Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mardi 10 juillet 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 10 juli 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.29 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La séance est ouverte à 14.29 heures et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

01 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het tekort aan speurders voor de vervolging van criminaliteit in economische en fiscale materies" (nr. 12811)

01 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la pénurie d'enquêteurs pour poursuivre la criminalité en matière économique et fiscale" (n° 12811)

 

01.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, enkele weken geleden deed een topspeurder in fiscale en economische zaken van het Brussels gerecht, de heer Walter Quirynen, een opmerkelijke uitspraak, met name dat men met een aanzienlijk tekort aan gerechtelijke onderzoekers inzake economische en fiscale misdrijven kampt. Dat zou tot gevolg hebben dat de jacht op fraudeurs verre van optimaal kan worden genoemd.

 

Zo waarschuwt de heer Quirynen voor een explosie van frauduleuze faillissementen, vooral in het licht van het huidig economisch klimaat, waarin het meer dan ooit aangewezen is, voor diegenen die geen goede bedoelingen hebben, om failliet te gaan met de zakken vol, zoals dat genoemd wordt, terwijl ze een brakke grond achterlaten op het vlak van vennootschappen. Sommige bedrijven kunnen blijkbaar jarenlang ongestoord de schulden laten oplopen, terwijl de fiscus en de RSZ over te weinig manschappen en middelen beschikken om daaraan paal en perk te stellen.

 

Ook de controle bij de oprichting van bedrijven zou veel te wensen overlaten. Ik spreek dan wel over de RSZ en bepaalde inspecties, maar alles komt toch terecht in het putje van Justitie, om het zo uit te drukken. Dat stelt de wet nu eenmaal.

 

Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van dat probleem? Hebt u al een doorlichting gemaakt van de toestand op het vlak van personeel bij de speurders in de financieel-economische sector, inzonderheid in Brussel, omdat daar toch ook zaken met een internationaal of grensoverschrijdend karakter terechtkomen?

 

Kunt u akkoord gaan met de toch bijzondere stelling van de heer Walter Quirynen dat men de verjaringstermijn voor misdrijven inzake sociale en fiscale fraude best zou afschaffen?

 

01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Schoofs, de betrokkene is leidinggevend ambtenaar van de sectie Ecofin van het parket van de procureur des Konings te Brussel en blijkt in het artikel in de krant De Tijd in eigen naam te hebben gesproken.

 

Het aangehaalde tekort aan speurders-magistraten, gespecialiseerd in financiële zaken en in het bijzonder in Brussel, wordt geregeld aan de kaak gesteld. Het parket te Brussel ontvangt de meeste meldingen van vermoeden van witwassen van geld vanwege de Cel voor Financiële Informatieverwerking. Tussen 1 december 2006 en 31 december 2010 ontving het parket te Brussel aldus 2 158 meldingen op een totaal van 6 011 meldingen die in dezelfde periode naar alle parketten van het land werden verzonden. Uit het jongste, onlangs verschenen activiteitenverslag van de CFI blijkt dat dit percentage voor de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2011 nog hoger ligt.

 

Naar aanleiding van een eerdere parlementaire vraag werd de gerechtelijke directeur van de federale gerechtelijke politie te Brussel gehoord, die te kennen gaf dat er in dat verband inderdaad problemen zijn op het vlak van de politiecapaciteit.

 

In zijn interview in De Tijd stelt de substituut van de procureur des Konings het tekort aan speurders om grote faillissementsfraudes te onderzoeken aan de kaak. Zo gaf hij aan dat in 2011 in Brussel 2 645 faillissementen werden uitgesproken.

 

Door de niet-betaling van RSZ-bijdragen, btw, bedrijfsvoorheffing, inkomstenbelasting enzovoort, loopt de Staat hoge bedragen mis.

 

Het aantal faillissementen explodeerde inderdaad door de economische crisis. Door het tekort aan speurders en magistraten gespecialiseerd in economische, financiële en fiscale zaken worden misdrijven beoogd in economische en financiële dossiers doorgaans pas laat voor de feitenrechter gebracht. Het tekort aan Ecofin-speurders is een probleem dat ressorteert onder de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken. Het tekort aan magistraten inzake Ecofin, inzonderheid in Brussel, is daarentegen een probleem dat onder mijn bevoegdheid valt.

 

Ik heb dit probleem dan ook besproken met het College van procureurs-generaal. Ik heb hun gevraagd uit te tekenen om welke exacte tekorten het effectief gaat. Pas als die informatie binnen is en het probleem exact is omlijnd, kunnen wij verder naar oplossingen zoeken. In elk geval zal de problematiek mee in het licht van de gerechtelijke hervormingen worden bekeken. Het voorstel van de betrokkenen om de verjaringstermijn van misdrijven inzake sociale en fiscale fraude te verlengen, moet met de nodige omzichtigheid benaderd worden. Men mag immers niet vergeten dat de vervolging en de veroordeling moeten plaatsvinden binnen een redelijke termijn, in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

 

01.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, het is dus wachten op het College van procureurs-generaal om met een concreet uitgetekend plan te komen. Ik kan u volgen wat de verjaringstermijn betreft. Laten wij dat catalogeren als een terechte wanhoopskreet van de heer Quirynen. Misschien moeten wij niet overhaast te werk gaan en niet alles onverjaarbaar maken. Ik kan dan zelf nog wel een aantal zeer zware misdrijven bedenken die zeker ook onverjaarbaar zouden moeten worden gemaakt. Een dergelijk probleem zou toch binnen deze legislatuur moeten worden opgelost.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het nut van de werkstraffen" (nr. 12812)

02 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "l'utilité des peines de travail" (n° 12812)

 

02.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, in een interview plaatste politierechter Peter D'Hondt vraagtekens bij het nut van werkstraffen, niet alleen wegens de lage uitvoeringsgraad, maar ook principieel vanuit opportuniteitsstandpunt, met name of het strafhandhavingsbeleid in het algemeen daarmee gediend is.

 

Hij vraagt waarom men werkstraffen zou geven zolang er nog werklozen zijn. Het systeem zou volgens hem niet naar behoren functioneren, omdat tal van gestraften de werkstraf niet hoeven uit te voeren.

 

Mevrouw de minister, wat is volgens u, ideologisch gezien, het nut van de werkstraffen? Op welke wijze zou een werkstraf volgens u zowel effectiever als efficiënter kunnen worden gemaakt, opdat ook politierechter Peter D’Hondt tevreden is?

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik wil eerst duidelijk zeggen dat ik niet de mening van die rechter deel. Ik wil vooraf benadrukken dat elke werkstraf ten uitvoer wordt gelegd. De geruchten en de misverstanden die hierover bestaan, zijn niet correct. Ik vind het belangrijk om dat nogmaals te benadrukken.

 

Het betekent concreet dat alle werkgestraften, ongeacht de duur van de opgelegde straf, zich op een bepaald moment op het justitiehuis moeten aanbieden om de uitvoeringsprocedure op te starten en een concrete invulling aan de werkstraf te geven, zoals bepaald in het Strafwetboek. Ook korte werkstraffen worden dus uitgevoerd.

 

Dat betekent natuurlijk nog niet dat het in elke veroordeling ook tot een effectieve uitvoering van een prestatieplaats komt. De veroordeelde moet zelf een actieve bijdrage leveren. Indien hij plots weigert of zich niet aan de afspraken houdt, kan hij niet worden gedwongen. Een werkstraf is geen dwangarbeid.

 

In zulke gevallen kan de werkstraf niet worden uitgevoerd, maar ook dan is er geen straffeloosheid. Op dat moment treedt immers het mechanisme van de vervangende straf in werking. De grondrechter voorziet in het proces bij elk dossier in een vervangende straf. Ze wordt ook altijd ten uitvoer gelegd als het openbaar ministerie hiertoe beslist, zelfs als het om kortere straffen gaat.

 

Er is hiervoor immers in een uitzondering voorzien op de algemene regel van niet-uitvoering van vervangende gevangenisstraffen. Die verwezenlijking wordt dikwijls onderschat; er moet worden gewaakt over de handhaving ervan.

 

Ik betreur dan ook de negatieve berichten hierover, omdat ze het gevoel van straffeloosheid ten onrechte aanwakkeren.

 

Bovendien is de werkstraf niet alleen effectief, ze is ook efficiënt en zinvol. Ze is efficiënt, omdat ook uit meerdere binnen- en buitenlandse onderzoeken is gebleken dat daders significant minder recidiveren na een werkstraf dan na een gevangenisstraf.

 

De werkstraf is bovendien ook nuttig, zowel voor de maatschappij, voor het slachtoffer als voor de dader. Een werkstraf wordt uitgevoerd in de maatschappij. Het verrichte werk komt ten goede aan de prestatieplaatsen die hier optreden als symbolische vertegenwoordigers van de maatschappij. Om die reden kan een werkstraf enkel worden uitgevoerd in openbare diensten, vzw’s of stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk.

 

De werkstraf mag wettelijk ook geen concurrentie betekenen voor de reguliere arbeidsmarkt, in tegenstelling tot wat in het persartikel wordt gezegd of geïnsinueerd. Doordat de veroordeelde zijn eventuele reguliere job kan behouden, is ook de kans op afbetaling van een eventuele schadevergoeding aan het slachtoffer beter gegarandeerd. Bovendien zijn veel slachtoffers tevreden dat de dader zich actief moet inzetten. Voor de dader is er ook meer kans op re-integratie, wat ook ten goede komt aan de slachtoffers en de maatschappij. De werkgestrafte levert een positieve bijdrage en wordt hiervoor ook door zijn omgeving erkend. Dat werkt constructief. Behoud van werk, woonst, familiale en sociale banden zijn hierbij belangrijke aspecten.

 

Dat wil niet zeggen dat er geen verbeteringen mogelijk zijn aan het huidige systeem. In een kleine minderheid van de justitiehuizen is er een wachtlijst voor het opnemen van nieuwe dossiers van werkstraffen. Dat moet worden aangepakt. Ook de samenwerking met de prestatieplaatsen is aan herwaardering toe. Waar nodig zal worden ingezet op meer capaciteit, vooral weekend- en avondwerk.

 

Ook kwalitatief kunnen er verbeteringen worden aangebracht. De omkadering ter plaatse door de werkbegeleiders is dikwijls essentieel voor het welslagen van een werkstraf. Ook de controle van de werkgestraften en de evaluatie van de omkaderingsdiensten en prestatieplaatsen kunnen hierbij een rol spelen.

 

Ten slotte, het subsidiemodel zal worden aangepast. Dat complex model dateert nog van vóór de werkstraf en is dus aan een grondige hervorming toe. De voorbereidingen hiervoor zijn aan de gang en mijn departement zal de komende periode de voorstellen voor een nieuwe organisatie en een nieuw subsidiemodel voor de uitvoering van de werkstraf voltooien.

 

Met die reeks maatregelen moeten wij ervoor zorgen dat de werkstraf een belangrijke plaats in het straffenarsenaal kan behouden en dat de geloofwaardigheid ervan niet verder wordt aangetast.

 

02.03  Bert Schoofs (VB): Politierechter D’Hondt stelt het inderdaad zeer scherp, zeer zwart-wit. Ik denk dat hij vooral wilde waarschuwen voor een straffeloosheidsval. De werkgestraften zouden uiteindelijk immers nergens anders meer aan de bak komen, omdat hun straf al een alternatief is. Als die niet wordt uitgevoerd, is er helemaal geen strafuitvoering. Het kan worden vergeleken met de werkloosheidsval: personen voor wie het totaal geen zin meer heeft te gaan werken, omdat zij meer verdienen middels hun werkloosheidsuitkering.

 

Ik ben op beperkte wijze ook voorstander van werkstraffen, met name in de gevallen waarin het gaat om lichte misdrijven en een eerste bestraffing, en eventueel om gedetineerden terug naar de samenleving te begeleiden. Laat het duidelijk zijn dat ik er mij altijd tegen zal verzetten dat het een zeer groot compartiment van autonome strafuitvoering wordt. Het is de uitzondering, die de regel moet blijven bevestigen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Raf Terwingen

Président: Raf Terwingen

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het JustX-project" (nr. 13006)

- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "het JustX-project" (nr. 13066)

03 Questions jointes de

- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "l'état d'avancement du projet JustX" (n° 13006)

- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "le projet JustX" (n° 13066)

 

03.01  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is tijd voor de opvolging van het JustX-project. U hebt dat project enige tijd geleden hier in de commissie voorgesteld. Een van die punten betreft het verminderen van de werkingskosten, bijvoorbeeld portkosten, onder andere door nieuwe communicatietechnieken. Er is toen niet zo veel aandacht aan besteed; daarom heb ik dit element er uitgelicht om het even van naderbij te kunnen bekijken.

 

Welke concrete stappen heeft u inmiddels ondernomen, mevrouw de minister, ter uitvoering van JustX? Werden er deelprojecten opgestart, bijvoorbeeld met betrekking tot die werkings- en portkosten, of is dit in het vooruitzicht gesteld om het project te realiseren? Ten slotte, wat zijn de vooruitzichten, planningen en tijdslijnen betreffende JustX en ook meer bepaald met betrekking tot de vermindering van de werkingskosten?

 

03.02  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik ga onmiddellijk over tot mijn vragen in verband met het project JustX, dat Justitie de 21eeuw moet binnenleiden.

 

Ten eerste, hoever staat het met de ontwikkeling van de megadatabank? Welke taken worden momenteel uitgevoerd binnen dit project?

 

Ten tweede, zijn er reeds lastenboeken samengesteld of contracten besteed aan externe firma’s? Zo ja, met betrekking tot welke diensten en goederen, en aan welke firma’s?

 

Ten derde, aangezien voor dit jaar in een budget van twee miljoen euro werd voorzien, hoeveel werd hiervan reeds gebruikt en waarvoor?

 

03.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het nieuw concept omvat geen megadatabank in de zin van het woord, maar het geheel wordt uitgebouwd rond een communicatiekruispunt JustX. Hiervan zullen alle nieuwe componenten gebruikmaken voor onderlinge communicatie en voor communicatie met externe partijen.

 

Wat betreft de vooruitgang van de verschillende onderdelen van dit project, is het project van de centrale databank voor vonnissen en arresten in voorbereiding. Het dossier zal, voor begin september, naar de inspecteur van Financiën vertrekken voor goedkeuring. In dit dossier zal een proof of concept uitgewerkt worden binnen de hoven van beroep.

 

Na de uitvoering van dit project beschikt Justitie over een centrale databank met vonnissen en arresten. Vanaf dan kan men starten met het uitwisselen van informatie via het justitiële kruispunt JustX met verschillende actoren.

 

Binnen het project JustScan wordt aan een uitbreiding gewerkt om het digitaal dossier voor de gedetineerden te laten zien vanuit de gevangenis. Dit heeft een positieve invloed op de werklast en de werkingsmiddelen van het veiligheidskorps dat instaat voor het transport van de gedetineerden van en naar de gevangenis. Een pilootproject op de griffie van de raadkamer in Brussel en de gevangenissen in Vorst en Sint-Gillis, is gepland voor het eerste kwartaal van 2013.

 

MaCH is in heel België uitgerold. De vredegerechten, politieparketten en politierechtbanken werken nu over heel België met één gecentraliseerde toepassing, namelijk MaCH. Dit project is beëindigd en is volledig in productie.

 

Een eerste proefproject met de implementatie van een servicebus werd opgezet. De uitwisseling van de gegevens van de Dienst Inschrijvingen van Voertuigen werd geïmplementeerd.

 

Het PC@Work-project zit momenteel in een pilootfase bij de volgende entiteiten: het Hof van Cassatie, het federaal parket, de rechtbanken van Turnhout en Charleroi, de gevangenissen van Oudenaarde en Nijvel en de centrale diensten. De eerste resultaten zijn nu al zichtbaar op het terrein. Het dossier om de volledige uitrol op te starten ligt ter goedkeuring bij de Ministerraad.

 

Het nieuwe Centraal Strafregister is in productie. Het Europees gedeelte ECRIS wordt eind september verwacht. Het strafregister is in productie en MaCH wordt in gans België gebruikt. De automatische voeding vanuit MaCH is de volgende stap die in voorbereiding gaat. De koppeling met de gemeenten is ook in voorbereiding.

 

De werkomgeving van de magistraten en hun personeel werd uitgebreid met een gecentraliseerde oplossing voor OCR, Optical Character Recognition. Hierdoor kan iedereen binnen de rechterlijke orde en ook binnen de FOD teksten laten ‘OCR-iseren’.

 

Magistraten kunnen op een eenvoudige manier de teksten recupereren die hen door derden, advocaten en experts werden aangeleverd. Dit dossier is volledig afgerond en is in productie.

 

Het project rond de centrale afdruk is bij 24 van de 29 politieparketten in productie. Dit project zorgt ervoor dat de minnelijke schikkingen en hun rappels op een centrale manier worden afgedrukt. Dit project levert naast een besparing van 100 000 euro per jaar ook een grote werklastvermindering bij de parketten op.

 

Voor de realisatie van deze projecten wordt samengewerkt met verschillende partijen, zoals DAV, Smals, FEDICT en de FOD Financiën.

 

Er staan verschillende projecten in de startblokken. Het doel is dat ze nog dit jaar en in het eerste kwartaal van 2013 de eerste vruchten afwerpen.

 

Er wordt parallel gewerkt op twee sporen. Enerzijds wordt gebruikgemaakt van bestaande contracten binnen de federale overheidsdiensten en Smals, anderzijds zullen nieuwe marktprocedures volgen.

 

Als u naar het budget verwijst, veronderstel ik dat u het hebt over een deel van het Optifedbudget. Dit bedraagt 2,6 miljoen euro voor JustX. Het gebruik hiervan is nog in voorbereiding. Momenteel wordt nog gewerkt met de gewone budgetten.

 

03.04  Bert Schoofs (VB): Ik zal de tijdschema’s die de minister heeft opgelijst tijdig opvolgen.

 

03.05  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ook wij volgen het dossier verder op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs 13049, 13050, 13051, 13052 en 13053 van de heer Francken worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

Voorzitter: Kristien Van Vaerenbergh.

Présidente: Kristien Van Vaerenbergh.

 

04 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "het vrijgeven van de lichamen van de broers Aygün" (nr. 12818)

04 Question de M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "la remise des corps des frères Aygün" (n° 12818)

 

04.01  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de minister, op 18 september 2010 werden twee Turkse broers vermoord. De onderzoeksrechter besliste aanvankelijk, in het raam van het onderzoek, dat de lichamen niet mochten worden vrijgegeven, terwijl de familie van de betrokken broers al langer hoopte om hen in hun geboortedorp te begraven.

 

Ondertussen is de situatie enigszins veranderd, omdat er blijkbaar bekentenissen zijn afgelegd. Het onderzoek bevindt zich dus in de eindfase. U begrijpt natuurlijk het menselijk aspect van heel dit dossier. De familie blijft vragen om die jongens eindelijk te mogen begraven in hun thuisbasis, maar de onderzoeksrechter blijft blijkbaar weigeren om dat toe te laten. Het gerechtelijk onderzoek is nog niet afgesloten. Dat zou de reden zijn.

 

Mevrouw de minister, hebt u kennis van dat dossier? Wat kan er volgens u gedaan worden om een einde te maken aan die onmenselijke toestand, waarbij de twee broers niet begraven mogen worden in hun geboortedorp? Zult u iets ondernemen?

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: In het gerechtelijk onderzoek, dat zich overigens in een eindfase bevindt, werden de lichamen van de slachtoffers door de onderzoeksrechter kort na de lijkschouwing vrijgegeven voor begraving in België, maar niet voor begraving in het buitenland.

 

Het ritueel wassen van de lijken werd toegestaan en een begroeting werd georganiseerd. De betrokken familieleden dringen inderdaad aan op een begrafenis in Turkije en hebben daartoe al een aantal procedures gevoerd, een procedure in kort geding, in eerste aanleg en in beroep en twee procedures voor de kamer van inbeschuldigingstelling, maar elke keer zonder het gewenste resultaat.

 

De kamer van inbeschuldigingstelling te Gent oordeelde reeds, in haar arrest van 26 oktober 2010, dat het de wettelijke taak is van de onderzoeksrechter om bewijzen te verzamelen en maatregelen te nemen die de rechtscolleges in staat moeten stellen om met kennis van zaken een uitspraak te doen, en dat de partijen zich niet tegen die onderzoeksmaatregelen van de onderzoeksrechter kunnen verzetten.

 

Verder komt het de onderzoeksrechter toe om te beoordelen of bepaalde garanties van een buitenlandse overheid voldoende zijn om tot de vrijgave over te gaan. In voorliggend geval oordeelde het hof van beroep te Brussel, in zijn arrest van 27 juni 2011, met betrekking tot de beweerde schriftelijke garanties dat “nergens uit blijkt dat de minister van Justitie in Turkije betreffende deze materie over enige bevoegdheid beschikt en bijgevolg enige garantie kon geven”.

 

Uit het door de partijen voorgelegde schrijven blijkt immers dat enkel de procureur van de republiek tijdens het onderzoek of de rechtbank tijdens de vervolging, tot het opgraven van begraven lichamen kan beslissen. Het hof voegt er nog aan toe dat een dergelijk verzoek het voorwerp moet uitmaken van rogatoire commissies die tijdrovend zijn en die het gerechtelijk onderzoek ten zeerste bemoeilijken. Bovendien bestaat eveneens de hypothese dat tijdens de behandeling van de assisenzaak de voorzitter zou kunnen beslissen tot een aanvullend onderzoek en de opgraving van de lijken zou kunnen bevelen.

 

Ik verwijs ook nog naar een antwoord dat ik op dergelijke vragen al gegeven heb in de Senaat. Het punt is dat alleen de procureur van de republiek zou kunnen beslissen over een toestemming. Omdat die toestemming er niet is gekomen, blijft dat dossier.

 

Belangrijk is dat al de elementen die ik in mijn antwoord heb gegeven, natuurlijk behoren tot de onafhankelijkheid van Justitie.

 

04.03  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Bert Schoofs.

Président: Bert Schoofs.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de slachtofferverklaring ten aanzien van Michelle Martin" (nr. 12830)

- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "het gebrek aan informatie voor de slachtoffers van Michelle Martin" (nr. 12937)

05 Questions jointes de

- M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "la déclaration de la victime à l'égard de Michelle Martin" (n° 12830)

- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "le manque d'informations transmises aux victimes de Michelle Martin" (n° 12937)

 

05.01  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in de commissie voor de Justitie van 27 juni bleek dat Michelle Martin opnieuw een aanvraag tot invrijheidsstelling heeft gedaan, evenals een aanvraag voor het verkrijgen van penitentiair verlof in het kader van haar huidige hechtenis. De families van de slachtoffers noch de advocaten werden hiervan op de hoogte gesteld. Deze families hadden nochtans hun slachtofferverklaring, nodig om als slachtoffer op de hoogte te blijven van de toestand van een eventuele dader waarvan men het slachtoffer is geworden, nogmaals geactualiseerd. Blijkbaar gebeurde niet wat er wel moest gebeuren, met name de families op de hoogte brengen.

 

Mevrouw de minister, wat is er in dit concreet geval gebeurd waardoor de slachtoffers niet, maar de pers wel – en al eerder – op de hoogte was van het feit dat mevrouw Martin opnieuw een aanvraag tot invrijheidsstelling en tot het verkrijgen van penitentiair verlof had ingediend?

 

Ten tweede, bij die bewuste slachtofferverklaringen, ook in andere dossiers, kan door de slachtoffers telkens worden aangegeven wat eventueel hun voorwaarden zouden zijn om te komen tot een voorwaardelijke invrijheidsstelling van een bewuste dader. Hoe wordt er, meer in het algemeen, rekening gehouden met de voorwaarden die eventueel door slachtoffers worden genoteerd op hun slachtofferverklaringen, om als het ware te kunnen instemmen met of minstens begrip te kunnen opbrengen voor de eventuele vrijlating van daders?

 

05.02  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit aan bij een eerder gestelde vraag, zij het iets algemener dan de vraag van de heer Terwingen. Het gaat meer bepaald over het informeren van slachtoffers wanneer de dader vrijkomt.

 

In Antwerpen bestaat er een project, gestart door een individuele procureur. Dat is een goed project en het verdient uitbreiding. Toen ik u een aantal weken geleden daarover ondervroeg, kon u mij niet vertellen of er op dat moment al plannen waren, maar niets belette dat best practices zouden worden uitgewisseld tussen de parketten via de Raad van procureurs of via bilaterale contacten. Ook het College van procureurs-generaal kon het via de expertisenetwerken evalueren en laten verspreiden.

 

Bent u er voorstander van om het in Antwerpen bestaande informatieproject uit te breiden naar andere arrondissementen? Zo ja, op welke manier zou u dat realiseren? Welke middelen stelt u hiervoor ter beschikking?

 

05.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, een ministeriële beslissing om een pentitentiair verlof te weigeren hoeft volgens de wet niet te worden meegedeeld aan het slachtoffer. Het slachtoffer moet enkel in kennis worden gesteld van beslissingen waarbij de minister een strafuitvoeringsmodaliteit toekent of onderbreekt.

 

Gelet op de datum van de zitting waarop de strafuitvoeringsrechtbank van Bergen de toekenning van de maatregel tot voorwaardelijke invrijheidsstelling van de persoon in kwestie opnieuw moet onderzoeken, is het normaal dat de slachtoffers daarvan in juni 2012 nog niet in kennis zijn gesteld. Dat gebeurt eerstdaags aangezien de zitting eind juli plaatsvindt. De wet legt geen termijn vast waarin de slachtoffers in kennis moeten worden gesteld van de zittingsdatum. Ter herinnering, de precieze bepaling van de zittingsdatum hangt af van het tijdstip waarop de gevangenisdirecteur zijn advies geeft. Bij de uitspraak van het laatste vonnis, in casu op 22 september 2011, waren talrijke vertegenwoordigers van de pers aanwezig. Het stond hen vrij om te noteren op welke datum de gevangenisdirecteur werd geacht een nieuw advies te geven.

 

De diensten van de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en het openbaar ministerie te Bergen verzekeren dat zij geen enkele nadere bepaling hebben gegeven met betrekking tot de exacte zittingsdatum, hoewel zij bestookt werden met telefonische oproepen en vragen daaromtrent. De belangrijkste reden waarom de oproepingen thans nog niet zijn verstuurd, houdt verband met het gegeven dat de fiches van bepaalde slachtoffers die zulks sinds de laatste procedure van 2011 niet spontaan hadden gedaan, nog moesten worden bijgewerkt.

 

Eens de arrondissementele slachtofferdatabank effectief operationeel is, zal worden nagegaan in welke mate een nationale databank kan worden gemaakt. De realisatie ervan moet worden bekeken in het kader van de ICT-projecten Justitie en is afhankelijk van de beschikbare financiële middelen.

 

05.04  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de minister, het systeem werkt wel degelijk maar via een informele weg is de pers eerder op de hoogte gesteld dan de slachtoffers. U bent het met mij eens dat zulks jammerlijk is. Het is moeilijk te vermijden, maar wij moeten er toch zo veel mogelijk naar streven dat slachtoffers en hun familie zoiets niet meer via de pers moeten vernemen.

 

Ik meen dat wij op dezelfde golflengte zitten en dat u de nodige maatregelen zult treffen om dit soort gevallen voortaan te vermijden.

 

05.05  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij de repliek van de heer Terwingen. Het kan niet dat de pers vóór de slachtoffers verneemt wat er met een dader gebeurt.

 

Ik kreeg een weinig concreet antwoord op mijn vragen. U zult een en ander nagaan en ik volg de zaken verder op.

 

Ik weet nog altijd niet of u er voorstander van bent, op welke manier u het zult realiseren en welke middelen u ter beschikking hebt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "het injunctierecht" (nr. 12897)

06 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "le droit d'injonction" (n° 12897)

 

06.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, op donderdag 28 juni konden wij tijdens het vragenuurtje van de plenaire vergadering van uw collega van Binnenlandse Zaken, mevrouw Milquet, vernemen dat de met een nikab gesluierde dame die een tijdje geleden tijdens een politiecontrole weigerde mee te werken, enkele politieagenten kopstoten bezorgde en ook op het politiecommissariaat nog eens bijzonder agressief uit de hoek kwam, door het parket nog niet eens ondervraagd is. Zij werd wel uitgenodigd voor een ondervraging, maar zij ging gewoon niet in op die uitnodiging, en dat was het zo ongeveer.

 

Als gewone Vlaamse burger moet men maar eens proberen om kopstoten aan een politieagent uit te delen, agressief te doen in het politiecommissariaat en dan nog eens te weigeren om mee te werken aan het onderzoek. Uit de replieken op uw antwoorden blijkt duidelijk dat de tijd dringt om ter zake in te grijpen.

 

Mevrouw de minister, zult u van uw injunctierecht gebruikmaken om die zaak eindelijk op de sporen te krijgen?

 

Kunt u mij de laatste stand van zaken geven? Ik weet wel dat de scheiding der machten heilig is en ik wil die ook respecteren, maar toch vraag ik naar een stand van zaken in dat dossier.

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Uit de elementen die mij door de procureur des Konings van Brussel werden meegedeeld, blijkt dat het onderzoek waarvan sprake nog steeds lopende is met het oog op een eventuele vervolging. Het geheim van het onderzoek verbiedt mij om meer uitleg te geven.

 

Het resultaat van een eventueel injunctierecht inzake de vervolging van de betrokkene kan worden beïnvloed door andere informatieonderzoeken naar aanleiding van een mogelijke klacht van de betrokkene tegen de politiediensten.

 

06.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het mag duidelijk zijn dat ik mij in de verste verte niet wil bemoeien of het geheim van het onderzoek wil schaden. Ik verneem dat het onderzoek nog steeds lopende is en dat het injuctierecht dat u zou kunnen uitoefenen, door een klacht van de dame tegen de politie zou kunnen worden beïnvloed.

 

Ik zal de zaak verder in het oog houden en ik zal hierop later terugkomen.

 

U geeft het antwoord dat u in dit stadium van het onderzoek kunt geven, maar helemaal tevreden ben ik toch niet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 12943 van mevrouw Van Vaerenbergh over de hervorming van het Hof van Cassatie is tijdens de commissievergadering van 4 juli 2012 aan bod gekomen. Vraag nr. 12952 van de heer Mayeur wordt uitgesteld.

 

07 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "een nationaal preventiemechanisme tegen foltering van gedetineerden" (nr. 12972)

07 Question de M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "un mécanisme de prévention national contre la torture de prisonniers" (n° 12972)

 

07.01  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 18 december 2002 werd door de Verenigde Naties een facultatief protocol tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandelingen of bestraffingen aangenomen. Voornoemd protocol is ondertussen door zestig partijen of landen, waaronder België, ondertekend.

 

De bedoeling van het protocol is een versterking te bieden voor het internationaal toezicht op de eerbiediging van de mensenrechten, inclusief het verbod op folteringen. Meer bepaald wordt voorzien in een dubbel toezichtmechanisme op de rechten van personen die op een of andere manier van hun vrijheid zijn beroofd, zoals mensen in de gevangenis, mensen in psychiatrische instellingen of jongeren die in een centrum voor bijzondere jeugdzorg verblijven.

 

Om het hele protocol te verwezenlijken, werd binnen het Comité ter Preventie van Foltering van de Verenigde Naties een subcomité opgericht. Het protocol vereist van de partijen ook dat zij tot het oprichten van een nationaal toezichtmechanisme overgaan.

 

Mevrouw de minister, over bedoeld mechanisme gaat concreet mijn vraag.

 

Het bewuste mechanisme moet in België nog altijd worden opgericht. Omdat in de kwestie ook gemeenschapsbevoegdheden worden aangeraakt, werd op interfederaal niveau afgesproken dat er een soort samenwerkingsakkoord tussen de Gemeenschappen, de Gemeenschapscommissie en de federale overheid moest komen, teneinde het toezichtmechanisme te realiseren.

 

Het protocol werd in 2005 door België ondertekend. De ratificatie sleept echter nog altijd aan ingevolge de problemen met de oprichting van dat nationaal orgaan.

 

Bij decreet van 25 mei 2009 heeft de Duitstalige Gemeenschap reeds met het protocol ingestemd. Vorige week heeft ook de commissie voor Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden van het Vlaams Parlement een ontwerp van decreet goedgekeurd dat met het protocol instemt.

 

De oprichting van het orgaan laat nog altijd op zich wachten. De gesprekken hierover, waarbij Justitie het voortouw moet nemen, liggen al een tijdje stil. Gelet op het engagement dat werd aangegaan in het kader van de universele periodieke evaluatie om snel tot de ratificatie van het optioneel protocol over te gaan, evenals op de nakende rapportering over de naleving van het verdrag tegen foltering, is het echter onaanvaardbaar dat de oprichting op de lange baan zou worden geschoven.

 

Afgezien van bedoelde verbintenis is er trouwens ook nood aan een degelijk toezichtmechanisme, gelet op het feit dat België regelmatig in opspraak komt ten gevolge van de beweerde aanhoudende problematiek van overbevolking in de gevangenissen en de daarmee gepaard gaande onmenselijke behandelingen.

 

Concreet zijn mijn vragen de volgende.

 

Kan u mij de stand van zaken geven van de onderhandelingen over de oprichting van dit nationaal toezichtorgaan?

 

Welke stappen kunnen op korte termijn worden ondernomen? Overweegt u de bevoegdheid van de reeds bestaande Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen uit te breiden, teneinde voormelde raad expliciet voor de problematiek in kwestie bevoegd te maken? Zo ja, zal u de raad met het oog op een dergelijke uitbreiding financieel steunen?

 

07.02 Minister Annemie Turtelboom: Het facultatief protocol bij het VN-verdrag ter voorkoming van foltering, het OPCAT, viseert inderdaad het tot stand brengen van een of meer mechanismen ter voorkoming van foltering, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van personen die zich op overheidsbevel in publieke of privé-instellingen bevinden. Het betreft onder meer gevangenissen, politiecellen, psychiatrische instellingen, gesloten jeugdinstellingen en centra voor asielzoekers.

 

Dat nationale preventiemechanisme moet als minimummandaat hebben het regelmatig onderzoeken van omstandigheden van personen in die instellingen, bestaande uit het bezoeken aan verschillende instellingen, het formuleren van aanbevelingen aan de bevoegde overheden en het commentaar geven op voorstellen van wetgeving of op bestaande wetgeving.

 

De bekrachtiging is voor België een bijzonder complex dossier. Zowel de federale als de gefedereerde entiteiten zijn belanghebbende partijen bij dit dossier en staan dus in voor het organiseren van het onafhankelijk toezicht, zoals bedoeld binnen de domeinen die tot hun respectievelijke bevoegdheden behoren. Het betreft bovendien een institutionele evenwichtsoefening op meerdere niveaus.

 

Er moet rekening worden gehouden met de bestaande structuren, zoals het Comité P en de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen, die de facto reeds een deel van het OPCAT-mandaat uitoefenen. Daarnaast dekken de bestaande structuren echter niet het geheel. Er moet dus worden nagedacht over nieuwe structuren of bijkomende mandaten voor bestaande structuren. Een bijkomend element is dat zowel de bestaande als eventueel de toekomstige structuren die een mandaat uitoefenen, moeten voldoen aan de VN-principes van Parijs inzake de onafhankelijke samenstelling, financiering en uitoefening van de mandaten.

 

Dat vergt ook een analyse van de bestaande structuren die eventueel in dit raam zouden worden geïntegreerd. Een mogelijke hypothese die op technisch niveau naar voren is geschoven om het mandaat van het OPCAT te integreren binnen een ruimere structuur is die van een Nationale Commissie voor de Mensenrechten. Dat blijft een hypothese, maar ze zou aansluiting kunnen vinden bij de intentie van België om werk te maken van de oprichting van een dergelijke Nationale Commissie voor de Mensenrechten.

 

07.03  Raf Terwingen (CD&V): Ik dank u voor uw antwoord. Er moet inderdaad een aantal analyses gebeuren. U bent daarmee bezig, hoor ik. Ik denk dat u als geen ander zo spoedig mogelijk tot een oplossing wilt komen in de bestaande structuren of in de nieuw op te richten structuur. Voor ons land is het van belang dat wij niet achterblijven en dat wij alleszins overgaan tot de installatie van de nodige structuren om te voorkomen dat ons naderhand kan worden verweten dat bepaalde toestanden in de gevangenissen hadden kunnen worden voorkomen of tenminste hadden kunnen worden geanalyseerd. Wij mogen daarvoor geen schrik hebben, maar ik denk dat u die bezorgdheid deelt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de aanpassing van de wapenwet" (nr. 12985)

08 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "l'adaptation de la loi sur les armes" (n° 12985)

 

08.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een paar jaar geleden werd de wapenwet aangepast, niet alleen ten goede, want er bleven een aantal hiaten.

 

Deze regering wou in de nasleep van de tragedie in Luik eind vorig jaar, toen verschillende onschuldige mensen door een gek werden vermoord, de wapenwet verstrengen. Het waren ook uw eigen woorden. Er werd bijvoorbeeld aan gedacht om de vrije wapenverkoop volledig te verbieden.

 

De huidige wapenwet is van kracht sinds 2006. De jongste wijzigingen werden in 2008 doorgevoerd. De wapenwet verbiedt de vrije verkoop van registratieplichtige wapens. Daarnaast is er ook een vrije lijst van wapens die wel vrij mogen worden verkocht. Als ik het goed heb begrepen, zou het de bedoeling zijn om deze vrije lijst gewoon af te schaffen. Volgens documenten van een studiedag in Antwerpen op 8 juni, waarop de wapenwet van 2006 werd geëvalueerd, zou de Raad van State echter hebben gezegd dat de schrapping van de HFD-vuurwapens als vrije wapens niet via een KB zou kunnen gebeuren, maar dat een wetswijziging nodig zou zijn.

 

Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken in dit dossier? Zijn er ondertussen wijzigingen door de regering goedgekeurd? Zo ja, welke?

 

Tot hiertoe bestaat er een vrije lijst van wapens die mogen worden verkocht. Volgens bepaalde persberichten wilt u die vrije lijst schrappen. Vreest u dan niet dat heel wat wapens van de vrije lijst in de illegaliteit zullen verdwijnen en dat u hiermee precies het tegenovergestelde effect zult bereiken?

 

Verschillende sportschutters en wapenverzamelaars zijn al langer verbaasd over de samenstelling van de zogenaamde vrije lijst. Sommige wapens staan niet op de vrije lijst, zoals de Duitse Luger, en zijn dus vergunningsplichtig, terwijl de Zwitserse Luger, eigenlijk hetzelfde wapen, wel op de vrije lijst staat. Hetzelfde geldt voor de trench gun, terwijl de riotgun niet op de lijst staat.

 

Is het niet aangewezen om eerst die lijst uit te zuiveren alvorens te kijken of nog bijkomende maatregelen nodig zijn?

 

De vraag is of wij eigenlijk niet beter naar het buitenland zouden kijken om onze wapenwet aan te passen. Waarom zou u bijvoorbeeld de uitgezuiverde vrije lijst niet onderwerpen aan een meldingsplicht, zoals die in Duitsland bestaat? Daar wordt een soort van inschrijvingsbewijs van het wapen uitgereikt. Dit zou er in elk geval voor zorgen dat de controle kan worden versterkt en dat uw doelstelling — geweld door middel van wapens zo veel mogelijk beperken en vermijden — volgens mij een stuk gemakkelijker kan worden bereikt.

 

Ik ben zeer benieuwd naar uw antwoord.

 

08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, om de maatregel inzake de afschaffing van de zogenaamde HFD-lijst een maximaal effect te laten hebben, zijn overgangsmaatregelen noodzakelijk. Hiermee bedoel ik dat de bezitters van deze wapens de tijd krijgen voor de aangifte en dat zij quasi automatisch en gratis een vergunning zullen krijgen. Om die reden werd in het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake justitie een kleine legistieke aanpassing opgenomen die overgangsmaatregelen toelaat voor de afschaffing van de lijst van vrij verkrijgbare historische wapens.

 

Ik ben voldoende realistisch om te beseffen dat misschien altijd een deel van de wapens in de illegaliteit zal verdwijnen, maar dit mag vooral geen beletsel vormen om de vrije verkoop in de toekomst te stoppen. Dit is immers de enige manier om er echt een antwoord op te geven.

 

De lijst is inderdaad onlogisch samengesteld. Met het uitzuiveren ervan voeren wij alleen een reactief beleid en blijft het risico bestaan dat wij morgen moeten herbeginnen, als zou blijken dat er ook nog misbruiken zijn met de overblijvende wapens. Mijn benadering is proactief en gericht op een maximale veiligheid.

 

In veel buurlanden zijn alleen buskruitwapens nog vrij verkrijgbaar. Dit strookt dan ook met de geest van de Europese richtlijn. Alle andere vuurwapens horen niet thuis in de vrije verkoop.

 

Opnieuw een categorie van aangifteplichtige vuurwapens invoeren, is niet gewenst. De overheid moet preventief kunnen optreden en niet steeds voor voldongen feiten worden geplaatst.

 

08.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw volledig antwoord. Ik vraag mij af wanneer de overgangsmaatregelen, waarmee u aan sportschutters en wapenverzamelaars de tijd hebt gegeven om zich met een gratis aangifte in regel te stellen, begon te lopen. Ik heb de indruk dat niet iedereen daarvan op de hoogte is.

 

U zegt dat de lijst van HFD-vuurwapens volledig geschrapt wordt. Wanneer gebeurt dat, of is dat al gebeurd? Is die lijst al geschrapt? Werd daarover al gecommuniceerd?

 

U zegt dat in de meeste Europese landen alleen nog de mogelijkheid bestaat om buskruitwapens ter beschikking te stellen. Zullen die ook bij ons blijven bestaan, zoals ik hoop, of bent u van mening dat ook op dat vlak alles moet worden geschrapt?

 

Als u op die vragen nu geen antwoord kunt geven, zal ik een bijkomende vraag moeten indienen na het zomerreces.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de bijstand van een advocaat in de gevangenis van Tilburg" (nr. 13001)

09 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "l'assistance d'un avocat à la prison de Tilburg" (n° 13001)

 

09.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, in opvolging van een vraag die ik vorige week stelde in de commissie, had ik graag nog een aantal bijkomende vragen gesteld over de bijstand van een advocaat bij tuchtprocedures in de gevangenis van Tilburg.

 

Heel concreet, hoeveel tuchtprocedures werden er in de gevangenis van Tilburg al opgestart sinds de aanwezigheid van Belgische gedetineerden? Wat waren de verschillende aanleidingen? Hoeveel keer werd door een gedetineerde bijstand gevraagd van een advocaat in tuchtzaken? In hoeveel gevallen was er effectief en tijdig bijstand? Indien er geen bijstand werd verleend, wat waren dan de redenen? Kunnen Belgische advocaten wel altijd tijdig worden verwittigd en tijdig aanwezig zijn in de gevangenis van Tilburg? Wordt er soms ook een beroep gedaan op Nederlandse advocaten of doet men uitsluitend een beroep op Belgische advocaten voor de bijstand aan Belgische gedetineerden?

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: Sinds de aanwezigheid van Belgische gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Tilburg werden er 3 038 rapporten aan de directeur bezorgd. Naar aanleiding hiervan werden 2 646 tuchtprocedures opgestart. De belangrijkste aanleidingen zijn verbale en fysieke agressie, het verstoren van de orde, incidenten in de werkplaats, werkweigering, diefstal van cd’s en dvd’s, en het bezitten van contrabande, zoals een gsm, drugs of medicatie.

 

Er zijn geen cijfers beschikbaar betreffende het aantal tuchtdossiers waarin om bijstand van een advocaat werd gevraagd. Wel werd geregistreerd in hoeveel dossiers er effectief een advocaat aanwezig was. Er werden tot op heden 216 tuchtdossiers gevoerd waarbij effectief een advocaat aanwezig was. Alle procedures vonden plaats binnen de wettelijk vastgestelde termijnen.

 

Uit ervaring weten wij dat de pro-Deoadvocaat steeds aanwezig is en dat slechts in uitzonderlijke omstandigheden de eigen advocaat niet komt opdagen. Persoonlijke of professionele redenen van de advocaat liggen dan aan de basis van zijn afwezigheid. Indien de eigen advocaat laat weten dat hij niet aanwezig kan zijn, wordt dit gecommuniceerd aan de gedetineerde en krijgt hij alsnog de kans om een beroep te doen op een advocaat van de balie te Turnhout. Gelet op het feit dat de balie te Turnhout werkt met een permanentiedienst kan er steeds worden ingegaan op het verzoek tot bijstand pro Deo.

 

Zoals gezegd wordt er samengewerkt met de balie van Turnhout. Zij voorzien in een permanentiedienst voor de gevangenissen van de Noorderkempen. Indien een gedetineerde om bijstand verzoekt, neemt het tuchtsecretariaat telefonisch contact op met de balie om een afspraak te maken voor de volgende dagen. Ook in het weekend blijft deze regeling van kracht. Indien gedetineerden verzoeken om hun eigen advocaat of hun eigen pro-Deoadvocaat, worden die ’s ochtends op de hoogte gebracht voor de afhandeling de volgende dag. Wanneer de datum niet schikt, wordt een nieuwe afspraak voorgesteld. Indien de eigen gekozen raadsman niet aanwezig kan of wil zijn, wordt dus nog steeds de mogelijkheid geboden om een beroep te doen op een pro-Deoadvocaat van de balie van Turnhout.

 

Uitsluitend Belgische advocaten wordt om bijstand gevraagd wanneer de gedetineerde bijgestaan wenst te worden. Bij mijn weten heeft tot op heden nog geen enkele gedetineerde verzocht om te worden bijgestaan door een Nederlandse advocaat.

 

09.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor het cijfermateriaal. Het valt mij op dat er heel veel rapporten zijn en ook heel veel tuchtprocedures.

 

Als ik u echter goed begrijp, dan heeft iedereen wel de kans en de mogelijkheid om tijdig een beroep te doen op een Belgische advocaat. Dat is voor mij toch een belangrijke geruststelling.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Mme Linda Musin à la ministre de la Justice sur "les syndics indélicats" (n° 13056)

10 Vraag van mevrouw Linda Musin aan de minister van Justitie over "oneerlijke syndici" (nr. 13056)

 

10.01  Linda Musin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, j'ai déjà eu l'occasion de vous interpeller à plusieurs reprises sur la problématique des syndics négligents ou indélicats. Or, loin de se régler, la situation a tendance à se dégrader encore, que ce soit à Anvers, à Bruxelles, à Namur ou à Liège.

 

Des milliers de copropriétaires seraient touchés par cette délinquance en "col blanc". Il semble qu'un important dossier bruxellois ait été classé sans suite par le parquet, en l'occurrence le dossier Marevoet. À Anvers également, des centaines de copropriétaires seraient concernés. A Liège, il semble que la situation progresse, mais l'inaction prolongée a dégradé encore la situation.

 

Dès lors, madame la ministre, je vous repose les questions que je vous adressais voici quelques mois. Ne pensez-vous pas que la célérité s'impose dans ce genre de dossiers, afin de mettre fin aux pratiques frauduleuses qui risquent de placer certaines personnes dans des situations dramatiques, à savoir des propriétaires et des locataires? Ne serait-il pas opportun d'encourager encore les procureurs généraux à se pencher plus promptement sur cette problématique et à être plus diligents dans cette matière?

 

10.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, madame Musin, (…) m'ont indiqué avoir reçu et traité des plaintes individuelles qui ont, pour certaines, abouti à une citation devant le tribunal correctionnel. Conscient des problèmes auxquels certains copropriétaires peuvent néanmoins être confrontés, le Collège des procureurs généraux a abordé la question lors de sa réunion du 23 avril 2012. Le Collège est parvenu à la conclusion que la priorité doit être accordée à la lutte contre les phénomènes de criminalité pris en considération dans le Plan national de sécurité. Ajouter de nouvelles priorités à cette liste mettrait le système en péril et viderait les priorités de leur substance.

 

En réponse à une question antérieure, j'avais également affirmé que je recevrais l'association professionnelle des syndics ainsi que le parquet de Bruxelles. La réunion de concertation a eu lieu récemment avec le Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars, des représentants du Syndicat National des Propriétaires et un représentant du ministère public. Au cours de cette réunion, cette problématique a été examinée. L'attention a été attirée sur la nécessité d'établir une distinction claire entre les dossiers qui relèvent plutôt d'un oubli, d'ignorance et de négligence, et qui devraient être abordés sous l'angle du droit civil et de la discipline, et les dossiers dans lesquels il est manifestement question de mauvaise foi et de détournement frauduleux, et qui entrent effectivement en considération pour des poursuites pénales. 

 

10.03  Linda Musin (PS): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse. Je comprends que des priorités soient fixées sur le plan de la criminalité, et que ce sujet vient s'y rajouter. Mais si j'insiste, c'est parce que des centaines, voire des milliers de copropriétaires sont concernés et vivent des situations financières qui les fragilisent. Je comprends aussi qu'il faille distinguer l'oubli, l'ignorance et la mauvaise foi. C'est un dossier assez délicat. Il faut pouvoir continuer ces réunions, au niveau des syndics et des parquets, pour attirer l'attention sur le fait qu'il faut rester vigilant. Ce sujet me semble très important.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de afhandelingsduur van gerechtszaken" (nr. 13065)

11 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "le délai de traitement des affaires judiciaires" (n° 13065)

 

11.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, in april heb ik een schriftelijke vraag met betrekking tot de afhandelingsduur van de gerechtszaken gesteld.

 

In het schriftelijk antwoord dat ik vorige week heb ontvangen, stond dat de statistisch analisten reeds op 10 februari 2010 een analyse van de doorlooptijden voor de periode van 2004 tot 2008 hadden gepresenteerd aan een gemengde commissie voor de Justitie van Kamer en Senaat en dat het verslag van de commissie een goed beeld zou geven van de doorlooptijden van een zaak vanaf de binnenkomst op het parket tot aan het vonnis ten gronde, uitgesproken door de correctionele rechtbank.

 

Ik ben zelf gaan zoeken naar dat verslag en heb moeten vaststellen dat de regering blijkbaar op dat moment was gevallen en dat er geen verslag meer werd gepubliceerd. Ik ben daarvan dus niet veel wijzer geworden.

 

Ik kom daarom terug op de vraag en stel ze nogmaals mondeling. Misschien hebt u de tabellen mee en kan ik uw schriftelijk antwoord nakijken, maar ik zal mijn vragen toch eerst stellen.

 

Ten eerste, kunt u mij een antwoord geven met betrekking tot het tijdsverloop tussen het ogenblik van de indiening van een strafklacht en het verkrijgen van de gerechtelijke beslissing? Hoeveel tijd zit er tussen het ogenblik van de indiening van een strafklacht en de eerste keer dat een zaak voor de raadkamer komt, dus tot de regeling van de rechtspleging? Hoeveel dagen verlopen er gemiddeld tussen die twee tijdstippen per gerechtelijk arrondissement?

 

Ten tweede, wat is het gemiddeld aantal dagen vanaf de doorverwijzing van een zaak door de raadkamer tot de vaststelling voor de correctionele rechtbank?

 

Ten derde, hoeveel dagen zitten er gemiddeld tussen de behandeling van een zaak en het uitspreken van het vonnis?

 

Ten vierde, na tussenkomst van het vonnis in eerste aanleg hebben het openbaar ministerie of de veroordeelde vijftien dagen de tijd om beroep aan te tekenen. Kunt u per hof van beroep aangeven hoeveel dagen er gemiddeld verstrijken tussen het aantekenen van het beroep en de eerste verschijning in beroep?

 

Ten vijfde, u verwijst naar het analyserapport van de statistisch analisten met betrekking tot de referentieperiode 2004-2008. Hebt u dat rapport bij u? Indien ja, kan ik dat dan in ontvangst nemen?

 

Ten zesde, betreffende de referentieperiode 2007-2011 antwoordde u mij op mijn schriftelijke vraag dat er na de presentatie van de analyse in juni aan het College van procureurs-generaal nog een interne validatieprocedure door de verschillende korpschefs volgde. Tegen wanneer mogen wij bijgevolg de presentatie van de recente analyse verwachten?

 

11.02 Minister Annemie Turtelboom: Voor alle vragen over doorlooptijden verwijs ik naar de gemengde commissievergadering van oktober 2011. Ik heb het volledig rapport bij me. Daarin moeten normaal gezien alle gevraagde cijfers staan. Ik hoop dat u het mij bespaart dat ik die tabellen moet voorlezen.

 

De informatie is gebaseerd op het analyserapport voor de periode 2004-2008. Dat analyserapport was enkel voor intern gebruik bedoeld. Hier betreft het de versie die publiek gemaakt werd.

 

De presentatie van het analyserapport voor de periode 2007-2011 verwachten wij dit najaar. Ik overhandig u de bundel met alle cijfers.

 

11.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Ik neem de bundel graag in ontvangst en zal de cijfers zeker bestuderen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 12998 van mevrouw Fonck en vraag nr. 13075 van mevrouw Boulet worden als ingetrokken beschouwd, wegens afwezigheid zonder verontschuldiging.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.30 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15.30 heures.