Commission de l'Infrastructure, des Communications et des Entreprises publiques

Commissie voor de Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven

 

du

 

Mardi 19 juin 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 19 juni 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.44 uur en voorgezeten door mevrouw Sabien Lahaye-Battheu.

La séance est ouverte à 14.44 heures et présidée par Mme Sabien Lahaye-Battheu.

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de telefoontarieven" (nr. 10579)

- mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de aangekondigde aanpak van de telefoontarieven" (nr. 10618)

- de heer Mathias De Clercq aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de aankondigingen betreffende de hoge telefoontarieven" (nr. 10688)

- mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de kosten voor telefonie" (nr. 11334)

01 Questions jointes de

- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "les tarifs de téléphonie" (n° 10579)

- Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'annonce d'une action au niveau des tarifs de téléphonie" (n° 10618)

- M. Mathias De Clercq au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "les annonces relatives aux tarifs de téléphonie élevés" (n° 10688)

- Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "les tarifs de téléphonie" (n° 11334)

 

De voorzitter: Mevrouw Dierick en de heer De Clerq zijn verontschuldigd.

 

01.01  David Geerts (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag dateert reeds van maart. Een aantal aspecten in de vraag hebben wij reeds behandeld tijdens de discussie over de telecomwetgeving. Niettemin wil ik nog de vraag stellen omtrent de telecomtarieven.

 

U hebt tijdens de discussie over de telecomwet gezegd dat u aan het BIPT zou vragen om een studie te maken die de Belgische en de buitenlandse tarieven vergelijkt, omdat u het buikgevoel hebt dat de tarieven in ons land te hoog zijn, maar dat u dat moet kunnen funderen op basis van gegevens. Het BIPT beschikt reeds over een prijzenbarometer, die te vinden is op de website. Daar zijn de prijzen beschikbaar tot het tweede kwartaal van 2011. Merkwaardig is echter de vaststelling van het vertrekpunt, namelijk het eerste kwartaal van 2007 voor vaste telefonie en het vierde kwartaal van 2008 voor mobiele telefonie. Tevens zijn de prijzen van sms’en niet terug te vinden op de website.

 

De mensen delen effectief uw buikgevoel, evenals Test-Aankoop. Men heeft inderdaad het gevoel dat de tarieven te hoog liggen. Wanneer denkt u over die studie te kunnen beschikken, zodanig dat de telefoonprijzen aangepakt kunnen worden?

 

Waarom kent de prijzenbarometer van het BIPT een verschillende startperiode?

 

Waarom is er niets voorzien voor de sms-markt?

 

Waarom gaat men niet terug tot 1997, het moment dat de sector geliberaliseerd werd?

 

Welke maatregelen kunnen worden overwogen in verband met de eindverbruikerstarieven?

 

01.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mevrouw de voorzitter, ik zal kort een eerste toelichting geven bij het regelgevingskader inzake telecommunicatie.

 

In principe moet het BIPT zich volgens de Europese regels vooral richten op wholesale of groothandelsmarkten. Dat betekent dat het de toegang tot het netwerk moet regelen. Daarom zijn er ook de termination rates of afgiftetarieven. Een maatregel voor de retail of de kleinhandelstarieven is, gezien de filosofie van de liberalisering, in principe voor de markt en moet uitzonderlijk zijn.

 

Een typisch voorbeeld van een uitzonderlijke maatregel die is getroffen, is dat sinds 2006 het BIPT Belgacom heeft verplicht de tariefverlagingen voor vaste en mobiele gespreksafgifte — dus de daling van de termination rates — aan de klant door te rekenen. Dat is niet zonder meer gebeurd; er is zelfs een beroepsprocedure geweest die het BIPT finaal heeft gewonnen.

 

Behalve de economische regulering is er ook altijd nog de bescherming van de consumenten, prijsaanduidingen en clausules.

 

In het hiervoor geschetste kader moeten wij nu werken. Ik heb een studie van het BIPT gevraagd. De studie kan aangeven dat er een probleem qua marktwerking rijst, waarna wij kunnen ageren. Zij kan ook een aantal elementen aanduiden die niet direct prijsgebonden zijn, maar die wel een grotere concurrentie- of prijsimpact kunnen hebben.

 

De lange contracten zijn ter zake een probleem geweest, zou ik bijna zeggen. De looptijd was immers vaak twee jaar. Wij hebben in de commissie echter een wet goedgekeurd, die wij, normaal gezien, ook komende donderdag tijdens de plenaire vergadering zullen goedkeuren. Met de Senaat is afgesproken dat zij het ontwerp heel vlug zullen bekijken, zodat de wet nog tegen het einde van het parlementair reces is goedgekeurd.

 

De finale goedkeuring betekent dat de lange contracten vervallen. De consument kan immers na zes maanden gewoon opzeggen. De contracten zullen dan niet langer 24 maanden mogen duren, maar steeds opzegbaar zijn.

 

Wij hebben een prijsbarometer sinds 2009. Op dit moment zijn de specifieke diensten die toen nog niet op de markt waren, nog niet opgenomen, zoals gebundelde aanbiedingen of mobiel internet via de smartphone. Sms’en zit er ook niet in. Ik heb aan het BIPT gevraagd beide evoluties in de studie mee te nemen. Wij zullen sowieso de mogelijkheden moeten bekijken in het licht van de budgetbesprekingen. Ik zal zeker in 2013, bij het opstellen van het budget van het BIPT, vragen dat de prijsbarometer wordt geperfectioneerd.

 

Wij zien immers dat dit een grote impact kan hebben. Bovendien meen ik dat een van de grootste uitdagingen de vergelijkbaarheid is. Het is de vraag of wij volgens het Europees recht het aantal aanbiedingen kunnen beperken. Ik vraag mij af of wij via een gentlemen’s agreement of bij wet het aantal tarieven dat men aanbiedt kunnen beperken. Het is natuurlijk duidelijk dat als men uit honderd formules moet kiezen, men niet kiest. De beste manier om de consument niet te laten kiezen, is hem een overdreven keuze te geven. Dat klinkt een beetje paternalistisch maar het is wel een gegeven. Ik geloof niet dat er veel mensen zijn die kunnen zeggen wat de goedkoopste formule voor hen is wanneer twee of drie mobilofoonaanbieders hun de formules voorstellen. Ik denk dat er niet zo veel zijn. Dat is een van de typische niet-prijsmatige elementen en daarin moeten wij een grotere transparantie en meer duidelijkheid krijgen.

 

De studie zelf moeten wij eind september hebben. Dat betekent dat wij in oktober conclusies kunnen trekken met betrekking tot de situatie van de prijzen en wat er moet gebeuren. Het BIPT is daarmee bezig en ik heb de indruk dat zij dat heel ernstig nemen. Hopelijk zullen wij dus eind september een goed gestoffeerde studie hebben om over deze aangelegenheid te praten.

 

01.03  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik noteer twee belangrijke zaken. Enerzijds zal er donderdag worden gestemd over het wetsontwerp dat bepaalt dat contracten niet langer kunnen duren dan 24 maanden. Belangrijk is dat er ook volgende stappen worden genomen in dit dossier, met name dat wij in oktober, op basis van de studie van het BIPT, de prijzen bekijken.

 

Anderzijds, wat de prijsbarometer zelf betreft, is het natuurlijk een lacune dat sms’en en packs er niet in zitten. Een aantal weken geleden heb ik minister Magnette een vraag gesteld over de reclamecampagne van een operator. Als men een bepaald pack nam, was het minder dan een euro goedkoper of duurder en dergelijke. Uiteindelijk was de conclusie dat niemand het begreep. Het is belangrijk dat er duidelijkheid komt ter zake.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- Mme Valérie De Bue au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "le médiateur postal francophone" (n° 11052)

- Mme Valérie De Bue au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "le médiateur postal francophone" (n° 11480)

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Valérie De Bue aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de Franstalige ombudsman voor de postsector" (nr. 11052)

- mevrouw Valérie De Bue aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de Franstalige ombudsman voor de postsector" (nr. 11480)

 

02.01  Valérie De Bue (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, le service de médiation pour le secteur postal, créé par la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques, est composé de deux membres qui appartiennent à un rôle linguistique différent. Il agit en tant que collège et les médiateurs peuvent s'accorder des délégations par décision collégiale.

 

Le médiateur francophone a été admis à la retraite le 1er avril 2012. Or, à ce jour, aucune procédure n'a été mise en place pour pourvoir à son remplacement par un médiateur du même rôle linguistique, la médiatrice néerlandophone assurant temporairement la fonction par décision émanant de votre cabinet.

 

J'imagine que cette situation est temporaire car, à terme, elle pourrait être préjudiciable à la clientèle francophone des différents services postaux devant faire appel au service de médiation pour le secteur postal.

 

Monsieur le ministre, quelles sont vos intentions concernant le recrutement d'un médiateur francophone? Pouvez-vous nous donner un timing pour cette procédure?

 

02.02  Johan Vande Lanotte, ministre: Madame la présidente, madame De Bue, à la suite de notre demande visant à assurer temporairement le collège du service de médiation, la médiatrice néerlandophone pour le secteur postal, Mme Truus Lostrie, a pris une série de mesures. Les collaborateurs néerlandophones et francophones de niveau A se voient déléguer des tâches bien délimitées visant à offrir toutes les garanties linguistiques et autres aux clients. L'égalité de traitement pour tous les consommateurs est primordiale et la médiatrice néerlandophone garde la responsabilité finale et assure le contrôle final de chaque dossier.

 

Les collaborateurs francophones traitent les plaintes francophones et les collaborateurs néerlandophones les plaintes néerlandophones. Les plaintes germanophones et anglophones sont surtout traitées par l'équipe néerlandophone qui compte plusieurs collaborateurs disposant d'un certificat de bilinguisme. Ainsi, le traitement des plaintes par les deux groupes linguistiques se fait de manière optimale.

 

Les deux équipes, francophone et néerlandophone, comptent le même nombre de collaborateurs alors que le nombre de plaintes est très différent: 11 000 plaintes néerlandophones contre 3 000 plaintes francophones. Il me semble dès lors que ce contexte doit rassurer les plaignants francophones.

 

Un avant-projet de loi est actuellement en préparation. Les discussions se poursuivent au sein des groupes de travail. J'espère pouvoir déposer, la semaine prochaine, à la suite des différentes réunions que nous aurons eues, une proposition de compromis visant à améliorer le travail, notamment par l'insertion du Livre XVII "Règlement extrajudiciaire des litiges de consommation" dans le Code du droit économique. Ainsi, les différents services d'ombudsman seraient fusionnés.

 

Cette fusion respectera, bien entendu, les spécificités de chaque secteur, tout en garantissant que les plaintes seront traitées de manière efficace et correcte. J'espère pouvoir mettre ce projet à l'agenda du Conseil des ministres avant les vacances parlementaires. Ce projet aboutirait au Parlement fin de l'année, nous pourrions donc procéder aux nominations nécessaires pour que l'équilibre linguistique soit respecté au sein du nouveau collège qui sera instauré.

 

02.03  Valérie De Bue (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie. Si j'ai bien compris, le projet de fusion des différents médiateurs fait en sorte que vous ne lancerez pas de procédure de recrutement pour le médiateur postal francophone. Ce projet remettrait à plat tous les médiateurs fédéraux.

 

J'ose espérer que les principes que vous avez énoncés concernant l'égalité de traitement seront bien respectés.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nr. 11071 van de heer De Potter valt weg. Vragen nrs 11304, 11517 en 11620 van de heer Peter Dedecker worden uitgesteld. Vraag nr. 11637 van de heer Schiltz wordt uitgesteld. Vraag nr. 11710 van mevrouw Dierick wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

03 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de aanvaring voor de kust van Knokke-Heist" (nr. 11960)

03 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la collision entre deux navires au large de la plage de Knokke-Heist" (n° 11960)

 

03.01  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister van de Noordzee, dit is eens iets anders dan een vraag over consumentenzaken. Als kustbewoners genieten wij er wel eens van om aan onze dierbare Noordzee te denken.

 

In de titel van de vraag staat dat het een aanvaring voor de kust van Knokke-Heist betreft, maar eigenlijk is het twintig kilometer verder. In de nacht van 23 op 24 mei is er twintig kilometer voorbij Knokke-Heist, voor de kust van Walcheren aan de Scheldemonding, een heel druk bevaren route, een aanvaring gebeurd tussen twee schepen, waarvan één een tanker was. Er was gelukkig geen lekkage, maar er was wel een gat in de romp van het ene schip.

 

Wat gebeurt er wanneer er een aanvaring is tussen twee schepen? Welke diensten begeven zich ter plaatse? Zeker wanneer het gaat om twee landen, vraag ik mij af hoe de samenwerking verloopt tussen de Belgische, Vlaamse en Nederlandse diensten.

 

Wat is daar fout gelopen? Blijkbaar voer het eerste vaartuig aan de verkeerde kant van de vaargeul. Hoe kan dat gebeuren? Dat is geen vraag aan u, maar ik wil gewoon even de context schetsen.

 

Welke van onze diensten waren daarbij betrokken? Hoe verloopt de samenwerking met de Nederlandse diensten?

 

03.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Dumery, het is jammer dat ik u niet veel antwoorden kan geven. Het ongeval heeft zich in de nacht van 23 op 24 mei rond 04 u 00 immers voorgedaan in de Nederlandse territoriale wateren.

 

Dat betekent dat wij niet betrokken zijn bij de afhandeling. U vraagt of er een samenwerking is. Het antwoord daarop is negatief, want het onderzoek is volledig in Nederlandse handen.

 

De oorzaak van het ongeval wordt door de Nederlandse Onderzoeksraad voor Veiligheid onderzocht. Het is die dienst die zal moeten antwoorden. Wanneer het onderzoek nog lopende is, krijgen wij daarover geen informatie.

 

Het is een tegensprekelijk onderzoek. De vragen die u stelt, zijn pertinent. Wat de locatie van de betrokken schepen betreft, kan ik u op dit moment geen antwoord geven. Het onderzoek behoort immers niet tot onze bevoegdheid.

 

03.03  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Wanneer er iets gebeurt op de Schelde, is het niet altijd duidelijk op welk grondgebied men zich bevindt. Daarom stelde ik de vraag. Het is wel interessant om te weten hoe de samenwerking verloopt wanneer een schip in nood is. Ik denk dat een grenslijn op dat ogenblik irrelevant is. Als er hulp moet worden geboden, moet die er snel zijn en moeten twee diensten samenwerken.

 

Misschien gebeurt een volgende aanvaring wel op de grenslijn, zodat ik u dan kan vragen hoe de samenwerking verloopt.

 

03.04 Minister Johan Vande Lanotte: Een samenwerking is nooit nodig geweest. Ik meen dat het schip nog op eigen kracht tot bij de reder is geraakt. Er is geen noodinterventie geweest. De aanvaring gebeurde wel in de Nederlandse territoriale wateren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de gestrande werkboot in Oostende" (nr. 11988)

04 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'échouement d'un atelier flottant à Ostende" (n° 11988)

 

04.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, deze vraag gaat over de samenwerking tussen de federale en de gewestelijke diensten. Dat is een heel interessant perspectief, als wij een aanvaring op zee of een incident op zee of aan het strand willen beoordelen.

 

In de nacht van 22 op 23 mei is in Oostende een Engelse werkboot gestrand, omdat hij een golfbreker raakte. Hij was op dat ogenblik bezig ankers uit te zetten in het kader van het windmolenpark op de Thorntonbank.

 

Als u zicht hebt op de oorzaak van het incident, welke diensten waren er betrokken bij de afhandeling van het ongeval? Hoe verliep de samenwerking tussen de betrokken diensten en bedrijven?

 

04.02 Minister Johan Vande Lanotte: De werkboot, de Marineco Hathi, liep om 04 u 00 vast op de golfbreker. Vervolgens heeft hij geprobeerd om los te komen, maar zonder succes. Vervolgens heeft hij om 04 u 30, dus na een halfuur, het MRCC, het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum, opgeroepen. Dat centrum valt onder de bevoegdheid van het Vlaams Gewest.

 

Bij de kustwacht, een structuur waarin de federale overheid en de gewestelijke overheid samenwerken, samen met de provincie, is er een verwittigingsmatrix opgesteld, die zegt wat er juist moet gebeuren. Die matrix werd geraadpleegd en het MRCC verwittigde dus de andere partners, federale en gewestelijke kustwachtpartners. Er zijn immers verschillende partners die bevoegdheden konden hebben in verband met het ongeval. Met toepassing van de verwittigingsmaatregelen is de sleepboot Zeehond van het Vlaams Gewest onmiddellijk ter plaatse gegaan. Dat was de eerste maatregel.

 

Om 12 u 00, dus acht uur na het incident, zijn alle betrokken partijen samengekomen. Die betrokken partijen zijn het MRCC, het secretariaat-generaal van de kustwacht, de directie-generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, waarvoor ik bevoegd ben, de scheepvaartpolitie – dus de federale politie – en C-Power, de windmolenexploitant in wiens opdracht de boot aan het varen was.

 

Er is tijdens die vergadering een berger aangesteld. Volgens de procedures hebben de deelnemers eraan inderdaad beslissingsrecht op dat vlak. Om 14 u 46 is het schip dan vlotgetrokken en is het onder begeleiding van de scheepvaartpolitie en van de berger naar de haven van Oostende gevaren.

 

De dienst Havenstaatcontrole van de FOD Mobiliteit, federaal dus, heeft dan een controle uitgevoerd en het schip nagekeken op zijn zeewaardigheid. De FOD Mobiliteit is verantwoordelijk voor het attesteren van de zeewaardigheid van een schip. De FOD Volksgezondheid staat in voor het aanpakken van de verontreiniging op de Noordzee. Het Vlaams Gewest is verantwoordelijk voor de kustwacht, het loodswezen en dergelijke meer. Dan is er nog de zeevaartpolitie, een federale dienst.

 

We hebben hier onlangs een wet goedgekeurd over ongevallen op zee, met de oprichting van een controleorganisme, dat moet werken binnen de FOD Mobiliteit. Er is nu een koninklijk besluit in verband met de rekrutering van het personeel en het statuut voor advies verzonden naar het Vlaams Gewest, conform de bijzondere wet.

 

De samenwerking is goed verlopen. Het voordeel van een verwittigingsmaatregel is dat men een gids heeft. Men weet hoe men het moet doen.

 

De oorzaken van het ongeval zijn nog niet bekend. De Federale instantie voor onderzoek van scheepsongevallen of FOSO is opgericht. Op 18 juni 2012 werd de tekst ter zake in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Die instantie zal het scheepvaartongeval onderzoeken. Aan de hand van de in de wet opgenomen criteria gaat ze al dan niet over tot een diepgaand onderzoek. Een onbelangrijk incident kunnen ze links laten liggen. Dat zal blijken over enkele maanden wanneer de dienst operationeel is.

 

04.03  Daphné Dumery (N-VA): Voor een niet zo belangrijk incident hebben toch heel wat diensten van verschillende niveaus samengewerkt. Er schoot een goed werkende verwittigingsmatrix in gang. Het is toch wel opmerkelijk dat bij een klein incident zo veel diensten aanwezig moeten zijn. Misschien is een vereenvoudiging mogelijk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de Commissie Maritiem Recht" (nr. 12091)

05 Question de M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la Commission de Droit Maritime" (n° 12091)

 

05.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, de Commissie Maritiem Recht is al een hele tijd bezig met de redactie van een nieuw wetboek voor de Belgische scheepvaart. U hebt dat project nu geërfd. Mijn vraag is heel eenvoudig. Hoe staat het met de modernisering van het maritiem recht en met het aanpassen van het huidige Boek II van het Wetboek van Koophandel aan de hedendaagse praktijken in de zeevaart en in het zeehandelbedrijf?

 

Wat is de precieze stand van zaken van de werkzaamheden van de commissie? Waar is zij nu mee bezig?

 

Hoe ziet de gedetailleerde planning van de commissie eruit? Als ik mij niet vergis, hadden de werkzaamheden al een tijdje afgerond moeten zijn en had de regering die al aan het Parlement moeten voorstellen?

 

Is al duidelijk wat de belangrijkste krachtlijnen van de hervorming zullen zijn? Of is het daarvoor nog te vroeg? Ik kijk uit naar uw antwoord.

 

05.02 Minister Johan Vande Lanotte: Het is inderdaad een heel omvangrijk werk dat al een tijd aansleept. Op dit moment zijn er reeds 9 blauwboeken verschenen. Alleen blauwboek 6 is nog niet klaar, dat onder andere de problematiek van de bevrachters behandelt en wie verantwoordelijk is voor wat. Er is een nieuwe consultatieronde bezig. De schriftelijke reacties moeten worden ingewacht tot 30 juni 2012.

 

Blauwboek 6 moet nog worden afgewerkt. Hierover zal in het najaar een laatste consultatieronde georganiseerd worden. De bedoeling is dat iedereen er dan zijn zeg over doet en dat men probeert tot werkbare compromissen te komen. Men heeft mij al gewaarschuwd dat op het einde nog een aantal knopen zal moeten worden doorgehakt. Ik ga ervan uit dat ik in november genoeg informatie zal hebben om te beginnen met het doorhakken van die knopen.

 

Ik heb de commissie gevraagd het werk tegen eind oktober af te ronden. Dat kon zij niet beloven, want zij weet niet hoelang de gesprekken met de betrokkenen nog zullen duren. Zolang er vooruitgang mogelijk is, worden die gesprekken misschien wat langer gerekt.

 

Zelfs als het werk afgeraakt tegen eind oktober, moet het nog naar de regering en de Raad van State. Als wij er iets van willen maken, moeten wij er dus nu aan beginnen. Men kan daar ook vijf of zes jaar aan werken, maar ooit moet erover gestemd worden. “Le mieux est l’ennemi du bien”, zegt men in het Frans. “Het beste is de tegenstander van het goede.” Men kan zo bezig blijven, maar ik wil het werk afronden in het najaar en het nog voor Nieuwjaar door de regering laten goedkeuren, zodat het Parlement er vóór de grote vakantie van 2013 aan kan beginnen. Dat moet ons toelaten dat het werk in 2013 beëindigd wordt, want anders geraakt het weer niet beëindigd.

 

Ik zal hier en daar waarschijnlijk enkele politieke knopen moeten doorhakken. Het is niet mijn grootste politieke project, maar volgens mij is het praktisch en economisch wel noodzakelijk. Ik steun dat en dring aan op vooruitgang, omdat onze buurlanden een veel modernere en volledigere scheepvaartwetgeving hebben en omdat wij ook een belangrijke varende natie zijn. Er werd me uitgelegd dat we bij de twintig grootste varende naties ter wereld zijn. Daar zijn we natuurlijk fier op.

 

Een internationale oriëntatie en nationale eenheid, een duidelijke profilering van het scheepvaartrecht als een rechtstak met eigen principes en ook een verbreding, verduidelijking en stroomlijning van het scheepvaartrecht. Met die grote krachtlijnen heb ik alles en niets gezegd. Dat zijn de krachtlijnen die men in het eerste blauwboek heeft omschreven.

 

U zal begrepen hebben dat deze zaken niet veel zeggen. Op dit moment is vooral de discussie gaande rond de bevrachters en wie waarvoor verantwoordelijk is. Die discussie zal nog even voor spanning zorgen. Volgens mij weten we wat er met de eerste negen boeken moet gebeuren. Het laatste boek zou het hardnekkigste kunnen zijn. Zoals eerder gezegd: laten we daarover in november praten.

 

05.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, mijn bezorgdheid is in de eerste plaats om het project in de huidige legislatuur af te ronden. Op zich ben ik dus tevreden met uw antwoord. U haalt het zelf aan, het fameuze boek 6, inzake alle tussenpersonen en hun verantwoordelijkheden, sleept ondertussen al even aan. De commissie heeft het zelfs al een paar keer aangepast om er een oplossing voor te vinden.

 

U hebt het hier niet fors herhaald, zoals u het in de media hebt gezegd bij de Belgische redersvereniging. Ik kan u enkel aanmoedigen om op een bepaald moment te beslissen, anders blijft het aanslepen. Ik dank u voor het antwoord.

 

05.04 Minister Johan Vande Lanotte: Op de toespraak waren diegenen die het moesten horen allen aanwezig.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de dwangsommen van de Europese Commissie tegen België wegens nog niet omgezette nieuwe Europese telecomregels in nationale wetgeving" (nr. 12127)

06 Question de M. Tanguy Veys au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "les astreintes imposées par la Commission européenne à la Belgique pour les règles sur les télécommunications non encore transposées en réglementation nationale" (n° 12127)

 

06.01  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de minister, u gaat er met zekerheid van uit dat aanstaande donderdag de nieuwe telecomwet zal worden goedgekeurd. De Europese Commissie heeft de resultaten van de stemming niet afgewacht om nu al dwangsommen op te leggen wegens de niet-omgezette nieuwe Europese telecomregels. Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, kort samengevat de richtlijn “burgerrechten”, en ook de richtlijn “beter regelgeven” werden op 18 december 2009 in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd.

 

Volgens de Europese Commissie verschaffen deze nieuwe telecomregels consumenten en bedrijven meer consumentenbescherming en meer keuze. Zo bevat het pakket voorschriften voor de beveiliging van persoonsgegevens en de mogelijkheid om binnen het bestek van één werkdag van provider te veranderen met behoud van het eigen telefoonnummer. Het Europees Parlement en de lidstaten bereikten over het pakket een akkoord in november 2009. Deze twee Europese richtlijnen moesten in Belgisch recht worden omgezet vóór 25 mei 2011. Op 5 april 2012 werd door de regering eindelijk het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie in de Kamer ingediend.

 

Op te merken valt dat het Verdrag van Lissabon de regels heeft gewijzigd die voor de lidstaten gelden in geval van niet-omzetting. Artikel 260 van het verdrag geeft voortaan de Commissie het recht om niet alleen een inbreukprocedure, met name een ingebrekestelling en een met redenen omkleed advies, te starten tegen een lidstaat die zijn omzettingsmaatregelen niet op tijd zou hebben meegedeeld, maar ook vanaf het begin een boete te bepalen die de lidstaat moet betalen in geval van veroordeling door het Hof van Justitie. Onder het vorige verdrag moesten de boeten pas worden betaald na een tweede veroordeling door het Hof van Justitie en werden deze niet geëist wanneer de lidstaat in de loop van de procedure zijn verplichtingen nakwam. Het nieuwe verdrag bepaalt dat het Hof van Justitie de inbreukprocedures wegens niet-omzetting als prioritair moet beschouwen.

 

Mijnheer de minister, op 31 mei 2012 heeft de Europese Commissie België voor het Europees Hof van Justitie gedaagd omdat de nieuwe Europese telecomregels nog steeds niet in nationale wetgeving zijn omgezet. De Commissie vraagt van het Hof een dwangsom van 70 353 euro per dag. U, als gewezen minister van Begroting, zult wel beseffen welke gevolgen een eventuele veroordeling kan hebben. Vorig jaar opende de Europese Commissie al procedures tegen 20 van de 27 lidstaten, maar de meeste hebben intussen hun huiswerk wel gedaan. Nederland en Italië ontsnapten de voorbije uren – en dan spreek ik over 31 mei – nog in extremis aan een rechtszaak. België, Polen, Portugal en Slovenië moeten zich wel verantwoorden voor de Europese rechters.

 

Opvallend is dat de Commissie meteen dwangsommen eist, verschuldigd vanaf de dag van de veroordeling door het Hof van Justitie, tot de dag dat de Commissie in kennis is gesteld van de volledige omzetting van de Europese regels. De zegsman van de eurocommissaris voor de Digitale Agenda, Neelie Kroes, verklaarde ter zake: “De deadline is precies een jaar verstreken. Als wij nu geen ernstige stappen ondernemen, dan zouden wij het foute signaal uitsturen.”

 

België riskeert meteen een tweede hoogste dwangsom. Voor Polen stelt de Commissie een dwangsom van 112 190 euro per dag voor. Portugal en Slovenië zouden respectievelijk 22 014 en 16 063 euro per dag moeten betalen. Bij het bepalen van de omvang van de sancties houdt de Europese Commissie rekening met de duur en de ernst van de inbreuk en de omvang van de lidstaten.

 

Mijnheer de minister, hoe verklaart u dat deze twee Europese richtlijnen een jaar na het verstrijken van de deadline nog steeds niet in Belgisch recht zijn omgezet? Heeft dit gevolgen voor België?

 

Werden er maatregelen genomen toen bleek dat België door de Europese Commissie voor het Europees Hof van Justitie werd gedaagd?

 

06.02 Minister Johan Vande Lanotte: U weet dat het wetsontwerp intussen in de commissie is goedgekeurd. Toen ik aantrad, heb ik het eerst voorgelegd in het Overlegcomité, daarna onmiddellijk aan de privacycommissie. Het is goedgekeurd. Donderdag ligt het voor in de Kamer. Binnen twee à drie weken ligt het voor in de Senaat. Dat betekent dat de wet rond 20 juli 2012 zal worden gepubliceerd. Dat is de bedoeling.

 

Op basis van de informatie van Buitenlandse Zaken liet de Europese Unie ons weten dat ze het Hof van Justitie nog niet had benaderd. Er is dus nog geen saisine omdat men de evolutie ziet. Als wij de wet binnen de drie à vier weken kunnen publiceren, dan zou er geen dwangsom moeten worden betaald. Het Hof van Justitie moet zelf ook nog een uitspraak doen en dat duurt ook langer dan een week. Gezien de snelle opeenvolging van de zaken geloven wij zelfs niet dat er een echte saisine van het Hof van Justitie komt.

 

06.03  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de minister, u bent optimistisch over de goedkeuring in de Kamer, de behandeling in de Senaat en het Europees Hof van Justitie. Ik hoop dat het zo is.

 

De vertraging kan men u moeilijk ten kwade duiden. In uw regering zitten andere partijen die al sinds 2007 het beleid uitmaken. Zij hadden hun verantwoordelijkheid kunnen opnemen sinds de publicatie van de richtlijnen in 2009.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de berekeningswijze van de sociale tarieven inzake telecommunicatie" (nr. 12581)

07 Question de M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "le mode de calcul des tarifs sociaux dans le cadre des télécommunications" (n° 12581)

 

07.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik had mij met deze vraag willen aansluiten bij de vraag van collega Dedecker.

 

Bij de bespreking van de telecomwet hebben wij meermaals gediscussieerd over de sociale tarieven. Er waren amendementen om deze af te schaffen en amendementen om de berekeningswijze te kennen. Het leek mij dus nuttig om het debat vandaag voort te zetten.

 

Het debat loopt al sinds 2005. Toen vroeg men zich af wat de nettokosten van het sociaal tarief waren voor de operatoren.

 

Sinds 2005 mocht men de operator kiezen. Het BIPT moest die nettokosten berekenen, om dan de zogenaamde ondraaglijke last vast te stellen. Daarover gaat de hele discussie.

 

Ondertussen was er een arrest van het Hof van Justitie van 6 oktober 2010 en een arrest van het Grondwettelijk Hof van 17 januari 2011 over de berekeningswijze.

 

Morgen wordt de telecomwet in de plenaire vergadering hopelijk goedgekeurd. Daardoor ontstond hier opnieuw de discussie dat het mogelijk moet zijn voor het BIPT om te zeggen wat de nettokosten zijn, met de mogelijke directe, indirecte en immateriële voor- en nadelen, en met een antwoord op de vraag of deze nettokosten een ondraaglijke last zijn voor de betrokken operator.

 

Mijnheer de minister, heeft het BIPT in het verleden reeds een dergelijke berekening van de nettokosten van het sociaal element van de universele dienst gemaakt, rekening houdend met alle mogelijke directe en indirecte of immateriële voordelen? Zo ja, met welke voordelen werd rekening gehouden?

 

Heeft het BIPT zich in het verleden via een advies al eens uitgesproken over het draaglijk of ondraaglijk karakter van bepaalde componenten van de universele dienst? Zo ja, hoe luidde dit?

 

Hoe zal het BIPT vandaag te werk gaan bij de berekening van de nettokosten van de universele dienst en het draaglijk of ondraaglijk karakter?

 

Wanneer mogen we een resultaat van deze berekeningen verwachten? Wij kunnen immers veel welles-nietesspelletjes in de commissie spelen, maar het is aangenamer dat dit op basis van objectieve gegevens kan gebeuren.

 

07.02 Minister Johan Vande Lanotte: De kostprijs van de universele dienstverlening en het draaglijk karakter ervan is een lang verhaal.

 

Het BIPT heeft dat al twee keer berekend. De eerste berekening vormde het onderwerp van het besluit van de Raad van 17 mei 2005, waarbij men de voorlopige nettokosten voor het jaar 2003 heeft geraamd, inclusief die voor het sociaal element. Dat was op basis van de wet van 21 maart 1991, met Belgacom als exclusieve universele dienstverlener. Dat was op basis van een onderzoek van het Bureau van Dijk, waarbij men tot een advies kwam dat het niet ondraaglijk was.

 

De telecomwet werd echter gewijzigd. Daarom heeft de toenmalige minister geen beslissing genomen.

 

Met de wet van 13 juli 2005 werd het sociaal element van de universele dienst grondig gewijzigd door de operatoren uit te breiden die verplicht waren om dit element te verrichten en door te voorzien in een financieringswijze en een bijzondere methodiek voor het berekenen van de kosten.

 

Die eerste berekening, in 2005, basisjaar 2003, op basis van de wet van 1991, was daarmee irrelevant geworden door de wet van 13 juli 2005.

 

Dan was er een besluit van 30 oktober 2006 door het BIPT: de kosten berekend van een verstrekking van het sociaal element in 2005, berekend op het bedrag van de verleende kortingen.

 

Toen zijn er talrijke gerechtelijke procedures aangespannen. Niet de wet werd gewijzigd, maar wel de juridische omgeving, door een aantal gerechtelijke procedures. Dat heeft ertoe geleid dat de wetgever, via de wet van 25 april 2007, de juridische basis wijzigde waarop het BIPT had gesteund om de berekening te maken. Het besluit van 30 oktober 2006, eigenlijk de tweede berekening, is dan ingetrokken.

 

Ondanks de wijziging van dat kader zijn de gerechtelijke procedures voortgezet. Dat heeft niet veel opgelost. Die hebben zelfs geleid tot een veroordeling van België op 6 oktober 2010 wegens de incorrecte omzetting van de bepalingen van de universeledienstrichtlijn in verband met de berekening van de nettokosten en de financiering ervan. De eerste berekening was dus kaduuk wegens de nieuwe wet, de nieuwe wet met de tweede berekening was kaduuk wegens juridische geschillen. Er kwam een nieuwe wet, weer juridische geschillen, een Europese veroordeling en nu hebben we weer een nieuwe wet, die we nu hebben goedgekeurd. Het is twee keer berekend, maar het was eigenlijk twee keer niet relevant. De eerste keer hebben we duidelijk gezegd dat het niet ondraaglijk is.

 

Het nieuwe wetsontwerp moet dat proberen te regelen. Het zal goedgekeurd worden. Na de stemmingen in de parlementaire commissie zal het BIPT de komende weken een bestek publiceren dat het doel heeft een externe consultancy in te schakelen om het BIPT te helpen bij de berekening van de nettokosten van het sociaal element en bij de beoordeling van de onbillijkheid van de lasten. Het is de bedoeling, als dat allemaal goed verloopt, dat de opdracht volledig zou moeten worden uitgevoerd in de loop van 2013. Dan hebben we na de lange saga van tien jaar eindelijk duidelijkheid over de ondraaglijke lichtheid of zwaarte van de universele dienstverlening.

 

07.03  David Geerts (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het blijft een technische materie, zeker en vast door de opeenvolgende juridische geschillen en het kaduuk verklaren van de verschillende wetten. Het debat hebben wij eigenlijk ten gronde gevoerd tijdens de bespreking in deze commissie. Wat de vragen betreft, of het nu een ondraaglijke last is en wat effectief de nettokosten zijn, is het belangrijk, voor alle operatoren, dat het BIPT zo snel mogelijk met de resultaten van de studie naar buiten kan komen. Het zal de transparantie binnen de markt ten goede komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15:24 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15:24 heures.