Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de
la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 13 juin 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 13 juni 2012 Namiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.05 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
Le développement des questions et interpellations commence à 16.05 heures. La réunion est présidée par M. Siegfried Bracke.
01 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het statuut van de personeelsleden van de dienst 100 bij de federalisering naar het agentschap 112" (nr. 11457)
01 Question de Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le statut des membres du personnel du service 100 lors de la fédéralisation dans le cadre de l'agence 112" (n° 11457)
01.01 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, de beslissing om de dienst 100 te federaliseren in het agentschap 112 was al aangekondigd in 2004. Tijdens de bespreking van de beleidsnota haalde u aan dat er hieromtrent snel duidelijkheid zou komen. Het statuut van deze personen is nu gemeentelijk en zal in de toekomst federaal worden.
Bij het personeel zelf heerst er heel wat onrust en onduidelijkheid. Toen ik deze vraag indiende hadden zij hierover eind vorig jaar de laatste keer info gekregen. Toen werd hun gemeld dat er duidelijkheid zou worden geschapen over hun statuut en verloning, dit in overleg met hun vertegenwoordigers, tegen eind april 2012. Vorige week hebben zij een staking aangekondigd voor dit weekend. Verder hebben zij aangekondigd dat zij hier nog af en toe tegen zullen staken.
Mevrouw de minister, wat is nu de stand van zaken met betrekking tot de overheveling van het personeel van de dienst 100 naar het agentschap 112? Tegen wanneer moeten zij de keuze maken om al dan niet over te stappen? Is er reeds duidelijkheid over hun statuut en verloning? Wordt er gecommuniceerd met alle personeelsleden of enkel met de leidinggevenden?
01.02 Minister Joëlle Milquet: Op dit ogenblik voer ik onderhandelingen met de vakbonden en de vertegenwoordigers van de directies van de verschillende centra. Over al deze punten wordt nu overlegd. Dat zijn heel belangrijke aandachtspunten in onze discussie. Ik heb vrijdagnamiddag nog een vergadering met hen. Dat is dan onze derde vergadering over deze punten. Op basis van de laatste vergadering zal ik een aantal beslissingen nemen aangaande uw vragen.
01.03 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad een zeer gevoelige materie waarbij drie departementen zijn betrokken, brandweer, Volksgezondheid en politie. Zeer goed overleg met de vakbonden en de personeelsleden is dus aangewezen zodat zij op tijd ingelicht worden.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de problemen bij de procedure om politieagent te worden" (nr. 11628)
02 Question de Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les problèmes rencontrés lors de la procédure de recrutement d'agent de police" (n° 11628)
02.01 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, u bent het wellicht met mij eens dat een goede en vlotte opleiding essentieel is om goede politieagenten te vormen. We hadden daaromtrent in het Parlement al enkele hoorzittingen.
De kandidaat-politiemensen doorlopen verschillende fasen. Het is belangrijk dat de verschillende fasen vlot op elkaar volgen. Op de website van Jobpol staat dat de doorlooptijd van de selectieprocedure zes maanden in beslag neemt. Dat is heel lang. Uit verschillende contacten met kandidaat-aspirant-politiemensen bleek dat hun parcours tijdens die opleiding niet altijd even vlot verloopt. De volledige doorloop van de selectie om te mogen starten aan de politieschool is langer dan zes maanden. Men spreekt soms over een jaar of meer. Dat kan ertoe leiden dat geïnteresseerde en gemotiveerde kandidaten tijdens de procedure afhaken vanwege de lange doorlooptijd en selectieprocedure.
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van die selectieprocedure? Volgt u mijn redenering dat men sneller zekerheid moet kunnen geven aan kandidaten die de politieschool willen volgen om politieman te worden? Wat plant u daaraan te doen?
02.02 Minister Joëlle Milquet: De selectieprocedure bestaat naast een moraliteitsonderzoek uit vier proeven met als doel alle aspecten van de kennis en vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van een functie bij de politie, te onderzoeken: een fysieke proef, een cognitieve vaardigheidsproef, een persoonlijkheidsonderzoek en een medisch onderzoek.
De totale selectieprocedure duurt tussen de zes en de acht maanden. Teneinde de termijn te beperken tot vier à zes maanden heeft de directie van de rekrutering en selectie van de federale politie in 2010 een actieplan in werking gesteld. Het is al gedeeltelijk gerealiseerd en levert al resultaten op. Ik blijf de genomen initiatieven ter zake nauwgezet opvolgen. Natuurlijk wil ik ook de verschillende voorwaarden voor de rekrutering aanpassen om tot een snellere procedure te komen.
Het is inderdaad belangrijk dat de duur van de selectieprocedures zo kort mogelijk is, maar het criterium termijn moet steeds ondergeschikt blijven aan het criterium kwaliteit. We kunnen het allebei bereiken.
Ik bezorg u de actieplannen.
02.03 Bercy Slegers (CD&V): Het lijkt me inderdaad interessant om die plannen in te kijken. Het is alvast een heel hoopvol antwoord en ik dank u voor de aandacht voor de selectieprocedure.
02.04 Minister Joëlle Milquet: Let wel: het is geen openbaar document.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 11830 van de heer Francken wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
03 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de gemeentelijke administratieve sancties" (nr. 11878)
03 Question de Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les sanctions administratives communales" (n° 11878)
03.01 Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, momenteel is er heel wat te doen rond de GAS, de gemeentelijke administratieve sancties, en rond de uitbreiding ervan. U hebt reeds aangekondigd een wetsontwerp voor te bereiden dat de reikwijdte van de GAS gevoelig uitbreidt. Nu kunnen heel wat vragen gesteld worden over de huidige toepassing van de GAS-wet, en het oorspronkelijke doel van de wet.
Eén van uw voorgangers, Patrick Dewael, bestelde in 2006 een wetenschappelijke studie, waaruit bleek dat op 31 december 2005 40 % van de Belgische gemeenten het GAS-systeem had geïmplementeerd. Het onderzoek bracht eveneens aan het licht dat vooral de sterk verstedelijkte gemeenten de GAS-wet toepassen. Ook de vorige minister van Binnenlandse Zaken, Annemie Turtelboom, gaf in het voorjaar van 2010 te kennen de GAS-wet te zullen evalueren.
Precieze gegevens over welke en hoeveel steden en gemeenten het systeem toepassen, zijn niet voorhanden. Ik hoop toch antwoord te krijgen op enkele vragen. Bent u in het bezit van een recentere studie dan die uit 2006 omtrent de implementering van de GAS-wet, door uw voorganger aangevraagd? Zijn er in verband met de implementering verschillen merkbaar tussen Vlaanderen en Wallonië? Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen verstedelijkte en niet-verstedelijkte gemeenten omtrent het gebruik en de toepassing van de GAS-wet?
Centraliseert de FOD Binnenlandse Zaken gegevens rond de uitvoering van de wet? Zijn er goede voorbeeldreglementen? Wat zijn de punten die door de gemeenten als positief en als negatief worden aangegeven met betrekking tot de toepassing van de GAS-wetgeving? Zult u bij de opmaak van het ontwerp dat u hebt aangekondigd rekening houden met de opmerkingen van de gemeenten?
03.02 Minister Joëlle Milquet: De wetenschappelijke studie waarnaar u verwijst, beoogde een evaluatie te maken van de toepassing in de gemeenten van de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. Op dat ogenblik waren de gemeentelijke administratieve sancties reeds zeven jaar ingevoegd. Tevens werd rekening gehouden met de wetswijziging van 2004 waardoor het toepassingsgebied van artikel 119bis van de nieuwe Gemeentewet, gevoelig werd uitgebreid.
Sindsdien werd geen wetenschappelijke studie meer uitgevoerd. Wel blijkt uit de door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten ter beschikking gestelde gegevens dat momenteel ongeveer 80 % van de Vlaamse steden en gemeenten het systeem van de GAS heeft geïmplementeerd. Ook in Wallonië past een groot aantal steden en gemeenten de gemeentelijke administratieve sanctie toe, zoals ook alle Brusselse gemeenten het systeem hebben geïmplementeerd.
Zoals uit het antwoord op de eerste vraag blijkt, kan worden gesteld dat er, globaal genomen, geen significant verschil tussen Vlaanderen en Wallonië bestaat. Iedere stad of gemeente, al dan niet verstedelijkt, beslist autonoom welke gedrag zij met een gemeentelijke administratieve sanctie wenst te sanctioneren.
In mijn hoedanigheid van minister van Binnenlandse Zaken kom ik in dergelijke beslissing niet tussenbeide, aangezien het enkel de gemeenteraad is die exclusief bevoegd is om gemeentelijke reglementen en verordeningen aan te nemen alsook te bepalen wat de inhoud van bedoelde reglementen en verordeningen is.
Zulks is logisch aangezien iedere gemeente haar specifieke eigenheid heeft, wat ertoe kan leiden dat bijzondere bepalingen in het reglement van de ene gemeente zijn opgenomen die niet in het reglement van een andere gemeente voorkomen.
De steden en gemeenten hebben geen verplichting om bepaalde gegevens over de uitvoering van de GAS-wet aan mijn administratie te bezorgen. In mijn nieuwe wetsontwerp heb ik echter een wettelijk kader voor de gegevens opgenomen. Een dergelijk kader is heel belangrijk en bestaat totnogtoe niet. Het is echter heel dringend voor de toekomst. Dus hebben wij een specifieke bepaling over de gegevens, de toegang ertoe, de bescherming van het privéleven alsook de duurzaamheid en het behoud van de gegevens toegevoegd.
Mijn diensten hebben een globale evaluatie van de toepassing van de gemeentelijke administratieve sanctie gemaakt, teneinde na te gaan of er, en desgevallend welke, knelpunten momenteel nog bestaan.
Op basis van de evaluaties, het diverse overleg, de vergaderingen, de brieven en alles wat wij hebben gekregen, hebben wij een nieuw en evenwichtig wetsontwerp klaargemaakt. Ik heb het bedoelde wetsontwerp en een grondige nota aan het kernkabinet voorgelegd. Wij zijn nu bezig met de interkabinettenwerkgroepen binnen de regering. Ik hoop dat het wetsontwerp in kwestie vóór de zomer zal worden goedgekeurd.
03.03 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.
De subsidiariteit ligt ook onze partij na aan het hart. Het is dus absoluut belangrijk dat enkel de gemeente beslist of zij de GAS implementeert.
03.04 Minister Joëlle Milquet: (…). Wij hebben dezelfde filosofie gevolgd.
03.05 Bercy Slegers (CD&V): Wij kijken uit naar uw wetsontwerp, dat waarschijnlijk ook een heel aantal zaken zal wijzigen. In welke mate de reikwijdte sterk wordt verbreed, weten wij nog niet. Wij moeten het afwachten.
Het is niettemin een aandachtspunt dat er, vooraleer wij de nu erg besproken GAS-wet wijzigen, ook aandacht is voor evaluatie. Misschien moet er eens worden over nagedacht de wetenschappelijke studie uit 2006 over te doen, niet om het dossier te vertragen, maar wel om duidelijk te weten waarover wij spreken. Ook willen wij aldus te weten komen op welke manier elke gemeente de autonomie die zij heeft, hanteert. Wat zijn de goede voorbeelden? Wat zijn eventueel minder goede voorbeelden uit de praktijk die aldus kunnen worden getraceerd?
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "het opheffen in het kader van het Schengenverdrag van de interne grenzen met Bulgarije en Roemenië" (nr. 11898)
04 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la suppression des frontières avec la Bulgarie et la Roumanie dans le cadre de l'accord de Schengen" (n° 11898)
04.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, het Schengenverhaal is nog niet afgelopen. Wij vernamen welke ophef het voorstel van de Europese Raad in het Europees Parlement heeft veroorzaakt.
Ik heb daarover al een aantal vragen voor ons debat ingediend. Ik zal ze wel stellen, want het is interessant om het antwoord te horen.
Mijn eerste vraag gaat over de interne grenzen met Bulgarije en Roemenië.
In juni 2011 besliste de Europese Raad dat Bulgarije en Roemenië aan alle criteria voldoen om toe te treden tot het Schengengebied. Er werd echter niet beslist wanneer de binnengrenzen daadwerkelijk zouden worden opengesteld. De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken zou zich hierover uitspreken in september 2012, nadat maatregelen die bijdragen tot een succesvolle uitbreiding van Schengen, zouden zijn geïdentificeerd en geïmplementeerd.
Mevrouw de minister, over welke maatregelen gaat het? Zijn die al geïmplementeerd? Zo neen, wanneer worden ze ingevoerd? Wat zal het standpunt van ons land zijn wanneer moet worden beslist over een tijdskader voor het opheffen van de grenscontroles met Roemenië en Bulgarije?
04.02 Minister Joëlle Milquet: Bulgarije en Roemenië voldoen sinds juni 2011 inderdaad aan alle criteria om tot het Schengengebied toe te treden. Het is nu aan de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken om een besluit te nemen om de binnengrenscontrole met die landen daadwerkelijk op te heffen.
Het gaat over een maatregel die in de conclusies van de Europese Raad van 2 maart 2012 wordt bedoeld. De Europese Raad heeft aan de Raad-JAI gevraagd om hierover in september 2012 een besluit te nemen.
We weten nog niet welk tijdschema in het ontwerpbesluit dat in september aan de Raad-JAI zal worden voorgelegd, wordt voorgesteld.
Nederland heeft gezegd dat het wil wachten op het algemeen voortgangsrapport van het Coöperatie- en Verificatiemechanisme over de 2 landen alvorens zijn standpunt eventueel te herzien.
Dat rapport wordt in juli verwacht. We zullen vervolgens zien wat er precies staat in het ontwerpbesluit dat op de Raad-JAI van september zal worden voorgelegd, en op basis daarvan ons standpunt bepalen.
04.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het duidelijk antwoord.
Ik zie wel een probleem met het tijdskader, want in september is het Parlement nog altijd in reces. Wij zullen dus geen interactie over het onderwerp kunnen organiseren, wat ik wel jammer vind.
Als het rapport er voor het einde van het parlementaire jaar is, kunnen wij dat misschien nog in de commissie bespreken.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "ongeldig verklaarde reisdocumenten binnen het Schengengebied" (nr. 11927)
05 Question de Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "des documents de voyages non valides dans l'espace Schengen" (n° 11927)
05.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, niet alle Schengenlanden stellen de andere lidstaten op de hoogte als een reisdocument ongeldig of vals wordt verklaard. Dit zorgt ervoor dat de onderdanen van een niet-Schengenland alsnog deze documenten kunnen gebruiken om op illegale wijze het Schengengrondgebied te betreden, zelfs als zij hiervan worden uitgesloten door bijvoorbeeld een veroordeling. Daarover rijzen toch een aantal vragen. Een artikel van 23 mei in de pers handelde over valse documenten en de wijze waarop men op eenvoudige wijze het Schengenacquis kon omzeilen.
Wordt iemand die wordt aangetroffen met een vals of ongeldig reisdocument, door de bevoegde diensten in België wel steeds geregistreerd in het Schengen Information System? Wat is de procedure die in dergelijk geval wordt gevolgd? Hoeveel keer werden er in 2010 en 2011 personen met een vals of ongeldig reisdocument aangetroffen in België? Welke nationaliteiten werden aangetroffen? Kunt u aangeven welk vals of ongeldig document van welk land door de betrokkenen werd gebruikt? In hoeveel gevallen kwam die nationaliteit overeen met het document waarmee deze personen het grondgebied trachtten te betreden? Kunt u aangeven in hoeveel gevallen de betrokkenen reisden met een vals of ongeldig Belgisch reisdocument? Naar aanleiding van welk onderzoek – politioneel onderzoek of grenscontrole – werd de bovenstaande informatie vergaard en opgeslagen in het SIS? Wat is de verhouding tussen de politionele controle en de grenscontrole bij het vaststellen van personen die met valse identiteitspapieren de Schengenzone trachten te betreden?
U merkt dat mijn vragen meer gericht zijn op het Schengen Information System. Wordt dit eigenlijk wel gebruikt als er valse documenten bij iemand worden aangetroffen die ons Schengenacquis in gevaar brengt?
05.02 Minister Joëlle Milquet: Het Schengen Information System heeft als bedoeling personen de toegang tot het Schengengebied te ontzeggen. Dit gebeurt enkel op basis van het zogenaamde artikel 96. Voor deze signaleringen is de Dienst Vreemdelingenzaken de nationaal bevoegde autoriteit.
Een seining op basis van het artikel 96 van het SIS gebeurt steeds op basis van een beslissing van de bevoegde nationale overheid. De vreemdelingenwet van 15 december 1980 bepaalt dat een verbod op het betreden van het grondgebied verbonden is aan een besluit tot terugwijzing of uitzetting. Deze besluiten dienen te worden gemotiveerd op basis van het schaden van de openbare orde of de veiligheid van het land. Het aantreffen van een persoon in het bezit van een vals of ongeldig reisdocument zal dus niet altijd resulteren in een signalering van de betrokkene in het SIS.
In 2010 werden aan de buitengrenzen 743 personen onderschept die ons grondgebied met valse of vervalste documenten trachtten te betreden. In 2011 is dat aantal gestegen tot 990 personen. De meeste personen hadden de Albanese, Algerijnse of Congolese nationaliteit. Betreffende de aard van de reisdocumenten die deze personen bij zich hadden, kan ik u meedelen dat de meest voorkomende landen van uitgifte van die valse of vervalste documenten Frankrijk, Italië, Griekenland en België zijn.
Voor de top drie van de nationaliteit van de onderschepte personen stellen wij vast dat de Albanezen vooral in het bezit waren van Italiaanse of Griekse documenten. Algerijnen waren vooral in het bezit van Franse documenten. Congolezen hadden dan weer vooral hun eigen nationale documenten in hun bezit.
Wat de verhouding tussen politionele controle in het binnenland en controle aan de buitengrenzen betreft, zijn er momenteel enkel gegevens beschikbaar voor de eerste vier maanden van 2012. Tijdens die periode werden er 323 personen onderschept met valse of vervalste documenten naar aanleiding van een grenscontrole en 171 personen bij een politionele controle in het binnenland. Ik overhandig u hierbij de details.
05.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw omstandig en interessant antwoord.
Het was misschien ook voor u zeer verrijkend om te zien welke valse documenten door wie gebruikt worden. Wat mij vooral frappeert, is dat vooral de Dienst Vreemdelingenzaken bevoegd is en dat het niet altijd gebeurt. U zegt dat de inschrijving in het SIS enkel gebeurt naar aanleiding van een besluit tot terugwijzing of een beslissing om het grondgebied te verlaten op basis van openbare orde. Eigenlijk zou dat in elk geval moeten gebeuren.
Als men, bijvoorbeeld, aan de grens in Zaventem met een vals document aankomt, dan zal de toegang altijd geweigerd worden, tenzij men zich op dat ogenblik vluchteling verklaart. Dan zou het document ook geregistreerd moeten worden en zou in overweging moeten worden genomen dat iemand een vals document bij zich had.
L'incident est clos.
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de samenwerking met Vlaams minister Hilde Crevits inzake de cofinanciering van de slimme camera's in de grensstreek met Frankrijk" (nr. 11961)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het plaatsen van slimme camera's in de grensstreek met Frankrijk en het Schengenverdrag" (nr. 11962)
- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het plaatsen van intelligente camera's in de grensstreek met Frankrijk en de verhouding met het Schengenverdrag" (nr. 12118)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la collaboration avec le ministre flamand Hilde Crevits en matière de cofinancement de caméras intelligentes dans la région frontalière avec la France" (n° 11961)
- Mme Daphné Dumery à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'installation de caméras intelligentes dans la région frontalière avec la France et le Traité de Schengen" (n° 11962)
- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'utilisation de caméras intelligentes dans la région frontalière avec la France et le rapport avec le Traité de Schengen" (n° 12118)
06.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag kwam er naar aanleiding van een andere vraag in deze commissie. Mij interesseert de werkgroep die met minister Crevits zou zijn opgericht.
Wat is precies de bedoeling van die werkgroep? Welke bevoegdheid betreft het? Zal er cofinanciering zijn met het Vlaams Gewest? Kunt u mij daar wat meer uitleg over geven?
Mijn volgende vraag, over de slimme camera's, zal ik niet uitgebreid lezen. Ik kreeg graag wat meer uitleg over de slimme camera’s. Hoe ziet u dat? Hoe zullen die kunnen worden gebruikt? Zijn deze in overeenstemming met het Schengenverdrag?
06.02 Bercy Slegers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat eveneens over slimme camera’s. U kondigde aan dat u aan de invalswegen en snelwegen in de grensstreek met Frankrijk intelligente camera’s wilt plaatsen die nummerplaten kunnen herkennen. De bedoeling is om zo sneller verdachte wagens te kunnen identificeren en traceren op ons wegennet in de grensstreek. Ik vernam echter dat het plaatsen van een vaste camera in een bepaalde corridor rond de grens, volgens het Schengenverdrag niet is toegelaten.
Is het plaatsen van dergelijke intelligente vaste camera op de grens mogelijk? Is er inderdaad sprake van een corridor waarbinnen dit niet kan? Zo ja, hoe zullen die intelligente camera's dan worden geplaatst? Hebt u een alternatief?
06.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de gegevens van de door andere Schengenlanden gesignaleerde gestolen voertuigen zijn opgenomen in het SIS. Deze gegevens mogen niet uit het SIS worden gehaald om te worden opgenomen in de systemen die worden gebruikt voor automatische nummerplaatherkenning. De mogelijkheid zou weliswaar in overweging kunnen worden genomen, aangezien er een nieuwe reglementering van kracht wordt voor het nieuwe SIS, dat door de Europese Commissie voorzien is voor 2013. In België bestaat deze mogelijkheid al voor de gestolen voertuigen die door de Belgische politiediensten gesignaleerd werden, dankzij onze algemene nationale gegevensbank.
Het systeem @migo-boras gaat verder dan het ANPR-systeem. Het neemt foto’s en na de nummerplaat herkent het eveneens het land van herkomst en de voertuigcategorie op basis van het beeld. De verzamelde gegevens worden vergeleken met verschillende databanken. In dit stadium is het nog voorbarig om te antwoorden op de vraag of aspecten van het systeem @migo-boras in ons systeem geïntegreerd zullen worden.
Zoals ik reeds heb aangekondigd, werd op 22 mei 2012 samen met de gewestelijke minister bevoegd voor Mobiliteit een eerste denkoefening opgestart over het gebruik van de ANPR-camera’s. Een nieuw overleg met de drie Gewesten, de politie en mijn diensten is op mijn voorstel op 28 juni 2012 gepland.
Het opzet van voornoemd overleg betreft de opportuniteit van het systeem, het wettelijke kader en de mogelijke synergie tussen de federale en de gewestelijke overheid.
Schengen heeft de controle van de binnengrenzen opgeheven, wat echter niet betekent dat de lidstaten niet het recht hebben om in de grensregio’s hun politiebevoegdheden uit te oefenen, voor zover de uitoefening van bedoelde bevoegdheden niet hetzelfde effect heeft als de grenscontrole.
Wij mogen er dus niet van uitgaan dat het inzetten van slimme camera’s in de grensregio strijdig is met de Schengenregels. Het kan, maar het betreft hier een vraag voor de juridische diensten. Ik ben niettemin voorstander van het opstellen van slimme camera’s langs de grenzen, binnen een wettelijk kader.
06.04 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Misschien is het inderdaad uitkijken naar het antwoord dat zal volgen op de slimme camera’s die Nederland heeft geplaatst. Wij zullen aldus ogenblikkelijk weten of slimme camera’s hier bij ons binnen het Schengenverdrag zullen vallen. Nederland heeft nu al dergelijke camera’s staan. Wij kunnen dus misschien de veroordeling van Nederland afwachten, om na te gaan of de plaatsing van dergelijke camera’s bij ons al dan niet mogelijk is.
Ik ben voorstander van het systeem van slimme camera's. In de huidige technologische wereld kunnen wij niet anders dan op een dergelijke manier handelen, zeker op het vlak van de openbare orde en de nationale veiligheid. Indien wij onze binnengrenzen op een discrete manier willen controleren, zonder dat de burgers hun vrije verkeer binnen de binnengrenzen gehinderd zien, past een slimme camera perfect in een dergelijk opzet.
Ik kijk uit naar een verslag van uw overlegmoment van 28 juni. Ik zal wellicht een vraag over dat overleg indienen. Ik zal dat misschien samen met andere leden doen. U weet dus al op voorhand dat ik u een vraag zal stellen. Het betreft een onderwerp waaraan het Parlement samen met u opbouwend kan werken. U staat er niet alleen voor. Wij volgen het dossier ook op.
06.05 Bercy Slegers (CD&V): Het stemt mij hoopvol, mevrouw de minister. U zegt dat het voor u mogelijk is dat zulke camera's worden geplaatst langs de grens. Wij komen met zijn allen dus goed overeen. Nu moeten wij die mogelijkheid juridisch goed onderbouwen voor het moment dat wij ertoe willen overgaan. Ik ben hoopvol dat wij dat in de nabije toekomst zullen kunnen doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs. 11965, 11966, en 11967 van de heer Wilrycx worden omgezet in schriftelijke vragen.
07 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de jaarrekeningen van de politiezones" (nr. 12015)
07 Question de M. Koenraad Degroote à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les comptes annuels des zones de police" (n° 12015)
07.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de politiezones beginnen stilaan aan de opmaak van hun begroting 2013. Teneinde deze zo correct mogelijk te laten verlopen, moeten ze beschikken over de cijfers van de jaarrekening van de vorige dienstjaren.
Nu is het zo dat de opmaak van deze jaarrekeningen de rekenplichtigen bij de zones kopzorgen baart. Er bleken jaren aan een stuk problemen te zijn aangaande gegevens van de CDVU, waardoor die rekeningen niet correct of tijdig konden worden opgemaakt. In bepaalde zones is men nog maar geraakt aan de jaarrekening 2003 en nog niet verder.
Ik vind het nuttig na te gaan of het alleen om enkele lokale problemen gaat, dan wel of er een structureel probleem zou zijn, zodat in dat geval ingrijpen van hogerhand vereist zou zijn.
Kunt u de gegevens bezorgen per zone welke de laatst goedgekeurde jaarrekening is?
Kunnen we uit die gegevens besluiten dat het gaat om enkele lokale problematieken ofwel over structurele problemen, zodat in begeleidingsmaatregelen voorzien moet worden?
07.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, het verzamelen van de meest recente gegevens bij de diensten van het provinciale toezicht heeft geen structurele problemen aangetoond met betrekking tot het aannemen van de jaarrekeningen door de politiezones. Sommige van hen kampen hier en daar nog wel met een achterstand, maar dat zijn uitzonderingen die de vorige vaststellingen niet tegenspreken. Bij gebrek aan een structureel probleem is er logischerwijze geen nood aan algemene begeleidingsmaatregelen.
07.03 Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, uw antwoord stelt mij enigszins gerust. Ik ben blij dat er geen structureel probleem is, zoveel te beter dat het om enkele lokale problemen gaat.
Hebt u de cijfers per zone, zodat wij kunnen zien dat de laatste jaarrekening in de ene zone die van 2010 is en in een andere die van 2011? Dat zou immers een correct beeld geven en dan zou ik heel gerustgesteld zijn.
07.04 Minister Joëlle Milquet: Ik weet niet of ik deze documenten kan geven, ik zal het vragen aan mijn administratie. Ik zal de cijfers opsturen.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "een toegangsverbod voor amokmakers in recreatiedomeinen" (nr. 12024)
08 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "une interdiction d'accès aux parcs récréatifs pour les fauteurs de troubles" (n° 12024)
08.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, de kwestie van de rellen in recreatiedomeinen, zoals De Ster in Sint-Niklaas of het domein van Hofstade, sleept al een tijdje aan. De wensen van de recreatiedomeinuitbaters zijn niet buitensporig. Zij vragen gewoon een toegangsverbod voor amokmakers en een soort zwarte lijst die door de verantwoordelijken van de recreatiedomeinen kan worden geconsulteerd, zodat amokmakers kunnen worden tegengehouden.
Tot nu toe was onze fractie zowat de enige, die bleef hameren op die nagel, maar ik lees dat er ook bij de meerderheid stilaan stemmen opgaan om er eindelijk iets aan te doen. Er worden ter zake ook wetsvoorstellen gemaakt. Uw voorgangster, mevrouw Turtelboom, had die lijst ook al in het vooruitzicht gesteld. U was wat achterdochtig. U stond daar sceptisch tegenover.
Wat is de stand van zaken vandaag? Een en ander wordt natuurlijk wel dringend. Wij zien het niet aan het weer, maar de zomer ligt in het verschiet. Wordt er op wetgevend vlak door de regering nog iets gedaan? Komt u met een wetsontwerp of zullen wij het moeten doen met de wetsvoorstellen, die ondertussen door onder andere collega Doomst op tafel werden gelegd? Wordt er naast de toolbox en andere flankerende maatregelen ook werk gemaakt van een echt toegangsverbod en een lijst van amokmakers, zodat die in de toekomst buiten gehouden kunnen worden?
08.02 Minister Joëlle Milquet: Mijn wetsontwerp voorziet inderdaad in die verschillende mogelijkheden. In het wetsontwerp over administratieve sancties hebben wij onder andere in een mogelijkheid van plaatsverbod voorzien, alsook in specifieke bepalingen voor de verzameling van gegevens.
Met het wetsontwerp kunnen wij de verschillende problemen oplossen en overlast vermijden. Er staan dus specifieke, nieuwe sancties in mijn wetsontwerp, zoals een plaatsverbod op gemeentelijk vlak. Wij hebben ook een specifieke beschrijving van de plaatsen. De recreatiedomeinen en de nabije omgeving in een bepaalde perimeter zijn daarbij uitdrukkelijk inbegrepen.
08.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Het is niet helemaal het voorstel van collega Doomst en het is ook niet helemaal ons voorstel.
08.04 Minister Joëlle Milquet: Het zijn andere wettelijke middelen, maar de resultaten zijn bijna dezelfde.
08.05 Peter Logghe (VB): U neemt mij eigenlijk de woorden uit de mond. Ik wou net zeggen dat het al een stap in de goede richting is. Juridisch komt het echter niet helemaal overeen met een zwarte lijst die door de uitbaters van de recreatiedomeinen kan worden geconsulteerd. Hier zal het gaan om een plaatsverbod, met een opsomming bij naam van de recreatiedomeinen waar men geacht wordt niet meer te verschijnen. Een zwarte lijst is net het tegenovergestelde. Die geeft de uitbaters van recreatiedomeinen de mogelijkheid om personen buiten te houden, terwijl men nu zal moeten voortgaan op een plaatsverbod. Het is dus niet helemaal hetzelfde. Een zwarte lijst was naar mijn mening juridisch sluitender geweest. We komen daar echter op terug bij de bespreking van uw wetsontwerp.
Mevrouw de minister, dat is het enige punt wat nog ontbreekt. Wanneer zult u met het wetsontwerp over de GAS komen?
08.06 Minister Joëlle Milquet: Een zwarte lijst is ook mogelijk op basis van mijn wetsontwerp. We hebben voorzien in een specifieke databank en een KB zal de maatregelen inzake de toegang tot de verschillende recreatiedomeinen uitwerken. Natuurlijk moet er rekening worden gehouden met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Afgelopen vrijdag heb ik het wetsontwerp en een nota ingediend. We zijn nu bezig met de IKW’s. Volgens mij moeten we voor 20 juli de goedkeuring in de Ministerraad verkrijgen. Daarna gaat de tekst naar de Raad van State. Ik verwacht de algemene stemming in de plenaire vergadering na oktober. De eerste lezing kan echter volgens mij over de drie of vier weken volgen, als ik een consensus kan verkrijgen.
08.07 Peter Logghe (VB): We zijn er benieuwd naar. Dat zal dus niet meer voor de splitsing van BHV gebeuren als ik het goed begrijp.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vragen nrs. 12062 en 12064 van mevrouw Jadin worden uitgesteld.
09 Interpellation de M. Olivier Maingain à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la répartition linguistique au sein de la haute direction de la police fédérale" (n° 47)
09 Interpellatie van de heer Olivier Maingain tot de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de verdeling per taalrol binnen de top van de federale politie" (nr. 47)
09.01 Olivier Maingain (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, depuis sa nomination en date du 16 février, la commissaire générale Mme De Bolle aurait désigné d'initiative, voire d'autorité, un chef de cabinet affecté directement à son service. En application de l'article 53 de la loi du 26 avril 2002 relative aux éléments essentiels du statut des membres du personnel des services de police – et je laisse l'intitulé complet pour la suite –, le commissaire général est considéré comme le responsable final de l'évaluation des membres de la police qui relèvent de son autorité, tant francophones que néerlandophones. En tant que tel, le titulaire du mandat de commissaire général doit donc être détenteur d'une attestation de bilinguisme. Ce qui n'est pas le cas de Mme Catherine De Bolle – ou ce qui ne l'était pas, du moins, au moment de sa nomination.
Il semblerait qu'en attendant le résultat de la procédure d'obtention du brevet de bilinguisme, les documents concernés par cette évaluation soient signés par le chef de cabinet, M. Dirk Allaerts, faisant ainsi office d'adjoint bilingue, au sens des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, auprès de la commissaire générale. Or l'article 43, § 6, alinéa 1er, de la loi sur l'emploi des langues en matière administrative prévoit des modalités précises en ce qui concerne la désignation d'un adjoint bilingue: ce dernier ne peut appartenir au même rôle linguistique que le chef et il est revêtu au préalable du même grade ou du grade immédiatement inférieur ou de la classe immédiatement inférieure. Il est également indispensable que la désignation d'un adjoint bilingue fasse l'objet d'un arrêté individuel de nomination.
Outre sa fonction d'adjoint bilingue, il me revient que M. Allaerts signe en tant que commissaire général faisant fonction de nombreux documents en l'absence de la commissaire générale, et non seulement afin de pallier le manque d'attestation de bilinguisme.
Par ailleurs, en décembre dernier, les postes de directeurs des secrétariats administratif et technique auprès des ministres de la Justice et de l'Intérieur ont été attribués. Deux commissaires du rôle linguistique néerlandophone ont été désignés à ces fonctions. Or, d'après les arrêtés royaux établissant ces deux services, les directeurs de ces secrétariats prennent le rang de directeur général au sein de la police fédérale. Dès lors, conformément à l'article 247 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré et structuré à deux niveaux et aux arrêtés royaux des 6 février 2007 et 5 décembre 2011, ces deux directeurs devraient entrer en considération dans le calcul de la parité linguistique à observer au sein du premier degré de la hiérarchie des services centraux de la police fédérale.
La parité de ce cadre linguistique n'est pas atteinte actuellement, avec trois directeurs généraux et un commissaire néerlandophones pour seulement deux directeurs généraux francophones. En conséquence, Mme la ministre pourrait-elle me confirmer la désignation de M. Dirk Allaerts à titre de chef de cabinet, voire de directeur, de commissaire général adjoint de Mme De Bolle, en tout cas au sens de la loi sur l'emploi des langues en matières administratives? A-t-il déjà, en cette qualité, effectué des signatures en lieu et place de la commissaire générale, et pour quel type de document ou d'acte administratif? Pouvez-vous me communiquer les mesures envisagées afin de rétablir la parité linguistique au sein du premier degré linguistique des services centraux de la police fédérale?
09.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je vous remercie pour vos questions.
L'analyse juridique que vous faites ne se base pas sur la bonne disposition légale. Pour la police fédérale, la règle générale de l'article 43, § 6, n'est pas d'application. En fait, il existe une disposition spécifique pour la police, qui est l'article 120, alinéa 3 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré structuré à deux niveaux. Cet article dispose qu'en cas d'absence ou d'empêchement du titulaire d'une fonction – dans le cas d'espèce, la commissaire générale –, toutes les compétences attribuées par les lois et règlements, notamment en matière de sélection et d'évaluation, sont exercées par les remplaçants désignés par le titulaire, selon un ordre de préférence établi par écrit et préalablement. C'est sur base de cet article que la commissaire générale a désigné son chef de cabinet, M. Dirk Allaerts, qui est officiellement bilingue, pour la remplacer afin que les décisions puissent être rapidement prises lorsque celle-ci est absente pour de courtes périodes, voire empêchée.
Ce membre du personnel faisant fonction est dès lors habilité, conformément à l'article 120 précité, à exercer, en l'absence ou en cas d'empêchement de la commissaire générale, les compétences qui lui sont octroyées par les lois et règlements.
C'est la raison pour laquelle, dans la police, depuis la réforme, un adjoint bilingue, tel que prévu à l'article 43, § 6, alinéa 1er, des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, n'a pas été désigné. Ceci dit, comme vous le savez, la commissaire générale et d'autres hauts responsables de la police fédérale se sont inscrits aux examens Selor ad hoc. Le directeur général de la police administrative a déjà obtenu son brevet et, dans les quelques jours et semaines qui viennent – et en tout cas avant l'été –, les autres, dont Mme De Bolle, suivront très vraisemblablement. Ceci permettra évidemment de faire évoluer la situation de manière optimale, ce que je souhaite tout comme vous.
En ce qui concerne le SAT, ses membres ne font pas partie de la police fédérale ni de son cadre linguistique. En effet, l'article 1er, 1°, de l'arrêté royal du 6 février 2007 détermine quelles fonctions constituent le premier degré linguistique des services centraux de la police fédérale. Ce premier degré est actuellement constitué de quatre emplois, à savoir le commissaire général et les trois directeurs généraux DGA, DGJ et DGS. Ces quatre emplois doivent être paritaires: deux francophones pour deux néerlandophones.
C'est la raison pour laquelle, lorsque la commissaire générale néerlandophone a été désignée, M. Van Thielen, qui n'avait nullement démérité, n'a pas pu reprendre ses fonctions de DGJ; en effet, cette nomination aurait été contraire à l'équilibre linguistique. Nous avons installé M. Valère De Cloet en tant que "faisant fonction", le temps que s'achève la procédure de sélection, pour éviter la présence de trois néerlandophones pour un seul francophone. M. Libois est à la tête de la DGA.
La parité s'applique aux quatre fonctions. Comme vous, j'y tiens beaucoup, tout comme le gouvernement. C'est la raison pour laquelle nous n'avons pas pu permettre à M. Van Thielen ce qui, selon lui, paraissait légitime: retrouver ses fonctions après sa période de remplacement du commissaire général suite aux diverses sagas que nous avons connues. En fait, à présent, il est adjoint à M. Valère De Cloet.
09.03 Olivier Maingain (FDF): Madame la ministre, en partant de votre raisonnement juridique et d'abord sur la parité, vous considérez que les deux directeurs des secrétariats administratif et technique sont hors du premier degré pour déterminer la parité au sein de la police fédérale. Prenons donc cette hypothèse mais dès lors, à tout le moins, sur ces deux fonctions, la parité devrait être assumée. Si vous ne la globalisez pas, si vous n'introduisez pas ces deux fonctions dans le premier degré pour le calcul de la parité au plus haut niveau de la police fédérale, vous devez au moins assumer la parité sur ces deux fonctions.
Je ne dis pas que c'est sous votre responsabilité car ces désignations sont antérieures à votre prise de fonction, au moins pour l'une des deux. Il conviendrait alors d'imposer une parité à un autre degré ou dans un autre service.
La question reste donc en suspens pour ces fonctions-là et votre réponse, à supposer qu'il soit possible de la suivre sur le plan juridique, n'apporte pas la solution au problème de la parité sur ces deux fonctions.
En ce qui concerne votre interprétation selon
laquelle l'article 120, § 3, de la loi de 1988 exonère de
l'application de l'article 43, § 6, car tel est bien votre
raisonnement …
09.04 Joëlle Milquet, ministre: C'est sur cette base que la loi est appliquée actuellement.
09.05 Olivier Maingain (FDF): Toujours en prenant ce raisonnement juridique, alors, à tout le moins me semble-t-il, dans l'attente de ce que Mme De Bolle soit titulaire du brevet linguistique, il aurait été judicieux que pour les évaluations – je ne parle pas de l'accomplissement d'autres actes administratifs ou d'autres mesures qu'elle peut édicter en vertu de ses prérogatives personnelles – des membres du personnel qui relèvent directement de son autorité, elle confie à un directeur général francophone l'évaluation des fonctionnaires de police francophones et à un directeur général néerlandophone l'évaluation des fonctionnaires de police néerlandophones. C'eût été selon moi plus équitable et aurait constitué une garantie supplémentaire pour prévenir toute contestation quant à un éventuel vice de procédure.
Sur ce plan, je vous demanderai peut-être d'envisager avec la commissaire générale de revoir sa décision.
Le président: En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
Une motion de recommandation a été déposée par M. Olivier Maingain et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Olivier Maingain
et la réponse de la vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des chances,
- vu l’article 53 de la loi du 26 avril 2002 relative aux éléments essentiels du statut des membres du personnel des services de police et portant diverses autres dispositions relatives aux services de police en vertu duquel le titulaire du mandat de commissaire général doit être titulaire d’une attestation de bilinguisme,
- vu l’article 43, § 6, alinéa 1er, des lois sur l’emploi des langues en matière administrative coordonnée le 18 juillet 1966 qui prévoit qu’en ce qui concerne la désignation d’un adjoint bilingue, celui-ci ne peut appartenir au même rôle que le chef et qu’il doit être revêtu au préalable du même grade ou du grade immédiatement inférieur ou de la même classe immédiatement inférieure,
- vu l’article 247 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux qui prévoit que la parité linguistique est établie dans le groupe constitué par le commissaire général, l’inspecteur général, les directeurs généraux et les directeurs généraux adjoints,
- vu l’article 1er de l’arrêté royal du 5 décembre 2011 déterminant les cadres linguistiques des services centraux de la police fédérale et des services centraux de l’inspection générale de la police fédérale et de la police locale qui prévoit que les emplois au sein des services centraux de la police fédérale doivent être répartis à égalité entre le rôle francophone et le rôle néerlandophone pour ce qui concerne le premier degré linguistique,
- vu l’arrêté royal du 6 février 2007 déterminant les deux premiers degrés linguistiques des services centraux de la police fédérale, en vue de l’application de l’article 43 des lois sur l’emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, qui prévoit que les fonctions de commissaire général et de directeur général appartiennent au premier degré linguistique,
- vu l’article 5 de l’arrêté royal du 15 janvier 2001 établissant au département de l’Intérieur un secrétariat administratif et technique ainsi que de l’arrêté royal du 10 mai 2007 établissant un secrétariat administratif et technique auprès du ministre de la Justice en vertu desquels les directeurs de ces secrétariats prennent le rang de directeur général au sein de la police fédérale,
considérant que le chef de cabinet de la commissaire fédérale Mme Catherine De Bolle, M. Dirk Allaerts, fait office d’adjoint bilingue auprès de la commissaire générale sans que sa désignation en cette qualité réponde aux modalités prévues par la loi,
considérant qu’aux postes de directeurs des secrétariats administratif et technique auprès du ministre de la Justice et de celui de l’Intérieur ont été désignés deux commissaires appartenant chacun au rôle linguistique néerlandophone,
considérant que, dès lors, la parité du cadre linguistique n’est ainsi pas atteinte actuellement, avec trois directeurs généraux et une commissaire générale néerlandophones pour seulement deux directeurs généraux francophones,
demande au gouvernement fédéral
- de veiller au respect de la parité dans le premier degré de la hiérarchie de la police fédérale conformément aux dispositions légales et réglementaires susmentionnées;
- de veiller au respect des règles quant à la désignation de l’adjoint bilingue de la commissaire générale Mme Catherine De Bolle.“
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Olivier Maingain en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Olivier Maingain
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen,
- gelet op artikel 53 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, krachtens welke de houder van het ambt van commissaris-generaal houder moet zijn van een tweetaligheidsattest,
- gelet op artikel 43, § 6, 1e lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, waarin wordt bepaald dat met betrekking tot de aanstelling van een tweetalig adjunct de adjunct niet tot dezelfde rol mag behoren als de chef en dat hij vooraf met dezelfde of de onmiddellijk lagere rang of met dezelfde klasse of met de onmiddellijk lagere klasse moet worden bekleed,
- gelet op artikel 247 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, waarin gesteld wordt dat de taalpariteit tot stand wordt gebracht in de groep samengesteld uit de commissaris-generaal, de inspecteur-generaal, de directeurs-generaal en de adjunct-directeurs-generaal,
- gelet op artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 2011 tot vaststelling van de taalkaders van de centrale diensten van de federale politie en van de centrale diensten van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, waarin bepaald wordt dat de betrekkingen van de centrale diensten van de federale politie gelijk moeten worden verdeeld tussen de Franstalige en de Nederlandstalige rol wat de eerste taaltrap betreft,
- gelet op het koninklijk besluit van 6 februari 2007 tot vaststelling van de eerste twee taaltrappen van de centrale diensten van de federale politie, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, waarin bepaald wordt dat de eerste taaltrap is samengesteld uit de ambten van commissaris-generaal en directeur-generaal,
- gelet op artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 januari 2001 tot instelling bij het departement van Binnenlandse Zaken van een administratief-technisch secretariaat en op het koninklijk besluit van 10 mei 2007 tot instelling bij de minister van Justitie van een technisch en administratief secretariaat, op grond waarvan de directeurs van die secretariaten de rang van directeur-generaal binnen de federale politie hebben,
overwegende dat de heer Dirk Allaerts, kabinetschef van federaal commissaris mevrouw Catherine De Bolle, als tweetalig adjunct bij de commissaris-generaal werkt zonder dat zijn aanstelling in die hoedanigheid beantwoordt aan de door de wet voorgeschreven voorwaarden,
overwegende dat er voor de ambten van directeur van de administratieve en technische secretariaten bij de minister van Justitie en bij de minister van Binnenlandse Zaken twee commissarissen werden benoemd die elk tot de Nederlandstalige taalrol behoren,
overwegende dat de pariteit van het taalkader bijgevolg thans niet is bereikt, met drie Nederlandstalige directeurs-generaal en een Nederlandstalige commissaris-generaal tegenover slechts twee Franstalige directeurs-generaal,
vraagt de federale regering
- erop toe te zien dat de pariteit in de eerste graad van de hiërarchie van de federale politie zou worden nageleefd in overeenstemming met de bovenvermelde wettelijke en reglementaire bepalingen;
- erop toe te zien dat de regels met betrekking tot de aanstelling van de tweetalig adjunct van commissaris-generaal mevrouw Catherine De Bolle zouden worden nageleefd."
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Jacqueline Galant et par MM. Josy Arens, Michel Doomst et Anthony Dufrane.
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Jacqueline Galant en door de heren Josy Arens, Michel Doomst en Anthony Dufrane.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
10 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid" (nr. 12074)
10 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le Fonds d'impulsion à la politique des immigrés" (n° 12074)
10.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik ontving het jaarverslag van 2011 van het zogenaamde Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Daarin staan heel wat cijfergegevens, maar er zijn ook gedeelten die vaag blijven, zoals bijvoorbeeld het gedeelte over het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid, dat projecten ondersteunt die de maatschappelijke integratie van personen van vreemde afkomst wil bevorderen en de interculturele communicatie – wat men daar ook onder verstaat – wil promoten.
Is dit impulsfonds niet een van de projecten die in het kader van de staatshervorming naar de Gewesten moeten worden overgeheveld? Wat is de stand van zaken in dit dossier? Werd er overleg opgestart met de Gewesten en in welke fase zit men? Tegen wanneer moet dit dossier volledig zijn overgedragen?
Ik lees dat er 825 subsidieaanvragen zijn ingediend. Kunt u mij, liefst schriftelijk, een overzicht van deze aanvragen bezorgen? Graag kreeg ik een overzicht van die aanvragen, vooral de regionale opdeling lijkt mij interessant.
Van de 825 aanvragen werden uiteindelijk 551 aanvragen goedgekeurd, met in totaal een budget van 8 miljoen euro. Ook daarvan zou ik graag, schriftelijk natuurlijk, een opsplitsing krijgen, want dat is helemaal niet terug te vinden in het jaarverslag.
Het is ook nuttig om te weten over welke soort projecten dit gaat. Heeft men zicht op het feit of dit gaat over gemeentelijke projecten of taalprojecten, over welke projecten gaat dat eigenlijk juist?
Heeft men ondertussen reeds zicht op de projectaanvragen voor 2012? Zit men op schema, als daarvoor al een schema bestaat? In welk budget werd hiervoor voorzien?
10.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, overeenkomstig het regeerakkoord wordt erin voorzien dat de regering de continuïteit zal verzekeren van de federale projecten inzake de strijd tegen discriminatievormen en de bevordering van diversiteit, die door het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid worden ondersteund.
Het institutionele werk teneinde het FIM te regionaliseren, is lopende. Dat is een bevoegdheid van de staatssecretaris.
In de praktijk stellen de promotoren zich kandidaat. Vervolgens verricht het Centrum de dispatching van de dossiers in functie van de bevoegdheden tussen de verschillende overheidsniveaus. Het federale niveau bezit 22,2 % van de aan het FIM toegekende sommen, de deelstaten bezitten 77,8 %.
De regeringen nemen hun beslissingen volgens een bepaald niveau. Het hoort de deelstaten toe om de informatie over hun projecten te verschaffen.
In 2011 waren er 22 federale projecten.
Het is technisch mogelijk om een analyse te verrichten van de projecten volgens de categorieën die zich in de aanvraagformulieren bevinden. De details van alle cijfers kunnen u worden meegedeeld.
Voor de gemeentelijke projecten dient men te weten of het gaat om projecten die door een gemeente worden ingediend, dan wel of ze door een gemeente worden gecoördineerd of op het gemeentelijke niveau worden ontwikkeld.
Opnieuw moet die vraag rechtstreeks aan de deelstaten worden gesteld.
In 2011 werden 44 dossiers ingeschreven als prioriteit “aanleren van de taal Frans of Nederlands”.
De oproep tot projecten werd gelanceerd voor 2012 en verscheen in het Belgisch Staatsblad op 25 mei jongstleden. Tot op heden werden er 204 dossiers ingediend. Het zal niet mogelijk zijn om het aantal ingediende dossiers te kennen vóór de afsluiting van de oproep tot projecten op 6 juli 2012.
De toegekende begroting bedraagt 7,9 miljoen euro, waarvan er 5 miljoen euro van de Nationale Loterij komt.
10.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik zal uw antwoord nalezen want er zijn veel cijfergegevens.
Ik zal mij tot de Gewesten richten voor de details van de indeling in taalprojecten tussen de Gewesten en het federale niveau.
Mevrouw de minister, ik dank u voor het begin van antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.03 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.03 heures.