Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mardi 13 novembre 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 13 november 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.28 uur en voorgezeten door de heer Bert Schoofs.

La séance est ouverte à 14.28 heures et présidée par M. Bert Schoofs.

 

01 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het ongestoord bezoek" (nr. 13703)

01 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les visites dans l'intimité" (n° 13703)

 

01.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, mijn eerste vraag aan u betreft het ongestoord bezoek.

 

Graag zou ik van u vernemen of in de penitentiaire inrichtingen een beleid wordt gevoerd om gedetineerden toe te staan van meer dan een persoon ongestoord bezoek te ontvangen. Ik weet niet of het klopt maar het is mij ter ore gekomen dat een gedetineerde bijvoorbeeld bezoek mag ontvangen van zijn echtgenote of haar echtgenoot en dat ook een buitenechtelijke relatie tijdens de periode waarin de echtgenote wordt ontvangen, kan worden ontvangen door de gedetineerde. Men kan dus zowel iemand uit een buitenechtelijke relatie als de persoon waarmee men gehuwd is, ontvangen.

 

Is het bijvoorbeeld toegelaten dat men met drie of meer personen ongestoord bezoek ontvangt, wat uiteraard tot bepaalde feestjes zou kunnen leiden? Ik dank u alvast voor het antwoord.

 

01.02 Minister Annemie Turtelboom: Sinds de inwerkingtreding van de basiswet verleden jaar is het ongestoord bezoek niet meer beperkt tot één persoon. De exacte regeling en de procedure staan beschreven in het koninklijk besluit van 8 april 2011.

 

Vroeger kon ongestoord bezoek enkel met de partner en familiaal bezoek enkel bij minimaal twee personen. Op die manier zou iemand die maar één familielid heeft, nooit van een bezoek in gesloten ruimte kunnen genieten. Vandaar de aanpassing dat het ongestoord bezoek niet enkel hoeft te dienen voor intiem bezoek met partner, maar ook opengesteld wordt voor verscheidene bezoekers.

 

De filosofie achter het ongestoord bezoek is immers niet noodzakelijk van seksuele aard. Ongestoord bezoek geeft aan de gedetineerde en zijn familie en of naaste vrienden ook de mogelijkheid elkaar te zien en met elkaar te praten in een persoonlijke sfeer.

 

Wat het ongestoord bezoek voor de niet-partner of voor meerdere personen betreft, geldt de volgende regeling. Er worden maximaal vijf bezoekers tegelijkertijd toegestaan. Kinderen jonger dan zestien jaar moeten steeds vergezeld zijn van een volwassene. Dat is ook een reden waarom het ongestoord bezoek niet meer beperkt is tot één persoon.

 

Indien de voorwaarden voor het verkrijgen van ongestoord bezoek vervuld zijn, is het mogelijk dat sommige gedetineerden bezoek krijgen in het kader van een buitenechtelijke relatie. Het is de verantwoordelijkheid van de directeur van de gevangenis om het bezoek al dan niet toe te kennen. De aanvragen voor ongestoord bezoek worden steeds eerst onderzocht door de psychosociale dienst van de gevangenis, die dan advies verleent aan de gevangenisdirectie.

 

01.03  Bert Schoofs (VB): Dank u wel, mevrouw de minister. Ik begrijp alle redenen en de filosofie die achter het koninklijk besluit schuilen, maar ik denk dat de regeling in sommige gevallen wel aanleiding kan geven tot promiscuïteit. Dat vind ik binnen de gevangenismuren nog minder aanvaardbaar dan in de samenleving zelf.

 

Ik denk dat men die regeling op termijn zal moeten verfijnen, toch als ik bepaalde cipiers mag geloven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het idee voor de oprichting van een Europees Asielhof" (nr. 13704)

02 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "l'idée de créer une Cour européenne en matière d'asile" (n° 13704)

 

02.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, mijn volgende vraag handelt over de oprichting van een Europees Asielhof.

 

Professor Bossuyt, een persoon met autoriteit, zei begin oktober dat het aangewezen is een Europees Asielhof op te richten. Deze uitspraak sluit aan op de kritiek die hij eerder uitte, dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens steeds meer bevoegdheden in asielzaken overneemt van de nationale lidstaten, onder meer en vooral op het vlak van kort geding in asielzaken op Europees niveau, waarvoor dat Europees Hof in feite geen bevoegdheid heeft.

 

Aan de hand van voorbeelden kan professor Bossuyt bewijzen dat het voeren van een consequent en stringent beleid onmogelijk wordt voor de nationale regeringen van de lidstaten en dat hun soevereiniteit te veel geschonden wordt. Daarom stel ik u de volgende vragen, mevrouw de minister.

 

Heeft de federale regering overleg gepleegd over dat idee van professor Bossuyt? Zo nee, waarom zou dit geen optie zijn?

 

Heeft België al stappen ondernomen tegen uitspraken van het Europees Hof waarbij deze instantie haar boekje te buiten ging? Zo ja, tegen welke uitspraken?

 

Worden arresten van het Europees Hof waarbij de bevoegdheid te buiten wordt gegaan, door België uitgevoerd? Zo ja, waarom? Immers, het zijn in feite geen echte, formele rechterlijke beslissingen maar beslissingen die door het Europees Hof zelf naar zich toe worden getrokken, zonder dat het daarover bevoegdheid heeft.

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Schoofs, de problematiek en meer bepaald de punten van kritiek die u aanhaalt, zijn niet nieuw en vinden overigens niet alleen in de Belgische doctrine gehoor. Vandaar ook dat de lidstaten van de Raad van Europa hierop reeds zijn ingegaan vorig jaar, tijdens het Turks voorzitterschap van de Raad van Europa. De lidstaten van de Raad van Europa hebben in april 2011 tijdens de ministeriële conferentie te Izmir een verklaring goedgekeurd waarin zij precies aan het Europees Hof vragen om in zijn rechtsspraak te stellen dat het geen rechtbank van vierde aanleg is, en aldus te voorkomen dat feitelijke vragen en rechtsvragen waarover de nationale hoven hebben beslist, opnieuw worden onderzocht.

 

De conferentie heeft het Europees Hof ook verzocht om bij zijn onderzoek van de verzoekschriften inzake asiel en migratie de doeltreffendheid van de nationale procedures te evalueren en er ten volle rekening mee te houden, alsmede te voorkomen dat wordt opgetreden, behalve in de meest uitzonderlijke omstandigheden, als blijkt dat de procedures eerlijk en met inachtneming van de rechten van de mens verlopen. De 47 lidstaten erkenden bij deze gelegenheid eveneens het belang van de rechtsmiddelen op nationaal niveau die, indien nodig, een schorsende kracht hebben. De rechtsmiddelen moeten krachtens artikel 3 van het verdrag een passend en tijdig onderzoek mogelijk maken van het concrete risico dat de asielzoeker loopt in geval van terugkeer naar zijn land van herkomst.

 

Ik wil bovendien benadrukken dat gelet op onze internationale engagementen als lid van de Raad van Europa, alsook gelet op de rechtsstaat die België is, wij er uiteraard toe gehouden zijn om alle arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uit te voeren. Dat neemt niet weg dat, met respect voor de soevereiniteit van de Belgische Staat en het subsidiariteitsprincipe dat ter zake geldt, er een zekere beoordelingsruimte is voor de wijze waarop een arrest wordt uitgevoerd.

 

Daarnaast, naar aanleiding van de door de staten genomen maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het arrest van de Grote Kamer MSS versus België en Griekenland, heeft België net als het merendeel van de staten vastgesteld dat het aantal verzoekschriften inzake asiel en migratie aanzienlijk is gedaald. In 2011 heeft België immers vastgesteld dat 98 dossiers van de rol werden geschrapt. In 2012 werd België tweemaal voor aangelegenheden inzake asiel en migratie veroordeeld.

 

Voorzitter: Sarah Smeyers

Présidente: Sarah Smeyers

 

02.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik weet niet of professor Bossuyt met dit antwoord tevreden zou zijn. Uiteraard kan hij u deze vraag niet stellen.

 

Ik erken dat men op internationaal niveau met de lidstaten van de Raad van Europa overleg kan plegen en met het Europees Hof in verbinding treden, maar ik zou toch de kritiek van professor Bossuyt ter harte nemen. Ik weet niet of het gepast en wenselijk zou zijn om een Europees Asielhof op te richten. Dat zou misschien het probleem alleen maar verschuiven. Vanuit de lidstaten moet men er wel zeer streng op blijven toezien dat er geen accaparatie van nationale bevoegdheden plaatsvindt. België mag op dat vlak zeker een centrale rol vervullen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de vervolging en de bestraffing van veroordeelde pedofielen" (nr. 13712)

03 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les poursuites et les sanctions dont les pédophiles font l'objet" (n° 13712)

 

03.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, graag zou ik vernemen welke de stand van zake is met betrekking tot het afsluiten van verdragen met Zuidoost-Aziatische landen, om aldaar verblijvende westerse pedofielen – ook Belgische – te vervolgen en te laten uitleveren. Die kunnen momenteel nog altijd in landen zoals Thailand, Cambodja en Vietnam ongestoord hun pedofiele activiteiten voortzetten.

 

Het meest frappante geval is Philippe Dessart, een notoir Belgische pedofiel, die in Cambodja een zware veroordeling opliep wegens pedofilie. De feiten werden echter geherkwalificeerd en hij kwam vrij. Nadien huwde hij doodleuk met de moeder van één van zijn slachtoffers.

 

Vinden dergelijke dossiers, alsook dit dossier, nog een beetje weerklank in de federale regering? Op welke wijze probeert de federale regering te verhelpen dat in Zuidoost-Aziatische landen westerse pedofielen, meer bepaald Belgische pedofielen, hun ding kunnen blijven doen?

 

03.02 Minister Annemie Turtelboom: Een studie rond de prioriteit inzake bilaterale samenwerking wordt momenteel op het niveau van de beleidscel bestudeerd. Hierin wordt nagegaan met welke landen de samenwerking in strafzaken kan worden geoptimaliseerd. Heden verloopt de samenwerking met het merendeel van de Zuidoost-Aziatische landen op basis van de wederkerigheid. Ondanks het ontbreken van een verdragsrechtelijke basis met Vietnam en Cambodja verloopt de samenwerking op een positieve en veelal bevredigende manier. Met Thailand beschikken wij over een bilaterale uitleveringsovereenkomst, een rechtshulpovereenkomst uit 2005 en een overeenkomst met betrekking tot het overbrengen van gevonniste personen en de samenwerking in het kader van de strafuitvoering. Er bestaat eveneens een overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken en een overbrengingsovereenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Speciale Administratieve Regio van de Volksrepubliek China, Hong Kong.

 

België heeft voor zulke misdrijven extraterritoriale rechtsmacht. Verdachten van zulke misdaden die in het buitenland werden gepleegd kunnen ongeacht hun nationaliteit in België worden vervolgd en veroordeeld. Volgens artikel 10ter, voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, is de enige voorwaarde dat de verdachte op het Belgische grondgebied kan worden aangetroffen..

 

03.03  Bert Schoofs (VB): Intussen is de tsaar de dans wel ontsprongen, mevrouw de minister. Ik waardeer de pogingen die worden ondernomen. Men mag deze landen in zulke zaken gerust wat meer onder druk zetten. Wij hebben er ook handelsakkoorden mee. Ik raad aan om de diplomatieke druk op te voeren om zo snel mogelijk tot bilaterale verdragen te komen die volwaardig in werking treden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het opdoeken van de medische eenheid in de gevangenis van Hasselt" (nr. 13799)

04 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la suppression de l'unité médicale de la prison de Hasselt" (n° 13799)

 

04.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik meen dat het probleem op korte termijn is opgelost. Een medische eenheid in de gevangenis van Hasselt zou worden geliquideerd op basis van een rapport van de financiële inspectie van Justitie, omdat de equipe te duur uitviel.

 

Ik heb inmiddels via de pers vernomen dat er tot en met 2013 een oplossing zou zijn gevonden. Mevrouw de minister, kunt u nog verdere toelichtingen geven over de nieuwe feiten met betrekking tot de medische equipe sinds ik mijn vraag heb ingediend?

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, collega’s, naar aanleiding van de opening van de gevangenis van Hasselt in 2006 werd een samenwerking opgezet tussen de inrichting en het Virga Jesseziekenhuis, dat na een fusie het Jessa Ziekenhuis is geworden.

 

De samenwerking was specifiek voor Hasselt en bestaat nergens anders. De samenwerkingsovereenkomst kon eenmaal met een jaar, 2013, worden verlengd, wat ook de bedoeling was.

 

Het Jessa Ziekenhuis wou de verlenging evenwel niet en vroeg een nieuwe aanbesteding. Er werd onmiddellijk een nieuw bestek voorbereid.

 

Op 26 september adviseerde de inspectie van Financiën het dossier negatief om een aantal niet alleen financiële, maar ook organisatorische redenen.

 

Op basis van het advies werd beslist om de samenwerking per 1 januari 2013 stop te zetten en af te zien van een nieuwe aanbesteding.

 

De verpleegkundigen van het Jessa Ziekenhuis zijn hiervan zeker het grootste slachtoffer. Er wordt aan gedacht hun de mogelijkheid te bieden te overwegen om tijdens een periode van verlof zonder wedde in het Jessa Ziekenhuis als uitzendkracht of op contractuele basis in de gevangenis van Hasselt te komen werken.

 

In geen enkel geval brengt dat de kwaliteit van de zorg in de gevangenis van Hasselt in het gedrang. De inrichting zal in ieder geval een beroep kunnen doen op medisch personeel, zoals in alle andere gevangenissen.

 

04.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

De samenwerking, die uniek was, zal dus toch niet automatisch worden verlengd.

 

Ik zal nog even mijn licht opsteken of men commentaar wenst te leveren. Als men inderdaad de foulée moet volgen, dan moet men dat ook maar doen in de gevangenis van Hasselt, net zoals dat in alle andere penitentiaire inrichtingen gebeurt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de vrijlating van een Braziliaanse drugskoerier bij gebrek aan een Portugese tolk" (nr. 13818)

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het statuut van beëdigde vertaler, tolk of vertaler-tolk" (nr. 13845)

- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de vrijlating van een drugskoerier ten gevolge van de onbeschikbaarheid van een tolk" (nr. 13852)

- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "het gebrek aan vertalers en tolken" (nr. 13916)

- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de aanhouding en bijna onmiddellijke invrijheidstelling van een Braziliaanse drugskoerier" (nr. 13958)

05 Questions jointes de

- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la libération d'un passeur de drogues en l'absence d'un interprète en langue portugaise" (n° 13818)

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "le statut de traducteur juré, d'interprète juré ou de traducteur-interprète juré" (n° 13845)

- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la relaxe d'un passeur de drogue en l'absence d'un interprète" (n° 13852)

- Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "le manque d'interprètes et traducteurs" (n° 13916)

- Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "l'arrestation et la remise en liberté presqu'immédiate d'un passeur de drogue brésilien" (n° 13958)

 

De voorzitter: Mevrouw Galant is niet aanwezig.

 

05.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, op zaterdag 3 november heeft een Brusselse onderzoeksrechter een Braziliaanse drugskoerier moeten vrijlaten bij gebrek aan een Portugese tolk. De drugskoerier was in het bezit van 4 kilogram cocaïne toen hij door de politie werd betrapt op vrijdag 2 november 2012.

 

De verdachte werd verhoord door de politie en kon daarbij over een Portugese tolk beschikken. Nadien moest hij voor de onderzoeksrechter verschijnen die blijkbaar geen Portugese tolk kon aanstellen binnen de wettelijke termijn om tot aanhouding te kunnen overgaan. Aldus diende de drugskoerier te worden vrijgelaten, waarna deze op advies van zijn advocate het land heeft verlaten.

 

Hoe is het mogelijk dat in Brussel niet tijdig een Portugese tolk kan worden gevonden? Rijst dit probleem eveneens met tolken van andere talen, meer bepaald met talen die in de EU worden gesproken?

 

Klopt de stelling van professor Brice De Ruyver dat het Brussels gerecht drugskoeriers als stromannen gebruikt en dus veeleer als slachtoffers ziet?

 

Ligt de oorzaak van de onbeschikbaarheid van tolken in Brussel mogelijk bij het Brussels gerecht zelf, zoals professor Brice De Ruyver zegt, en heeft het helemaal niets te maken met de onbeschikbaarheid van tolken? Dat zou inderdaad het geval kunnen zijn, mevrouw de minister, want als er een beroep is waarvoor men voldoende mensen vindt, zeker in Brussel, en zeker van binnen de Europese Unie, zullen het wel tolken zijn.

 

05.02  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, dezelfde feiten vormen ook de aanleiding tot mijn vraag, met dien verstande dat de problematiek van de gerechtstolken niet alleen nu opduikt, maar dat wij het daarover geregeld hebben, meestal naar aanleiding van incidenten.

 

Men zegt dat de problemen voor een deel te maken hebben met het gebrek aan een degelijk statuut, waardoor mensen tolken in bijberoep en niet altijd beschikbaar zijn. Er zijn ook geen echte lijsten met vaste criteria voor tolken. Ik lees wel dat er lijsten zijn, maar op welke grond worden die samengesteld? Wordt de beschikbaarheid gecontroleerd? Worden de lijsten up-to-date gehouden? Zowel vanuit het College van procureurs-generaal als de Europese Unie wordt er aangedrongen op een nationaal register en objectieve kwaliteitsvereisten. Wij hebben een tijd geleden al een voorstel in die zin ingediend.

 

In een antwoord van u op een vraag van een collega in de Senaat heb ik gelezen dat het feit dat die persoon werd vrijgelaten blijkbaar niet direct gelinkt is aan de afwezigheid van een tolk. Wanneer zullen wij eindelijk beginnen met het aanpakken van die regeling? Hoe staat u tegenover ons voorstel? Zal dat iets kunnen oplossen? Indien niet, ligt er dan ergens een initiatief klaar of wat is de timing voor een bespreking ten gronde?

 

05.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, de problematiek die aan mijn vraag ten grondslag ligt, is dezelfde. Ik heb er weet van dat er lijsten bestaan van tolken. Via Googel vond ik ongeveer 60 tolken Portugees, op wie men snel een beroep zou kunnen doen.

 

Het probleem is volgens mij echter veelzijdig. In de eerste plaats is er geen statuut voor de tolken en bovendien is er de gebrekkige betaling.

 

De voorbije week heb ik de situatie opgevolgd. Op 9 november, dus heel recent en na het feit dat de aanleiding is geweest tot mijn vraag, heeft zich bijna identiek dezelfde situatie voorgedaan. Deze problematiek moet dus echt wel dringend worden aangepakt.

 

Mevrouw de minister, welke lijst met tolken wordt gebruikt? Wie draagt de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de informatie op die lijst? Hoe vaak per jaar wordt die lijst geactualiseerd?

 

Ten tweede, bent u van oordeel dat er een apart statuut voor gerechtstolken moet komen, zodat de betrouwbaarheid en de beschikbaarheid van tolken kan worden gegarandeerd?

 

Ten derde, hoever staat het met de implementatie van het nationaal register, zoals door Europa wordt gevraagd sinds 2010?

 

Misschien kan ik er de volgende vraag nog aan toevoegen, die niet in mijn schriftelijke voorbereiding staat. Hoever staat het nu met de betaling van de tolken? Is er nog achterstand? Zo ja, wanneer zal die worden weggewerkt?

 

05.04  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, nous avons assisté à un épisode consternant et surréaliste voici un peu plus d'une semaine. Je ne le détaillerai pas, puisque les collègues ont déjà rappelé les faits. Je relayerai simplement le point de vue de la Chambre belge des traducteurs, interprètes et philologues (CBTIP), qui a fait part de son atterrement. En effet, maintes fois, l'attention de la ministre avait été attirée sur la nécessité de réglementer le statut des traducteurs et interprètes jurés.

 

L'absence d'un registre national les concernant peut expliquer cette situation. De plus, chaque tribunal du travail travaille avec sa propre liste parfois non actualisée et applique des règles spécifiques pour nommer les traducteurs et interprètes jurés. On a aussi invoqué comme autre raison le retard dans le paiement des honoraires, qui sont du reste très bas. Il en découle très souvent un refus de la part des traducteurs et interprètes. C'est pourquoi la CBTIP attend de la ministre qu'elle s'attelle au plus vite à l'élaboration d'un statut qui leur serait attribué

 

Dès lors, madame la ministre, mes questions sont les suivantes. Comment expliquer l'incident de vendredi dernier? Une enquête disciplinaire a-t-elle été ouverte à la suite de cet événement? Quelles démarches avez-vous entreprises pour pallier le manque de disponibilité des interprètes ainsi que l'absence de coordination générale et de circulation de listings entre les tribunaux? Que vous inspirent les recommandations de la CBTIP? Dans son rapport de 2011 sur les frais de justice, la Commission de modernisation de l'Ordre judiciaire propose la mise en place d'une feuille de route pour les interprètes afin d'harmoniser les pratiques. Qu'en pensez-vous?

 

05.05 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het volgende moet worden beklemtoond. Hoewel de strijdige beschikking van de onderzoeksmagistraat inderdaad de onmogelijkheid vermeldt om de verdachte te verhoren, omdat er op dat tijdstip geen enkele tolk ter beschikking was, werd deze beslissing anders gemotiveerd. De onderzoeksrechter vond dat er geen absolute noodzakelijkheid was voor de openbare veiligheid om een aanhoudingsbevel uit te vaardigen. De onderzoeksrechter was, op grond van de elementen verzameld door de onderzoekers, volslagen bij machte om aldus te beslissen, hoewel hij de persoon die van zijn vrijheid beroofd was, niet heeft verhoord.

 

Het is inderdaad soms moeilijk om beschikbare tolken te vinden, vooral door de korte termijn van de arrestatie die de eventuele voorlopige hechtenis voorafgaat. Tijdens het weekend wordt dit probleem des te groter, vooral wanneer het om een verlengd weekend gaat, zoals in casu. Maar dit is veeleer het geval bij minder courante talen dan bij veel voorkomende talen zoals het Portugees.

 

Het openbaar ministerie heeft ondertussen wel een lijst van vertalers en tolken op haar website geplaatst, die kan worden geraadpleegd door de zetel, het parket en de politie.

 

Le statut de traducteur juré, d'interprète juré ou de traducteur-interprète juré est nécessaire. Afin de garantir la qualité, les interprètes devront, à l'avenir, disposer d'un diplôme reconnu.

 

Actuellement un groupe de travail au sein de mon administration prépare, dans le cadre de la directive européenne 2010/64 du 20 octobre 2010, un nouveau texte qui intègre également ce critère de qualité, sur base de la proposition de ma cellule stratégique. Il s'agit d'une première étape qui, à terme, débouchera également sur un registre national électronique pour les services judiciaires, si bien que ceux-ci pourront trouver plus rapidement des traducteurs-interprètes potentiels sur l'ensemble du territoire belge. Toutes les recommandations dont celle de la Chambre belge des traducteurs, interprètes et philologues seront intégrées et examinées.

 

Pour ce qui concerne le dernier point de votre question, je vous renvoie à une réponse relative au système de paiement que j'ai déjà donnée dans cette commission, le 17 octobre dernier.

 

Vandaag werd een eerste vergadering gepland tussen de commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde, ICT en het DG Rechterlijke Orde.

 

Uiteraard zal het verdere verloop afhangen van de huidige financiële context.

 

05.06  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, er zijn ook problemen met betrekking tot de tolken en die werden ons enige tijd geleden via een brief gesignaleerd in het Parlement. Er zou dus wat ruis kunnen zitten op de relatie tussen het Brussels gerecht en de tolken. Dat verklaart de zaak niet helemaal, natuurlijk.

 

Wat mij vooral frappeert, is dat men in Brussel kan betrapt worden met vier kilogram cocaïne en niet wordt aangehouden. Dat is bijna een uitnodiging om met maximum 3,9 kilogram cocaïne op zak te lopen. Het behoort uiteraard tot de soevereiniteit van de onderzoeksrechter om daarover te oordelen. Mij frappeert dat in ieder geval.

 

Wat het overige betreft, dat zal wel een van de pijnpunten zijn bij het Brusselse gerecht. Maar zeggen “tout va bien, madame la Marquise”, dat weet ik toch zo niet. Als men dat zegt ten aanzien van het Brussels gerecht, is het toch ironisch bedoeld.

 

05.07  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik kan alleen vaststellen dat wij al jaren voorstellen klaar hebben. Daarmee bedoel ik niet alleen de CD&V, maar ook andere partijen. Dat was al het geval alvorens ik in de Kamer was. Ik kan slechts hopen dat wij daaraan kunnen voortwerken dat wij niet moeten blijven wachten op de studiegroepen. Wij kunnen misschien al met de inhoudelijke bespreking beginnen en het financiële plaatje kan nadien worden besproken. Mijn bekommernis is dat wij het anders voor ons uit blijven schuiven.

 

05.08  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, u zegt dat er in dit concreet geval geen aanwijzingen waren om over te gaan tot een arrestatie. Daarover kan ik mij niet uitspreken, maar ik weet wel dat dit geen alleenstaand geval is. Het is een regelmatig terugkerend probleem.

 

Er zijn dus twee grote problemen. Enerzijds, de betaling van de tolken. Dit probleem bestaat al langer en geraakt niet opgelost. Anderzijds, moet dringend werk worden gemaakt van het statuut van de tolken. Dat is ook een probleem dat al jaren aansleept en ik hoop dat u daar nu eens eindelijk werk van maakt.

 

05.09  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, je remercie la ministre pour ses réponses. Je suis quelque peu inquiète. En effet, le portugais est l'une des langues les plus parlées au monde. Si nous éprouvons des difficultés à trouver des interprètes portugais, qu'en est-il alors pour les langues plus rares? Combien de situations similaires à celle-là existe-t-il? Je pense à l'aéroport de Bruxelles, ou à d'autres endroits en Belgique. Ce problème résulte d'un grave manque de coordination et d'homogénéisation du statut. J'entends bien que la ministre prend des engagements. J'espère que ceux-ci seront honorés assez rapidement.

 

Je souhaite abonder dans le sens de ma collègue Becq. Si, par nécessité, la Chambre, par sa commission Justice, peut s'atteler plus rapidement aux travaux, nous serons en tous cas présents pour le faire.

 

Voorzitter: Raf Terwingen.

Président: Raf Terwingen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Justitie over "de informatie-uitwisseling tussen Justitie en de Dienst Vreemdelingenzaken" (nr. 13608)

06 Question de Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Justice sur "l'échange d'informations entre la Justice et l'Office des Étrangers" (n° 13608)

 

06.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, in antwoord op een aantal vragen aan uw collega, staatssecretaris mevrouw De Block, vernamen wij dat de jongste jaren illegalen werden geregulariseerd die voordien in de gevangenis opgesloten zaten, of die na hun regularisatie in de cel zijn beland.

 

Bij de diverse verstrekte statistieken werd steeds de – toch niet onbelangrijke – opmerking gemaakt dat het administratief onderzoek naar de regularisatie van vreemdelingen enkel gemaakt kon worden voor de vreemdelingen met een gevangenisverleden dat reikte tot april 2009. Ik heb enkele citaten ervan in mijn vraag geplaatst om er geen misverstanden over te laten plaatsvinden.

 

Op 24 april 2012 zei mevrouw De Block dat, dankzij een overdracht van informatie van de FOD Justitie, de Dienst Vreemdelingenzaken gedetailleerde gegevens kon bekomen inzake de vreemdelingen die sinds april 2009 in de Belgische gevangenissen werden opgesloten.

 

Ik citeer mevrouw De Block met haar antwoord van 9 mei 2012: “Zoals ik reeds meegaf in mijn antwoord op vorige vragen, bestaat de koppeling van de gegevens van de FOD Justitie met die van de Dienst Vreemdelingenzaken inderdaad sedert 2009. Bijgevolg zijn er inderdaad gedetailleerde cijfers mogelijk voor vreemdelingen die sinds april 2009 in de Belgische gevangenissen vastgehouden worden.”

 

Daaruit blijkt, mevrouw de minister, dat uw overheidsdienst de FOD Justitie, slechts vanaf april 2009 gegevens zou hebben bezorgd aan de Dienst Vreemdelingenzaken.

 

Als ik dan het rapport met de cijfers van 2011 van de Federale Overheidsdienst Justitie bekijk, zie ik dat publiekelijk wordt aangegeven in dat rapport – dat openbaar is – dat er detailcijfers beschikbaar zijn sinds het jaar 2000. De referentie daarvan staat in mijn vraag.

 

Jaarlijks wordt door de FOD Justitie op 1 maart de gevangenispopulatie in beeld gebracht – het aantal gevangenen lijkt mij dan ook volkomen gekend – en wordt opgesplitst naar de status: beklaagde, verdachte onder arrestmandaat, veroordeelde, geïnterneerde en een categorie varia.

 

Uit de verschillende activiteitenverslagen, mevrouw de minister, van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, volgt trouwens ook dat al jaren de nationaliteit van de betrokkenen wordt bijgehouden. Ik stel u daarom volgende vragen.

 

Heeft staatssecetaris De Block vóór 1 september 2012 contact met u of u administratie opgenomen om die detailgegevens voor de jaren 2005 tot april 2009 te bekomen? Zij zegt dat die cijfers niet bestaan, dus rijst de vraag of zij de informatie heeft opgevraagd en werd die informatie aan haar bezorgd?

 

Zijn die detailgegevens voor de jaren 2005 tot april 2009 elektronisch beschikbaar?

 

Van hoeveel van de in totaal 44.348 veroordeelden en geïnterneerden, aangevuld met alle veroordeelden en geïnterneerden in 2012 – dus al die jaren – beschikt u over naam, nationaliteit, verblijfsstatuut en rijksregisternummer?

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Tussen mijn diensten en die van staatssecretaris De Block is geregeld contact geweest over de parlementaire vragen die over dit onderwerp zijn gesteld.

 

De diensten van de FOD Justitie beschikken over de informatie met betrekking tot de gedetineerden, maar voor bepaalde gegevens is de FOD Justitie echter wel voor een groot stuk afhankelijk van de informatie die door andere diensten wordt aangeleverd.

 

Zoals staatssecretaris De Block u reeds antwoordde, bestaat er sinds 2009 een informatie-uitwisseling tussen de FOD Justitie en DVZ met betrekking tot de gegevens waaraan u refereert.

 

Voor de gevraagde statistieken moet ik u doorverwijzen naar alle mondelinge en schriftelijke vragen hieromtrent waarop staatssecretaris De Block reeds heeft geantwoord.

 

06.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor dit antwoord.

 

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Sarah Smeyers.

Présidente: Sarah Smeyers.

 

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de toepassing van de omzendbrieven 154 en 154bis met betrekking tot de bodes ter terechtzitting" (nr. 13770)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de toepassing van de omzend­brieven 154 en 154bis met betrekking tot de bodes ter terechtzitting" (nr. 13837)

07 Questions jointes de

- M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "l'application des circulaires 154 et 154bis relatives aux huissiers d'audience" (n° 13770)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "l'application des circulaires 154 et 154bis relatives aux huissiers d'audience" (n° 13837)

 

07.01  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de minister, het belang van deze vraag, die veeleer technisch lijkt gezien de hoofding ervan, wordt onderstreept door het feit dat mevrouw Lahaye-Battheu er onmiddellijk een vraag aan heeft toegevoegd over hetzelfde onderwerp, hetgeen al een gezagsargument is voor het gegeven dat het een goede vraag is.

 

De vraag betreft een beslissing die een aantal jaren geleden werd genomen in het kader van bezuinigingen. Daarbij werden de middelen voor de zaaldeurwachters, de bodes ter zitting, beperkt, waardoor een aantal bodes hun taak niet langer kon uitvoeren. Vaak ging het om gepensioneerde rijkswachters, politiemensen of personen die een soortgelijke carrière achter de rug hadden en die na hun oppensioenstelling nog iets konden bijverdienen met dat soort werk.

 

Hun functie was volgens mij vaak heel belangrijk. Mevrouw Lahaye-Battheu zal dat als advocate kunnen bevestigen. Het probleem was dat er blijkbaar een statuut sui generis was ontstaan en dat men niet goed wist hoe het daarmee precies zat.

 

In de nasleep van de door uw voorganger genomen beslissing om te besparen op de budgetten die voor hen waren uitgetrokken, is een aantal zaaldeurwachters naar de rechtbank gestapt om na te gaan wat de eventuele arbeidsverhouding was die al dan niet bestaat tussen de bodes en het gerecht of de werkgever.

 

Ik heb daarover al een aantal vragen gesteld, onder andere op 18 januari 2012, de negende verjaardag van mijn zoontje. Ik acht het wijs om een opvolgingsvraag te stellen.

 

Ten eerste, wat is de stand van zaken inzake die arbeidsgerechten? Welke uitspraken zijn er gedaan? Wat is uiteindelijk de kwalificatie geweest van het statuut van de betrokkenen?

 

Ten tweede, hebt u nog eens kunnen nadenken over wat wij met die medewerkers zullen doen? Het waren inderdaad de besparingen van uw voorganger – en ik ben de laatste om zijn besparingen te bekritiseren – die hebben geleid tot de beslissing om hun inzet af te bouwen. Als advocaat kom ik echter nog regelmatig op de rechtbanken en stel ik vast dat het belang van de bodes ter zitting heel groot is en dat de praktische werking van het gerecht heeft geleden onder de beslissing.

 

De vraag is dus dubbel. Wat is er van die uitspraken gebeurd op de arbeidsgerechten? Wat zal men verder doen met die personen? Zijn er daarvoor opnieuw budgetten of niet?

 

Ten derde, wat overweegt u te doen met de functie van bode ter zitting in het licht van de hervorming van het gerechtelijk landschap?

 

07.02  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, het is niet de eerste keer dat ik samen met collega Terwingen actief ben in het domein van de bodes ter terechtzitting; wij volgen die problematiek samen al sinds het ontstaan ervan.

 

Uw voorganger, Stefaan De Clerck, heeft eind 2009 beslist om de bodes ter terechtzitting te reorganiseren. De reorganisatie op zich en de besparing die erachter schuilt, staan niet ter discussie. Dat is een feit. Er waren grote verschillen tussen de rechtbanken en de hoven wat het inzetten van dergelijke bodes betreft. Er waren dan ook grote verschillen in de kostprijs. Iedereen is ervan overtuigd dat bodes vooral noodzakelijk zijn voor zittingen waar rechtsonderhorigen persoonlijk aanwezig zijn. De bodes hebben een belangrijke functie bij het onthaal van de rechtsonderhorigen, die zich vaak ongemakkelijk voelen, omdat ze naar de rechtbank moeten. Bodes kunnen die mensen opvangen, de weg wijzen en geruststellen in afwachting van de behandeling van hun dossier. Ik was vanmorgen nog bij het hof van beroep te Brussel waar een charmante bode, een zeventiger, mijn cliënte intussen wegwijs had gemaakt. Ik meen dat iedereen erkent dat die bodes belangrijk zijn.

 

De reorganisatie ligt intussen al een hele tijd achter ons en ik had graag geweten of er nu nog procedures hangende zijn bij de arbeidsgerechten in verband met de wijziging die er in 2009 is gekomen. Kunt u cijfers geven over de precieze besparing die de maatregel met zich heeft gebracht?

 

Ik heb nog een vraag over de impact van een aantal vereenvoudigde procedures. Ik denk dan vooral aan de afschaffing van de verplichte persoonlijke verschijning bij echtscheiding. Vroeger moesten koppels die uit elkaar gingen, verplicht persoonlijk aanwezig zijn bij de rechtbank. Dat is afgeschaft sinds december 2011. Valt er een invloed te meten van die vereenvoudigde procedures op het noodzakelijke aantal bodes ter terechtzitting?

 

07.03 Minister Annemie Turtelboom: Wat is de stand van zaken in de vier gerechtelijke procedures betreffende de bodes ter terechtzitting? Voor het arbeidshof te Brussel werd de Belgische Staat in een zaak van vijftien bodes veroordeeld tot het betalen van opzeggingsvergoedingen; de verzoeken om schadevergoeding voor misbruik van ontslagrecht werden verworpen in eerste aanleg. Voor het arbeidshof te Antwerpen werd de Belgische Staat in een zaak van vier bodes veroordeeld tot het betalen van opzeggingsvergoedingen. De zaak van een bode voor het arbeidshof te Luik tegen de Belgische Staat is nog lopende, net zoals de zaak voor de arbeidsrechtbank te Doornik.

 

De begroting 2013 is nog niet goedgekeurd. Het is bijgevolg voorbarig om te bepalen welke exacte maatregelen moeten worden genomen in verband met de rechterlijke orde. Niettemin zijn wij nog steeds onderworpen aan een zekere begrotingsdiscipline. Het is u bekend dat er per rechtsgebied een globaal contingent aan uren ter beschikking wordt gesteld, dat door de rechterlijke overheden naar gelang van de noden en behoeften kan worden beheerd. Die organisatiewijze werd als positief ervaren. Omzendbrief 154 bis is dus nog steeds van kracht en wordt als dusdanig uitgevoerd.

 

Ik heb geen zicht op de impact van de procedures in een aantal rechtbanken. Het contingent geldt in globo op het niveau van het hele ressort. In vergelijking met de vroegere regeling inzake de bodes ter terechtzitting werd op jaarbasis een besparing van 1,5 miljoen euro gerealiseerd doordat we afgestapt zijn van een lineaire besparing en gekozen hebben voor een objectievere verdeling van de contingenten. In circulaire 154 bis werd die besparing als volgt verdeeld over de volgende rechtsgebieden: Antwerpen 302 000 euro, Brussel 665 000 euro, Gent 9 000 euro, Luik 340 000 euro en Mons 250 000 euro.

 

Ten slotte, de functie van bode ter terechtzitting heeft geen rechtstreeks verband met de hervorming van het gerechtelijk landschap. Het is niettemin duidelijk dat de rechterlijke overheden wensen dat de personeelscategorie blijft bestaan.

 

07.04  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor het duidelijk antwoord.

 

Wij moeten het dossier blijven volgen. Ik heb weet van bodes die in de periode dat er discussie was omtrent hun opzegging of niet, prestaties hebben verricht die tot nu toe niet betaald zijn. Ik weet niet of die gedeclareerd zijn. Sommige bodes hebben enige goodwill betoond om rechtbanken verder te helpen, ondanks de aankondiging dat zij plaats moesten maken. Er is dus achterstallig loon – zo moeten wij het nu beschouwen – na de uitspraken die u aanhaalde, verschuldigd.

 

Kunnen er nog procedures volgen? Ik heb begrepen dat een aantal bodes wel heeft geprocedeerd, anderen misschien niet. Wij moeten dat toch in de gaten houden.

 

Ik ben wel verheugd over uw bevestiging dat de bodes ter terechtzitting, die iets bijverdienen, onder welk statuut dan ook, zeer nuttig zijn voor de rechtszoekenden. Alleszins de advocaten hier in de zaal, die de situatie een beetje beter kunnen inschatten, kunnen daarvan getuigen. Wij moeten verder zoeken naar een duidelijk statuut, een duidelijke afspraak, zodat de betrokkenen weten waar ze aan toe zijn.

 

07.05  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u op mijn beurt voor het antwoord.

 

Graag kreeg ik nog verduidelijking bij het eerste deel van uw antwoord. U hebt gezegd dat er een zaak met vijftien bodes is geweest in Brussel, waarin de Belgische Staat definitief werd veroordeeld. In Antwerpen ging het om vier bodes met eveneens een definitieve veroordeling. Elders lopen er nog procedures. Weet u tot betaling van welke bedragen de Belgische Staat werd veroordeeld?

 

07.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb die niet hier, maar ik kan ze wel opvragen en u bezorgen.

 

07.07  Raf Terwingen (CD&V): Het is belangrijk, collega, dat er een duidelijk statuut op wordt geplakt en er ter zake uniformiteit komt. Dit is het probleem met de bodes: elke voorzitter van een rechtbank past een ander systeem toe. Het is misschien een suggestie, mevrouw de minister, om uw beleid te optimaliseren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 13672 van mevrouw Galant wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

Samengevoegde vragen nr. 13697 van de heer Van Biesen en nr. 13997 van de heer Van den Bergh worden omgezet in schriftelijke vragen, net zoals vragen nrs. 13745 en 13809 van de heer Van Biesen.

 

08 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de toepassing van de wet op de verruimde minnelijke schikking" (nr. 13867)

08 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "l'application de la loi sur la transaction étendue" (n° 13867)

 

08.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het betreft een schriftelijke vraag die ik in juni 2012 heb ingediend. Aangezien ik na vijf maanden echter nog steeds geen antwoord heb gehad, ben ik verplicht ze in een mondelinge vraag om te zetten. Het gaat evenwel om een vraag die zich veeleer tot een schriftelijke vraag leent omdat heel wat informatie wordt gevraagd. Ik heb er dan ook alle begrip voor mocht u niet alle informatie willen voorlezen en de teksten eventueel ter beschikking willen stellen. Niettemin zal er ook een korte, mondelinge weergave zijn.

 

Mevrouw de minister, in het raam van de omzendbrief die destijds, in het voorjaar van 2012, is opgemaakt en die over de toepassing van de wet op de verruimde minnelijke schikking gaat, had ik graag enige informatie over de omvang en de impact van de wet gekregen.

 

De zes concrete vragen die ik heb gesteld, waren de volgende.

 

Ten eerste, in hoeveel dossiers is van de verruimde minnelijke schikking gebruikgemaakt? Graag kreeg ik de cijfers per parket sinds de inwerkingtreding van de wet.

 

Ten tweede, welk type dossiers betreft het: fraudezaken, bendevorming, enzovoort?

 

Ten derde, in hoeveel fiscale dossiers zijn, zoals door de wet voorgeschreven, door de fiscale administratie adviezen gegeven?

 

Ten vierde, indien geen standpunt werd medegedeeld, wat is daarvan dan de reden? Is het advies niet genoeg door het parket gevraagd? Is er door de fiscale administratie niet geantwoord?

 

Ten vijfde, in hoeveel dossiers is de verruimde minnelijke schikking conform het standpunt van de fiscale administratie toegepast?

 

Tot slot, indien het standpunt van de fiscale administratie niet werd gevolgd, wat was daarvan dan de reden? Kunt u ook aangeven in welke dossiers zulks gebeurde, wat het standpunt van de administratie was en wat de inhoud van de verruimde minnelijke schikking was?

 

08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Van Hecke, wij proberen zo snel mogelijk te antwoorden op de schriftelijke vragen, maar ik moet u zeggen dat ik meen dat ik de minister ben met veruit de meeste schriftelijke vragen van alle federale ministers. Ik geef grif toe dat er af en toe gewoon een flessenhals ontstaat bij de administratie en ik durf niet zeggen hoeveel mensen voltijds bezig zijn met de beantwoording van schriftelijke vragen. Ik heb er dus geen enkel probleem mee als u uw vragen mondeling stelt.

 

Ik kom nu tot het antwoord op uw vraag. De verruimde minnelijke schikking is een geschikt middel om een realistische oplossing te bieden voor tal van problemen die verband houden met onder meer de complexiteit van de zaak, de lange duur van strafprocessen, tot het capaciteitsprobleem van de verschillende actoren.

 

In het ressort Antwerpen werd vier keer het verruimd verval van strafvordering tegen betaling van een geldsom toegepast, in Brussel zeven keer en in Gent drie keer. Ik zal u alle cijfers zo meteen ook op papier overhandigen.

 

Tussen juni 2011 en juni 2012 is er op die manier 40 607 540 euro betaald voor het ressort Antwerpen, 25 751 102 euro voor het ressort Brussel en 193 000 euro voor het ressort Gent. Gelet op de korte tijdspanne, is het niet mogelijk om de cijfers volledig te actualiseren omdat wij daarvoor opnieuw een landelijke bevraging moeten houden. In mei 2014 is er in een evaluatie voorzien. Wij zullen dan ook veel meer een overzicht kunnen geven van de cijfers en vooral ook van het type dossiers, want ik denk dat vooral dat laatste interessant is.

 

Uw vragen 3, 4, 5 en 6 berusten op een verkeerde lezing van artikel 216bis, alinea 6, van de wet.

 

Volledigheidshalve citeer ik de paragraaf. “De hierboven beschreven minnelijke schikking is niet van toepassing op misdrijven waaromtrent kan worden getransigeerd overeenkomstig artikel 263 van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de algemene bepalingen inzake douane en accijnzen. Voor de sociale en fiscale misdrijven waarmee belastingen of sociale bijdragen konden worden omzeild, is de minnelijke schikking pas mogelijk nadat de dader van het misdrijf de door hem verschuldigde belastingen of sociale bijdragen, inclusief de intresten, heeft betaald en de fiscale of sociale administratie daarmee heeft ingestemd.”

 

De fiscale administratie dient dus geen standpunt noch advies te verlenen, doch dient schadeloos gesteld te worden.

 

De detailinformatie over de ressorten Antwerpen en Gent heb ik op papier bij. Daarin vindt u iets meer informatie over de verschillende feiten waarover het gaat.

 

Mevrouw de voorzitter, ik stel voor dat ik die detailinformatie op papier overhandig.

 

08.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, de interpretatie van de wettekst is voor een gedeelte het onderwerp van de discussie. Uw interpretatie luidt dat er geen advies of standpunt moet worden ingenomen door de fiscale administratie. Uit de lezing van het artikel en de rondzendbrief leid ik echter af dat er, vooraleer men overgaat tot een regeling, contact plaatsvindt met de fiscale administratie.

 

De boetes zijn dan wel betaald, maar in de rondzendbrief staat dat voor inbreuken begaan door een natuurlijke persoon een boete van 10 % voldoende is en voor inbreuken door rechtspersonen een boete van 15 % voldoende is. Bij de fiscale administratie is de minimumboete bij fraude fiscaal-administratief 50 %. Het lijkt mij belangrijk dat het standpunt van de fiscale administratie daar doorweegt.

 

Ik zal uw antwoord grondig bekijken en toetsen aan de rondzendbrief en de wettelijke bepalingen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr.13885 van mevrouw Fonck is in een schriftelijke vraag omgezet. De heer Van den Bergh heeft gevraagd om zijn vraag nr.13906 uit te stellen. Ik heb niets gehoord van de heer Van der Maelen. Derhalve vervalt zijn vraag nr.13955

 

Dat brengt ons bij de laatste vraag. Dit is een samengevoegde vraag van mevrouw Dumery, mevrouw Lahaye-Battheu en mevrouw Slegers.

 

09 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Daphné Dumery aan de minister van Justitie over "de samenwerking tussen het Franse en het Belgische gerecht" (nr. 13975)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over “een betere samenwerking tussen het Belgische en Franse gerecht om de grenscriminaliteit in West-Vlaanderen te bestrijden” (nr. 14006)

- mevrouw Bercy Slegers aan de minister van Justitie over “de samenwerking van de gerechtelijke diensten met de Franse collega’s in de strijd tegen de grenscriminaliteit in Zuid-West-Vlaanderen” (nr. 14020)

09 Questions jointes de

- Mme Daphné Dumery à la ministre de la Justice sur "la collaboration entre les justices française et belge" (n° 13975)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "une meilleure coopération entre la justice belge et française afin de combattre la criminalité en Flandre Occidentale" (n° 14006)

- Mme Bercy Slegers à la ministre de la Justice sur "la coopération des services judiciaires avec les collègues français dans la lutte contre la criminalité frontalière en Flandre Sud-Occidentale" (n° 14020)

 

09.01  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minisster, samen met enkele collega’s volg ik het dossier van de grenscriminaliteit in België en Frankrijk al geruime tijd op en dan vooral ten aanzien van minister Milquet. Dit weekend schrokken wij van de uitspraken van professor Brice De Ruyver. Hij belichtte de problematiek vanuit een totaal andere hoek.

 

Wij drongen altijd aan op samenwerking tussen de Belgische en Franse politiediensten. Minister Milquet is daarin geslaagd en binnenkort volgt een evaluatie van die structurele samenwerking. Wat blijkt nu? Het gerecht werkt niet samen.

 

Ik citeer professor De Ruyver: “Het geweld van Franse gangsters in de grensstreek, vooral Zuid-West-Vlaanderen, lijkt alleen maar toe te nemen. De Franse politie ligt duidelijk niet wakker van de grensoverschrijdende criminaliteit. Zolang Frankrijk maar niet in de brokken deelt is de jacht op die bendes voor Fransen geen prioriteit. Dat is trouwens een oud zeer. Al in de jaren tachtig en negentig sloegen Franse bendes bij ons toe. Twintig jaar later zijn wij er nog altijd niet in geslaagd om elementaire bestrijdingsmiddelen efficiënt te regelen, zoals gezamenlijke politiepatrouilles aan weerszijden van de grens of het wapengebruik van politiemensen over de grens.”

 

Die situatie geeft de bendes het gevoel van straffeloosheid. Zij kunnen gewoon de grens over om zware criminele feiten in ons land te plegen. Hij beschrijft een aantal situaties waarbij gangsters onder invloed van drugs niet terugdeinzen voor extreem geweld ten aanzien van burgers. Als die gangsters een gevoel van straffeloosheid hebben en als de gewelddadigheid toeneemt, dan kan ik mij goed voorstellen dat de politionele samenwerking niet efficiënt zal verlopen als het Franse gerecht die gangsters niet vervolgt of opspoort.

 

Klopt het wat professor De Ruyver zegt?

 

Kunt u verklaren waarom het vervolgingsbeleid van Frankrijk de politionele samenwerking tussen beide landen niet volgt?

 

Hebt u hierover intussen met uw Franse collega een gesprek gehad? Werd dit onlangs op Europees niveau besproken? Zo ja, wat is het gevolg van die gesprekken?

 

Welke maatregelen neemt u op korte termijn in het vervolgingsbeleid zodat onze buurlanden nauwer met elkaar kunnen samenwerken?

 

09.02  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij wat zopas werd gezegd. De problematiek sleept spijtig genoeg al een hele tijd aan en de gevallen van grenscriminaliteit worden alsmaar driester. U zult ook de berichten hebben gezien over de overval in Wervik waar twee werknemers gewond raakten toen het vuur op hen werd geopend. Een juwelier in Rekkem werd ook opnieuw het doelwit van een drieste overval.

 

Bij ons in de grensstreek is de ongerustheid en het gevoel van machteloosheid wel degelijk heel groot. Niettegenstaande de vele inspanningen in het verleden krijgt men het probleem blijkbaar niet onder controle. De problematiek betreft zowel Binnenlandse Zaken als uw departement Justitie. Wij weten dat er op het terrein al heel veel gebeurt. Er zijn de gemengde politiepatrouilles en de geregelde overlegmomenten tussen de Belgische en Franse procureurs uit de grensstreek. Niettemin stellen wij vast dat de gangsters voortdoen en dat zij niet worden afgeschrikt door alle inspanningen die op het terrein gebeuren.

 

Uw collega, minister Milquet, is half juli ter plaatse geweest. Zij heeft toen een aantal bijkomende maatregelen aangekondigd. Ik vraag u thans, in uw hoedanigheid van minister van Justitie, op welke manier de samenwerking tussen het Belgische en het Franse gerecht kan worden verbeterd om de grenscriminaliteit in West-Vlaanderen efficiënter te bestrijden.

 

Zelf ben ik lid van de Eurometropool, een samenwerking tussen Kortrijk, Doornik en Rijsel. Dit thema is daar ook herhaaldelijk op de agenda gekomen. Alle hens aan dek om de zware problematiek van de grenscriminaliteit op een efficiënte manier aan te pakken zodat de inwoners niet langer met de angst moeten leven om Franse criminelen aan de deur te krijgen.

 

Mevrouw de minister, ik kijk uit naar uw antwoord.

 

09.03  Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, net zoals mevrouw Lahaye-Battheu ben ik een inwoner van de grensstreek, meer bepaald van Wervik. Wij werden het voorbije half jaar reeds verschillende malen geconfronteerd met overvallen.

 

Gelukkig is er gisteren een strenge straf uitgesproken door de rechtbank in Ieper tegen een Franse bende die eerder dit jaar zorgde voor een zeer gewelddadige overval. Het oprollen van dergelijke bendes is bijzonder belangrijk.

 

Jammer genoeg was er dit weekend — net voor die uitspraak — een nieuwe bende actief. Deze keer is het een bende die gebruikmaakt van vuurwapens. Dat is een nieuw gegeven en toont aan dat het fenomeen van grenscriminaliteit steeds gewelddadiger wordt.

 

Daarom, mevrouw de minister, richt ik mijn vraag thans tot u, als is er ook al een vraag ingediend voor minister Milquet.

 

Het gerecht in België doet zijn werk. Gisteren was er de uitspraak ten aanzien van die Franse bende en de leden ervan krijgen een straf van vijf jaar. Hoe en op welke manier zullen de gerechtelijke diensten verder proactief optreden en op zoek gaan naar die bendes in het noorden van Frankrijk, rond Rijsel en Roubaix. Het is immers zo dat als de ene bende wordt opgepakt, er vijf minuten later al een andere bende de grensstreek onveilig maakt.

 

Bent u van plan om de samenwerking met Frankrijk te intensifiëren? Zo ja, hoe ziet u dat en welke mogelijkheden ziet u op zeer korte termijn?

 

09.04 Minister Annemie Turtelboom: Natuurlijk zijn wij ons ten zeerste bewust van de problematiek. Op het ogenblik zijn er onderhandelingen om het akkoord van Doornik van 5 maart 2001 te herzien.

 

Vandaag, 13 november, is er een vergadering op Binnenlandse Zaken met de Franse collega’s. Met de voorgestelde wijzigingen komt men tegemoet aan de noden van de operationele diensten. Maar omdat het om het operationele aspect gaat, neemt Binnenlandse Zaken het voortouw in het dossier.

 

Ik kan natuurlijk geen uitspraken doen over het vervolgingsbeleid van Frankrijk. Men oordeelt daar zelf over de strafvervolging en de opportuniteit ervan. Op het niveau van de magistratuur bestaat er al een behoorlijk goede vorm van samenwerking. Er zijn bijvoorbeeld regelmatig informele contacten tussen de procureurs des Konings van Kortrijk, Doornik en Rijsel.

 

Bovendien is er sinds 2008 tweemaandelijks operationeel overleg in Ieper tussen de Belgische en Franse politiediensten in aanwezigheid van magistraten van beide landen. Voor België gaat het om de arrondissementen Ieper, Kortrijk, Veurne en Doornik. Doel van het overleg is enerzijds het detecteren van fenomenen en parallelle onderzoeken, waarin er gezamenlijk opgetreden kan worden, en anderzijds het uitwisselen van informatie, zowel op politioneel vlak, als op het vlak van gerechtelijke procedures. Ook in de CCPD, de Centres de coopération policière et douanière in Doornik, zijn er contacten tussen de magistraten en politiediensten.

 

Voorts werd er recentelijk een joint investigation team opgericht voor een reeks zware feiten in de grensregio. Dat gemeenschappelijk onderzoeksteam wordt ingesteld om strafrechtelijke onderzoeken te verrichten. Hierin zijn speurders van de federale gerechtelijke politie van Ieper, Kortrijk en Doornik actief.

 

Wat het overige betreft, zijn er geregeld initiatieven om de problemen in de grensregio onder de aandacht te brengen. Zo zat de directie van Unizo enkele maanden geleden samen met de procureur des Konings van Kortrijk en de politie om de grenscriminaliteit te bespreken. Ook hier werd in de eerste plaats een uitbreiding van het akkoord van Doornik gevraagd.

 

Gisteren, 12 november, werden personen veroordeeld voor de grenscriminaliteit waarnaar verwezen werd. In twee processen betreffende de reeks woninginbraken, ramkraken, homejackings en garagediefstallen die sinds begin dit jaar in de Frans-Belgische grensstreek voorkwamen, heeft de correctionele rechtbank in Ieper ten eerste drie Fransen veroordeeld tot respectievelijk achttien maanden, vier jaar en vijf jaar gevangenisstraf, deels met uitstel, omdat ze deel uitmaken van een criminele organisatie, en, ten tweede, een andere Fransman veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf voor een reeks ramkraken en homejackings.

 

09.05  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, u stelt heel duidelijk dat u zich niet kunt inlaten met het Franse vervolgingsbeleid. Betekent het nu dat professor De Ruyver gelijk heeft? Of heeft hij geen gelijk?

 

Er is een overleg. U hebt uitgelegd wat er allemaal gebeurt tussen het Belgische en het Franse gerecht, maar als het Franse gerecht niet vervolgt, heeft dat wel een invloed bij ons. Ik weet niet of u het zich nog herinnert, maar in de plenaire vergadering heb ik de voorgaande minister van Justitie ondervraagd over een jongetje dat van thuis weggelopen was. Pas een week later heeft het Franse gerecht dat laten weten aan het Belgische. Er was toen ook al niet echt een goede communicatie tussen België en Frankrijk. De burgers worden daardoor wel getroffen.

 

Het kan wel goed zijn dat er een overlegmoment plaatsvindt, maar wat is het gevolg aan de Franse zijde? Mijn vraag was duidelijk. Ik heb er eigenlijk geen antwoord op gekregen. Professor De Ruyver insinueert dat er in Frankrijk niet vervolgd wordt. Er mag dan wel een overlegmoment zijn, maar klopt het? Wat komt er uit dat overlegmoment? Wat is de reactie van de procureurs? Hebben zij u laten weten dat er een overlegmoment heeft plaatsgevonden, maar dat zij aan de Franse zijde geen reactie krijgen? Mijn vraag was: heeft professor De Ruyver gelijk of niet. Ik heb daar van u geen antwoord op gekregen.

 

09.06  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Ik begrijp niet zo goed wat de collega bedoelt, want de feiten waarover wij hier spreken, zijn feiten van grenscriminaliteit. Die gebeuren bij ons, in België, in de arrondissementen die u opgenoemd hebt: Ieper en Kortrijk. Dergelijke feiten worden dan ook bij ons onderzocht en vervolgd. Dat is de verantwoordelijkheid van onze procureurs.

 

Ik heb duidelijk gehoord dat de procureurs van de grensstreek om de twee maanden samenzitten om informatie uit te wisselen en te kijken met welke onderzoeken men bezig is. Men bekijkt dan of men inlichtingen kan uitwisselen, zodat de onderzoeken beter vooruitgaan. Op dat punt begrijp ik de kritiek niet goed.

 

Voor het overige dank ik u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik meen dat het belangrijk is dat de onderhandelingen over het akkoord van Doornik, waarover wij nu al lang spreken, eindelijk in een beslissende fase komen. Op die manier kunnen wij verdere stappen doen naar een betere opsporing van de daders van dergelijke grenscriminaliteit.

 

09.07  Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het is goed dat men de akkoorden van Doornik aan het herbekijken is in de strategische werkgroepen en nagaat of ze kunnen worden uitgebreid.

 

Wij zullen het dossier zeker opvolgen. De verontruste inwoners en handelaars van de grensstreek zien dat liever gisteren dan morgen gebeuren. Hoe vlugger, hoe beter.

 

Daarnaast hoor ik van u opnieuw hetzelfde verhaal als van minister Milquet. Er zijn wel overlegmomenten tussen de Fransen en de Vlamingen, wat goed is. Het zou misschien goed zijn dat de politie of de gerechtelijke arrondissementen dat ook communiceren aan de burgers, dat men met de communicatieambtenaar samenzit en aan de burger uitlegt waarmee men bezig is, zonder dat daarom het geheim van de lopende onderzoeken wordt geschonden, zodat er ook vanuit de streek een beter begrip komt van wat er door de instanties allemaal wordt gedaan.

 

Ik dank u om die suggestie eventueel in overweging te nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.36 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15.36 heures.