Commission de la Défense nationale |
Commissie
voor de Landsverdediging |
du Mardi 10 juillet 2012 Matin ______ |
van Dinsdag 10 juli 2012 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 9.35 uur en voorgezeten door de heer Filip De Man.
La séance est ouverte à 9.35 heures et présidée par M. Filip De Man.
01 Plan voor Investeringen in Defensie en Veiligheid: samengevoegde interpellaties en vragen van
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de aankoopprocedure van diverse legeraankopen" (nr. 12663)
- mevrouw Karolien Grosemans tot de minister van Landsverdediging over "het investeringsplan 2012-2014" (nr. 54)
- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "het investeringsplan voor Defensie voor de periode 2012-2014" (nr. 12834)
- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de procedure voor de aankoop van materieel door het Belgische leger" (nr. 12843)
- mevrouw Annick Ponthier tot de minister van Landsverdediging over "het investeringsplan Defensie 2012-2014" (nr. 55)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het Plan voor Investeringen in Defensie en Veiligheid (PIDV)" (nr. 12849)
- mevrouw Bercy Slegers aan de minister van Landsverdediging over "de aankoop van twee nieuwe schepen ('Ready Duty Ships') voor snelle interventies" (nr. 13028)
01 Plan d’Investissements en Défense et Sécurité: interpellations et questions jointes de
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "la procédure utilisée pour divers achats militaires" (n° 12663)
- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le plan d'investissement 2012-2014" (n° 54)
- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "le plan d'investissements pour la Défense pour la période 2012-2014" (n° 12834)
- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "la procédure d'achat de matériel par l'armée belge" (n° 12843)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "le plan d'investissement Défense 2012-2014" (n° 55)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le Plan d'Investissements Défense et Sécurité (PIDS)" (n° 12849)
- Mme Bercy Slegers au ministre de la Défense sur "l'achat de deux nouveaux bateaux ('Ready Duty Ships') destinés aux interventions rapides" (n° 13028)
De voorzitter: Dames en heren, op vraag van een aantal leden heb ik een brief in verband met het befaamde verslag van de inspectie gestuurd. De Kamervoorzitter heeft een brief van de minister ontvangen met de mededeling dat het verslag ter inzage is bij het secretariaat van onze commissie.
01.01 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik kan alleen beamen wat u hebt meegedeeld. De adviezen en commentaren die tijdens de vorige commissievergadering zijn gegeven, heb ik vervat in mijn antwoord met betrekking tot het hele investeringsplan. Ik heb hier een hyperperformante installatie laten aanrukken, die op een hyperperformante manier het verslag zal extrapoleren. Het verslag ligt ter inzage bij de voorzitter.
De voorzitter: Wanneer zult u uw hyperperformante voorstelling naar voren brengen?
01.02 Minister Pieter De Crem: Wanneer men het startsein geeft.
De voorzitter: Maar u weet dat er interpellaties aan de orde zijn?
01.03 Minister Pieter De Crem: Ja, maar ik stel voor dat ik vóór mijn specifieke antwoorden op de interpellaties en de vragen een toelichting geef bij het verslag van de inspecteur van Financiën.
De voorzitter: Dus de leden ontwikkelen eerst hun interpellaties?
01.04 Minister Pieter De Crem: Dat lijkt mij het meest logische.
01.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, om een discussie met kennis van zaken aan te vatten, moet men vooraf over alle nodige documenten beschikken. Een paar weken geleden hebben wij het advies van de inspectie van Financiën gevraagd, zodat wij het kunnen bestuderen alvorens de discussie aan te vatten. Na de uiteenzettingen en de vragen van een aantal leden vorige keer had ik verwacht dat u ons dat advies kon laten bezorgen. Nu horen wij dat dat blijkbaar niet is kunnen gebeuren en dat wij hier een presentatie van het advies zullen krijgen. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat de leden van de commissie dat advies niet vooraf op papier kunnen krijgen?
De voorzitter: Mijnheer De Vriendt, ik kan niet meer doen dan op vraag van de leden een brief te sturen. Het antwoord is nu bekend. Het rapport ligt ter inzage bij de heer Peetermans. U kunt dat inkijken. U kunt natuurlijk zeggen dat u het vannacht niet hebt kunnen inkijken en dat u nu niet met kennis van zaken kunt spreken. Ik begrijp dat, maar ik kan alleen maar mijn rol spelen. Ik stel voor de interpellaties te ontwikkelen en de minister te aanhoren. Niemand belet u later daarop terug te komen.
01.06 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik ga niet akkoord met die gang van zaken. Ik betreur dat. Ik vind het een gebrek aan transparantie en ook een gebrek aan respect voor het Parlement. Als ik het goed begrijp, komt er nu een presentatie. Zal het volledige advies van de inspectie van Financiën hier geprojecteerd worden?
01.07 Minister Pieter De Crem: We hebben zodanig veel slides nodig gehad dat we er meteen genoeg hadden.
01.08 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Ik interpreteer dat als ja, een letterlijke weergave van het advies.
01.09 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, is het dan niet nuttig om eerst het advies te bekijken? Dat lijkt mij toch verstandig. We wilden eigenlijk eerst het advies kunnen inkijken, maar nu blijkt dat dat niet mogelijk is. Ik was er ook niet van op de hoogte dat het verslag bij de secretaris ter inzage lag.
De voorzitter: Ik weet dat ook pas sinds vanochtend. Als de leden ermee akkoord gaan, kunnen we eerst de minister aanhoren en daarna de interpellaties ontwikkelen.
01.10 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik stel wel voor dat er eerst geïnterpelleerd wordt, want de interpellaties hebben betrekking op het advies. Eerst moeten de interpellaties doorgaan, zoals dat gangbaar is, volgens de agenda van de Kamer. Er is immers geen enkele wijze waarop het Reglement mij kan verplichten een andere handelswijze toe te passen. Mijn voorstel is dus dat er eerst wordt geïnterpelleerd en dat dat gebeurt conform de wijze waarop u de vergadering leidt.
De voorzitter: Mevrouw Grosemans, u hebt altijd nog een repliek. Ik zal daar trouwens zeer mild in zijn. Als u uitgebreid wil repliceren, kunt u dat alsnog doen.
01.11 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, u bent voorzitter van een parlementaire commissie. U moet waken over het goed functioneren van de leden van onze commissie. Vooraleer we discussies met een omvang van een half miljard euro aanvatten, vooraleer we interpellaties ontwikkelen en vragen opstellen, is het toch wel logisch dat we eerst het advies krijgen van de inspectie van Financiën, om dan in discussie te gaan.
De voorzitter: Ik kan de minister de arm niet omwringen. Ik heb een brief gestuurd en ik heb het antwoord gekregen dat het rapport ter inzage ligt. Zo meteen krijgen wij een toelichting. Interpelleer en daarna kunt u uitgebreid repliceren. Meer kan ik niet doen.
Mevrouw Grosemans, u hebt het woord.
01.12 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, wij hebben tijdens de vorige vergadering van de commissie voor de Landsverdediging een heel gedetailleerde omschrijving gekregen van uw investeringsplan. De boodschap die werd gebracht, was dat er onder minister Pieter De Crem wel degelijk plaats is voor investeringen. We zullen inderdaad geld besteden aan nieuwe investeringen. Velen zullen verzucht hebben: eindelijk meer ATV’s, eindelijk nieuwe patrouilleschepen. Onze fractie heeft al geruime tijd aangedrongen op meer aandacht voor investeringen. De 242 miljoen euro die dit jaar zal gespendeerd worden aan nieuw materieel, is al heel wat anders dan de magere 126,8 miljoen euro, waarvan begin 2012 sprake was.
Om een en ander toch even te relativeren wil ik erop wijzen dat de defensiestaf begin 2012 wel vroeg om 342,2 miljoen euro. Zij zeiden dat 342,2 miljoen euro nodig was om die heruitrustingsprojecten tot een goed einde te brengen.
Van een modern leger wordt verwacht dat 25 % van het defensiebudget aan investeringen wordt besteed. In het geval van de Belgische Defensie komt dat neer op 700 miljoen euro op jaarbasis. Mijnheer de minister, ik denk dat 25 % aan investeringen besteden in dit land een moeilijke zaak is. Als Defensie bespaart, worden die vrije kredieten immers onmiddellijk door de regering opgesoupeerd. De vrije marge krimpt dan ook nog eens jaar na jaar door de stijgende lonen en meer uitgaven, bijvoorbeeld door de stijging van de brandstofprijzen.
Mijnheer de minister, ik moet u proficiat wensen. U hebt toch een pot met geld gevonden, maar helaas bevat die pot in de verste verte niet genoeg geld om Defensie terug op de rails te krijgen, omdat er al zo veel jaren niet meer in Defensie is geïnvesteerd.
Omdat wij een beperkt budget hebben, is het heel belangrijk dat geld verstandig te investeren. Dat mag niet bij propaganda blijven. Daarom maken wij ons zorgen over de budgettaire haalbaarheid van het plan, zeker na het lezen van de kritiek van de Inspectie van Financiën in een artikel in De Morgen van 10 mei. Wij betreuren ook dat dit plan absoluut geen duidelijke visie bevat en dat het niet aan het meerjarenplan, dat hier werd ingediend, werd gekoppeld.
Dat brengt mij tot twee pijnpunten.
Ten eerste, de budgettaire marge. Dit investeringsplan is ongetwijfeld een van de belangrijkste, misschien wel het belangrijkste project uit uw carrière. Het gaat toch over 500 miljoen euro die Defensie de volgende jaren zal investeren met betalingen die lopen tot 2019. Net zoals uw voorganger bij u heeft gedaan, zult u de bewegingsvrijheid van uw opvolger aanzienlijk beperken. Het wordt heel moeilijk voor uw opvolger om nadien kort op de bal te spelen als er plots nieuwe noden opduiken. U hebt bijvoorbeeld de MILAN’s niet kunnen vervangen toen die diverse mankementen vertoonden en uit dienst moesten worden genomen. Die problemen duren nog voort tot op de dag van vandaag.
Mijnheer de minister, hoeveel bedraagt de jaarlijkse vrije marge voor investeringsprojecten van uw opvolger in de periode 2014-2019? Over de budgettaire haalbaarheid heb ik al enkele schriftelijke vragen ingediend om een zicht te krijgen op de budgettaire prospectie voor 2019.
Kunt u – als u een toelichting geeft over de kritiek van de Inspectie van Financiën zal dat ook wel tevoorschijn komen – uit de doeken doen welke parameters hier werden gehanteerd? Welke parameters werden gehanteerd en op welke manier werd daarmee gespeeld? Welke projecten zullen eerst sneuvelen, indien de parameters niet blijken te kloppen? Met andere woorden, welke projecten zijn het minst prioritair?
Een tweede pijnpunt is de politieke visie. Volgens onze fractie is er geen visie achter de investeringen. Ze lijkt volledig te ontbreken. De financiële impact is er tot 2019. Het materieel dat wij nu zullen aankopen, moet natuurlijk dubbel zo lang meegaan. De vraag is dus niet of wij het materieel nu nodig hebben, maar wel of wij het in de toekomst nodig zullen hebben. Wij kopen hier immers geen auto voor vijf jaar.
Een erg frappant voorbeeld zijn de passieve beschermingskits voor de Pandurs. De kostprijs bedraagt acht miljoen euro en zal vermoedelijk tot tien à twaalf miljoen euro oplopen. Op het eerste gezicht lijkt de aankoop heel verstandig. Wij zullen in extra bescherming voor de Pandurs en in de veiligheid van onze militairen investeren.
De bescherming die nu wordt aangebracht, is echter een bescherming voor erg zwaar major warfare. Daartoe dienen die beschermingskits. Wij gebruiken de Pandurs evenwel voor stabilisatieopdrachten. Wij hebben ze nodig voor bescherming tegen bermbommen. Met die passieve beschermingskits blijken de Pandurs nog altijd ongeschikt en nog altijd gevaarlijk voor de militairen.
Moeten wij nu echt investeren in beschermingskits voor twintig jaar oude verkenningspantservoertuigen? Kunnen wij het daartoe uitgetrokken budget niet beter aanwenden voor het kopen van bijvoorbeeld nieuwe drones, zoals ook Nederland heeft beslist?
Wij zouden ze samen met Nederland kunnen aankopen. Wij zouden gezamenlijke opleidingen kunnen inrichten. Nu zullen wij in zware bescherming investeren, voor het geval de Russen ons land zouden binnenvallen. De Russen zullen België evenwel niet binnenvallen en de Chinezen ook niet.
De beslissing tot aankoop is dus een onbegrijpelijke beslissing. Ik zou dus graag weten op welke manier de beslissing tot stand is gekomen.
Een ander punt van kritiek is dat het investeringsplan te weinig rekening houdt met de multinationale context. Met een meerjarenplan zouden wij veel slimmer kunnen investeren.
Bijvoorbeeld, waarom investeren wij in nieuwe commando- en controlemodules voor het CRC? Waarom werken wij ter zake niet samen met een buurland, zoals Nederland? Nederland heeft immers een bijna gloednieuw complex in Nieuw Milligen dat nog maar vijf jaar oud is. Wij zouden er perfect kunnen samenwerken. Vanuit dit complex zouden wij het Benelux-luchtruim volledig in de gaten kunnen houden. Een dergelijk project zou een heel concrete invulling aan de recente Benelux-intentieverklaring kunnen geven.
Het programma waarover ik mijn wenkbrauwen het meest gefronst heb, is de aankoop van de munitie voor die AIV DF90, het beruchte voertuig met het 90 mm kanon van Flahaut. Mijnheer de minister, u hebt hier in de commissie reeds geregeld geantwoord op vragen en grote verklaringen afgelegd waarin u stelde dat die voertuigen niet zullen worden ingezet onder uw mandaat. Waarom wordt er nu oefenmunitie aangekocht om te leren schieten met een voertuig dat u nooit van uw leven wilt inzetten? Is dat geen pure geldverspilling? Of bent u misschien intussen van mening veranderd?
Bijna al onze buurlanden, Frankrijk, Nederland, Groot-Brittannië, hebben een denkoefening gemaakt over de bedreigingen die wij in de toekomst kunnen verwachten en welke rol Defensie hierin kan spelen. Hier is dat blijkbaar niet nodig. Wat gebeurt er hier nu? Wij gaan nu kijken naar behoeften die reeds jarenlang op tafel liggen. Toch kijken wij niet naar wat wij in de toekomst nodig hebben, zoals bijvoorbeeld onze cybercapaciteit die niet wordt uitgebouwd en waarin niet wordt geïnvesteerd, terwijl dat volgens mij een dimensie is die enorm in belang toeneemt.
Mijnheer de minister, ik denk dat wij heel dringend een maatschappelijk en politiek debat moeten voeren over welke richting wij uitwillen met Defensie, over wat ons leger nog moet kunnen, over wat wij in de toekomst willen inzetten en hoe wij dat het beste afstemmen met beslissingen die in de buurlanden worden genomen.
Mijnheer de minister, u wilt die discussie blijkbaar mijden als de pest. U wilt geen schokgolven veroorzaken. U bent beleidsman, dan moet u beslissingen nemen en de realiteit onder ogen zien. Defensie wordt de laatste tijd vaak vergeleken met een schip dat al jarenlang water aan het maken is, terwijl het orkest van de investeringen lustig verder speelt. Tot op de dag van vandaag zie ik geen structurele oplossingen. Als daar niet snel iets aan verandert, dan is het point of no return definitief voorbij en zal Defensie volledig afglijden naar de dieperik.
01.13 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, tijdens de afgelopen bijeenkomsten van de commissie Legeraankopen en de commissie voor de Landsverdediging kregen wij een zeer uitgebreide, technische toelichting bij de dossiers die rechtstreeks voorvloeien uit het opgestelde en op de Ministerraad van 11 mei goedgekeurde PIDV, het Plan voor Investeringen in Defensie en Veiligheid.
Mijn interpellatie is tweeledig. U hebt tijdens een vorige bijeenkomst, eind mei, reeds de kritiek die de Inspectie van Financiën heeft op het voorliggende reeds teruggeschroefde plan gepareerd of proberen te pareren, door te stellen dat het eindadvies positief is en dat de Ministerraad het plan uiteindelijk heeft goedgekeurd. Wat u er niet altijd bij zegt, is dat het werd goedgekeurd onder voorwaarden.
U moet, zoals u weet, voor elk aankoopdossier opnieuw apart naar de commissie Legeraankopen en naar de Ministerraad trekken om het fiat te krijgen. Dat lijkt mij een minpunt, zeker gezien de politieke toestand in dit land en de zeer labiele budgettaire toestand waarin dit land en zijn begroting zich bevinden. Het voorziene defensiebudget zou ook al snel kunnen evolueren. Dat weet u ongetwijfeld, gezien de toestand in de voorbije jaren.
De Inspectie van Financiën mag het plan dan wel goedgekeurd hebben, zij had ook fundamentele opmerkingen omtrent de financiële haalbaarheid ervan. Tijdens de vorige bijeenkomst van de commissie werd reeds aangehaald dat de bijkomende kosten bij de voorgestelde investeringen danig onderschat zouden zijn. Wij zullen misschien dadelijk in het rapport zien wat daar concreet mee bedoeld wordt, maar ik zou graag van u weten hoe u de evolutie binnen Defensie ziet, zeker wat betreft de concrete dossiers die nu voorliggen.
Indien de toekomstig goed te keuren dossiers niet meer haalbaar lijken, vooral voor 2013 en 2014, wat is dan uw plan B? Waar legt in u dat geval de prioriteiten?
Ik kom nu tot het tweede gedeelte van mijn interpellatie. Wat onze fractie meer zorgen baart, is de noodzaak voor Defensie om, hoofdzakelijk ten gevolge van de wankele en negatieve budgettaire toestand, niet te kortzichtig te denken. Wij hebben in de afgelopen weken zeer interessante hoorzittingen bijgewoond. Een aantal deskundigen heeft er gesproken over de toekomstige samenwerking van Defensie binnen Europa en in eerste instantie waarschijnlijk binnen de Benelux.
Daar werd bevestigd wat de meesten onder ons al enige tijd weten en zeggen, namelijk dat het moment om ernstig na te denken, en ook verder te gaan dan dat, echt wel is aangebroken. Er moeten eindelijk knopen worden doorgehakt over de richting die wij met onze krijgsmacht uit willen gaan.
Belangrijk is dat wij onze investeringen daarop afstemmen, want er is te veel overlapping, het investeringsplan en de visie van Defensie op multinationaal vlak. Volgens een aantal deskundigen klinkt het Benelux-verhaal wel mooi in theorie maar loopt het in de praktijk allemaal zo’n vaart niet en dat valt bijzonder te betreuren. Er is nauwelijks overleg inzake de aankoopprocedures, de eerste ministers van de verschillende landen komen nauwelijks samen of niet samen om een gezamenlijke strategie uit te stippelen. Er is een gebrek aan communicatie, een gebrek aan samenhang en vooral een gebrek aan gemeenschappelijke doeleinden.
Hoewel de programma’s die nu voorliggen wel degelijk essentieel zijn als wij willen vermijden dat Defensie op middellange termijn bij gebrek aan gepaste middelen haar basiscapaciteiten zou verliezen en dat bijgevolg de veiligheid van onze militairen in gedrang komt, missen wij in het investeringsbeleid bij Defensie een opening, een kijk op de toekomst waaruit zou kunnen resulteren dat ook het aankoopbeleid op een efficiëntere en schaalvergrotende wijze gebeurt.
Ik had graag van u gehoord hoe u dat plant te doen de komende jaren, rekeninghoudend met het huidige investeringsplan. Hoe gaat u dat integreren in een verdere samenwerking op aankoopgebied? Welke voorstellen zijn dit dan concreet?
Liggen er op dit moment reeds investeringsprogramma’s voor waarvoor u overleg pleegt met andere landen? Welke zijn dat dan zeer concreet?
01.14 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn eerste vraag is een heel praktische vraag, namelijk of u de slides van de presentatie van vorige keer kunt bezorgen aan de leden. Niet alle slides waren immers goed leesbaar. Op een van de slides staat een zeer interessante tabel over de geplande investeringen per programma over de jaren heen. Die tabel was bijzonder moeilijk, om niet te zeggen niet leesbaar. Kunt u aan de leden een kopie bezorgen van die slides?
Mijnheer de minister, bij welke investeringsprogramma's werd overleg gepleegd met andere landen, bijvoorbeeld maar niet uitsluitend met de Benelux, vermits coördinatie en samenwerking bij militaire aankopen na te streven valt?
Bij welke aankoopprogramma's en op welke manier werd interoperabiliteit als criterium bij de geplande aankopen gehanteerd?
Is het de bedoeling om parallel aan het investeringsprogramma dat loopt tot 2014, bepaalde capaciteiten te reduceren of af te stoten, al dan niet in coördinatie met andere landen?
Ten slotte, wij hebben in de pers enkele opmerkingen van de Inspectie van Financiën op het investeringsplan kunnen lezen. Hoe reageert u op die kritiek? Graag puntsgewijs.
01.15 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb twee eerder technische vragen over de NH90-helikopter en de RDS-schepen.
Ten eerste, er bestaan 2 types van deze helikopter. In zijn uiteenzetting heeft de generaal erop gewezen dat 4 helikopters zullen worden gebruikt als transporthelikopter en 4 als marinehelikopter. Betekent dit dat Defensie zal beschikken over 2 verschillende types helikopters? In hoeverre verschillen de 8 toestellen?
Over welke wapensystemen beschikken deze toestellen? Wat is de bewapening van de NH90 die de marine zal gebruiken? Beschikken de transporthelikopters over systemen die ze beschermen bij het ontzetten van troepen in een gevechtszone?
Betekent de aankoop van de NH90 door zowel Nederland als België dat beide landen in de toekomst intensiever zullen kunnen samenwerken binnen hun luchtmachtcomponenten?
Ten tweede, de RDS-schepen zouden worden vervangen. Volgens een persbericht van Defensie zullen de nieuwe schepen in het raam van de Actie Staat Op Zee (ASOZ) dag en nacht klaar staan om opdrachten uit te voeren ter ondersteuning van federale taken om de binnenlandse veiligheid en de veiligheid op zee te verzekeren. Het gaat hierbij om kustwachttaken waarvoor Defensie nauw samenwerkt met andere departementen met het oog op visserijwacht, pollutiebestrijding, het verlenen van steun aan operaties van douane en politie, en deelname aan reddingen op zee.
Kunt u preciseren welk type RDS-schepen ons land wil aanschaffen? Wat is de verwachte kostprijs van deze aankoop? Wat is de leveringstermijn? Gebeurt de vervanging van de ASOZ-capaciteit met nieuwe schepen of met tweedehands schepen? Indien het gaat om nieuwe vaartuigen, welke scheepswerven komen daarvoor in aanmerking?
Zullen deze schepen worden uitgerust met wapensystemen? Hoe groot wordt de bemanning van de nieuwe RDS-schepen?
De voorzitter: Ik vermoed dat de minister een heel lang antwoord in petto heeft.
01.16 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, voorafgaand aan mijn antwoord, wil ik een opmerking maken. Of men het nu graag heeft of niet, wij moeten spreken over het slijk der aarde, met name geld. Money makes the world go round, en zo is dat helaas bij Defensie ook. Soms is dat wel een goede zaak, omdat wij toch nog over heel wat beschikken.
Ik wil mijn antwoord met een extern element beginnen. De Europese Commissie vraagt aan België, nadat wij goede punten hebben gekregen voor het financieel en budgettair beleid van ons land, om een bijkomende financiële inspanning te leveren die vastgesteld is op 70 miljoen euro. Er ging een zucht van verlichting door ons koninkrijk. Toch wil ik zeggen dat de 70 miljoen euro die de bijkomende inspanning bedraagt, een bijkomende inspanning is die Defensie bovenop heeft uitgevoerd voor het begrotingsjaar 2012 om mee te doen aan de budgettaire inspanning om ’s Rijks financiën in evenwicht te brengen en om in 2015 tot een evenwicht te kunnen komen. Soms gaat het om de macht van de grote getallen en de kleine getallen. Ik wil toch maar zeggen dat de financiële inspanningen die wij hebben geleverd, bijzonder belangrijk waren.
Een tweede punt is de toekomst, de visie van ons leger. Dat is een expeditionair leger, une armée déployable, deployabel forces. Het Belgisch leger is een betrouwbare partner in militaire operaties in het buitenland. Het gaat om operaties te land, ter zee en in de lucht en ook bij onze intelligentiegaring. Dat is, in een notendop, de toekomst en de roeping.
Die roeping is vastgelegd en is bijna zo uniek en wordt met zoveel verve verkondigd, dat heel veel mensen daarop afkomen, zeggende dat wij het inzicht gehad hebben om een hele hervorming in het licht daarvan uit te voeren en niet ingevolge regionale of corporatistische reflexen die te maken hebben met de interne werking van Defensie.
Mevrouw Grosemans, ik ben Madame Soleil niet. Zij heeft ons helaas meer dan twintig jaar geleden verlaten. Ik weet niet of haar bol deel uitmaakte van haar erflating. Ik weet evenmin wat er zal gebeuren in 2019. Ik weet ook niet wie minister van Landsverdediging zal zijn in 2019. Evenmin weet ik over hoeveel middelen wij zullen beschikken. De legislatuur loopt tot 2014. Het enige wat ik weet, is dat men zegt dat na de verkiezingen van 2014, lopende zaken wel heel lang zouden kunnen duren. Het enige wat misschien met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gezegd, is dat u mij wellicht nog een tijdje zult moeten verslijten. Ik weet niet of dat u tot vreugde stemt. Maar ik kan enkel spelen met de kaarten die ik heb.
Het budget van Defensie is voor de toekomst weliswaar vastgelegd. Dit wil ook zeggen dat, wanneer wij in die orde van grootte blijven, wij jaarlijks tussen de 200 en 300 miljoen aan investeringen zullen kunnen doen. Ik denk dat dit een goede zaak is.
Ik ben tevreden dat wij nu het investeringsplan kunnen bespreken zonder dat het debat moet blijven gaan over de kwestie van het advies van de Inspectie van Financiën en de vraag of dat al dan niet valt onder de openbaarheid van bestuur. Ik weet wel dat de Inspectie van Financiën van oordeel is dat haar adviezen niet vallen onder de openbaarheid van bestuur, omdat het beleidsvoorbereidende documenten betreft.
Eerlijk gezegd vind ik, voorzitter, en ik ga hieromtrent een brief schrijven aan de voorzitter van de commissie van Financiën en Begroting, dat deze zaak uitgeklaard moet worden. Ik meen dat de ministers die bevoegd zijn voor deze administraties daaromtrent richtlijnen moeten geven. Ik kan mij niet inbeelden dat het in deze commissie wel zou moeten gebeuren en in andere niet. Hoewel wij natuurlijk vinden dat deze commissie voor de Landsverdediging wellicht een van de meest relevante commissies is in dit Parlement, ben ik toch ook op dit vlak voor niet-discriminatie van de Parlementsleden. Ik zal daaromtrent mijn pen ter hand nemen om de inzichten te vragen van de collega’s van Financiën en Begroting.
Het zijn dus beleidsvoorbereidende documenten. Dat staat ook op de website van de Inspectie van Financiën. Daarom heb ik tijdens de vorige commissies geoordeeld dat ik het advies niet zomaar kon vrijgeven, goed wetende dat de inspecteurs, krachtens hun deontologische code, aan een zekere discretieplicht zijn gehouden.
De wet op de openbaarheid van bestuur richt zich op de relatie tussen de burger en de overheid. Voor de verhouding tussen de uitvoerende macht en de wetgevende macht gelden specifieke regels. Ik heb als minister van Landsverdediging een inspecteur van Financiën die mij wordt toegewezen door de minister van Begroting, die mij advies geeft en waarop ik een beroep kan doen bij de voorbereiding van mijn beleid. Zo zit de zaak een beetje in elkaar.
U kunt als Kamerlid een beroep doen op het zeer deskundige en goed functionerende Rekenhof. Dit hof heeft ruime bevoegdheden en kan te allen tijde de adviezen van de Inspectie van Financiën opvragen bij mijn administratie, wat ook automatisch gebeurt bij elke begrotingsopmaak en bij elke begrotingsaanpassing. Tot vorig jaar had het Rekenhof bovendien ook inzage in de adviezen van de Inspectie van Financiën in het kader van het voorafgaand visum bij de definitieve vereffening van alle overheidsuitgaven. Ik mag hopen dat u mij de volgende keer de adviezen van mijn kabinetsmedewerkers niet zult vragen. Ik kom in de eerste plaats naar de Kamer om mijn beleid toe te lichten. Dat is ook wat ik nu zal doen.
Omdat ik niets te verbergen heb, heb ik het advies aan de voorzitter van de Kamer bezorgd. Ik zal het hier laten verdelen. Ik zal nu de essentie van het advies van de Inspectie van Financiën toelichten. Ik hoop dat u ondertussen de kopie hebt gelezen die u zelf op een bijzonder diligente manier werd toegestuurd. De werking van de kopieermachine was zo goed dat mij voor de goede orde per ongeluk ook een kopie van dit advies werd toegestuurd.
Even ernstig, ik hoop echt dat u van de lange tekst van het advies hebt kennisgenomen en u daarover voldoende hebt geïnformeerd, want het is daadwerkelijk een belangrijk werkstuk.
Het advies van de Inspectie van Financiën over het investeringsplan is helemaal geen negatief advies. De Inspectie van Financiën formuleert algemene opmerkingen. Veel belangrijker zijn de adviezen van de Inspectie van Financiën op de individuele investeringsdossiers. Tot op heden heeft de Inspectie van Financiën, luister goed, al achttien positieve adviezen afgeleverd. In het nieuwe jargon van het Beneluxleger zou men zeggen “nou breekt mijn klomp”.
In het budgettaire luik van haar advies trekt de Inspectie van Financiën een aantal conclusies die bij uitbreiding gelden voor elke overheidsgave van elk federaal departement. De stelling dat er geen reële budgettaire marge voor legeraankopen is omdat de federale Staat een schuld torst, geldt voor elke andere aankoop van om het even welk federaal departement en voor de overheden van entiteit 2, zijnde de regionale, provinciale en lokale besturen. Ik heb daaromtrent deze voormiddag een partijvoorzitter trouwens bijzonder interessante verklaringen horen afleggen.
Voor alle duidelijkheid, de marge die voor dit investeringsplan wordt aangewend, heb ik zelf gecreëerd door te herstructureren met de bedoeling om te kunnen investeren. Ik vraag dus geen eurocent meer voor de realisatie van dit plan. Alle investeringsuitgaven passen binnen het budget van het departement. Beweren dat de staatsschuld met een half miljard zal aangroeien als gevolg van dit investeringsplan is dus helemaal niet correct. Ik ben heel tevreden dat ik zulks ten overstaan van deze druk bijgewoonde commissie kan meedelen.
De investeringsuitgaven van Defensie voor de komende jaren zijn dus helemaal geen financiële beweging waardoor het zogenaamde Agentschap van de Schuld kredietverstrekkers op de financiële markten zal moeten aanspreken. Daar heeft het helemaal niets mee te maken. Het gaat om leveranciersuitgaven die Defensie de komende jaren zal betalen vanuit het eigen budget en gefinancierd vanuit de algemene middelen. Ik wil voor deze vergadering herhalen dat ik eerst de tering naar de nering heb gezet door de investeringsschulden aan de leveranciers van Defensie meer dan te halveren, van 2,2 miljard euro naar 1 miljard euro. Bijgevolg vertegenwoordigen de boekhoudkundige investeringsuitgaven die nu worden gemaakt slechts de helft van wat ik de laatste jaren aan facturen heb afbetaald.
Mijnheer de voorzitter, leden van deze commissie, ik dank u om deze bijkomende duiding te mogen geven.
En ce qui concerne le volet "opportunité", l'Inspection des Finances émet des observations sur trois dossiers de rééquipement.
Mevrouw Grosemans, ik wil het nog even hebben over wat u hebt gezegd. “It’s the duty of His Majesty’s opposition to oppose”, zei Churchill aan Koning George VI vóór de Tweede Wereldoorlog toen de Tories in de oppositie zaten en zwaar van leer trokken tegen het Labourkabinet. Dat is natuurlijk ook zo.
De minister maakt de keuzes samen met zijn departement in het beleidsvoorbereidende werk. Wij moeten uit de steriele logica stappen, en ik ga dat in elk geval doen. Wanneer wij nu voorstellen om bijvoorbeeld wielvoertuigen aan te kopen, is het voor een stuk een reflexmatige houding om zich af te vragen of wij ook geen rupsvoertuigen moeten aankopen. Als wij het hebben over wapens met een dracht van 2 500 meter, zou men zich kunnen afvragen waarom wij geen wapens aankopen met een dracht van 3 000 meter. Dat is het obligate spel, maar dat zal ons helaas geen stap verder brengen.
Ik wil vanaf vandaag heel duidelijk uit die discussie treden, temeer de voorstellen die gedaan worden voorstellen zijn van de generale staf, geponderd na een bespreking tussen mijzelf, mijn kabinet en de generale staf, en volledig terugkoppelen naar die notie van het expeditionaire leger, l’armée deployable.
Ik ga eerst spreken over de AIV’s.
Les AIV ont été acquis pour remplacer partiellement les véhicules chenillés et pour étendre la capacité médiane, formant un ensemble avec les MPVV.
L'engagement rapide des AIV est mis en question par l'Inspection des Finances dans son avis du 26 avril 2012. Pourtant, la mobilité de ceux-ci est aussi bien tactique qu'opérationnelle. La Défense dispose déjà aujourd'hui de vecteurs capables de transporter ce système d'armes relativement lourd, et ceci, par le biais du contrat Salis mettant à notre disposition de grands avions comme l'Antonov. Dans le futur, les AIV pourront être transportés par le A400M.
Le concept d'utilisation de l'AFAB-MR existait déjà dans le passé par l'utilisation du MILAN-MIRA jusqu'en 2009. Le programme AFAB (anti-fortification, anti-blindé) a pour but d'acquérir une capacité anti-structure et anti-véhicule blindé. Le concept opérationnel décrit la lutte contre les véhicules blindés et les places fortes à longues, moyennes et courtes distances. Sur la base de ceci, ACOS Operations & Training a développé les Key User Requirements (KUR) et la répartition en 3 zones de portée effective du système d'arme correspond à l'application des différentes technologies en 3 systèmes d'armes.
L'acquisition s'inscrit dans le concept expliqué et décrit dans Effect matrix for dismounted infantry units (?), dans lequel est déterminé l'armement dont les différents modules, échelons, sections, pelotons et compagnies doivent disposer pour générer les effets identifiés. Il y est précisé que les échelons compagnies doivent avoir un minimum de 2 systèmes AFAB-MR pour mener le combat adéquat anti-char. La capacité AFAB-MR, échelon compagnie, doit être prévue pour fournir une protection contre les menaces venant de véhicules blindés, de bâtiments ou de bunkers.
Dans le contexte opérationnel actuel, les unités légères et médianes sont de plus en plus confrontées à des opérations en zones urbaines, boisées ou montagneuses, difficilement accessibles. Dans ce contexte, elles peuvent aussi bien être engagées en montée qu'en démontée. Cet environnement complexe ne permet pas toujours d'appuyer le soldat hors du véhicule avec l'armement collectif de ce dernier. Des moyens adéquats doivent donc être prévus à différents niveaux (le niveau de section, de peloton et de compagnie) pour faire face aux menaces de natures très diverses. Actuellement, la Défense ne possède plus de moyens AFAB pour les portées au-delà de 400 mètres. Cela signifie que les troupes à pied ne possèdent plus de moyens pour se défendre à grande distance (400 à 2 500 mètres) contre des véhicules blindés. Ces systèmes font partie de l'équipement de base de tout détachement déployé et nécessitent un entraînement pour son utilisation. Pouvoir produire cet effet à ces distances est indispensable pour garantir la sécurité des troupes au sein des théâtres opérationnels où la Défense est déployée. En effet, disposer de cet équipement permet aux troupes de réagir rapidement et à tout moment face à une menace imprévisible.
Mais revenons-en au NH90 TTH. En 2007, la Belgique s'est inscrite dans le programme de coopération international géré par la NAEMA. Initialement, notre pays avait l'intention d'acquérir dix hélicoptères: six en version NFH et quatre en version TTH. Après la décision du Conseil des ministres du 25 avril 2007, ce nombre a été réduit à huit - quatre NFH, quatre TTH (Transport, Search and Rescue) - et deux en option.
L'Inspection des Finances met en doute l'achat de la version TTH. Le besoin exprimé dans la note au Conseil des ministres du 9 décembre 2005 est toujours d'application. Les hélicoptères seront engagés pour le transport aérien dans le cadre des opérations de paix, des catastrophes naturelles ou d'aide à la nation. Ces types d'opérations font partie intégrante des missions de la Défense.
La Défense a introduit un recours contre l'avis de l'Inspection des Finances relatif aux hélicoptères de transport et le ministre du Budget ne peut marquer son accord que si le NH90 en version transport est mis en œuvre sur une base internationale et pas seulement pour une utilisation belge. La Défense va continuer à mettre l'effort sur une coopération avec la France, qui disposera d'une version du NH90 TTH identique à celle de la Belgique dans le cadre du pooling and sharing, le partage et la mutualisation.
Par conséquent, le fait de prévoir une capacité d'entretien multinationale est une suite logique de la décision du Conseil des ministres du 25 avril 2007, lors duquel l'acquisition de huit hélicoptères a été acceptée.
Ik stel voor om nu over te gaan tot de vragen over het PIDV.
Tijdens de commissie van 27 juni heeft generaal-majoor Debaene een grondige uiteenzetting gegeven, waarvoor dank, betreffende mijn investeringsplan 2012-2014. Dit plan voorziet in verschillende investeringsprogramma’s in vijf welbepaalde domeinen, met name de voortzetting van de wederuitrusting van de landcomponent, de ingebruikstelling van recent aangekochte systemen, het behoud van de bestaande capaciteit, de voortzetting van de finalisatie van de transformatie en de opdrachten van de ADIV/SGRS.
01.17 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mogen wij het besluit lezen van het advies van de Inspectie van Financiën?
De voorzitter: Ja, dat moet kunnen.
01.18 Minister Pieter De Crem: Een kopie van de presentatie die aan de leden van de commissie voor de Defensie werd bezorgd in verband met het investeringsplan van Defensie, is te uwer beschikking.
Bij ieder programma wordt gekeken of de Belgische behoefte overeenkomt met de behoeften van de andere landen. Indien een samenwerking een toegevoegde waarde voor iedereen zou betekenen, worden de nodige stappen gezet om zulke samenwerking te verwezenlijken. Tot op heden is er overleg gepleegd met de verschillende partners om volgende programma’s in een internationaal kader te realiseren: passieve bescherming Pandur met Oostenrijk en Slovenië, deelname aan internationale logistieke steun NS 90 met onze partners binnen het NAVO-agentschap, NIMA met Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland en Portugal, terminals voor de satellietcommunicatie met Luxemburg, het F16-Community and interoperability consolidation program met onze MNNF-partners Denemarken, Nederland, Noorwegen, Portugal en de Verenigde Staten.
Interoperationaliteit is een criterium voor alle programma’s en dit wordt vertaald in het hernemen van specifieke standaarden in de lastenboeken, zoals bijvoorbeeld de Standardization Agreements binnen de NAVO. Het is niet de bedoeling om parallel aan het investeringsprogramma bepaalde capaciteiten te reduceren of af te stoten.
Comme mentionné au point 9 de la notification du Conseil des ministres du 11 mai 2012, je présenterai, dans le cadre de l'établissement du budget initial pour 2013, un plan stratégique pluriannuel actualisé. Ce dernier contient toutes les réponses aux questions posées par nos collègues en commission.
Avant d'entamer toute procédure d'achat, la Défense procède à une prospection du marché, dite prospection militaire. Lorsqu'il s'avère que le matériel est d'une technologie de pointe ou lorsque les services ne peuvent être achetés sur le marché européen ou ne sont pas meilleur marché, il est examiné si un achat par la procédure Foreign Military Sales (FMS) est envisageable. Si la prospection du marché démontre que la solution FMS est considérablement moins chère que ce qui existe sur le marché européen, cette solution peut être retenue. De plus, dans certains cas, une licence d'exportation ne peut être obtenue qu'en procédant à un achat FMS.
Les procédures en la matière sont reprises dans le Security Assistance Management Manual (SAMM). Ce document a pour but de déterminer la politique et les procédures nécessaires, afin d'exécuter la politique de United States Security Assistance du gouvernement américain et ce, en conformité avec le Foreign Assistance Act (législatives de 1961) et le Arms Export Control Act (1976). Les procédures FMS concernent donc des projets d'État à État.
Cette procédure FMS est donc uniquement utilisée lorsque la prospection du marché démontre que la solution FMS est considérablement moins chère que sur le marché européen ou que le matériel ne peut être obtenu que par une procédure FMS. Cette procédure cadre parfaitement avec la directive européenne 2009/80/CE citée. En effet, dans ses considérations, il est stipulé que "compte tenu de la spécificité du secteur de la Défense, de la Sécurité, des achats d'équipements, de travaux et de services effectués par un gouvernement auprès de notre gouvernement sont exclus du champ d'application de la directive."
L'article 13, § 1, 1er de cette directive stipule que celle-ci ne s'applique pas au marché passé à notre gouvernement concernant la fourniture d'équipements militaires ou d'équipements sensibles. Cet article a été transposé dans l'article 18, § 2, 6° de la loi du 13 août 2011relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services dans les domaines de la Défense et de la Sécurité. Il s'agit donc de règles de procédure spécifiques en vigueur lors de contrats d'État à État, comme c'est le cas pour la procédure FMS entre les États-Unis et la Belgique.
Concrètement, 11,5 % du plan d'investissement pour la Défense et la Sécurité sont constitués de marchés du type FMS.
De Ready Duty Ships zijn schepen met een maximumlengte van 55 meter, die met lichte bewapening werden uitgerust voor het uitvoeren van patrouille- en bewakingsopdrachten.
Gezien de mogelijkheden van de markt kan op dit moment geen precies type worden opgegeven. Het betreft een schip dat stabiel moet zijn, een zeegang 5 op zee moet kunnen blijven behouden en snel moet zijn, namelijk minimaal 20 knopen, uitgerust met twee snelle interventieboten, tot maximaal 30 knopen.
De aankoop van twee vaartuigen met toebehoren zal worden uitgevoerd binnen een enveloppe van 34 miljoen euro. Bij een gunning van het dossier eind 2012 wordt verwacht dat het eerste schip ten laatste half 2014 en het tweede schip ten laatste in de eerste helft van 2016 wordt geleverd.
De vervanging van de huidige schepen, die de opdrachten ASOZ of Actie Staat Op Zee verzekeren, zal gebeuren door deze nieuwe schepen en dit aangezien de marktprospectie heeft uitgewezen dat er op dit moment geen tweedehandsschepen beschikbaar zijn die voldoen aan de huidige strenge civiele normen en militaire operationele vereisten.
Minstens de hiernavolgende scheepwerven komen in aanmerking: STX Lorient in Frankrijk, Socarenam in Frankrijk, Damen in Nederland, CMN in Frankrijk, Austal in Oostenrijk, Ocea in Frankrijk, Blom en Vos in Duitsland.
De Ready Duty Ships zullen worden uitgerust met een afstands- en elektronisch optisch gestuurd en gestabiliseerd 12.7 millimeterwapensysteem. De vaste bemanning zal niet groter dan twaalf man zijn. Ter vergelijking: voor een mijnenjager telt de bemanning 38 manschappen en voor een fregat 155 mannen en vrouwen. Bijkomend kunnen een vijftiental personeelsleden worden ingescheept. Er wordt in bijkomende accommodatie voorzien voor 18 extra personen voor het inschepen van teams van politie en douane of voor het oppikken van personen bij rampen.
Mijnheer de voorzitter, aldus rond ik mijn toelichting bij en antwoord op de huidige interpellaties af.
01.19 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, eerst en vooral wil ik zeggen dat investeringen in Defensie absoluut noodzakelijk zijn. Defensie zit op zijn tandvlees en de militairen zitten al lang op hun honger. U hebt echter op geen enkele van mijn vragen geantwoord.
Ik heb het eerste pijnpunt aangehaald, zijnde de budgettaire haalbaarheid. Ik vraag mij af of die investeringsnota niet gebouwd is op budgettair drijfzand. U toont op geen enkele manier aan dat het programma betaalbaar is. Er wordt gespeeld met parameters, zoals de federale schuldafbouw, de evolutie van het personeelsbestand, een daling van de uitgaven voor de buitenlandse missies…
01.20 Minister Pieter De Crem: Mag ik even iets zeggen over de besparing van energie en inspanningen? Dit plan is goedgekeurd door de Ministerraad. Dit is niet zomaar een intentieverklaring van een minister. Ik heb gisteren niet mijn eed bij de Koning afgelegd en ik kom vandaag niet zomaar wat ideeën voorleggen.
Dit plan is goedgekeurd niet alleen voor 2012, maar ook voor 2013 en 2014. Bespaar u deze inspanning, want de engagementen zijn genomen. Het is niet zo dat ik nog eens langs de Ministerraad moet passeren of dat ik in de krant nog een artikel moet lezen van de ene of de andere die vindt dat het onvoldoende is. Het is goedgekeurd. Al de rest is zever en naast de kwestie. Het spijt mij.
De voorzitter: Het is weinig diplomatisch om over zever te spreken, mijnheer de minister.
01.21 Minister Pieter De Crem: Advies van de inspecteur van Financiën of geen advies van de inspecteur van Financiën, artikel in De Morgen of geen artikel in De Morgen, commissie of geen commissie: het is goedgekeurd.
01.22 Karolien Grosemans (N-VA): Die programma’s komen gefileerd op de Ministerraad.
01.23 Minister Pieter De Crem: Zo is het altijd geweest. Sinds 21 september 2007 mag De Crem elke keer met zijn dossiertjes naar de Ministerraad, al gaat het om een duikersbril, een zuurstoffles of een kogel. Zo is dat nu eenmaal. Ik kan dat nog honderd keer zeggen of een salto mortale doen
De voorzitter: Een salto mortale wensen sommigen u misschien toe.
01.24 Minister Pieter De Crem: Hij lukt wel meestal.
01.25 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik wil maar aantonen dat alles kunstmatig wordt verlaagd. Als die werkingskosten zwaar worden onderschat dan wordt er nu kunstmatig een vrije ruimte gecreëerd. Het resultaat zal zijn dat de aantallen zullen worden verminderd en programma’s zullen worden geschrapt. Dat is geen robuust realistisch investeringsplan. Dat moet toch te berekenen zijn.
Mijn vraag over wat de vrije marge is voor de opvolger van de investeringsprojecten in de periode 2014-2019 is toch geen nattevingerwerk? U doet daar meewarig over. Wij moeten toch vooruitkijken, mijnheer de minister? Als wij dit niet op voorhand bekijken dan is de volgende minister van Defensie een grote sukkelaar en wellicht de grootste sukkelaar uit de Belgische politieke geschiedenis.
01.26 Minister Pieter De Crem: Ik denk dat hij een gat in de lucht zal springen.
01.27 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb ook vragen gesteld over de manier van investeren. Via een uitgebreid debat in het Parlement, waarbij alle actoren en componenten aan bod komen, moeten wij een visie op lange termijn bepalen. Wij moeten een lijst van behoeften opstellen en binnen dat kader de prioriteiten oplijsten. Daaraan moet dan een investeringsplan worden gekoppeld. Ik zie dat zulks niet is gebeurd.
Ten derde, ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over de bedenkelijke investeringsprogramma’s. Men kijkt niet langer dan de neus lang is. Dit investeringsplan is met veel tromgeroffel aangekondigd. We hebben er een vijftal maanden op gewacht. Het resultaat is een hele hoop bric-à-brac keuzes.
U kan zeggen dat het een kwestie is van keuzes maken. U haalt in uw voorbeeld aan: ‘Als ik kies voor wielvoertuigen dan kiezen jullie voor rupsvoertuigen. Het is een kwestie van keuzes maken.’ Maar die keuzes moeten toch gemotiveerd worden? Ik vind dat we beter UVA’s aankopen omdat we dan realtime beelden hebben tot 200 kilometer ver. De Pandur is een behoefte uit het verleden. Zijn beelden reiken slechts 2 kilometer ver. U kan nog altijd voor Pandur kiezen maar dan niet zonder die keuze uitgebreid te motiveren. Ik heb daarop geen antwoord gekregen.
Le président: Monsieur Dufrane, je ne peux pas vous accorder un droit de répliquer car vous n'étiez pas présent pour poser vos questions. Je ne peux pas créer de précédent car cela entraînerait des difficultés pour l'avenir!
01.28 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, je comprends et je vous prie de m'excuser pour mon retard.
01.29 Annick Ponthier (VB): De visie van ons leger is expeditionair, zegt u, mijnheer de minister. Dat hadden we al begrepen en ondersteunen wij ook ten zeerste. De uitdaging voor de komende jaren blijft echter de paradox tussen de stijgende investeringen, enerzijds, en het dalende budget, anderzijds. De expeditionaire visie betekent ook dat u steeds meer middelen moet inzetten voor de aankoop van trainingsmateriaal. Ik denk dat we moeten overgaan naar een gezamenlijke beslissing inzake de aankoop van dat materiaal.
U weerlegt een aantal elementen van het rapport van de inspectie Financiën. Haar opmerking over de staatsschuld is een algemene opmerking, zegt u. Inzake de heruitrusting, hangt alles af van de keuzes die men maakt. Het is de verantwoordelijkheid van de beleidsvoerder, dat de gemaakte keuzes gerespecteerd worden.
Desondanks zijn er toch een aantal pertinente opmerkingen van de inspectie, vooral inzake de toegevoegde waarde van een aantal investeringen en de bijkomende kosten van de voorliggende dossiers, bijvoorbeeld de disproportionaliteit van de NA90.
Het besluit is dat de voorliggende dossiers slechts inpasbaar zijn onder aanname van onstabiele hypotheses. Zo stelt het rapport dat ze sterk bekritiseerbaar zijn. Ik had u daarom gevraagd tot welke acties men moet overgaan als de budgetten of de criteria nogmaals wijzigen. Wat is dan de inhoud van uw plan B en wat krijgt dan in het voorliggende investeringsplan de prioriteit?
U hebt het dan over een meerjarig strategisch plan. U bent inderdaad niet mevrouw Soleil en misschien is het uw zorg niet meer wat er na 2014 zal gebeuren. Dat neemt evenwel niet weg dat u nu al essentiële maatregelen en beslissingen kan nemen.
Ik zou u dan ook graag willen vragen dat het plan niet enkel de wensen, maar ook de beslissingen bevat in het kader van de interoperationaliteit en coördinatie op bilateraal en multinationaal niveau.
Ik zal, als u het mij toestaat, mijnheer de voorzitter, een motie van aanbeveling bezorgen met de vraag aan de regering om een investeringsbeleid op lange termijn uit te werken, waarin een doordachte coördinatie en samenwerking bij militaire aankopen centraal staan.
De voorzitter: U hebt het volste recht om een motie in te dienen. Ik kan dat niet tegenhouden.
01.30 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u spreekt over de procedure die we tot nu toe met de commissie hebben gevolgd. U zegt – en u hebt ter zake gelijk – dat over het investeringsplan werd beslist door de Ministerraad. Het Parlement werd daar echter niet op voorhand in gekend.
01.31 Minister Pieter De Crem: Ik moet dat niet doen.
01.32 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): U moet dat niet doen, maar het zou getuigen van respect als u het wel had gedaan. Het gaat hier over een half miljard euro.
01.33 Minister Pieter De Crem: Mijnheer De Vriendt, het is de bedoeling dat u werk hebt in uw commissie voor de Legeraankopen. Dat is de enige verplichting conform het protocol die ik heb. Tot nu toe is die samenwerking goed verlopen. U pleit tegen uw dossier, niet voor de eerste keer. U kunt hier een nummertje opvoeren zoveel u wilt: ik hoef hier niet op voorhand te komen. Ik geef een toelichting bij al wat door de regering werd goedgekeurd en op basis van het protocol kom ik naar de commissie. Zo gaat dat en zal het blijven gaan. Hier worden de politieke afwegingen gemaakt, niet de beleidsmatige.
01.34 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Het investeringsplan is een politieke afweging en verdient een open bespreking. Zoals u weet, vergadert de commissie voor de Legeraankopen achter gesloten deuren. Het zou van respect voor het Parlement getuigen om een open en publieke discussie te voeren.
Ik wil er bovendien op wijzen dat wij de discussie in de commissie voor de Legeraankopen hebben moeten voeren zonder het advies van de Inspectie van Financiën te zien. Dat is niet voor herhaling vatbaar, want zo wordt een grondige discussie onmogelijk gemaakt. Een paar weken geleden stelde u er geen probleem mee te hebben om het advies aan de leden te bezorgen. U bent teruggekrabbeld, u bent daarop teruggekomen. U zei toen dat er in het advies eigenlijk niks stond. Als dat dan zo is, waarom doet u dan zo moeilijk om het advies op voorhand op papier te overhandigen? Dat is de vraag.
Bovendien, er staat in het advies wel iets meer dan niets. De Inspectie van Financiën overloopt een aantal punten en levert zware kritiek.
01.35 Minister Pieter De Crem: De dag nadien werd het goedgekeurd door de Ministerraad!
01.36 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): De Inspectie van Financiën geeft een conclusie met drie punten. Die zijn unaniem kritisch. De inspectie verwijst naar de reële budgettaire marge voor de uitvoering van het plan: die is de facto nihil. Ik citeer slechts. Ze verwijst naar toenemende staatsschuld en toenemende kosten door de vergrijzing: komende generaties worden hiermee belast.
De Inspectie van Financiën verwijst ook naar het passief van Defensie, dat nu al meer dan 1 miljard euro bedraagt. Er zijn dus achterstallige betalingen van meer dan een miljard euro. Bovendien – dat is iets wat ik zelf ook in de discussie heb aangehaald – ontbreekt er een uitleg over doelmatigheid. Waarom is een bepaalde aankoop nodig, als wij ons leger willen ontplooien in bepaalde operaties?
U zegt dat daarover een consensus is en dat wij ons Belgisch leger zullen ontplooien in het buitenland, maar voor welk soort operaties en met welk soort engagement? Hoe ver gaan wij? Welk soort capaciteiten zetten wij in? Daarover hoor ik niets. Niet alleen mijn collega’s en ikzelf hebben daarover vragen. Blijkbaar zegt de Inspectie van Financiën exact hetzelfde: er is in het dossier geen duiding over de noodzaak van de aankopen.
Verder heb ik bijkomend specifieke kritiek op drie aankoopdossiers gelezen. U hebt geprobeerd om daarop in te gaan in uw antwoord. Het gaat over de AIV’s, de NH90 en de midrangegranaatwerpsystemen. Zoals ik daarnet al zei, het besluit van de Inspectie van Financiën is unaniem kritisch. Er staat dus wel iets in. Het is geen vodje papier, zoals u liet doorschemeren.
01.37 Minister Pieter De Crem: (…)
01.38 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Wat de vragen betreft die ik had aangaande het overleg met andere landen en de interoperabiliteit, ik had graag gehad dat u per aankoopprogramma daarop ingegaan zou zijn. Zo was mijn vraag ook geformuleerd. In hoeverre is er per aankoopprogramma overleg gepleegd met andere landen en in hoeverre is er rekening gehouden met interoperabiliteit? Voor alle duidelijkheid, voor een aantal programma’s bent u in uw antwoord daarop ingegaan.
Mijn laatste vraag was in hoeverre er een planning is om bepaalde capaciteiten te reduceren of af te stoten. Als wij investeren, zeker in onze debatten over pooling and sharing, moeten wij nadenken over de capaciteiten die wij moeten afstoten of reduceren. Die oefening maakt u momenteel nog niet, maar ik meen dat wij die met het Parlement en onze commissie best wel eens maken, in alle openheid. Dat is niet alleen een technische, maar ook een politieke afweging.
01.39 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide toelichting. U hebt duidelijk gemaakt dat keuzes nodig waren en dat die keuzes gemaakt zijn in dit plan. Dat zorgt, voor mij althans, alvast voor verduidelijking.
Ik heb er alle vertrouwen in dat de nodige investeringen ten bate van de veiligheid in de Marine zullen blijven gebeuren. Ik zal dat vanuit mijn provincie ook blijven opvolgen.
De voorzitter: Mijnheer Defreyne, hoewel u geen vraag hebt gesteld, krijgt u toch het woord.
01.40 Roland Defreyne (Open Vld): Ik heb inderdaad geen vraag gesteld, mijnheer de voorzitter. Een aantal collega’s heeft evenwel gerepliceerd in verband met het voorliggende verslag van de inspectie, wat geen voorwerp is van de vragen die gesteld zijn. Ik meen dus ook het recht te hebben hierover een en ander te zeggen, aangezien dit hier vandaag in deze commissie werd geprojecteerd en andere leden wel hun gedacht erover hebben kunnen zeggen.
De voorzitter: Mijnheer Defreyne, ik heb vorige week tot drie maal toe gezegd dat men een interpellatie of een vraag moest indienen om er zeker van te zijn om, als ik me zo mag uitdrukken, in de volgende commissievergadering aan zijn trekken te komen.
01.41 Roland Defreyne (Open Vld): Dit hebt u zeer specifiek over het investeringsplan gezegd. Dat ging niet over het inspectieverslag, aangezien wij dat nog niet gelezen hadden.
De voorzitter: Dat ging over beide. Vorige week heb ik u de pap in de mond gegeven door te zeggen dat u een interpellatie of een vraag of zelfs zeven vragen moest indienen.
01.42 Roland Defreyne (Open Vld): Betreffende het investeringsplan hebt u voor honderd procent gelijk.
De voorzitter: Iedereen wist dat dit verslag zou worden aangekondigd.
01.43 Roland Defreyne (Open Vld): Gelet op het feit dat wij het verslag niet hebben kunnen inkijken, kunnen wij er toch geen vragen over stellen? Collega’s hebben dit nu wel kunnen doen. Daarom vraag ik u om dat eveneens te mogen.
De voorzitter: Ik stel voor dat u het document bestudeert. Het ligt bij de heer Peetermans. Volgende week kunt u daarover vragen stellen.
01.44 Roland Defreyne (Open Vld): Waarom moeten wij die moeite doen? Ik kan die overwegingen en vragen zo stellen.
De voorzitter: Omdat ik vorige week gezegd heb dat u een interpellatie of een vraag moest indienen.
01.45 Roland Defreyne (Open Vld): Ik kan geen vragen stellen over een document dat niet bestaat.
01.46 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Ik kan de bekommernis van de heer Defreyne wel begrijpen. Vorige week hadden wij natuurlijk nog geen beschikking over het advies van de Inspectie van Financiën. Het is enkel op basis van de lezing van een document dat wij vragen kunnen stellen en indienen. Ik heb wel enigszins begrip voor die bekommernis. Dit is immers het gevolg van de procedure die wij hier gehanteerd hebben en die totaal onvolmaakt is.
De voorzitter: Ik kan slechts het Reglement toepassen. Men richt een vraag of een interpellatie tot de minister en de minister antwoordt wat hij wil. Veel meer kan ik niet doen. Ik tracht de zaken zoveel mogelijk te faciliteren, althans dat denk ik toch.
Thans stel ik voor de agenda voort af te werken.
01.47 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mag ik nog iets zeggen?
De voorzitter: Ja, mijnheer de minister, maar dan heeft iedereen opnieuw recht op een repliek.
01.48 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik zal het kort houden.
Alle individuele adviezen van de Inspectie van Financiën zijn bij de dossiers gevoegd die in de commissie van de heer De Vriendt komen. Alle dossiers worden gelardeerd met een advies. Sinds de goedkeuring zijn er achttien positieve adviezen naar voren gebracht.
Ten tweede, wat de interoperabiliteit betreft ga ik akkoord. Ik zal de staf vragen om omtrent de interoperabiliteit telkens een fiche te maken om bij de dossiers te voegen die u bespreekt in uw commissie. Ik heb daar geen enkel probleem mee. Interoperabiliteit is de hoeksteen, de cornerstone, de pivot bij de aankoop van ons materieel.
Ik wil echter nog iets opmerken. Iedereen valt van zijn stoel omdat er in tijden van budgettaire krapte in afgeleide vorm geen 242 miljoen maar 500 miljoen euro geïnvesteerd wordt in Defensie. U moet goed weten dat wij op de Ministerraad soms discussiëren over bedragen van 200 000 of 300 000 euro. Daar wordt soms veel langer over gediscussieerd dan over de 242 miljoen die toebedeeld wordt aan Defensie. Er zijn volgens mij maar twee mogelijkheden. Als men vindt dat de investeringen niet goed, onvoldoende of te hoog zijn, dan kan men de boetiek sluiten en is er geen Defensie meer. Ik heb het even nagerekend. Als men geen 2,7 miljard op jaarbasis meer heeft, dan is de staatsschuld binnen 130 jaar, in het jaar onzes Heren 2142, afgelost. Als men Defensie wel wil behouden maar niets meer wil investeren, als men de boetiek dus openhoudt maar niets meer aankoopt, dan is de staatsschuld binnen 390 jaar afgelost, in 2402.
Collega’s, laten wij nu eens uit die steriele discussie treden. Defensie is een essentieel onderdeel van de wijze waarop ons land wordt bestuurd. Wij proberen het in moeilijke omstandigheden goed te doen. De roeping van dat leger is gekend. U kunt hier iedere keer opnieuw komen zagen over die investeringen, maar al gaat u op uw kop staan, zij zullen gebeuren. Mijn werk is om dat tot nader order in de eerste plaats binnen de regeringsmeerderheid te realiseren. Ik dank de collega’s van de meerderheid en hun vertegenwoordigers in de regering die dat met een heel open vizier doen. Dat is niet altijd gemakkelijk. Zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn.
Nogmaals, de dossiers waarover wij nu spreken zijn slechts klein bier in vergelijking met de politieke discussie die er aankomt over grote aankoopdossiers na 2014. Ik heb die trouwens in mijn politieke nota beschreven, namelijk de opvolger van de F-16 en de aankoop van nieuwe fregatten om er maar twee te noemen.
Mijnheer de voorzitter, ik wou van deze gelegenheid gebruik maken om dat nog even bij te stellen.
01.49 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, het stoort mij een beetje dat u hier probeert te stellen dat het Parlement of de fracties die hier het woord hebben gevoerd, tegen het investeringsplan zouden zijn dat nu voorligt. Het behoort tot onze taak om de parlementaire controle uit te oefenen. Wij hebben het recht om alle documenten ter zake in te zien en om een debat te voeren, indien wij dat wensen.
Daarnet heb ik gezegd dat het, althans volgens onze fractie, essentieel is dat de huidige investeringen gebeuren, in het kader van de veiligheid van onze militairen en in het kader van de dreiging van verlies van onze basiscapaciteit als Defensie. Het stoort mij dat u dat zo zegt. Wat wij wel hebben willen aankaarten, is het gebrek aan visie inzake interoperationaliteit en communicatie en afspraken op multinationaal niveau.
01.50 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, wat betreft de commissie Legeraankopen en de procedure aldaar, klopt het dat er een advies van de Inspectie van Financiën wordt geleverd bij elk aankoopprogramma. Dat advies van de Inspectie van Financiën bij het globale investeringsplan, hebben wij niet gezien. Nochtans hebben wij ook een globale presentatie gekregen van het investeringsplan. Dat is toch wel een lacune.
Het is zeer goed, mijnheer de minister, dat u zegt om voortaan bij elk aankoopprogramma een fiche mee te geven met betrekking tot de interoperationaliteit, maar misschien kan uw administratie ook aandacht hebben voor de mate waarin overlegd werd met andere landen om gezamenlijke aankoopprogramma’s te realiseren en pogingen die daartoe werden ondernomen in het kader van pooling and sharing.
Een laatste opmerking is de volgende. Ik meen dat niemand ontkent dat investeringen in Defensie nodig zijn. Wat wij hier echter hebben gezien, is een advies van de Inspectie van Financiën, dat bijzonder kritisch is, niet alleen over het bedrag en over de haalbaarheid om dat bedrag uit te geven, maar ook over de doelmatigheid van de aankoopprogramma’s. In hoeverre is programma X nog nodig om bepaalde operaties uit te voeren? Zij hebben ook kritiek op drie zeer specifieke aankoopprogramma’s. Ik heb ze daarnet genoemd. Het is de moeite waard om dat samen met u in extenso te bespreken. Wij hebben daartoe alleen vandaag miniem en op een onvolmaakte manier de kans gehad. Wij hebben het advies vooraf niet kunnen inzien.
Ik betreur de gang van zaken en de gehanteerde werkwijze tot nu toe. Ik hoop dat dit in de toekomst beter zal gebeuren, zeker indien, zoals u zegt, er veel grotere aankoopprogramma’s op de agenda staan na 2014.
01.51 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik kan slechts vaststellen dat, als wij vragen om een discussie in de commissie, u zich telkens roert als een duivel in een wijwatervat. Dat wijst er alleen maar op dat er geen consensus is binnen de regering.
Wij vinden die investeringen ook absoluut noodzakelijk. Wij hebben alleen vragen over de haalbaarheid, over de manier van beslissen en over het feit dat er geen motivering wordt gegeven. Dat wordt trouwens ook gezegd door de Inspectie van Financiën.
Mijnheer de minister, ik heb ook problemen met uw houding van “na mij de zondvloed”.
De voorzitter: Ik zie geen collega’s meer die nog recht hebben op een repliek. Ik wens dienaangaande ook geen precedenten te organiseren, want dan zou ik daar elke week mee geconfronteerd worden.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Annick Ponthier en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellaties van de dames Karolien Grosemans en Annick Ponthier
en het antwoord van de minister van Landsverdediging,
beveelt de regering aan
een investeringsbeleid binnen Defensie uit te werken waarin een doordachte coördinatie en samenwerking bij militaire aankopen centraal staan."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Annick Ponthier et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu les interpellations de Mmes Karolien Grosemans et Annick Ponthier
et la réponse du ministre de la Défense,
recommande au gouvernement
de mettre en place, au sein de la Défense, une politique d'investissements privilégiant une collaboration et une coordination réfléchies pour les achats militaires.“
Een eenvoudige motie werd ingediend door de
heren Roland Defreyne en Anthony Dufrane.
Une motion pure et simple a été déposée par MM. Roland Defreyne et Anthony Dufrane.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
02 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "les travaux sur la base de Melsbroek pour accueillir les avions A400M" (n° 12637)
02 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de werken op de basis van Melsbroek met het oog op de komst van de A400M-vliegtuigen" (nr. 12637)
02.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, lors de la dernière commission de la Défense nationale, je vous avais interrogé sur la possible installation des avions ravitailleurs européens sur l'aéroport militaire de Melsbroek.
À cette occasion, vous m'aviez répondu que les travaux préparatoires à l'installation d'une unité binationale belgo-Iuxembourgeoise d'A400M étaient en cours à Melsbroek.
Monsieur le ministre, à l'époque, une estimation du coût des travaux remise par le commandement du 15è Wing à l'état-major évaluait ceux-ci à 115 millions d'euros pour pouvoir accueillir les avions A400M sur l'aéroport militaire, montant alors considéré comme beaucoup trop élevé.
De plus, il y a quelques années, une étude indépendante avait démontré que la base de Beauvechain était beaucoup plus apte à accueillir ce type d'avions et ce, pour un coût d'adaptation beaucoup plus faible.
Dès lors monsieur le ministre, pourriez-vous me donner de plus amples informations sur les estimations budgétaires des deux options?
Y a-t-il eu un accord au Conseil des ministres concernant l'installation des A400M soit à Melsbroek soit à Beauvechain? Le cas échéant, quand cette décision a-t-elle été prise et quelle en est la portée exacte?
Pouvez-vous me donner plus d'informations concernant les travaux qui sont en cours et ceux qui seront effectués ultérieurement sur la base de Melsbroek? Quel sera le coût global de ces travaux?
02.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, en février 2000, après une discussion sur le développement de l'aéroport national de Bruxelles, le gouvernement fédéral a décidé en Conseil des ministres de charger le ministre de la Défense nationale d'étudier les possibilités de délocalisation de la partie militaire de Melsbroek.
À cette fin, le ministre de la Défense nationale a constitué une commission d'experts externe à la Défense. Celle-ci a évalué 17 sites possibles et a conclu ses études par un rapport en mai 2001.
Je vous livre le texte intégral de la conclusion de ce rapport.
"La commission conclut qu'un déménagement vers Ostende, Beauvechain ou un réaménagement du site de Melsbroek est parfaitement envisageable. Un transfert vers le site de Beauvechain, tout comme celui d'Ostende, est plus cher que la solution de Melsbroek et entraîne des coûts d'exploitation supplémentaires récurrents. Ces deux options présentent également d'autres désavantages au niveau de l'occupation de l'espace aérien ou leur décentralisation. Melsbroek (entre-temps BruMil) n'a pas ces inconvénients.
À l'unanimité, la commission accorde sa préférence à un réaménagement du site de Melsbroek parce que cette solution entraîne des problèmes moindres, un investissement plus faible, aucun coût supplémentaire récurrent et que le 15è Wing peut y maintenir ses prestations à leur niveau le plus élevé.
Cette option ne pose aucun problème additionnel d'espace aérien et de nuisances acoustiques. Si, toutefois, la décision est prise de transférer le 15e Wing vers un autre site, la commission recommande Beauvechain ou Ostende."
La commission a, quant à elle, émis la recommandation suivante dans ce même rapport: "La commission recommande à l'unanimité de rester à Melsbroek, non pas sous la forme actuelle mais sur une nouvelle superficie à aménager de façon tout à fait rationnelle pour le 15e Wing, qui s'inscrit dans le cadre du développement stratégique de Bruxelles-National. Cette solution est la moins coûteuse tant initialement que durant l'exploitation et elle constitue également l'investissement le plus durable qui offre le plus de perspectives d'avenir."
Les estimations budgétaires pour les investissements et infrastructures rédigées par la commission en 2001 étaient de 3,1 milliards de francs belges pour l'option de Melsbroek et de 5,4 milliards de francs belges pour l'option de Beauvechain. Ces montants actualisés en euros en 2012 s'élèvent respectivement à 98 millions d'euros pour le site de Melsbroek et à 171 millions d'euros pour Beauvechain.
Cette étude de 2001 ne tenait bien évidemment pas encore compte de l'achat du A400M. L'étude et l'estimation actualisée, estimation 2012, pour l'option de Melsbroek se situe aux environs de 125 millions d'euros, ceci en fonction du nombre total de A400M qui pourraient utiliser la base de Melsbroek. Le nombre exact ne sera connu qu'après la décision commune de la Belgique, du Luxembourg, de la France et de l'Allemagne, partenaires du projet de l'instauration d'une unité multinationale A400M.
Dans mon plan de transformation de la Défense diffusé en 2009, j'ai confirmé le maintien de la capacité de transport aérien sur la base de Melsbroek. Tous les hélicoptères sont regroupés à Beauvechain, où les formations "air" sont également concentrées. La réforme a donc entre-temps été réalisée.
Actuellement, aucun travail de construction en vue de la réception du A400M n'est en cours sur la base de Melsbroek. Néanmoins, le travail de préparation au niveau de l'état-major se poursuit afin d'être prêt à conclure des contrats de travaux qui respecteront les décisions prises et bien entendu les marchés publics.
02.03 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse détaillée. Dans la foulée, puis-je vous demander une copie du rapport de la commission?
02.04
Pieter De Crem,
ministre: Absolument!
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Galant heeft niets laten weten, dus haar vraag nr. 12656 vervalt.
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de stopzetting van de VOP-regeling" (nr. 12660)
- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de stopzetting van de vrijwillige opschorting van prestaties (VOP)-maatregel" (nr. 12752)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "l'arrêt de la suspension volontaire de prestation" (n° 12660)
- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "l'abandon de la mesure de suspension volontaire de prestations (SVP)" (n° 12752)
03.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, eind juni hebben wij vernomen dat de VOP-regeling wordt stopgezet omdat men anders onder de 30 000 militairen komt. Ik vond de timing wel opmerkelijk. Voordien hebben wij reeds gesproken over de plaatsen die onder de VOP-regeling vacant worden gesteld. U hebt jaar na jaar gezegd dat er knelpuntberoepen aan worden toegevoegd die niet in aanmerking zouden komen. Begin dit jaar hebt u gezegd dat er nog 1 118 bij kunnen. Het is opmerkelijk dat ineens de hakbijl viel: personen die hadden verwacht binnen de VOP-regeling te vallen, zouden daar vanaf nu geen aanspraak meer op kunnen maken.
Kon u begin dit jaar, toen die 1 100 plaatsen vacant kwamen, niet voorzien dat er een natuurlijke pensioneringsgolf is? In de commissie voor het Taalevenwicht werd dat op een bepaalde moment al geprojecteerd.
Wat is de budgettaire impact van deze beslissing?
Eigenlijk moet men bij elk stelsel rekening houden met de attritie, voornamelijk bij de jongere militairen. Wij hebben daarover al twintig keer gediscussieerd. U hebt altijd gezegd dat u dat probleem blijft volgen. Is dat probleem verholpen, zodat een stabiel kader overeind blijft?
03.02 Minister Pieter De Crem: De maatregel van de Vrijwillige Opschorting van de Prestaties, VOP, is ingevoerd bij de wet van 20 oktober 2008 houdende diverse bepalingen. De maatregel werd gerechtvaardigd door de dwingende noodzaak de leeftijdstructuur van het militair personeel te verbeteren en een versnelde personeelsevolutie door te voeren. Naast de natuurlijke afvloeiingen liet het immers het vertrek toe, op vrijwillige basis, van de oudste militairen met een positief, snel en structureel effect op de werkings- en vooral de personeelskosten.
Hierdoor kon ik tevens de aanwerving van jong militair personeel verhogen van 1 175 in 2008, naar 1 295 in 2009, 1 448 in 2010, 1 445 in 2011, om te komen tot 1 500 in 2012. Die aantallen zullen de komende jaren nog significant verhogen.
De vrijwillige opschorting van de prestaties werd echter niet zonder meer toegepast op alle militairen. Om de uitvoering van de opdrachten van het departement niet in gevaar te brengen en om deze vertrekken te kunnen beheren, werden er voorwaarden gesteld.
Een initiële lijst van kritische functies werd opgenomen in de wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen. Bewust van het feit dat het gaat om een materie die onderhevig is aan verandering, bepaalt deze wet dat de lijst van de kritische functies kan worden gewijzigd door de Koning, wat gebeurde bij koninklijk besluit van 6 juli 2011, dat diverse kritische, veelal technische functies heeft bijgevoegd.
De militairen die deze functies uitoefenen, kwamen niet automatisch in aanmerking om te kunnen genieten van de maatregel van de VOP, de Vrijwillige Opschorting van de Prestaties.
Toen ik in 2007 als minister aantrad, telde het departement 41 997 personeelsleden, met name 38 464 militairen en 2 171 burgers. In 2008 werd dit teruggebracht tot 41 311 personeelsleden, waarvan 38 922 militairen en 2 389 burgers. In 2009 waren er 40 067 personeelsleden, waarvan 37 759 militairen en 2 308 burgers. In 2010 waren er 38 086 personeelsleden, respectievelijk 35 837 militairen en 2 249 burgers, in 2011 36 276 personeelsleden, waarvan 34 113 militairen en 2 163 burgers, om in juni 2012 te komen tot 33 755 personeelsleden, waarvan 31 671 militairen en 2 084 burgers.
In mijn politieke oriëntatienota van juni 2008 werd trouwens voorgesteld dat het personeelsobjectief van 37 725, voorheen voorzien voor 2015, vroeger moest worden bereikt. Dit maakte het onder andere mogelijk om de voltooiing van de transformatie Defensie, bevestigd door de regering op 13 januari 2010, op een snelle manier te kunnen doorvoeren.
In 2009 hebben 1 139 militairen gebruikgemaakt van de VOP, 1 135 in 2010, 1 366 in 2011 en 1 118 in 2012, als volgt verdeeld over de personeelscategorieën: geen opperofficieren, 4 % officieren, 44 % onderofficieren en 52 % soldaten en matrozen, of een gemiddelde van 1 190 per jaar.
Het regeerakkoord van december 2011 legt het aantal personeelsleden bij Defensie tegen 2015 vast op 32 000, met name 30 000 militairen en 2 000 burgers. Dit objectief zal op 1 januari 2015 zonder bijkomende maatregelen worden bereikt.
Collega Maertens heeft een aantal suggesties gedaan inzake de werving. Ik kan u melden dat op 25 juni 2012 430 kandidaat-militairen werden ingelijfd. Hiervan hebben er 60 Defensie verlaten, wat een attritie van 14 % betekent. U weet dat het objectief 2012 het aanwerven van 1 500 militairen is. Bovendien vindt de rekrutering van officieren en onderofficieren hoofdzakelijk plaats eind augustus en begin september. Van de 404 ingelijfden op 25 juni 2011 blijven er op dit moment nog 356 over, wat een attritie van 12 % betekent.
Voor de werving van 2013 worden nu 1 600 vacatures gepland, maar daarover moet nog een beslissing worden genomen op basis van een dossier dat de Defensiestaf nu opmaakt.
De voorzitter: De vraag van de heer Maertens vervalt.
03.03 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Mijn volgende vraag hangt er trouwens mee samen. Ik vond de VOP-maatregel een goede maatregel. Alleen werden wij op een bepaald moment verrast door de plotse beslissing tot stopzetting van de maatregel. Volgens de cijfers die ik daarnet van u hoorde, wordt het inderdaad een uitdaging om een stabiele personeelsbezetting van 30 000 te krijgen.
Dit leidt mij onmiddellijk tot mijn volgende vraag over de manier waarop dat kan worden verwezenlijkt.
L'incident est clos.
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "het statuut van korte duur" (nr. 12661)
- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de actualisatie van het statuut van de militairen" (nr. 12751)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le statut de courte durée" (n° 12661)
- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "l'actualisation du statut des militaires" (n° 12751)
04.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, de schriftelijke neerslag van mijn volgende vraag is zeer kort. Sommigen schrijven drie bladzijden vol, maar ik doe daar niet aan mee.
Mijnheer de minister, wij hebben hier vorige maand gesproken over het statuut van korte duur. U hebt gezegd dat u de vakbonden op 20 juni zou ontmoeten om daar verder over te spreken. Wat ons betreft, was het belangrijk om enkele criteria mee te nemen, namelijk een effectief beperkte duur waarover er duidelijkheid is met zo min mogelijk doorstroming via allerlei nepstatuten. In het verleden was dat zo en werden er eigenlijk bijkomende verwachtingen gecreëerd, wat moeilijk beheerbaar is voor de personeelsorganisatie. Men moet in orde zijn met de sociale zekerheid en een correcte vergoeding krijgen. Belangrijk is dat er een effectieve vorming is, zodat de uitstroom gegarandeerd kan worden en ex-militairen kansen krijgen op de arbeidsmarkt, waarbij de plaats van tewerkstelling tevoren bekend is.
Mijnheer de minister, ik had graag toelichting gekregen over de effectieve afspraken over het statuut. Zoals in een voorgaande vraag gesteld werd, zal dit essentieel zijn om uw kader van 30 000 te behouden.
De voorzitter: De vraag van de heer Maertens vervalt.
04.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijn antwoord zal iets langer zijn dan de schriftelijke neerslag van de vraag van collega Geerts.
Collega, naar gewoonte hebben de representatieve vakorganisaties bij de aanvang van de legislatuur de verwachtingen voor die periode aan mij kenbaar gemaakt. Die verwachtingen werden getoetst, enerzijds, aan de budgettaire mogelijkheden en, anderzijds, aan de doelstellingen van de organisatie alsook aan dewelke werden vastgelegd in het regeerakkoord. Het regeerakkoord bepaalt onder meer dat er een nieuw statuut voor militairen zal worden opgesteld dat tevens jonge militairen voor korte duur laat rekruteren. Hiermee zullen een gezonde leeftijdsstructuur en de operationaliteit van Defensie worden gewaarborgd.
De principes werden al voorgesteld op 5 juni. Ik wens te benadrukken dat de invoering van het statuut van beperkte duur gelijktijdig zal verlopen met de herziening van de wet inzake de gemengde loopbaan of GLC om tot een nieuw militair statuut te komen. De EVMI zal hier tevens deel van uitmaken. Wel moeten onder andere nog de duurtijd alsook de maximale leeftijd worden vastgelegd. Persoonlijk denk ik hierbij aan een periode van 8 jaar en een maximale leeftijd van 32 à 34 jaar. Dat moet echter verder worden bestudeerd voor mogelijke afwijkingen in bijzondere situaties. De militairen die zullen dienen onder het statuut van beperkte duur, worden nadien ofwel opgenomen in het actieve kader, krijgen een andere tewerkstelling aangeboden of ontvangen een vertrekpremie ter waarde van een jaarwedde. De herklassering van die militairen is echter onze eerste prioriteit. De invoering van de vertrekpremie moet bekeken worden als een ultiem sociaal vangnet.
In het proces zal er tevens aandacht zijn voor sociale promoties en overgangen alsook voor de invoering van een educatief verlof. Het is in dit stadium te vroeg om de mix tussen beide statuten te bepalen. De instroom via de twee statuten moet toelaten de nodige flexibiliteit aan de dag te leggen en op die manier in te spelen op de behoeften van de organisatie en de realiteit van de arbeidsmarkt. Die beide aangelegenheden moeten aan elkaar worden getoetst.
Het blijft mijn doel om de rekrutering op peil te houden om de doelstelling van 30 000 militairen te handhaven. De formele onderhandelingen met de representatieve vakorganisaties starten vanaf 1 augustus eerstkomende, nadat zij op 20 juni door mij informeel werden ingelicht. De onderhandelingen maken deel uit van een permanent proces van sociaal overleg bij Defensie. Ik wens de onderhandelingspartners geen strikte timing op te leggen. Maar de onderhandelingen over de projecten moeten in de beperkte periode die nog rest worden afgerond, zodat de resultaten in een realistisch en haalbaar tijdskader aan het Parlement kunnen worden voorgelegd en getoetst aan de administratieve en budgettaire controle. Ik wil daarmee vlug aan de gang. De receptiviteitgraad bij de representatieve vakbonden is alvast goed.
04.03 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
Het is belangrijk dat de vakbonden samen met de overheid tot een standpunt komen, omdat we anders discussies zullen blijven voeren. U stelt de invoering van een vertrekpremie op basis van de jaarwedde voor. Ik neem toch aan dat die militairen in orde zijn met de sociale zekerheid en dat zij na die periode van acht à tien jaar in orde blijven.
04.04 Minister Pieter De Crem: Ja natuurlijk. Zij genieten alle sociale rechten en bijdragen. Het is geen apart statuut. Binnen de sociale zekerheid wordt geen uitzonderingscategorie gemaakt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 12750 van de heer Maertens wordt omgezet in een schriftelijke vraag. De heer Ducarme is afwezig en heeft niets laten weten; zijn vraag nr. 12769 vervalt dus.
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "Libanon" (nr. 12789)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Landsverdediging over "een mogelijke verlenging van de missie in Libanon" (nr. 12861)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de rol van België in de UNIFIL-operaties" (nr. 12993)
- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de verdere deelname van België aan UNIFIL" (nr. 13016)
- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de deelname van België aan de VN-operatie in Libanon" (nr. 13070)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "le Liban" (n° 12789)
- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "une éventuelle prolongation de la mission au Liban" (n° 12861)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le rôle de la Belgique dans le cadre des opérations de la FINUL" (n° 12993)
- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "la poursuite de la participation belge à la FINUL" (n° 13016)
- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "la participation de la Belgique à l'opération de l'ONU au Liban" (n° 13070)
De heren Francken en Van der Maelen zijn afwezig. Hun vragen vervallen.
05.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, sinds geruime tijd is er sprake van een heroriëntatie of beëindiging van de Belgische deelname aan de UNIFIL-operatie in Libanon.
Hoeveel Belgen nemen deel aan deze operatie?
Op wiens vraag wordt een heroriëntatie overwogen? Is dat op vraag van de VN of op vraag van ons land?
Wat zijn de resultaten van de Belgische inbreng tot nu toe? Hoeveel mijnen werden geruimd en/of onschadelijk gemaakt? Hoeveel mijnen liggen volgens uw informatie nog verspreid in Libanon? Waarop baseert u uw bewering dat onze taak op het vlak van ontmijning erop zit? Is de ontmijningsoperatie niet essentieel voor Defensie om onze expertise op het vlak van ontmijning te consolideren en verder aan te scherpen?
Wanneer moet de heroriëntatie op het terrein uitgevoerd worden? Tegen wanneer moet dan een beslissing vallen, gelet op de deadline van uitvoering?
Indien wij beslissen tot een beëindiging van de ontmijningsoperatie, wie zal onze taak dan overnemen?
05.02 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, mon groupe a toujours soutenu la présence militaire de notre pays au Liban, conformément au mandat délivré par l'ONU, et ce tant au sein de la FINUL que de la BELUFIL.
Comme vous le savez, il est toutefois question de faire évoluer notre participation vers de nouvelles tâches. En mars dernier, vous nous indiquiez que le mandat de la FINUL était prévu jusqu'au 31 août 2012. J'aimerais dès lors vous poser les questions suivantes. Savez-vous exactement quand la décision de renouvellement de ce mandat sera prise? Où en est l'évaluation des tâches de nos militaires présents sur place au sein de ce mandat? Quels seraient les éventuels nouveaux plans de déploiement ou scénarios étudiés par l'état-major? Enfin, quelles évolutions majeures sur le terrain ont-elles été relevées par nos militaires sur place?
05.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, het UNIFIL-mandaat loopt af op 31 augustus. Traditioneel wordt in de week voor 31 augustus het UNIFIL-mandaat met een jaar verlengd. Daarnaast werd in 2011 in de schoot van de VN begonnen met de uitvoering van een strategic review, eerst op politiek niveau en daarna bij DPKO, het Department of Peacekeeping Operations, een organisatie die u wel kent, en op het terrein in Libanon.
Naast de militaire aspecten van de operatie, werden er ook belangrijke prioriteiten en uitdagingen onderzocht. Het zou de bedoeling zijn om een deel van de verantwoordelijkheden van UNSCR 1701, de resolutie van 2006, gedeeltelijk over te dragen aan de Libanese legerkrachten. Ik wacht op de resultaten van de strategic review UNIFIL om de juiste force requirements te kennen.
Je suis un peu comme sœur Anne, j'attends et je ne vois rien venir. La Belgique accorde une grande importance à la stabilité au Proche-Orient et aux frontières de l'Europe et au soutien dans les activités onusiennes au Liban. C'est le Conseil de sécurité de l'ONU qui décide du mandat de la FINUL (UNIFIL).
La Belgique fournit des troupes au profit de cette opération mais n'est pas membre du Conseil de sécurité et ne le sera pas dans les mois à venir en tant que membre non permanent.
Les contacts diplomatiques menés au niveau de l'ONU ont pour effet que le point de vue belge est connu lors de l'élaboration du nouveau mandat.
Overleg met de UNO-instanties in New York, het hoofdkwartier van UNIFI in Akira en het Belgisch detachement in At Tiri, bevestigt dat er nog voldoende ontmijningswerk is tot het voorjaar van 2013. Door de eventuele terugtrekking van de ontmijningscapaciteit door andere landen, een mogelijke gebrekkige consensus over resterende en moeilijk bereikbare punten en atmosferische omstandigheden, kan dit echter nog langer duren, tot na februari 2013.
De inspanning zou gelijk blijven en zich situeren rond een permanente inzet van een honderdtal militairen. In functie van de wekelijkse vooruitgang van het ontmijnen, kan dan overwogen worden om met een alternatieve capaciteit bij te dragen tot UNIFIL. De juiste vorm van die nieuwe bijdrage is nog niet bekend en zal meteen voortvloeien uit het overleg met de betrokken partners en in coördinatie met de Verenigde Naties.
Het klopt inderdaad dat UNIFIL aan het East detachement officieel heeft opgedragen om te verhuizen van het huidige kamp in Tibnin naar At Tiri om er de plaats in te nemen van de Fransen, die hun opdracht als beëindigd beschouwen. Frankrijk stond wel nog in voor de bescherming van het kamp tot 1 juli 2012. Daarna werd die taak overgenomen door het East detachement.
Ik kan dus als volgt concluderen. Wij wachten en wij zullen uitvoeren wat ons gevraagd en voorgesteld wordt, natuurlijk rekening houdend met de input die wij zelf via onze vertegenwoordigers bij de UNO hebben gegeven.
Er werd ook gevraagd naar mijn waardeoordeel. Het is geen steun voor de operatie dat de Fransen deze operatie verlaten. Het is een echte operatie peacekeeping, wat nog sterker is dan een peace enforcement.
Le fait que nos amis français
quittent une opération de maintien de la paix ne facilite pas la position des
autres, surtout en tenant compte de la proportion selon laquelle nous
travaillons. C'est ainsi!
05.04 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U zegt dat het Belgische standpunt bekend is bij de VN. Wat is het Belgische standpunt dat werd gecommuniceerd?
05.05 Minister Pieter De Crem: Dat Belgische standpunt is dat wij ervan uitgaan dat wij een groot deel van die opdracht hebben uitgevoerd. Ik zal mij niet vastpinnen op procenten, maar ik meen dat wij nu iets meer dan 80 % van de ontmijning hebben gedaan en van de Blue Points hebben aangeduid. Het is nu 85 %.
Er blijft nog een demarcatie te doen. Wij hebben namens de Belgische regering gezegd dat wij actief willen blijven in UNIFIL, in het zuiden van Libanon, in de zone die wij kennen, maar dat als een heroriëntatie van de opdracht mogelijk is, wij daarop niet bij voorbaat nee zeggen. Eigenlijk houden wij alle opties open, maar rekening houdend met onze eigen capaciteiten.
Het probleem is dat men een ontmijning en een Blue Line-operatie niet stand alone kan doen. Men moet onder een koepel werken. Bovendien was het werk dat wij hebben gedaan, eigenlijk het voorgeborchte was — dat evenwel werd afgeschaft — dat ertoe moest leiden dat de UNO de ngo’s in de mogelijkheid kon stellen om op basis van onze capaciteiten en van de door ons vergaarde informatie via funding en pledging aan ontmijning te doen. Dat is niet gebeurd.
05.06 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik meen dat de voortzetting van de ontmijningsoperatie belangrijk kan zijn om onze expertise om dat vlak te consolideren en verder te versterken.
Ik denk dat wij internationaal gezien een heel betrouwbare partner zijn in dat verband en dat wij er alle belang bij hebben om die expertise verder te vervolmaken, te verfijnen en te behouden.
Ik begrijp uit uw antwoord dat u alle pistes openhoudt en dus niet uitsluit dat wij, indien gevraagd, voortgaan met deze ontmijningsoperatie. Ik meen dat dit een goede evolutie is in het Belgisch standpunt ter zake.
05.07 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mag ik nog een detail geven?
Onze ontmijningscapaciteit is overbevraagd. Zij is heel zichtbaar en heel doeltreffend om al de redenen die wij kennen. Ze zit in Poelkapelle bij de DOVO-capaciteit, en ook bij een onderdeel van de geniecapaciteit. Nogmaals, ze is overbevraagd.
05.08 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, je remercie M. le ministre pour sa réponse.
Cela dit, plus ou moins 80 % du travail a été réalisé. Pour ma part, je demande à ce que l'on se conforme à la demande de l'ONU et que la totalité dudit travail soit réalisé. Nous attendons maintenant les conclusions.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de aanstelling van een EU-ombudsman" (nr. 12808)
06 Question de M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "la désignation d'un médiateur européen" (n° 12808)
06.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, volgens een beslissing van Europees Commissaris Catherine Ashton kunnen militairen die deelnemen aan Europese missies, voortaan een beroep doen op een Europese ombudsdienst. Uiteraard moeten zij eerst te rade gaan bij nationaal bevoegde diensten. Pas wanneer die geen sluitende oplossing kunnen bieden, kunnen zij met hun klachten terecht bij de Europese ombudsman.
Op welke manieren zijn de Belgische defensiediensten hiervan op de hoogte gesteld? Op welke manier zijn vervolgens de militairen op de hoogte gebracht? Welke gevolgen heeft de beslissing voor de Belgische militaire ombudsdienst?
06.02 Minister Pieter De Crem: Ook wij lezen de kranten. U voelt mij al komen: Defensie is nog niet officieel op de hoogte gesteld van het initiatief door de diensten van mevrouw Ashton. We zullen enige vraagstimulatie toepassen. Als we op de hoogte zijn gebracht, zal ik de militairen laten informeren via de website www.mil.be en de elektronische nieuwsbrief News@Defense.
De beslissing zal geen gevolgen hebben voor de dienst Klachtenmanagement van Defensie, die nu reeds bevoegd is voor klachten die voortvloeien uit het deelnemen aan militaire operaties in het algemeen. Neem bijvoorbeeld de IU-operatie, waaraan wij deelnamen en opnieuw zullen deelnemen, Atalanta: onze militairen kennen de weg naar onze klachtendienst. Officieel hebben we er echter nog geen informatie over.
06.03 Roland Defreyne (Open Vld): We zullen dus ook geen stappen zetten bij de Europese Commissaris om daar meer over te vernemen?
06.04 Minister Pieter De Crem: Ik zal dat wel degelijk doen in het kader van informatie-uitwisseling.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Landsverdediging over "de verkoop van tweedehands helikopters aan MAD Africa Distribution" (nr. 12876)
07 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "la vente d'hélicoptères de seconde main à MAD Africa Distribution" (n° 12876)
07.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, via de internetkrant Apache en via Le Vif ben ik gestoten op een verhaal waarover ik mij toch wat ongerust maak.
In 2009 wenst het leger een 23-tal Alouette-helikopters te verkopen. Er was sprake van Madagascar. Er was net een coup geweest in Madagascar en dat kon niet. Uiteindelijk werd er een openbare aanbesteding uitgeschreven en een aantal van die helikopters kwamen terecht bij een Brussels bedrijf met de rare naam MAD Africa Distribution. Ik denk dat het Franstalig bedrijf is, want mochten zij enig gevoel hebben voor de Engelse taal dan zouden ze dat voorzetsel MAD niet blijven gebruiken.
Wat blijkt helaas achteraf? Volgens het artikel – volgens mijn informatie is het nog niet duidelijk – lijkt het dat in duistere omstandigheden en zonder enige vergunning – van Buitenlandse Zaken noch van Economische Zaken of het Brussels Gewest – 4 van die helikopters toch terecht komen in Madagascar. Hierover is enige controverse ontstaan. De Douane en ook het Brussels Gewest overwegen om een strafklacht in te dienen en een onderzoek te laten instellen naar wat daar juist allemaal gebeurd is. Dit is het eerste deel van het verhaal.
Tot mijn verrassing lees ik in dit artikel dat er nu een poging gedaan wordt om zich te ontdoen van een aantal Agusta-helikopters en dat die opnieuw in de richting van MAD Africa Distribution gaan.
Ik vind dat toch wat raar.
Vindt de minister het zelf niet problematisch dat Defensie helikopters verkoopt aan een bedrijf dat in het verleden heeft bewezen zich niet te storen aan de Belgische wetgeving en reglementering?
Ik denk dat Defensie zich volgens de wet moet verzekeren dat in het contract met het betrokken bedrijf de eindbestemming is ingeschreven. Welke garantie hebt u? Is dit het geval? Welke garanties hebt u dat die helikopters naar de eindbestemmeling gaan, zoals in het contract met Defensie beschreven?
07.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega, de 4 Agusta A109BA-helikopters die in maart van dit jaar zijn verkocht aan de firma MAD Africa Distribution SPRL, een Belgisch bedrijf, waren gedemilitariseerde versies.
In het verleden zijn hierover trouwens al vragen gesteld.
Dit houdt in dat Defensie de toestellen voor de verkoop heeft ontdaan van alle militaire uitrusting, zoals bijvoorbeeld raketlanceerders, militaire radio’s en militaire controle- en geleidingssystemen en/of –elementen. Indien deze uitrusting niet afneembaar was, omwille van structurele redenen, werd zij permanent onbruikbaar gemaakt.
Deze 4 Agusta-helikopters werden openbaar verkocht. Vermits MAD Africa Distribution SPRL de beste offerte had ingediend en er geen rechtsgronden waren waarop Defensie deze firma kon uitsluiten van de verkoopsprocedure, was er voor Defensie geen reden om van de verkoop aan deze firma af te zien.
In de contractuele documenten die de verkoop regelt van de vier Agusta A109BA-helikopters door Defensie aan de firma, en die ook door deze firma werden ondertekend, staat duidelijk vermeld welke verplichtingen die nieuwe eigenaar heeft indien de toestellen of onderdelen ervan wenst te exporteren en/of door te verkopen aan een derde partij. Elke vraag tot eventuele uitvoer door de nieuwe eigenaar dient te worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteiten - de FOD Economie en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - in België en dient hun voorafgaandelijk akkoord te verkrijgen.
De nieuwe eigenaar dient, alvorens de helikopters of onderdelen ervan door te verkopen aan een derde partij, de goedkeuring hiervan te vragen aan de autoriteiten van het land van oorsprong, in deze het Italiaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Gezien Defensie niet betrokken is bij het proces van de goedkeuring van de heruitvoer en/of de doorverkoop, is Defensie ook niet op de hoogte van de identiteit van een eventuele nieuwe eindgebruiker van de toestellen.
07.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik betreur de inhoud van het antwoord. Ik maak mij nog meer ongerust.
Ik ben van oordeel dat de FOD Defensie juridisch en zeker politiek de plicht heeft om een eigen risicoanalyse te maken als er militair materiaal wordt verkocht. Als men een dergelijke risicoanalyse had gemaakt, denk ik dat de uitkomst daarvan normaal zou zijn geweest dat MAD Africa Distribution niet aan de openbare aankoop mocht meedoen, tenminste tot wanneer er duidelijkheid is over wat er met de vorige verkoop fout is gelopen.
Ik hoop dat men lessen trekt uit wat er is gebeurd, maar ik vrees te moeten vaststellen, na het artikel in Apache en Le Vif te hebben gelezen, dat Defensie een Pontius Pilateshouding aanneemt en aan eender wie verkoopt. Het is dan maar rekenen op het feit dat die koper alle reglementen met betrekking tot de verdere doorverkoop van dergelijk materiaal respecteert. Helaas is in het geval van MAD Africa Distribution gebleken dat zij zich daaraan niet storen. Ik zou minstens hebben verwacht dat men zich geen twee keer aan dezelfde steen zou hebben gestoten en dat Defensie dit tuig niet aan MAD Africa Distribution zou hebben verkocht.
07.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, het gaat hier natuurlijk niet over de verkoop van militair materieel. De toestellen zijn immers in alle aspecten gedemilitariseerd. Dat is de rechtsgrond waarop de transactie doorgaat. De rest kent u. Het gaat over materieel dat niet langer militair is en dus met andere woorden gewoon materieel is. Ik kan dus geen koper uitsluiten. Ik heb geen rechtsgrond om zulks te doen. De opportuniteitscontrole moet op dat ogenblik van een ander niveau komen.
07.05 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ter zake verschillen wij van mening. Meer dan de opportuniteit moet ook de risicoanalyse door Defensie worden gemaakt.
U maakt een opmerking over gedemilitariseerde producten of tuigen die worden verkocht. U weet net zo goed als ik dat vier Alouette-helikopters —– mijn informatie komt uit het artikel; het is nu het moment om het tegen te spreken — uiteindelijk bij het leger in Madagascar zijn terechtgekomen. Zij worden daar nu gebruikt.
Het is niet moeilijk om uit een helikopter allerlei schiettuigen weg te halen en de helikopter te verkopen, waarna er nadien nieuwe schiettuigen in worden geïnstalleerd. Het lijkt mij dus een struisvogelhouding.
Mijnheer de minister, ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken, om er bij u op aan te dringen dat u in de toekomst vooraf dergelijke risicoanalyses zou maken en niet enkel zou willen rekenen op de intenties van de nieuwe koper, om zich aan de bestaande reglementering te houden. Helaas is immers al te vaak gebleken dat zulks niet gebeurt.
Trouwens, indien ik mij niet vergis, heeft MAD Africa Distribution ook geen makelaarsvergunning. Ik zie dan ook niet in hoe het bedrijf de tuigen in kwestie kan verkopen.
Ik zou dus minstens verwachten dat tussen Defensie, Economische Zaken en het departement dat voor de verkoop bevoegd is — de ene keer is dat een Gewest en de andere keer de FOD — een heel nauwe samenwerking is, telkens wanneer het gaat over de verkoop van militair materiaal. Het zou immers al te spijtig zijn, mochten wij moeten vaststellen dat met het tuig dat door Defensie is verkocht, nadien inbreuken op de mensenrechten worden gepleegd en wie weet wat nog dankzij een dergelijk tuig kan gebeuren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik moet naar de Conferentie van voorzitters.
Mijnheer Defreyne, ik durf voor te stellen dat u het voorzitterschap overneemt en in afspraak met mevrouw Ponthier uw vraag stelt, terwijl zij het voorzitterschap waarneemt. Ik moet echter de Conferentie van voorzitters bijwonen.
Président: Roland Defreyne.
08 Question de M. Éric Thiébaut au ministre de la Défense sur "la situation du personnel civil du SHAPE" (n° 13013)
08 Vraag van de heer Éric Thiébaut aan de minister van Landsverdediging over "de situatie van het SHAPE-burgerpersoneel" (nr. 13013)
08.01 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme vous le savez, le SHAPE à Casteau constitue le plus grand quartier général des forces alliées basé en Europe. Aujourd'hui, le personnel civil du SHAPE est inquiet pour son sort. En effet, le 1er janvier 2014, sa prise en charge ne sera plus du ressort de l'OTAN mais bien de celui de l'État belge, ce qui laisse planer le doute sur son avenir.
Quelque 150 des 250 membres du personnel civil ont ainsi manifesté leur inquiétude devant la propriété du commandant suprême des forces alliées en Europe. Selon les syndicats que j'ai rencontrés, aucune information claire ne circulerait quant à la future organisation du travail et au maintien des emplois, notamment à cause du statut hybride de cette catégorie civile de personnel.
Monsieur le ministre, j'aimerais dès lors vous poser les questions suivantes. Quelles sont les obligations de reprise du personnel du SHAPE imposées à la Belgique dans le cadre d'une quelconque convention internationale et de la politique de siège? Où en sont les négociations en cours? Pourquoi les syndicats ne semblent-ils pas suffisamment informés dans ce dossier? Combien de travailleurs du personnel civil seraient-ils potentiellement concernés par la reprise par l'État belge? Si une reprise du personnel civil est décidée, comment celle-ci s'effectuera-t-elle, sous quelles conditions et dans quel cadre?
08.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je voudrais dire, tout d'abord, qu'il faut éviter toute confusion entre deux restructurations et deux employeurs différents. Il y a, d'une part, l'armée américaine (USAG Benelux) et, d'autre part, le SHAPE à proprement parler.
Pour l'armée américaine (USAG Benelux), la situation est la suivante: en novembre dernier, l'armée américaine a annoncé la réorganisation de ses installations partout en Europe. Cette réorganisation affecte également le personnel employé en Belgique, qu'il soit américain ou belge. Elle touche 62 postes belges et 23 postes américains. Toutefois, grâce aux mesures d'anticipation prises ces deux dernières années (encouragement des départs volontaires, non-remplacement des personnes qui quitteraient l'organisation, plan social), l'impact réel pour le personnel belge se limite à douze personnes. À ce jour, onze de ces personnes ont été reclassées au sein de l'organisation même ou ont accepté de prendre leur pension anticipée. Il ne reste plus, à ce jour, qu'un employé pour qui un reclassement n'a pas encore eu lieu.
Dans le cas du SHAPE, la réforme en cours est la conséquence de la mise en œuvre du contenu d'un document connu sous le nom de Host Nation Policy and Standards (HNP&S), approuvé par le Conseil de l'Atlantique Nord en février 2011. Ce document concerne le cadre général de l'appui aux quartiers généraux de la nouvelle structure du commandement de l'OTAN. Cette réforme revient principalement à un transfert de certains coûts et charges imputables à ces quartiers généraux vers les pays hôtes, à savoir, dans ce cas, la Belgique. Les premières négociations en vue de définir la nature de ce transfert et sa coordination ont débuté le 14 février dernier.
Les premières négociations en vue de définir la nature de ce transfert et sa coordination ont débuté le 14 février dernier et n'ont pas encore abouti. Celles-ci sont menées pour la Belgique par le Comité interministériel pour la politique du siège qui ressort du SPF Affaires étrangères. Par ailleurs, l'accord complémentaire à l'accord de 1967 entre le SHAPE et la Belgique relève de mon collègue des Affaires étrangères et du Comité interministériel pour la politique du siège.
Je tiens également à ce titre à rappeler que l'accord gouvernemental prévoit explicitement dans le cadre de la nouvelle politique Host nation support que le gouvernement associera outre les départements fédéraux concernés, les entités fédérées aux négociations relatives à sa mise en œuvre.
Il n'est donc pas possible de préciser à ce stade quel sera l'impact de la réforme sur le personnel employé. Elle concernerait notamment le personnel Local Wage Rate (LWR) et le Local Wage Scape (LWS). Ce personnel est employé par le SHAPE et non par la Défense.
Voorzitter: Annick Ponthier.
Présidente: Annick Ponthier.
08.03 Éric Thiébaut (PS): Je vous remercie. Votre réponse est assez complète. Je pense que je vais interpeller votre collègue M. Reynders pour obtenir d'autres informations.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de externe mobiliteit van militairen" (nr. 13035)
09 Question de M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "la mobilité externe des militaires" (n° 13035)
09.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, de taskforce Externe Mobiliteit heeft als opdracht op zoek te gaan naar goede loopbaanmogelijkheden buiten Defensie voor de militairen die Defensie willen verlaten op vrijwillige basis, teneinde hun een goede kans te bieden op een volwaardige tweede loopbaan. Ik heb ter zake een schriftelijke vraag gesteld. Het antwoord op die schriftelijke vraag wees uit dat in 2010 en 2011 slechts 37 en 21 militairen de overstap hebben gemaakt naar een andere overheidsdienst. Dat zijn er veel minder dan in 2008 en 2009 toen nog 91 en 160 militairen de overgang maakten. In 2010 en 2011 werden bovendien geen militairen overgeplaatst naar het operationele kader van de federale politie, ondanks de wet van 29 december 2010 die de overplaatsing van militairen naar dat operationele kader regelt.
Ten eerste, hoe verklaart u, mijnheer de minister, die sterke daling in 2010 en 2011? Werd een aantal activiteiten misschien niet langer uitgevoerd door de taskforce?
Ten tweede, wat zijn de doelstellingen voor 2012? Worden er bijkomende inspanningen geleverd met betrekking tot de externe mobiliteit van militairen? Zo ja, welke?
09.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Defreyne, de taskforce Externe Mobiliteit werd in het leven geroepen om de overtallen te doen slinken in het kader van het strategische plan 2000-2015. De taskforce was verantwoordelijk voor het creëren van uitwervingsmogelijkheden op vrijwillige basis voor de leeftijdscategorie van 40- tot 52-jarigen. Hoewel de taskforce niet meer bestaat, blijft het directoraat-generaal Human Resources nog steeds dezelfde activiteiten uitoefenen binnen het reglementair vastgestelde kader voor de externe mobiliteit.
De wijze van overgang naar andere overheidsdiensten is volledig gereglementeerd. Eerder is de opening van vacante plaatsen bij een overheidsdienst een beslissing die onafhankelijk is van de wens van Defensie. Maar eenmaal plaatsen worden geopend door een andere overheidsdienst, kan een militair er vrijwillig op ingaan en beslissen om deel te nemen aan de selectieprocedure, in zoverre hij aan de voorwaarden voldoet.
De daling in 2010 en 2011 kan worden verklaard door het gebrek aan vacatures bij andere overheidsdiensten en de beperkte interesse van mogelijke kandidaten om de overgang te maken naar een andere overheidsdienst. Defensie heeft geen nood aan het verhogen van de aantallen van de externe mobiliteit, aangezien de doelstellingen van het transformatieplan werden behaald en wij ook de doelstellingen van het regeerakkoord van december 2011, namelijk 2 000 militairen minder, zullen halen zonder bijkomende mobiliteit.
Wel blijft externe mobiliteit een van de mogelijkheden om de leeftijdsstructuur van Defensie te verjongen. Defensie zal die piste dus verder blijven volgen, waarbij de kwalitatieve en kwantitatieve evolutie van de effectieven vooropstaat. Overigens, het zijn nog steeds de lokale besturen, die de grootste aantrekkingskracht uitoefenen op ex-militairen die gebruik willen maken van externe mobiliteit.
09.03 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, uit uw antwoord maak ik op dat, aangezien de doelstelling inzake het aantal militairen bij Defensie bereikt is, u wat op de rem staat, maar dat u de deur niet volledig sluit voor externe mobiliteit.
Ik meen te weten dat zeker bij de federale politie nog diensten om volk schreeuwen. Daar is zeker een goede toekomst weggelegd voor militairen die op zoek zijn naar een tweede loopbaan, zeker voor de categorie van 40 tot 52 jaar, omdat ze daar CALOG-functies kunnen vervullen die nauw aansluiten bij hun militaire carrière.
09.04 Minister Pieter De Crem: Collega Defreyne, de gemeenteraadsverkiezingen die zich aandienen, zullen in alle steden en gemeenten van ons land gevolgen hebben, ook voor de werking van de politiezones. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat men de 192 politiezones zal aanhouden, ondanks het feit dat in de preambule van de wet stond dat we naar 150 politiezones moesten gaan. Laten we uitgaan van 192 politiezones. De behoefte naar personeel dat van Defensie komt om administratieve taken te vervullen, zal heel groot zijn, doordat men tegemoet wil komen aan de eis naar meer blauw op straat en beroepsagenten zoveel mogelijk van administratieve taken zal willen ontlasten. Ik zal daaromtrent een initiatief nemen.
L'incident est clos.
De voorzitter:
Mevrouw Grosemans is er niet meer en heeft niets laten weten. Dus haar vraag
nr. 13058 vervalt.
10 Vraag van de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de 'mobiele recruiters' van Defensie" (nr. 13069)
10 Question de M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "les recruteurs mobiles de la Défense" (n° 13069)
10.01 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, in het kader van een verbeterde rekrutering werd onder de vorige regering besloten om de zogenaamde defensiehuizen te vervangen door negen informatiecentra die ingebed zouden worden in de militaire infrastructuur waarover Defensie beschikt. Er werd geopteerd voor het systeem van mobiele recruiters die actief op pad zouden gaan om jongeren te overtuigen van een carrière bij Defensie.
Volgens de informatie die wij gekregen hebben, zouden die recruiters niet echt altijd welkom zijn op scholen en onderwijsinstellingen wanneer die sessies organiseren voor de laatstejaars. Sommige directies zouden bevreesd zijn dat Defensie ook jongere leerlingen zou wegkapen vóór het einde van hun schoolcarrière, meer bepaald voor een cadettenopleiding, hoewel die vorming vanaf zestien jaar binnen Defensie niet langer bestaat.
Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat de recruiters niet altijd even welkom zijn op scholen? Indien dit zo is, welke acties worden gepland om die samenwerking te verbeteren? Welke algemene evaluatie maakt u ten slotte van dat nieuwe rekruteringssysteem van Defensie?
10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Kindermans, ik reken mijzelf ook tot één van deze active recruiters voor Defensie. Het klopt dat Defensie in sommige scholen moeilijk informatie kan verstrekken. In de ene school of instelling gaat dit al moeilijker dan in de andere. Het is geen structureel probleem. De toegankelijkheid wordt vaak vergemakkelijkt door oud-leerlingen.
De samenwerking met de Centra voor Leerlingbegeleiding in de scholen wordt momenteel als zeer positief ervaren door de dienst Rekrutering en Selectie van Defensie, veel positiever dan in het oude systeem van de defensiehuizen, vooral ook sinds de afschaffing van de werving van onderofficieren van het niveau 3+. Dit waren de leerlingen die de laatste twee jaar secundair onderwijs bij Defensie kwamen volgen.
Contacten met de leerlingen van het secundair onderwijs verlopen normaal dankzij onze deelname aan de Sailor Information en Emploi Professionnel en de SID-in, de studie-informatiedagen van de respectieve Gemeenschappen.
Het concept werving werpt vruchten af. Ondanks de moeilijke situatie op de arbeidsmarkt slaagt Defensie erin om ieder jaar evenveel jongeren als de vorige jaren aan te trekken en de vooropgestelde vergunningsaantallen te realiseren.
Ik moet u wel zeggen dat het active recruitment niet alleen wat positieve tegenwerking ervaart in onze middelbare onderwijsinstellingen, maar dat dit soms ook het geval is bij de hogere onderwijsinstellingen, zeker voor de heel specifieke opleidingen die in de Koninklijke Militaire School kunnen worden gevolgd, zeker na de equivalentie in het kader van het Bolognadecreet van onze bachelor- en mastergetuigschriften en diploma’s die worden afgeleverd.
Active recruiting loont.
10.03 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, ik maak uit uw antwoord op dat het al bij al een positieve evolutie kent en dat de signalen die wij krijgen, overtrokken zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.44 uur.
La réunion publique de commission est levée à
11.44 heures.