenario’s en de respectieve weerslag ervan voor elke regeling, wordt opgemaakt in samenwerking met de vertegenwoordigers van de administratie en de betrokken ministers.

Het is onmogelijk een tijdschema mee te delen, aangezien de datum van de overheveling thans nog niet bekend is. De bedoeling is dat de gelijkschakeling tussen de werknemers- en de zelfstandigenregeling een feit is ten laatste op het moment van de overheveling.

Wat de weerslag van de gelijkschakeling betreft, kan ik u – in afwachting van het afgewerkte document waarin ook de budgettaire weerslag aan bod zal komen – reeds meedelen dat het hier gaat om 757 557 kinderen in gezinnen samengesteld uit gemengde koppels. Het gaat dus om personen die onder twee van de drie stelsels vallen, ofwel onder het zelfstandigenstelsel en het werknemersstelsel of het openbaar ambt, ofwel onder het werknemersstelsel en het openbaar ambt. Het gaat om 300 164 kinderen van wie de mannelijke rechthebbende werknemer is met een vrouwelijke partner die in het openbaar ambt werkt, 155 375 kinderen van wie de mannelijke rechthebbende in het openbaar ambt werkt met een vrouwelijke partner die werknemer is, 14 621 kinderen van wie de mannelijke rechthebbende zelfstandige is met een vrouwelijke partner die werknemer is, 3 660 kinderen van wie de mannelijke rechthebbende zelfstandige is met een vrouwelijke partner die in het openbaar ambt werkt, 66 689 kinderen van wie de mannelijke rechthebbende werknemer is met een vrouwelijke partner die zelfstandige is en 16 695 kinderen van wie de mannelijke rechthebbende in het openbaar ambt werkt met een vrouwelijke partner die zelfstandige is. Ten slotte zijn er 142 600 kinderen van wie de vrouwelijke rechthebbende werknemer is met een partner die zelfstandige is en 53 753 kinderen van wie de vrouwelijke rechthebbende in het openbaar ambt werkt met een partner die zelfstandige is.

Bedankt voor uw geduld. Ook mijn verontschuldigingen, maar ik heb een verkoudheid.

01.03 Miranda Van Eetvelde (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, dat u verkouden bent, heb ik gehoord.

Ik begrijp dat het werkdocument in verband met de gelijkschakeling nog wordt voorbereid. Daarop moeten wij dus nog even wachten.

De essentie is dat de gelijkschakeling van de stelsels een voorafgaande voorwaarde is om te regionaliseren. Ik hoop alleen maar dat dit de timing van de regionalisering niet in gevaar zal brengen. Voor ons is het heel belangrijk dat er energie wordt gestoken in de overheveling van de gezinsbijslagen met een strikte timing. Dat primeert voor ons, in plaats van dat er misschien energie gestoken wordt in het maken van federale voorafnames. Daarom kijken wij uit naar het werkdocument.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

02 Questions jointes de

- Mme Muriel Gerkens au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "les droits des aidants proches" (n° 12090)

- Mme Catherine Fonck au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la reconnaissance des aidants proches" (n° 13470)

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Muriel Gerkens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de rechten van mantelzorgers" (nr. 12090)

- mevrouw Catherine Fonck aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de erkenning van de mantelzorgers" (nr. 13470)

02.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, dans la déclaration gouvernementale, il était inscrit qu'on apporterait des solutions au statut et aux droits relatifs aux aidants proches. Nous le savons, lorsqu'ils se consacrent à cette activité et qu'ils renoncent à un travail, ils se mettent parfois en péril par rapport à leurs droits et peuvent rencontrer des difficultés, par exemple dans le calcul de la pension.

Différentes propositions de loi relatives aux aidants proches ont été déposées suite à un travail effectué à la demande du secrétaire d'État Delizée, par différentes universités à Namur et en Flandre. Des avis sur ces propositions de loi ont été demandés au Conseil consultatif de la Personne handicapée. Nous pouvons maintenant nous y atteler.

Je pense que les intentions et les objectifs formulés par l'ensemble des dépositaires de ces propositions étaient d'exprimer la volonté d'entrer dans la démarche d'un travail collectif avec le ministre ou le secrétaire d'État en charge des matières. Or tout cela date d'un an et rien ne s'est passé depuis. Dès lors, soit, on demande à présent la mise à l'ordre du jour du sujet à la commission des Affaires sociales, soit, on entre réellement dans cette démarche collective.

Monsieur le secrétaire d'État, j'aimerais savoir où vous vous situez et si vous êtes prêt à entamer ces travaux avec les parlementaires dépositaires de ces propositions de loi.

02.02 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, Mme Gerkens vient d'énoncer des éléments importants; je voudrais y ajouter deux points.

Le 14 juin 2012 avait lieu la deuxième Journée nationale des aidants proches à Bruxelles. Vous vous êtes exprimé à cette occasion et vous avez rappelé votre volonté de mettre en œuvre l'accord de gouvernement et de parvenir à une reconnaissance des aidants proches.

Vous avez également demandé une étude pour définir la notion d'"aidant proche". Je pense qu'elle est commandée.

J'aimerais obtenir des éléments de réponse quant à la méthodologie de cette étude et aux différentes personnes qui seront consultées. Il me semble important, en effet, qu'il ne s'agisse pas uniquement des représentants des personnes handicapées, mais aussi l'ensemble des professionnels des différents secteurs – et on sait qu'ils sont nombreux – gravitant à la fois autour du patient en perte d'autonomie et des aidants proches.

Je songe, par exemple, aux centres de coordination à domicile qui ont une vue d'ensemble mais également à d'autres professionnels de terrain.

Quel est l'état d'avancement de ce projet? Avez-vous eu des contacts avec des acteurs représentatifs de ces secteurs?

02.03 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur le président, chères collègues, par son accord du 1^er décembre 2011, le gouvernement s'est engagé à veiller, en collaboration avec les entités fédérées, à ce que les aidants proches soient mieux reconnus en fonction des disponibilités budgétaires.

Ainsi, en ma qualité de secrétaire d'État aux Personnes handicapées et de président de la Conférence interministérielle "Bien-être, Sport et Famille" pour l'aspect personnes handicapées, j'ai proposé de maintenir le groupe de travail "grandes dépendances", dont l'un des objectifs est de développer des principes de base d'une politique transversale en vue d'améliorer la reconnaissance des aidants proches.

En sa séance plénière du 22 mai 2012, la Conférence interministérielle a approuvé cette proposition et une plate-forme "aidants proches" visant à la mise en commun d'un travail de fond a été développée à l'initiative de l'ASBL Aidants Proches.

Cette association, qui développe l'accompagnement des personnes aidantes, milite également de longue date pour une reconnaissance sociale de l'aidant et a coordonné l'étude Reconnaissance légale et accès aux droits sociaux pour les aidants proches. Conformément aux prérogatives inhérentes à ma fonction de secrétaire d'État, j'ai, par ailleurs, accordé un soutien financier à la démarche.

Je suis bien évidemment attentif à l'évolution des réflexions menées au sein de cette plate-forme et reste à la disposition du parlement.

Je surenchéris par rapport à ce que vous avez évoqué toutes les deux. Il est effectivement essentiel pour les intéressés de pouvoir accéder, le plus rapidement possible, à cette reconnaissance. Étant donné les disponibilités budgétaires - nous traversons pour l'instant une période particulièrement compliquée -, il faut faire preuve d'une certaine prudence.

Néanmoins, il faut avancer vers l'objectif qui est plus qu'indispensable, à savoir reconnaître ces aidants proches, comme on l'a indiqué lors des différents colloques auxquels vous avez participé. Tout comme vous, mon but est d'avancer aussi rapidement que possible en la matière.

02.04 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, parmi les mesures à prendre selon l'étude menée et selon l'ASBL Aidants Proches, ainsi que parmi les mesures reprises dans les propositions de loi qui sont sur la table, aucune n'aura un impact important sur le budget de l'État, sauf peut-être le maintien de certaines allocations sociales.

La réflexion sur ce sujet va susciter bien des échanges, par exemple comment concrétiser le maintien des droits sociaux en lien avec les difficultés du terrain. Selon moi, il faut commencer à travailler, même si nous n'aboutissons que dans six mois et qu'on ne sait rien concrétiser avant 2014.

Les associations, comme la plate-forme, peinent à travailler avec le politique parce que le politique est également tributaire des discussions. De plus, l'accord de gouvernement prévoit de prendre des mesures à partir du travail parlementaire et des résultats des études. C'est pourquoi il conviendrait de donner le signal de départ, de réunir la plate-forme, les parlementaires des divers groupes politiques qui ont déjà travaillé sur la question et d'entamer la réflexion. Elle prendra plusieurs mois, c'est certain, mais il faut passer à l'acte maintenant.

02.05 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, que le projet ait des répercussions sur le plan budgétaire, nous n'en doutons pas; n'imaginons pas que tout cela sera gratuit. Mais, du point de vue budgétaire, même dans le contexte actuel difficile, avancer n'empêche pas de phaser de manière pluriannuelle les mesures à prendre. Voilà pour le volet du budget.

Par contre, il conviendrait de se mettre d'accord sur la manière d'envisager la suite. Gardez-vous la main et avez-vous un timing, puisque vous avez entamé le travail avec les représentants des secteurs concernés? C'est une première manière de travailler.

Une deuxième manière de travailler serait de collaborer plus étroitement, d'entrée de jeu, avec le parlement. Je sais bien que nous avons déjà beaucoup à faire au niveau des cabinets, c'est donc également une proposition de service que je fais ici. Le but serait de concrétiser des décisions qui sont, reconnaissons-le, importantes et attendues non seulement par les secteurs, mais davantage encore par les aidants qui se trouvent au quotidien au chevet de personnes en situation de grande dépendance.

Franchement, les deux formules me conviennent. Si vous gardez la main, il serait bon de nous donner un agenda.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

03 Question de Mme Marie-Martine Schyns au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la reconnaissance de la maladie de Parkinson comme maladie professionnelle" (n° 11931)

03 Vraag van mevrouw Marie-Martine Schyns aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de erkenning van de ziekte van Parkinson als beroepsziekte" (nr. 11931)

03.01 Marie-Martine Schyns (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, en matière de santé, l'idéal est de faire de la prévention et d'interdire les produits toxiques. Je viens d'ailleurs de discuter avec le secrétaire d'État à l'Environnement sur le plan de réduction des biocides et des pesticides, sujet qui rejoint ma question d'aujourd'hui.

Toutefois, dans certains cas, lorsqu'on n'a pas su faire de prévention et que le mal est fait, une indemnisation est nécessaire. En Belgique, il existe le Fonds des maladies professionnelles. La France, quant à elle, a étendu l'intervention de ce Fonds à la maladie de Parkinson, faisant un lien entre cette maladie et l'usage de pesticides.

Le lien entre les pesticides et la maladie de Parkinson est de plus en plus reconnu au niveau scientifique. Une étude menée aux États-Unis a démontré que le risque de développer cette maladie augmente de 50 % lorsque l'on vit près des champs.

En Belgique, beaucoup d'agriculteurs ont un statut d'indépendant. Par conséquent, ils n'ont pas accès au Fonds des maladies professionnelles. Compléter la liste des maladies professionnelles n'est donc pas une solution suffisante chez nous. En mai 2012, votre cabinet confirmait d'ailleurs dans la presse cette difficulté et vous signaliez qu'une demande avait été faite au Fonds des maladies professionnelles afin d'évaluer ce lien de cause à effet entre les pesticides et la maladie de Parkinson. La création d'un Fonds similaire au Fonds amiante était envisageable.

À la suite de cela, j'avais déposé une proposition ainsi que des questions à votre attention mais, entre-temps, il y a eu les vacances parlementaires. Monsieur le secrétaire d'État, comme Mme Laruelle me l'a confirmé, estimez-vous aussi que c'est une piste à envisager aujourd'hui? Quand les résultats de l'étude sur le lien de cause à effet entre les pesticides et la maladie de Parkinson seront-ils connus? Une réflexion est-elle en cours de votre côté sur la création d'un Fonds? Si oui, comment envisagez-vous le financement de ce Fonds?

03.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Schyns, je peux vous confirmer que l'hypothèse d'une relation entre la maladie de Parkinson et les pesticides est actuellement explorée par la commission médicale Agents chimiques et toxiques du Fonds des maladies professionnelles. Les résultats de cette étude devraient être soumis au comité scientifique du Fonds des maladies professionnelles du 29 janvier 2013. La principale difficulté examinée est que l'exposition n'est actuellement pas connue avec une précision suffisante (les substances utilisées, la façon dont on les utilise, l'importance de l'exposition, etc.). Le savoir permettrait, le cas échéant, d'établir un lien de cause à effet entre les pesticides et la maladie.

Au vu des éléments susmentionnés, il est un peu trop tôt pour se prononcer sur la création éventuelle d'un Fonds similaire au Fonds amiante. Début de l'année prochaine, nous en saurons plus et je pourrai vous apporter une réponse un peu plus précise.

03.03 Marie-Martine Schyns (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. Vous nous donnez des délais très clairs. D'ici la fin janvier, nous verrons de quelle manière agir et avancer. Nous ne manquerons pas de vous interroger à nouveau et de voir, à ce moment-là, avec vous ce qu'il est possible de faire.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

04 Question de Mme Marie-Martine Schyns au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "le SECAL" (n° 12333)

04 Vraag van mevrouw Marie-Martine Schyns aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de DAVO" (nr. 12333)

04.01 Marie-Martine Schyns (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, hier s'est tenu un colloque au sujet de l'évaluation du SECAL. Une étude du Onderzoeksinstituut voor Arbeid (HIVA) portait sur la répercussion du relèvement du plafond des revenus sur le budget du SECAL.

Lors de ce colloque, certains chiffres ont été communiqués. Pourriez-vous nous donner votre vision des choses sur cette étude et sur ses conclusions? Comment envisagez-vous la suite des opérations suite à cette étude?

04.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame la députée, l'étude menée par le HIVA sur l'impact du relèvement du plafond des revenus sur le budget du SECAL a été commanditée par le SPF Finances et a fait l'objet d'un comité d'accompagnement associant des représentants du ministre des Finances, de la secrétaire d'État à la Lutte contre la Pauvreté et de mon cabinet. Cette étude a réellement démarré en mai 2011 et les chercheurs viennent de déposer leurs résultats, à savoir un rapport technique, détaillé, de 300 pages en néerlandais ainsi qu'une synthèse, en français et en néerlandais, reprenant les principaux enseignements de l'étude. Le rapport de la recherche a été présenté et distribué lors d'une matinée d'étude qui a eu lieu le 12 novembre, donc hier, à laquelle les parlementaires étaient invités.

Le rapport sera prochainement accessible sur le site web du SECAL. Je ne peux pas vous en dire beaucoup plus.

04.03 Marie-Martine Schyns (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, nous avons entendu dire que certains chiffres présentés posaient question mais je suppose que nous y verrons plus clair lorsque le rapport sera en ligne et que nous pourrons en prendre connaissance.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

05 Question de Mme Muriel Gerkens au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la révision de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations pour personnes handicapées" (n° 13356)

05 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de herziening van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap" (nr. 13356)

05.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, nous avons appris qu'une consultation avait été menée auprès de différents acteurs concernés par la politique en matière de handicap, afin d'obtenir des pistes de réflexion et de solution pour réviser la loi du 27 février 1987 relative aux allocations pour personnes handicapées.

L'Association socialiste des personnes handicapées avait effectué une demi-journée d'étude sur le sujet, à laquelle je n'ai pas pu participer. J'ai essayé de trouver des éléments et je n'en ai pas trouvé. Pourriez-vous nous donner les éléments concrets des modifications qui sont retenues et soumises à discussion? J'aurais voulu savoir, par ailleurs, si dans vos réflexions et dans vos consultations, vous aviez intégré les ministres régionaux compétents en matière de politique concernant les personnes handicapées.

05.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Madame la députée, je peux vous confirmer que j'ai effectivement lancé, fin juin dernier, une grande consultation auprès des acteurs du monde du handicap. La dernière réforme du régime des allocations "personnes handicapées" datait de 1987, vous l'avez rappelé. Elle avait pour objectif de rendre le système plus clair, plus efficace et plus juste.

Plus de vingt-cinq ans après, le sentiment était unanime: malgré les nombreuses adaptations apportées au fil des ans, la réglementation sur les allocations n'a clairement pas atteint ses objectifs. En plus de s'être un peu compliquée et considérablement alourdie, elle ne répond pas à l'ensemble des besoins fondamentaux des personnes handicapées; plus grave, elle est à l'origine d'injustices et d'iniquités de traitement.

Pour pallier ces difficultés, j'ai donc décidé d'initier une réflexion approfondie sur le régime des allocations "personnes handicapées", avec comme question centrale: "Un régime pour personne en situation de handicap, pour qui, pourquoi et comment?". Pour m'aider à répondre le mieux possible à ces questions, il m'a semblé indispensable de consulter largement les principaux concernés: les personnes handicapées elles-mêmes, leur famille, les différents acteurs du secteur du handicap, principalement les associations qui les représentent et les professionnels du secteur, assistants sociaux des CPAS, des mutualités, les structures d'accueil, les entreprises de travail adapté, ainsi que le personnel communal qui introduit les demandes d'allocations. Il s'agit de centaines et de milliers de personnes qui ont été contactées.

Il s'agissait pour moi de clairement m'inscrire dans l'esprit de la Convention des Nations unies sur les droits des personnes handicapées, que l'on peut résumer comme suit: "Rien sur nous sans nous".

Il n'empêche que tout un chacun, qu'il s'agisse d'un particulier, d'un travailleur de terrain ou un responsable politique, pouvait participer à la réflexion. Le document qui a servi de base à la réflexion est d'ailleurs téléchargeable sur mon site. Il permettait à tous de se positionner.

J'ai choisi la voie de la consultation directe, limitée au régime d'allocations, qui restera dans le giron fédéral, à savoir l'allocation de remplacement de revenus et l'allocation d'intégration. L'allocation pour l'aide aux personnes âgées n'est aucunement visée par la réforme que je veux mener à bien.

En réponse, j'ai reçu à ce jour 272 contributions, ce qui n'est pas mal du tout. En effet, ce sont des fédérations ou des regroupements de personnes et non 272 individus. Il s'agit de personnes qui se sont réunies. Je me suis rendu sur place en compagnie de M. Seminara pour rencontrer des groupements de 40 personnes sourdes, etc. Cette consultation a touché de nombreuses personnes et les réponses concernent des centaines, voire des milliers de personnes.

Toutes les remarques et suggestions sont analysées avec l'attention requise. Une personne de mon cabinet notamment est affectée à cette seule tâche depuis maintenant des semaines. J'espère bientôt aboutir. Comme je l'ai promis, je prendrai contact avec M. le président afin de définir une date et de venir vous présenter le rapport.

Je travaille le plus rapidement possible, car il importe de travailler sur les textes pour faire évoluer la situation.

Toutes les remarques et suggestions sont en cours d'analyse. Elles permettront vraiment de partir d'une proposition qui est étayée, concertée et qui apportera une réforme assez fondamentale du système.

En ce qui concerne les entités fédérées, elles ont, bien entendu, été invitées à réagir dans le cadre de la consultation. Je leur enverrai les résultats globaux, comme vous les aurez, tout en soulignant plus particulièrement les éléments qui les concernent directement. En effet, même si nous avons fait la part des choses, nous avons eu des réactions pour des choses qui concernent l'AWIPH, etc. De toute évidence, j'aborderai le point lors d'une Conférence interministérielle que j'organiserai.

05.03 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. Si je vous comprends bien, vous n'êtes pas encore en mesure de nous donner un timing pour la suite des travaux.

Il est nécessaire de revoir ces allocations. Je suis d'accord avec vous sur le fait qu'elles n'atteignent plus les objectifs poursuivis et qu'elles causent des iniquités, en particulier pour l'allocation d'intégration lorsqu'elle est liée à d'autres revenus et qu'elle n'est plus un soutien pour des frais supplémentaires liés au handicap, en faveur de l'intégration de la personne. Je suis donc intéressée de connaître la suite que vous donnerez à ce dossier.

En ce qui concerne les ministres régionaux, il ne faudra pas seulement leur donner les éléments qui concernent leurs compétences. Il faut qu'il y ait une cohérence et une harmonisation, notamment dans les évaluations des taux de handicap. On sait également qu'il y a des différences entre la Flandre et la Wallonie dans le financement des institutions. Il y a des éléments qui se croisent et il est important de pouvoir les aborder ainsi que les budgets individualisés, qui se développent de plus en plus. Il risque d'y avoir des croisements entre allocations et budgets personnalisés.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

06 Questions jointes de

- Mme Muriel Gerkens au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "l'inaccessibilité du numéro vert pour les personnes handicapées" (n° 12061)

- Mme Valérie De Bue au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la Direction générale Personnes handicapées" (n° 12266)

- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la ligne verte de la Direction générale Personnes handicapées" (n° 12832)

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Muriel Gerkens aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de ontoegankelijkheid van het groene nummer voor personen met een handicap" (nr. 12061)

- mevrouw Valérie De Bue aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de Directie-generaal Personen met een handicap" (nr. 12266)

- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de groene lijn van de Directie-generaal Personen met een handicap" (nr. 12832)

06.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, j'avais plusieurs questions à poser, mais je vais partir de la dernière déposée concernant l'accessibilité à ce fameux numéro vert pour les personnes handicapées. J'avais introduit une première question à ce sujet en mai, suite aux appels restés sans réponse de la part du centre de contact et je me suis rendu compte, durant les mois suivants, que la situation ne s'améliorait pas et que des changements étaient intervenus, notamment le 4 juin 2012.

Mes questions sont précises; elles visent à faire l'état des lieux sur ces appels qui restent sans réponse et sur l'audit qui avait été demandé. Je ne sais pas quel est l'état d'avancement de cet audit et je ne suis pas sûre que les mesures qui sont entrées en vigueur le 4 juin pour, par exemple, limiter les appels des particuliers le matin et réserver l'après-midi aux appels téléphoniques des utilisateurs professionnels découlent de cet audit.

Ma première question est donc: est-ce que cela découle de l'audit? Ensuite: quelle évaluation faites-vous de la réduction de ces horaires d'accessibilité – réserver l'après-midi aux utilisateurs via un système que vous aviez appelé "Yammer"? Comment évaluez-vous le fonctionnement et l'accessibilité des systèmes de contact via courriel, Yammer et Twitter, puisque, apparemment, on n'arrive pas à répondre aux gens par téléphone, mais on développe toute une série de technologies qui requièrent des capacités particulières.

Décision a été prise d'engager dix personnes au centre de contact. Elle devait se concrétiser au plus tôt en octobre 2012. Je voudrais savoir ce qu'il en est et m'assurer qu'il s'agit bien d'un renforcement de l'effectif et non pas d'un remplacement. Quel est l'impact sur les autres services, et notamment le numéro central 02/528 60 11, de l'inaccessibilité de ce numéro vert? Vous aviez cité des améliorations que vous considériez comme indispensables en février 2012. Quel suivi a-t-il été donné à l'optimalisation des plages de temps du personnel en fonction des besoins, à l'aide d'un logiciel de gestion des horaires et des tâches?

Vous aviez également affirmé qu'il fallait renforcer la participation des services de seconde ligne dans la gestion des demandes d'informations, automatiser la gestion des courriels, améliorer la formation et le bien-être du personnel, vu le stress et les conditions particulières de ceux qui travaillent dans ce secteur. Qu'en est-il de ces pistes de travail?

Est-il, par ailleurs, réellement prévu de promouvoir l'utilisation d'Handiweb, entre autres en augmentant les possibilités de transaction et d'application, afin que les demandes d'allocations et de révision puissent se faire sans devoir passer par les communes? Par rapport à cette possibilité, qu'en est-il du constat que vous faisiez en février de la très faible utilisation d'Handiweb, qui n'est pas liée à une méconnaissance de l'existence du canal, mais bien à la particularité du groupe cible de la direction générale?

L'âge et la situation de précarité sont réputés comme deux des principaux facteurs qui freinent l'utilisation d'internet par les citoyens, et ce en plus de l'accessibilité pour le groupe cible. Qu'en est-il exactement? Comptez-vous rétablir le nombre de lignes entrantes à 60, et non à 40 comme actuellement?

Pourquoi ne pas ouvrir une ou plusieurs lignes, en conservant la possibilité de laisser un message, afin que les agents puissent traiter ces appels durant les périodes plus calmes?

Ne faudrait-il pas se conformer à l'obligation légale de l'article 2, 3^e, de la loi du 11 avril 1994 et mentionner le nom et le numéro de téléphone de contact de l'agent susceptible de fournir des informations pour un dossier spécifique? Il paraît important de savoir à qui l'on parle, et qui donne les réponses. Ne faudrait-il pas établir une ligne téléphonique spécifique pour les plaintes relatives à la Direction générale Personnes handicapées, conformément à ce qui est indiqué sur le site handicap.fgov.be? Est-il envisagé de tester différentes solutions téléphoniques et informatiques qui pourraient être mises en place et permettraient d'utiliser le budget téléphone versé aux opérateurs pour payer des agents et offrir une réponse rapide et de qualité? Un exemple pourrait être une ligne électronique des communes vers le centre d'appel, la téléphonie par ordinateur ne coûtant rien en connexion.

J'ai encore quelques questions. L'investissement dans les nouvelles technologies consiste à refondre le site pour que les informations soient plus faciles à trouver et qu'il y ait dès lors moins d'appels téléphoniques. Un expert aurait été engagé pour étudier la question. Qu'en est-il de lui et de sa mission?

L'application Cybele crm pour tous les agents de première ligne, intégrant téléphone, fax, mail, courrier et permanence sociale devrait éviter de faire deux fois le travail si la personne téléphone, envoie un mail ou passe à la permanence. Quel est le coût de la migration de ce programme? Quelle est la pertinence de l'engagement récent de l'expert statisticien? De quelles statistiques supplémentaires l'administration a-t-elle besoin? Le ministre dispose de mes questions.

Celle-ci est la question que j'ai déposée le 6 août à votre intention. Et au mois de mai… j'avais deux questions.

Le président: Je crois qu'il y a une confusion.

06.02 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): J'ai déposé plusieurs questions. Dans la question que je viens de vous poser se retrouvent des éléments qui figurent dans la deuxième question. Il serait donc bien que le ministre réponde…

Le président: Á la question écrite par ailleurs.

06.03 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): J'ai considéré qu'elle était jointe parce qu'elle avait été orale d'abord.

06.04 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, merci aux collègues qui ont attendu mon retour d'une autre commission. Je ne répéterai pas les questions déjà posées, entre autres via l'exposé très complet de Mme Gerkens sur la problématique des numéros verts.

Monsieur le secrétaire d'État, nous nous inquiétons quant à l'efficacité de ce numéro vert; le 9 février dernier, nous avons été plusieurs à vous interroger en plénière. Plusieurs questions étaient alors restées en suspens: depuis lors, nous n'avons guère eu l'occasion de vous interroger.

Quel est le suivi consacré au problème suite à ces questions?

Vous aviez fait allusion à un audit: quelle est la teneur de cet audit?

D'autres témoignages me sont parvenus concernant les difficultés à joindre ce numéro vert. J'aimerais pouvoir rassurer ces personnes.

Ma question contenait aussi une interrogation quant à l'accessibilité physique à la DGPH. Il s'avère que le bâtiment de la Direction générale Personnes handicapées n'est pas accessible aux personnes à mobilité réduite, soit les personnes se déplaçant en chaise roulante.

Des projets sont-ils en cours pour assurer rapidement une accessibilité à ce bâtiment?

06.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, sinds 1 maart 2010 is er een callcenter bij de Directie-generaal Personen met een handicap. Men kan daar terecht met vragen over zijn rechten, aanvragen en dossiers. Het opstarten van het gratis nummer en het callcenter werd voorafgegaan door een heel uitgebreide communicatiecampagne. Die heeft ervoor gezorgd dat het groene nummer uiteindelijk een groot succes werd.

Het was de bedoeling om voor de mensen met een handicap de drempel zo laag mogelijk te maken. Dat is ook gelukt, want in 2011 liep het aantal aanvragen op tot 765 982. Dat was een stijging met 45 % ten opzichte van 2010. Het is dus een succes. De meeste mensen vinden de weg naar het groene nummer. Het probleem is echter dat de dienst door die enorme stijging het aantal binnenkomende vragen niet kan verwerken. In het jaarverslag 2011 staat dat slechts 34 % van alle binnengekomen oproepen werd behandeld. Dat betekent dat twee derde van de aanvragen niet beantwoord werd. Dat is het grote probleem.

Men wekt vertrouwen en creëert verwachtingen. Mensen bellen dan, maar uiteindelijk worden zij niet verder geholpen. Ofwel krijgt men de mensen niet aan de lijn, ofwel, als men hen aan de lijn krijgt, blijft het concrete dossier zonder opvolging. Dat heeft te maken met de stijging van het aantal oproepen, maar ook met het kleinere aantal mensen. Er waren namelijk vijf medewerkers minder in 2011, ten opzichte van 2010.

Ik heb de volgende vragen.

Hoe verklaart u de problemen in 2011, naast de stijging van het aantal vragen en de vermindering van het aantal medewerkers?

Hoe evolueert de situatie dit jaar? Ondertussen is het november. Welke maatregelen hebt u genomen om de werking van het callcenter te verbeteren?

Op welke manier zult u de situatie opvolgen en de maatregelen evalueren om gelijkaardige problemen in de toekomst te voorkomen?

Ik kom dan tot mijn laatste en bijkomende vragen. Hoe zit het met de dossiers die uiteindelijk niet beantwoord werden? Het gaat om 66 % van de dossiers. Zijn die dan op een of andere manier toch nog opgenomen? Hoe heeft men die afgewerkt? Ik neem aan dat men die niet op dat moment heeft beantwoord, maar heeft men er achteraf iets mee gedaan? Zo niet groeit alleen de frustratie.

06.06 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur le président, mesdames les députées, ces derniers mois, plusieurs initiatives ont été prises en vue d'améliorer l'accessibilité téléphonique de la Direction générale Personnes handicapées. Ainsi, au mois de juin dernier, de nouveaux horaires d'accès, accompagnés par une réorganisation interne, ont été mis en place. Dans le même temps, une approche différente pour les communications avec les travailleurs sociaux, privilégiant l'utilisation du courriel et des réseaux sociaux, a été instaurée. Ces meures ont déjà permis d'améliorer l'accessibilité du centre d'appel de façon perceptible. Ainsi, les temps d'attente au téléphone sont en diminution et le pourcentage de réponse aux appels est en augmentation.

À titre d'exemple, au mois d'octobre 2012, 54 % des appels entrants ont obtenu une réponse. C'est encore insuffisant mais c'est déjà un grand progrès! Si on ventile les chiffres du mois d'octobre en fonction de la langue des appels, il y a 82 % des appels en néerlandais et 42 % des appels en français qui ont pu être pris. Actuellement, le nombre d'appels francophones s'élève à plus du double du nombre d'appels néerlandophones.

De trend is dus positief, maar moet wel nog worden bevestigd.

Er zijn ook nog andere maatregelen genomen. Een van die maatregelen is de aanwerving van tien bijkomende operatoren. De procedures voor de aanwerving van die personen zijn net afgerond en de eersten zijn vorige maand in dienst getreden. Zij volgen thans een opleiding en zouden volledig operationeel moeten zijn tegen begin volgend jaar. De huidige capaciteit van het callcenter zal dan met 50 % verhogen.

Ook in december zal er veel veranderen, met de ingebruikname van de nieuwe website. De website zal een online aanvraagformulier bevatten dat zal toelaten om de vragen van de burgers sneller en gemakkelijker te beantwoorden. Sinds deze maand hebben de maatschappelijk assistenten van de OCMW’s via de applicatie Handiweb rechtstreeks toegang tot online informatie over de dossiers van de personen met een handicap waarmee zij bezig zijn.

Quant à l'audit relatif aux centres d'appel, il a débuté au mois de septembre. La mission assignée aux consultants est prévue en principe pour une durée de quatre mois. Par conséquent, les résultats de celle-ci ne sont pas attendus avant le mois de janvier.

Enfin, madame De Bue, s'agissant de votre question portant sur l'accessibilité du bâtiment occupé par l'administration, je vous informe que le SPF Sécurité sociale a adressé des demandes répétées auprès de la Régie des Bâtiments en vue de l'améliorer. Je pense notamment au Centre d'expertise médicale de Bruxelles. Aucune solution structurelle n'a toutefois pu encore être trouvée sur ce plan. Nous allons donc insister.

Je vous signale cependant que la Régie des Bâtiments a créé un groupe de travail visant à améliorer l'accessibilité des lieux occupés par l'administration fédérale et auquel le SPF Sécurité sociale participe également.

Je vous remercie de votre attention.

06.07 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le secrétaire d'État, il serait effectivement intéressant que vous puissiez répondre assez rapidement à la question écrite toujours en suspens car elle aborde les éléments d'une manière plus spécifique. Nous souhaiterions aussi connaître l'impact de la difficulté à rencontrer les exigences de réponse aux appels sur les autres services de l'administration. Il est clair que, lorsqu'un maillon ne répond pas, des déviations se font ailleurs, ce qui risque de mettre en péril l'ensemble du traitement du dossier.

Il y a une légère amélioration mais celle-ci est bien loin des attentes légitimes. Il est utile de distinguer les personnes présentant un handicap mental dans leurs capacités à utiliser les services, les sites et les techniques de communication, y compris dans leur environnement. Le pourcentage d'appels francophones comprend aussi des appels de personnes ayant des difficultés socioéconomiques qui ont besoin d'avoir quelqu'un au téléphone car elles ne savent pas utiliser toutes ces nouvelles procédures de consultation (remplir un formulaire par site, etc.).

Monsieur le secrétaire d'État, je n'ai pas eu de réponse à ma question de savoir si vous développiez des modes de communication, tels que Twitter, pour contacter l'administration ou pour avoir des réponses. Cette manière de faire serait, me semble-t-il, assez particulière.

Monsieur le secrétaire d'État, j'attends donc avec impatience la réponse à la question écrite pour ce qui concerne les autres éléments. L'évolution n'est actuellement pas encore satisfaisante. Il reste beaucoup de travail à faire.

06.08 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, même si je me réjouis des progrès que vous avez mis en évidence, je rejoins l'avis de ma collègue sur l'insuffisance de ces progrès. Même s'il est en augmentation, le pourcentage d'appels pris reste encore assez faible. Il est également positif d'utiliser les nouvelles technologies pour accélérer le traitement des dossiers mais cette piste peut-elle satisfaire le public concerné? Certaines personnes ne sont peut-être pas du tout familiarisées à ce type d'outils.

J'espère que nous aurons des résultats encourageants pour janvier 2013, moment auquel je vous réinterrogerai.

06.09 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, zoals u zelf zegt is er wel enige verbetering merkbaar, maar het is nog te bekijken of die lichte verhoging zich doorzet. Is dat een effect van oktober 2012 of werd het over het hele jaar bekeken? Als het slechts een momentopname is, is het niet zeker dat het hier gaat om een stijging voor het hele jaar. Dat zou ik toch graag verduidelijkt willen zien.

Zelfs als dit over het hele jaar is bekeken, wat ik hoop, dan nog betekent dit dat 46 % van de mensen in de kou blijft staan en geen antwoord heeft. Dat is toch nog een serieus probleem.

Het is mij ook niet duidelijk of de problemen met de bijkomende maatregelen die u neemt zullen worden opgelost om ervoor te zorgen dat iedereen op een redelijke termijn een antwoord op zijn vragen krijgt.

Het heeft nu twee jaar geduurd om 20 % vooruitgang te boeken. Dat wil zeggen dat men nog vier jaar nodig heeft om die achterstand weg te werken. Dat is uiteraard onaanvaardbaar.

Ik hoop dat men sneller kan gaan en dat de maatregel die u nu neemt, werkt. Wij moeten het effect daarvan nu even afwachten, maar in januari zal ik daarover opnieuw een vraag indienen.

Ik wil ook weten of dit cijfer alleen op oktober of op het hele jaar van toepassing is.

U geeft de OCMW-medewerkers toegang om Handiweb via het internet te gebruiken om dossiers in te kijken. Dat is een goede zaak. Ik vraag mij af of men dit niet moet verruimen tot verenigingen van mensen met een handicap, de begeleiders en de mensen die een dossier behandelen voor een organisatie. Op die manier kunnen ook zij het dossier inkijken en niet alleen het OCMW. Is dat als uitbreiding gepland, mijnheer de staatssecretaris?

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

07 Questions jointes de

- M. Franco Seminara au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "le nombre d'anciens travailleurs de Bell Telephone (Wasmes) frappés par un cancer" (n° 11520)

- Mme Juliette Boulet à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les conséquences de l'environnement professionnel sur la santé des anciens travailleurs de Bell Telephone" (n° 12048)

- Mme Juliette Boulet à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'enquête quant aux conséquences de l'environnement professionnel sur la santé des anciens travailleurs de Bell Telephone" (n° 12990)

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Franco Seminara aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "het aantal voormalige werknemers van Bell Telephone (Wasmes) die kanker hebben gekregen" (nr. 11520)

- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de impact van de werkomgeving op de gezondheid van de voormalige werknemers van Bell Telephone" (nr. 12048)

- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het onderzoek naar de impact van de werkomgeving op de gezondheid van de voormalige werknemers van Bell Telephone" (nr. 12990)

07.01 Franco Seminara (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, une information sur l'état de santé des anciens travailleurs de l'usine Bell Telephone basée à Wasmes et dévoilée par le Collectif amiante produits dangereux, créé récemment à Mons-Borinage, suscite une grande émotion dans la région.

On a en effet appris qu'un nombre anormalement élevé d'entre eux aurait été emporté par un cancer et que d'autres se battraient actuellement contre la maladie.

D'après d'anciens membres du personnel qui ont entamé des investigations, parmi 382 ex-salariés de l'usine Bell Telephone fermée en 1997, ce ne sont pas moins de 38 personnes qui seraient mortes d'un cancer et 34 qui lutteraient de nos jours contre la maladie.

Bell Telephone, comme son nom l'indique, produisait autrefois des téléphones pour la RTT puis pour Belgacom. Aujourd'hui, un collectif d'anciens travailleurs se réunit régulièrement pour connaître l'origine de ce fléau.

Il s'interroge notamment sur la qualité de l'environnement professionnel et se demande si ce dernier ne serait pas le responsable du malheur des personnes malades ou décédées.

S'il convient d'être prudent pour avancer des conclusions en la matière, force est de constater que l'ampleur du phénomène observé mérite toute notre attention.

À cet égard, je sais que les pouvoirs publics se sont toujours montrés sensibles et qu'un Fonds amiante (AFA) a même vu le jour le 1^er avril 2007 au sein du Fonds des maladies professionnelles.

Avant d'en venir à mes questions, je voudrais dire que je me souviens que vous aviez réagi à une question en demandant aux travailleurs de faire une demande pour cette reconnaissance. Il est important de le souligner. Il serait peut-être intéressant de voir s'il y a vraiment des chances d'aboutir. Il serait intéressant de vous entendre sur ces sujets-là.

Mes questions sont les suivantes.

Pouvez-vous nous dire si l'usine Bell Telephone à Wasmes exposait ses travailleurs a des risques professionnels de santé particuliers?

Quel suivi le Fonds des maladies professionnelles peut-il encore assurer concernant ce dossier?

Est-ce que l'entreprise était connue des services d'inspection du travail de l'époque?

07.02 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, en juin 2012, une cinquantaine d'anciens travailleurs se sont réunis pour entendre des explications qu'étaient venus présenter des représentants du Fonds des Maladies professionnelles et de l'Office de droit social de la FGTB.

Ceux-ci ont fait part de leur volonté de mettre en œuvre un dossier qui sera transmis au Fonds des maladies professionnelles. Une étude serait alors réalisée.

J'avais interrogé votre collègue, la ministre de la Santé, après avoir interrogé la ministre de l'Emploi sur l'aspect Fonds des maladies professionnelles. Dans sa réponse, celle-ci mentionnait qu'il fallait d'abord analyser si le nombre de maladies graves parmi tous les anciens travailleurs du site était anormalement élevé.

Mes questions à la ministre de la Santé visaient à savoir si l'on pouvait considérer, au recensement actuel, que 39 décès, 34 maladies graves sur 382, soit près de 20 % est un taux "anormalement élevé"?

Dans sa réponse, votre collègue fait également savoir que ces types de cancers (voies digestives et cancer du sein) ne semblaient pas être particulièrement liés à des expositions professionnelles.

Or, un professeur de Mont-Godinne ainsi que le Collectif amiante français établissent pourtant un lien clair entre ces maladies et l'exposition professionnelle. Qu'en pensez-vous? Ne serait-il pas utile d'approfondir par cette étude de cas chez les travailleurs de Bell Telephone?

De manière générale, quelles autres démarches allez-vous entreprendre ou avez-vous entreprises face à cette affaire?

07.03 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur le député, madame la députée, en réponse à vos questions, je peux vous informer des éléments suivants.

La firme Bell Telephone a exercé ses activités basées sur la fabrication et l'assemblage de postes de téléphonie et d'émetteurs entre 1968 et 1997. Avant la fermeture, le nombre de travailleurs était de plus ou moins 260 sur le site de Wasmes, un peu moins de 800 fin des années 60. Sur les 382 anciens salariés de cette usine recensés depuis le milieu des années 80, 38 personnes seraient décédées d'un cancer et 34 seraient malades. Les hommes seraient majoritairement atteints d'un cancer des voies digestives et les femmes d'un cancer du sein.

Ces travailleurs ont été exposés à des risques liés aux domaines d'activité de cette firme dans le cadre du soudage sur circuit imprimé, avec utilisation de plomb, d'étain, d'acides divers, organiques et minéraux, de bains de cuivre, de zinc et de nickel. L'utilisation de solvants organiques est également plus que probable. On pense ici à des dégraissants de contact comme le trichloréthylène. Il est à constater que l'utilisation des substances précitées présente un risque d'irritation ou de maladie au niveau des voies respiratoires. Le trichloréthylène, lui seul, est soupçonné d'être une substance cancérigène pour le rein. Mais dans l'état actuel de nos connaissances sur cette problématique, l'utilisation de ce produit n'est pas formellement établie.

Actuellement, le lien entre Bell Telephone et les cas de cancers rapportés parmi ses anciens travailleurs, à savoir le cancer des voies digestives et du sein, ne peut être clairement mis en évidence sur base des éléments disponibles à ce jour. En outre, ces cancers ne sont pas considérés a priori comme typiquement d'origine professionnelle. L'état actuel du dossier ne permet donc pas une évaluation d'un risque pour la santé des anciens travailleurs de Bell Telephone.

En ce qui concerne la présence d'amiante dans cette ancienne entreprise, rapportée par la presse, si ce risque est avéré, la présence d'un matériel lourd pour la réhabilitation du site, sans – semble-t-il – mesures particulières par rapport à cette supposée présence d'amiante, présente un risque pour la santé des travailleurs d'aujourd'hui. S'il est une priorité à donner, ce serait de vérifier ce point rapidement.

Quant aux demandes introduites auprès du Fonds – qui s'élèveraient à une dizaine –, elles proviennent de personnes ayant travaillé pendant une partie de leur carrière professionnelle chez Bell Telephone à Wasmes. La moitié se rapporte aux vibrations mécaniques; la quasi totalité des demandes hors vibrations mécaniques concerneraient une maladie respiratoire ou une dermatose.

Si des anciens travailleurs de Bell Telephone estiment cependant que la dégradation de leur état de santé est due à leurs activités professionnelles, je leur conseillerais par conséquent d'introduire une demande de reconnaissance au Fonds des maladies professionnelles (FMP). Les ayants-droit de personnes décédées peuvent faire de même. Le FMP pourra alors instruire ces dossiers.

La difficulté de connaître les circonstances précises des conditions de travail et d'analyser les risques qui s'y rapportent lorsqu'une entreprise est fermée depuis plus de quinze ans est toutefois à souligner.

J'estime qu'un cadastre des expositions serait un outil bien utile dans une telle situation. Enfin, quant à savoir si l'entreprise était connue des services d'inspection du travail de l'époque, je vous informe que cette question relève de la compétence de ma collègue, Mme De Coninck, ministre de l'Emploi.

07.04 Franco Seminara (PS): Monsieur le ministre, je sais que je peux compter sur votre sensibilité et sur votre sens de la responsabilité pour accompagner ces travailleurs. Nous n'avons à ce jour pas trop d'explications sur la manière dont ils vont être accompagnés. Je suis sûr que vous mettrez tout en œuvre pour le faire.

07.05 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je pensais que vous alliez répondre à mes questions même si elles étaient adressées à la ministre de la Santé. En ce qui concerne le chiffre, vous avez bien relayé le nombre de décès et de maladies graves. J'avais comptabilisé que sur 382, nous arrivions à un taux de 20 %. Il me semble que ce taux est anormalement élevé, mais vous ne répondez pas à cet aspect. Je ré-adresserai ces questions à la ministre de la Santé, en espérant qu'elle y réponde et que ces questions n'arrivent pas ici.

Á propos de l'autre aspect, une recherche en Belgique et d'autres recherches en France mettent en évidence un lien entre les expositions professionnelles et le cancer du sein pour les femmes et des voies digestives pour les hommes. Il me semble qu'il serait utile de se pencher de manière plus approfondie sur ces cas. Malheureusement, la manipulation des métaux lourds est une activité qui se pratique encore dans de nombreuses entreprises. J'espère que cette situation est exceptionnelle, mais je crains que cela ne soit pas le cas, et je ne parle pas uniquement pour la Belgique. J'aimerais en tout cas que le gouvernement se penche sur cette question. Je ré-interrogerai la ministre à ce sujet.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

08 Questions jointes de

- M. Olivier Destrebecq au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "les places de parking pour les personnes handicapées" (n° 12036)

- Mme Valérie De Bue au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la carte de stationnement pour les personnes handicapées" (n° 12267)

- M. David Geerts au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "l'instauration d'un contrôle médical pour l'obtention de la carte de stationnement pour les personnes handicapées" (n° 13866)

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Olivier Destrebecq aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de parkeerplaatsen voor personen met een handicap" (nr. 12036)

- mevrouw Valérie De Bue aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de parkeerkaart voor personen met een handicap" (nr. 12267)

- de heer David Geerts aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de medische controle voor het bekomen van een parkeerkaart" (nr. 13866)

08.01 Olivier Destrebecq (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, je ne développerai pas la première partie de ma question, déposée voici plusieurs mois, et j'aborderai directement des points plus spécifiques.

C'est avec un intérêt marqué que j'ai pris connaissance de la mise en circulation de cartes de stationnement pour personnes handicapées plus difficiles à falsifier. Cette mesure va naturellement dans le bon sens, ce que je ne peux que saluer. Peut-être pourriez-vous faire un premier point sur l'état d'avancement de cette nouvelle mesure?

Malheureusement, d'autres nombreux problèmes subsistent. Je pense, en particulier, à l'incivilité de certains qui se garent sans y avoir droit sur un emplacement réservé aux personnes handicapées, à l'étroitesse des places de parking pour les personnes en chaise roulante qui éprouvent des difficultés majeures pour entrer et sortir de leur véhicule ainsi qu'à l'utilisation abusive de la carte de parking dont bénéficiait, par exemple, un parent décédé. Je précise ici que ces réflexions me sont inspirées de l'expérience que j'ai acquise durant six ans en tant qu'échevin de la Mobilité, des nombreux contacts que j'ai pu avoir et des sollicitations dont j'ai fait l'objet.

Je ne doute pas que vos actions permettront de traiter ces problèmes. Toutefois, j'aimerais vous soumettre diverses pistes et/ou solutions, et entendre votre avis sur ces dernières.

Je crois fermement que l'incivilité est une cause première des difficultés éprouvées par les personnes handicapées. J'en appelle donc à votre collaboration ainsi qu'à celle de la ministre de l'Intérieur afin que la police réprime de manière beaucoup plus sévère les stationnements indus sur les places réservées aux personnes handicapées.

Pour ce qui concerne l'usage abusif de la carte de stationnement, ne pourrait-on pas tout simplement exiger le retour de cette dernière par les héritiers ou toute autre personne qui en bénéficie? Sinon, pourquoi ne pas prévoir une contrainte financière.

Pour ce qui est de l'étroitesse des emplacements de parking, ne faudrait-il pas prévoir deux types d'emplacement avec deux types de carte spécifique: l'une réservée aux personnes handicapées, l'autre réservée aux personnes handicapées utilisant un fauteuil roulant? Bien entendu, loin de moi l'idée de mésestimer les difficultés qu'éprouve un handicapé qui peut encore se mouvoir librement! Je crois simplement que nous devons adapter nos infrastructures aux situations concrètes de la vie de tous les jours. Malheureusement, force est de constater qu'une personne en fauteuil roulant a besoin de beaucoup plus d'espace. Il faut donc lui permettre de pouvoir en bénéficier.

08.02 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, je voudrais revenir sur les délais de délivrance de la carte de stationnement, en vous précisant d'emblée que ma question date de quelques mois.

Vous avez présenté, en mars dernier, un tout nouveau projet permettant de raccourcir ces délais. Les personnes qui sont déjà reconnues handicapées pourraient obtenir une carte en deux semaines alors que le délai actuel est de huit semaines.

Selon certains témoignages, des problèmes informatiques à la Direction générale Personnes handicapées ces derniers mois ont retardé des demandes de plusieurs mois, même parfois de plus d'un an.

Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous faire état des délais actuels de délivrance et des retards? A-t-on pu régler ce problème informatique? Le cas échéant, ne pourrait-on imaginer l'instauration d'une carte provisoire pour que les personnes puissent continuer à se déplacer normalement avant l'obtention d'une carte définitive?

08.03 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik wil een ander aspect van de problematiek behandelen. De parkeerkaarten hebben een beperkte duur en het is terecht dat dit ooit beslist werd. Misschien moet er echter toch een uitzondering gemaakt worden voor bepaalde categorieën, met name mensen die verlamd zijn aan de onderste ledematen of een of beide benen missen.

Ik heb vastgesteld dat zij ook nog opgeroepen worden voor de medische controle. Dat is niet alleen psychologisch moeilijk voor hen. In het raam van de administratieve vereenvoudiging, bezwaart het ook de werking van de administratie, want die mensen zullen echt niet beter worden.

Ik dacht eigenlijk dat het opgelost was, maar ik stel in de praktijk vast dat er toch nog mensen worden opgeroepen. Hoeveel mensen zijn in dat geval geweest?

Ik weet dat een algemeen stelsel moeilijk uit te werken is, maar misschien kan er een stelsel komen met de huisarts, die op eer verklaart dat de betrokkene toch nog steeds in aanmerking komt voor deze parkeerkaart.

08.04 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur le président, en réponse à M. le député, je puis annoncer que je rencontre nombre d'associations représentant les personnes handicapées, qui dénoncent le manque de respect par les autres conducteurs des emplacements réservés – qu'il s'agisse de places installées sur la voie publique ou non –, voire l'utilisation abusive des cartes de stationnement. Comme vous le savez, celles-ci sont strictement personnelles. La personne handicapée titulaire de la carte doit toujours se trouver à bord du véhicule. En cas de disparition du motif justifiant son utilisation, le titulaire doit renvoyer la carte à la Direction générale Personnes handicapées, le cas échéant sur demande de cette dernière. La raison du renvoi doit être indiquée.

En cas de décès du titulaire de la carte, l'arrêté ministériel du 3 mars 2003 prescrit que la carte doit, dans les trente jours qui suivent le décès, être remise par les survivants du titulaire à l'administration communale du lieu de résidence du défunt. À défaut, elle peut être retirée par un agent qualifié.

J'ajoute que les nouvelles cartes délivrées depuis le 23 mars 2012 sont mieux protégées contre les abus grâce à un hologramme, qui rend la copie quasiment impossible, et à leur numéro de série unique, qui empêche la fraude en cas de renouvellement à la suite de la perte du document, puisque le numéro est chaque fois neuf. Il va de soi que ces principes sont basés sur le sens civique des titulaires.

S'agissant de la configuration urbanistique des emplacements de parking, elle relève des compétences régionales, comme l'indique l'article 6 de la loi spéciale du 8 août 1980 dans sa version coordonnée.

Enfin, je me dois de vous rappeler l'avis émis le 20 novembre 2011 par le Conseil supérieur national des Personnes handicapées, qui réaffirmait que seul un contrôle ciblé par la police peut limiter l'utilisation illicite de la carte – ce qui est bien vrai.

En réponse à Mme la députée, je puis dire que, pour les neuf premiers mois de cette année, le délai moyen d'obtention d'une carte de stationnement s'est élevé à 109 jours. Il concerne toutefois les personnes qui ne bénéficient pas ou plus d'une reconnaissance préalable de leur handicap et qui doivent, par conséquent, se soumettre à un examen médical, dont l'organisation requiert un délai minimal que l'on peut considérer comme incompressible. Il faut tenir compte du délai de convocation, du report et du rappel éventuels, des documents supplémentaires à fournir, de l'instruction et de la vérification, le cas échéant. Pour les personnes qui bénéficient d'une reconnaissance valable et qui demandent un renouvellement de leur carte, le délai pour réaliser cette dernière ne devrait en principe pas dépasser trois semaines.

Tous les documents adressés à l'administration sont digitalisés. À cette fin, les documents entrant sous forme de formulaires sont munis d'un code-barres qui en facilite l'identification. Il arrive toutefois que certains documents ne puissent être correctement identifiés en raison d'un code-barres illisible ou lorsque ce dernier fait défaut. Ces documents doivent alors faire l'objet d'une procédure d'identification manuelle et peuvent être temporairement invisibles dans le système de gestion électronique des documents, voire être identifiés de façon incorrecte. Les problèmes que vous mentionnez peuvent donc effectivement se poser mais avec une ampleur limitée. Des procédures sont mises en place pour vérifier la qualité de l'identification et de l'attribution des documents.

S'agissant de la délivrance des cartes de stationnement temporaires, je précise qu'il existe une procédure simplifiée au sein de l'administration qui permet, sur base d'une simple demande des intéressés, d'obtenir une attestation temporaire visant à prolonger la validité d'une carte de stationnement durant la période d'instruction d'une demande de renouvellement. Étant donné que les administrations communales ne disposent pas des informations nécessaires pour justifier l'octroi d'une éventuelle prolongation et la durée de celle-ci, la procédure actuelle semble la plus appropriée.

Mijnheer Geerts, de medische controle is een garantie voor de geloofwaardigheid van het hele systeem.

De toestand van de persoon wordt geëvalueerd door een arts van de Directie-generaal Personen met een handicap. Wanneer het verlies aan zelfredzaamheid voldoende duidelijk is op basis van het ziektebeeld of de algemene gezondheidstoestand van de persoon, zal de arts in voorkomend geval een beslissing nemen op basis van stukken en de persoon niet uitnodigen voor een onderzoek. In veel gevallen is een onderzoek echter nodig om het verlies aan zelfredzaamheid correct te kunnen evalueren.

Wat de geldigheidsduur van de kaart betreft, kan ik u meedelen dat sinds 1 oktober 2005 de parkeerkaarten in de grote meerderheid van de gevallen – van 79 % van de 300 000 kaarten die in omloop zijn – voor onbepaalde duur worden uitgereikt. Dat betekent dat de persoon met een handicap niet langer om de tien jaar een nieuwe kaart moet aanvragen, zoals vroeger het geval was.

Als de arts van de Directie-generaal Personen met een handicap die de evaluatie uitvoert, van oordeel is dat de gezondheidstoestand van de aanvrager kan evolueren, kan hij beslissen de handicap te erkennen voor een bepaalde duur en zal de parkeerkaart eveneens geldig zijn voor een bepaalde duur. Het is dus de definitieve of evolutieve aard van de handicap die bepalend is voor de geldigheidsduur van de kaart.

Personen met een blijvende invaliditeit van minstens 50 % van de onderste ledematen, personen van wie een van beide armen is geamputeerd en personen met een blijvende invaliditeit van meer dan 80 % moeten slechts eenmaal een aanvraag indienen op het ogenblik van het ontstaan van de handicap.

Als de parkeerkaart geldig is voor een bepaalde duur, betekent dat concreet dat het om een evolutieve handicap gaat en dat de persoon met een handicap de medische stukken zal moeten opsturen op basis waarvan zijn handicap opnieuw kan worden geëvalueerd.

Wanneer de parkeerkaart wordt uitgereikt voor een bepaalde duur, ligt het initiatief om de vernieuwingsprocedure op te starten ofwel bij de Directie-generaal Personen met een handicap, wanneer de uitreiking van de parkeerkaart werd onderzocht in het raam van de aanvraag van een tegemoetkoming en de persoon daadwerkelijk een tegemoetkoming ontvangt, ofwel bij de persoon met een handicap zelf wanneer hij geen tegemoetkoming ontvangt.

Bij de indiening van een aanvraag tot verlenging is de persoon met een handicap geenszins verplicht zijn tijdelijke kaart terug te sturen naar de Directie-generaal Personen met een handicap. De kaart blijft in zijn bezit en blijft geldig tot het verstrijken van de vervaldatum ervan.

08.05 Olivier Destrebecq (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. Certes, vous faites appel au sens civique. Malheureusement, cette notion est toute relative en fonction des uns et des autres. Aussi, je me permets d'insister sur le renforcement des contrôles. Force est de constater qu'une partie de nos concitoyens ne comprennent que ce langage-là. J'insiste en la matière.

Par ailleurs, l'octroi de cette carte ne pourrait-elle se faire de manière plus moderne? Une carte virtuelle, par exemple, attachée à un numéro de plaque de la voiture ne s'avérerait-elle pas plus efficace que celle qui existe aujourd'hui? En effet, il n'y aurait plus de carte et grâce aux outils modernes dont nous disposons aujourd'hui, ce serait envisageable.

Ainsi à La Louvière, dès cette année, les cartes de riverains seront des cartes virtuelles. Il suffira aux contrôleurs de rentrer la plaque de la voiture afin de déterminer s'il s'agit d'un riverain.

Une réflexion devrait peut-être être menée dans le sens de la modernisation de la technologie.

08.06 Valérie De Bue (MR): Monsieur le secrétaire d'État, j'imagine que les chiffres que vous avez communiqués concernant les délais sont en progression. En effet, ceux-ci sont diminués, mais vous n'avez pas parlé de la proportion.

En tout cas, je me réjouis de votre réponse et du fait que ces délais soient le plus court possible pour ce public-là.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

09 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de terugvordering van integratietegemoetkomingen" (nr. 13247)

09 Question de Mme Sonja Becq au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la récupération des allocations d'intégration" (n° 13247)

09.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag is eenvoudig. In het kader van de integratietegemoetkoming moet wie daarvan geniet, laten weten wanneer inkomsten wijzigen of wanneer een wijziging aanleiding kan geven tot het verminderen of opheffen van het recht op een integratietegemoetkoming. Op die manier moet ook gemeld worden dat men een pensioen krijgt. Indien de mededeling binnen de drie maanden gebeurt, is er geen probleem en wordt alles in orde gebracht, zonder terugwerkende kracht. Indien dat niet gebeurt, zal in een terugvordering worden voorzien.

De aanleiding tot mijn vraag is dat de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid heel veel gegevens genereert en ook over heel veel gegevens beschikt. Bij mij leidde dat spontaan tot de vraag of men dit niet automatisch zou kunnen regelen. Immers, mensen die een integratietegemoetkoming krijgen, zijn er zich niet altijd van bewust dat, door het verkrijgen van een ander inkomen, hun inkomen wijzigt. Zeker als het gaat om een pensioeninkomen, gaan zij ervan uit dat hun inkomen ongeveer hetzelfde blijft en dat zij daarbij dus niet moeten stilstaan.

Zijn er veel gevallen waarin een terugvordering van de integratietegemoetkoming al dan niet nodig is? Over welke bedragen gaat het?

Ik had het zelf kunnen opzoeken, maar is dat beperkt in de tijd? U kunt er veel sneller op antwoorden dan dat ik het opzoek.

Vooral, welke inkomensgegevens zijn beschikbaar via de Kruispuntbank? Ik ga ervan uit dat mensen die met informatica bezig zijn, automatisch kunnen oproepen wanneer er een andere inkomensfactor meespeelt voor iemand met een integratietegemoetkoming. Ik bedoel dat er geen bevoegde ambtenaar nodig is die elke maand mogelijke wijzigingen moet nakijken.

Over welke inkomensgegevens beschikt men? Zijn die beschikbaar? Ontbreken er eventueel gegevens die men wel nodig heeft? Welke gegevens worden er op dit moment uitgewisseld tussen de RVP, de RVA en de FOD Sociale Zekerheid? Is het niet mogelijk die gegevens automatisch te linken, zodat men automatisch ziet dat er een wijziging is opgetreden en men dat desgevallend zelf in orde kan brengen in de plaats van de betrokkene te verwittigen dat hij nog eens moet verwittigen? Eigenlijk zou de overheid over die gegevens moeten beschikken.

09.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mijnheer de voorzitter, in de databank van schulddossiers wordt geen onderscheid gemaakt tussen IVT en IT, alleen een vergelijking tussen het aan de betrokkene maandelijks uitbetaald bedrag en het volgens de nieuwe beslissing toegekend maandelijks recht. Het is bijgevolg niet mogelijk om het bedrag weer te geven van de teruggevorderde integratietegemoetkoming.

Voor het vaststellen van de schuld is in de wetgeving in een verjaringstermijn van drie jaar voorzien. In geval van een administratieve fout is dat een jaar en in geval van fraude is dat vijf jaar.

Er is geen beperking in de tijd voor het uitvoeren van de terugvorderingen.

In het kader van de toepassing van de integratietegemoetkoming kan de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid op dit ogenblik alleen gegevens met betrekking tot de werkloosheid ter beschikking stellen. Deze gegevensstroom heeft de FOD Sociale Zekerheid evenwel nog niet geïntegreerd.

Met betrekking tot de inkomsten uit arbeid is er wel een stroom die toelaat om loongegevens op te vragen. Die geeft echter geen zicht op de belastbare beroepsinkomsten en is dus niet bruikbaar voor de berekening van de integratietegemoetkoming.

De FOD Sociale Zekerheid maakt ook gebruik van het pensioenkadaster. In dat kadaster zijn evenwel de belastbare pensioeninkomsten niet beschikbaar en wijzigingen worden niet automatisch doorgegeven.

Voor de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen is er nog geen gegevensstroom beschikbaar. Theoretisch kunnen dus nog nieuwe stromen worden uitgewerkt. Een alternatief is echter om te werken via de belastbare inkomsten. Die belastbare inkomsten lopen vlot via de gegevensstroom TAXI-AS tussen de FOD Financiën en de FOD Sociale Zekerheid, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

09.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben verwonderd dat men totaal geen zicht heeft op het feit of er al dan niet terugvorderingen zijn. Kan dat niet op een of andere manier worden geregistreerd? Wij installeren op gemeentelijk niveau of op het niveau van het OCMW ook ombudsdiensten om te kijken welke zaken mislopen en om deze te verhelpen.

Vandaar mijn verbazing en mijn vraag of hieraan kan worden tegemoetgekomen.

U zei dat er heel wat problemen zijn met betrekking tot de gegevensstromen inzake het inkomen uit arbeid, pensioen en ziekteverzekering. Een rechtstreekse link met het belastbaar inkomen, dus met de fiscale databank, kan echter een oplossing zijn.

Als ik het goed begrepen heb, blijven er bepaalde situaties waarin men steeds gegevens moet opvragen. Vandaar ook mijn vraag of men geen automatische signaallink kan maken om ervoor te zorgen dat de informatie vervolledigd wordt wanneer mensen deze, al dan niet bewust, vergeten aan te geven. Dit gebeurt in het OCMW reeds met betrekking tot de leeflonen, waarvoor de maatschappelijk werkers de gegevens in de Kruispuntbank nagaan.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

10 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de oprichting van een commissie voor onderhoudsbijdragen" (nr. 13333)

10 Question de Mme Sonja Becq au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "l'institution d'une commission des contributions alimentaires" (n° 13333)

10.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb u de vraag nog eens gesteld omdat u – we zouden het soms vergeten – ook bevoegd bent voor de gezinnen. Ik weet dat dit in samenwerking met mevrouw Turtelboom moet gebeuren, maar de wet van 19 maart 2010 komt er uiteindelijk op neer dat men een commissie zou oprichten voor onderhoudsbijdragen. Deze commissie zou een aantal parameters en gegevens genereren met het oog op het objectiveren van de onderhoudsbijdrage. We zijn momenteel bezig met de DAVO en de alimentatievorderingen die mee door de overheid gebeuren. Er worden voorschotten toegekend aan koppels in echtscheiding als die recht hebben op alimentatie en deze niet wordt betaald. Het is dus toch wel belangrijk dat er werk wordt gemaakt van de operationalisering van dat artikel 15.

Mijnheer de staatssecretaris, vorige keer hebt u gezegd dat de werkgroep zou samenkomen, dat u daarmee bezig bent, maar dat het nog niet rond is. Welke stappen hebt u ondernomen? Hoever staat u eigenlijk met de oprichting van die commissie? Wie zal daarin zetelen? Zijn er kandidaten? Hoe gebeurt de oproep?

10.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de volksvertegenwoordigster, ter herinnering wil ik benadrukken dat zowel de minister van Justitie als ik bevoegd zijn voor de onderhoudsbijdrage. Over het ontwerp van koninklijk besluit houdende de samenstelling en de werking van de commissie voor onderhoudsbijdragen voorzien bij artikel 15 van de wet van 19 maart 2010 hebben meerdere opbouwende werkvergaderingen tussen mijn kabinet en dat van de minister van Justitie plaatsgevonden. Daarnaast heb ik verenigingen die de gezinnen vertegenwoordigen ontmoet om hun mening te vernemen over de kwestie van de onderhoudsbijdragen en de oprichting van deze commissie. Het ontwerpbesluit wordt thans afgerond en zal vervolgens aan de Raad van State voor advies worden voorgelegd.

Ik kan u nu reeds meedelen dat deze commissie onder andere zal bestaan uit vertegenwoordigers van magistraten, advocaten, notarissen, bemiddelaars en verenigingen die de gezinnen vertegenwoordigen, allemaal actoren op het gebied van familiezaken. De Gemeenschappen zullen ook bij de werkzaamheden van de commissie worden betrokken.

10.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, u zegt dat de Gemeenschappen erbij betrokken zullen worden. Is er daarover al contact geweest met de Gemeenschappen?

Ten tweede, kunt u een timing geven wanneer het naar de Raad van State zou gaan en wanneer de volgende stappen zouden plaatsvinden? Gaat het om weken of maanden?

10.04 Staatssecretaris Philippe Courard: (…) einde van het jaar.

10.05 Sonja Becq (CD&V): Zijn daarover al contacten geweest met de Gemeenschappen?

10.06 Staatssecretaris Philippe Courard: Ja.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

11 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de bereikbaarheid van het Paleis voor Schone Kunsten voor gehandicapten" (nr. 13765)

11 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'accessibilité du Palais des Beaux-Arts aux personnes handicapées" (n° 13765)

11.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, de overheid zegt in haar beleid er een erezaak van te willen maken om openbare gebouwen zo bereikbaar en toegankelijk mogelijk te maken. De bereikbaarheid voor rolstoelpatiënten, voor gehandicapten en andere personen die moeilijk te been zijn, zou en moet allemaal verbeteren. Nochtans heb ik met mijn eigen ogen kunnen vaststellen dat de tentoonstellingsruimte van de eerste verdieping van Bozar of het Paleis voor Schone Kunsten moeilijk tot niet te bereiken is voor gehandicapten. Ik vraag mij af hoe mensen die moeilijk te been zijn, boven geraken. De brede, grote trap heeft zelfs geen leuning. Dat is eigenlijk een vrij gevaarlijke toestand voor mensen die moeilijk te been zijn.

Mijnheer de staatssecretaris, bent u van die toestand op de hoogte?

Wat zult u doen om de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van het PSK voor gehandicapten en andere mensen die moeilijk te been zijn, te verhogen?

Ook heb ik een vraag van algemene, politieke aard. Worden openbare gebouwen regelmatig aan controles onderworpen? Wordt de vlotte bereikbaarheid en toegankelijkheid voor gehandicapten en andere categorieën gecontroleerd? Worden de algemene veiligheidsvoorschriften gecontroleerd? Hoe evalueert u een en ander?

11.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mijnheer de voorzitter, de toegankelijkheid van de gebouwen wordt exclusief geregeld door de gewestelijke overheden, die bevoegd zijn voor ruimtelijke ordening.

Binnen mijn bevoegdheid waak ik echter ook over het opzetten van een mainstreamingbeleid ten opzichte van personen met een handicap. In dat kader heb ik reeds een ontmoeting gehad met het kabinet van mijn collega die toezicht houdt op de Regie der Gebouwen. Die ontmoeting heeft geresulteerd in het opstellen van een reeks goede praktijken en toegankelijkheidsvereisten die verder gaan dan de gewestelijke voorschriften en die kunnen worden gebruikt in het kader van aanbestedingsprocedures.

Ik blijf aandacht hebben voor de concretisering van dat voornemen.

Voorstellen zullen vanzelfsprekend aan de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap ter advies worden voorgelegd. Samen met mijn collega die voor de federale culturele instellingen bevoegd is, zal ik ook nagaan op welke manier informatie over de toegankelijkheid voor personen met een beperkte mobiliteit, die op de websites van de instellingen staat, kan worden geoptimaliseerd.

11.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u, alhoewel. U antwoordt dat u al een ontmoeting met de verantwoordelijke van de Regie der Gebouwen hebt gehad en dat u samen een reeks goede praktijken op papier hebt gezet.

Mijnheer de staatssecretaris, een dergelijk antwoord is weinig geruststellend. Ik lees of hoor weinig engagement om aan het aangehaalde concrete geval iets te doen. Er is reeds lang sprake van om iets te doen aan de toegankelijkheid voor rolstoelpatiënten, gehandicapten en andere mensen die moeilijk te been zijn. De betrokken verantwoordelijken kunnen erover blijven praten.

U merkt op dat u op termijn voorstellen zult doen. U zult ook de voorstellen bekijken en er een goed gevolg aan geven. Ik stel echter vast dat wanneer het over concrete zaken gaat, er weinig gebeurt.

Ik zal u en uw collega’s dan ook een aantal schriftelijke vragen stellen over een aantal openbare gebouwen. Ik zou van u dan ook graag concrete antwoorden krijgen en termijnen waarbinnen u meent de toestand te verhelpen. Met uw antwoord kan ik immers geen enkele kant uit.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

12 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, over "de erkenning van doven als gehandicapten" (nr. 13783)

12 Question de Mme Sonja Becq au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, sur "la reconnaissance des sourds comme personnes handicapées" (n° 13783)

12.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, deze vraag is een opvolgingsvraag. Mijn oorspronkelijke vraag dateert van maart 2012 en ging over personen met een auditieve handicap. Zij stellen vast dat zij met het huidige puntensysteem minder punten krijgen. Zij scoren rond negen punten en vallen zo uit de boot voor allerhande tegemoetkomingen die gekoppeld zijn aan de erkenning van hun handicap.

U hebt toen gezegd dat u het wel eens verder wou bekijken en dat u een werkgroep zou oprichten om na te gaan op welke manier er desgevallend tegemoetgekomen zou kunnen worden aan de vraag van personen met een auditieve handicap. Is er intussen een werkgroep samengekomen en, zo ja, wat hebben de werkzaamheden van de werkgroep opgeleverd?

12.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Uw vraag past in de context van de hervorming van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. Omdat personen met een handicap het best zelf kunnen getuigen over de moeilijkheden waarmee zij van dag tot dag worden geconfronteerd, heb ik besloten het terrein te consulteren. Alle antwoorden die ik heb ontvangen, worden thans geanalyseerd en gesynthetiseerd. Op die synthese zal ik mij baseren om een hervorming voor te stellen.

De bruikbaarheid van het instrument voor de evaluatie van het verlies aan zelfredzaamheid wordt duidelijk ter discussie gesteld. De problematiek van de medische evaluatie van doven en slechthorenden is bovendien ter sprake gekomen tijdens ontmoetingen waaraan ik heb deelgenomen. Het regeerakkoord bepaalt dat de regering voorts een evaluatie zal uitvoeren van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten en een algehele hervorming van het stelsel zal voorstellen om de evaluatiecriteria van een handicap te moderniseren.

Er zal bijgevolg een dubbele denkoefening zijn, die zal uitmonden in de hervorming van de wet van 27 februari 1987: eerst een juridische en administratieve benadering van de tegemoetkomingen en vervolgens het onderzoek naar de evaluatie van de handicap.

In 2013 komt er een wetenschappelijke studie op basis waarvan een nieuw hulpmiddel voor een betrouwbare evaluatie van de handicap zal kunnen worden voorgesteld. Die fase lijkt mij onvermijdelijk indien wij willen komen tot een billijke regeling die personen met een handicap ondersteunt.

12.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord, des te meer omdat het dossier wordt opgevolgd en dat er stappen worden gezet. Ik vind dat belangrijk en dat mag ook duidelijk gezegd worden. Het is een heel positief antwoord. Ik zal af en toe nog eens terugkomen voor de verdere opvolging, maar ik denk dat dat geen probleem zal zijn.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Le président: La question n° 13865 de M. Geerts est reportée.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.05 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.05 heures.

Erratum:

Dans le compte rendu intégral de la commission des Affaires sociales du 16 octobre 2012 (CRIV 53 COM 556), au point 15.07, il y a lieu de remplacer le nom ‘’Daphné Dumery’’ par le nom ‘’Miranda Van Eetvelde’’.

In het integraal verslag van de commissie voor de Sociale Zaken van 16 oktober 2012 (CRIV 53 COM 556), in punt 15.07, dient de naam ‘’Daphné Dumery’’ vervangen te worden door de naam ‘’Miranda Van Eetvelde’’.