Commission de la Défense nationale |
Commissie
voor de Landsverdediging |
du Mercredi 24 octobre 2012 Matin ______ |
van Woensdag 24 oktober 2012 Voormiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.13 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Filip De Man.
Le développement des questions et interpellations commence à 11.13 heures. La réunion est présidée par M. Filip De Man.
01 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "l'avenir de l'Institut des Vétérans" (n° 13218)
01 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de toekomst van het Instituut voor Veteranen" (nr. 13218)
01.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'accord de gouvernement prévoit de se pencher sur l'avenir de l'Institut des Vétérans et de l'Institut National des Invalides de Guerre (INIG), de renforcer son action en faveur des vétérans et dans le domaine de la mémoire. Mais, selon la presse, il existe certaines velléités de suppression de l'Institut des Vétérans pour des raisons d'ordre budgétaire; pourtant, rien qu'entre 2007 et 2010, près de 15 000 ex-militaires belges ont été reconnus comme vétérans pour avoir participé à au moins une mission opérationnelle à l'étranger.
Pour notre groupe, une telle suppression pure et simple serait inacceptable car elle priverait les bénéficiaires, parfois très âgés, de leur interlocuteur historique. De plus, il s'agit de souligner l'importance de sa politique mémorielle qui s'en trouverait gravement compromise, alors que se prépare la commémoration du centenaire de la Grande Guerre. S'il est indispensable de chercher à optimaliser et à rationaliser les frais administratifs de ces instituts, la politique menée vis-à-vis des vétérans et le devoir de mémoire restent indispensables et méritent dès lors toute l'attention, conformément à l'accord de gouvernement.
Monsieur le ministre, quelles initiatives avez-vous prises, conformément à l'accord de gouvernement, pour que l'Institut des Vétérans et l'INIG puissent renforcer leur action en faveur des vétérans ainsi que dans le domaine de la mémoire? Des réformes de ces instituts sont-elles envisagées? Si oui, lesquelles et selon quel calendrier? Enfin, selon vous, et notamment dans les préparatifs de la commémoration de la guerre 14-18, quels sont les rôles que ces instituts seront amenés à jouer sur le plan de la mémoire?
01.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, je salue la présence des représentants de la Fédération russe.
Cher collègue, en ma qualité de ministre de la Défense, mais également en tant que ministre compétent pour les victimes de guerre, il va de soi que les vétérans méritent une attention particulière; mon devoir est aussi de sauvegarder l’acquis social dont bénéficient les victimes de guerre. C'est donc bien ce que j'ai l'intention de réaliser. Cependant, en tant que membre d'un gouvernement contraint à prendre des mesures d'assainissement des finances publiques, vous comprendrez qu'il m'incombe également de gérer les fonds de l'Etat en bon père de famille.
Par conséquent, la question à se poser quant à la concrétisation de ce qui a été convenu dans l'accord de gouvernement concernant l'Institut des Vétérans et l'INIG est de savoir si l'organisation de la gratuité des soins de santé, de l'action sociale et morale ainsi que du devoir de mémoire se réalise avec les structures appropriées et correctement dimensionnées.
À l'heure actuelle, les coûts de structure représentent 38 % du budget de l'Institut. Si ces structures sont maintenues, leurs coûts représenteront 73 % du budget en 2017.
Dès lors, j'ai annoncé un processus d'évaluation auquel j'associerai les parties concernées dans le but de faire une proposition concrète au gouvernement pour le contrôle budgétaire 2013. Le ministre des Affaires sociales m'a assuré de sa collaboration en la matière. L'exercice est en cours. Je vous demande donc de bien vouloir patienter et d'en attendre les résultats qui devraient être connus d'ici quelques mois, je l'espère.
Il est évident que l'Institut aura un rôle à jouer dans la préparation de la commémoration du centenaire de la Première Guerre mondiale, tant dans l'accomplissement des efforts de mémoire que par les projets qu'il propose dans le cadre du programme fédéral de commémoration. Son expertise et la qualité de ses réalisations sont indispensables à la concrétisation de ce programme de commémoration. C'est la raison pour laquelle l'Institut est systématiquement représenté au sein du comité d'organisation mis en place par le gouvernement et qu'il dirige le comité scientifique chargé de l'appui historique de l'ensemble du programme. Ce projet, limité dans le temps, nous oblige à entamer une réflexion sur la place que doit prendre l'Institut dans l'effort de mémoire et les efforts que la société doit consentir en personnel, en infrastructures et en moyens budgétaires pour concrétiser cette mission.
01.03 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses assez rassurantes. Concernant le premier point, je vous félicite pour votre initiative de concertation avec votre collègue. Mon groupe restera néanmoins vigilant et attentif à ce que l'optimalisation ne rime pas avec la remise en cause de certains services. En parallèle, nous vous remercions pour vos initiatives.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de neergestorte F-16" (nr. 13232)
02 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le crash d'un avion F-16" (n° 13232)
02.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, op donderdag 16 augustus stortte een F-16 neer op het militair domein in Peer. De piloot kon zich tijdig in veiligheid brengen door de schietstoel te gebruiken. Er zou ook brand uitgebroken zijn op de startbaan.
Over dat voorval wil ik u enkele vragen stellen. Het zomerreces is ertussen gekomen, het is ondertussen al eind oktober. Wij hebben al veel persberichten kunnen lezen en ik heb al heel veel antwoorden gekregen. Ik kan misschien nog vragen welke soort vogel in de motor is gevlogen. De vragen waarop ik via persberichten al uitgebreid antwoord heb gekregen, zal ik laten vallen.
Mijnheer de minister, kunt u nog meer uitleg geven over dat incident?
Is er al meer duidelijkheid over de oorzaken van de crash? Indien niet, wanneer verwacht u dat het onderzoek zal worden afgerond?
Welke procedure volgt Defensie wanneer een vliegtuig neerstort?
Tot slot, op hoeveel euro wordt de schade geraamd? Ik bedoel dan niet enkel de schade aan de F-16, hoewel de bedragen daarvoor in de pers varieerden van 12,5 miljoen euro – ik denk dat we in dat geval meteen enkele bestellingen kunnen plaatsen – tot 60 of 70 miljoen euro. Ook de bodem moet gesaneerd worden en er moet onderzoek gebeuren naar de vernielde gewassen.
02.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Grosemans, ik zou er mij kort van af kunnen maken door te zeggen dat het onderzoek bij het parket loopt, maar ik zal u een iets uitvoeriger antwoord geven.
De neerstorting van de F-16 op 16 augustus van dit jaar is waarschijnlijk te wijten aan het falen van de motor tijdens het opstijgen van op de basis van Kleine Brogel. Uit getuigenissen is gebleken dat er een vogel opgezogen zou zijn door de motor. Dat moet nog bevestigd worden door het veiligheidsonderzoek.
De procedure die wordt toegepast na een ongeval met een militair vliegtuig, is afhankelijk van de plaats van het gebeuren. Zo heeft elke vliegbasis een verantwoordelijkheidzone in haar onmiddellijke nabijheid.
Wanneer het ongeval binnen die zone gebeurt, zoals dat op 16 augustus 2012 het geval was, treedt het rampenplan van de basis in werking. Gebeurt het ongeval buiten de zone, dan geldt een territoriale instructie waarvoor de provinciecommandant de uitvoeringsverantwoordelijkheid draagt. Het operatiecentrum van Defensie, COps, in nauwe coördinatie met het crisiscentrum dat op de plaats van het incident wordt opgericht, verwittigt in eerste instantie de militaire en burgerlijke nooddiensten. Tevens verzamelt het COps alle informatie en brengt het de betrokken autoriteiten en diensten op de hoogte.
Op dit moment maakt het verongelukte toestel nog het voorwerp uit van een gerechtelijk onderzoek en van een vliegveiligheidsonderzoek van het zogenaamde Aviation Safety Directorate. Zodra het vliegtuig wordt vrijgegeven, beslist men naar gelang van de staat van de resterende stukken over de bestemming van het toestel.
Gezien de aard van het ongeval wordt in dit geval een totaalverlies verwacht. Het vliegtuig wordt dus vernietigd. Een van de "gecocoonde" F-16’s zal na het uitvoeren van de nodige onderhoudsinspecties opnieuw in de operationele vloot worden opgenomen. Zo blijft de F-16-capaciteit op hetzelfde niveau.
De piloot is met zijn parachute in een boom terechtgekomen. Hij bleef ongedeerd, maar werd voor een routinecontrole toch overgebracht naar een ziekenhuis, conform de procedure bij een dergelijk incident. Indien de resultaten van het medisch onderzoek positief zijn, worden de piloten opnieuw geschikt tot luchtdienst verklaard en mogen ze het vliegen onmiddellijk hervatten. Dat was het geval voor de betrokken piloot.
02.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor het antwoord. Ik wacht tot het onderzoek is afgerond en kom dan bij u terug met een opvolgingsvraag.
L'incident est clos.
- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "het ongeval met munitie op de Pampa Range" (nr. 13251)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het ongeval op het schietterrein Pampa Range" (nr. 13306)
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de hulpverlening bij het ongeval te Helchteren op 22 augustus en de wijze van het onderzoek naar de oorzaak" (nr. 13318)
- mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de minister van Landsverdediging over "de naleving van de veiligheidsregels bij militaire oefeningen" (nr. 13444)
- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "l'explosion de munition à Pampa Range" (n° 13251)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "l'accident survenu sur le champ de tir Pampa Range" (n° 13306)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "les secours lors de l'accident survenu à Helchteren le 22 août et les modalités de l'enquête sur ses causes" (n° 13318)
- Mme Julie Fernandez Fernandez au ministre de la Défense sur "le respect des règles en matière de sécurité durant les exercices militaires" (n° 13444)
De voorzitter: De heer Geerts laat zijn samengevoegde vraag 13318 omzetten in een schriftelijke vraag.
03.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op woensdag 22 augustus raakten zeven militairen gewond bij het uitladen van munitieresten. De munitie kwam waarschijnlijk door zelfontbranding tot ontploffing.
Drie militairen waren in levensgevaar. Twee van hen werden overgebracht naar Neder-over-Heembeek en naar Luik. Enkele dagen later kregen wij het trieste nieuws dat een militair was overleden. Samen met mijn fractie wens ik mijn medeleven te betuigen aan de familie.
Wij weten dat Defensie heel wat inspanningen levert om ongevallen te voorkomen. Dat is helaas niet altijd mogelijk, wat voor heel wat leed zorgt.
Mijnheer de minister, ik wil u de volgende vragen stellen. Kunt u meer duiding geven bij de oorzaak van dit zware ongeval? Volgens de gangbare procedure worden arbeidsongevallen met munitie in een bijzondere onderzoekscommissie van Defensie onderzocht. Ik heb gelezen dat ook DOVO een eigen onderzoek start, evenals het parket.
Kunt u al resultaten van het onderzoek meedelen? Indien de resultaten nog niet bekend zijn, wanneer verwacht u dat het onderzoek zal worden afgerond?
Na het ongeval werd ook het Medisch Interventieplan Limburg, het MIL, afgekondigd. Hoe verliep deze samenwerking met de civiele sector?
03.02 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het verhaal is al geschetst. Op 22 augustus vielen een aantal slachtoffers bij een explosie van munitieresten. Dit valt heel erg te betreuren en ook de Ecolo-Groen-fractie wil haar medeleven betuigen aan de familie.
Wij vinden wel dat Defensie alles moet doen om het onderzoek in de best mogelijke omstandigheden en in de grootst mogelijke transparantie te laten verlopen. Alleen zo kunnen wij leren uit eventuele fouten.
Via de pers liet u weten dat de hulpverlening aan de slachtoffers vlekkeloos verliep. Blijft u daarbij of werden er volgens u toch een aantal procedurefouten gemaakt?
Klopt het dat het ongeval gekwalificeerd werd als een ongeval in het kader van de paraatstelling? Zo ja, op welke basis? Een dergelijke kwalificatie betekent dat de vakorganisaties — de militairen zelf dus — enkel recht hebben op informatie en niet zelf betrokken worden bij het onderzoek.
Hoelang heeft de ambulance er na het ongeval over gedaan om de plaats van het ongeval te bereiken?
Welke munitie werd op dat moment onschadelijk gemaakt? Ging het om privémunitie of om munitie van Defensie zelf?
Tot slot, welke lessen trekt Defensie uit het jammerlijke ongeval?
03.03 Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, fin août, une explosion de munitions est survenue sur le champ de tir militaire de Helchteren. Ce terrain est utilisé régulièrement tant par des effectifs belges que par des forces aériennes de l'OTAN, notamment pour effectuer des exercices de largage de bombes. Il semblerait que cet accident se soit produit lors du déchargement d'un véhicule léger militaire type Unimog.
Malgré le caractère accidentel de cette explosion, il n'en reste pas moins qu'il s'agit d'un véritable drame puisque sept militaires du service de déminage ont été blessés dans cette explosion et que l'un d'entre eux, Johan Bosmans, est ensuite décédé. Au-delà de ce drame accidentel que nous déplorons bien évidemment, cet événement semble relever de possibles dysfonctionnements en termes de respect des règles minimales de sécurité et des moyens dont dispose la composante médicale pour assurer la sécurité de ce type d'entraînement conformément aux directives en vigueur.
Monsieur le ministre, quelles sont les circonstances exactes de cet accident? Une enquête a-t-elle été ouverte pour vérifier et analyser le déroulement des événements et des procédures tant durant l'exercice que pour l'évacuation des blessés?
Il semblerait que certaines règles en matière d'appui médical pendant les activités d'entraînement, notamment le temps de réaction, n'ont pas été respectées. Qu'en est-il exactement?
En fonction des conclusions d'une enquête, quelles mesures comptez-vous prendre notamment pour véritablement renforcer les moyens humains et matériels de la composante médicale durant de tels exercices et ce, en tenant également compte d'autres incidents de ce type qui ont eu lieu précédemment, comme à Bourg-Léopold?
03.04 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, un accident tragique a eu lieu le 22 août dernier sur le champ de tir appelé Pampa Range.
Het gerechtelijk onderzoek is lopende. Voorlopig kan worden meegedeeld dat het parket ter plaatse was. Informatie werd ingezameld en een expert van het labo werd gevorderd. Vijf van de slachtoffers van het ongeval werden ondertussen reeds gehoord.
Op basis van deze resultaten zal worden beslist om al dan niet tot een wedersamenstelling over te gaan.
Ik kan hier nog niet bij vermelden dat door de verklaringen van de slachtoffers een goed beeld voorhanden is van wat zich op Pampa Range heeft afgespeeld tot juist voor het ongeval. Het onderzoek wordt bemoeilijkt doordat de meeste sporen door het vuur of het bluswater werden vernietigd.
De samenwerking tussen het parket en Defensie verloopt via de dienst van de gerechtelijke politie in militair milieu.
Outre l'enquête menée par le parquet, le chef de la Défense a mandaté un Land Accident Investigation Team, composé de spécialistes en munitions et de conseillers en prévention pour mener une enquête.
Au niveau médical, ce 22 août, l'assistance était totalement entre les mains du milieu civil. Il n'est dès lors pas question d'une collaboration entre les services d'aide civile et militaire.
Wat de representatieve vakorganisaties betreft, zij worden wel degelijk bij het onderzoek betrokken. Zodra de resultaten van het Land Accident Investigation Team bekend zullen zijn, zullen de vakbonden daarover worden geïnformeerd. Daarnaast zullen zij in het basisoverlegcomité hun formeel advies kunnen uitdrukken over de eventueel uit het ongeval te trekken lessen.
03.05 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoor dat er een wedersamenstelling komt en dat het onderzoek nog volop aan de gang is. Er was heel zware kritiek van de legervakbonden, zowel van de ACOD, als van de ACMP. Ik verneem nu dat zij wel betrokken zullen worden in het basisoverlegcomité.
Ik zal dat verder opvolgen, want hun kritiek was wel heel zwaar. Zij zeiden dat Defensie onvoldoende is voorbereid. Het brandweerkorps van Leopoldsburg werd eerst verwittigd, in de plaats van dat van Genk. Zij stonden in Hechtel, in plaats van in Helchteren, de poort was gesloten, enzovoort. Ik hoor nu dat de bonden wel betrokken zullen worden bij het onderzoek. Ik zal het verder opvolgen.
03.06 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Grosemans, ten eerste, het parket beslist tot een wedersamenstelling, niet wij. Ten tweede, ik zou in dit geval echt niet vooruitlopen op welke conclusie dan ook.
03.07 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb daarvoor alle begrip. Wij mogen inderdaad niet vooruitlopen, als er nu nog een onderzoek moet plaatsvinden of als het onderzoek nog lopende is.
De syndicale organisaties hebben natuurlijk wel een aantal uitspraken gedaan. Daarbij was er ook sprake van een aantal fouten binnen Defensie. Ik geef een voorbeeld. Ik heb hier een persartikel voor mij, waaruit blijkt dat Defensie eerst een verkeerde locatie zou hebben doorgegeven, en dergelijke.
Laten wij het onderzoek afwachten, maar laten wij dat wel in alle openheid doen. Wij moeten er vooral ook de nodige lessen uit trekken.
U zegt dat de syndicale organisaties daarbij betrokken zullen worden en dat de resultaten van het onderzoek aan het basisoverlegcomité zullen worden voorgelegd. Het niveau van het basisoverlegcomité is natuurlijk lokaal, terwijl er bij Defensie toch een richtlijn bestaat waarin gesteld wordt dat, als er een LAIT, een onderzoeksteam, intervenieert en een onderzoek verricht, de mededeling van de resultaten van dat onderzoek, en dus ook het overleg met de vakorganisaties, binnen het hoogoverlegcomité Welzijn, op het niveau van de Defensiestaf, moet gebeuren.
Ik denk niet dat uw antwoord in die zin echt tegemoetkomt aan de vraag naar voldoende transparantie en betrokkenheid van de militairen en de vakorganisaties op het juiste niveau. Als het onderzoek is afgesloten, zal ik u een volgende vraag stellen.
03.08 Julie Fernandez Fernandez (PS): Monsieur le président, tout comme mes collègues, je pense qu'il faut attendre les résultats de l'instruction en cours. Nous vérifierons alors si les règles minimales de sécurité ont bien été respectées.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 13270 van mevrouw Ponthier wordt uitgesteld tot de volgende commissiezitting.
- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "les opérations de rapatriement d'Afghanistan" (n° 13271)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "le retrait de KAIA" (n° 13655)
- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de terugkeer van onze militairen uit Afghanistan" (nr. 13271)
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de terugtrekking van KAIA" (nr. 13655)
04.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme nous le savons, notre armée a dû relever un défi logistique sans précédent: celui du rapatriement de la compagnie – 270 hommes et leur matériel -, déployée sur l'aéroport international de Kaboul pour en assurer la protection. Selon la presse, le coût estimé de ce rapatriement tournerait entre 4 et 9 millions d'euros.
Dans ce cadre, monsieur le ministre, j'aimerais vous poser les questions suivantes. Quel bilan tirez-vous du défi logistique que représentait le rapatriement de nos 270 militaires déployés à l'aéroport de Kaboul? Quelles leçons sont-elles tirées en prévision du rapatriement définitif? Sur la base de ce rapatriement, comment comptez-vous améliorer le plan de rapatriement de nos soldats à l'avenir? Enfin, en savez-vous plus sur le coût global du rapatriement de nos militaires ainsi que du matériel?
04.02 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, nu de laatste manschappen die KAIA moesten bewaken, allemaal terug op eigen bodem zijn, rest Defensie de taak om ook het aanwezige materieel terug te brengen. Dat zal geen makkelijke opdracht zijn.
In totaal zou er sprake zijn van een zestigtal voertuigen en een vijftigtal containers, die moeten worden teruggebracht. De kostprijs van de operatie zou volgens schattingen tussen 4 en 9 miljoen euro bedragen.
Mijnheer de minister, zal al het materiaal per vliegtuig via Turkije worden teruggebracht of zal een deel worden verscheept? Hoeveel ton materieel zal in totaal worden overgevlogen? Hoeveel zal per vliegtuig en hoeveel per schip worden overgebracht? Welk materiaal blijft achter? Hoe hoog worden de kosten van de operatie geraamd?
Tegen wanneer hoopt Defensie de operatie tot een goed einde te brengen, want ik heb gehoord dat u weeral moet besparen op Defensie?
04.03 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la mission de protection à l'aéroport de Kaboul s'est achevée le 30 septembre. Une équipe spécialisée a été mise en place pour le démantèlement des installations et le conditionnement du matériel en vue de son transport vers la Belgique.
Au total, il s'agit d'une quarantaine de spécialistes en logistique, communication, infrastructure et transport, soutien médical, munitions, prévention, environnement et bien-être. Le retour d'un premier peloton de 40 hommes a eu lieu fin juillet 2012. Le reste du personnel est rentré de façon échelonnée les 3, 7 et 17 octobre.
Fin novembre, une fois que tout le matériel aura été expédié, les derniers militaires belges assignés à la mission de protection de l'aéroport de Kaboul quitteront l'Afghanistan. Tout au long du processus, la sécurité des militaires belges reste assurée.
Lors de l'élaboration du plan de redéploiement, de nombreux contacts ont été pris avec les partenaires de l'OTAN et de l'Union européenne pour bénéficier de leur expérience en la matière. Toutes les synergies possibles sont recherchées avec nos partenaires pour l'exécution de ce retour.
In totaal wordt 1 223 ton aan materieel vanuit Kaboel overgevlogen, waarvan 400 ton rechtstreeks naar België gaat. Het resterende materieel zal in Trabzon, in Turkije, worden ontladen om verder per schip zijn weg naar België te vervolgen.
Een deel van het materieel wordt niet teruggestuurd naar België. Dat geldt voor het materieel waarvan de kostprijs voor de verplaatsing niet in verhouding staat tot de restwaarde, enkel indien het geen gevoelig militair materieel betreft. Een ander deel betreft materieel dat herverdeeld wordt ten voordele van de andere Belgische detachementen in Afghanistan en ten voordele van NAVO-partners die ons ter plekke hebben afgelost of waarmee wij een permanent en wederzijds samenwerkingsverband hadden.
Het totale gewicht van dat materieel werd nog niet berekend. De kosten voor de logistieke operatie worden geraamd op 6,4 miljoen euro. De operatie wordt beëindigd, eenmaal het schip terug is in Brugge en de aankomst wordt verwacht op 13 december 2012.
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "l'Europe de la Défense" (n° 13282)
05 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "het Europa van de Defensie" (nr. 13282)
05.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la Défense nationale occupe une place importante dans la politique internationale de notre pays, mais aussi de l'Union européenne. Une cohérence européenne en ce domaine doit donc plus que jamais constituer une priorité politique. C'est dans cette volonté proactive de voir se créer une véritable Europe de la Défense – au-delà de simples initiatives bilatérales – que mon groupe avait déposé une résolution. Il s'agit de permettre une meilleure convergence européenne en termes de politique industrielle, de développement stratégique ou de formation des militaires. C'est donc avec beaucoup de plaisir que j'ai pu prendre connaissance, via la presse, de votre entretien avec le nouveau ministre français de la Défense, lequel prône également une intégration européenne plus poussée tout en suivant une approche pragmatique.
J'aimerais dès lors, monsieur le ministre, vous poser les questions suivantes. Quelle fut la portée des propos de votre homologue français dans la perspective d'avancer vers une Europe de la Défense? Quels points concrets avez-vous abordés durant cette rencontre? Quelles pourraient être les avancées en termes de formation des militaires, de compatibilité du matériel militaire ou de développement d'une politique industrielle réellement européenne à court et long termes? Quelles suites pourraient être données à cette rencontre, notamment avec les autres États membres? Que pensez-vous de la possibilité de mettre sur pied un état-major européen harmonisé? Enfin, durant cet entretien, vous avez émis l'idée de proposer la création d'une unité multinationale d'A400M, qui serait basée à Melsbroek. Avez-vous consulté le secrétaire d'État à la Mobilité ainsi que la Région bruxelloise à cet égard? D'autres options sont-elles envisageables sur le sol belge?
05.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, monsieur Dufrane, ma rencontre avec le ministre français Jean-Yves Le Drian, le 3 septembre dernier, s'est déroulée en marge de sa visite au siège de l'OTAN et de l'Union européenne. À cette occasion, nous avons échangé quelques points de vue portant sur différents sujets.
Ainsi, outre un survol des opérations auxquelles nous participons conjointement, nous avons abordé la collaboration dans le domaine de la formation et de l'entraînement des pilotes. Dans ce cadre, la formation conjointe des pilotes des hélicoptères NH90 et l'entretien commun des appareils étaient également inscrits à l'ordre du jour, tout comme le projet de création à Melsbroek d'une unité internationale composée d'A400M belges, luxembourgeois, français et allemands. Ce projet est toujours à l'étude. Pour plus de détails à ce sujet, je vous renvoie aux réponses que j'ai fournies à vos questions du 19 juin dernier.
Sur le plan du développement de l'Europe de la Défense, mon homologue a insisté sur quatre points importants: les menaces auxquelles l'Europe est confrontée; la réorientation stratégique des États-Unis, qui placent désormais la zone Asie-Pacifique au centre de leurs préoccupations; les contraintes budgétaires et, enfin, plus généralement, la recherche d'un destin par l'Europe.
Pour mémoire, dans les conclusions du Conseil européen de juin 2012, il est notamment aussi mentionné: "Un débat approfondi sur ce sujet des questions de défense et, en particulier, le développement des capacités militaires européennes, pourrait avoir lieu au cours du deuxième semestre 2013. Il devrait tenir compte des liens avec la politique industrielle, le secteur de la recherche et de l'innovation et le marché intérieur." Le Conseil européen de fin 2012 devrait établir une feuille de route à cet effet.
Afin de développer une politique industrielle à vocation européenne, il est clair que l'Europe de la Défense doit faciliter la définition commune des capacités militaires dont elle et ses États membres veulent se doter.
L'Agence européenne de défense (AED/EDA), créée à cette fin, est l'outil qui reste le forum par excellence pour développer ou créer de nouvelles coopérations aussi bien dans le domaine de la formation que du développement capacitaire. En effet, les équipements développés et acquis sur base de spécifications européennes communes seront pour le moins compatibles et standardisés et, au mieux, identiques, ce qui facilitera fortement leur mise en œuvre et leur soutien logistique.
L'AED doit également jouer un rôle catalyseur dans le cadre du pooling and sharing (partage et mutualisation) et permettre ainsi à des coopérations binationales ou trinationales de devenir des coopérations à échelle européenne.
Enfin, la possibilité de mettre sur pied un état-major européen harmonisé n'a pas été traitée pendant cet entretien. Cela ne signifie bien évidemment pas que la Belgique renonce à son intention d'œuvrer, au moment opportun, à la création d'un quartier général opérationnel, tel que je l'avais exposé en réponse aux questions que vous avez posées en date du 17 octobre 2011.
05.03 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je constate que cette rencontre était positive et a le mérite d'aller dans le bon sens.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 13317 van de heer Geerts wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vragen nrs. 13343 en 13347 van de heer Van der Maelen worden op zijn verzoek uitgesteld naar de volgende commissievergadering. De heer Dallemagne is niet aanwezig en derhalve wordt zijn vraag nr. 13382 uitgesteld tot de volgende commissievergadering.
- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense sur "la situation au Mali" (n° 13384)
- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "l'intervention possible d'une force militaire internationale au Mali" (n° 13562)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "les propos tenus par le ministre des Affaires étrangères, Didier Reynders, concernant une (éventuelle) participation de la Défense à une opération militaire au Mali" (n° 13654)
- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "la demande du Conseil de sécurité des Nations Unies de constituer une force militaire internationale en ce qui concerne le nord du Mali" (n° 13657)
- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Landsverdediging over "de toestand in Mali" (nr. 13384)
- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de eventuele interventie van een internationale troepenmacht in Mali" (nr. 13562)
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de uitspraken van minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders aangaande een (mogelijke) deelname van Defensie aan een militaire operatie in Mali" (nr. 13654)
- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de vraag van de VN-Veiligheidsraad om een internationale troepenmacht samen te stellen wat betreft de situatie in Noord-Mali" (nr. 13657)
06.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, le Mali a officiellement demandé, dans une lettre au secrétaire général des Nations unies, M. Ban Ki-moon, une résolution du Conseil de sécurité autorisant "l'intervention d'une force militaire internationale afin d'aider l'armée malienne à reconquérir les régions du Nord occupées".
Auparavant, Bamako et la CEDEAO ont conclu un accord de principe prévoyant l'envoi de bataillons au Mali pour soutenir les soldats maliens dans leurs combats contre les islamistes. La France semble d'ores et déjà soutenir l'idée d'une intervention internationale. L'Union européenne et la Belgique se sont également montrées prêtes à participer.
En effet, selon la presse, le ministre des Affaires étrangères a indiqué s'être concerté avec vous pour "faire quelque chose, comme de la formation et de l'entraînement pour les troupes de la CEDEAO".
J'aimerais, dès lors, monsieur le ministre, vous poser les questions suivantes:
- Quel soutien la communauté internationale devrait-elle apporter à cette intervention militaire de la CEDEAO au Mali?
- La "proposition" du ministre des Affaires étrangères de soutien à l'action d'une force militaire de la CEDEAO sur place a-t-elle été concertée en Conseil des ministres?
- Quels seraient les objectifs et moyens mis en place par notre pays ou l'Union européenne selon cette proposition?
- Quelles implications cette proposition aurait-elle sur le département de la Défense et quelle concertation est ou serait organisée avec l'armée française et celle des autres Etats membres européens?
06.02 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij op dit punt aan bij de vorige vraagsteller – natuurlijk niet ideologisch maar inhoudelijk.
Hoe staat u tegenover de mogelijke inzet van Belgische soldaten in Mali, eventueel voor training en opleiding?
Koppelt u hieraan ook voorwaarden zoals uw collega Reynders heeft gedaan in de pers? Zo ja, dewelke?
Onder welke vlag acht u dit het meest wenselijk, de NAVO, de EU, een derde land of een ad-hoccoalitie?
Hebt u reeds overleg gepleegd met uw internationale partners betreffende een mogelijke militaire operatie in Mali? Zo ja, wat was de uitkomst hiervan?
Welke voorwaarden stellen onze internationale partners alvorens zich in dergelijke operatie in te schrijven?
06.03 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 12 oktober nam de VN-Veiligheidsraad unaniem een resolutie aan met betrekking tot de situatie in Mali. Het noorden van Mali valt sinds enkele maanden immers niet langer onder de controle van de voorlopige Malinese regering, maar is de facto in handen van de Toeareg-rebellen en militante islamitische groeperingen. Vooral die laatste baren de internationale gemeenschap grote zorgen omdat ze de lokale bevolking momenteel zouden terroriseren, streng islamitische leefregels zouden opleggen, eeuwenoude Soefi-heiligdommen zouden vernietigen en zogenaamde overspelplegers zouden stenigen.
De VN-Veiligheidsraad riep zowel de Malinese regering als de rebellenbewegingen en de vertegenwoordigers van de lokale gemeenschappen op om zo snel mogelijk een vreedzame politieke oplossing te vinden voor dit conflict. Via een resolutie gaf de Veiligheidsraad tegelijkertijd echter ook aan secretaris-generaal Ban Ki-Moon de opdracht om, samen met de West-Afrikaanse landen en de Afrikaanse Unie, binnen de 45 dagen gedetailleerde en haalbare aanbevelingen te doen die het ontplooien van een internationale militaire vredesmacht in het noorden van Mali moeten mogelijk maken.
Mijnheer de minister, worden de Europese Unie en België momenteel geconsulteerd door de secretaris-generaal van de VN betreffende dit actieplan en wat is momenteel de officiële houding van ons land ter zake?
Denkt u dat het bewerkstelligen van een dergelijke internationale vredesmacht in Mali op korte en middellange termijn haalbaar is?
Hoe sterk, zowel op het vlak van manschappen als van militair materieel, zal een dergelijke troepenmacht moeten zijn? Welke West-Afrikaanse landen zouden hieraan moeten deelnemen en kunnen een bijdrage leveren?
Kunt u meedelen of ook Europese landen, waaronder België, zullen gevraagd worden om deze operatie te ondersteunen? Op welke manier zou ons land daartoe zelf kunnen bijdragen?
06.04 Minister Pieter De Crem: Op 12 oktober 2012 nam de Veiligheidsraad unaniem een resolutie over Mali aan. Ten gevolge daarvan zijn we door de problematiek gevat.
Dans le cadre de la crise au Mali, bien qu'il soit prématuré d'élaborer des hypothèses en ce qui concerne sa contribution, la Belgique s'est déclarée prête à examiner toute demande qui lui serait adressée. Elle insiste cependant sur la nécessité d'une résolution de l'ONU, sur la clarté du mandat et sur l'implication des acteurs locaux, préalablement à toute intervention. Elle privilégie une opération menée par la Communauté économique des États d'Afrique de l'Ouest (CEDEAO) qui pourrait bénéficier d'un appui de l'Union européenne.
L'Union européenne pourrait contribuer à une réponse à cette crise en aidant financièrement la CEDEAO ou en lui dispensant des conseils en matière de planning des opérations (logistique, transport, renseignement et communication) ou encore en soutenant l'opération au moyen de transports stratégiques, par exemple.
La possibilité de mettre sur pied une European Union Training Mission (EUTM) est également à l'étude. Il s'agirait d'entraîner l'armée malienne et de lui apporter une aide à la réorganisation de sa structure de commandement.
Collega’s, momenteel ontwikkelt de Europese Unie een crisis management concept dat zal worden voorgelegd op de Buitenlandse Raad van 19 november 2012. Eenmaal dat concept wordt aanvaard, kan worden overgegaan tot de uitwerking van de samenstelling van een internationaal detachement dat instaat voor de steun aan de vorming van het Malinees leger. Het is ook duidelijk dat, indien België zou beslissen om deel te nemen aan een vredesmissie in Mali, die deelname zich logischerwijze moet inschrijven in het Europees initiatief.
06.05 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Mon groupe soutient pleinement la résolution 2071 du Conseil de sécurité. Cependant, nous insistons sur une triple conditionnalité à toute participation opérationnelle, logistique ou de formation de notre pays à cette mission. Il s'agit du besoin inconditionnel d'un cadre onusien et d'un cadre de coordination européen au sein de la Politique de Sécurité et de Défense commune (PSDC) ainsi que d'une concertation avec notre assemblée, comme le prévoit l'accord de gouvernement.
06.06 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
06.07 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, wij maken ons toch zorgen over de timing en de snelheid van die internationale troepenmacht. Wij vernemen immers dat er steeds meer buitenlandse jihadisten toekomen in Noord-Mali. We hopen dat er geen safe heaven ontstaat door een te lange periode vooraleer de troepenmacht zou komen.
Wij willen ook wijzen op het arbitrair geweld dat blijkbaar op dit ogenblik ernstig toeneemt door de strenge religieuze leefregels die daar worden opgelegd aan de bevolking.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 13401 van de heer Geerts wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "la poursuite de la participation belge à la FINUL" (n° 13456)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "le Liban" (n° 13659)
- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de verdere deelname van België aan UNIFIL" (nr. 13456)
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "Libanon" (nr. 13659)
07.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, en juillet, lors de ma précédente question sur le même sujet, vous m'indiquiez que "toutes les options restaient ouvertes" en fonction de nos capacités propres, en attendant la fin du mandat de la FINUL qui s'est achevé le 31 août dernier. Au-delà de l'excellent travail de déminage déjà réalisé par nos militaires, il était question de potentiellement faire évoluer notre participation vers de nouvelles tâches.
Depuis lors, cette échéance est derrière nous et j'ai pu lire vos propos dans la presse, à savoir que la mission des Casques bleus belges au Liban pourrait évoluer l'an prochain de tâches de déminage vers une mission de protection, avec un déploiement de véhicules blindés plus lourds.
Monsieur le ministre, depuis ma dernière question, où en sont l'évaluation et la possible évolution des tâches de nos militaires présents sur place au sein de ce mandat? En quoi consisterait une telle mission de protection? Avez-vous reçu la Strategic Review des Nations unies? Si oui, quels besoins précis ont-ils été mis en évidence et comment la Belgique et son armée pourraient-elles y répondre? Comment les débats sur cette mission ont-ils évolué au niveau de la position de nos diplomates belges auprès de l'ONU? Enfin, compte tenu de la situation régionale, quelles évolutions majeures sur le terrain ont-elles été relevées par nos militaires sur place?
07.02 Theo Francken (N-VA): De N-VA en sp.a verschillen in verband met Libanon enigszins van mening. Wij pleiten voor een terugtrekking uit Libanon. Onze aanwezigheid daar is van niet veel nut meer.
Uit uw antwoord van 10 juni 2012 blijkt dat Defensie mogelijk tot na februari 2013 in Libanon blijft, vooral op vraag van de PS. We mogen niet alleen in echt oorlogsgebied aanwezig zijn maar we moeten ook een vredestaak vervullen. In Libanon ontmijnen onze militairen. De vraag is wat dat in godsnaam uithaalt en hoeveel er precies wordt ontmijnd. Geven en nemen, zo gaat dat nu eenmaal in ons land.
De Force Protection werd op 1 juli 2012 van de Fransen door het East Detachment overgenomen. Recent liet u verstaan een voorstander te zijn van een heroriëntatie van de huidige missie van een ontmijningsopdracht naar een beschermingsopdracht.
Hoe evalueert u de veiligheidssituatie in Libanon en de effecten van de burgeroorlog in Syrië op de veiligheidssituatie in het gebied waar onze militairen actief zijn?
Hoe evalueert u de huidige Force Protection door East Detachment? De overgang verliep naar verluidt zonder problemen.
Indien België zijn inzet in Libanon naar een beschermingsopdracht heroriënteert, hoeveel extra manschappen en hoeveel materiële en financiële middelen zullen nodig zijn om de opdracht te kunnen uitvoeren?
07.03 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, depuis 2010, la tâche principale de BELUFIL est le déminage du corridor pour marquer la Blue Line. La Ligne bleue est la ligne de démarcation minée entre Israël et le Liban. Ce marquage de points constitue une importante mesure de confiance entre ces deux pays. Il n'y a toutefois pas de consensus sur tous les sujets.
Plus de 80 % des points pour lesquels un accord a été trouvé ont été déminés. D'une consultation entre l'ONU, le siège de la FINUL, à Naqoura, et le détachement belge à At Tiri, il ressort pourtant qu'un travail de déminage est encore à effectuer sur la Blue Line jusqu'au printemps 2013. Une fois celui-ci achevé, une évaluation de la mission sera réalisée et ce, en tenant compte d'une éventuelle demande officielle de l'ONU.
De Strategic Review en de Military Capability Study die werden uitgevoerd door de desk Buitenlandse Zaken van de Verenigde Naties zijn nog niet officieel, maar werden wel al becommentarieerd door de secretaris-generaal van de VN. Die stelt dat de inspanningen van UNIFIL zich prioritair moeten richten op de versterking van de samenwerkingsactiviteiten met het Libanese leger en op de operationele activiteiten langs de Blue Line. Die laatste activiteiten hebben een grote invloed op de grensincidenten.
La situation actuelle au Moyen-Orient a forcé le Liban à retirer deux de ses bataillons de la zone d'opération de la FINUL pour les engager dans la région frontalière avec la Syrie. La présence des troupes de la FINUL dans la zone entre le Liban et Israël reste donc indispensable pour garantir la stabilité dans la région.
Onze toekomstige inzet wordt dus bepaald door de evolutie van de toestand in Libanon, de progressie van de werken langs de Blue Line en de Belgische mogelijkheden in het kader van een eventuele vraag van de VN.
Wij wachten op het signaal, op de vraag van DKPO in New York, met het oog op de invulling van het mandaat FINUL en de rol die aan België wordt toebedeeld. Ik ben dus wachtende.
Ik denk dat wij nu iets meer dan 100 effectieven in het ontmijningsdetachement hebben. Dat zijn niet alleen ontmijners, maar ook personen die zorgen voor de omkadering. Er zijn ook een aantal mensen in de internationale basis in Akura aanwezig. Het gaat om 106 personen als ik mij niet vergis. Ik zal dat even laten navragen.
07.04 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je tiens à rappeler que cette mission est d'une importance capitale pour une région tout entière ainsi que pour la communauté internationale et non pas uniquement pour mon groupe, le PS!
07.05 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U zegt dat de situatie in Libanon, en zeker in Syrië, op dit moment onrustig is en dat wij moeten oppassen en afwachten. Ik heb begrip voor die stelling, maar men kan natuurlijk blijven wachten.
Wij wachten al een hele tijd op een signaal van de Verenigde Naties. Om de drie maanden stel ik u de vraag hoe het staat met onze nieuwe opdracht in Libanon. U antwoordt mij elke drie maanden opnieuw dat wij wachten op een signaal vanuit de Verenigde Naties, een soort van zwevend lichaam, boven alle mogelijke lidstaten, dat van tijd tot tijd een orakel predikt. Dat moet dan maar allemaal gebeuren.
Is er enig zicht op een timing inzake een uitspraak van de Verenigde Naties? Is daarover een vergadering gepland? Zal er een resolutie gemaakt worden? Zal er een opdracht komen? Hebt u daarop enig zicht?
07.06 Minister Pieter De Crem: Dat heeft altijd te maken met de verlenging van mandaten, in dit geval van het BELUFIL-mandaat, en de invulling van dat mandaat. Ik ben een beetje zoals Eduard Douwes Dekker, Multatuli, maar zoveel heb ik nog niet geleden. Ik zal proberen u die informatie zo spoedig mogelijk te geven en zien wat er gebeurt. DPKO moet ons echt zeggen wat wij daarmee doen.
Ik kom terug tot uw vraag. Op vrijdag 23 oktober hadden wij daar 99 militairen – het aantal fluctueert een beetje, omdat er soms rotaties zijn: 95 in Atiri, van waaruit de ontmijning start, en vier in het hoofdkwartier in Naqoura.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Landsverdediging over "de inplanting van windturbines in de nabijheid van de NAVO-radar te Semmerzake (Oost-Vlaanderen)" (nr. 13482)
08 Question de M. Tanguy Veys au ministre de la Défense sur "l'implantation d'éoliennes à proximité des radars de l'OTAN à Semmerzake (Flandre orientale)" (n° 13482)
08.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het Air Traffic Control Centre, ATCC, in Semmerzake verzekert de militaire luchtverkeersleiding en de coördinatie tussen burgerlijke en militaire luchtvaart. Deze taak werd pas de laatste vijfendertig jaar belangrijk, door de groei van de burgerluchtvaart en het feit dat deze ging vliegen boven de zeven kilometer. Het ATCC te Semmerzake heeft ook een coördinerende taak bij vliegtuigen in nood en opsporingen in het luchtruim en controleert ook de vogelmigratie.
De door de NAVO gefinancierde Air Defence Radar Marconi S723 werd operationeel in 2000 en voorzien van een koepel in 2001. In november 2008 werd een intentieverklaring getekend voor de oprichting van de Functional Airspace Block Europe Central, FABEC, door zes landen, namelijk de Benelux, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland, op vraag van de Europese Unie. Daardoor zou tegen 2020 een nieuw luchtverkeergeleidingssysteem operationeel moeten worden, waardoor een afzonderlijk militair controlesysteem niet meer verantwoord zou zijn, maar de radar in Semmerzake zou behouden blijven als NAVO-radar.
Verschillende firma's dienen op regelmatige basis plannen in voor de inplanting van grootschalige windturbines langsheen de E40, zone Aalst-Aalter. Ik vermoed dat u die regelmatig ziet wanneer u richting Brussel rijdt. Voor de mogelijke realisatie moet de goedkeuring bekomen worden van het ministerie van Defensie met betrekking tot de NAVO-radarinstallatie te Semmerzake, de zogenaamde NATO-clearance.
Algemeen wordt aangenomen dat een negatief advies wordt gegeven voor een zone van 15 kilometer rond de radar. Er wordt echter vastgesteld dat de turbines langs de E40 te Melle slechts op een afstand van tien kilometer staan van de installatie in Semmerzake. Nader onderzoek leert dat een radar scant in concentrische cirkels ten opzichte van de bron.
Hoe valt te verklaren dat die afstand van tien kilometer getolereerd werd in plaats van vijftien kilometer? Het kan zijn dat u een negatief advies hebt gegeven, maar in hoeverre kan men dit naast zich neerleggen?
Aangezien tien kilometer de minimumvereiste is uit technologisch opzicht, is het duidelijk dat aldus een strook van vijf kilometer ontstaat waar bepaalde personen en/of organisaties bevoordeeld of benadeeld worden om niet-technologische redenen.
Welke initiatieven plant u om tot een eenvormige besluitvorming te komen?
08.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Veys, ik moet eerst stellen dat het advies dat door Defensie wordt verleend voor de inplanting van windturbines gebaseerd is op de geldende normen en richtlijnen. Eventuele wijzigingen van deze criteria worden opgelegd door de wetgeving, enerzijds, of zijn te wijten aan wijzigende behoeften van Defensie, anderzijds. Deze eventuele wijzigingen worden steeds gelijktijdig aan alle betrokken partijen meegedeeld.
Tot 2003 waren de adviezen van Defensie gebaseerd op een drempelwaarde van tien kilometer ten opzichte van de standplaats van de radar. De windturbines op minder dan tien kilometer van de radar kregen een negatief advies. De windturbines die langs de E40 staan in Melle kregen in 2003 inderdaad een positief advies van Defensie omdat ze zich op meer dan tien kilometer van de radar bevonden.
Nadien werd de drempelwaarde aangepast tot vijftien kilometer, dit op basis van concrete ervaring met de impact van reeds geïnstalleerde windturbines. Daarnaast werd het radarbeleid van Defensie in 2011 aangepast en in lijn gebracht met de methodologie van Eurocontrol. Deze methodologie maakt het mogelijk om turbines te bouwen binnen een straal van vijftien kilometer alsook om voor projecten buiten een straal van vijftien kilometer negatief te adviseren.
Bij de adviesprocedure wordt eerst een operationele analyse uitgevoerd door COMOPSAIR, het operationeel commando van de luchtcomponent. Indien het project geen operationele hinder veroorzaakt voor vliegbewegingen, dan wordt de projectontwikkelaar gevraagd een technische analyse te laten uitvoeren door een erkend extern studiebureau wat betreft de mogelijke invloed op de radar. Dergelijke studies worden intern geëvalueerd bij Defensie om na te gaan of, enerzijds, technisch de goede werking van de radar gegarandeerd blijft en, anderzijds, de operationele aanwending van de radarbeelden niet wordt gehypothekeerd. Defensie levert dan een positief advies indien het project geen impact heeft op de werking van de militaire radar en beantwoordt aan de andere evaluatiecriteria zoals de impact op militaire oefenzones.
08.03 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en de verduidelijking. Die werkwijze was mij niet bekend.
L'incident est clos.
- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de militaire samenwerking met Frankrijk" (nr. 13513)
- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de militaire samenwerking met Nederland en Luxemburg" (nr. 13514)
- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "la coopération militaire avec la France" (n° 13513)
- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "la coopération militaire avec les Pays-Bas et le Luxembourg" (n° 13514)
09.01 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik was een beetje verrast dat de vragen zijn samengevoegd omdat het eigenlijk over iets anders gaat, maar ik ben uiteraard bereid om ze meteen na mekaar te behandelen zodat ze min of meer samenvallen.
Mijnheer de minister, op 3 september, tijdens het volgens ons te lange zomerreces, hebt u een ontmoeting gehad met uw Franse collega van Defensie. Op de agenda stond uiteraard de militaire samenwerking tussen Frankrijk en België.
U hebt daar het plan gelanceerd om een multinationale transporteenheid op te richten in Melsbroek. Daarbij zouden 12 A400M’s, waaronder 7 Belgische, op de basis van Melsbroek worden gestationeerd. Dankzij deze multinationale wing zou Defensie mogelijks aanspraak kunnen maken op extra Europese budgetten die broodnodig zijn in de zoektocht naar de 150 miljoen die noodzakelijk zijn om de infrastructuur van Melsbroek aan te passen aan de nieuwe transportvliegtuigen.
Ik heb enkele vragen. Ten eerste, kunt u uw plannen over die multinationale wing wat toelichten? Welke praktische regeling ziet u voor het gebruik van de vliegtuigen, de aanspraak op vlieguren en de verdeling van de onderhoudskosten? Ten tweede, waarom 7 Belgische, en slechts 2 Franse en 2 Duitse toestellen in die internationale wing? Ten derde, de installatie van de multinationale wing in Melsbroek zal ongetwijfeld het vliegverkeer rondom Zaventem intensifiëren. In hoeverre zijn die plannen dan ook doorgesproken met de burgerluchthaven aan de andere kant van de vliegpiste en bevoegde instanties zoals Belgocontrol? In hoeverre is er marge voor een uitbreiding van de vliegactiviteiten van op Melsbroek?
Ik neem aan dat u een samengevoegd antwoord hebt. Ik wil dan ook gerust de volgende vraag stellen die gaat over de militaire samenwerking met Nederland en Luxemburg. U weet dat dit ons absolute stokpaardje is in deze commissie.
Op 20 september, alweer tijdens dat te lange reces, bracht uw Nederlandse collega een bezoek aan de marinebasis van Zeebrugge en de marinekazerne in Sint-Kruis-Brugge. De Nederlandse minister voor Defensie Hillen kwam langs om het maritieme informatiekruispunt en de onderhoudsinstallaties van de mijnenjager in Zeebrugge te bezoeken. Zijn bezoek kaderde uiteraard in het gemeenschappelijk defensiebeleid dat de Benelux-landen verder willen ontplooien en waarbij het de bedoeling is om militaire capaciteit te delen.
Wat dat betreft, ondertekende u in april 2012 een samenwerkingsovereenkomst met uw collega’s uit Nederland en Luxemburg die de militaire samenwerking verder vorm moet geven. U kent onze kritiek daarop want volgens ons gaat dit niet veel verder dan een intentieverklaring.
Wat is de concrete stand van zaken op vandaag inzake de militaire samenwerking tussen de Benelux-landen en de uitvoering van het samenwerkingsakkoord van april 2012? Welke concrete stappen hebben u of uw buitenlandse collega’s gezet sinds de ondertekening van die overeenkomst? Welke concrete initiatieven zijn tussen nu en eind dit jaar en tussen nu en eind volgend jaar gepland om die samenwerkingsovereenkomst concreet uitvoering te geven?
09.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Maertens, wat betreft uw vraag over de multinationale eenheid A400M, is het de bedoeling dat deze een voorbeeld van multinationale samenwerking wordt. Het initiatief ligt in de lijn van het concept pooling and sharing – bundelen en delen –, ondersteund door de Europese Unie en van het concept Smart Defense van de NAVO.
De multinationale eenheid bevindt zich nog in een ontwikkelingsfase. Na het ondertekenen van een declaration of intent op 10 november 2008 maakt een letter of intent momenteel het onderwerp uit van nationale goedkeuringsprocessen. Dit zal als basis dienen voor de bespreking van een document dat als wettelijke grondslag moet dienen voor de oprichting van die multinationale eenheid.
De opdrachten van de vliegtuigen van de multinationale eenheid zullen door het European Air Transport Command worden beheerd, net zoals dit thans het geval is voor de elf Belgische C-130-vliegtuigen. De onderhouds- en gebruikskosten zullen worden verdeeld over de deelnemende naties.
De investeringen voor de stationering van de zeven Belgische en Luxemburgse A400M in Melsbroek ter vervanging van de elf C-130’s zijn gepland binnen de begroting van Defensie. De bijkomende investering voor het uitbrengen van een multinationale eenheid A400M met 12 toestellen is beperkt. Er zal evenmin een bijzondere impact zijn op het luchtverkeer.
Bovendien werd de A400M in april 2012 gecertificeerd conform de geluidsnormen uitgevaardigd door de European Aviation Safety Agency. Zijn impact is op dit domein beduidend lager dan dat van de C-130.
Wat uw vraag inzake de militaire samenwerking met Nederland en Luxemburg betreft, wil ik meedelen dat er in de maanden volgend op de Benelux-verklaring van 18 april 2012 gezamenlijk een raamwerk werd uitgetekend om het volledige samenwerkingsproces aan te sturen en te coördineren, om concrete samenwerkingsmogelijkheden te implementeren en om nieuwe pistes te exploreren.
Op 18 september vond de eerste vergadering van deze Benelux-stuurgroep plaats. De stuurgroep is het overkoepelend politiek-militair orgaan dat instaat voor de sturing van alle militaire samenwerkingsinitiatieven binnen het raamwerk van de Benelux-verklaring.
Tijdens deze eerste vergadering werden de mandaten van de werkgroepen bekrachtigd. Het betreft hier werkgroepen die werkzaam zijn in de gebieden van de samenwerking, zoals aangegeven in de Benelux-verklaring, namelijk logistiek en onderhoud, opleiding en training, uitvoering van militaire taken en aanschaffen van materieel.
Eind 2012 zal tijdens een tweede vergadering van de Benelux-stuurgroep een stand van zaken worden opgemaakt op basis van de zogenaamde way ahead die moet worden vastgelegd.
09.03 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ten eerste, voor het tweede punt van uw antwoord over de samenwerking binnen de Benelux ben ik blij dat eindelijk ook concrete stappen worden gezet.
Ik hoor u vertellen dat er eind 2012 een nieuwe bijeenkomst voor het opmaken van een stand van zaken zal zijn. Ik neem aan en ga ervan uit dat het goed zou zijn – ik wil de vraag stellen – mocht u periodiek verslag uitbrengen aan de commissie voor de Landsverdediging. Het betreft immers een thema dat hier enorm leeft. Wij hebben ook hoorzittingen over het dossier.
Wij kunnen het straks nog bespreken, maar ik stel voor dat u hier in de commissie geregeld een stand van zaken van het dossier komt geven. In elk geval zullen wij het onderwerp van heel nabij blijven opvolgen.
Ten tweede, over de samenwerking met Frankrijk en het verhaal van de A400M’s te Melsbroek hoor ik u het over pooling and sharing hebben. Uiteraard zijn wij allen heel zeker voorstander van een dergelijk systeem. Op dat vlak is het een goede beslissing of een goede intentie, zoals ik helaas moet herhalen. Indien ik uw antwoord hoor, gaat het vandaag immers niet veel verder dan een goede intentie.
Ik wil u nog een bijkomende vraag stellen.
Hoe zit het met de concrete uitvoering? Hebt u zicht op het tijdstip vanaf wanneer de multinationale wing er operationeel zal kunnen zijn, afhankelijk van de budgetten natuurlijk? Zijn ter zake sluitende afspraken met Frankrijk en Duitsland gemaakt? Wanneer kunnen wij de uitvoering verwachten?
09.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, wij zitten natuurlijk met het leveringsschema van de A400M’s. Het leveringsschema brengt ons in het beste geval een eerste levering in 2018-2019. Het leveringsschema is natuurlijk aan de uitvoering gelinkt.
Het is evenwel een goede zaak dat wij ons ertussen hebben gezet.
09.05 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dat is uiteraard heel goed. Ik neem echter aan dat het de bedoeling is om de vernieuwing en de aanpassingswerken aan de luchthaven tijdig te doen, zodat in 2018 meteen kan worden gestart.
09.06 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, zoals ik reeds heb opmerkt, zijn de middelen voor de noodzakelijke infrastructuurwerken in onze begroting ingeschreven. Er zal natuurlijk een overleg met de beheerders van het burgerlijke deel van de luchthaven zijn.
De voorzitter: Wij komen meer dan waarschijnlijk nog op de kwestie terug.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "les dernières nominations de généraux et le déséquilibre linguistique conforté" (n° 13640)
10 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de jongste benoemingen van generaals en het nog grotere taalonevenwicht" (nr. 13640)
10.01 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, c'est un plaisir de vous revoir. Cela faisait longtemps. Comme l'a dit M. Maertens, vous nous manquiez! Il était temps que l'on revienne sur un dossier tel que celui lié à la question de l'équilibre linguistique au sein de notre Défense, que nous n'avons pas pu aborder depuis des mois malgré le fait qu'un certain nombre de nominations sont tombées.
Depuis la nomination du Chief of Defence (CHOD), deux nouvelles nominations de généraux néerlandophones à la tête de notre armée sont intervenues dans des fonctions essentielles. La répartition linguistique pour les généraux s'établit actuellement selon la proportion exacte de 72 % de néerlandophones contre 28 % de francophones.
L'accord de gouvernement, que nous avons négocié pendant plusieurs heures lors de trois séances - vous vous en souviendrez -, prévoyait que l'équilibre linguistique au sein de la Défense serait un souci majeur et permanent du gouvernement.
Compte tenu des chiffres, près d'un an après la mise en place de ce gouvernement, ma question est toute simple. Monsieur le ministre, aujourd'hui, l'accord de gouvernement ne semble pas respecté à cet égard. Prévoyez-vous, à un moment donné, de respecter et de restaurer l'équilibre linguistique au sein de notre armée? C'est une question très naïve qui appelle une réponse très franche.
10.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, la rentrée parlementaire permet à notre collègue Ducarme de revenir sur un de ses sujets favoris!
10.03 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, c'est un sujet favori pour tous les francophones de la Défense! Ce n'est pas mon sujet favori! Et s'il s'agit d'un sujet favori, c'est parce que vous ne rencontrez pas l'accord de gouvernement! Gardez votre ironie!
Le président: Monsieur Ducarme, vous aurez droit à une réplique! La parole est à M. le ministre.
10.04 Pieter De Crem, ministre: Et votre rage, gardez-la pour vos ministres au sein du gouvernement!
Comme je le disais, la rentrée parlementaire vous permet en effet de revenir sur un des sujets favoris …
10.05 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, je répète que c'est un sujet important pour les francophones qui sont lésés car vous ne respectez pas l'accord de gouvernement.
Le président: Monsieur Ducarme, le ministre peut-il répondre? Si vous posez une question, c'est pour qu'il y réponde!
10.06 Pieter De Crem, ministre: Cher collègue Ducarme, si, effectivement, la répartition linguistique pour les généraux s'établit actuellement autour d'une proportion de 70 % de néerlandophones pour 30 % de francophones, les prochains départs à la retraite de deux néerlandophones et d'un francophone, le 1er janvier prochain, ne vont pas la modifier fondamentalement.
Pour ce qui concerne l'installation de trois généraux suite à la désignation du nouveau chef de la Défense, il est exact que deux généraux néerlandophones et un général francophone ont récemment été désignés respectivement comme chef ACOS opérations et entraînement (Ops & Trg.), comme Land Component Commander et comme adjoint ACOS opérations et entraînement.
Ces choix, guidés par les compétences des intéressés, n'ont aucune connotation linguistique. Je cite la Centrale générale des services publics qui, pour les deux premiers précités, précise: "Ce sont de très bons choix. Nous ne mettons pas en cause leurs capacités"– pour ma part, j'ajouterai la grande motivation des trois généraux désignés – "pour assurer ces grandes responsabilités opérationnelles."
En attendant les conclusions de la commission Équilibre linguistique dont vous faites partie, je poursuis la transformation de nos forces armées et j'exécute l'accord gouvernemental tout en prenant des mesures visant à atteindre notre objectif.
10.07 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, c'est non pas avec rage, mais avec un peu de bon sens que je vous ai dit que, sur un dossier aussi sensible, il fallait que vous vous gardiez d'être ironique. En effet, quand il s'agit de dossiers aussi sensibles, on s'abstient de faire de lourdes blagues qui, finalement, ne font rire que les collaborateurs et, en particulier, votre chef de cabinet assis à votre droite. Ce genre de comportement n'est pas utile. Ce dossier suscite trop de souffrances chez les francophones.
Monsieur le ministre, je voudrais vous faire trois remarques. Les chiffres sont ce qu'ils sont. Vous ne respectez pas l'accord de gouvernement selon lequel l'équilibre au niveau de la Défense serait un souci permanent du gouvernement. Vous ne le respectez pas!
Vous dites que vous attendez le rapport de la commission Équilibre linguistique dont je fais partie. Mais ce rapport ne verra jamais le jour! Il n'est plus nécessaire puisque, entre-temps, est intervenu l'accord de gouvernement qui insiste sur le fait qu'il doit y avoir un équilibre linguistique. Or, on compte aujourd'hui 72 % de généraux néerlandophones contre 28 % de généraux francophones.
Notre patience a des limites. Aujourd'hui, elles sont dépassées! Au nom de ma formation politique, je tiens à vous dire clairement que toute nomination de votre part qui n'irait pas dans le sens du rattrapage au niveau des nominations des généraux, dans le sens d'un rééquilibrage linguistique – je ne parle pas de statu quo – fera que vous ne bénéficierez plus de notre soutien dans cette commission.
Entendez-vous bien ce que je viens de dire?
10.08 Pieter De Crem, ministre: Cela me fait vraiment peur!
10.09 Denis Ducarme (MR): Peut-être que cela vous effraie mais vous êtes le premier ministre de ce gouvernement à se voir à ce point mis sur la touche, comme nous le faisons, compte tenu du fait que vous décidez de vous isoler en ne respectant pas un accord de gouvernement.
Vous voulez arriver à 80 % de généraux néerlandophones? Vous voulez continuer à aller dans cette direction? Si vous posez de tels actes, ce sera sans nous, et ce le sera également sur d'autres projets politiques que vous déposerez ici!
Monsieur le ministre, je suis extrêmement étonné du manque d'autorité du premier ministre, garant de l'accord de gouvernement, à votre égard dans ce dossier. Finissons-en avec les mots et passons aux actes: la moindre nomination qui ne va pas dans le sens du rattrapage vous vaudra des problèmes en cette commission au sein de la majorité! C'est ce que l'on m'a demandé de vous dire!
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "la nomination du Financial Controller IMS" (n° 13648)
11 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de benoeming van de Financial Controller IMS" (nr. 13648)
11.01 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je fais référence à la désignation du contrôleur financier de l'International Military Staff de l'OTAN. Il me revient que la nomination serait intervenue fin septembre et aurait désigné comme lauréat un colonel qui, le 1er octobre, a été mis à la retraite pour avoir atteint la limite d'âge.
En vertu de l'appel à candidatures réalisé en avril au sein de la Défense en vue de l'établissement de la short list présentée aux autorités de l'OTAN, la fonction est considérée comme "hors budget et hors enveloppe" conformément aux critères définis dans la loi du 25 mai 2000 relative à l'enveloppe en personnel militaire.
Pouvez-vous apporter les réponses aux questions suivantes:
- La mise en place du candidat sélectionné exige-t-elle du point de vue de l'OTAN son détachement conforme au statut qui, d'un point de vue national, régit le détachement des militaires?
- Quelle est, en l'espèce, la base légale sur laquelle le détachement couvrant le mandat de trois ans interviendra?
- À supposer que le candidat nommé ait acquis la qualité de militaire de réserve, comment un tel détachement pourrait-il intervenir, eu égard au prescrit de la loi du 16 mai 2001 portant statut des militaires du cadre de réserve des forces armées?
11.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, pour rappel, il a été demandé aux autorités belges de proposer plusieurs candidats. Aussi, un appel a-t-il été lancé au sein de la Défense sur la base de la description de fonction établie par l'OTAN. Huit officiers ont posé leur candidature. Quatre candidatures n'ont pas été retenues sur la base d'un avis défavorable de l'état-major.
La liste des quatre candidats retenus a été transmise par mes services à l'OTAN. Les candidatures belges ont toutes les quatre été déclarées recevables par l'OTAN et ensuite, une interview par le comité de sélection de l'OTAN a eu lieu.
À la suite de cette interview, le comité de sélection a choisi le candidat ayant les meilleures aptitudes pour ce poste. L'OTAN a suivi une procédure interne et a également démarré une concertation avec les 28 pays alliés. Après approbation au plus haut niveau de l'OTAN, la candidature proposée a été officiellement acceptée à l'issue de la procédure de silence qui s'est achevée le 28 septembre 2012 et qui n'a pas été interrompue.
En ce qui concerne vos questions plus spécifiques, à la première, il convient tout d'abord de préciser que l'intéressé n'est nullement détaché en qualité de militaire auprès de l'International Military Staff de l'OTAN.
À votre deuxième question, depuis le 1er octobre, l'intéressé est pensionné et il sera, dès lors, mis en place à l'IMS en qualité de civil.
En ce qui concerne votre troisième question, il est vrai que l'intéressé a le statut "militaire de réserve", mais il exercera ses activités au sein de l'IMS en qualité de civil.
11.03 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour la précision de vos réponses. Mais je crois qu'un problème se pose dans ce dossier dont on n'a pas fini de parler. J'ai découvert par voie de presse que le SLFP Défense estimait qu'une faute de procédure avait été commise. L'a-t-elle été lors de l'appel que vous avez lancé? Avez-vous laissé entrer des candidats qui ne pouvaient être éligibles aux fonctions données? Je le pense. Il me semble qu'en conférant la fonction à cette personne, vous commettez un acte, sinon illégal, en tout cas irrespectueux envers les normes.
Par conséquent, je ne puis vous suivre. Je crois que vous allez être interpellé sur le plan syndical, mais – selon mes informations - cela risque d'aller plus loin …
Démonstration sera-t-elle faite que vous avez nommé un individu qui ne pouvait l'être? Si vous aviez attribué la fonction à un francophone, j'en aurais été étonné, mais je pense que vous commettez ici une erreur. Ce dossier n'est pas clos. Il appartiendra aux intéressés de réagir et, malheureusement, ce dossier va donc se retrouver rapidement devant les tribunaux.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Collega’s, ik heb een probleempje, ik moet naar het Bureau van de Kamer. M. Ducarme pourrait-il encore rester pour les quatre questions suivantes? Ou bien dois-je confier la présidence à Mme Grosemans? Mijnheer Ducarme, komt het taalevenwicht hier in vraag?
11.04 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, je suis disponible pour la Défense et je présiderai en toute objectivité.
12 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de bevriezing van uitgaven" (nr. 13651)
12 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le gel des dépenses" (n° 13651)
Voorzitter: Denis Ducarme.
Président: Denis Ducarme.
12.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, vorige week is de regering-Di Rupo begonnen met de jaarlijkse begrotingsoefeningen. Om de begroting voor 2012 bij te sturen moest dit jaar nog 811 miljoen euro worden gezocht. Dat bedrag is intussen gevonden. Eén van de maatregelen is de bevriezing van elke niet-noodzakelijke uitgave.
Mijnheer de minister, ik wil graag de impact van deze beslissing op het departement Defensie kennen. Worden er uitgavenposten van Defensie bevroren? Indien ja, welke? Over hoeveel miljoen euro gaat het?
Heeft deze maatregel een impact op de lopende bepalingen? Kan de maatregel tot gevolg hebben dat Defensie boetes moet betalen voor het laattijdig aflossen van schulden? Daar wil ik graag duidelijkheid over, omdat daarover in de pers zeer onduidelijke en tegenstrijdige berichten verschijnen.
Mijnheer de minister, zult u voet bij stuk houden wanneer uw regeringspartners aandringen voor verdere besparingen bij Defensie of voor aanpassingen van uw investeringsplannen? Zijn die voor u bespreekbaar? Kunt u tegenover deze commissie het engagement aangaan dat er op het vlak van Defensie geen verdere besparingen zullen plaatsvinden?
12.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Grosemans, de regering is in het Stabiliteitsprogramma het engagement aangegaan in 2012 het vorderingssaldo voor de gezamenlijke overheid te beperken tot een tekort van 2,8 % van het bruto binnenlands product. Dat is wat Europa van België verwacht.
Met een bijkomende besparing van 800 miljoen is de begroting voor 2012 op koers gehouden. Daarom heeft het kernkabinet vorige week de uitvoering van de begroting voor 2012 dan ook even on hold geplaatst, in afwachting van de bijkomende maatregelen. Ik hoef u natuurlijk niet te vertellen dat er op twee maanden van het jaareinde weinig mirakeloplossingen zijn.
Aan de uitgavenzijde heeft de Ministerraad in september op de begrotingsaanpassingen geanticipeerd en aan de verschillende regeringsleden gevraagd welk deel van hun budget samendrukbaar was. Ik heb mijn departement opgedragen deze oefening op doortastende wijze te doen en er in elk geval op toe te zien dat alle betalingsverplichtingen zouden worden nagekomen om boetes te vermijden, alsook om erop toe te zien dat de regeringsbeslissing inzake de investeringsschijf voor 2012 onverkort zou worden uitgevoerd.
Ook andere regeringsleden hebben intussen hun cijfers bezorgd aan de minister van Begroting, met advies van de inspecteur van Financiën.
De eventuele bevriezing van de samendrukbare uitgaven heeft geen noemenswaardige gevolgen voor de werking van het departement, de verplichtingen of de investeringen. Deze maatregelen treffen uiteraard het geheel van de federale departementen, en niet alleen Defensie. Ik neem aan dat u vanmorgen via de pers hebt vernomen dat de regering intussen is overgegaan tot de bevriezing van de samendrukbare uitgaven, en dat Defensie een “bijkomende bijdrage” levert van 40 miljoen euro, en dit omdat de levering van de tweede transporthelikopter NH-90 niet meer in 2012 kan gebeuren, wat in toepassing van de Europese regelgeving een positieve impact heeft op het vorderingssaldo van 2012.
Het gaat hier dus niet om een budgettaire coupure maar een boekhoudkundige operatie die ESR-conform is. Er worden in elk geval geen facturen doorgeschoven. Dat is wat er zich heeft voltrokken.
Als u mij vraagt of ik voet bij stuk zal houden om geen verdere besparing bij Defensie door te voeren, dan kan ik u in elk geval verzekeren dat ik het departement zoveel mogelijk zal proberen te vrijwaren van drastische budgettaire ingrepen. Tegelijk moet u toch ook wel beseffen dat ik mij ten aanzien van deze commissie onmogelijk ertoe kan engageren dat Defensie de dans integraal zal ontspringen. Ik vind het trouwens belangrijk dat wij ons engagement en onze geloofwaardigheid naar Europa toe kunnen behouden.
Ik wil met de commissie wel een inspanningsverbintenis aangaan om de gevolgen van mogelijke maatregelen voor Defensie zo beperkt mogelijk te houden. Ik kan echter ook niet blind zijn voor de budgettaire realiteit waarin ons land zich vandaag bevindt. Ik zal de regering in elk geval duidelijk aangeven wat de concrete gevolgen zouden kunnen zijn voor Defensie. Ik zal ook herhalen dat Defensie in het verleden al veel heeft bijgedragen aan de sanering van de publieke financiën. Ik zal wijzen op de bijzondere inspanningen van dit jaar.
Tenslotte zal ik er de regering nog eens aan herinneren dat zij een investeringsschijf 2012 heeft goedgekeurd en dat de aankoopprocedures lopende zijn. Misschien moeten andere departementen ook maar eens een voorbeeld nemen aan de permanente rationaliseringen bij Defensie, niet het minst op het vlak van personeel.
12.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank voor uw duidelijkheid. Wij hadden inderdaad een aantal bekommernissen. Wij vreesden voor boetes voor het laattijdig aflossen en de laattijdige levering van materiaal maar dat zou dus niet in het gedrang komen. U hebt gelijk als u zegt dat er meerdere departementen zijn. Defensie wordt altijd heel snel gevonden. Wij hebben al herhaaldelijk gezegd dat Defensie genoeg heeft bijgedragen. Uw departement heeft een grote onderscheiding behaald wat betreft besparingen.
Wij houden ons hart vast voor de begroting 2013 en hopen dat u uw been stijf houdt en telkens herhaalt "on a déjà donné!".
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de actualisatie van het statuut van de militairen en de huidige situatie van het personeelsbestand bij Defensie" (nr. 13652)
13 Question de M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "l'actualisation du statut des militaires et la situation actuelle des effectifs à la Défense" (n° 13652)
13.01 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb het daarnet over een heet hangijzer gehad, in casu de internationale samenwerking in Benelux-verband. Een ander heet hangijzer is de actualisering of het vernieuwen van het statuut van de militairen.
In de commissie hebt u op 5 juni uw plannen toegelicht in grote lijnen. U wilt twee statuten: het traditionele beroepsstatuut zoals nu, maar ook een statuut van korte duur. Dat is nieuw. U weet dat wij uw plannen steunen. U hebt toen aangekondigd dat u op 20 juni zou samenzitten met de vakorganisaties. Op de commissievergadering van 10 juli heeft u verteld dat op 1 augustus formeel zou worden gestart met onderhandelingen met de vakbonden.
Mijnheer de minister, wat is de huidige stand van zaken inzake de actualisering van het statuut van de militairen? Wanneer hoopt u concrete resultaten aan het Parlement te kunnen voorleggen?
Ten tweede, hoeveel militairen zijn er op dit ogenblik actief bij Defensie? Hoeveel procent is actief bij de staf of maakt deel uit van de hogere en opperofficierencorpsen? U weet dat dit niet onbelangrijk is in het hele verhaal. Kunt u de vergelijking maken met een jaar geleden?
13.02 Minister Pieter De Crem: Collega Maertens, zoals ik eerder heb gezegd, wordt, onder meer met het oog op de creatie van een gezonde leeftijdsstructuur en het garanderen van de operationaliteit van Defensie, het statuut “gemengde loopbaan” geactualiseerd en omgevormd tot een nieuw statuut. Deze omvorming noodzaakt de aanpassing van meerdere wettelijke en reglementaire bepalingen. Het merendeel van deze aanpassingen werd door de Defensiestaf voorbereid, in samenwerking met de medewerkers van mijn kabinet. Dit resulteerde in een kladversie voor een wetsontwerp.
De eerste samenkomst met de vakorganisaties dienaangaande is gepland op 25 oktober. De voormelde kladversie zal dan worden besproken. Daarna zullen officiële onderhandelingen plaatsvinden in het raam van de administratieve en begrotingscontrole, nodig voor het goedkeuren van deze wet.
Momenteel zijn er 31 206 militairen actief bij Defensie. Er zijn 3 755 hoofd- en opperofficieren. Vorig jaar telde Defensie 32 644 militairen, waarvan 3 799 hoofd- en opperofficieren. Als toemaatje kan ik nog meedelen dat de gemiddelde leeftijd van de militair op een periode van vier jaar tijd met vijf jaar is gedaald: van 44,5 jaar naar 40 jaar.
13.03 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik blijf dit volgen. Ik neem aan dat u ook in dit dossier zelf met concrete resultaten naar de commissie zult komen.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de militaire politie" (nr. 13653)
14 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "la police militaire" (n° 13653)
14.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, al enige tijd probeer ik een beter zicht te krijgen op de situatie van de Groep Militaire Politie. In dat kader heb ik reeds enkele mondelinge vragen gesteld. Ik zou graag een actuele stand van zaken krijgen.
In uw antwoord op een van mijn vragen stelde u dat de gevarenpremie voor motorrijders, waarvoor de militaire politie vragende partij is, het onderwerp is van een studie van de dienst Human Resources Management. Wat is de stand van zake van die studie? Wanneer zou die worden afgerond? Zijn er al resultaten bekend?
Wat de uitbreiding van de gerechtelijke bevoegdheid van de militaire politie betreft antwoordde u dat een wetgevend initiatief nodig zal zijn. U stelde echter dat dit door de periode van lopende zaken niet mogelijk was en dat de gesprekken tussen de vertegenwoordigers van Defensie en het federale parket moesten worden heropgestart. Wat is nu de stand van zaken van die gesprekken? Wanneer schat u dat die zullen worden afgerond? Wat is de tussentijdse uitkomst van de gesprekken?
In uw antwoord op diezelfde vraag gaf u daarenboven te kennen dat Defensie in haar planning in de aankoop van nieuwe motoren en voertuigen voor onze MP’s zou voorzien en dat, na de begrotingscontrole, de nodige budgetten zouden worden vrijgemaakt. Zal dat programma doorgaan? Zo ja, hoeveel voertuigen en motoren denkt Defensie aan te schaffen voor de militaire politie? Welk budget wordt daarvoor vrijgemaakt? Wanneer zal dat programma worden uitgevoerd?
U weet dat wij heel veel in contact komen met één deel van de MP’s. Elk Parlementslid heeft daar heel veel aan. Ik meen dat die mensen heel goed werk leveren. Het is niet alleen daarom dat ik die vragen stel. Het is iets wat al langer leeft. Er bestaat sinds heel veel jaren een agenda met een aantal vragen. Ik hoop echt, samen met u, een doorbraak te kunnen bereiken en misschien niet alle desiderata, maar toch een aantal punten eindelijk te kunnen doorvoeren, als teken van waardering. Het gaat niet over grote budgetten. Het gaat vaak over kleine zaken.
14.02 Minister Pieter De Crem: Ik deel uw waardering voor de leden van de militaire politie, die, zoals alle militairen trouwens, schitterend werk leveren, in niet altijd gemakkelijke omstandigheden.
Net zoals voor de motorrijders van de militaire politie, geldt ook voor de andere militaire functies dat er welbepaalde risico’s verbonden zijn aan sommige opdrachten, zonder dat het betrokken personeel een gevarenpremie geniet. Daarom heb ik besloten om geen gevarenpremie toe te kennen aan de motorrijders van de militaire politie.
Een werkgroep, bestaande uit leden van Defensie en een vertegenwoordiger van het federale parket, heeft zich inderdaad gebogen over de wettelijke aanpassingen die nodig zijn om de bevoegdheden van de militaire politie uit te breiden, in het geval van tussenkomsten bij operaties en oefeningen in het buitenland. Die werkgroep heeft verschillende voorstellen bedacht, die echter nog worden gekalibreerd en in wetteksten moeten worden gegoten. Concrete voorstellen worden nu door de juridische dienst van Defensie onderzocht. Die moeten dan aan de werkgroep en aan het federaal parket worden voorgelegd.
Ze moeten de brug naar het ministerie van Justitie slaan. Wanneer de werkgroep klaar is, zal ik de nodige aanpassingen in voorontwerpen van wet laten genieten en ze dus ter bespreking voorleggen.
De kwalitatieve en kwantitatieve behoefte voor de aan te schaffen motoren is nog niet vastgelegd. Het aantal zal worden bepaald, rekening houdende met de operationele behoeften die actueel zijn uitgewerkt.
De Military Police Group beschikt voor het uitvoeren van haar opdrachten over motoren en voertuigen van het type Combi Police. De vervanging van die motoren is gepland voor 2014 en 2015. De vervanging van de voertuigen van het type Combi Police maakt het voorwerp uit van twee aankoopdossiers voor 2012. Alle voertuigen van het type Combi Police zullen worden vervangen door eenentwintig escortevoertuigen en negen voertuigen van het type Combi Police.
Voor de motoren moet de begrotingsraming nog gebeuren. Zij zal het resultaat zijn van gedetailleerde uitdrukkingen van de behoefte die momenteel lopende is. Voor de vervanging van de voertuigen type Combi Police werd 1,207 miljoen euro ingeschreven. Er werd met name 803 000 euro uitgetrokken voor de escortevoertuigen en 404 000 euro voor de voertuigen van het type Combi Police.
14.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Op het punt van de gevarenpremie blijf ik op mijn honger. Het is een dossier waarover wij de komende jaren nog zullen praten. Persoonlijk ben ik van mening dat zij wel recht moeten hebben op een gevarenpremie. Ik begrijp dat u moet proberen objectief te zijn en voor iedereen hetzelfde te doen. Ik betreur een en ander niettemin enigszins.
Het andere punt over het juridische luik komt, naar ik aanneem, naar het Parlement. Wij zullen het bij die gelegenheid grondig kunnen bespreken.
Ik hoop echt dat er een uitbreiding komt, vooral in het buitenland, zodat de betrokkenen effectiever tegen uitwasemingen kunnen optreden. Soms gebeurt er natuurlijk wel eens iets in een compound, zoals iedereen weet.
Ten slotte, over de motoren ben ik verheugd te horen dat in 2014-2015 de motoren zelf zullen worden vervangen. De oude wagentjes waarmee zij nu rondrijden, zijn triestig om te zien. Dat ze nu worden vervangen en men volop met de vervanging ervan bezig is, is een goede zaak.
U kunt uw mensen ter zake goed nieuws brengen. Ik hoop dat een en ander heel snel gebeurt.
14.04 Minister Pieter De Crem:, Voor alle duidelijkheid, wanneer leden van de militaire politie in een buitenlandse opdracht worden ingezet, genieten zij natuurlijk van alle toeslagen en speciale stelsels die aan militairen in buitenlandse operaties worden toegekend.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de internationale militaire oefeningen 'Green Blade' en 'Pegasus'" (nr. 13656)
15 Question de M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "les exercices militaires internationaux 'Green Blade' et 'Pegasus'" (n° 13656)
15.01 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, eind september werden in België de internationale militaire oefeningen Green Blade en Pegasus gehouden.
Met Kleine Brogel als uitvalsbasis trainden de Belgische Special Forces samen met het internationale helikoptertrainingsprogramma van het Europese Defensieagentschap. Ongeveer 800 militairen en 15 helikopters uit België, Duitsland en Italië zouden aan die belangrijke oefening hebben deelgenomen.
Welke lessen trekt Defensie uit de gezamenlijke oefening tussen de Belgische Special Forces en buitenlandse helikoptereenheden? Welke positieve en negatieve conclusies kunnen worden gemaakt met betrekking tot de militaire samenwerking op dat vlak?
Waar situeerden zich volgens u de grootste problemen op het vlak van de samenwerking tussen onze militairen en de buitenlandse helikopterbemanningen? Hoe kan in de toekomst aan mogelijke mindere punten worden gewerkt?
Welke rol speelt het Europese Defensieagentschap EDA precies bij dergelijke oefeningen? Hoe kan die in de toekomst nog verbeterd en of versterkt worden?
Kunt u meer informatie geven over het soort van operaties van Special Forces waarvoor via de oefening specifiek werd getraind?
15.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Kindermans, het Belgische lesson identified lesson learned process voorziet erin dat er een zogenaamd first impression report en final exercise report wordt bezorgd niet langer dan respectievelijk 16 en 30 dagen na de oefening.
Hierna worden de rapporten geanalyseerd ter gelegenheid van een zogenaamde post exercise discussion, die niet later dan 60 dagen na de oefening plaats dient te vinden. Het is dus nu nog te vroeg om concrete lessen uit de oefening te trekken.
Algemeen kan worden gesteld dat dergelijke multinationale oefeningen een meerwaarde voor de operabiliteit betekenen.
De helikopteroefening Green Blade werd door België georganiseerd onder de auspiciën van het EDA, dat tracht om jaarlijks een helikopteroefening te laten organiseren door een van de naties die deelneemt aan het Helicopter Training Program.
Als tussenpersoon waakt het agentschap erover dat er voldoende evolutie en variatie is tussen de opeenvolgende oefeningen.
De Special Forces-oefening Pegasus beoogde het inoefenen van de klassieke Special Forces-taken, met name special reconnaissance en direct action. Special reconnaissance bestaat erin een team discreet te laten infiltreren, teneinde inlichtingen in te winnen. Op basis hiervan kan aansluitend een direct action zoals het bevrijden van gijzelaars of het uitschakelen van terroristen worden uitgevoerd.
Al die oefeningen passen in de mogelijke inzetbaarheid van Europese battlegroups in een operatie die kan uitgaan van de Europese Unie.
15.03 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.45 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.45 heures.