Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mercredi 13 juin 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 13 juni 2012 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.28 uur en voorgezeten door mevrouw Sarah Smeyers.
La séance est ouverte à 14.28 heures et présidée par Mme Sarah Smeyers.
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de dubbele nationaliteit van Fouad Belkacem" (nr. 12072)
- mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Justitie over "de mogelijke maatregelen tegen de leider van Sharia4Belgium" (nr. 12271)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de uitwijzing van Belkacem" (nr. 12434)
- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit en de uitlevering van Fouad Belkacem" (nr. 12451)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de toepassing van de richtlijn betreffende de voorwaardelijke invrijheidsstelling" (nr. 12454)
- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "het gerechtelijke verleden van de heer Fouad Belkacem" (nr. 12482)
- de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Justitie over "de dubbele nationaliteit van de heer Fouad Belkacem" (nr. 12489)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de strafuitvoering in de zaak Belkacem" (nr. 12494)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de ministeriële omzendbrief 1771 betreffende de voorlopige invrijheidstelling" (nr. 12496)
- mevrouw Eva Brems aan de minister van Justitie over "de oproep tot de ontneming van de Belgische nationaliteit en uitwijzing van de heer Fouad Belkacem" (nr. 12508)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de uitvoering van de gevangenisstraf van de genaamde Belkacem en anderen" (nr. 12517)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la double nationalité de M. Fouad Belkacem" (n° 12072)
- Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Justice sur "les éventuelles poursuites contre le leader de Sharia4Belgium" (n° 12271)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "l'expulsion de Belkacem" (n° 12434)
- Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "la déchéance de nationalité de Fouad Belkacem et son extradition" (n° 12451)
- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "l'application de la directive relative à la libération conditionnelle" (n° 12454)
- M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "le profil judiciaire de M. Fouad Belkacem" (n° 12482)
- M. Jan Van Esbroeck à la ministre de la Justice sur "la double nationalité de M. Fouad Belkacem" (n° 12489)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "l'application des peines dans l'affaire Belkacem" (n° 12494)
- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "la circulaire ministérielle 1771 relative à la libération provisoire" (n° 12496)
- Mme Eva Brems à la ministre de la Justice sur "l'appel au retrait de la nationalité belge et à l'expulsion de M. Fouad Belkacem" (n° 12508)
- M. Renaat Landuyt à la ministre de la Justice sur "la peine de prison purgée par Belkacem ainsi que par d'autres personnes condamnées" (n° 12517)
01.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, de commotie bij alle politieke partijen naar aanleiding van de jongste gebeurtenissen in Brussel was vrij groot. In het Parlement groeide de eensgezindheid: het zou wel eens onvoldoende kunnen zijn om enkele verenigingen te verbieden om het fundamentalistische gevaar efficiënt te bestrijden.
Er was over een aantal partijgrenzen heen een consensus aan het groeien dat de aanstichter, de heer Belkacem, best de Belgische nationaliteit wordt ontnomen, zodat hij aan Marokko kan worden uitgeleverd. Dat was ook uw standpunt. Verschillende politieke partijen spraken zich al in die zin uit.
Naar aanleiding van uw berichten in de pers en in de plenaire vergadering heb ik toch een aantal bijkomende vragen.
Ten eerste, ik verneem dat men van plan is de uitspraak in beroep af te wachten vooraleer de procedure te starten om de nationaliteit af te nemen, omdat een veroordeling een beter argument zou zijn. Als ik het mij goed herinner, was er echter al een veroordeling. Er waren veroordelingen in het verleden, zowel voor de gewone als voor de correctionele rechtbanken. Waarom zou men dan nog wachten op een nieuwe procedure, als de procedure, op basis van de artikelen 21 en 23 van de nationaliteitswet, al kan worden opgestart?
Ten tweede, het argument dat een veroordeling het dossier zou kunnen versterken, zou natuurlijk ook in de tegenovergestelde zin kunnen worden gebruikt. Zou een vrijspraak met andere woorden het dossier helemaal onderuit kunnen halen?
Ten derde, zal men alleen de beslissing in beroep afwachten of wacht het parket liever tot een uitspraak volgt naar aanleiding van de recente arrestatie van de heer Belkacem? Ook dan zijn wij weer vertrokken voor misschien jarenlange procedures: 2013 en 2015 las ik al in de pers.
Ten vierde, waarom blijft men in dit land aarzelen – dit is de politieke vraag – om de procedure om de nationaliteit af te nemen, op te starten? Er zijn toch voldoende elementen in de reeds uitgesproken veroordelingen? De onwaardigheid – daarover gaan artikelen 21 en 23 van de nationaliteitswet – is toch voldoende aangetoond met het beschikbare bewijsmateriaal? Wat kan er aan dossiermateriaal nog bijkomen in een nieuwe veroordeling?
01.02 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, we hebben vorige donderdag al over de zaak Sharia4Belgium en Belkacem kunnen spreken in de plenaire vergadering. Ik heb daar echter nog een aantal vragen over.
De organisatie ligt al een hele tijd onder vuur, trouwens niet enkel naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in Molenbeek, waarbij na een incident met een vrouw in nikab werd opgeroepen tot geweld tegen de politiediensten. Ook tevoren waren er al incidenten, bijvoorbeeld in Antwerpen bij een lezing. Vorige week is de heer Belkacem opgepakt. Gisteren hebben we gezien hoe dat verder is verlopen. Zowel de premier en mevrouw Milquet als uzelf heeft gezegd de nodige maatregelen te zullen nemen. U hebt onder meer gezegd hem de nationaliteit te zullen ontnemen.
Samen met een aantal collega’s van de meerderheid ben ik bezig met de herziening van de snel-Belg-wet. Onze huidige wetgeving laat niet toe personen de nationaliteit te ontnemen als zij hier geboren zijn uit ouders die hier zelf geboren zijn of die Belg waren op het moment van de geboorte. Ik heb vernomen dat de heer Belkacem hier in België is geboren. Hij was 14 jaar toen hij Belg werd. Op basis van welke bepaling wil u laten onderzoeken of hem de nationaliteit kan worden ontnomen? Het gaat tenslotte om iemand die hier geboren is. Hij moet hard worden aangepakt, want hij heeft de wet overtreden en duidelijk opgeroepen tot geweld en acties tegenover andersdenkenden. Dat kan niet getolereerd worden. De vraag is echter of er voldoende elementen en mogelijkheden zijn om hem ook de nationaliteit te ontnemen.
Als we even doordenken, zullen we vroeg of laat geconfronteerd worden met personen die hier geboren en getogen zijn, waarvan de ouders hier geboren en getogen zijn en dus Belg zijn, en die men de nationaliteit dus niet zal kunnen ontnemen. Ook in zulke gevallen moeten we uiteraard gepast optreden en gepast sanctioneren. We moeten ervoor zorgen dat zij gestraft worden als ze wetten overtreden. Men zal hun echter niet in alle gevallen de nationaliteit kunnen ontnemen.
Voorts heb ik nog een vraag over de veroordelingen van Belkacem. Hij werd ook in Marokko veroordeeld. Waarvoor werd hij veroordeeld en tot welke straf? Hoe lang is de straf die in Marokko werd uitgesproken eigenlijk? Er werd destijds ook een uitleveringsverzoek aan ons land verstuurd. Wanneer was dat precies? Waarom is dat niet gebeurd? Ook in ons land is Belkacem al meerdere keren veroordeeld voor verschillende feiten. Kunt u ook die veroordelingen nog eens meegeven? Kunt u even overlopen waarom die straffen niet zijn uitgezeten? De vorige keer, in mei, werd hij veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf waarvan een jaar effectief.
Tot daar mijn concrete vragen. Kunt u mij vooral zeggen op basis van welk artikel in de wet het ontnemen van de nationaliteit volgens u mogelijk zal zijn?
01.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, madame la ministre, comme l'ont déjà signalé certains collègues, Fouad Belkacem a déjà été condamné quatorze fois par un tribunal de police pour diverses infractions au Code de la route. Il a également été jugé coupable à quatre reprises par un tribunal correctionnel, notamment pour incitation à la haine et à la violence envers des non-musulmans, mais aussi pour vols avec violence et trafic de drogue. Pourtant, malgré ce CV, il n'a, jusqu'à présent, passé que quelques mois en prison, avant 2010. En outre, la justice marocaine réclame son extradition depuis de nombreuses années en vue de lui faire purger la peine de dix ans à laquelle il a été condamné là-bas pour trafic de drogue.
Madame la ministre, pourquoi Fouad Belkacem n'a-t-il toujours pas été extradé? Il est vrai que l'homme a la double nationalité belgo-marocaine et que, naturalisé depuis 1997, il ne peut être extradé tant qu'on ne lui a pas retiré sa nationalité belge, puisque la Belgique n'extrade pas ses nationaux. Les raisons qui peuvent justifier que l'on prive un citoyen de sa nationalité belge sont diverses, mais on peut espérer que le profil judiciaire de Fouad Belkacem puisse justifier sa déchéance de nationalité ainsi que son extradition. Il existe, d'ailleurs, plusieurs précédents de suppression de leur nationalité belge à des concitoyens suite à leurs activités terroristes inspirées par un extrémisme religieux.
Madame la ministre, qu'attendons-nous pour ôter sa nationalité belge à cet homme qui n'en est visiblement pas digne et pour le livrer à la justice de son pays d'origine, laquelle semble désireuse de le voir comparaître pour répondre des délits pour lesquels il a été condamné? C'est une question de principe! Je rappelle que, lors de toutes les discussions qui ont eu lieu au sujet de la surpopulation carcérale et des moyens à notre disposition pour lutter contre ce problème, le gouvernement a longuement communiqué sur les nouvelles possibilités d'envoyer des détenus d'origine étrangère purger leur peine dans leur pays d'origine. J'espère donc sincèrement que des dispositions seront bientôt prises. En effet, j'aurais beaucoup de mal à comprendre que, dans le cas présent, cette possibilité ne soit pas utilisée.
01.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik meen dat niemand er principieel een probleem mee heeft dat betrokkene op dit moment in de cel zit. Hij heeft een veroordeling van zes maanden opgelopen en het is niet abnormaal dat veroordelingen worden uitgesproken. Hij is aangehouden en deze aanhouding werd gisteren bekrachtigd door de raadkamer.
Er stellen zich volgens mij echter drie cruciale problemen. Ten eerste, waarom was het nodig om zondag aan te kondigen dat hij zijn straf van zes maanden zou moeten uitzitten? Op dat moment liep er immers een gerechtelijk onderzoek, was hij aangehouden en moest de raadkamer zich nog uitspreken over de verlenging van die aanhouding. Waarom was het dan al nodig om die uitspraak te doen? Tenzij u al vermoedens had en wist dat er iets fout zat in het dossier waardoor u het zekere voor het onzekere wou nemen? Dat zou natuurlijk wel kunnen. Anders zie ik echter geen verklaring voor uw demarche om op zondag, nog vóór de raadkamer zich had uitgesproken, al die uitspraak te doen of die beslissing te nemen.
Een volgend punt is de onduidelijkheid. Op grond waarvan zit betrokkene vandaag in de cel?. Zit hij vandaag zijn zes maanden straf uit of is hij opgesloten omdat hij in voorlopige hechtenis zit? Zondag zei u dat hij zijn zes maanden zou moeten uitzitten. Ik interpreteer dit alsof u zondag de beslissing hebt genomen dat hij zijn straf moet uitzitten.
Vandaag verklaart u in De Morgen, tenzij u fout werd geciteerd, iets helemaal anders. U zegt, ik citeer: “Maar dat Belkacem nu in de cel zit, heeft niets met die zes maanden straf te maken. De raadkamer heeft vandaag over de aanhouding beslist in de recente zaak.” Het is echter het een of het ander. Ofwel hebt u zondag beslist dat hij zijn zes maanden moet uitzitten en dan moet hij die uitzitten, ongeacht de beslissing van de raadkamer. Ofwel hebt u dat niet beslist en zit hij nu vast omdat de raadkamer dit heeft beslist. Er moet daarover wel duidelijkheid bestaan want het is het een of het ander. Men kan niet een straf uitzitten van zondag tot dinsdagmiddag om dan vanaf dinsdagmiddag in voorlopige hechtenis te zitten. Dat is niet mogelijk.
Waarom hij en niet een ander? Dat is het derde probleem en tevens de cruciale vraag. U wijst op een gevaar voor de maatschappij. Wij horen cijfers circuleren van 19 000 veroordeelden met straffen van minder dan zes maand. Slechts een van die veroordeelden vormt blijkbaar een gevaar voor de maatschappij! Ik kan u uit mijn praktijk veel dossiers geven van mensen die zes maanden of minder hebben gekregen en waarvan ik vind dat zij een gevaar kunnen betekenen voor de maatschappij. Ik meen dat heel wat van mijn collega’s hier aanwezig dit kunnen bevestigen. Op basis van welke criteria oordeelt u of iemand al dan niet een gevaar vormt voor de maatschappij?
Er is nog een vierde probleem. Ik heb het niet op voorhand aangekondigd omdat ik het nog maar sinds gisteren weet. Ik heb het over het probleem dat zich heeft voorgedaan in de raadkamer. Ik vind het heel erg dat men bij inzage van een dossier al een ontwerp van beslissing vindt waaruit blijkt dat de beslissing al is genomen. Ik heb dit in mijn leven al een keer meegemaakt, maar toen was er niet zo veel pers aanwezig. Het ging toen om een minderjarige van 16 jaar in een zaak waarrond minder heisa bestond. Dit is echt een aanfluiting van een democratische rechtsstaat.
Ik vraag u dan ook wat u ter zake zult doen. Zullen er acties worden ondernomen? Ik meen immers dat wij absoluut niet kunnen tolereren dat de rechterlijke macht reeds beslissingen neemt vooraleer de pleidooien zijn gehouden. Hoeveel gedetineerden hebben de laatste jaren een straf van minder dan zes maanden moeten uitzitten? Ik had graag concrete cijfers.
Ten derde, mevrouw de minister, plant u nog wijzigingen van de richtlijn, om straffen onder de zes maanden niet uit te voeren? In welke zin zult u eventuele wijzigingen aanbrengen?
Tot slot heb ik nog een vraag die wat verder van de materie ligt. Wij weten echter ook dat in de regering onder leiding van uw collega, minister Milquet, aan een plan rond de radicalisering wordt gewerkt. In hoeverre bent u bij het plan betrokken? Wat is uw aandeel in de opmaak van dat actieplan?
01.05 Olivier Maingain (FDF): Madame la ministre, nous avons affaire à un personnage, en la personne du leader de Sharia4Belgium, qui a un lourd pedigree, à la fois pour son comportement en sa qualité de leader de cette association radicale et menaçant nos libertés démocratiques, mais aussi pour un ensemble de condamnations au plan pénal pour des faits qui seraient considérés comme des délits de droit commun, mais dont on voit que l'addition commence à être particulièrement interpellante.
Certains, parfois, au Nord du pays sont très prompts à dénoncer le laxisme de la justice, singulièrement à Bruxelles, mais je me demande si le parquet d'Anvers a bien pris la mesure de la situation pénale de l'intéressé.
En conséquence, je voudrais obtenir le détail des condamnations pénales prononcées à charge de M. Belkacem et des délits qui ont justifié ces condamnations, connaître les condamnations qui ont été exécutées, celles qui ne l'ont pas été et les raisons qui ont présidé à cette non-exécution. Quel a été le suivi réservé par le parquet, car c'est le parquet qui veille à l'exécution des condamnations prononcées par le tribunal correctionnel ou les tribunaux de police et correctionnels? Avant que la chambre du conseil ne se prononce sur la base semble-t-il d'une nouvelle affaire, quelle a été la durée réelle d'exécution d'une peine de prison à charge de M. Belkacem et en exécution de quelle décision de justice?
Au regard de l'ensemble des faits que l'on découvre au fur et à mesure d'un certain nombre de révélations, on peut se dire qu'il s'agissait incontestablement d'un client qui devait intéresser les services de police, voire les services de sûreté. Y a-t-il eu, plus particulièrement à son égard, des mesures de surveillance prises par les services de police et de sûreté? Comment ces services ont-ils évalué la menace que représentait M. Belkacem? Je souhaiterais vous entendre pour vérifier la manière et/ou le sérieux avec lesquels les différents services de justice ou de police ont évalué la situation liée aux activités de cet individu?
01.06 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, naar aanleiding van de aanhouding van Belkacem is eralweer heel wat onduidelijkheid gerezen, onder andere over zijn Belgische en, bij uitbreiding, dubbele nationaliteit. Graag had ik daarover meer duidelijkheid gekregen.
In eerste instantie vernam ik via de media dat betrokkene reeds sedert zijn geboorte de Belgische nationaliteit zou bezitten, maar het voorbije weekend hoorde ik van uw collega-partijgenoot Bart Somers in De Zevende Dag dat Belkacem slechts op de leeftijd van vijftien deze nationaliteit zou verworven hebben. Hij heeft hoe dan ook een dubbele nationaliteit, enerzijds de Belgische en anderzijds de Marokkaanse.
Mijn vraag is vooral een vraag om duidelijkheid. Kunt u wat meer duidelijkheid verschaffen over wanneer die man nu echt zijn Belgische nationaliteit verwierf? Wat zouden de gevolgen kunnen zijn voor deze man bij een eventuele intrekking van deze nationaliteit?
Staat u nog steeds achter het verhaal dat u verkondigde over het afnemen van zijn Belgische nationaliteit? U hebt dit zo aangekondigd, dus daarom deze vraag ter verduidelijking. Welke stappen hebt u hier reeds voor ondernomen en hebt u enig idee hoe lang deze zaak dan zou kunnen duren vooraleer er effectief een uitspraak of veroordeling is?
Bijkomend had ik nog graag vernomen of u, in uw hoedanigheid van minister van Justitie, effectief binnen de regering hebt besproken of u een bijkomend wetgevend initiatief zult nemen om de intrekking van de Belgische nationaliteit gemakkelijker te maken wanneer iemand met een dubbele of meervoudige nationaliteit zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten zoals in dit geval? Opteert u misschien veeleer voor strengere voorwaarden eer men de Belgische nationaliteit zou kunnen bekomen? Dit is ook een piste die misschien waardevol is om eens over na te denken.
01.07 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil eerst en vooral het volgende duidelijk maken.
Wij hebben ook graag dat alle straffen worden uitgevoerd. Als wij vragen hebben omtrent sommige van uw uitspraken, mevrouw de minister, stellen wij niet in vraag of Belkacem wel of niet in de gevangenis moet want achter die beslissing staan wij. Er moet echter voor gezorgd worden dat er op een correcte en duidelijke manier wordt gehandeld.
Mevrouw de minister, hieromtrent hebben wij enkele vragen. Mensen in Antwerpen zagen het op ATV, terwijl wij in de krant lazen dat u, in samenspraak met het Antwerpse parket, effectief zou gezegd hebben om de heer Belkacem vast te houden. Dit zou gebeuren door de straf, waartoe hij veroordeeld werd in 2011 en die niet werd uitgevoerd op grond van de bestaande omzendbrief van 17 januari 2005, toch uit te voeren en dus in te gaan tegen de algemene omzendbrief. In die omzendbrief staat dat straffen onder de zes maanden, enerzijds, en straffen tot drie jaar, anderzijds, niet uitgevoerd worden, tenzij enkele specifieke uitzonderingen die ook in de omzendbrief zijn opgenomen.
Nogmaals, het is positief dat er gestreefd wordt naar een effectieve strafuitvoering. Wij hebben alleen enkele vragen omdat dit gebeurt naar aanleiding van een specifiek voorval, dat laakbaar is. De uitspraken die gebeuren boezemen veel mensen angst in. Wij stellen ons de vraag of gelijkaardige situaties of gelijkaardige handelingen, die misschien niet op dezelfde manier in de media komen maar evenzeer laakbaar zijn en aanleiding moeten geven tot effectieve strafuitvoering, niet meegenomen worden.
Mevrouw de minister, op grond van welke bevoegdheid kunt u beslissen om in een individuele zaak over te gaan tot een effectieve strafuitvoering, namelijk een veroordeling van enige tijd geleden, ook als deze strafuitvoering ingaat tegen de algemene omzendbrief?
Op basis van welke criteria gebeurt die beslissing? Ik kan enkel voortgaan op wat ik in de media lees of hoor. Ik heb in de krant gelezen dat u als argument aanhaalt dat de openbare veiligheid in gevaar is. Dat is volgens mij inderdaad een belangrijk criterium voor de beslissing om het bevel te geven de straf al dan niet uit te voeren. Mijn vraag is echter of dat de enige zaak is, waarin mensen veroordeeld zijn tot een celstraf van minder dan zes maanden of minder dan drie jaar, waarbij de openbare veiligheid in gevaar wordt gebracht. Werd in het verleden door uzelf of door een andere minister van Justitie tussengekomen om te bevelen de straf effectief uit te voeren, waarbij toen ook de omzendbrief niet werd gevolgd?
Ik wil u dus nogmaals vragen op grond van welk criterium het gebeurde. Immers, al wie veroordeeld is tot effectieve gevangenisstraf, moet op een gelijke manier behandeld worden, net zoals de openbare veiligheid altijd op een gelijkaardige manier beschermd wordt tegen veroordeelden.
Hebt u gehandeld op grond van het criterium van openbare veiligheid of een ander criterium? Bent u van plan strafuitvoering te eisen in andere, reeds uitgesproken, gevallen? Vreest u niet dat het gelijkheidbeginsel geschonden wordt als u in bepaalde individuele gevallen wel en in andere gevallen niet intervenieert door strafuitvoering te eisen? Is dat wel de goede werkwijze? Is het niet beter uw rondzendbrief aan te passen en ervoor te zorgen dat er gehandeld wordt op basis van vaste criteria, voor al wie veroordeeld wordt tot minder dan 6 maanden of tot minder dan 3 jaar?
01.08 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, het zal u niet verbazen dat wij het niet zo erg vinden dat Belkacem in de cel zit. De man is meermaals veroordeeld en zijn eerdere veroordelingen hebben hem niet tegengehouden nieuwe feiten te plegen. Voor ons hoeft u hem dus niet vrij te laten, maar daar gaat het niet om.
Wat ons stoort in het hele dossier, is dat u specifiek in dit dossier, en alleen in dit dossier, intervenieert, en meer nog, dat u het pas op dit ogenblik doet. De veroordeling die u nu laat uitvoeren, is al een jaar oud. Nu zegt u dat in het belang van de openbare veiligheid die man zijn straf moet uitzitten. U zegt dat na een hele mediaheisa en na de rellen vorige week.
Mevrouw de minister, ik vind het, in alle eerlijkheid, wraakroepend dat er media-aandacht nodig is voor u beslist dat een straf een straf is, dat die moet worden uitgevoerd en dat die moet worden ondergaan. Ik meende nochtans dat dat in een rechtstaat het normale principe was. In Nederland kan dat trouwens. In België blijkbaar niet.
In uw rondzendbrief bepaalt u wat er gebeurt met straffen van minder dan 6 maanden, van 6 maanden tot 1 jaar en van 1 tot 3 jaar. Er is echter nauwelijks controle op. Een veroordeelde zou eventueel een derde moeten uitzitten, maar in de praktijk gebeurt dat niet. Zonder enige controle komt men vrij. Dat is schrijnend.
Het gaat trouwens niet enkel om gevallen als Belkacem. Het gaat over veel ernstiger dossiers, zoals collega Van Hecke al aanhaalde. Er zijn homejackers bij, er zijn pedofielen bij, er zijn daders van zware gewelddaden bij, maar ook personen die gewone inbraken hebben gepleegd. Recentelijk stond in de pers het verhaal van een Litouwer die 34 keer is opgepakt. Hij is 7 keer veroordeeld en 3 keer gerepatrieerd, maar elke keer komt hij terug, en de man gaat gewoon door. Maar die man wordt niet opgesloten. Daarvoor intervenieert u niet. Nochtans tast ook hij de openbare veiligheid aan.
In dit specifieke dossier hebt u eigenlijk rechter gespeeld en uw rondzendbrief aangepast. De Belkacems van de wereld zitten vast en de anderen lopen vrij rond, ook al kregen zij straffen van minder dan 6 maanden, of tot 3 jaar. Die lopen vrij rond, en u grijpt niet in, hoewel daar dezelfde redenen voor aanhouding gelden als voor Belkacem.
De verdienste van uw interventie, mevrouw de minister, is dat u hebt aangetoond dat het strafuitvoeringsbeleid faalt. Daar moet natuurlijk een oplossing voor komen. Ik weet wel dat de gevangenissen vol zitten en dat u inzet op alternatieve straffen als elektronisch toezicht.
Verrassend ter zake – dat is voer voor een ander debat, dat wij straks nog zullen voeren, want de vragen hieromtrent komen straks nog aan bod – is dat u de eigen alternatieven nu net onderuithaalt, door te besparen op het personeel dat op de uitvoering ervan moet toezien. De justitiehuizen krijgen minder budgetten. Er moet personeel weg. Nochtans is het personeel essentieel voor uw alternatieven om de strafuitvoering aan te pakken.
Ik kom terug op de omzendbrief die u nu hebt opzijgeschoven.
Ik had, net zoals de heer Van Hecke, graag van u het volgende gehoord. U hebt het immers enkel over de straffen tot zes maanden. Ik zou echter graag weten wat met de straffen tot drie jaar.
Hoeveel procent krijgt effectief een begin van uitvoering? Wordt er helemaal en totaal niks mee gedaan of wordt er ergens nog een heel klein beetje mee gedaan?
Mevrouw de minister, zult u na de ervaring in kwestie de bewuste omzendbrief herzien? Zult u stoppen met rechter te spelen via de omzendbrief? Zult u objectieve criteria invoegen om de gevallen te bepalen waarin u de omzendbrief opzij kunt schuiven en niet meer à la carte, zoals nu, in alle eerlijkheid, is gebeurd?
U overweegt het misschien, maar zou het niet interessant zijn om voor bepaalde, ernstige misdrijven, ook voor kortveroordeelden, de uitvoering van korte de gevangenisstraffen toch te vragen? Aldus vermijdt u immers dat beslissingen worden genomen die misschien niet subjectief maar mediagedreven zijn.
Ten slotte, mevrouw de minister, de zoveelste aankondiging is een feit. Wij hebben vanmiddag gehoord wat tijdens het kernkabinet is beslist. Er zou nu een stappenplan in uw strijd tegen de straffeloosheid komen.
U bent zes maanden minister. Nu komt u met een stappenplan naar buiten, terwijl u al van bij het begin hebt aangekondigd dat de regering iets aan de straffeloosheid zal doen en dat u de straffen tot drie jaar wil uitvoeren. Nu verklaart u dat de regering over een stappenplan zal nadenken.
U hebt vanmiddag nog niet nagedacht. U had immers slechts een half uur de tijd, indien ik sommige van uw collega’s mag geloven.
Ik neem aan dat het stappenplan er zal komen. Ik had van u dan ook graag de concrete timing en de concrete maatregelen van het plan vernomen.
01.09 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, in het bestrijden van organisaties en personen die tot haat en geweld aansporen en die personen op basis van etniciteit of geloof tegen elkaar opzetten, hebt u in onze fractie een bondgenoot.
Zulks neemt echter niet weg dat ik vrees dat wij met zijn allen met open ogen in een dubbele val aan het lopen zijn.
Ten eerste, er is de val, door aan een groepje radicale weirdo’s een ongelooflijk mediaforum te bieden. Glunderen doen de betrokkenen op tv, wat begrijpelijk is. Van een dergelijk forum droomt immers elke, kleine extremist. Voor het voorgaande draagt u slechts een kleine verantwoordelijkheid.
De tweede val is een andere zaak. De tweede val bestaat erin om op een bedreiging van democratische waarden te reageren op een manier die zelf de democratische waarden in het gedrang brengt. Voor de tweede val draagt u een grote verantwoordelijkheid.
Mijn collega, Stefaan Van Hecke, heeft u al meer uitleg bij de gevangenisstraf van de heer Belkacem gevraagd. Mijn vragen zijn toegespitst op de kwestie van nationaliteit en uitlevering.
U hebt opgeroepen om de heer Belkacem de Belgische nationaliteit te ontnemen, zodat hij aan Marokko kan worden uitgeleverd.
U hebt eerder, in september 2011, op een schriftelijke vraag geantwoord dat er tot dan toe nog maar zeven personen ooit waren tegen wie de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit was uitgesproken. Voor vier van hen was dat wegens terroristische activiteiten en voor drie van hen wegens fraude in de procedure van de nationaliteitsverwerving.
Zijn daar sindsdien nog gevallen bijgekomen en om welke gronden gaat het dan? Het initiatief voor de mogelijke vervallenverklaring is een bevoegdheid van de procureur-generaal, in dit geval van de heer Liégeois. Hebt u met hem contact gehad in verband met de vervallenverklaring voor de heer Belkacem? Zo ja, wat was de aard en de inhoud van het contact?
Op welke feiten baseert u uw oproep tot de ontneming van nationaliteit en de uitwijzing? In het verleden ging het altijd om terrorisme. Gaat het nu om verspreiden van haat of oproepen tot geweld, of gaat het eventueel nog om andere feiten? Aan dat laatste gekoppeld, in de wet wordt het criterium van ernstig tekortkomen aan de verplichtingen als Belgische burger gehanteerd. Bent u van oordeel dat die formulering tot op heden te restrictief werd ingevuld door het gerecht en dat het anders zou moeten? Bent u van plan om in dat opzicht een normerend initiatief te nemen?
Ten slotte, u wekt met het hele voorval de indruk – en dit is nog een probleem – dat u de wet probeert te omzeilen. U wil iemands nationaliteit afnemen, opdat u hem zou kunnen uitleveren. Dat is een onaangename situatie. Ziet u daar zelf een probleem in, of is het volgens u geoorloofd om de procedure tot vervallenverklaring met opzet te initiëren om iemand te kunnen uitleveren?
01.10 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de minister, ik ben niet van Antwerpen. Bepaalde Antwerpse gevoeligheden zijn mij dus helemaal vreemd. We hebben trouwens een andere, goede, lokale televisiezender.
Waar ik het even over wil hebben, is over uw optreden in een ons allen goed bekend individueel dossier. Mijn standpunt ter zake is – en dit is algemeen bekend – dat een minister van Justitie actief tussen mag komen in een individueel dossier, zoals het dossier dat we nu aankaarten. Laat dat duidelijk zijn. Ik kan dergelijke interventies alleen maar toejuichen. U moet inderdaad meer baas zijn, in het bijzonder over de procureurs. Het Parlement kan een minister controleren, maar het is niet altijd duidelijk wie de procureurs kan controleren, los van het feit dat de minister baas is.
In dit dossier is de interventie gerechtvaardigd. Immers, het gaat over de strafuitvoering, zoals u zelf publiek hebt verkondigd. Omdat bovendien een ministeriële richtlijn elke beslissing om de betrokken persoon vast te houden om zijn straf uit te zitten, tegenhoudt, is de minister de enige en best geplaatste persoon om een dergelijke richtlijn te negeren. In die zin denk ik dat we met zijn allen uw optreden kunnen goedkeuren en toejuichen.
Bovendien hebt u uw beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de openbare veiligheid die door de betrokken persoon in het gedrang is. U oefent terecht het recht uit om een veroordeelde zijn straf te doen uitzitten, los van het feit waarvoor de betrokkene straf heeft gekregen.
Wij kunnen daarvan alleen maar akte nemen en u even ondervragen over de betekenis ervan voor de verdere politiek in het algemeen.
Betekent het dat u, mevrouw de minister, de richtlijn van januari 2005 negeert en dat u bereid bent om te werken aan een andere ministeriële richtlijn waarin prioriteiten kunnen worden gesteld? Vandaag is het immers een lotto wie van de veroordeelden uiteindelijk in de gevangenis geraakt.
U hebt hier een criterium publiek gemaakt. Vrijwaring van de openbare veiligheid zou een prioriteit kunnen zijn om ten opzichte van een bepaald persoon de straf eerder uit te voeren dan ten opzichte van een andere. Ik vind dat een logisch criterium. Ik vraag alleen of wij dat criterium niet beter in een nieuwe richtlijn zouden inschrijven.
Dan zouden wij er ook in kunnen voorzien dat wij straffen wegens een inbraak ook uitvoeren. 98 % van de veroordelingen inzake inbraken ressorteert onder de bestaande richtlijn: wie inbreekt, gaat niet naar de gevangenis. Met een nieuwe richtlijn kunnen wij een van onze grootste maatschappelijke problemen oplossen door de kleine gevangenisstraffen – wat is klein – van minder dan 3 jaar uit te voeren.
Door een algemene richtlijn te geven, hoeft men u niet langer meer lastig te vallen om beslissingen te nemen. Ik denk dat er nog ander werk op de plank ligt. Het is ongepast dat u te pas en te onpas, op de regionale televisie een beslissing in een individueel dossier neemt.
Mevrouw de minister, bent u bereid om een nieuw kader te scheppen, zodat elke procureur en elke gevangenisdirecteur weet wat hij kan doen.
01.11 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, collega’s, ik ben misschien een politica van de oude stempel maar ik ben ervan overtuigd dat politici er zijn om beslissingen te nemen, punt, zeker als zij bevoegd zijn voor bepaalde verantwoordelijkheden.
Ik volg de organisatie Sharia4Belgium al sinds april 2010 toen ik nog minister van Binnenlandse Zaken was. In het begin ging het om uitspraken, hoe verwerpelijk deze ook waren, die meestal binnen het kader van de vrijheid van meningsuiting vielen. Geleidelijk aan hebben alle diensten in ons land gemerkt dat zij verder radicaliseerden, dat zij aanzetten tot haat en nijd, dat zij gingen oproepen tot rellen, zoals vorige week nog in Molenbeek en dat zij er zelfs in slaagden om mensen uit Frankrijk zo gek te krijgen om naar ons land te komen om te proberen onze agenten te vermoorden.
De laatste tijd is Sharia4Belgium steeds extremer geworden. Wij zien dat ook aan de klachten die er komen en aan de permanente opvolging door het crisiscentrum en door de Diensten van de Veiligheid van de Staat die in hun jaarverslag stipuleren dat het geen onschuldige vereniging is. Het crisiscentrum vergadert daar regelmatig over. Het kwam zelfs zover dat het OCAD als gevolg van de uitspraken die men deed, het dreigingniveau voor onze hoofdstad tot niveau 3 moest verhogen op een schaal van 4.
Op basis van die feiten meen ik dan ook dat men geen risico kan nemen. Dat is ook de reden waarom ik vandaag nog steeds heel duidelijk stel dat men in zo’n geval kan afwijken van een circulaire waarvoor men zelf bevoegd is. Ik kan hier heel duidelijk zijn tegenover alle leden van de commissie. Daar is al verschillende keren van afgeweken, ook door verschillenden van mijn voorgangers. Dit is een algemene regel waarvan men op basis van specifieke redenen inzake openbare orde, veiligheid en bescherming van de samenleving tegen bepaalde individuen, kan afwijken. Ik schrik er niet voor terug om op zo’n moment mijn verantwoordelijkheid te nemen. Ik zou een commissie kunnen vragen om er een rapport over te schrijven en om dat rapport vervolgens klakkeloos te volgen. Welnu, dat doe ik niet. Politici zijn er om op cruciale momenten hun nek uit te steken.
Als men vraagt op basis waarvan de betrokkene op dit moment in de cel zit, zeg ik dat dit op basis van de beslissing tot verlenging door de raadkamer is. Wat ik op een bepaald ogenblik heb gezegd is dat als er een risico zou zijn, ik mijn verantwoordelijkheid zou nemen en ervoor zou zorgen dat die gevangenisstraf eerst wordt uitgevoerd. Er lopen trouwens op dit moment nog verschillende andere procedures tegen betrokkene.
Uiteraard is het erom te doen op een bepaald ogenblik alle straffen onder de drie jaar uit te laten zitten. Waarom zouden wij anders recent de beslissing hebben genomen om de elektronische enkelbanden met gps mogelijk te maken zodat thuisdetentie mogelijk wordt? Waarom zouden wij anders onlangs maatregelen hebben genomen en middelen hebben vrijgemaakt om gps met spraakherkenning mogelijk te maken zodat er meer capaciteit is?
De middelen zijn in de begroting ingeschreven en hebben we hier in het Parlement twee maanden geleden besproken. Iedereen die zijn dossiers kent volgt dat op.
Wat zou anders de reden zijn waarom we rigoureus de opvolging doen van ons Masterplan over gevangenissen, dat we recent nog honderd extra cellen hebben opengedaan en in gebruik genomen in Sint-Gillis en dat er dit jaar nog extra celcapaciteit zal komen? Ja, we zullen binnenkort ook binnen de regering nog verder werken aan een stappenplan om al die straffen uit te voeren. Ik ben vooral blij met de brede steun die ervoor is.
Toen ik zes maanden geleden een eerste interview gaf als minister van Justitie vielen dezelfde collega’s hier in de commissie over mij omdat ik durfde te zeggen dat straffen onder de drie jaar moesten uitgevoerd worden. Vandaag merk ik dat iedereen hiervoor applaudisseert en iedereen zegt dat ze het er helemaal over eens zijn.
De procedure tot vervallen verklaren van de nationaliteit is een procedure die altijd heeft bestaan in ons rechtssysteem. Ze kan gebruikt worden als nationaliteit op een frauduleuze manier is verkregen of wanneer de betrokkene, de persoon ernstig tekort komt aan zijn verplichtingen als Belgisch burger.
Ik heb al meermaals hier in het Parlement gezegd – de eerste keer twee of drie maanden geleden – dat ik op basis daarvan volledig de procureur-generaal van Antwerpen steun in het samenstellen van het dossier, dat ik een rechtshulpverzoek gedaan heb aan Marokko om die informatie op te vragen die ook relevant kan zijn voor het dossier hier in dit land. Finaal zal het een onafhankelijke rechter, zal het het hof van beroep zijn dat zal oordelen wie gelijk heeft.
Het openbaar ministerie, het parket-generaal, als samenleving, met de sterkte van het dossier, maar met het engagement dat ik neem waarin ik hen volledig steun is dat het dossier op een goede en stevige manier zal samengesteld worden. Op een bepaald moment zal het een onafhankelijke rechter zijn die daarover oordeelt.
Het is mogelijk om de procedure van de nationaliteit te starten omdat de betrokkene een dubbele nationaliteit heeft. Als er een dubbele nationaliteit is, dan heb je zeker de mogelijkheden om te proberen een nationaliteit af te nemen en daarvoor een procedure op te starten. Nogmaals, het is een onafhankelijke rechter die hier een uitspraak zal over doen.
Wanneer ooit de nationaliteit zou afgenomen zijn, als er ooit over beslist is, dan kan hij eventueel uitgeleverd worden aan Marokko. Marokko heeft op naam een internationaal aanhoudingsbevel, uitgevaardigd in 2007, tegen betrokkene. Op basis van dat vonnis kan er dan een uitlevering gebeuren. Dit kan pas nadien, nadat de Belgische nationaliteit is afgenomen.
Uiteraard ken ik het actieplan radicalisering, waar collega Milquet haar deel vanuit Binnenlandse Zaken over doet en waar ik ook nog een extra stuk zal aan toevoegen. De coördinatie van plan ligt bij het OCAD, de prioritaire aandachtspunten in dat plan worden bepaald door het ministerieel comité Inlichtingen en Veiligheid. We zijn op dit moment actiepunten aan het uitwerken om dat actieplan te updaten, aan te passen en ook te bespreken op de aanstaande vergadering met de premier, mijzelf, minister Milquet en de burgemeesters van de vijftien grootste steden in ons land.
01.12 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Als wij u de afgelopen weken en maanden hebben gehoord en u nu horen, is het u te doen om van die perceptie van straffeloosheid af te raken, net als van de perceptie dat er in België een laks justitiebeleid wordt gevoerd.
Ik deel uw mening dat men van die perceptie van straffeloosheid moet afraken. De bevolking kijkt naar u en naar Justitie en ziet dat er eigenlijk nog geen echte ommekeer is.
U hebt mij bijvoorbeeld niet geantwoord op de vraag waarom men per se moet wachten op een nieuwe veroordeling als er al zoveel veroordelingen zijn. Men kan de procedure om de nationaliteit af te nemen op basis van artikel 23 van de nationaliteitswet perfect starten, zonder dat men moet wachten tot heel de procedure van veroordeling achter de rug is.
U wil afraken van de perceptie van straffeloosheid en laksheid, maar dan zult u er inderdaad iets aan moeten doen. Het is niet met wachten tot hier opnieuw een veroordeling uit de bus valt dat men van die perceptie zal afraken.
01.13 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, zoals wij dat ook donderdag hebben gezegd met betrekking tot de groepering Sharia4Belgium, wil ik herhalen dat de uitspraken van Belkacem absoluut niet door de beugel kunnen en dat ze moeten worden bestraft. Ook donderdag al werd gezegd dat die man al vroeger achter de tralies had moeten belanden. Hij was ook hier in België al veroordeeld, maar hij heeft zijn straf niet uitgezeten.
U zegt vandaag dat u van uw mogelijkheden als minister gebruikmaakt om te zorgen dat die straf wordt uitgezeten. Misschien had dit ook in mei kunnen gebeuren en dan waren de incidenten in Molenbeek er niet geweest. Maar goed, beter laat dan nooit. U doet het nu.
U geeft echter geen antwoord op de verschillende vragen die wij hier stellen. Ik dacht dat wij in de commissie zaten, niet om straffe verklaringen te doen, maar om op een aantal concrete vragen heel concrete antwoorden van u te krijgen. Ik heb die niet gekregen. Ik heb u duidelijk gevraagd waarvoor de betrokkene in Marokko is veroordeeld, tot hoelang en van wanneer dat vonnis dateert. U hebt niet geantwoord. U hebt ook niet gezegd waarvoor hij in België is veroordeeld.
Ik ken de nationaliteitswetgeving heel goed. Ik heb heel uitdrukkelijk gezegd dat artikel 23 heel duidelijk stipuleert dat men de nationaliteit niet kan ontnemen wanneer het gaat om een persoon waarvan een van de ouders hier geboren is of waneer een van de ouders Belg is en die persoon dus eigenlijk een kind van een Belg is.
U zegt dat dit wel kan omdat die persoon hier de dubbele nationaliteit heeft. U weet ook hoe het zit met de dubbele nationaliteit. Wij mogen hier niet populistisch doen. Een aantal landen laat jammer genoeg niet toe dat men de nationaliteit verliest. Heel veel mensen willen immers niet liever dan alleen Belg te zijn. Zij zijn hier al drie of vier generaties, maar kunnen hun eigen nationaliteit niet verliezen omdat hun land daaraan vasthoudt.
Daar heeft het niets mee te maken. Uiteraard moet ervoor gezorgd worden dat mensen niet staatloos zijn. Er zullen gevallen zijn waar mensen al generaties lang Belg zijn, maar die toch nog een dubbele nationaliteit hebben. Dat kunt u hen niet ontnemen. Zelfs in de wetgeving die wij momenteel aan het aanpassen zijn, zullen wij de nationaliteit van mensen die hier generaties lang geboren en getogen zijn, niet kunnen ontnemen.
Dat is heel belangrijk, mevrouw de minister. Ik heb niet gezegd dat u in dergelijke gevallen mensen op de vrije loop moet laten. Integendeel, ik heb gezegd dat wanneer het gaat over mensen die hier geboren en getogen zijn, soms mensen van derde of vierde generatie, u er iets mee zult moeten doen. U zult ervoor moeten zorgen dat die mensen sowieso van straat geplukt worden, gevangen gezet worden en gestraft worden. Op een bepaald moment zullen er groepen mensen zijn, van wie u de nationaliteit niet kunt ontnemen. Misschien zou dat in het huidige geval nog wel kunnen.
Vandaar mijn vraag, op basis van welke reden zult u de nationaliteit ontnemen? Het is namelijk niet mogelijk op basis van onze wet.
01.14 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik wil enkele zaken duidelijk stellen.
De procedure zal inderdaad door de procureur gestart worden op basis van artikel 23. Wie dat artikel goed leest, weet dat hij niet onder de uitzonderingen valt die u hebt opgesomd. Er is wel een mogelijkheid, en finaal beslist de onafhankelijke rechter daarover. Wie goed de procedure kent, wie goed het artikel leest, wie goed het dossier kent, die weet dat er een mogelijkheid bestaat. De rechter zal erover beslissen maar hij valt niet onder de uitzonderingen.
Maak dus geen potpourri van alle mogelijke gevallen, maar bekijk dit geval individueel. Neem daarin uw verantwoordelijkheid.
Ik wil ook iets aan de commissie vragen. Ik hoor veel opmerkingen, maar wilt u of wilt u niet dat hij vrij rondloopt?
01.15 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik ben mijn betoog begonnen met te zeggen dat hij achter de tralies hoort en dat zulke mensen gestraft moeten worden. Ik heb ook gezegd dat in dit geval er waarschijnlijk een mogelijkheid zal bestaan om hem eventueel de nationaliteit te ontnemen. Dat heb ik ook gezegd. Ik heb alleen artikel 23 geciteerd, waar het gaat om kinderen die geboren zijn uit Belgen of van mensen die in België geboren zijn. Daar zult u vroeg of laat mee in de problemen komen.
Op een bepaald moment zullen er extremisten zijn die oproepen tot geweld en van wie u de nationaliteit op geen enkele manier zult kunnen ontnemen. Zorg ervoor dat u daar ook hard optreedt. Als u de nationaliteit niet kunt ontnemen, moet het op een andere manier gebeuren. U kunt hen bijvoorbeeld van straat plukken. Daar zijn wij in elk geval ook voorstander van.
U zult het dossier per dossier moeten bekijken. Van iemand die hier pas is en zijn nationaliteit misbruikt om onrust te stoken en op te roepen tot geweld, kan men de nationaliteit wel afnemen. U zult dat evenwel niet in alle gevallen kunnen doen.
01.16 Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, madame la ministre, le fait que Fouad Belkacem reste en prison me rassure. Vu les antécédents de cette personne, j'estime que c'est sa place. Je ne comprendrais pas qu'il jouisse de la liberté de mouvement dans notre pays.
Selon moi, il est urgent de donner un message clair à la population car celle-ci est choquée. Elle considère notre justice trop laxiste. De plus, un fort sentiment d'impunité est de plus en plus présent, que ce soit au Nord ou au Sud du pays; si je constate que le débat est davantage ouvert au Nord, je puis vous dire que le Sud ressent la même chose.
Je suis également rassurée de vous entendre dire que vous avez la possibilité de retirer la nationalité belge à cette personne. J'espère sincèrement que le parquet d'Anvers constituera un dossier qui aboutira à cette déchéance. Ce serait un signal clair à l'adresse de la population.
01.17 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, u bent een goede politica en u probeert het ook heel sluw te spelen. U probeert ons immers voor te houden dat u degene bent die Belkacem achter de tralies wilt. Iedereen die hier kritische vragen over het optreden stelt, probeert u in het kamp te duwen van degenen die ervoor zouden pleiten om hem vrij te laten. Dat is het spelletje dat u speelt en daarin spelen wij niet mee.
Wij hebben allemaal gezegd dat wij het ermee eens dat die kerel zijn straf moet uitzitten. Wij stellen fundamentele vragen over de gevolgde procedure, over fundamentele zaken en principes die in een democratische rechtstaat gelden. Welnu, u probeert degenen die kritisch zijn in het andere kamp te duwen. Dat vind ik intellectueel niet eerlijk, mevrouw de minister.
Voorts hebben wij duidelijk gevraagd hoeveel keer er werd afgeweken. U geeft geen cijfers, maar u zegt wel dat het nog is gebeurd, elke dag. Misschien kon u die cijfers in die korte tijdsspanne niet verzamelen, maar het lijkt mij wel interessant om die gegevens te ontvangen, eventueel per gerechtelijk arrondissement, om na te gaan of het hier al dan niet gaat om een zeer uitzonderlijke situatie. Ik neem aan dat u ons dit nog kunt bezorgen of dat wij hierop tijdens de plenaire vergadering verder kunnen ingaan.
De vraag is wat vandaag de rechtsgrond is waarop betrokkene in de gevangenis zit. Verklaart u vandaag dat hij inderdaad opgesloten is ingevolge de beslissing van de raadkamer?
01.18 Minister Annemie Turtelboom: (…)
01.19 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Dat lijkt zeer evident, maar u hebt zondag wel iets anders gezegd.
U hebt zondag gezegd "dat hij zes maanden zal binnen zitten, want hij zal zijn straf uitzitten". Dat was uw boodschap. Voor mij doet het er niet toe, maar het komt erop aan dat u duidelijk maakt wat u doet. Ofwel hebt u zondag de beslissing genomen dat die celstraf van zes maanden onmiddellijk zal worden uitgevoerd, ofwel wacht u op de uitspraak van de raadkamer. U verandert uw verhaal dus voortdurend. Het is niet verwonderlijk dat uw coalitiepartners soms zenuwachtig worden, zoals ik gisteren en vandaag heb gemerkt.
Met betrekking tot de korte straffen hebt u ons ook proberen te pakken op een manier die niet heel correct is. U hebt in het begin van uw ministerschap gezegd dat het uw doelstelling was om alle straffen onder de drie jaar uit te voeren. De vraag werd toen gesteld of dat wel haalbaar was. Dat is de discussie die wij hebben gevoerd. Niemand heeft gezegd dat wij het principieel oneens waren met die doelstelling, maar het moet haalbaar zijn.
Het is belangrijk dat de korte straffen worden uitgevoerd en het is belangrijk dat er op dat vlak wordt opgetreden. In de praktijk is het immers zo dat rechters die merken dat korte straffen niet worden uitgevoerd, vaak zevenendertig maanden straf geven. Dat betekent automatisch dat de strafuitvoeringsrechtbank wordt ingeschakeld en dat aan de veroordeelde twaalf tot achttien maanden celstraf wordt opgelegd. Zo accumuleert men. Het is heel belangrijk dat het signaal aan de magistraten, aan de zetelende rechters wordt gegeven dat korte straffen worden uitgevoerd. Zo kan men die vicieuze cirkel doorbreken.
Wij pleiten er dan ook voor om toch te proberen een aantal gevangenisplaatsen te reserveren om korte straffen te laten uitzitten. Op die manier kan men een signaal geven aan de zetelende magistratuur.
01.20 Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, je ne peux vous remercier pour vos réponses puisque vous n'avez répondu à aucune de mes questions.
Vous nous avez fait, en somme, une sorte de plaidoyer personnel pour nous faire savoir que les choses allaient, enfin, changer.
Madame la ministre, dans ma question je vous demandais de nous donner la description détaillée du pedigree judiciaire de l'intéressé, les dates des jugements prononcés et les motifs des condamnations. Je vous demandais également de nous communiquer des informations quant à l'exécution ou non des peines prononcées, à la durée des détentions correctionnelles, etc., mais aussi quant à une éventuelle surveillance de ce monsieur par les services de police. Or, je n'ai reçu aucune réponse à ces questions. Pas une seule! Pourquoi ne me répondez-vous pas? Parce que ce serait l'aveu du laxisme des autorités judiciaires concernées.
Au regard des condamnations qui ont été prononcées dans le passé à charge de l'intéressé, le parquet d'Anvers n'a pas fait son travail! Telle est la réalité! Et ce n'est pas une circulaire qui peut exonérer les autorités du parquet d'appliquer ou non les peines prononcées. Ledit parquet, connaissant les activités de l'individu, avait la capacité d'apprécier la manière de faire exécuter les peines. Il ne l'a pas fait par laxisme, par manque de clairvoyance ou par manque de responsabilité, ce que vous ne voulez pas assumer!
Nous reviendrons sur le sujet car le fait est grave. Il démontre que des autorités judiciaires n'assument pas leurs responsabilités alors que vous avez dit vous-même que la Sûreté de l'État surveillait Fouad Belkacem ainsi que son organisation. Ce faisant, toutes les données relatives aux activités dangereuses de l'intéressé étaient récoltées depuis longtemps.
Quand des condamnations ont été prononcées, même si c'est pour d'autres délits, une autorité judiciaire responsable doit se donner la peine de les faire exécuter et ne pas s'abriter derrière une circulaire ministérielle ou des procureurs généraux.
01.21 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, u stelt mij teleur. U hebt niet op alles geantwoord, maar dat verrast ons niet, dat zijn wij van u immers gewend. U hebt een heel mooi verhaal kunnen brengen voor de media. U hebt geprobeerd u voor te doen als een strenge minister, die criminaliteit hard aanpakt. Maar ik heb u vragen gesteld, mevrouw de minister! Ik heb wel gemerkt dat u er eigenlijk niet naar luisterde. Uw mediaverklaring lag al klaar voor uw neus. U wist op voorhand wat u ging zeggen.
Ik vroeg u wanneer die man zijn Belgische nationaliteit verkregen heeft. Daar heb ik geen antwoord op gekregen.
01.22 Minister Annemie Turtelboom: In 1997.
01.23 Jan Van Esbroeck (N-VA): Nu heb ik het antwoord.
Ik vroeg u ook of er al stappen waren ondernomen om hem de nationaliteit af te nemen. U nam het engagement op zich dat de regering voor een goed dossier zal zorgen, of u, als minister van Justitie. Over de timing zei u echter niets. Uw antwoordde alleen maar dat daarover op een bepaald moment een uitspraak zal volgen.
U kunt nu zo wel kijken, maar de voorbije dagen lazen wij nu eens 2013, dan weer 2015. Die verklaringen komen niet van ons.
01.24 Minister Annemie Turtelboom: Ook niet van mij.
01.25 Jan Van Esbroeck (N-VA): Oké, goed, dat brengt dan duidelijkheid. Daarom stellen wij onze vragen, om meer duidelijkheid te krijgen. Wij willen concreet weten wie wat gezegd heeft en waar het over gaat.
Ik heb u ook gevraagd of u wetgevende initiatieven zult voorbereiden om de intrekking van de Belgische nationaliteit te vergemakkelijken, te versnellen, te vereenvoudigen, als er strafbare feiten werden gepleegd. Daarop heb ik ook niet meteen een antwoord gekregen.
01.26 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik volg u wel in uw vurig pleidooi. Degenen die een gevaar vormen voor de samenleving moeten inderdaad achter de tralies belanden. Dat is zeker belangrijk, maar als u als minister individueel moet interveniëren om te zorgen dat het effectief gebeurt, dan bevordert dat het geloof in Justitie niet. Dat is volgens mij het probleem.
Ik verwacht dat ook in gelijkaardige situaties de gevaarlijke mensen achter de tralies belanden. In die zin hadden wij vragen gesteld naar hoe het in het verleden gebeurde. U zult dat antwoord geven, maar inmiddels is mijn vraag ook of u een screening hebt bevolen naar al degenen die op dit moment in de gevangenis zouden moeten zitten, naar degenen die hun straf niet uitzitten, om na te gaan of zij een gelijkaardig gevaar vormen? Gebeurt er een screening om hen op dezelfde manier te behandelen?
Gaat u zorgen voor een omzendbrief, voor een algemene regeling, waarbij in gelijkaardige situaties effectief op dezelfde manieren zal worden gehandeld? U hebt gelijk als u zegt dat degenen die een gevaar vormen en gestraft worden, effectief in de gevangenis moeten belanden. In het licht van de rechtsstaat en van rechtszekerheid voor iedereen, is het belangrijk dat dit ook kan gebeuren via algemene maatregelen.
01.27 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, u zei heel mooi dat wij er geen potpourri mogen van maken. Ik heb hier echter veel potpourri gehoord en zelfs bijna geroken.
Ik heb bij het begin van mijn vraag heel duidelijk gezegd dat wij niet willen dat betrokkene wordt vrijgelaten. Speel dus niet dat spelletje want dat is oneerlijk. Wij hebben wel erop gewezen dat er nog een aantal personen zijn die zich in dezelfde situatie bevinden en van wie wij het niet leuk vinden dat zij vrij rondlopen. Daar gaat het precies om. Er zijn nog zoveel andere dossiers waarin niet wordt ingegrepen.
U wijst erop dat ook anderen voor u die omzendbrief opzij hebben geschoven. Ik neem dat aan, maar laten wij dan objectieve criteria opstellen. Het lijkt mij zeer belangrijk dat dit gefundeerd kan gebeuren. In dit dossier had het bovendien ook al veel eerder kunnen of moeten gebeuren. Het verhaal van Belkacem is niet nieuw. Het gebeurt enkel als er media-aandacht rond ontstaat. Daar gaat het ons om. Dat is de potpourri.
Ik kom dan tot een tweede potpourri waarmee u ons bijna wilde bedwelmen, mevrouw de minister. Aan de ene kant schermt u met een omzendbrief die u opzijschuift, maar aan de andere kant wijst u erop dat betrokkene vastzit door een beslissing van de raadkamer; de factor dus niet omdat u ingrijpt door die omzendbrief opzij te schuiven. De facto wordt de straf van Belkacem dus niet uitgevoerd. Eigenlijk bevestigt u hiermee de straffeloosheid.
Ik had u een aantal vragen gesteld waarop u niet hebt geantwoord. Welk percentage van straffen van minder dan drie jaar wordt er uitgevoerd? Misschien kunt u mij die gegevens later bezorgen? Hebt u de intentie om die omzendbrief te herzien en objectieve criteria te hanteren? Ook op die vraag hebt u niet geantwoord. Wat kunt u doen met kortveroordeelden voor ernstige misdrijven? U hebt daarop evenmin geantwoord. U hebt wel gezegd dat u bezig bent met de strijd tegen straffeloosheid. U beweert dat wij u allemaal hebben weggehoond en weggelachen. Opnieuw is dit oneerlijk, mevrouw de minister. Van bij het begin hebben wij heel duidelijk gezegd dat u in ons een medestander zult vinden in die strijd. Wij waren wel kritisch voor uw aanpak en de middelen die u hier tegenover kon stellen. U hebt vandaag het bedrag van 1,1 miljoen euro genoemd voor de enkelbanden. Het gaat hier over middelen voor de bandjes zelf, maar niet voor de justitiehuizen want daar gaat u afslanken. Nochtans hebt u precies die schakel nodig om de enkelbanden te kunnen gebruiken.
Ik wil u gerust wat cijfers geven, mevrouw de minister. In augustus 2011 waren er 506 wachtenden, in maart 2012 waren er 2 000 wachten en in mei waren er reeds 2 746 wachtenden. Is dat dan de juiste aanpak? Sta mij toe kritisch te staan tegenover die aanpak, mevrouw de minister.
Er komen ook nog andere zaken opduiken waardoor men gewoon niet verder geraakt. U had het over nieuwe gevangenissen, enkelbanden en gps. Mevrouw de minister, ik meen dat er meer nodig zal zijn en zeker meer dan alleen maar wat aankondigingen want daar komt u er niet mee.
Ik kijk dan ook uit naar uw stappenplan en een beetje potpourri zal mij er niet van weerhouden om dit kritisch te bekijken.
01.28 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik zal kort zijn. Het antwoord van een democratie op degenen die ongelijkheid prediken, moet een antwoord zijn van rigoureuze gelijke behandeling. Het antwoord van een rechtsstaat op degenen die de rechtsstaat willen ondermijnen, moet hard zijn, maar rigoureus correct. In dat opzicht is niet alleen wat u doet van belang, maar ook wat u zegt. Door uw publieke uitspraken hebt u op zijn minst de indruk gewekt dat u uitzonderingsjustitie voorstaat en dat het u zou toekomen om bepaalde initiatieven of beslissingen te nemen, terwijl dat niet het geval is. Daarmee hebt u de democratie geen goede dienst bewezen.
01.29 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de minister, ik kan mij volledig terugvinden in uw voorgelezen verklaring, maar ik vind het antwoord op mijn vraag niet terug in de tekst. Het is inderdaad juist dat uw voorgangers nog zijn afgeweken van de richtlijn die verhindert dat korte gevangenisstraffen worden uitgevoerd. Onze vraag, tevens een aanbod om mee te werken, is alleen of u bereid bent om de richtlijn die de diensten verbiedt om korte gevangenisstraffen uit te voeren, te herschrijven? Wij zijn bereid hieraan mee te werken.
Ofwel handhaaft men de richtlijn met de bestaande uitzonderingen, zoals het uitzonderlijke karakter van een situatie, ofwel herschrijft men de richtlijn. Wat zal het zijn? Dat is mijn enige vraag.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw De Ridder is niet aanwezig en heeft de vorige keer haar vraag nr. 12183 laten uitstellen. Derhalve vervalt haar vraag. Mevrouw Van Cauter is afwezig. Haar vraag nr. 12257, die samengevoegd werd met een vraag van mevrouw Van Vaerenbergh, vervalt derhalve ook. Mevrouw Van Vaerenbergh krijgt dus alleen het woord.
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de informatie aan slachtoffers of hun familie bij vrijlating van de dader" (nr. 12223)
- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "het inlichten van slachtoffers bij vrijlating van de verdachte" (nr. 12257)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "l'information des victimes et de leur famille en cas de libération de l'auteur de certains faits" (n° 12223)
- Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "l'information des victimes en cas de libération du suspect" (n° 12257)
02.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, in het verleden heb ik u hier reeds over ondervraagd. Mijn vraag gaat over het project van procureur Dams, dat er voor zorgt dat slachtoffers en hun nabestaanden, wanneer zij dat zelf wensen, zouden worden ingelicht wanneer hun dader van het betreffende misdrijf wordt vrijgelaten.
Dit project trok opnieuw mijn aandacht naar aanleiding van de vrijlating van de MIVB-agressor. De familie van het slachtoffer moest toen via de pers vernemen dat de dader werd vrijgelaten in afwachting van zijn proces.
Uit antwoorden op vorige vragen herinner ik mij dat het project voorlopig beperkt was tot Antwerpen. U moedigde gegevensuitwisseling rond projecten, de ‘best practices’ aan via de Raad van procureurs of bilaterale contacten.
Helaas was ook de informatica ten dele een struikelsteen om het project uit te breiden naar andere arrondissementen. Er moest immers werk gemaakt worden van een centraal slachtofferregister dat door alle politiezones zou kunnen worden geraadpleegd. In Antwerpen was men reeds bezig met een Arrondissementele Databank Slachtoffers te maken, enkel voor die Antwerpse politiezones. Dit project ging geëvalueerd worden in april 2012.
Ik heb volgende vragen voor u, mevrouw de minister.
Ten eerste, wat waren de resultaten van de evaluatie van het project Arrondissementele Databank Slachtoffers? Hebben alle politiezones van het arrondissement Antwerpen intussen toegang tot deze databank?
Ten tweede, bij positieve evaluatie, is het niet mogelijk dat dit Antwerps project, en dus ook deze databank, uit te breiden naar alle arrondissementen en politiezones? Binnen welke timing zou dit mogelijk kunnen zijn?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik kan u mededelen dat het project gunstig verloopt. De Arrondissementele Databank Slachtoffers zal van september tot november 2012 proefdraaien. Een uitrol over alle zones is voor januari 2013 gepland.
Er is een projectgroep opgericht, waarvan de politiezone Antwerpen de motor is geweest. De groep heeft geresulteerd in de Arrondissementele Databank Slachtoffers.
De programmeur is ondertussen met de installatie gestart. De extracties uit ISLP naar ABS werken al. De zones zullen ook iemand afvaardigen, zodat zij tijdens de proefperiode kunnen meedraaien.
De slachtofferfiches zijn evenwel niet altijd volledig, wat extra werk aan de Dienst Slachtofferonthaal geeft. Er wordt nog steeds ondervonden dat slachtoffers niet altijd op de hoogte zijn van de precieze bedoeling van bedoelde fiche. Er wordt vaak gedacht dat een positief antwoord op de vraag van de oranje fiche ook wil zeggen dat de slachtoffers of nabestaanden van het verdere verloop van het hele dossier op de hoogte worden gebracht.
Voor alle duidelijkheid, indien slachtoffers of nabestaanden van het verdere verloop van het hele dossier op de hoogte willen blijven, dienen zij zich als benadeelde persoon of als burgerlijke partij bij een gerechtelijk onderzoek te laten registreren. De oranje fiche dient dus enkel om de slachtoffers of de nabestaanden over de al dan niet invrijheidstelling, met of zonder voorwaarden, van een verdachte te informeren.
Er wordt evenwel voldoende tijd genomen om toe te lichten wat de bedoeling van de oranje fiche is en dat de fiche geen garantie op een arrestatie geeft, maar wel de garantie geeft dat, als er een arrestatie is, slachtoffers en nabestaanden zullen worden geïnformeerd.
De ervaring leert dat een en ander ter zake totnogtoe geen valse verwachtingen met zich heeft gebracht. Een volgende evaluatie is voor november 2012 gepland.
02.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik kan alvast meegeven dat ik het een goed project vind. Ik hoop ook dat het verder kan worden verfijnd en geoptimaliseerd, zodat een en ander in de toekomst wel kan worden geïmplementeerd.
In mijn tweede vraag had ik gevraagd of er plannen waren om het project naar andere arrondissementen en politiezones uit te breiden. Ik meen op voormelde vraag geen antwoord te hebben gekregen evenmin als op de vraag naar de timing voor de uitvoering, indien een dergelijk project is gepland.
02.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik weet niet of er op dit moment plannen zijn om het project naar andere arrondissementen uit te breiden. Ik moet het navragen. Het staat niet in de gegevens die ik ter zake heb gekregen.
02.05 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik meen echter te hebben begrepen dat u naar aanleiding van het concrete incident in kwestie ook in de media had verklaard dat u ervoor zou zorgen dat in de toekomst slachtoffers en nabestaanden wel op de hoogte zouden worden gebracht, indien de dader van een misdrijf zou vrijkomen.
Ik kan er alleen maar op aandringen dat van het project werk wordt gemaakt, zoals u zelf ook hebt aangekondigd.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de uniformisering van statistieken" (nr. 12224)
03 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "l'uniformisation des statistiques" (n° 12224)
03.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag is ingegeven door een antwoord op een schriftelijke vraag in verband met het aantal geschillen ten gevolge van de niet-naleving van het omgangsrecht.
Uit het antwoord moest ik vaststellen dat gegevens in de verschillende arrondissementen niet allemaal op dezelfde manier worden geregistreerd. In Eupen bijvoorbeeld houdt men geen statistieken bij, omdat bepaalde software niet in het Duits beschikbaar zou zijn. Bij de rechtbanken van eerste aanleg, wordt het REA/TPI-systeem niet in alle arrondissementen gebruikt; in Brussel gebruikt men bijvoorbeeld het zogenaamde PJP-systeem van het jeugdparket. Dat heeft tot gevolg dat er geen gedetailleerde statistieken van Brussel bestaan.
Ook in Nijvel registreert men op een andere manier, waardoor het sepotpercentage zeer laag ligt. Ongeveer 90 % van de dossiers wordt ter beschikking gesteld van en overgezonden aan de sectie Jeugd, die de dossiers dan registreert in het PJP-systeem, nadat ze eerder werden geregistreerd in het REA/TPI-systeem.
Voor alle duidelijkheid, ik beweer niet dat de cijfers van Brussel of Nijvel fout zouden zijn. Ze registreren alleen op een volledig andere manier, in vergelijking met de andere arrondissementen. Ik kan me inbeelden dat op het terrein nog andere voorbeelden te vinden zijn.
Mevrouw de minister, bestaan er richtlijnen van wat bijgehouden moet worden, en op welke wijze? Zo ja, op welke manier kunnen de richtlijnen worden afgedwongen? Zo niet, hoe wenst u de aanmaak en het bijhouden van statistieken te uniformiseren, om ervoor te zorgen dat volledige en eenvormige cijfers beschikbaar zijn?
Gelet op de huidige situatie, in welke maatregelen voorziet u om het arrondissement Eupen aan te sporen om de statistieken aan te maken, of om een hanteerbaar systeem beschikbaar te stellen?
Gelet op het feit dat de informatisering van Justitie de komende jaren ten volle wordt uitgewerkt, moet er ook een Duitstalige versie van de software voorhanden zijn. Zult u daarvoor zorgen?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, collega’s, bij het openbaar ministerie bestaan er verscheidene richtlijnen inzake het gebruik van informaticatoepassingen, waaronder de creatie van dossiers in REA van juni 2003, registratiebeslissingen REA van november 2005, plichten binnen REA van maart 2003, de nieuwe richtlijn met betrekking tot informaticatoepassingen bij de jeugdparketten van 2004, de aanvullingen op die richtlijn van december 2007 en de registratie van beslissingen van december 2008.
De richtlijnen zijn nationaal verspreid, goedgekeurd door het College van procureurs-generaal en zijn bindend voor alle parketten.
Het parket van Eupen wil enkel registreren in Duitstalige software, waarin momenteel niet voorzien is. Wij zouden de software heel graag aanpassen naar het Duits, maar met de huidige budgettaire middelen is dat momenteel niet mogelijk.
De budgettaire realiteit belet ons om de situatie te wijzigen. Op dit ogenblik zijn er bij Justitie veel dringende prioriteiten. Dat moet er een zijn om op termijn aan te passen, maar op dit moment hebben wij daarvoor de middelen niet.
03.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik vind het heel spijtig. De registratie van de gegevens is van heel groot belang. Ik verwijs nu naar een ander probleem, dat wel geen betrekking heeft op die gegevens. Bij de werklastmeting rijst hetzelfde probleem. Men kan de werklast onder andere niet meten, omdat er overal op een andere manier wordt geregistreerd.
Ik vind het dus heel belangrijk dat in de toekomst zou worden gewerkt aan een uniforme registratie van gegevens, zodat alles beter in statistieken kan worden gegoten. Zoals u zelf ook altijd zegt, meten is weten. Hoe kan men echter meten als men overal op een andere manier registreert?
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Özlem Özen à la ministre de la Justice sur "le Palais de Justice de Bruxelles" (n° 12261)
04 Vraag van mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "het Brusselse Justitiepaleis" (nr. 12261)
04.01 Özlem Özen (PS): Madame la présidente, madame la ministre, tout d'abord, je tiens à faire savoir que je suis un peu déçue car presque tous les membres de la commission sont partis. Je pensais pourtant que ma question était importante en termes d'organisation et de fonctionnement.
Cela dit, tant le bâtonnier du barreau néerlandophone que celui du barreau francophone de Bruxelles s'inquiètent du sort qui sera réservé au Palais de Justice de Bruxelles.
Plusieurs pistes sont évoquées dont celle consistant à regrouper tous les services de Justice autour d'un "Campus Poelaert" et du Palais de Justice, que l'on continuerait à affecter aux juridictions et services qui s'y trouvent pour l'instant. Une autre piste serait de sortir la chaîne pénale du Palais de Justice afin d'en assurer une meilleure sécurité.
Madame la ministre, pouvez-vous nous donner plus d'informations quant au processus décisionnel qui conduira à trancher la question du Palais de Justice de Bruxelles? Quelles pistes privilégiez-vous? Quelles seront les conséquences budgétaires de ces décisions?
04.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, une étude de mars 2010 a déjà montré qu'il était particulièrement difficile de sécuriser la chaîne pénale dans l'actuel Palais de Justice de Bruxelles. Une sécurisation efficace nécessite, en effet, l'application du principe box in the box dans ce gigantesque édifice. Cela implique une séparation totale du circuit réservé aux déplacements des détenus, des zones réservées au personnel et des zones destinées au public. Les résultats de cette étude ont également montré que des travaux de grande envergure étaient nécessaires et que le monument risquait, en conséquence, de perdre une part de son charme, de son authenticité et de sa valeur historique. Il s'agit, en outre, de travaux pluridisciplinaires complexes qui nécessitent une étude poussée et dont l'impact financier sera important.
Le Conseil des ministres du 25 mars 2010 avait déjà approuvé le principe de la migration de la chaîne correctionnelle. À cet égard, il avait été demandé à la Régie des Bâtiments de procéder à une étude des possibilités d'hébergement. Dans le cadre de cette étude, on a examiné quels services judiciaires devraient rester dans le Palais de Justice et ceux qui pourraient le quitter, ces derniers devant être hébergés à proximité immédiate dudit Palais.
Dans une prochaine étape, un programme de besoins sera établi tout en tenant compte de l'impact budgétaire, en concertation avec la Régie des Bâtiments et les services judiciaires. Ce travail devrait finalement aboutir à un plan "Campus Poelaert" qui sera soumis au Conseil des ministres.
04.03 Özlem Özen (PS): Madame la présidente, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Il faudra s'assurer d'éviter les incohérences. En effet, il est ici question d'organisation. En tout cas, j'entends bien qu'il faut centraliser, par souci de sécurité. Toujours est-il que les audiences des tribunaux correctionnels se tiendront dans le grand Palais tandis que les greffes se trouveront au niveau moins un. Les greffes, notamment de la chambre du conseil et de la chambre des mises se trouveront de l'autre côté, près du parquet. Il faudra également veiller à ne pas créer une difficulté supplémentaire pour les acteurs de la Justice.
L'incident est clos.
- de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "het uitblijven van een verslag van de HRJ inzake Annick Van Uytsel" (nr. 12300)
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het aangekondigde verslag van de Hoge Raad voor de Justitie inzake het optreden van de gerechtelijke instanties in het onderzoek naar de moord op Annick Van Uytsel" (nr. 12445)
- M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "l'absence d'un rapport du Conseil supérieur de la Justice sur Annick Van Uytsel" (n° 12300)
- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "le rapport annoncé du Conseil supérieur de la Justice en ce qui concerne l'intervention des instances judiciaires dans l'enquête sur le meurtre d'Annick Van Uytsel" (n° 12445)
De voorzitter: Aangezien de heer Schoofs ziek is, komt zijn vraag te vervallen.
05.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik verwijs naar een vraag die ik gesteld heb op 25 februari. Ik kreeg toen als antwoord dat het rapport aangaande het luik magistratuur van de Hoge Raad voor de Justitie beschikbaar zou zijn op 29 maart 2012. Ondertussen liet ik ook al enkele malen informeren bij de Hoge Raad voor de Justitie. Telkens kreeg ik als antwoord dat die datum verschoven werd. Toen wij de laatste keer informeerden bleek dat het verslag nu opgesteld zou zijn tegen 27 juni.
Hebt u zicht op de oorzaak van de vertraging van 29 maart tot 27 juni? Zijn daar specifieke redenen voor? Mogen wij dat nu eindelijk als definitieve datum aanvaarden of wordt er weer een of andere procedurekronkel naar voren gebracht zodanig dat dit dossier over de vakantie heen wordt getild?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: De Hoge Raad voor de Justitie heeft mij gemeld dat de vertraging in het bijzonder onderzoek naar de zaak-Van Uytsel te wijten is aan het feit dat het onderzoek naar de werking van de rechterlijke orde in de zaak van de moord op Annick Van Uytsel langer heeft geduurd dan aanvankelijk voorzien was. Momenteel doorloopt het ontwerp van verslag de goedkeuringsprocedure die eigen is aan de Hoge Raad. De finale goedkeuring van het verslag is inderdaad voorzien voor de algemene vergadering van eind juni 2012. Hierna zal het verslag zo snel mogelijk worden verspreid.
05.03 Koenraad Degroote (N-VA): Ik kan alleen zeggen dat wij ernaar uitkijken en wij hopen dit nu te mogen geloven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 12322 van mevrouw Déom wordt uitgesteld.
06 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Justitie over "de koffiebar in het nieuwe gerechtsgebouw te Gent" (nr. 12378)
06 Question de M. Tanguy Veys à la ministre de la Justice sur "le café-bar du nouveau palais de justice de Gand" (n° 12378)
06.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, er wordt niet alleen koffie in het federaal Parlement gedronken, maar ook in de bar van het bezoekersgedeelte van het justitiepaleis in Gent.
In juni 2007 opende het nieuwe gerechtsgebouw in Gent, ook wel het Groot Gerechtsgebouw Gent of GGG genoemd, aan de Opgeëistenlaan zijn deuren. Tot dan kampten de gerechtelijke diensten in Gent met een ernstig tekort aan werkruimte.
Het gerechtsgebouw springt in het oog dankzij de volledig in glas uitgevoerde gevel. In totaal zijn er 6 bovengrondse en 2 ondergrondse verdiepingen. De binnentuinen zorgen voor licht en lucht in het hele gebouw.
In het gerechtsgebouw zijn het hof van assisen en alle rechtbanken gehuisvest, met uitzondering van het hof van beroep en het arbeidshof die in het Groot Gerechtshof blijven.
Voor het comfort van de gebruikers en bezoekers kwam er dankzij wijlen Roland Tack, toenmalig voorzitter van de Gentse rechtbank van eerste aanleg, niet alleen een koffiebar, Honky Tonk-Coffee, maar zelfs een bankkantoor van ING.
Blijkbaar moet de koffiebar binnenkort de deuren sluiten, omdat die er volgens Ingrid Mallems, huidig voorzitter van de Gentse rechtbank van eerste aanleg, kwam "zonder voorafgaand advies of akkoord van de FOD Justitie, noch van de Regie der Gebouwen. De koffiebar, die privé wordt uitgebaat zonder dat daaraan een openbare aanbesteding is voorafgegaan, moet verdwijnen”, aldus het harde verdict van mevrouw Mallems.
Dat zorgt voor het nodige ongenoegen bij talrijke advocaten, cliënten, journalisten en zelfs magistraten. Allemaal bliezen ze na een drukke zitting graag even uit in de betrokken koffiebar. De koffiebar heeft ook een niet te onderschatten functie als sociale draaischijf in het justitiepaleis.
Nadat het nieuws bekend raakte, kwam er zelfs een steunpetitie en mailsgewijs reageerden op korte tijd zo'n 150 advocaten van de Gentse balie.
In een steunreactie via e-mail schreef bijvoorbeeld advocate Nina Van Eeckhout: "Laat ons toch niet vergeten dat de rechtbank voor veel mensen een onbekend gegeven vormt, dat er dikwijls grote emoties gepaard gaan met het verschijnen voor die rechtbank, ongeacht of dat nu over een burenruzie, een echtscheiding of een inbraak gaat waarvan men het slachtoffer was. Dan kan een bakje troost deugd doen. De koffiebar maakt deel uit van de transparantie en het toegankelijk maken van justitie. Ik zou het oprecht als een groot verlies beschouwen dat de verwezenlijking van de ontmoetingsplaats, die zeker zijn nut bewezen heeft, nu tenietgedaan zou worden."
Mevrouw de minister, in welke mate bent u van oordeel dat de betrokken koffiebar moet verdwijnen? In welke mate bent u van oordeel dat de betrokken koffiebar kan blijven tot wanneer na een openbare aanbesteding duidelijk is wie de nieuwe uitbater wordt?
Wat waren de voorafgaande adviezen en of akkoorden van de FOD Justitie en van de Regie der Gebouwen in verband met de aanwezigheid van talrijke automatische drankautomaten die door een private firma worden uitgebaat en van de ING-bankkantoren in de diverse gerechtshoven en een krantenwinkel in het nieuwe gerechtsgebouw van Antwerpen? Gebeurde dat telkens door middel van een openbare aanbesteding?
Wat is uw visie over de aanwezigheid van privaat uitgebate dienstverlening in de diverse gerechtshoven en welke regels zijn er opgelegd?
06.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de voormalige voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg verleende op eigen persoonlijk initiatief de toestemming tot uitbating van de koffiebar te Gent aan de uitbater, zonder voorafgaand akkoord van de FOD Justitie of de Regie der Gebouwen. De uitbater werd daarenboven die gunst verleend zonder enige vorm van vergoeding.
Aangezien de toenmalige voorzitter geen dergelijke overeenkomst had mogen sluiten, dergelijke uitbating niet past in het beleid van de FOD Justitie wat de uitrusting en de voorzieningen van de gerechtshoven betreft en er bij een eventueel gewijzigd beleid via een openbare aanbesteding diende te worden gewerkt, heeft de FOD Justitie een dading met de uitbater gesloten, waarbij de FOD Justitie akkoord ging met een verdere uitbating van de mobiele koffiebar achteraan de inkomhal van het gerechtsgebouw gedurende het resterende deel van het gerechtelijke jaar 2011-2012, tot uiterlijk 30 juni 2012. Daarna komt er definitief een einde aan het aan hem verleende gebruik. Dat werd vastgesteld in een schriftelijke overeenkomst tussen beide partijen.
Noch de FOD Justitie, noch de Regie der Gebouwen voorziet in hun actueel beleid in het verhuren of in concessie geven van openbaar domein voor een uitbating met commerciële doeleinden. De overheid zal bijgevolg geen dergelijke openbare aanbestedingen organiseren.
De aanwezigheid van drankautomaten is in principe geregeld via een contract dat de FOD Justitie met de uitbater sloot binnen het wettelijke kader van de overheidsopdrachten. De verwijzing naar de krantenwinkel in het gerechtsgebouw te Antwerpen is zonder voorwerp, aangezien er daar helemaal geen krantenwinkel aanwezig is.
In het verleden heeft de toenmalige minister van Justitie aan de balie van de Orde van advocaten toestemming verleend om in de hun toegewezen oppervlakte binnen het gerechtsgebouw een beperkte financiële dienstverlening te organiseren. Dat verklaart de aanwezigheid van ING in ongeveer 20 gerechtsgebouwen. De activiteiten betreffen hier een geprivilegieerde dienstverlening aan de actoren van justitie.
Voorzitter: Kristien Van Vaerenbergh.
Présidente: Kristien
Van Vaerenbergh.
06.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord, maar betreur dat het de visie is van de FOD Justitie en de Regie der Gebouwen om niet te voorzien in dergelijke functie. Ik denk nochtans dat dat mogelijk moet zijn zonder dat de goede werking van de diensten van Justitie in de diverse gerechtsgebouwen daaronder zou lijden.
Ik heb hier wel geen motivatie gehoord waarom men vindt dat een dergelijke activiteit niet past in de gebouwen. In andere gebouwen die eigendom zijn van de federale Staat, is het perfect mogelijk dat men daarin voorziet. Ik wil er trouwens op wijzen dat die concessie in Gent – u verwijst naar een persoonlijk initiatief van de toenmalige voorzitter van de Gentse rechtbank van eerste aanleg – zowel door de bezoekers, de magistraten als de advocaten werd toegejuicht.
Ik hoop dat in de toekomst de visie van de FOD Justitie en van de Regie der Gebouwen minder strikt zal zijn. Dat zou iedereen ten goede komen.
Denk nu niet dat ik de pleitbezorger van een bepaalde uitbater van een koffiebar ben, maar op zich zou de vestiging van een koffiebar in principe toch wel mogelijk moeten zijn.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "het personeelsbeleid en de werking van justitiehuizen" (nr. 12379)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "het personeelsplan van de FOD Justitie voor psychosociale dienst, administratief personeel en justitiehuizen" (nr. 12436)
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de brief vanwege het Justitiehuis te Turnhout aan de burgemeesters in het arrondissement" (nr. 12443)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de besparingen bij de justitiehuizen en bij het psychosociaal en administratief personeel in de gevangenissen" (nr. 12448)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de onrust bij de justitiehuizen" (nr. 12452)
- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "de situatie van de justitiehuizen en de maatschappelijk werkers die gedetineerden begeleiden" (nr. 12483)
- mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "de aan de justitiehuizen opgelegde besparingen" (nr. 12495)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de besparingen bij de justitiehuizen" (nr. 12513)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la politique de personnel et le fonctionnement des maisons de justice" (n° 12379)
- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "le plan de personnel du SPF Justice touchant le service psychosocial, le personnel administratif et les maisons de justice" (n° 12436)
- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "le courrier adressé par le palais de justice de Turnhout aux bourgmestres de l'arrondissement" (n° 12443)
- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "les économies au sein des maisons de justice et au niveau du personnel psychosocial et administratif des prisons" (n° 12448)
- M. Renaat Landuyt à la ministre de la Justice sur "le malaise dans les maisons de justice" (n° 12452)
- Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "la situation des maisons de justice et des travailleurs sociaux auprès des détenus" (n° 12483)
- Mme Özlem Özen à la ministre de la Justice sur "les économies imposées aux maisons de justice" (n° 12495)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "les économies dans les maisons de justice" (n° 12513)
07.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, de commotie bij de justitiehuizen is u ondertussen bekend. Een van die woordvoerders zegt: “we zijn niet meer uitgerust om alle dossiers tegelijk op te volgen”.
Op het vlak van daderbegeleiding, toch een van de cruciale taken van de justitiehuizen, gaat het om mensen met een belangrijke verslavingsproblematiek, agressieproblematiek, seksuele problematiek, moord en poging tot moord, toch niet de grootste koorknapen.
De justitiehuizen trekken aan de alarmbel inzake het personeelsbeleid en stellen dat 3 000 daders niet meer zullen kunnen worden opgevolgd.
Ik heb een paar concrete vragen aan u, waarbij de eerste twee vragen schriftelijk mogen worden meegedeeld.
Hoeveel medewerkers tellen de justitiehuizen in zijn totaliteit vandaag?
Hoeveel medewerkers werden op korte termijn ontslagen en werden niet vervangen?
Ik stel die vragen, mevrouw de minister, omdat ik verneem dat langdurig afwezige medewerkers van de justitiehuizen die vroeger wel werden vervangen, vandaag niet meer zouden worden vervangen. Hoe zit de vork aan de steel?
In dezelfde berichten verneem ik dat, wat betreft tijdelijke contracten in de justitiehuizen, personen net voor het einde van de werkdag te horen krijgen dat ze daags nadien gewoon niet meer moeten komen.
Worden er nog aanwervingen gedaan in justitiehuizen de jongste maanden/jaren?
En de belangrijkste vraag, de politieke vraag. Voorafgaand aan deze personeelsmaatregelen werd er een inschatting gemaakt van wat dit voor de werkdruk zou betekenen. Werd voorafgaand aan deze maatregel ingeschat hoeveel daders na de uitrol van de maatregelen niet meer zouden kunnen worden gevolgd?
07.02 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Op maandag 11 juni staakte het personeel van de justitiehuizen, het administratief personeel en de psychosociale dienst van de gevangenissen. Uit overleg tussen de minister en de vakbonden op 1 juni 2012 bleek dat de vermindering in adviserend personeel, PSD en administratief personeel een strategische keuze zou zijn van de minister, vandaar heel wat vragen daarover.
Op basis van welke criteria komt u tot de strategische keuze om het adviserend personeel in de gevangenissen te verminderen en het aantal directieleden te verhogen? Betekent dit dat directieleden taken overnemen van de psychosociale dienst en rechtstreeks contact hebben met de gedetineerden in de toekomst?
Ten tweede, u wil de taken van de psychosociale dienst rationaliseren en een aantal rapporten die niet noodzakelijk zijn schrappen. Graag had ik vernomen welke rapporten voor u niet noodzakelijk zijn en dus kunnen geschrapt worden.
Ten derde, in het overleg tussen de overheid en de vakbonden op 1 juni 2012 roept de minister de lokale directeurs op om positieve beslissingen te nemen bij dossiers waar er geen advies is. Welke zijn de redenen dat er geen advies wordt gegeven door de PSD? Op grond van welke basis moeten de lokale directeurs dan hun beslissingen nemen?
Ten vierde, het personeelsplan is op basis van de theoretische capaciteit van de gevangenissen, en niet op basis van de effectieve overbevolking. Op basis van welke verdeelsleutel en criteria wordt de personeelsinzet in de verschillende gevangenissen dan bepaald?
Ten vijfde, hoeveel adviserend personeel gaat er bij benadering worden aangeworven voor de nieuwe gevangenissen die de komende jaren worden gebouwd?
Ten zesde, hoeveel contracten bij adviserend personeel en justitiehuizen worden niet verlengd en in welke gevangenissen of justitiehuizen precies?
Ten zevende, hoeveel dossiers bij de justitiehuizen worden nu niet opgevolgd? Komt de werking in de instellingen niet nog meer in het gedrang als deze hervorming wordt doorgevoerd?
Ten achtste, u beloofde een correctie van het personeelsplan met de 37 personeelsleden. Is er reeds een budget voorzien voor deze bijsturing? Is het een extra budget? Hoe groot is het?
Ten negende, wat is de verwachte vertraging voor werkstraffen, elektronisch toezicht en probatie door de personeelsvermindering bij de justitiehuizen?
Ten slotte, de bevoegdheden van de justitiehuizen worden straks naar de Gemeenschappen overgeheveld. Verwacht u dat de Gemeenschappen bijkomende budgetten zullen voorzien voor de justitiehuizen?
De voorzitter: Aangezien de heer Schoofs nog steeds ziek is, hebt u het woord, mevrouw De Wit.
07.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, wij hebben het daarnet al gehad over de aankondiging dat men zal besparen op het personeel van de justitiehuizen.
De mensen zijn ongerust en zelfs bijna in paniek. Zij spreken van een tikkende tijdbom, vooral omdat nog niet duidelijk geweten is hoeveel afvloeiingen er zullen zijn en wat het allemaal precies zal inhouden.
Het probleem is vooral in Vlaanderen vrij ernstig. Men heeft daar in verhouding al minder personeel en een achterstand van maar liefst 3 000 dossiers. Net dat landsgedeelte zou nu het merendeel van de afvloeiingen te verwerken krijgen. In sommige arrondissementen zou er zelfs sprake zijn dat bijna de helft van het personeel zou verdwijnen.
Een en ander zou te maken kunnen hebben met het feit dat er in Vlaanderen meer contractuelen zijn bij de justitiehuizen dan in Wallonië, waar men meer met statutairen werkt. Daar zouden de afvloeiingen dus het meest zichtbaar zijn.
Justitiehuizen zijn heel belangrijk. Zij moeten een maatschappelijk onderzoek voeren, voorafgaand aan de toekenning van een enkelband, en dat is precies het middel waarop u inzet in de strijd tegen de straffeloosheid. Wij zien daar dat de wachtlijsten langer en langer worden, net wanneer u er zwaar op wil inzetten.
Wat betreft de mensen die voorwaardelijk in vrijheid zijn gesteld, ook daar is begeleiding van de justitieassistenten nodig. Daarop hebt u na het drama in Luik ook zwaar ingezet. Er zou een opwaardering komen en er zou meer belang worden gehecht aan de justitiehuizen. Ook daar zal nu echter worden gesaneerd. Dat is volledig in tegenspraak met de uitspraken die toen hier werden gedaan.
Vorige week werd dit ook al kort aangehaald in de plenaire vergadering. U hebt toen bevestigd dat er zal worden bespaard op personeel, maar dat er 1,1 miljoen euro zou worden geïnvesteerd in de verbeterde werking van die justitiehuizen, zodat zij meer zouden kunnen doen met minder personeel.
Het gaat niet enkel om de justitiehuizen. U zit ook met het psychosociaal-administratief personeel in de gevangenissen. Wij zien dat er ook daar afslankingen zouden komen. Daar zouden 8 psychologen en 16 maatschappelijk assistenten moeten afvloeien, wat ongeveer 7 % is.
Ook daar worden acties aangekondigd. De eerste actie hebben wij trouwens maandag al gehad en men heeft duidelijk gesteld dat dit nog maar het begin is.
Ik heb een aantal vragen, mevrouw de minister. Mijn excuses als de vragen overlappen met de vragen van collega Van Hecke. Ik zal ze zo kort mogelijk stellen.
Ten eerste, wat zijn de eigenlijke redenen en wijze waarop u afvloeiingen bij justitiehuizen zal doorvoeren? Is die besparing niet in tegenspraak met de doelstellingen die u heeft? Dat is toch belangrijk. U strijdt tegen straffeloosheid en tegen het regeerakkoord. U heeft gezegd dat we niet gaan besparen op Justitie.
Ten tweede, waar gaat u precies 1,1 miljoen euro vandaan halen? In de oorspronkelijke begroting en de recent aangepaste begroting was daarvoor geen budget voorzien.
Ten derde, acht u de 1,1 miljoen euro voldoende om de werking van de justitiehuizen niet in het gedrang te laten komen en te verbeteren? Zal dat voldoende zijn? Waarin zal dat geld precies worden geïnvesteerd? Hoe zal het over de arrondissementen worden verdeeld? Er zijn verschillende arrondissementen en als die elke keer slechts een deel krijgen, is dat misschien maar een kleine som die men ter beschikking stelt voor de verbeterde werking die men op het oog heeft.
Ten vierde, kan u toelichten in welk arrondissement de afvloeiingen precies zullen gebeuren? Hoeveel personeelsleden zal men in de specifieke arrondissementen overhouden? Hoe ziet de volledige besparing er ten slotte uit?
Ten vijfde, is het niet interessant om te zien hoeveel personeelsleden tewerkgesteld zijn in justitiehuizen in Vlaanderen, Brussel en Wallonië om het totaalbeeld te zien? Op die manier kunnen we perfect beoordelen wat er precies aan het gebeuren is. Hoeveel procent ervan werkt contractueel of statutair in de verschillende landsdelen?
Ten zesde, kunt u meer informatie geven over de redenen en de wijze waarop de afvloeiingen bij het psychosociaal administratief personeel in de gevangenissen zullen gebeuren?
Ten slotte, wat zal de impact van de besparing zijn op de begeleiding van de gevangenen? Dat is niet onbelangrijk voor uw beleid. Daar gaat het toch net om, namelijk de begeleiding van gevangenen, de voorbereiding op een eventuele vrijlating en de opvolging nadien.
07.04 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, collega’s, mevrouw de minister, ik heb twee weken geleden een vraag gesteld in verband met de psychosociale diensten. Een week geleden heb ik een vraag gesteld in verband met de justitiehuizen. Het kan aan mij liggen, maar uw antwoord was niet duidelijk voor mij.
Ik heb slechts één vraag. Bent u bezig met een rationaliseringsoperatie? Is het louter een besparingsoperatie of kadert het effectief in een strategie van een andere aanpak van de werkzaamheden door de verschillende sociale assistenten?
07.05 Özlem Özen (PS): Madame la présidente, madame la ministre, vous savez qu’un millier de travailleurs des services psycho-sociaux et administratifs des maisons de justice se plaignent des mesures de réduction de personnel et de moyens au sein de leurs structures.
En effet, il semble que les économies demandées aux maisons de justice aient pour conséquence la perte de 35 contrats, répartis entre 30 assistants de justice et 5 administratifs (contrats Rosetta) pour 2012 et que l'horizon 2013 ne laisse présager rien de bon.
Si des économies doivent être faites au sein du SPF Justice, comme d'ailleurs au sein de chaque ministère, la perte de ces 35 contrats est une perte énorme en proportion du personnel existant au sein des maisons de justice. On parle de 7 % du personnel. Certaines personnes seront tout simplement licenciées et des jeunes, sous contrat de premier emploi, ne pourront pas bénéficier d'un renouvellement de leur contrat.
Le secteur proteste contre ces mesures alors qu'il estime avoir fait de nombreux efforts ces dernières années pour assumer l'augmentation des mandats et des dossiers à traiter et ce, sans avoir pourtant bénéficié d'augmentation de personnel.
Vous connaissez, comme moi, l'importance du travail des maisons de justice. Vous savez, comme moi, que les maisons de justice assurent le suivi des justiciables condamnés et effectuent un travail essentiel en matière de surveillance et d'accompagnement dans le cadre de libérations conditionnelles ou dans le cadre de probations.
Ces personnes travaillent au quotidien pour diminuer les risques de récidive, pour assurer la réinsertion des justiciables condamnés.
Il semble que, désormais, la surveillance électronique via une surveillance GPS sera favorisée au détriment de cet accompagnement, de cet encadrement, de cette guidance et de la surveillance des justiciables condamnés qu'offrent les services des maisons de justice.
Madame la ministre, confirmez-vous ces informations?
Si nous ne remettons pas en cause la nécessité de faire des économies dans tous les secteurs du fait de la situation économique actuelle, n'est-il pas possible de répartir plus justement l'effort au sein de l'ensemble du SPF Justice?
On entend inlassablement répéter que la récidive est trop fréquente. N'est-il dès lors pas contradictoire d'envisager une coupe drastique dans le budget de ces accompagnateurs à la réinsertion?
Pensez-vous qu'une surveillance strictement technique peut valablement remplacer la guidance et l'accompagnement des personnes condamnées qu'offrent ces professionnels puisque, je le répète, il s’agit là d’un bon moyen de lutter contre la récidive et pour une meilleure réinsertion dans la société?
07.06 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik zal mijn inleiding laten vallen. Wij hebben allemaal die brief gekregen. Wij hebben ook allemaal het antwoord gevolgd dat u gegeven hebt op een vraag van de heer Landuyt in de plenaire vergadering. Naar aanleiding daarvan heb ook ik vragen over de verdere opvolging en wat dat concreet betekent voor de mensen op het terrein. Ik heb vier vragen gesteld. Ik hoop dat u erop zult antwoorden, zelfs als ik die hier niet herhaal.
07.07 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, zoals bij alle departementen van de federale overheid zijn er ook lineaire besparingen bij de FOD Justitie, maar niet meer of niet minder dan bij andere departementen. De besparingen hebben voor een stuk betrekking op de justitieassistenten. Dat is uiteraard niet evident. Een degelijke strafuitvoering is afhankelijk van een goede begeleiding en vice versa.
In de mate van het mogelijke zullen wij de besparingen realiseren door het niet vervangen van personen die gepensioneerd zijn, die op eigen initiatief de dienst verlaten of op het einde van een vervangingscontract zijn. Concreet zullen 35 justitieassistenten moeten vertrekken in de loop van 2012, op een totaal van 790.
Een einde wordt gesteld aan 21 contracten die in de vorige jaren buiten enveloppe werden gefinancierd, met overschotten uit andere enveloppen, die er dit jaar niet meer zullen zijn. De brutokosten werden dan ook door de enveloppe van de justitiehuizen gedragen vanaf 1 januari 2012. Er zullen pensioneringen zijn en personen die vrijwillig vertrekken. Supplementair zal er een niet-vervanging zijn van eindevervangingscontracten van acht personen.
Justitie heeft zich indertijd ook ingeschreven in een budget van arbeid en tewerkstelling voor Rosetta-contracten. Dat zijn de jongerencontracten van bepaalde duur tot 26 jaar. De regering heeft daarbij beslist om over te gaan tot een uitdoofscenario. Die personen worden vooral ingezet voor administratief werk rond de eerstelijnsonthaalfunctie in de justitiehuizen. In totaal zullen vijf Rosetta-contracten een einde nemen. Rosetta-contracten hebben een andere invulling dan de justitieassistenten, die sociaal assistenten zijn. De mensen met Rosetta-contracten zorgen fysiek voor het onthaal in de justitiehuizen.
Il est évident que ces départs auront un impact sur la charge de travail au sein des maisons de justice, même si parmi les personnes concernées, toutes ne sont pas des assistants de justice.
Pour essayer de limiter les impacts négatifs, plusieurs pistes de travail sont en cours de réalisation. Elles ont un point commun: permettre aux assistants de justice de se concentrer sur leur core business, c'est-à-dire sur le domaine où leur influence sera la plus efficace en matière de réinsertion et d'évitement de la récidive et diminuer le plus possible leur charge de travail administratif.
Je donne trois exemples: en matière de surveillance électronique, les horaires des condamnés étaient gérés par les assistants de justice et par le Centre National de Surveillance Électronique (CNSE). Cette situation entraînait de nombreuses démarches administratives inutiles et une confusion dans l'esprit du condamné qui ne savait plus qui était responsable de quoi.
À l'avenir, seul le CNSE sera responsable de la gestion des horaires, le travail de l'assistant de justice se concentrant sur la guidance de ce dernier et le respect des conditions. Cela fera gagner un temps considérable aux assistants de justice.
Voor alle duidelijkheid, er is ook in extra aanwervingen voorzien bij het nationaal centrum. Dit is een ander niveau van uitvoering, in die zin dat het ene meer administratief is, terwijl het andere sociaal assistenten betreft. Er worden 23 personen extra aangeworven daarvoor. Zij zijn al geselecteerd, maar wij wachten op de goedkeuring van onze personeelsplannen door de FOD P&O om effectief met de aanwerving te starten. Die mensen zijn dus al geselecteerd door Selor en wachten op de aanwerving. Op die manier zullen wij het werk rationaliseren; terwijl de uurroosterregeling nu door twee diensten gebeurt, zal dat in de toekomst nog maar door een dienst gebeuren.
En matière de peines de travail, les dossiers actuels génèrent une charge de travail considérable, notamment du point de vue administratif auprès des assistants de justice et des services d'encadrement. La procédure sera revue pour simplifier toute la dynamique actuelle, ce qui permettra de gérer plus aisément les dossiers dans lesquels la guidance de l'assistant de justice n'est de toute façon pas présente.
En matière de probation, les jugements prononcés portent régulièrement sur des périodes de trois, voire cinq ans. Or, ce sont sur les deux premières années que l'impact de la guidance sociale est le plus important et même plutôt sur les premiers mois.
Le fonctionnement en cette matière sera revu afin de concentrer le travail sur cette plus courte période, ce qui, de nouveau, permettra de rationaliser et d'optimiser le temps consacré à chaque dossier.
Veel administratieve taken zullen worden overgenomen door het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, zoals de uurregelingen. Dit zal worden ingevuld met 23 nieuwe contracten. Om de strafuitvoering, meer bepaald de korte gevangenisstraffen, effectief uit te voeren, zal 1,1 miljoen euro worden geïnvesteerd in spraakherkenning, upgraden van het NCET en het elektronisch toezicht met gps.
Wat betreft de psychosociale dienst zal door de lineaire besparingen ook op bepaalde jobs binnen het gevangeniswezen bespaard moeten worden. Wij proberen dit wel zo pijnloos mogelijk te doen.
Un choix doit dès lors être fait. Cela ne me réjouit guère, mais il le faut! Nous aurions pu économiser plus sur le personnel de surveillance, le personnel administratif, le personnel médical ou autre mais, sur la base du contexte actuel, de la situation dans les prisons et des économies réalisées précédemment, nous avons décidé de concentrer les économies sur le service psychosocial. Cela ne signifie aucunement que nous ne sommes pas conscients de la charge de travail du service psychosocial. Je veux dès lors ajouter d'emblée un certain nombre d'éléments à cet égard.
In vergelijking met de situatie in mei gaat het om acht voltijdsen. Er is duidelijk beloofd dat er geen naakte ontslagen zouden vallen en dat in de mate van het mogelijke de vermindering zal gerealiseerd worden door het niet vervangen van contracten van bepaalde duur. De overheid verwacht dat het jaarlijkse turnovereffect van dezelfde grootteorde zal zijn als de voorbije jaren en bijgevolg van die aard dat de vrijwillige vertrekken het te realiseren objectief zullen overtreffen. Op die manier zullen er geen naakte ontslagen vallen en zal elke vraag tot vervanging van een afwezigheid individueel worden beoordeeld. Aangezien het op dit ogenblik niet mogelijk is te weten in welke inrichtingen precies de vertrekken zullen zijn, is het ook niet mogelijk om precies te bepalen in welke inrichtingen vertrekkers al dan niet zullen worden vervangen.
Je dirais que les autres catégories sont restées en équilibre, soit parce qu'elles ont préalablement déjà fait l'objet de restrictions, soit par choix relevant du management. J'ai également demandé à l'administration d'examiner de quelle manière le processus de travail au sein du SPF pourrait être amélioré sans nuire à la qualité des rapports. Le nombre de rapports demandé n'est-il pas excessif dans certains cas? Il me semble aussi que l'information peut être traitée d'une manière plus limitée.
Grosso modo kan men drie situaties onderscheiden, namelijk de dossiers waarin een uitgebreid PSD-verslag wettelijk verplicht is zoals bij seksuele delinquenten, de dossiers waarin een uitgebreid PSD-verslag verplicht is gezien de individuele kenmerken van het dossier — de aard van de gepleegde feiten, de persoonlijkheid van de gedetineerde en de duur van de straf — en de andere dossiers. Hier kunnen zeker nog verbeteringen worden aangebracht. Zonder aan kwaliteit in te boeten is een uitgebreid PSD-verslag niet altijd nodig om tot een goede besluitvorming te komen.
Il est évident qu'il est parfaitement possible et permis que la direction traite des dossiers ne présentant aucun problème spécifique sans recourir à l'avis du SPS.
L'affectation du personnel dans les prisons est une donnée très complexe. Il n'existe en effet pas de clé de répartition claire pour toutes les prisons. L'affectation du personnel est déterminée sur la base des facteurs suivants: le fait qu'une prison soit une maison d'arrêt ou une maison de peine, le fait que des internés séjournent ou non dans une prison donnée, l'architecture d'une prison (un seul bâtiment ou plusieurs pavillons, une prison de style Ducpétiaux ou non) et les installations techniques disponibles.
Voor de drie nieuwe gevangenissen die gebouwd worden in Marche, Leuze en Beveren, dus de gevangenissen waarvan de bouw nu gestart is, is er per gevangenis voorzien in vijf psychologen en vier maatschappelijk assistenten, conform de dossierlast die personeelsleden bij de PSD hebben, met name 55 tot 65 dossiers. De gevangenissen van Marche, Leuze en Beveren zullen elk een capaciteit hebben van ongeveer 300 gedetineerden. Tijdens het overleg van 1 juni werd een overzicht gegeven aan de vakorganisaties van het personeelsplan 2012. In dit overzicht werden inderdaad 37 fulltime equivalenten weerhouden. Het bewakingspersoneel voor deze capaciteituitbreiding werd toegekend via een beslissing van de Ministerraad. Voor de niet-bewakingspersoneelsleden neem ik het engagement om dit dossier te agenderen bij de volgende budgetbilaterale.
Mevrouw de voorzitter, mijn excuses voor het gedetailleerde antwoord. In een plenaire vergadering is het echter moeilijk om al die details te geven binnen een zeer beperkt debat.
07.08 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik zal mijn repliek kort houden. Zullen maatregelen zoals de werklastvermindering en de uitbouw van een nationale raad voor elektronisch toezicht eigenlijk voldoende zijn om de onrust bij bijvoorbeeld de justitiehuizen volledig weg te nemen? Ik twijfel daaraan.
Tijdens een vorige vraag heb ik u gezegd dat u de perceptie van laksheid die u wilt tegengaan, in overeenstemming moet proberen te brengen met daden. Ik vind het wat ongemakkelijk hier te moeten vaststellen dat de justitiehuizen enigszins worden afgebouwd, ook al neemt u omkaderende maatregelen.
U gaf geen antwoord inzake het concrete aantal personen. U hebt het over 35 justitieassistenten, 21 contracten buiten enveloppe en nog eens 8. Voorts zei u dat er een aantal personen met pensioen gaat en niet zal worden vervangen. Over hoeveel personen gaat het? Hoe spreidt dat aantal zich over de verschillende arrondissementen?
07.09 Minister Annemie Turtelboom: De spreiding over de verschillende arrondissementen hangt af van verschillende factoren maar zal maximaal zijn. Er zijn 28 justitiehuizen. Het aantal moet dus zeker ook gerelateerd worden aan het aantal justitiehuizen. Wij proberen ook rekening te houden met de bestaande werklast. Als er mensen zijn die bijvoorbeeld 80 % willen werken, dan zal dat een ander effect hebben dan naakte ontslagen. Dat is echter het management van elke dag dat de directeur-generaal van de justitiehuizen als engagement op zich heeft genomen.
Ik kan u vandaag geen exacte cijfers geven omdat die nog niet gekend zijn, maar uiteraard zal de spreiding maximaal zijn.
07.10 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord en om de tekst ter beschikking te stellen, die inderdaad heel wat informatie bevat.
U zei dat ook bij Justitie lineair moet worden bespaard. Ik wil dezelfde opmerking maken als deze van collega Landuyt in plenum. Toen de begroting 2012 werd gemaakt, had ik begrepen dat er op twee departementen, namelijk politie en Justitie, niet zou worden bespaard. Nu horen wij dat er ook bij Justitie lineair moet worden bespaard. Dat aspect begrijp ik niet.
07.11 Minister Annemie Turtelboom: Er komen ook krachten bij, u moet de globale tekening bekijken.
07.12 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Het zijn dus interne verschuivingen.
07.13 Minister Annemie Turtelboom: Voor een stuk is het een lineaire besparing, maar er zijn ook zaken waarvoor wij extra middelen hebben en die in dezelfde sfeer zitten, met de administratieve taken die naar het NCET gaan.
07.14 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): In verband met de justitieassistenten, u sprak van 35 justitieassistenten op 790, maar u sprak ook over 21 contracten buiten enveloppe.
07.15 Minister Annemie Turtelboom: Die zitten erin. Van die 35 waren er 21 die vorig jaar buiten enveloppe waren aangeworven. Nu valt die reserve buiten enveloppe weg en dus moeten die afvloeien.
07.16 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): U overliep een aantal zaken. U zei dat u bij het elektronisch toezicht een aantal taken gaat kunnen verschuiven. Bij de taakstraffen wordt de procedure een beetje herzien.
Bij probatie wilt u de eerste periode grondig opvolgen en nadien minder. Dat is een keuze, maar is het wel effectief, gaat het geen aanleiding geven tot risico’s? Bepaalde personen zouden zich in het begin zeer goed kunnen gedragen en zich zeer goed kunnen houden aan alle voorwaarden, maar eens men weet dat de opvolging verslapt, trager wordt, minder efficiënt wordt, zou men op lange termijn problemen kunnen creëren. Is dit wel afgewogen? Zodat men daardoor niet in de problemen kan komen?
07.17 Minister Annemie Turtelboom: Daar wil ik nog één zaak aan toevoegen. Dat was eigenlijk een aanbeveling na het drama in Luik. Een aanbeveling van de justitiehuizen om te zeggen, zouden we niet beter – omdat het meeste effect in het begin zit als je over vijf jaar wil opgevolgd worden – lineair om het aantal maanden iemand zien, meer doen in het begin en minder op het einde omdat men merkt dat er in het begin meer nood aan is.
Dat is eigenlijk een verschuiving die men al van plan was, een les die men getrokken had uit Luik. Het is een herschikking die men gaat doen, maar die we natuurlijk ook gaan moeten evalueren de komende maanden en jaren om te zien of dat wel de beste beslissing is.
07.18 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat dat regelmatig wordt geëvalueerd. Want als je zegt, het is een stukje een verschuiving, wat meer in het begin, wat minder op het einde, zou dit kunnen betekenen dat u met hetzelfde fulltime equivalent het werk zou moeten doen. Dat wil daarom niet zeggen dat u daarom minder fulltime equivalenten nodig hebt.
Wat de psychosociale dienst betreft, die psychosociale dienst heeft heel belangrijke taken. Die bereidt onder andere de dossiers voor wanneer iemand voor de strafuitvoeringsrechtbank komt zodat de strafuitvoeringsrechtbank over alle adviezen en stukken beschikt.
Vandaag is het voor hen vaak al moeilijk om tijdig al die dossiers rond te krijgen. De werklast is zeer hoog. Als u daar nog eens verlaagt dan vrees ik dat u twee gevolgen kunt hebben. Ofwel dat de dossiers kwalitatief gezien door de werkdruk zullen verminderen, dan wel dat men minder dossiers kan doen en langer zal moeten wachten vooraleer een dossier kan behandeld worden voor de strafuitvoeringsrechtbank, waardoor het aantal voorwaardelijke invrijheidstellingen ook zal vertragen en u dus impliciet de overbevolking zal laten toenemen.
Ik denk dat dit een bijzonder gevaarlijke beslissing is en op korte en middellange termijn aanleiding zal geven tot een stijging van de overbevolking in de gevangenissen door de verhoging van de werkdruk voor de psychosociale dienst.
Voor het overige stel ik vast dat er inderdaad geen verdeelsleutel is binnen de verschillende instellingen. Ik denk dat het belangrijk is dat er daar toch gewerkt wordt aan een stuk objectivering, waardoor het voor iedereen duidelijk is.
Tot slot haalt u ook aan, en daar antwoordt u inderdaad op mijn vraag dat bij de nieuwe gevangenissen die voorzien zijn er ook aanwervingen zullen moeten gebeuren. Het lijkt mij wel een beetje contradictorisch om het personeel een stuk af te bouwen, goed wetende dat je binnen twee of drie jaar terug mensen zult moeten aanwerven in Marche, in Bever, enzovoort, terwijl dit mensen zijn die nu wel de ervaring hebben. Die zult u laten uitstromen en binnen enkele jaren zult u die weer moeten aanwerven. Dat lijkt mij qua management niet ideaal te zijn.
07.19 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord, ik zal het nog eens grondig nalezen om te controleren waar wat zal gebeuren. Ik onthoud in eerste instantie de besparingen bij Justitie. Ik blijf er toch bij; er was vooraf heel duidelijk gezegd dat bij Justitie niet bespaard zou worden.
U kunt dan wel beweren dat het niet erg is en dat er mensen bijkomen, maar bij het NCET is een aantal mensen vertrokken. Door het grote ziekteverzuim werd daar beslist dat er een nieuwe equipe moest komen. Dat vormt volgens mij al een overlapping. Zoveel nieuwe aanwervingen zullen dat dus netto niet zijn.
Ten tweede zegt u dat u moet rationaliseren en objectiveren. Dat lijkt me niet meer dan logisch en correct, maar ik zie er een aantal contradicties in, zoals ook werd aangehaald door de vorige sprekers. Ik denk bijvoorbeeld aan de PSD’s. Het is zo dat zij ongelooflijk belangrijk zijn voor de begeleiding en de voorbereiding van mensen die op VI gaan. U gaf reeds aan dat iets aan de recidives moet worden gedaan, ze moeten worden vermeden. Juist daarom zijn de PSD-diensten zo belangrijk in de gevangenissen, en die diensten hebben al een enorme achterstand. Daar nu nog minder volk zetten, lijkt me zeker niet opportuun.
U zegt eveneens dat we de taken van de justitiehuizen moeten herbekijken. Ik neem aan dat het een nuttige oefening kan zijn, maar ik denk net als collega Van Hecke dat we eerst moeten bekijken wat daarvan het netto effect kan zijn. Anders kan het resulteren in evenveel werklast als vandaag, enkel op andere plaatsen.
Als ik u niet verkeerd begrijp, zegt u ook dat er niet telkens meer een maatschappelijk onderzoek zal gebeuren bij aanvragen tot elektronisch toezicht, omdat het wachtlijsten veroorzaakt. Moet ik daaruit dan verstaan dat men in de toekomst per definitie gewoon zegt dat men in aanmerking komt, zonder dat men de tegenindicaties nog controleert, want dat is de bedoeling van dat maatschappelijk onderzoek?
Ten slotte wil ik het nog hebben over de opvolging van mensen onder probatie. Volgens mij ligt daar een zwak punt, als u zegt dat enkel nog in het begin opvolging komt, en niet meer op het einde. Ik denk dat de controle blijvend moet gebeuren. Als er een proefperiode wordt vastgelegd van drie of vijf jaar, dan is er een reden waarom hij zo lang is. Er is geen enkele reden om de periode niet tot op het einde op te volgen. Ik blijf dus een aantal vragen hebben, en ik vind het enorm belangrijk dat u voorzichtig omspringt met die belangrijke schakel in de strafuitvoering, in plaats van hem zomaar door te knippen.
Heel het justitiegebeuren, en vooral het strafrecht, vormt een keten, waarvan alle schakels belangrijk zijn. Justitiehuizen behoren daar ook toe. Als we willen inzetten op een verbetering van het systeem, dan moeten we vooral inzetten op een verbetering van de justitiehuizen. Zij mogen niet verwaarloosd of genegeerd worden. Ik blijf daar net als hen heel ongerust over.
07.20 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik heb geen opmerkingen.
07.21 Özlem Özen (PS): Madame la ministre, je vous remercie également pour votre réponse très détaillée.
J'ai été rassurée de vous entendre souligner l'importance de ces accompagnateurs. Si j'ai bien compris, l'affaire sera soumise à une réorganisation, à une meilleure répartition des tâches, à un glissement pour davantage d'efficacité en termes de suivi et d'accompagnement.
Je rejoins aussi mon collègue Van Hecke quant au manque de moyens, qui existe déjà. Une diminution de cadres ou un non-recrutement risque d'augmenter la récidive ou de retarder les dossiers pouvant passer devant le tribunal d'application des peines. Qui dit récidive, qui dit dossiers pour le TAP dit surpopulation, puis on en revient au cercle vicieux concernant les prisons.
07.22 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik zal uw antwoord nog eens duidelijk nalezen, maar ik wil het nog even over de cijfers hebben. U zegt dat 35 mensen in 2012 zouden moeten vertrekken. Dan geeft u een overzicht van 21 contracten die buiten enveloppe werden gefinancierd. Er waren 6 pensioneringen en vrijwillige vertrekken in 2012 en 5 in 2013.
Er zouden 23 maatschappelijke werkers bijkomen. Dat zijn dus meer personeelsleden, maar in hoeverre houdt u rekening met het feit dat er ook nog 5 mensen in 2013 vertrekken? Gaat u er eerst meer laten gaan en dan gaan er nog 5 te veel weg in 2013? U zegt immers dat die 35 mensen in 2012 zouden moeten vertrekken. Dat blijft onduidelijk.
07.23 Minister Annemie Turtelboom: Er is af en toe nog onduidelijkheid omdat de cijfers ook nog veranderen. Er zijn soms nog fluctuaties, maar dit geeft toch de orde van grootte weer. De 6 Rosetta’s zijn stabiel. De 21 contracten buiten enveloppe zijn ook zeker. Het andere cijfer van 5 kan op zo’n grote personeelsformatie nog wel eens veranderen, maar wij proberen dat tot een minimum te beperken. Dat is de reden waarom men ook blijft rekenen.
07.24 Sonja Becq (CD&V): Achter elk cijfer zit ook een persoon die op dit moment in onzekerheid zit. Ik denk dat wij ons daar allemaal bewust van zijn. Men moet beleidsmatig werken, maar het gaat nog altijd om mensen die in verschillende justitiehuizen werkzaam zijn.
U spreekt over besparingen. Ik vermoed dat u het dan hebt over herschikkingen in het budget van Justitie. Er is immers altijd gezegd dat er geen besparingen zouden zijn. Dit was het segment, samen met dat van de politie, waarop men begrotingsmatig niet zou besparen. Ik vermoed dus dat dit met prioriteiten te maken heeft.
Ik begrijp dat u vooral inzet op administratieve vereenvoudiging, zodat ook daar minder personeel zal kunnen worden ingezet. U zou het personeel dan vooral inzetten voor het maatschappelijk werk. Wij gaan er dan wel van uit dat er verder kwaliteitsvol werk zal worden geleverd.
Over het elektronisch toezicht en de probatie zegt u dat er op het begin en niet meer op het einde zal worden gefocust. Dan vraag ik mij af welke gevolgen dit zal hebben op de waarde en de duurtijd van een probatie. Als men een probatie van 3 jaar geeft en alleen de eerste 6 maanden worden opgevolgd, waarom zou men dan nog een probatie van 3 jaar moeten geven? Ik denk dat wij daar de gevolgen van de keuzes die wij maken goed moeten bekijken.
Ik denk dat de kwaliteitsvolle werking belangrijk is. Die moet verder worden opgevolgd en gesteund.
Ik meen dat wij het op die manier ook verder moeten opvolgen.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "contacten tussen bepaalde leden van de zetel en parketmagistraten" (nr. 12385)
08 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "des contacts entre certains membres du siège et des magistrats du parquet" (n° 12385)
08.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, in de Juristenkrant van 30 mei 2012 reageert advocaat Hans Rieder op een opiniestuk waarin enkele kritisch-suggestieve vragen werden gesteld bij zijn succesvol wrakingsverzoek in de gekende kasteelmoordprocedure. Advocaat Rieder viseerde onder meer de voorzitter van de Gentse kamer van inbeschuldigingstelling.
Wat vooral opvalt in zijn recht van antwoord zijn Rieders impressies over de gang van zaken binnen de Gentse KI en met name de typering van de voorzitter van dat onderzoeksgerecht. Advocaat Rieder schrijft het volgende, ik citeer: “Na mijn actie tegen de heer Boudolf, die wel eens meer fratsen durfde uit te halen, werd er in alle stilte in mijn oor gefluisterd, en niet door de minsten, dat zij blij waren dat er tegen die praktijk, die mij toen niet bekend was, eindelijk eens iemand opkwam. Jarenlang hebben advocaten niet geweten dat het de gewoonte was van de heer Boudolf om de dag vóór zijn zitting een toertje te doen op de rechtbank van eerste aanleg in Brugge bij onderzoeksrechters en procureurs. Ik zou wat graag dat dekseltje van de pot hebben gelicht voor het Hof van Cassatie. Het is niet voor niets dat de heer Boudolf het snel op een lopen heeft gezet en berustte in de wraking.”
In het vervolg van de tekst vernemen wij nog hoe de magistraat ook zou hebben geprobeerd om de heer Rieder te hinderen in zijn werk als advocaat. Er is blijkbaar zelfs een gerechtsdeurwaarder aan te pas gekomen. Wat mij vooral interesseert, is de houding van het openbaar ministerie. Over de zetel hebt u immers weinig te zeggen. Volgens de parketwoordvoerder en de Brugse procureur des Konings was er enkel sprake van die befaamde handdruk, uit beleefdheid, tussen de raadsheer en een substitute. Er zou niet zijn gerept over het fel gemediatiseerde dossier zelf.
Als er geen vuiltje aan de lucht was, zoals het parket beweerd heeft, valt moeilijk in te zien waarom raadsheer Boudolf zich alsnog terugtrok. Rieders formele verklaringen werpen een toch wel bijzonder licht op deze zaak.
Ik heb dan ook een aantal heel concrete vragen, mevrouw de minister. Ik had graag van u vernomen of u weet hebt van deze toch wel opmerkelijke situatie, namelijk dat de voorzitter van de Gentse KI wekelijks, telkens vóór de zitting van de KI, een bezoek zou brengen aan de parketmagistraten te Brugge.
Werd u ooit via de advocatuur of het openbaar ministerie op de hoogte gebracht van deze beweerde praktijk? Zo ja, welke passende maatregelen hebt u genomen van zodra u van deze praktijk op de hoogte werd gebracht of welke maatregelen bent u van plan nog te nemen? Zo u niet op de hoogte bent van deze praktijk, bent u dan bereid een en ander nader te laten onderzoeken?
08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, collega’s, ik bevestig dat er tijdens het contact van de voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling met een parketmagistraat op de rechtbank van Brugge niet werd gesproken over het dossier van de kasteelmoord.
Beide magistraten hebben elkaar toevallig ontmoet in het kabinet van een onderzoeksrechter die niet het onderzoek naar deze feiten voert. Behoudens een formele begroeting hield dit contact niets meer in.
Teneinde geen nodeloze vertraging op te lopen in de procedure, heeft de heer Boudolf inderdaad berust in de wraking, hetgeen daarom nog geen schuld inhoudt.
Bevraging bij het parket van Brugge leert dat de voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling geen regelmatige contacten onderhield met de parketmagistraten. De emeritus-kamervoorzitter oefende als lid van de kamer van inbeschuldigingstelling wel de controle uit op de gerechtelijke onderzoeken en dus op de onderzoeksrechter van de rechtbank te Brugge. De bezoeken die hij zou hebben gebracht aan de onderzoekskabinetten dienen in dit licht te worden gezien.
De beweringen in de Juristenkrant, waarbij de auteur in kwestie bijzonder vaag blijft over zijn bron, werden nooit aan de procureur-generaal of de procureur des Konings te Brugge gemeld door de stafhouder of door de advocaten van de balie Brugge.
Vermits dit alles berust op beweringen, waarbij de auteur in kwestie deze bedenkingen blijkbaar liever richt aan de Juristenkrant dan aan het openbaar ministerie of de bevoegde tuchtoverheid, zijn er dus ook geen maatregelen genomen.
08.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, u zegt dat u nooit officiële klachten hebt gekregen of dat er nooit officieel mededeling is gedaan aan de procureur.
Dat zal wel zo zijn, maar wanneer iemand zoiets schrijft en het wordt gepubliceerd, niet zomaar ergens, maar in de Juristenkrant waar de hele juridische wereld dit opvolgt, dan doet men dat niet zomaar. Als expert in de balie van Brugge kan collega Landuyt misschien nadere toelichting geven. Misschien weet hij wel meer.
De vraag is of die praktijk bestaat of niet. Blijkbaar bestaat ze wel gedeeltelijk in het kader van de toezichtopdracht.
Mevrouw de minister, uw antwoord zal waarschijnlijk wel worden gelezen door de betrokkenen. Misschien zal er als gevolg daarvan toch nog een officieel schrijven komen van de ene of de andere aan u, aan de procureur-generaal of de procureur des Konings, of aan wie dan ook. Ik denk dat hierop misschien nog wel een vervolg komt.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de minister van Justitie over "het toenemende politiegeweld" (nr. 12393)
09 Question de Mme Eva Brems à la ministre de la Justice sur "la multiplication des violences policières" (n° 12393)
09.01 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, uit verschillende bronnen bereiken ons berichten over de toenemende problematiek van politiegeweld. Ik ben in het bijzonder getroffen door een uitgebreide reportage in MO*magazine die grondig gedocumenteerd is met talrijke getuigenissen van slachtoffers van politiegeweld. Ik zal voor de rest kort zijn maar ik zou graag één getuigenis willen voorlezen.
“Samira is een tengere dame van 50 van Marokkaanse afkomst. Op 21 januari 2012 viert ze een feestje in haar woning bij het Noordstation. Als de politie na klachten over nachtlawaai langskomt wordt ze, als ze zich even op straat begeeft om kalmpjes haar identiteitskaart te tonen, met een beenveeg gevloerd, op haar buik gelegd, geboeid en met voeten op haar rug tegen de grond gehouden. Daarna wordt ze afgevoerd in de koude winternacht met alleen een hemdje aan. Als ze in het politiekantoor komt moet ze haar juwelen en BH afgeven. Toen ik klaagde over de kou, brieste agent Gaetan Wilmot dat ik mijn bek moest houden. ‘Hoer! Dronken slet!: riep hij. Ik zei hem dat ik niet dronken was, vroeg hem om een bloedtest, maar hij slingerde me met geweld tegen de grond. Op dat moment dacht ik echt dat ik niet meer in België was. Drie uur later, om 07 u 30 ’s morgens, verlaat ze het politiekantoor met een oproepingsbevel dat ze zich moet melden voor verhoor wegens weerspannigheid en slagen aan de politie. Samira zegt: het verhoor werd op 6 maart afgenomen door Gaetan Wilmot, de man die me had geslagen.”
En zo gaat dat maar voort, een hele uitgebreide documentatie van pijnlijke scènes met onze politie in een onaangename hoofdrol. Een breed scala aan geweldsituaties, erger en lichtere, verbale en fysieke, in belangrijke mate in het Brusselse en waarbij ook vaak racistische motieven een rol spelen.
Interessant in de reportage is dat de problemen ook onderkend worden door mensen van binnen de politie die ook geïnterviewd worden en mensen binnen het Comité P.
Ik ga dit uiteraard ook aankaarten met de minister van Binnenlandse Zaken. Waarom kom ik er ook mee naar u? Omdat blijkt dat het als bijzonder problematisch wordt ervaren dat slachtoffers vaak jaren moeten wachten voor hun zaak voor het gerecht komt en dat in sommige gevallen de feiten zelfs verjaren vooraleer ze kunnen behandeld worden. Zo krijgen slachtoffer dan het gevoel dat ze met hun klachten nergens terechtkunnen.
Mijn vraag is; hebt u daar cijfermateriaal over? Hoeveel klachten en dossiers over politiegeweld behandelt het gerecht? Wat is de gemiddelde wachttijd voor zo een zaak voor het gerecht komt? Zijn daar duidelijke verschillen in per arrondissement?
Hoe ziet u dit zelf? Bent u ook van mening dat naast het geweld op de politiediensten, ook het geweld door de politiediensten prioritair moet behandeld worden en gaat u daar stappen voor ondernemen?
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het College van procureurs-generaal beschikt niet over statistische gegevens met betrekking tot feiten van deze aard. De verwerking en het opslaan in de correctionele gegevensbank gebeurt zonder onderscheid te maken inzake de hoedanigheid of de functie van het slachtoffer of de dader. Dergelijke feiten worden uiteraard met de nodige zorgvuldigheid behandeld, gelet op de bijzondere aard ervan.
Voor verdere informatie moet ik u echter doorverwijzen naar mijn collega minister van Binnenlandse Zaken, die wellicht via de onderzoeken gevoerd door het Comité P over meer informatie beschikt. Alle klachten worden wel degelijk onderzocht. Statistische gegevens kan ik u echter niet geven.
09.03 Eva Brems (Ecolo-Groen): Ik dank u, mevrouw de minister. De aspecten die onder uw collega van Binnenlandse Zaken vallen, zal ik bij haar aankaarten. Wat interessant is in de reportage van MO*magazine, en ik raad u aan om die te lezen, is dat de bal van binnen het Comité P doorgespeeld wordt naar de regering. Er wordt met name verwezen naar de minister van Justitie. Men verwijst naar het regeerakkoord, dat een prioriteit maakt van geweld tegen de politie maar niet van geweld door de politie. Ik denk dat het duidelijk moet zijn dat er tegen dergelijke situaties heel concreet moet opgetreden worden. Daarnaast ben ik van mening dat er zeer sterk preventief gewerkt moet worden. Dat zal ik bij uw collega van Binnenlandse Zaken aankaarten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Justitie over "de uitreiking door rechtbanken van attesten van goede trouw aan ondernemers die het slachtoffer waren van een verschoonbaar faillissement" (nr. 12412)
10 Question de M. Tanguy Veys à la ministre de la Justice sur "la délivrance par les tribunaux d'attestations de bonne foi aux entrepreneurs qui ont été victimes d'une faillite excusable" (n° 12412)
10.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, in het regeerakkoord van 1 december 2011 werd duidelijk gesteld dat de regering de nodige maatregelen zal nemen om zelfstandigen beter te beschermen en te ondersteunen en om het zelfstandig ondernemerschap en starters aan te moedigen.
Uit onderzoek van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen is onlangs gebleken dat per vijftien ondernemers die failliet gaan, er amper één nadien nog een nieuwe zaak opstart. Tussen 2000 en 2011 gingen van de 44 882 gefailleerde personen slechts 2 923 opnieuw van start met een nieuw bedrijf. Dat is bitter weinig.
Een faillissement is in de meeste gevallen niet frauduleus, maar de gevolgen ervan zorgen dat de betrokkenen geen nieuw initiatief durven nemen en het zelfstandig initiatief wordt gefnuikt. Dat is erg te betreuren, vooral omdat het ondernemerschap er reeds op achteruitgaat.
Het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen stelt dat een Nederlands universitair onderzoek ons leert dat twee derden van de faillieten wel zou willen herstarten. Er wordt ook gewezen op het feit dat herstarters vaak succesvoller zijn, omdat ze veel geleerd hebben uit hun faillissement.
Daar waar iedereen een tweede kans verdient, is dat bij zelfstandigen vaak niet het geval. Zo blijkt uit een onderzoek van het Hogeschool Gent naar de visie op ondernemen, faillissementen en herstarten, dat er aan gefailleerde ondernemers nog steeds een groot stigma kleeft. Uit het onderzoek blijkt immers dat 60 % van de ondervraagden vindt dat informatie over wie failliet ging altijd beschikbaar moet blijven. Voor 54 % moet die informatie door de overheid gratis en voor iedereen ter beschikking worden gesteld, zelfs als het faillissement al jaren achter de rug is. 37 % vindt dat een faillissement aantoont dat de ondernemer in kwestie onvoldoende kennis had om zijn zaak in de eerste plaats op te starten. Eén op drie vindt het faillissement altijd de schuld van de ondernemer zelf is. Dat betekent volgens weinigen, 7 %, dat de ondernemer een mislukkeling is die beter nooit als zelfstandige was begonnen. Maar liefst 75 % vindt wel dat de ondernemers de crisis te gemakkelijk als een excuus voor hun faillissement gebruiken. Bovendien vindt maar liefst 29 % dat er altijd een geurtje aan een faillissement hangt.
Bovendien leidt een faillissement jammer genoeg vaak tot armoede. Volgens de meest recente cijfers leeft in België maar liefst 10 % van de actieve zelfstandigen in armoede. De sociale vangnetten voor zelfstandigen zijn immers zeer beperkt, waardoor zij bij tegenslag sneller in armoede terechtkomen dan werknemers.
De cijfers schrikken bovendien nieuwe potentiële ondernemers af. In een discussie omtrent faillissement en herstarten worden de ondernemers vaak verwezen naar landen zoals de Verenigde Staten, waar ondernemers vlot een tweede kans krijgen. Daar wordt het feit dat je al eens failliet ging, eerder gezien als een leerrijke ervaring van iemand die succes nastreeft, dan als een afgang.
Vandaar, mevrouw de minister, dat er dringend initiatieven nodig zijn om enerzijds uiteraard faillissementen zo veel als mogelijk tegen te gaan, maar om anderzijds ervoor te zorgen dat faillieten meer kansen en mogelijkheden bekomen, zodat zij worden gemotiveerd om tot een herstart van een onderneming of tot een nieuwe onderneming over te gaan.
Eén van de mogelijkheden die het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen suggereert, is bijvoorbeeld om de rechtbank de mogelijkheid te geven om attesten van goede trouw te laten uitreiken. Eén van de grote moeilijkheden van een ondernemer die na een faillissement wil herstarten, is immers nieuw krediet bekomen bij de banken. Een dergelijk attest van goede trouw kan door de een rechtbank worden uitgereikt wanneer de rechter een verschoonbaar faillissement uitspreekt. Nadien kunnen de banken geen echte reden meer vinden om krediet te weigeren aan ondernemers die een nieuwe zaak willen starten, ook al hebben ze een faillissement achter de rug.
Mevrouw de minister, in welke mate bent u bereid om rechtbanken de mogelijkheid te geven om attesten van goede trouw te laten uitreiken, zodat ondernemers vlotter aan een nieuw krediet raken. Zo ja, op welke wijze, via welke planning, en via welke maatregels? Zo niet, waarom niet?
10.02 Minister Annemie Turtelboom: Uit recente studies van onder meer de Europese Unie blijkt dat het faillissement inderdaad niet meer beoogt de gefailleerde te stigmatiseren, maar dat het een belangrijk element vormt in het tweedekansondernemerschap. Met de invoering van het begrip “verschoonbaarheid” in de wet van 8 augustus 1997 loopt de Belgische wetgever ter zake al lang voorop. De verschoonbaarheid biedt immers de mogelijkheid dat de ongelukkige ondernemer, een natuurlijke persoon die te goeder trouw handelt, niet meer wordt vervolgd door zijn schuldeisers. De maatregel is gebaseerd op het Amerikaanse regeling fresh start, wat de ondernemer in staat stelt een nieuwe activiteit op te starten.
Het vonnis waarin de gefailleerde verschoonbaar wordt verklaard, moet in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden. Bovendien moet die vermelding vanaf 1 juni 2012 ook beschikbaar zijn via de kruispuntbank voor ondernemingen. Daar het vonnis openbaar is en gemakkelijk kan worden overgelegd door de ondernemer die een nieuwe activiteit wil opstarten, zou een attest van goeder trouw uitgereikt door de rechtbank van koophandel, niets aan het vonnis toevoegen. Beide instrumenten zouden immers dezelfde rol spelen.
Kortom, de in uw vraag vermelde problemen worden reeds ondervangen door de huidige regelgeving.
10.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Als het klopt – en ik twijfel niet aan wat u komt te zeggen – moeten de publicatie in het Staatsblad en de koppeling aan de kruispuntbank inderdaad volstaan.
Ik zal navraag doen of er toch nog gefailleerde ondernemers zijn aan wie, ondanks de publicatie in het Staatsblad en de koppeling aan de kruispuntbank, na een verschoonbaar faillissement een nieuw krediet geweigerd werd door de banken. Bedankt voor uw aandacht.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag 12444 van de heer Schoofs is uitgesteld, want hij is ziek.
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de instapkaart (EVC) voor het personeel van niveau D bij hoven en rechtbanken" (nr. 12461)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de validering van de functiebeschrijvingen opgesteld door de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde" (nr. 12462)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de wervingsselectie van niveau B" (nr. 12463)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la carte d'accès (CAA) pour le personnel de niveau D travaillant dans les cours et tribunaux" (n° 12461)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la validation des descriptions de fonction établies par la Commission de Modernisation de l'Ordre judiciaire" (n° 12462)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la sélection de recrutement de niveau B" (n° 12463)
11.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, enige tijd geleden hebt u, volgens mij naar aanleiding van de personeelssituatie op de Brusselse rechtbanken, gezegd dat er nog examens georganiseerd moeten worden. Dat moest u echter bekijken in samenspraak met mevrouw De Coninck, minister van Werk.
Ik heb ondertussen echter geleerd dat het uw volledige bevoegdheid is ervoor te zorgen dat er examens worden ingericht.
Er is vooral een vraag naar examens op niveau B. Mensen die als contractueel in niveau D zijn binnengekomen, zouden willen doorgroeien naar niveau B omdat zij een diploma hebben dat aansluit bij die functie. Omdat zij het examen niet afgelegd hebben, kunnen zij niet in dat niveau inschuiven.
Mevrouw de minister, bent u bereid om zo’n examen te organiseren? Voorziet u daarvoor al in een concrete datum?
11.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Becq, de instapkaart wordt tot nu toe inderdaad beperkt gebruikt, momenteel louter in de penitentiaire sector. Nochtans laat de instapkaart toe om op flexibele wijze op de arbeidsmarkt kandidaten aan te trekken voor bepaalde overheidsbetrekkingen. Dat biedt ook mogelijkheden voor contractuelen in dienst die niet over een bepaald diploma beschikken, om toch door te groeien in hun loopbaan.
Tot nu toe zijn de deelnemingsvoorwaarden om te solliciteren voor een betrekking bij de overheid voornamelijk gericht op diploma’s. De instapkaart is dus een afwijking van de diplomavereisten bij benoemingen voor functies op een hoger niveau. Die kaart biedt de mogelijkheid, op grond van eerder verworven competenties, om te solliciteren voor een betrekking binnen de overheid.
In concreto kunnen kandidaten door het laten testen van de competenties voor een bepaald functieniveau door Selor een attest bekomen, hetgeen toelaat te solliciteren voor een betrekking in dat niveau. Dat attest is vijf jaar geldig.
Die regeling is opgenomen in het koninklijk besluit van 15 maart 2010 houdende diverse maatregelen betreffende de loopbaan van het rijkspersoneel en is dus niet van toepassing op het personeel van hoven en rechtbanken, maar ik overweeg inderdaad om die instapkaart ook in te voeren voor het personeel van hoven en rechtbanken. Daartoe is evenwel een aanpassing van het Gerechtelijk Wetboek vereist. Ik heb mijn administratie reeds verzocht om een tekstvoorstel ter zake uit te werken. Dat voorstel zal de budgettair-administratieve controle dienen te doorlopen vooraleer het als wetsontwerp kan worden ingediend in het Parlement.
De commissie voor de modernisering van de gerechtelijke orde heeft eind vorig jaar inderdaad een rapport opgesteld inzake de functiebeschrijvingen voor het personeel van niveau A, de griffiers en secretarissen in de hoven van beroep. Het protocol dat hun die opdracht toekende, voorziet dat die beschrijvingen worden gevalideerd door een comité waarin de gerechtelijke orde is vertegenwoordigd.
Ik zal dit protocol respecteren. Het validatiecomité voor het openbaar ministerie is intussen samengesteld. Mijn administratie ontving op 30 mei van de zetel de namen van hun vertegenwoordigers in dit comité. Ik zal de respectieve comités bijgevolg ook verzoeken de bespreking van de voorgestelde functiebeschrijvingen aan te vatten en deze te valideren. In samenwerking met Selor is de voorbereiding van dit examen reeds opgestart. De competentieprofielen nodig voor de test zijn in voorbereiding. Dit examen dient ingepland te worden in de lopende selecties zoals het bijkomend gedeelte voor parketjurist en referendaris en het bevorderingsexamen voor niveau A2 dat op 11 juni in het Belgisch Staatsblad werd aangekondigd. Deze selectie zal dus ten vroegste in het najaar kunnen worden aangekondigd.
11.03 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb heel aandachtig geluisterd en gehoord dat u eigenlijk op mijn drie vragen hebt geantwoord, dus niet alleen op de eerste vraag die ik heb gesteld.
11.04 Minister Annemie Turtelboom: Inderdaad, ik heb die vragen samen behandeld.
11.05 Sonja Becq (CD&V): Ik heb er geen enkel probleem mee, zo heb ik meteen het antwoord op de drie vragen. Als dat voor de diensten goed is kunnen zij de twee andere erbij voegen. Ik zou ook graag het schriftelijke antwoord krijgen.
De voorzitter: Daarmee zijn de drie vragen ineens gesteld. Efficiëntie hebben wij graag, nietwaar mevrouw de minister?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Van mevrouw Jadin hebben wij geen nieuws, zodanig dat haar vraag nr. 12466 vervalt.
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de werklastmeting bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel" (nr. 12490)
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de werklastmeting bij de rechtbanken te Brussel" (nr. 12497)
- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "la mesure de la charge du travail au tribunal de première instance de Bruxelles" (n° 12490)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la mesure de la charge de travail auprès des tribunaux à Bruxelles" (n° 12497)
12.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Op donderdag 7 juni 2012 heeft in de rechtbank van eerste aanleg te Brussel een informatievergadering plaatsgevonden. De heer Philippe Adriaensen, projectleider binnen het Vast Bureau Statistiek en Werklastmeting, heeft samen met zijn medewerkers het project Werklastmeting van de Burgerlijke Sectie aan de magistraten, de griffiers en griffiemedewerkers voorgesteld.
Deze vergadering kende al vrij snel een tumultueus verloop. Sprekers werden onderbroken. Sommige magistraten wilden de start van het project uitstellen, andere magistraten verlieten op ostentatieve wijze de zaal. De vergadering zou uiteindelijk in een zodanige chaos zijn geëindigd dat de sprekers hun voorstellen niet hebben kunnen afronden. Zo is het mij ter ore gekomen en ik denk dat ik het nog heel rustig heb beschreven.
Klopt het verloop van deze informatievergadering van 7 juni 2012?
Wat zijn de redenen voor het tumult bij een deel van de aanwezige magistraten?
Is het gelet op het gebrek aan bereidwilligheid bij een grote groep magistraten wel haalbaar om tegen eind 2012 relevante resultaten van deze werklastmeting te behalen?
Hoe neemt u zich voor om van de medewerking van alle betrokkenen te verzekeren? Welke initiatieven zult u nemen?
12.02 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, N-VA had gevraagd deze vragen gisteren te kunnen stellen in de commissie voor de Staatshervorming. We kunnen ze vandaag stellen, na de goedkeuring in de commissie.
In het Brusselse Justitiepaleis is er nog altijd hevige controverse of tegenstand tegen die werklastmeting bij bepaalde magistraten. Op voornoemde vergadering zijn de discussies ontaard. De werklastmeting speelt toch een cruciale rol in de uitvoering van de akkoorden rond de ontdubbeling van de rechtbanken van BHV.
Hoe zult u deze werklastmeting afdwingen bij de Brusselse rechtbanken?
Ik verwijs hierbij naar het voorstel dat gisteren door de institutionele meerderheid werd goedgekeurd. In het wetsvoorstel is er geen enkele stok achter de deur waardoor de magistraten worden gedwongen om mee te werken aan een werklastmeting. Meer zelfs, de Franstalige magistraten hebben er baat bij om niet mee te werken aan een werklastmeting. Zij kunnen toch geen personeel verliezen.
Hoe zult u dat afdwingen? Binnen welke timing moet deze werklastmeting worden uitgevoerd? Wanneer wilt u de resultaten hebben?
Ten tweede, is er, naar aanleiding van een recente hoorzitting in onze commissie met de voorgaande voorzitter van het comité van werklastmeting, de heer Londers, intussen reeds beslist welke methodiek u zult gebruiken om de werklastmeting uit te voeren?
Welke parameters zullen in overweging worden genomen? Verschilt de Brusselse werklastmeting van andere werklastmetingen, gelet op het specifiek tweetalig karakter van de rechtbanken?
Ten derde, in een antwoord op een vorige vraag hebt u tevens opgeworpen dat u een werklastmeting lichtere methode zou uitvoeren. Waarin verschilt deze werklastmeting light van een werklastmeting? Heeft het Vast Bureau deze lichtere methode intussen reeds ontwikkeld?
Tot slot, recentelijk hebt u in de pers het idee gelanceerd de werklastmeting te laten uitvoeren door een extern bedrijf. Bestaat hierover overeenstemming binnen de regering? In welk budget voorziet u daarvoor? Van waar moet dat komen? Is er reeds een lastenboek samengesteld? Indien neen, wanneer mogen wij dit verwachten?
12.03 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, collega’s, er heeft een informatievergadering plaatsgevonden op initiatief van het Vast Bureau Statistiek en Werklastmeting van de zetel.
De vergadering was bedoeld als een eerste stap naar de sensibilisering van zowel de pilootsites en experts, als van de conferenties van de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg.
Bedoeling was een eerste schematische voorstelling te geven van wat werklastmeting inhoudt en van de te volgen methodologie.
Met deze informatieronde wenste het Vast Bureau kennis te nemen van de reacties en de weerstand die er zou kunnen bestaan tegen de vernieuwde aanpak.
Tijdens de voorstelling werden de toehoorders aangemoedigd om hun vragen te stellen en uiting te geven aan hun twijfels en bezwaren. De voorstelling was gepland om 12 u 30.
Naar mij is meegedeeld, was het tumult vooral het gevolg van het feit dat de voorstelling langer uitviel dan gepland en verschillende personen op zitting moesten zijn.
Enig voorbehoud omtrent de aanpak was wel te verwachten. Het merendeel van de reacties had te maken met de ad-hocervaringen van vroeger. De vernieuwde methode wil precies een antwoord bieden op de moeilijkheden uit het verleden.
De vereenvoudigde methode gaat uit van een kwalitatieve aanpak in werkgroepen met experts, terwijl de vroegere uitging van een kwantitatieve aanpak vanuit timesheets en interviews.
Of er een gebrek aan bereidwilligheid is bij een grote groep magistraten valt sterk te betwijfelen en zou ik zelfs speculatief durven noemen. Het vertrouwen opbouwen gebeurt door de opeenvolging van de contacten en samenkomsten die een antwoord moeten geven op de bestaande twijfels.
Regelmatige communicatiekanalen voor de duur van het project zullen worden opgezet, niet alleen naar de pilootsites en experts, maar ook naar alle betrokken magistraten en griffiepersoneel van de rechtbanken van eerste aanleg.
De rechtbanken van Brussel werden naast de pilootsites aangesproken als experts in het project van werklastmeting. Zij hebben hun volledige medewerking aan het project voor de arbeidsrechtbanken en rechtbanken van eerste aanleg toegezegd. Resultaten kunnen worden verwacht vanaf het moment waarop wij de gegevens ontvangen hebben, ik hoop einde dit jaar, begin volgend jaar. Een project neemt ongeveer minimaal negen maanden in beslag. Tegen juni 2014 moet er voor alle eerstelijnsrechtbanken met concrete resultaten gekomen worden.
Het Vast Bureau voor de werklastmeting heeft een stappenplan opgesteld met deadlines en een strikte timing om sneller tot een resultaat in de werkgroepen te komen. In een eerste fase is het de bedoeling om tot een gemiddelde tijdsbesteding te komen, nodig voor een definitieve beslissing met beëindiging van de zaak per kernproduct. De experts hebben de taak om op basis van hun ervaring per kernproduct tijdsbepalingen referentietijd te doen. Op basis van de referentietijd kan de personeelsbehoefte per rechtsinstantie bepaald worden. De tijdsbepaling gebeurt met medewerking van experts komende uit verschillende rechtbanken van Noord en Zuid. De Brusselse rechtbanken maken deel uit van deze expertengroepen.
De vereenvoudigde methode gaat uit van een kwalitatieve aanpak in werkgroepen met experts, terwijl de vroegere uitging van een kwantitatieve met timesheets en interviews. De vereenvoudigde methode gaat uit van de participatie van de betrokken rechtsinstanties in werkgroepen, op basis van hun jarenlange ervaring in de materies. De vereenvoudiging ligt in de manier van gegevensverzameling alsook in het zoeken naar gelijkenissen en niet naar verschillen. De nieuwe methode werd gevalideerd door het Instituut voor de Overheid van de KU Leuven.
Voor uw vierde vraag verwijs ik naar de vragen die daarover zijn gesteld tijdens de bespreking van het wetsvoorstel en naar de antwoorden die mijn collega heeft gegeven die bevoegd is voor de Hervorming van de Instellingen.
12.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, wat de voorstellingen en de reden van het tumult betrof, hoor ik uit uw mond dat de voorstelling wat uitliep en de magistraten tijdig op de zitting moesten zijn. Ik heb iets anders gehoord. Het zou natuurlijk kunnen dat we twee verschillende bronnen hebben. Ik hoop dat u gelijk hebt, want als dat niet zo is, hebben we wel een probleem.
Wat betreft de medewerking van de magistraten, is uw inschatting dat het overgrote deel bereid is tot medewerking. Ik hoop dat uw inschatting de juiste is. As dat niet zo is, hebben we opnieuw een probleem. Het is essentieel dat we vooral in Brussel in eerste instantie heel snel tot een goed uitgevoerde werklastmeting kunnen komen. Als we heel snel de werklast op een correcte manier kunnen meten, kunnen we die ook goed verdelen over alle magistraten.
12.05 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden. U hebt inderdaad, net als ik, een andere uitleg gehoord.
U hebt geen antwoord gegeven op de vraag hoe u werkelijk de werklastmeting gaat afdwingen. Dat is me nog steeds niet duidelijk. U zegt dat iedereen hoopt op medewerking. Hoe gaat u die concreet afdwingen zodat die werklastmeting wel degelijk zal gebeuren? Wij wachten er tenslotte al meer dan vijftien jaar op.
Wij hebben de vragen met betrekking tot het vierde punt ook gesteld aan de staatssecretaris voor Staatshervormingen, maar hij gaf ons jammer genoeg geen antwoord. Ook vandaag heb ik daaromtrent geen duidelijkheid gekregen. Nochtans valt de werklastmeting wel onder uw bevoegdheid. Misschien kunt u toch iets zeggen over de budgetten. Bestaat er overeenstemming in de regering? U hebt het tenslotte al aangekondigd in de pers. De staatssecretaris heeft geen antwoord gegeven op onze vragen.
12.06 Minister Annemie Turtelboom: Bij mijn weten heb ik daarover niet veel aangekondigd.
12.07 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Het was nochtans wel een hoofdpunt op het journaal.
12.08 Minister Annemie Turtelboom: Uiteraard bestaat er overeenstemming om die werklastmeting uit te voeren. Ik heb daar een gedetailleerd antwoord over gegeven. Het Vast Bureau Statistiek en Werklastmeting bestaat op dit moment en heeft inderdaad ook middelen. Als er budgettaire middelen voorzien moeten worden voor de splitsing van het gerechtelijk arrondissement, dan zullen die te gepasten tijde in de budgetten ingepast moeten worden.
12.09 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Hebt u de budgetten al gevraagd en verkregen? Over hoeveel gaat het? Kunt u ter zake wat concreter zijn?
12.10 Minister Annemie Turtelboom: Wij hebben de budgetten natuurlijk al gevraagd, maar natuurlijk gekregen … De laatste budgetcontrole hebben wij anderhalve maand geleden besproken in de commissie. De volgende budgetcontrole komt er binnenkort aan.
Het incident is gesloten.
13 Question de M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "les actions de l'OBFG suite au manque de réaction du gouvernement face à la grève de l'aide juridique entamée le 9 mai dernier" (n° 12312)
13 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de acties van de OBFG wegens het uitblijven van een reactie van de regering op de staking bij de juridische bijstand die sinds 9 mei aan de gang is" (nr. 12312)
13.01 Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, au regard d'une actualité qui se fait de plus en plus difficile dans les milieux de justice, et singulièrement au sein du barreau, je me dois de vous réinterroger concernant l'évolution du dossier de l'aide juridique.
Comme vous le savez, le président de l'Ordre des barreaux francophones et germanophone, Me Robert De Baerdemaeker, vous a communiqué, le 5 juin, une lettre afin de vous avertir de leurs revendications liées à l'insuffisance de financement en matière d'aide juridique. Cette lettre faisait suite à l'assemblée générale de l'Ordre des barreaux du 4 juin dernier.
Afin d'appuyer ces revendications, l'OBFG a pris un certain nombre d'initiatives. C'est ainsi qu'il a prévu des manifestations, voire une paralysie du fonctionnement de l'aide juridique dans certaines hypothèses. L'Ordre a même demandé aux avocats qui exercent des fonctions de juges suppléants ou de complément de suspendre, dès le lundi 11 juin, toute intervention. Il invite aussi les avocats qui siègent au sein des commissions de probation et de défense sociale à cesser toute participation à ces commissions.
Le 15 mai dernier, vous déclariez, en commission, qu'un groupe de travail, composé de membres des ordres d'avocats et de collaborateurs de votre administration, débuterait ses travaux le 22 mai, l'objectif étant d'entamer les modifications législatives nécessaires en vue de garantir, à l'avenir, le financement correct de l'aide juridique, notamment en matière de procédure de paiement des indemnités et de montant du point.
Le 23 mai dernier, vous précisiez que, sur la base des résultats des travaux de ce groupe, vous déposeriez une proposition globale en matière d'aide juridique, une éventuelle adaptation des textes légaux ainsi qu'une évaluation du protocole d'accord de 2010 pour vérifier si les engagements pris dans ce cadre sont réalistes et réalisables.
Madame la ministre, pouvez-vous me faire savoir si le groupe de travail susmentionné a déjà pu aboutir à des conclusions et, le cas échéant, me les communiquer? Les mesures envisagées afin de prévenir les actions annoncées par l'OBFG, suite à son assemblée générale du 4 juin dernier ont-elles déjà été prises ou sont-elles toujours en suspens?
13.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, je m'en tiens à mon engagement et à mon projet global à l'égard des avocats.
D'abord, nonobstant les difficultés budgétaires, j'ai proposé une augmentation de 2,10 % de la somme affectée à ce poste. Ensuite, j'ai pris les mesures pour indemniser les interventions des avocats pour les prestations Salduz qui avaient été réalisées en 2011.
Vous n'êtes pas sans savoir que la nouvelle loi n'entrait en vigueur que le 1er janvier 2012, mais j'ai voulu faire un geste significatif vis-à-vis des avocats. Les paiements seront exécutés prochainement. La loi budgétaire a été signée et un accord est intervenu sur les fonds budgétaires.
En ce qui concerne la valeur du point actuel, je me suis engagée à défendre auprès de mes collègues du gouvernement, lors du prochain contrôle budgétaire, le maintien de la valeur du point à 26,91 euros, soit la valeur accordée voilà deux ans. Cela exigera évidemment un budget complémentaire.
Cette mesure, si elle est acceptée par le gouvernement, n'aura qu'un effet ponctuel. Nous constatons que de plus en plus de nos concitoyens sollicitent l'octroi de l'aide juridique. La crise économique actuelle a un effet immédiat: nous constatons en un an une augmentation de 8,5 % du nombre de dossiers ouverts en matière d'aide juridique.
C'est la raison pour laquelle j'ai lancé un groupe de travail avec les deux ordres afin de réformer le financement de l'aide juridique afin de lui garantir sa pérennité et sa valorisation. Je présenterai les premiers résultats de ce groupe de travail en vue d'adopter des adaptations, à court et à plus long terme, lors du contrôle budgétaire.
Néanmoins, l'OBFG n'arrêtera son mouvement que lorsque le gouvernement aura mis à la disposition de mon département les moyens de maintenir la valeur du point à 26,91 euros.
Je suis bien consciente que l'aide juridique est essentielle et qu'elle permet de garantir l'accès à la justice pour tous. Je pense que mes propositions constituent un signal fort. Il est évident que le gouvernement n'est pas insensible à la situation actuelle en matière d'aide juridique, mais comme je vous l'ai indiqué, vous n'êtes pas sans savoir que la situation budgétaire est également difficile pour l'ensemble de mes collègues du gouvernement.
13.03 Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, oui, je m'attendais à ce que la réponse soit contrôle budgétaire et arbitrage à cette occasion.
J'ai même lu – je ne sais si la ministre le confirmera – qu'on envisageait de mettre à contribution budgétaire les entités fédérées, j'ignore sur quelle base juridique. J'ai aperçu cela dans des comptes rendus de l'entretien que le premier ministre a eu avec les représentants de l'OBFG, au début de cette semaine.
Je voudrais rappeler que cette problématique était connue du gouvernement dès sa prise de fonction. C'était donc dès l'élaboration du budget initial 2012 que cette question aurait dû avoir sa réponse.
L'incident est clos.
14 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de wachtlijsten voor de plaatsing van een enkelband" (nr. 12491)
14 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "les listes d'attente pour le placement d'un bracelet de cheville électronique" (n° 12491)
14.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt reeds herhaaldelijk gezegd dat de verhoging van het aantal personen die hun straf via een enkelband uitzitten, een van uw doelstellingen is. De doelstelling van uw voorganger was 1 500 gedetineerden onder toezicht van een enkelband te plaatsen. U kent de problematiek natuurlijk. Er werden al veel vragen over gesteld. Door het personeelsgebrek, het ziekteverzuim en alle andere problemen bij het NCET werd de doelstelling nooit gehaald.
U gaat er prat op dat sinds uw aantreden het aantal gedetineerden met enkelband gestegen is van 823 tot boven de 1 000. Het valt wel op dat in minder dan een jaar tijd de wachtlijst spectaculair is gestegen. Eind augustus hadden wij het over 506 wachtenden, eind maart 2012 over iets meer dan 2 000 wachtenden en uit cijfers die collega Lahaye-Battheu onlangs nog bij u heeft opgevraagd, blijkt er nu al een wachtlijst van 2 746 personen te zijn. Dat is een gigantische stijging. Ik heb het voor u uitgerekend. Het betreft een stijging van 443 %, op minder dan een jaar tijd. 2 000 van die 2 746 wachtenden wachten op de voorafgaande maatschappelijke enquête, waarover wij het daarstraks ook al hebben gehad. Die moet worden uitgevoerd door de justitiehuizen, waar bespaard zal worden.
De wachtlijst is één aspect, maar dat wil natuurlijk ook zeggen dat de wachttijd langer zal worden. In augustus 2011 bedroeg de wachttijd gemiddeld 72 dagen. Als wij van 506 naar 2 746 wachtenden gaan, dan kan ik mij voorstellen dat ook de wachttijd proportioneel zal stijgen en dus veel langer zal zijn.
U hebt altijd gezegd – u hebt het daarnet ook herhaald – dat u uw doelstelling van 1 500 gedetineeden met een enkelband wilt verwezenlijken door het personeelsbestand te hervormen. U sprak ook over nieuwe aanwervingen bij het NCET, omdat er destijds veel absenteïsme was, wat voor een bottleneck zorgde. U zou daar nu contractuelen plaatsen en bijkomende software voor een bedrag van 500 000 euro bestellen.
Hoe verklaart u de spectaculaire stijging in de wachtlijst voor het verkrijgen van een enkelband? Welke acties zult u ondernemen om de wachtlijst te reduceren? Ik blijf het contradictorisch vinden dat u dat juist wilt doen via besparingen bij het personeel dat de maatschappelijke enquêtes moet doen.
Ik ben benieuwd naar uw antwoord op die vraag. Denkt u dat die wachtlijst nog terug te dringen is, nu blijkt dat de wachtlijst 2 746 personen telt, terwijl er maar 1 500 bandjes in omloop zijn? Hoe zult u de wachtlijst reduceren met nagenoeg dubbel zoveel kandidaten? Dat wordt volgens mij een beetje moeilijk.
Ten tweede, wat is ondertussen de gemiddelde wachttijd voor de plaatsing van een enkelband? Verschilt die van arrondissement tot arrondissement? Zo ja, graag hierover wat meer informatie. Mij interesseert vooral de situatie in Antwerpen, zowel inzake het aantal personen dat een enkelband draagt als het aantal personen dat op de wachtlijst staat en hoeveel de gemiddelde wachttijd bedraagt.
Ten slotte, u had het over een aantal aanwervingen. Ik had graag een concrete stand van zaken van de hervormingen bij het NCET in het algemeen en de mobiele equipe in het bijzonder.
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
14.02 Minister Annemie Turtelboom: Volgens de SAS-cijfers bedroeg de gemiddelde wachttijd voor een maatschappelijk onderzoek in april 2012 53 dagen. Ook in april 2012 moest minstens 68 dagen worden gewacht op de plaatsing onder elektronisch toezicht voor straffen die ten uitvoer werden gelegd. Op 30 april bedroeg de wachtlijst voor plaatsing onder elektronisch toezicht 846 personen of 55 minder dan in maart.
Ik werk actief aan nieuwe administratieve regels voor de beslissing, de toepassing en de follow-up van de elektronische enkelband. Inzonderheid de procedures voor installatie en follow-up worden vereenvoudigd. Korte gevangenisstraffen zullen worden uitgevoerd, voornamelijk door middel van spraakherkenning. Onderzoeksrechters zullen de elektronische enkelband eveneens kunnen gebruiken als modaliteit voor de tenuitvoerlegging van een aanhoudingsbevel. In dat geval worden de beklaagden gecontroleerd via gps. Over de invoering van een nachtshift in het NCET wordt thans onderhandeld.
Uit de gegevens van SAS en SIPAR kan worden opgemaakt dat het Antwerpse justitiehuis op 31 mei 135 dossiers inzake elektronische enkelbanden opvolgde. Op dezelfde datum stonden er 292 mensen op de wachtlijst. De beslissing werd genomen en ontvangen door het justitiehuis, maar de enkelbanden zijn nog niet geplaatst.
De gemiddelde duur om iemand onder elektronisch enkeltoezicht te plaatsen, na ontvangst door het justitiehuis, bedraagt 120 dagen.
Het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht is zowel op organisatorisch als op logistiek vlak in ontwikkeling. Het personeel van de mobiele equipe is vervangen. Zeven personeelsleden zijn reeds in dienst. De negen andere personeelsleden zijn geselecteerd. De werving wordt afgehandeld. Daarenboven zijn veertien medewerkers geselecteerd voor monitoring en de administratieve follow-up. Zij worden eerstdaags aangeworven, waardoor wij meer capaciteit zullen hebben, maar ook onze achterstand verder kunnen inlopen.
14.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt heel snel geantwoord. Ik heb dan ook een aantal cijfers niet goed gehoord. U hebt uw cijfers immers zodanig snel afgehaspeld dat ik er een aantal heb gemist.
De duur van de wachttijd heb ik niet goed begrepen.
14.04 Minister Annemie Turtelboom: Voor het justitiehuis van Antwerpen gaat het om 120 dagen.
14.05 Sophie De Wit (N-VA): De duur voor Antwerpen heb ik meegekregen, maar de gemiddelde wachttijd daarvoor niet. Ik heb verschillende cijfers gehoord. Ik heb u echt niet goed kunnen verstaan.
14.06 Minister Annemie Turtelboom: Er staan 292 mensen op de wachtlijst voor elektronisch toezicht. Dat zijn dus dossiers waavoor de beslissing is genomen en door het justitiehuis van Antwerpen is ontvangen, maar waar de enkelband nog moet worden geplaatst.
14.07 Sophie De Wit (N-VA): De gemiddelde wachttijd is dus gemiddeld 120 dagen. Voordien hebt u ook in het algemeen over wachttijden en wachtenden gesproken.
14.08 Minister Annemie Turtelboom: In 2012 was de gemiddelde wachttijd 68 dagen.
14.09 Sophie De Wit (N-VA): Klopt het dat u hebt geantwoord dat er 855 wachtenden waren?
14.10 Minister Annemie Turtelboom: Het waren er 846, zijnde 55 minder dan vorige maand.
14.11 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, kunt u mij dan verklaren waarom u in mei 2012 aan mevrouw Lahaye-Battheu hebt geantwoord dat er een wachtlijst van 2 746 mensen is? Er is slechts een maand verschil tussen beide antwoorden. In mei 2012 waren er 2 746 wachtenden en in april 2012 slechts 846 wachtenden. Niet te verwonderen dat ik uw antwoord niet goed kon volgen.
14.12 Minister Annemie Turtelboom: Waarschijnlijk zal er een ander cijfer zijn gevraagd. Ik heb het vorige antwoord niet bij.
14.13 Sophie De Wit (N-VA): Ik zou graag de juiste cijfers krijgen, want dit is nu toch wel een heel grote discrepantie.
14.14 Minister Annemie Turtelboom: Ik zal u straks nog de juiste cijfers doormailen.
14.15 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, het is voor mij moeilijk om te repliceren. Ik vind de cijfers zo verrassend. Als er slechts 846 zouden zijn, begrijp ik dat de wachttijd beperkter zou zijn. Maar het is het niet juist, het antwoord is helemaal niet in overeenstemming met het antwoord dat u twee weken geleden hebt gegeven aan collega Lahaye-Battheu.
14.16 Minister Annemie Turtelboom: Ik weet in elk geval, dat staat er niet in, dat er op dit moment ongeveer 1 100 enkelbanden in omloop zijn. U spreekt over het wegwerken van de achterstand, maar u moet weten dat niet iedereen die enkelband heeft voor één jaar. Men moet het bijna echt individueel bekijken om de achterstand weg te werken. Dat is de reden waarom wij die investering doen en onze software updaten. Wij hopen dat dit er in het najaar is, zodat wij meer capaciteit hebben.
14.17 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik begrijp u, maar het is dan toch wel interessant om de juiste cijfers te krijgen, om zo te kunnen beoordelen wat de stand van zaken is. Ik stel voor dat ik uw antwoord, dat u mij zult bezorgen afwacht, en u dan opnieuw hierover ondervraag, want op deze manier is het natuurlijk moeilijk.
Het incident is gesloten.
15 Question de Mme Colette Burgeon à la ministre de la Justice sur "l'accès au fichier central des avis de saisie, de délégation, de cession et de règlement collectif de dettes" (n° 12492)
15 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van Justitie over "de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling" (nr. 12492)
15.01 Colette Burgeon (PS): Madame la ministre, la loi du 29 mai 2000 portant création d'un fichier central des avis de saisie, de délégation, de cession et de règlement collectif de dettes et modifiant certaines dispositions du Code judiciaire avait pour philosophie de rationaliser l'exécution forcée. L'un des objectifs principaux de ce fichier central des avis est d'éviter les procédures superflues et de limiter les frais de procédure.
En vertu de l'article 1391 du Code judiciaire, les avocats, les huissiers de justice et les receveurs de l'administration des contributions directes et de l'administration de la TVA, de l'enregistrement et des domaines, chargés de diligenter une procédure de recouvrement au fond ou par voie de saisie contre une personne déterminée peuvent prendre connaissance des avis adressés au fichier central des avis de saisie, de délégation, de cession et de règlement collectif de dettes.
Certains receveurs ne sont pas énumérés dans l'article 1391 du Code judiciaire. Il s'agit des receveurs de l'administration des douanes et accises, des receveurs régionaux, des membres du personnel de l'Agentschap Vlaamse Belastingdienst, des receveurs communaux et des receveurs provinciaux.
Certains de ces receveurs se plaignent de cet état de fait et considèrent qu'à des fins d'accès à l'information, de réactions promptes et afin d'éviter des démarches qui vont en l'encontre de la philosophie de la loi, il conviendrait de modifier cet article 1391 du Code judiciaire pour les y inclure.
Madame la ministre, que pensez-vous de l'opportunité de modifier l'article 1391 du Code judiciaire en ce sens?
15.02 Annemie Turtelboom, ministre: Chère collègue, dans votre question, vous soulignez l'accès limité au fichier central des avis de saisie et vous vous interrogez sur l'opportunité d'une extension à d'autres receveurs.
Une telle extension est déjà envisagée par le développement en commission de la Justice de la Chambre de la proposition de loi portant diverses dispositions relatives à la réduction de la charge de travail et la poursuite de l'information au sein de la justice.
En effet, l'amendement 23 de Mme Becq propose une modification de l'article 1390 du Code judiciaire y insérant un nouvel alinéa.
La Chambre nationale des huissiers de justice, qui est responsable du traitement de ce fichier central, a déjà reçu des demandes d'accès émanant de ces receveurs oubliés. Dans la mesure où il s'agit d'optimaliser le fonctionnement de ce fichier central des avis de saisie et de permettre l'accès aux acteurs concernés, je soutiens le principe d'une modification du Code judiciaire, pour autant qu'elle soit techniquement réalisable et ne génère pas de coût excessif.
Il faut ajouter que l'accès au fichier central des avis de saisie par ces nouveaux receveurs devra être conforme aux mesures de sécurité afin de répondre aux exigences de protection des données requises par la législation sur la protection de la vie privée.
15.03 Colette Burgeon (PS): Madame la ministre, si j'ai bien compris, vous parlez de l'article 1390 mais moi, je parle de l'article 1391. Ne faudrait-il pas vérifier?
15.04 Annemie Turtelboom, ministre: Nous sommes d'accord pour l’étendre, mais nous devons voir si cela ne génère pas trop de coûts.
15.05 Colette Burgeon (PS): Pourrez-vous nous donner la réponse assez vite? Si la question est posée, ce n'est pour qu'on en reparle dans trois ans!
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.32 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.32 heures.