Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 6 juin 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 6 juni 2012 Namiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.07 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
Le développement des questions et interpellations commence à 15.07 heures. La réunion est présidée par M. Siegfried Bracke.
01 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de realisatie van een centrale meldkamer bij verkeersongevallen" (nr. 11265)
01 Question de M. Tanguy Veys à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la mise en place d'un central d'appels pour les accidents de la circulation" (n° 11265)
01.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op de Brusselse buitenring stonden tijdens de ochtendspits van 24 april ellenlange files van Groenendaal/Hoeilaart tot in Jette. Dat is een afstand van een goede 30 kilometer. Dat was het gevolg van een ongeval rond 7 u 20 ’s morgens in Jette in de richting van Groot-Bijgaarden. Er waren vijf voertuigen bij betrokken en de brandweer had enige tijd nodig om de brokstukken en olie op te ruimen. Bij het ongeval viel een lichtgewonde. De voertuigen die bij het ongeval betrokken waren, moesten niet getakeld worden. Door het ongeval waren de linker- en middenrijstrook versperd en vermits het ongeval plaatsvond op een kritisch punt stonden er ook files op de A12 vanaf Londerzeel en de E19 vanaf Mechelen. Ook op de E40 was het aanschuiven vanaf Aalst. Dat zorgde op de Brusselse buitenring voor een wachttijd van meer dan 1 uur.
Mevrouw de minister, mobiliteitsorganisatie Touring pleitte na het zogenaamde “onbetekende” ongeval nog eens voor een beter en efficiënter incidentbeheer. Woordvoerder Danny Smagghe stelde, en ik citeer: “vooral voor lichte ongevallen zoals dit moet er dringend een centrale meldkamer komen zodat alle hulpdiensten tegelijkertijd worden opgeroepen. Zo geraken ze veel sneller op elkaar afgestemd. Nu zit iedereen op iedereen te wachten met alle gevolgen van dien. De centrale meldkamer is meer dan zo maar een idee. Er bestaat reeds zo’n dienst in onze buurlanden zoals Nederland en Frankrijk. Het gaat om een federale dienst. Het probleem is hier dat de bevoegdheden te veel versnipperd zijn. Zo’n meldkamer kan bijvoorbeeld ook beslissen welke type interventiewagen best ter plaatse wordt gestuurd.”
Mevrouw de minister, Touring zat in het verleden al rond de tafel met de toenmalig bevoegde ministers Hilde Crevits en Annemie Turtelboom, uw voorgangster, over wier kwaliteiten ik daarnet nog lof heb horen uitspreken.
Ik citeer opnieuw Touring over de trage afhandeling van incidenten: “sindsdien hebben wij daar nog altijd niets van gehoord.” Met “sindsdien” wordt bedoeld: 25 april, ruim een maand geleden. Volgens Touring kan met een centrale meldkamer alleen al tot 40 % bespaard worden op de huidige 8 miljoen verliesuren door incidenten. Touring schat de totale economische kosten van de verliesuren op meer dan 30 miljoen euro.
Mevrouw de minister, in afwachting van de behandeling van mijn vraag in deze commissie heb ik op 8 mei uw collega, staatssecretaris Wathelet, gevraagd naar zijn mening over de wenselijkheid van zo’n centrale meldkamer. Hij wees vooral op de werkzaamheden van de bestaande 100-centrales, die zullen opgaan in de 112-centrales. Hij zei ook dat er op Europees niveau beslist is tot de implementatie van eCall, via een in het voertuig ingebouwd toestel dat bij een crash de hulpdiensten automatisch oproept. Indien het slachtoffer zelf niet meer in staat is de oproep zelf uit te voeren, is hij zo toch verzekerd van zo snel mogelijke medische bijstand.
Hij stelde in zijn antwoord dat dit wordt voorbereid onder leiding van uzelf, in uw hoedanigheid van minister van Binnenlandse Zaken, in samenwerking met uw collega bevoegd voor Volksgezondheid.
Ik heb toen opgemerkt dat ik vrees dat het in theorie heel mooie plannen zijn, maar dat wij nog heel ver van de realisatie ervan staan. In de tussentijd moeten wij het nodige doen.
Daarom wens ik aan u de hiernavolgende vragen te stellen.
Mevrouw de minister, hoe verklaart u dat nog geen werk werd gemaakt van een centrale meldkamer om bij verkeersongevallen tot een beter en efficiënter incidentenbeheer te komen? De vraag rijst zeker, omdat het overleg ter zake reeds heeft plaatsgevonden, zij het met uw voorgangster.
Werden maatregelen getroffen om een dergelijke centrale meldkamer te realiseren? Zo ja, welke maatregelen werden getroffen en welke planning wordt ter zake vooropgesteld? Zo neen, waarom werden ze niet getroffen? Wanneer zullen ze dan wel worden getroffen of welk alternatief schuift u desgevallend naar voren?
01.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, het snel afwikkelen van een incident en het snel vrijmaken van de wegen worden niet alleen door de snelheid van de meldkamer bepaald. Ook goede afspraken en een dito coördinatie tussen de verschillende disciplines van de hulpdiensten – met name politie, ziekenwagendiensten en brandweer, maar ook met de wegbeheerders en takeldiensten – zijn in grote mate bepalend voor de snelheid waartegen de wegen vrijkomen.
De huidige configuratie van de meldkamer 100-112 is één meldkamer per provincie en één meldkamer voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ik ben ter zake aan de beslissingen van de Ministerraad van 6 april 2006 en van 17 juli 2009 gebonden. Deze configuratie biedt een veilig en efficiënt beheer van de oproepen en dispatching van de middelen van de hulpdiensten.
Niettemin ben ik van oordeel dat het de moeite loont te onderzoeken of schaalvergroting – met andere woorden met een kleiner aantal meldkamers of met een centrale meldkamer – tot een efficiëntere afhandeling van de inzettijden van de hulpdiensten kan leiden.
Voor incidentmanagement, betere afspraken en organisatie van alle betrokken diensten bij verkeersongevallen ben ik niet of niet alleen bevoegd. Het gaat immers om privébedrijven of om lokale en/of gewestelijke diensten.
Zoals u aangeeft, hebben minister Crevits en minister Turtelboom in het verleden initiatieven genomen, om tot meer efficiëntie te komen in de samenwerking van diensten die bij verkeersongevallen optreden.
Er werden werkgroepen opgericht waaraan mijn diensten hun medewerking verlenen. Op dit ogenblik hebben deze evenwel nog niet tot definitieve oplossingen geleid. Er is een proefproject opgezet om na te gaan hoe de politie met moderne technologie op basis van fotografie sneller en accurater vaststellingen kan registreren. Verwacht wordt dat met dergelijke aanpak heel wat tijdwinst kan worden geboekt. Zodra de resultaten van het proefproject bekend zijn, zal ik u hierover informeren.
Twee weken geleden had ik in een vergadering met de vertegenwoordigers van de Gewesten over een aantal thema’s rond verkeer, ongevallen en de betrokkenheid van de gewestelijke diensten na een ongeval voor veiligheidsprocedures. We hebben besloten tot de oprichting van werkgroepen, ook voor dingen als slimme camera’s.
01.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik begrijp dat u tot op heden gebonden bent aan de regelgeving zoals bepaald door de Ministerraad in 2006 en 2009. Intussen is het 2012 en de problematiek sleept aan. Touring, onder meer, is vragende partij om te komen tot een beter incidentbeheer. De meldkamer kan daaraan tegemoetkomen zonder zeer grote technisch wetgevende ingrepen en proefprojecten.
Ik besef dat men de zaak ten gronde goed moet onderzoeken en kijk uit naar de resultaten van het proefproject. Ik hoop dat er niet te lang moet worden gewacht: over de termijn heeft u niets gezegd.
Ik raad u aan niet te lang te wachten om met de betrokkenen samen te zitten en kort op de bal te spelen. Er wordt zeer veel vergaderd, samengezeten, overlegd, in werkgroepen vergaderd, maar misschien kan men eens tot een besluit komen? Wij worden dagelijks met files geconfronteerd, soms in ernstige mate. Als dergelijk initiatief er zou komen, zou dit de impact op en de hinder voor de pendelaar op weg naar zijn werk kunnen verminderen.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de uitspraak van de Raad van State inzake het nieuwe stemsysteem" (nr. 11275)
02 Question de M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la décision du Conseil d'État concernant le nouveau système de vote" (n° 11275)
02.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, we zijn natuurlijk al een eind ver in de voorbereiding van dit systeem. Wij hebben hier in de commissie al verscheidene keren overlegd en in de vorige periode van de legislatuur hebben we daarvan modelprojecten gezien en kunnen evalueren. Ik blijf erbij dat we bij een zeer gebruiksvriendelijk systeem zijn uitgekomen dat bovendien het recht van de betrokkene om controle uit te oefenen op zijn of haar stemresultaat voldoende kon garanderen. In die zin was ik wat verbaasd over de kritiek van de Raad van State.
14 oktober komt steeds dichterbij en ik neem aan dat er geen spectaculaire evoluties meer te verwachten zijn. Blijven wij gaan voor dit nieuwe systeem? Met alle bedenkingen en besprekingen die we ter zake hebben gehad meen ik dat we een plausibel systeem hebben bereikt. Is het de bedoeling om deze piste voor de toekomst te behouden?
02.02 Minister Joëlle Milquet: Mijn collega, Vlaams minister van Bestuurszaken Geert Bourgeois, heeft naar aanleiding van het advies van de Raad van State over het ontwerp van decreet houdende organisatie van de digitale stemming bij de lokale en provinciale verkiezingen in de pers het volgende laten optekenen: “De kiezer krijgt een print van zijn stem en men kan die natuurlijk openvouwen net zoals men nu het papieren biljet zou kunnen openvouwen en tonen aan de mensen die rond hen staan maar we gaan ervan uit dat mensen dat niet doen. Ze vouwen het open bij de scanner maar dit is afgeschermd”. Ik kan mij hier alleen bij aansluiten.
De papieren afdruk die de kiezer ontvangt nadat hij zijn stem heeft uitgebracht heeft maximaal een afmeting van 40 centimeter bij 8 centimeter. Dit is enkel het geval wanneer meerdere verkiezingen samenvallen. In het andere geval situeert de lengte van de papieren afdruk zich eerder tussen 20 en 30 centimeter.
Op die papieren afdruk staat bovenaan een barcode – dat is de versleutelde vorm van de stem die werd uitgebracht – met daaronder zichtbaar de stem die de kiezer uitbracht. De zichtbare tekst is klein, lettergrootte twee millimeter, zodat het hoogst onwaarschijnlijk, om niet te zeggen uitgesloten is, dat personen die achter de kiezer aanschuiven, de zichtbare tekst kunnen lezen. Bovendien gebeurt het scannen van de stem met de zichtbare zijde naar onder, zodat de kiezer eigenlijk op geen enkel moment het papier met zichtbare zijde naar boven moet openplooien. Het gebied rond de scanner is bovendien nog eens afgeschermd met een afdekkap.
Het uitrusten van alle stemhokjes met een barcodelezer die de kiezer dan kan gebruiken om zijn stem te scannen zoals de Raad van State voorstelt, is om technische maar ook om financiële redenen niet haalbaar. Technisch niet omdat iedere barcodelezer met de voorzitterscomputer moet gekoppeld worden, wat naast technische en softwarematige ingrepen ook een wirwar van kabels in het stembureau met zich meebrengt. Financieel niet omdat naast de kostprijs van de technische en de softwarematige ingrepen, de kostprijs van een barcodelezer 200 euro bedraagt, wat een bijkomende investering van 1000 euro per stembureau betekent.
Na overleg en gelet op het standpunt van mijn Vlaamse collega, vind ik de maatregel momenteel dus niet nodig. Wat de toekomst betreft, zijn verbeteringen, aanpassingen of uitbreidingen van het systeem op dit ogenblik niet aan de orde. Pas als er nieuwe toestellen zijn, kunnen we opnieuw oordelen. Uiteraard gebeurt dat pas na de gemeenteraad- en provincieraadsverkiezingen van 18 oktober 2012, indien daartoe aanleiding zou bestaan.
Gisteren, tijdens een persconferentie over de resultaten van het jaarverslag van de administratie van Binnenlandse Zaken, heb ik de nieuwe toestellen gezien en getest. Ik was verbaasd, want volgens mij is het een zeer indrukwekkend en doeltreffend systeem. Het gaat snel, maar wel met een echt bewijs via scanning, heel gemakkelijk. Ik denk niet dat we een risico lopen.
02.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik vind het ook een heel positief project. Ik hoop dan ook dat wij dat na de verkiezingen kunnen evalueren. Mij lijkt dat een systeem waarbij we een goed evenwicht hebben tussen elektronisch stemmen en de mogelijkheid hebben zijn stem te controleren.
Wanneer het elektronisch stemmen veralgemeend wordt, hoop ik dat wij voor een uitbreiding van dat project gaan, want volgens mij is dat de enige manier om iedereen achter een veralgemening van het elektronisch stemmen te krijgen.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de komst van de Nederlandse motorbende 'Satudarah MC' naar Antwerpen" (nr. 11371)
03 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la venue du club de motards néerlandais 'Satudarah MC' à Anvers" (n° 11371)
03.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, recentelijk werd de komst van de zogenaamde Satudarah Motor Club naar Antwerpen aangekondigd. Het is blijkbaar een club met Molukse roots. Zij noemen zich nazaten van de Molukse krijgers. Men noemt Satudarah ook een multiculturele motorclub, of motorbende. In elk geval heeft Satudarah een beruchte reputatie op het vlak van georganiseerde criminaliteit zoals moord, drugshandel, afpersing.
De club zou nu ook op Belgisch grondgebied een afdeling, een zogenaamd “chapter”, stichten, die Satudarah Belgium District 9 zou heten.
De club is vorig jaar enorm vaak in het nieuws gekomen in Nederland toen daar vele motorevenementen werden afgelast omdat men vreesde voor rellen tussen Satudarah en de concurrerende Hells Angels.
Toen ik mijn vraag op 2 mei heb ingediend, waren er bij Justitie nog geen onderzoeken lastens Satudarah of zijn bendeleden bekend, maar volgens het Nederlandse tijdschrift Elsevier moeten de autoriteiten in België zich toch stilaan zorgen beginnen te maken.
Mevrouw de minister, welke graad van prioriteit geeft u aan dit fenomeen?
Hoever staat het met de screening van Satudarah MC en die van andere motorbendes, bijvoorbeeld de concurrerende Hells Angels of de blijkbaar met Satudarah bevriende Outlaws en Bandidos?
Er is een onderzoekscel actief, Highsider. Is die voldoende bemand en voorbereid op de komst van deze zeer beruchte organisatie?
Zijn u al gerechtelijke onderzoeken of opsporingsonderzoeken bekend, waarin Outlaws, Bandidos, of individuele leden van die bendes, rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken zijn?
Ten slotte, overweegt u een verbod op motorbendes? Is dat juridisch haalbaar? Men wil immers blijkbaar ook andere organisaties verbieden, zoals Blood and Honour, en noem maar op. Past dit verbod misschien in dat plaatje? Ik dank u alvast voor uw antwoord.
03.02 Minister Joëlle Milquet: Het fenomeen van de motorbendes in ons land wordt op de voet gevolgd door het team Highsider van de Directie Strijd tegen de georganiseerde criminaliteit (DJC) van de federale gerechtelijke politie.
Telkens als een nieuw chapter van een motorbende wordt opgericht, komt deze op voorstel van de cel Highsider terecht op de nationale lijst van te volgen groeperingen op het domein van de openbare orde. De screening van het recentelijk te Antwerpen opgerichte chapter van de nieuwe motorbende Satudarah MC is volop aan de gang.
Er lopen momenteel verschillende gerechtelijke onderzoeken tegen leden van diverse motorbendes. Voor nadere inlichtingen daaromtrent, verwijs ik u naar mijn collega van Justitie.
Een verbod op motorbendes is momenteel juridisch niet haalbaar, tenzij een bepaalde motorbende door Justitie als private militie veroordeeld zou worden. Tot nu toe is dat bij mijn weten nog niet gebeurd. Binnenkort zal dat ook afhangen van de wettelijke voorwaarden die in een volgend wetsontwerp zullen staan, waardoor de juridische beoordelingen misschien veranderen.
03.03 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoord.
Ik hoop dat Highsider voldoende bemand blijft – uit het antwoord leid ik immers niet af dat Highsider precair zou zijn – om die bijkomende motorclub te volgen. Er zal rivaliteit ontstaan met de Hells Angels, zoals dat in Nederland het geval is en waar men de gevolgen al heeft moeten ondergaan op het terrein. Daarom hoop ik dat Highsider voldoende bemand is om te anticiperen en niet om achteraf schade te moeten herstellen en puin te ruimen.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de inzet van militairen ter vervanging van agenten" (nr. 11454)
04 Question de M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le recours aux militaires en remplacement d'agents" (n° 11454)
04.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, u hebt de wens uitgedrukt om eventueel 300 militairen klaar te stomen als een soort reserve voor de federale politie om snel het hoofd te kunnen bieden aan mogelijke heel moeilijke momenten in en rond de hoofdstad. Die zouden dan ingezet worden voor politietaken. Vanuit bepaalde politiekorpsen werd daar nogal negatief op gereageerd. Het kabinet heeft dat noch bevestigd, noch ontkend.
Kunt u dat nog even toelichten? Bestaat die wens inderdaad? Dat lijkt mij toch een mogelijkheid die wij moeten blijven overwegen. Hoe ziet u die inzet, eventueel op lange termijn?
04.02 Minister Joëlle Milquet: Ik overweeg momenteel om samen met de ministers van Defensie en Justitie een gemengde oplossing te vinden voor de oprichting van een beveiligingskorps voor strategische plaatsen. Ik heb vorige week nog een afspraak met minister De Crem en zijn medewerkers gehad om over dit project te praten.
Dit korps zou, op basis van mijn voorstellen, belast worden met het verzekeren van bepaalde taken inzake beveiliging die op dit ogenblik aan de politie zijn toegewezen maar die geen specifieke politionele bevoegdheden vereisen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de bewaking van ambassades, internationale of Europese organisaties, nucleaire sites, de havens, gevangenissen of justitiële instellingen.
We zijn bezig met de discussie en we willen een snelle oplossing zonder veel discussies over het statuut en dergelijke zaken. We geven de voorkeur aan een pragmatische aanpak en we zullen zo snel mogelijk een voorstel met verschillende opties voorleggen aan het kernkabinet.
Er zou ook een link zijn met het project van Defensie met betrekking tot een korte loopbaan voor de militair. Wij zullen dus structurele maar ook snelle pistes aanbieden.
04.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik zie wel iets in dat project. Ik ben blij dat het niet in de kast blijft liggen, maar dat u er daadwerkelijk werk van maakt. Dit lijkt mij wel een creatieve mogelijkheid te zijn. Gezien het inschikkelijk karakter van minister De Crem moet dit volgens mij tot een positief resultaat leiden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het installeren van AED's in politievoertuigen" (nr. 11455)
05 Question de M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'installation de DAE dans les voitures de police" (n° 11455)
05.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, reeds in de vorige legislatuur, naar analogie van Nederland, heb ik het met u gehad over het voorzien van AED’s in politievoertuigen.
Als ik mij niet vergis heeft de politiezone Elsene daarrond zelf een proefproject gevoerd. Ik ben nieuwsgierig om te weten wat de stand van zaken van dat project is. Zijn daaruit al conclusies getrokken, eventueel een uitbreiding naar andere politiezones? Hoe schat u zelf de waarde van een dergelijke installatie in?
05.02 Minister Joëlle Milquet: Tussen december 2006 en december 2009 werden een duizendtal politiemensen van de politiezone Brussel-Hoofdstad/Elsene opgeleid in het raam van dat project. De politiezone neemt ook de kosten van de vervanging van de elektrodes ten laste. Deze opleiding werd ondertussen geïntegreerd in de basisopleiding voor inspecteur. De politiezone beschikt over 29 toestellen en tot op heden werden er vier interventies geregistreerd.
Voor wat betreft de conclusies van het project zijn er argumenten pro en contra.
Argumenten pro: politiemensen kunnen levens redden met behulp van een toestel dat de overlevingskansen van een slachtoffer van een hartstilstand doen toenemen. Vermits de politie voortdurend op het grondgebied patrouilleren zijn ze soms sneller ter plaatse dan de ambulance. Bovendien wordt een geografische spreiding van de AED’s over het grondgebied van de zone geoptimaliseerd.
Argumenten contra: de kosten van de toestellen, ongeveer 2 000 euro per exemplaar.
Maar de resultaten zijn volgens mij heel positief.
Het initiatief om dergelijke projecten te implementeren komt de lokale overheden toe. Er is geen overzicht op het centrale niveau van de politiezones die een AED gebruiken. De federale politie heeft nog geen AED geïnstalleerd in de interventievoertuigen. Ze heeft wel een markt geopend ten behoeve van de geïntegreerde politie.
Ik denk dat uw vraag heel interessant is. Toen ik in Brussel samen met de gewestelijke minister een bezoek bracht aan de brandweer, hebben we besloten om een transparante, geografische map op te stellen van de plaatsen waar AED-toestellen zich bevinden bij brandweer, politie en hulpdiensten.
We komen ook tot samenwerking, waardoor we soms toestellen plaatsen in bijvoorbeeld grote winkels. Zodoende bekomen we een transparante en betere geografische spreiding. Ook verkrijgen we een betere vorming van de verschillende actoren, wat volgens mij heel interessant is. Wij zullen dus op die weg doorgaan.
05.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik ben blij dat u de waarde ervan goed inschat. Het is inderdaad een heel interessant idee om op een creatieve manier te bepalen waar het beschikbaar is, in plaats van het in alle toestellen te voorzien. Ik vind dat een heel interessante piste waarvan ik hoop dat u die verder ontwikkelt, eventueel met enkele concrete voorbeelden.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het druggebruik bij politieagenten" (nr. 11456)
06 Question de M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la consommation de drogue par les agents de police" (n° 11456)
06.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, er is in de vorige legislatuur een werkgroep opgestart over druggebruik bij politieagenten omdat er, naast het probleem van verslaving, ook sprake zou zijn van drugproblemen in een ruimere context. Ik wou u vragen of die werkgroep nog samenkomt. Zijn er al bevindingen? Heeft deze werkgroep al voorstellen gedaan? Dit is immers een problematiek die af en toe de kop opsteekt.
06.02 Minister Joëlle Milquet: De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 100, met betrekking tot het voeren van een preventief alcohol- en drugsbeleid, gaf een impuls aan diverse bestaande initiatieven binnen tal van private ondernemingen. Hoewel deze cao nr. 100 niet van toepassing is op de overheidssector nam de federale politie het initiatief om een werkgroep op te starten als onderdeel van het algemene beleid en in het kader van de voorbeeldfunctie van de politie.
Hierbij werd resoluut gekozen voor een geïntegreerde en integrale aanpak met betrokkenheid van een maximaal aantal actoren, zowel van binnen als buiten de organisatie. De werkgroep is multidisciplinair en heterogeen samengesteld, en bestaat uit afvaardigingen van de lokale en federale politie, en de syndicale partners. Het doorloopproces wordt begeleid door een externe deskundige.
Er wordt gewerkt in twee fasen. In de eerste plaats wordt er een algemene beleidsverklaring opgesteld die de algemene principes en doelstellingen van het beleid bepaalt. In een tweede fase worden meer concrete acties uitgewerkt om deze doelstellingen te realiseren. Hierbij wordt gewerkt rond vier pijlers: regelgeving, procedure, hulpverlening en vorming.
Momenteel is de fase 1 afgerond en werd er een beleidsverklaring opgesteld die op 7 maart 2012 werd voorgelegd aan het Hoog Overlegcomité voor de politiediensten. De werkgroep werkt nu de fase 2 uit en wil de vier pijlers – regelgeving, procedure, hulpverlening en vorming – verder concretiseren. Het is de bedoeling om de tweede fase af te ronden tegen eind 2012.
De werkgroep heeft niet als finaliteit een analyse te maken van de situatie of een onderzoek te voeren naar druggebruik bij politiepersoneel. Het is wel de bedoeling om een preventief beleid inzake alcohol- en druggebruik op te starten.
Een preventief alcohol- en drugsbeleid bij de federale politie zal ook een van de items zijn in het globaal preventieplan 2013-2017. Dit plan wordt op dit moment voorbereid door de federale politie in het kader van de reglementering van het welzijn op het werk.
06.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor het concrete antwoord. De werkgroep heeft blijkbaar zijn werkzaamheden goed voortgezet. Ik kijk uit naar de concrete maatregelen en acties die, zoals ik vernomen heb, op het einde van het jaar klaar zullen zijn. Ik stel voor dat ik er dan nog eens op zal terugkomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 11457 van mevrouw Slegers wordt uitgesteld.
07 Question de M. André Frédéric à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le devoir de réserve des policiers quant à leur prise de position politique en public" (n° 11463)
07 Vraag van de heer André Frédéric aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de plicht tot terughoudendheid van de politieagenten met betrekking tot een politieke stellingname in het openbaar" (nr. 11463)
07.01 André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, lors de certains débats télévisés ou par voie de presse, il arrive que certain policiers, toujours en fonction, prennent des positions politiques pour le moins tranchées. C'est notamment le cas du commissaire-divisionnaire Dirco de Bruxelles qui, lors de débats télévisés dominicaux, donne régulièrement des avis politiques et sociétaux. À titre d'exemple, lors du débat télévisé du 29 avril dernier qui traitait notamment des élections présidentielles en France, il a carrément osé regretter, en direct, que le candidat Nicolas Sarkozy ne s'allie pas à Marine Le Pen. En effet, ce dernier a déclaré, je cite: "Il n'y aura pas de ministre FN dans son gouvernement. C'est une prise de position très ferme et qui risque d'ailleurs de lui faire perdre les élections".
Madame la ministre, je dois bien avouer ma stupéfaction lorsque j'ai entendu un policier aussi important que le commissaire-divisionnaire Dirco de Bruxelles, qui fut candidat commissaire général, donner un avis, selon moi pour le moins très à droite, dans une émission de télévision.
Après quelques recherches, je me suis rendu compte que ce n'était pas la première fois que cela lui arrivait. Il avait également pris des positions politiques assez tranchées notamment sur la problématique des sans-papiers. Je ne souhaite pas entrer dans un débat de fond mais j'aimerais vous poser quelques questions sur la forme.
Est-il normal qu'un policier en fonction puisse donner régulièrement un avis politique et sociétal lors de débats télévisés? À quel titre intervient-il? A-t-il eu une autorisation pour participer à ces débats? Est-il rémunéré pour ses prestations? Enfin, un policier n'est-il pas soumis à un devoir de réserve quant à ses opinions sociétales et politiques, à tout le moins dans la sphère publique?
07.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, monsieur Frédéric, le commissaire-divisionnaire Jacques Deveaux participe depuis près de trois ans à l'émission de RTL "On refait le monde". Au départ, il s'agissait d'une émission radiodiffusée sur Bel RTL orientée sur des faits divers et qui consistait à commenter l'activité policière et judiciaire. Dans ce cadre, le commissaire Deveaux a pu apporter l'éclairage policier sur les sujets les plus divers sans que ses interventions aient suscité une critique. À l'époque, pour cette émission, il avait reçu une autorisation du commissaire général.
Depuis quelques mois, cette émission a été adaptée pour la télévision et est diffusée le dimanche matin. Il est vrai que les sujets abordés lors de cette émission sont devenus beaucoup plus larges, ils dépassent tout à fait l'évocation de faits divers. On s'intéresse à l'actualité générale, politique et médiatique, avec différentes analyses de l'actualité hebdomadaire.
Dès lors, comme vous l'évoquez, il a semblé à la commissaire générale et à moi-même qu'une évaluation très approfondie devait être faite de l'opportunité de cette participation puisqu'il s'agit d'une émission où s'échangent des propos de type politique, ce qui est beaucoup moins compatible avec la présence d'un représentant d'un corps de police.
Ce travail est donc en cours. Des décisions seront prises de manière imminente.
07.03 André Frédéric (PS): Monsieur le président, je remercie la ministre pour ses explications.
Je serai très attentif à l'évaluation qui sera tirée de cette affaire. Sur le fond - mais cela n'engage que moi -, les polices fédérale et locales ont autre chose à faire que de participer à des reality shows à la façon d'Un Dîner presque parfait ou de Secret Story. Il convient d'imposer des limites. De plus, il me semble totalement inadéquat d'amplifier cette initiative par des messages politiques.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 11512 van mevrouw Gwendolyn Rutten wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
08 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le remboursement des primes imposé aux motards de la police" (n° 11564)
08 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de terugvordering van premies van motoragenten" (nr. 11564)
08.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, pour les policiers motards, il existe apparemment deux types de formation: le brevet d'agent motocycliste et le brevet de la police de la circulation. Jusqu'il y a peu, ces deux formations donnaient droit à une "grande prime" versée par le SSGPI.
En février 2012, le Service juridique fédéral de la police précisait que seul le brevet de la police de la circulation donnait droit à cette "grande prime". À la suite de cette publication, différentes zones, dont la mienne, la zone Sylle et Dendre, ont interpellé le SSGPI, étant donné que les agents motocyclistes sont priés de rembourser les primes qui leur ont été versées et qu'ils ont indûment perçues. Dans ma zone, celles-ci peuvent atteindre, pour certains, jusqu'à 3 000 euros.
Madame la ministre, je m'interroge sur le fonctionnement de ce système et surtout sur la validité de ces brevets. On octroie des primes pour ensuite revenir sur cette décision. Faut-il en conclure qu'une erreur administrative a été commise? Dans ce cas, est-il normal que l'on réclame aux agents, qui ont participé de bonne foi à la formation de motocycliste, de rembourser les avantages qu'ils ont reçus du fait de leur participation à ce programme? Le Collège de police peut-il décider de ne pas percevoir les primes indûment versées?
08.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame Galant, je tiens tout d'abord à préciser que c'est l'employeur qui ouvre et ferme un droit pécuniaire statutaire.
La FAQ (frequently asked question) publiée en février 2012 par le Service juridique de la police fédérale ne fait que rappeler et expliciter les dispositions du statut policier applicables en la matière sans en modifier le contenu. Pour déterminer les conditions d'octroi de l'allocation "police de la circulation", il convient de se référer à ces différentes dispositions. Le statut prévoit qu'en ce qui concerne la police locale, il s'agit notamment des membres du personnel qui occupent un emploi spécialisé au sein d'un service chargé des missions spécifiques de la police de la route dans la zone de police et qui sont titulaires du brevet requis pour occuper un tel emploi, en l'occurrence le brevet "police de la circulation".
Les autres conditions d'octroi de l'allocation ne me semblent pas pertinentes dans le cadre de la question. La formation fonctionnelle "agent motocycliste" que les membres du personnel en question ont suivie est uniquement prévue pour les emplois pour lesquels une qualification particulière est exigée.
Par conséquent, elle n'est pas suffisante pour occuper un emploi spécialisé au sein d'un service de circulation ni, a fortiori, pour ouvrir le droit à l'allocation "police de la circulation". Cette formation fonctionnelle, dont la durée s'élève à 140 heures, ne constitue en effet qu'une partie de la formation fonctionnelle "police de la circulation", qui s'élève à 552 heures.
Il semble qu'une erreur administrative ait été commise par le secrétariat social quant à l'application correcte du statut. En effet, la zone disposait de trois agents motocyclistes ayant suivi une formation de 180 heures et d'un agent motocycliste ayant reçu la formation fonctionnelle de 552 heures. Or, seul le titulaire du brevet fonctionnel a, statutairement, droit à l'allocation.
Finalement, le service juridique, après analyse de tous les éléments, a conclu que certains policiers avaient indûment touché des allocations. Le secrétariat social a calculé les montants et les a communiqués aux intéressés. Voilà comment cette petite erreur s'est produite!
08.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, vous ne répondez pas à ma question! En effet, l'erreur administrative a pu être constatée par tous. On a versé aux policiers une allocation en leur communiquant qu'ils y avaient droit et ensuite, on leur a dit l'inverse. Ils devaient donc la rembourser.
Dans certaines zones, c'est le SSGPI et le chef de zone qui cautionnent le droit à l'obtention de cette fameuse prime; dans ma zone, c'est le chef de zone qui a décidé que les policiers devaient rembourser. Or, il me semble qu'il appartient à l'autorité administrative et au Collège de police de décider du remboursement ou non.
Dans certaines zones de police, en tout cas la zone boraine, les agents n'ont pas dû rembourser, étant donné qu'il s'agit d'une erreur administrative. Ils ne sont pas responsables si on leur verse des montants. Ensuite, on leur signale qu'ils n'y ont plus droit!
Il y aurait lieu de rédiger une note en incitant les zones de police à ne pas réclamer les montants qui ont été versés. Ceci est survenu à la suite d'une erreur administrative et, finalement, les agents sont pénalisés!
08.04 Joëlle Milquet, ministre: Nous sommes d'accord sur ce fait, madame Galant. C'est la raison pour laquelle les indus n'ont pas été perçus et il ne me semble pas qu'ils seront redemandés.
08.05 Jacqueline Galant (MR): Ils sont réclamés!
08.06 Joëlle Milquet, ministre: Par contre, on va bien préciser les règles pour chacun, afin d'éviter ce genre d'erreur.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les mesures de privation de liberté prises à l'encontre de policiers ayant fait usage de leur arme à feu dans un cas de légitime défense" (n° 11597)
- M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la présomption réfragable de légitime défense pour les agents de police" (n° 11743)
- M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "la présomption réfragable de légitime défense pour les agents de police" (n° 11744)
- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la légitime défense pour les agents de police" (n° 11752)
- mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de vrijheidsbenemende maatregelen ten aanzien van politieagenten die hun vuurwapen uit wettige zelfverdediging hebben gebruikt" (nr. 11597)
- de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het weerlegbaar vermoeden van wettige verdediging bij politieagenten" (nr. 11743)
- de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "het weerlegbaar vermoeden van wettige verdediging bij politieagenten" (nr. 11744)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "wettige zelfverdediging bij politieagenten" (nr. 11752)
09.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, j'ai déjà interrogé votre collègue de la Justice sur ce fait survenu il y a déjà quelque temps dans ma zone.
Les policiers sont appelés à intervenir pour un différend familial. Ils mettent en sécurité les enfants de l'agresseur et son épouse. Par la suite, l'agresseur est devenu de plus en plus violent. Une dizaine de policiers sont intervenus mais l'individu est sorti en brandissant une tronçonneuse en marche. Un premier policier a tiré en l'air sans susciter la moindre réaction. À sa suite, une inspectrice venant de la Haute Senne, acculée par l'individu menaçant, a tiré sur l'individu et l’a touché à l’abdomen.
L'agent qui a ouvert le feu a été privé de liberté durant plus de 10 heures pour les besoins de l'enquête. Je suis interpellée par cette privation de liberté car, dès le départ, tous les indices laissaient penser que les circonstances qui ont amené la policière à faire usage de son arme étaient un cas de légitime défense caractérisé.
Les syndicats policiers n'ont pas tardé à exprimer leur mécontentement à l'égard de la mesure de privation de liberté infligée à la policière. Une manifestation devant le palais de justice de Mons a d'ailleurs été organisée.
Madame la ministre, pouvez-vous nous faire part de votre analyse de cet incident?
Confirmez-vous le déroulement des événements? Est-il normal, compte tenu des circonstances, que la policière qui a réagi face à la menace ait été privée de liberté pendant plus de 10 heures? Est-ce la procédure habituelle? Pour quels motifs, en semblables circonstances, des policiers peuvent-ils être privés de liberté? Quels besoins spécifiques du juge d'instruction nécessitent-ils de prendre une mesure aussi radicale?
09.02 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, mijn collega heeft al heel duidelijk de omstandigheden uitgelegd waarin de politiemensen op een zware bedreiging hebben gereageerd. Ik ben tot op heden nog niet door een kettingzaag bedreigd. Dat kan nog altijd gebeuren.
Er is dus sprake van een vorm van zelfverdediging, waarvan wij de indruk hebben dat een en ander niet op de correcte manier is ingeschat.
Mevrouw de minister, moet een en ander via meer correcte en beter ingeschatte procedures kunnen worden geconcipieerd? Zo niet rijst er een probleem voor agenten die in steeds hachelijker situaties terecht reageren op ernstige daden van agressie.
09.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het kader is voldoende en volledig geschetst door mevrouw Galant, waarvoor mijn dank.
De kern van de zaak is natuurlijk het wettelijk kader. De politiemensen vragen dat er voor dergelijke gevallen een specifiek onderzoeksteam zou komen, dat vaste standaardprocedures hanteert en dat er voor politiediensten wordt uitgegaan van een weerlegbaar vermoeden van wettige zelfverdediging.
Mevrouw de minister, hebt u kennisgenomen van het protest in Bergen en de vragen van de verschillende politieorganisaties betreffende de wettige zelfverdediging? Wat is uw eerste inschatting en uw eerste reactie?
Zou men inderdaad, gelet op het feit dat men in zowat alle politiezones het politiekader maar moeilijk of niet ingevuld krijgt, in dergelijke gevallen niet beter werken met een wettelijk ingebouwd weerlegbaar vermoeden van wettige zelfverdediging? Acht u een wetswijziging op regeringsniveau verdedigbaar?
Welke initiatieven zult u nemen om de wettelijke zelfverdediging van politiemensen anders of beter te regelen? Komt er een wetgevend initiatief van de regering en vooral binnen welke termijn?
09.04 Minister Joëlle Milquet: Voor het relaas van de feiten die het voorwerp van een gerechtelijk onderzoek uitmaken, verwijs ik naar het antwoord van de minister van Justitie tijdens de commissievergadering van 15 mei.
Tot op heden hebben de vakbonden mij nog geen vraag gesteld. Ik heb hun standpunt via de pers vernomen.
Nadat de plaats werd opengesteld en gezien de eensluidende verklaring werd de politie-inspectrice vrijgelaten.
Gelet op de scheiding der machten is het niet aan mij om mij uit te spreken over de opportuniteit van de beslissing van de magistraten om de politie-inspectrice tijdens het eerste onderzoek van haar vrijheid te beroven.
Als ik commentaar geef over een zaak, kunnen wij op elke zaak in Justitie commentaar hebben. Wij moeten de grenzen respecteren.
09.05 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie.
Je comprends évidemment la séparation des pouvoirs, mais tout le monde sait que le juge était retenu pour une affaire totalement privée. Donc, s'il était intervenu beaucoup plus vite, la personne n'aurait pas été privée de liberté pendant dix heures. Cette affaire donne l'impression que le policier ayant agi dans l'exercice de ses fonctions a été puni, tandis que l'agresseur n'a pas été sanctionné. De plus, l'épouse de ce dernier a porté plainte contre la police.
Il convient donc de réfléchir à la définition de la légitime défense.
09.06 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb de vraag ook aan de minister van Justitie gesteld. Ik zal het nog eens met haar opnemen om te kijken of er in justitieel verband een initiatief op dat vlak kan worden genomen.
09.07 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord, maar het voldoet mij natuurlijk helemaal niet. De vraag was immers niet of wij ons kunnen bemoeien met een beslissing van het parket.
Mijn vraag was eigenlijk of we niet juist moeten vermijden dat wij met dat soort vraagstukken blijven zitten. Moeten we in een poging om dat te vermijden, niet juist de wettige zelfverdediging van politiemensen anders regelen? Met andere woorden, moeten wij niet een juridisch onderbouwd systeem van een weerlegbaar vermoeden van wettige zelfverdediging van politiemensen tot stand brengen? Dat is in feite de kwestie.
09.08 Minister Joëlle Milquet: Ik ben ter zake niet bevoegd.
09.09 Peter Logghe (VB): Dat weet ik wel. U bent natuurlijk minister van Binnenlandse Zaken en u zou dat in overleg met de minister van Justitie kunnen bekijken.
09.10 Minister Joëlle Milquet: Als vicepremier kan ik met al mijn collega’s overleggen, maar de materie valt niet onder mijn directe bevoegdheid.
09.11 Peter Logghe (VB): De problematiek zal blijven opduiken en zal blijven zorgen voor oprispingen bij politiemensen.
09.12 Minister Joëlle Milquet: Dat is een echt aandachtspunt.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Kattrin Jadin à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le manque d'interlocuteurs parlant l'allemand dans les centres d'appel d'urgence" (n° 11618)
10 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het tekort aan operatoren die het Duits machtig zijn in de noodcentrales" (nr. 11618)
10.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le centre d'appels pour les numéros 100 et 112 (pompiers et services de secours) de la province de Liège reçoit environ 2 000 appels par jour; 5 à 10 % de ces appels sont effectués en allemand.
Depuis quelque temps déjà, au sein de la centrale de Liège, on constate que plus aucun interlocuteur ne parle allemand. Deux des six personnes parlant allemand de ce service étant malades, pendant 150 heures, personne n'est apte à répondre en allemand. Dans ce cas, l'appel est transmis au centre d'appel de la police, mais les policiers n'ont pas les connaissances médicales utiles selon la circonstance, de sorte qu'on perd du temps, ce qui peut s'avérer tragique dans certains cas.
L'année prochaine, madame la ministre, les centres d'appels relèveront de votre département. C'est pour cela que je demande que l'on tienne compte à l'avenir de cette situation spécifique en province de Liège.
Madame la ministre, avez- vous pris connaissance de cette situation spécifique? Que préconisez-vous dans la perspective de reprendre cette compétence dans le giron fédéral pour pallier cette situation?
10.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, chère collègue, je suis d'accord avec vous. En effet, je ne connaissais pas cette situation qui m'a été expliquée, il y a peu en rencontrant les directeurs des services. Cette situation n'est pas tenable.
Comme vous le savez, nous l'avons au moins palliée dans un premier temps par le détachement, début avril et début mai, de deux opérateurs germanophones en provenance du Centre d'information et de communication de la police intégrée (101): ce sont eux qui effectuent provisoirement le travail de répondre en allemand, ce qui est tout à fait légitime.
Une procédure est en cours pour le recrutement de trois nouveaux opérateurs; elle est d'ailleurs en phase finale, mais traîne encore auprès de certains services. C'est pourquoi nous avons téléphoné pour demander d'accélérer cette procédure, ce qui est le cas. La solution est donc imminente.
Pour le plus long terme, un appel à candidatures a été lancé en vue de créer une réserve de recrutement pour pallier les départs futurs. La première épreuve aura lieu le 27 juin 2012. La formation des lauréats commencera à la fin du mois de septembre.
J'attends à présent les derniers avis des ministres du Budget et de la Fonction publique. Cela devrait donc être fait prochainement.
10.03 Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Je me réjouis du fait que vous preniez ce dossier à bras-le-corps. Des mesures sont prises pour remédier au problème et pour qu'il ne se reproduise plus. Il est clair que tout le monde peut tomber malade mais le service doit toujours être assuré.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 11628 van mevrouw Slegers wordt uitgesteld.
11 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het Rampenfonds" (nr. 11659)
11 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le Fonds des calamités" (n° 11659)
11.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag heb ik u al verscheidene keren voorgelegd. Bij landbouwers en fruittelers staat het water, bij manier van spreken natuurlijk, ondertussen aan de lippen. U zult zich herinneren dat ik u daarover al eens aan de tand heb gevoeld, net als uw collega, minister Laruelle. Ook uw voorgangster, minister Turtelboom, heb ik daarover al ondervraagd.
Er was en er is een ernstige achterstand in de afwerking van de rampendossiers van mei 2009, augustus 2010 en november 2010 en van de sneeuwval van december 2010. Toen ik daarop wees, werd altijd vrij geruststellend geantwoord dat de burgers geen schrik moesten hebben, want dat de Staat sowieso moest betalen en dat ook zou doen.
Ondertussen zijn we weer maanden verder. Van verscheidene kanten wordt er opnieuw aan de alarmbel getrokken. Er zou nog een bedrag van ongeveer 3,5 miljoen euro moeten worden uitbetaald, maar dat geld wordt niet betaald, want er is gewoon geen geld meer, aldus de directie van het Rampenfonds. Dat is een stuk minder geruststellend.
Mevrouw de minister, mijn concrete vragen zijn de volgende.
Ten eerste, klopt de reden die de directie van het Rampenfonds opgeeft, dat de dossiers niet worden afgewerkt omdat er voorlopig geen geld is?
Ten tweede, als geldgebrek niet de reden is van de vertraging, wat is dan wel de reden daarvoor in de afhandeling van de dossiers? Ik kan me toch niet voorstellen dat men na twee tot drie jaar nog altijd zit te wachten op bepaalde documenten om de schadedossiers eindelijk af te werken.
Ten derde, wanneer worden de dossiers in de praktijk afgewerkt? U moet begrijpen dat verschillende fruittelers en landbouwers met moeite hun facturen nog kunnen betalen, onder andere omwille van niet-opgeloste rampendossiers. Daarom vraag ik u ook wat u op zeer korte termijn zult doen?
Ten vierde, deze vraag mag u gerust schriftelijk beantwoorden. Over hoeveel concrete dossiers gaat het nog? Hoeveel dossiers daarvan uit het Vlaams Gewest, uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en uit het Waals Gewest wachten nog op uitbetaling?
11.02 Minister Joëlle Milquet: Ik verwijs naar mijn antwoorden op uw drie vorige vragen. Uw vraag toont grote overeenkomst met eerdere vragen. Ik heb hier een schriftelijke nota en heb een brief verstuurd aan minister Vanackere ten einde zijn aandacht te vestigen op de noodzaak om het fonds te stijven. Zoals u weet, behoort het fonds overigens tot de bevoegdheid van de minister van Financiën.
Ik heb hier een nota en een kopie van de brieven aan de heer Vanackere. Verder zijn dat dezelfde cijfers.
11.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat echter nog minder geruststellend is dan ik had gehoopt.
Ik verneem nu dat u een brief hebt gericht aan minister Vanackere met de vraag om financiële ruimte te creëren en geld vrij te maken om uit te betalen.
Ik stel vast dat u niet vóór het zomerreces zult kunnen overgaan tot de uitbetaling van die dossiers. Dat wil zeggen dat men nog tot na het zomerreces zal moeten wachten. Dit wordt toch wel een ramp. Het Rampenfonds is een ramp als het gaat om mensen uit te betalen die al drie tot vier jaar wachten op geld.
Kan er geen voorschot worden uitbetaald? Sommige mensen zitten echt in de problemen. Bij brandverzekeraars kan men werken met voorschotten, maar bij het Rampenfonds gaat dat blijkbaar niet.
Ik neem nota van uw antwoord. Dit is erg.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Rachid Madrane à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'accès à la Banque de données nationale générale de la police par l'Office des Étrangers" (n° 11727)
12 Vraag van de heer Rachid Madrane aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de toegang tot de Algemene nationale gegevensbank van de politie voor de Dienst Vreemdelingenzaken" (nr. 11727)
12.01 Rachid Madrane (PS): Monsieur le président, madame la ministre, voici quelques semaines, la secrétaire d'État à l'Asile et à la Migration a exprimé son souhait de voir l'Office des Étrangers accéder à la Banque de données nationale générale de la police. Elle a notamment expliqué que cela permettrait à l'Office de savoir si des demandeurs d'une régularisation sont cités dans des procès-verbaux de dossiers judiciaires.
Je ne vais pas rentrer dans les détails, mais même s'il est clair les demandeurs d'une régularisation ayant commis des faits pouvant conduire à une condamnation telle qu'une peine de prison de six mois ou davantage ne doivent plus être régularisés, il paraît totalement excessif que l'Office des Étrangers puisse avoir accès librement à la Banque de données nationale générale de la police.
Dès lors, madame la ministre, avez-vous eu des contacts avec la secrétaire d'État à l'Asile et à la Migration à ce sujet? Apparemment, Mme De Block en a eu avec la police. En avez-vous été informée? Si oui, pouvez-vous nous dire ce qu'il en est ressorti? Dans quelle mesure l'Office pourrait-il prendre connaissance du contenu de la Banque de données? Cet accès serait-il encadré? Dans l'affirmative, de quelle manière?
12.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je connais le souhait de la secrétaire d'État chargée de l'Asile et de la Migration.
En 2009, afin d'encadrer la procédure de régularisation et, plus particulièrement, l'échange d'informations entre l'Office des Étrangers, la police et la justice, le Collège des procureurs généraux a proposé une circulaire relative à la communication, à l'Office des Étrangers, de renseignements relatifs à l'existence et à l'orientation des dossiers judiciaires, circulaire qui a été adoptée.
Dans le cadre de cette COL et sur base de la liste des candidats à la régularisation, la police ne transmet à l'Office des Étrangers que le nom des personnes qui ne figurent pas dans la Banque de données nationale générale (BNG), de façon à ce que la procédure de régularisation les concernant puisse être entamée.
Les noms des personnes figurant dans la BNG sont envoyés, par la police, à un point central de la justice qui les diffuse vers les différents parquets concernés qui, à leur tour, transmettent la réponse à l'Office des Étrangers.
En d'autres termes, sur base de cette circulaire, la transmission directe d'informations entre la police et l'Office des Étrangers ne concerne que les personnes qui ne sont pas reprises dans la BNG.
À ce stade, les choses restent en l'état. Mais mes collègues et moi-même ne manquerons pas d'analyser avec beaucoup d'attention tout projet, toute initiative ou idée qui pourrait nous être soumise, que ce soit en Conseil des ministres ou en kern.
12.03 Rachid Madrane (PS): Madame la ministre, merci pour votre réponse qui correspond à peu près à ce que je pensais. Nous nous en remettons donc à vous.
Cela dit, concrètement, l'Office des Étrangers n'a pas directement accès à la BNG.
12.04 Joëlle Milquet, ministre: Non.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 11731 van de heer Defreyne over de selectieprocedure voor politie-inspecteurs wordt omgezet in een schriftelijke vraag en hetzelfde geldt voor vraag nr. 11740 van de heer Clerfayt over de politionele databanken.
13 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "het aantal woninginbraken" (nr. 11741)
13 Question de M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "le nombre de cambriolages de maisons" (n° 11741)
13.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik weet dat het een moeilijke en algemene vraag is. Het fenomeen van woninginbraken maakt echter dat men op heel wat bestuursniveaus met de handen in het haar zit, om te weten op welke manier men aan die groeiende plaag een antwoord kan bieden.
In 2011 is het aantal inbraken in woningen tot bijna 70 000 opgelopen, wat een stijging met 10 % betekent tegenover 2010. Aldus zitten wij opnieuw op het niveau van tien jaar geleden. Het is dus een enorm probleem.
De vraag is natuurlijk wat aan het probleem kan worden gedaan.
Bijkomend blijkt het om een georganiseerde beroepsbezigheid te gaan, waarbij er als het ware outplacement vanuit bepaalde landen naar België is.
Mevrouw de minister, hoe kunnen wij een en ander omzetten in een actieplan, waarbij iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt? Dat moet hier ook eens worden gezegd.
Kunnen wij zo'n plan concreet maken?
Op welke manier acht u het mogelijk om, nogmaals, met alle verantwoordelijken die ter zake hun deel moeten doen, dit probleem te verhelpen?
13.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de stijging van het aantal woninginbraken is uiteraard verontrustend, zeker omdat het een onmiddellijke impact heeft op het onveiligheidgevoel van de bevolking. Politieoverheden en politiediensten dienen dan ook gevat te reageren.
Ik heb een gedetailleerde nota klaar met mijn verschillende projecten, de verschillende te ondernemen acties in het licht van het Nationaal Veiligheidsplan, en de resultaten daarvan. Vrijdag woonde ik tevens de opening van de week van de veiligheid in Antwerpen bij, en ik gaf er een toespraak over de verschillende visies, projecten en initiatieven van de regering omtrent preventie, repressie en een betere samenwerking op het vlak van de arrondissementen. De gouverneur van Antwerpen deed ook enkele zeer interessante voorstellen. Ik zal dus mijn eigen toespraak en die van de gouverneur doorsturen, samen met mijn nota.
Veiligheid is dus zeker een aandachtspunt, en wij zijn bezig aan de voorbereiding van aanvullende initiatieven. Voor het eind van dit jaar lanceren wij nog een nieuwe sensibilisatiecampagne ter bescherming van woningen. Wij willen ook nog rond de tafel gaan zitten met de administratie, met de betrokken actoren, met de gewestelijke vertegenwoordigers, en anderen, om verschillende maatregelen te nemen op verschillende vlakken. Ik bedoel dus zowel politionele als preventieve en andere maatregelen.
13.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord en uw bezorgdheid. Ik heb eigenlijk spijt dat ik niet meer met u kan meegaan, want ik denk dat u op het terrein inderdaad heel wat goede voorbeelden tegenkomt.
Ik had ook vernomen dat Antwerpen in een samenwerkingsverband met Limburg zeer concrete aanzetten had tot wat wij kunnen doen. U moet verstaan, het is ter plaatse echt een obsessie. Ik weet soms niet wat ik moet antwoorden aan de inwoners, en toch moet ik een daadkrachtig antwoord formuleren. Ik zou dus voorstellen dat wij daar echt op doorgaan, om op alle niveaus, ook lokaal, tot een zo concreet mogelijk actieplan te kunnen komen, om het probleem aan te pakken. In dat verband vond ik het samenwerkingsverband tussen Antwerpen en Limburg een zeer goed voorbeeld.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Samengevoegde vragen nr. 11803 van mevrouw Warzée-Caverenne en nr. 11822 van de heer Gilkinet worden omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 11813 van de heer Vercamer wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag.
14 Question de M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la reprise partielle de la production de xénon-133 chez Best Medical Fleurus et la faillite" (n° 11821)
14 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de gedeeltelijke hervatting van de productie van xenon-133 bij Best Medical te Fleurus en het faillissement van het bedrijf" (nr. 11821)
14.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, le 15 février dernier, je vous interrogeais en commission à propos d'un incident survenu le 7 février chez Best Medical à Fleurus, et qui avait donné lieu à un rejet de xénon-133. À l'époque, il avait conduit à une suspension de la production, qui devait prendre fin dès que les causes de l'incident auraient été clairement identifiées et que les mesures correctives auraient été prises.
Or il apparaît qu'à la suite d'une pénurie de ce radio-isotope dans les institutions hospitalières américaines, et en sachant que les actions d'amélioration à court terme avaient été apportées, l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) a autorisé la reprise de la production de xénon-133 à Fleurus. Cette reprise serait soumise à certaines conditions et limitée dans le temps. Un peu plus tard, le 14 mai, le tribunal de commerce de Charleroi a prononcé la faillite de Best Medical Belgium. Selon les informations publiées sur son site, l'AFCN a rencontré le 16 mai les curateurs désignés par le tribunal de commerce afin d'établir les modalités destinées à garantir la sûreté du site. D'après l'AFCN, on a prévu les actions nécessaires dans le cas d'une éventuelle reprise partielle de la production de sources scellées et d'un démantèlement des installations dont l'exploitation est arrêtée définitivement à cause de la faillite.
Madame la ministre, pouvez-vous m'indiquer quelles sont les mesures prises par Best Medical Fleurus, depuis l'incident du 7 février, qui ont permis à l'AFCN d'autoriser la reprise de la production? Quelle est la durée prévue de cette autorisation provisoire? Sous quelles conditions la reprise de la production a-t-elle été autorisée?
Quelles sont les mesures de sécurisation prises à la suite de l'arrêt définitif des activités de Best Medical? Dispose-t-on des réserves financières suffisantes pour organiser le démantèlement éventuel de ce site au cas où il ne serait pas repris? Quelles sont-elles? Qui devra financer les mesures de sécurisation et un éventuel démantèlement des installations? Dans quelle mesure les anciens exploitants du site ont-ils pu être responsabilisés à ce sujet, notamment via la constitution d'un fonds de démantèlement?
14.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, en date du 7 mai, l'AFCN a autorisé Best Medical Belgium à procéder à trois productions successives planifiées durant le mois de mai 2012. Elle a jugé que cette autorisation était justifiée en raison d'une pénurie sévère en xénon-133 pour les institutions hospitalières américaines. Qu'il soit cependant clair que le degré de sûreté doit évidemment continuer à correspondre au niveau requis.
L'AFCN confirme que Best Medical a également apporté les réponses nécessaires aux conditions posées dans l'arrêté de l'AFCN d'interdiction de purification et de stockage de xénon dans les installations, rédigé à la suite de l'événement du 7 février 2012. Les réponses ont été considérées comme nécessaires et suffisantes par l'Agence pour redémarrer temporairement la production de xénon. Au terme de ces trois productions, l'arrêté d'interdiction reprenait ses effets. Ces réponses se résument comme suit.
Les causes de l'événement du 7 février ont été démontrées et les améliorations techniques ont été apportées pour qu'elles ne puissent plus se reproduire. On peut citer notamment la vérification de l'ensemble des tuyauteries dans le but d'éliminer d'éventuels bouchages, le remplacement de la colonne de purification, le déplacement d'une partie de l'installation dans le blindage, l'ajout d'un piège cryogénique supplémentaire de captage de xénon ou encore l'amélioration de l'étanchéité de la cellule de production au niveau d'un passage de câbles.
En outre, une maintenance de l'installation a été réalisée. Les déchets générés par l'ensemble des opérations liées à cette maintenance et aux modifications techniques opérées ont été correctement gérés et les procédures de travail et de sécurité ont été révisées.
De plus, l'arrêté de redémarrage temporaire prévoyait d'autres conditions minimales, à savoir un test de fonctionnement de l'installation avec une quantité limitée en xénon et la mise à disposition, pour ces trois productions, du personnel de production et de sécurité en nombre et compétence suffisants.
Ces conditions ainsi que les documents qui y étaient liés étaient soumis à la vérification du service de contrôle physique de BelV, la filiale de l'AFCN.
Une dernière condition était aussi l'absence de prononcé de faillite de l'entreprise avant toute production.
Néanmoins, le 9 mai 2012, à la suite d'un dernier problème technique sur l'installation et vu le contexte de faillite probable qui entourait Best Medical, la direction de l'entreprise a pris la décision de ne pas procéder aux productions de xénon prévues.
À la suite du prononcé de la faillite de Best Medical le 14 mai, les curateurs ont décidé de poursuivre certaines activités sur le site de Fleurus, qui est d'un intérêt certain pour d'éventuels repreneurs. Afin d'assurer ces productions mais également pour veiller à la sécurité et à la sûreté du site, les curateurs ont réengagé à tâches déterminées vingt-sept personnes, dont le chef d'établissement qui est toujours responsable de la sûreté d'exploitation du site.
Best Medical exploite donc toujours certaines installations sous le couvert de son autorisation mais il doit évidemment satisfaire à toutes les conditions d'exploitation, respecter les dispositions de la réglementation en la matière et se trouver – ce qui est le cas – sous la surveillance renforcée de l'AFCN, ce qui implique des contrôles hebdomadaires des inspecteurs ou de la filiale BelV.
Quant aux aspects financiers, ils relèvent moins de mes compétences ou de celles de l'AFCN mais plutôt de celles de l'ONDRAF et de la Direction générale du SPF Économie qui gère le financement des passifs nucléaires, qui ressort à la compétence de Melchior Wathelet.
14.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Vous savez que je suis très attentif à ce dossier et, en général, au site de l'IRE. Je suis très étonné de cette autorisation provisoire qui n'a pas été utilisée par Best Medical. De deux choses l'une: soit l'ensemble des conditions de sécurité sont garanties et on peut reprendre la production de façon normale, soit elles ne le sont pas et on ne fait rien! En l'occurrence, on n'a rien fait, Best Medical étant, entre-temps, tombée en faillite comme on pouvait le craindre.
Ma préoccupation pour le futur est double en termes de sécurité – vous me dites que les contrôles nécessaires sont effectués et je ne peux que vous encourager dans ce sens – et d'économie. Elle porte sur la possibilité de reprise et de maintien de l'emploi et sur le fait que la société en question assume ses responsabilités en matière de démantèlement, ce sur quoi j'interrogerai votre collègue, Melchior Wathelet.
Dans l'absolu, je regrette qu'on ait laissé la situation pourrir de cette façon dans cette société de Fleurus, ex-Nordion, devenue Best Medical.
Het incident is gesloten.
15 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "la reconnaissance du métier de pompier comme métier à risque" (n° 11805)
15 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de erkenning van het beroep van brandweerman als risicoberoep" (nr. 11805)
15.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, les pompiers font souvent face à des situations très dangereuses. On vient de parler de la collision de trains de marchandises à Godinne.
Après de très nombreuses heures de travail pour évacuer le produit toxique qui s'était échappé des cuves des wagons endommagés, les riverains, qui avaient été évacués par mesure de précaution, ont enfin pu regagner leur domicile. Ce résultat n'aurait jamais été possible sans le courage et l'abnégation des pompiers d'Yvoir. Durant cinq jours et cinq nuits, trente-sept pompiers volontaires ont travaillé d'arrache-pied à la sécurisation du site et ont aidé à l'évacuation du produit hautement toxique, parfois au péril de leur vie. Ainsi, nous avons appris que les pompiers ont dû disquer la locomotive et les poutrelles qui empêchaient l'évacuation de la citerne. Si une goutte de disulfure de carbone s'était échappée du réservoir, tout aurait explosé à la moindre étincelle. Les sociétés chimiques comme Solvay ou BSF se sont déclarées incompétentes pour pomper le produit toxique. C'est donc la firme française Adisseo, à qui appartenait le produit en question, qui s'est chargée des opérations d'extraction avec l'aide de la courageuse équipe des pompiers d'Yvoir.
Après avoir lu le compte rendu livré par le commandant des pompiers d'Yvoir, on ne peut qu’être admiratif du travail exemplaire des hommes du feu qui ont travaillé pendant cinq jours, pratiquement sans dormir. À mon sens, cet épisode relance également une nouvelle fois le débat sur la reconnaissance du métier de pompier en tant que métier à risque. Je sais que la question divise jusque dans les rangs de la Fédération Royale des Corps de Sapeurs-Pompiers de Belgique, où certains considèrent qu'une telle reconnaissance légale ne changerait rien au statut actuel des pompiers. Toujours est-il que la demande fait partie des recommandations syndicales des hommes du feu et que cette demande revêt tout de même une importance significative dans le cas des pompiers volontaires. En effet, faut-il le rappeler, sur les 17 500 pompiers que compte la Belgique, deux tiers sont des pompiers volontaires qui ne bénéficient pas des mêmes conditions de travail que les professionnels, même s'ils effectuent des tâches similaires.
La reconnaissance de leur métier comme métier à risque fait donc régulièrement l'objet de revendications de la part des pompiers volontaires qui réclament les salaires qu'ils méritent ainsi que la reconnaissance d'un statut égal à celui des pompiers professionnels.
Madame la ministre, serait-il possible de faire le point sur ce dossier? Où en êtes-vous dans votre réflexion? Quelles pistes sont-elles à l'étude pour le cas des pompiers volontaires? Vers quelles solutions votre département s'oriente-t-il? Dans quels délais des propositions concrètes seront-elles mises sur la table?
15.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame Galant, je partage avec vous la reconnaissance et les remerciements pour le travail fatigant qui a été mené avec une équipe réduite dans le cadre de l'accident de Godinne.
Comme vous le savez, le métier exercé par les membres des services d'incendie bénéficie à l'heure actuelle d'une reconnaissance implicite comme métier à risque. Sur base de l'article 156 de la nouvelle loi communale, les membres professionnels des services d'incendie bénéficient d'un calcul favorable pour leur pension puisque le tantième particulier 1/50 leur est applicable. Cette différence a été confirmée dans la réforme. Par ailleurs, des congés préalables sont prévus pour les pompiers, la protection civile et les gardiens de prison. Dans les faits, cela montre qu'ils se trouvent dans une catégorie un peu spécifique.
Tous les membres des services d'incendie, qu'ils soient volontaires ou professionnels, en ce qu'ils exercent une fonction de sécurité, jouissent d'une surveillance de santé particulière sur base de l'arrêté royal du 28 mai 2003 relatif à la surveillance de la santé des travailleurs.
Les pompiers volontaires sont indemnisés par heure d'intervention sur base de l'échelle barémique applicable aux pompiers professionnels. En outre, dans certaines conditions, ces indemnisations sont exonérées d'impôt et de cotisations de sécurité sociale.
La question que vous évoquez cadre en fait avec les négociations que nous menons actuellement avec les syndicats, les fédérations de pompiers et l'Union des Villes et Communes que j'ai rencontrés la semaine dernière encore. Le calendrier des discussions a été évoqué et nous abordons pour le moment la problématique du temps de travail.
Dans le cadre de cette réforme, nos services travaillent à l'élaboration d'un statut tant administratif que pécuniaire, qui tient compte des risques encourus au quotidien par les membres des services d'incendie sur le terrain. Au-delà du temps de travail, nous discuterons d'autres éléments, tels que la fin de carrière.
Nous voulons que le statut des pompiers volontaires soit identique à celui des pompiers professionnels, hormis quelques petites particularités liées à la nature de leur engagement. La question que vous posez n'a, à ce stade, pas d'existence juridique en tant que telle. Elle sera évidemment posée de manière pragmatique et s'incarnera par les différentes dispositions que nous allons prendre. Comptons-nous généraliser le congé préalable à la pension? Certaines spécificités du statut des pompiers, par rapport à d'autres membres de la fonction publique, font en sorte qu'il s'agit d'une fonction spécifique et à risque, comme l'est aussi le métier de policier.
15.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, il existe actuellement une reconnaissance implicite pour les professionnels. J'espère que, dans le cadre des négociations que vous menez actuellement, elle sera étendue également aux très nombreux volontaires.
15.04 Joëlle Milquet, ministre: Nous voulons un statut identique.
15.05 Jacqueline Galant (MR): J'espère aussi que cette reconnaissance de métier à risque sera reprise pour l'ensemble des volontaires qui exécutent au quotidien un travail remarquable. Ceux-ci travaillent dans les mêmes conditions que les professionnels mais n'ont malheureusement pas les mêmes avantages pécuniaires ni la même reconnaissance. J'espère que les négociations aboutiront à quelque chose de positif pour l'ensemble des hommes du feu.
15.06 Joëlle Milquet, ministre: On négocie en tout cas tant pour les pompiers professionnels que pour les volontaires!
Het incident is gesloten.
16 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "l'annonce du bouclage de la réforme de la sécurité civile dans les 18 prochains mois" (n° 11806)
16 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de aankondiging dat de hervorming van de civiele bescherming binnen 18 maanden zal worden afgerond" (nr. 11806)
16.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, la réforme de la sécurité civile a été votée en 2007. Cinq ans plus tard, elle est en pleine négociation. La semaine dernière, vous avez annoncé votre intention de la clôturer au cours des 18 prochains mois.
Dans un premier temps, vous prévoyez que les 34 zones de secours pourront être opérationnelles à partir du 1er janvier 2014. Le gouvernement a dégagé pour ces zones, en 2012, un budget structurel de 21,7 millions d'euros. Ces subsides seront octroyés sous forme de dotation, mais les zones de secours doivent pour cela disposer d'une personnalité juridique, ce qui n'est pas encore le cas actuellement.
Nous savons tous que, si cette réforme a jusqu'ici tant traîné, c'est par manque de moyens. Nous savons également que nous sommes plus que jamais dans un cadre budgétaire extrêmement compliqué et, que considérant le contexte, il ne sera pas possible de demander une rallonge budgétaire. Si vous voulez respecter l'agenda que vous avez annoncé la semaine dernière, vous allez donc devoir trouver un financement alternatif.
Vous dites que vous suivez plusieurs pistes, dont celle du financement via les compagnies d'assurance ou celle de la baisse de la masse salariale à moyen terme liée aux départs massifs à la retraite et au remplacement par des jeunes, payés à des barèmes moins élevés.
Est-il possible d'en savoir plus au sujet des pistes étudiées?
Quel serait le système de financement via les compagnies d'assurance? Comment cela fonctionnerait-il?
Est-il possible de transposer purement et simplement chez nous le système qui existe dans d'autres pays?
Les compagnies d'assurance ont-elles été consultées? Quelle est leur position à ce sujet?
Quant aux départs à la retraite, pouvez-vous nous donner l'état des lieux des départs à la pension prévus dans les prochaines années?
Quelle est l'étendue des économies naturelles qui pourraient être réalisées par ce biais?
Ne pensez-vous pas qu'il serait dangereux de miser sur des effectifs jeunes et peu expérimentés par souci d'économie?
Le métier de pompier est un métier de terrain qui comporte de très nombreux risques. L'expérience du terrain est, dans ce domaine plus que dans n'importe quel autre, un atout essentiel. Les pompiers expérimentés doivent garder un rôle actif.
Je vous le concède, le travail à abattre pour faire aboutir la réforme reste gigantesque et vous ne disposez que de deux ans et demi pour l'achever. Outre les zones de secours, il y a encore la question des écoles du feu, de la formation des pompiers, de la consolidation des effectifs sur le terrain, de la protection civile, de l'inspection... et, surtout, du statut administratif et de la situation des pompiers volontaires.
Quels sont vos projets pour tous ces points essentiels et quel est votre agenda?
16.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame Galant, si je devais répondre à toutes vos questions, j'en aurais pour au moins dix heures.
Je vais vous remettre une copie du texte de la conférence de presse; il explique point par point toutes les étapes, les engagements, le calendrier de la réforme, ainsi que les divers textes. Voilà qui répondra globalement à un maximum de vos questions.
Pour le reste, concernant le financement alternatif, nous y travaillons. Dès que nous aurons un consensus au niveau du gouvernement, ce que j'espère pour un jour prochain, je viendrai vous expliquer le projet en détail, notamment en ce qui concerne ce financement alternatif.
Quoi qu'il en soit, ces textes seront déposés avant l'été. Cela semble indispensable si nous voulons aboutir à un consensus autour du budget 2013. Dès lors, la loi pourrait entrer en vigueur le 1er janvier. Il ne s'agit pas de trancher tous les problèmes, mais d'organiser le travail préparatoire et d'obtenir le consensus nécessaire à la confection du budget.
Nous devons honorer nos engagements relatifs à la répartition 50-50. Sans financement alternatif, les montants sont estimés de 150 à 200 millions. En revanche, avec cette possibilité, nous pouvons y arriver dans une enveloppe inchangée. Mais, en ce cas, il faut évidemment trouver un accord sur les pistes à explorer. Nous travaillons sur l'implication des compagnies d'assurances. Tout cela ne sera pas aisé à mettre en œuvre. J'espère obtenir le soutien de votre parti. C'est l'une des seules manières d'honorer nos engagements tout en respectant la trajectoire et en ne devant pas chercher d'autres économies dans des domaines régaliens.
Si l'on élargit le choix en termes de type d'assurances, on peut déboucher sur quelque chose de parfaitement soutenable - car il ne s'agit pas de mettre à mal certains secteurs – et qui soit susceptible de financer la réforme du statut. Car c'est cette dernière qui va engendrer des coûts supplémentaires de l'ordre de 60 à 70 %. Nous voyons plus ou moins quelle est la marge.
En tout cas, je tiens à votre disposition l'échéancier de préparation des différents textes. Quant à l'octroi de la personnalité juridique aux zones, nous l'aborderons la semaine prochaine. Cela devrait donc être aussi voté avant l'été.
16.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse. Je vous sais très attentive à ce secteur, mais les hommes attendent depuis tellement longtemps. Vous ne pouvez pas tout accomplir en six mois, mais j'espère qu'on aboutira et que des pistes seront dégagées.
Je sais bien que vous ne pouvez pas répondre précisément à toutes mes questions, mais avez-vous consulté les assurances à propos du financement alternatif?
16.04 Joëlle Milquet, ministre: Oui, mais nous travaillons d'abord entre nous.
16.05 Jacqueline Galant (MR): Il n'y a pas encore eu de rencontre officielle?
16.06 Joëlle Milquet, ministre: Non. Et puis, on ne demande généralement pas aux contribuables leur avis avant de prendre une décision.
16.07 Jacqueline Galant (MR): D'accord, mais je parle du secteur des assurances, qui est important.
16.08 Joëlle Milquet, ministre: Nous allons le consulter. Simplement, j'aimerais d'abord que le gouvernement soit unanime. Ce n'est pas nécessairement encore le cas. C'est la raison pour laquelle je vais lui présenter les pistes afin que nous débouchions sur un mandat collectif. Une concertation sera organisée avant que toute décision soit prise. Avant tout, un signal clair doit être donné par les partis composant le gouvernement.
16.09 Jacqueline Galant (MR): Je pense qu'ils sont tous favorables à une avancée dans la réforme de la sécurité civile.
16.10 Joëlle Milquet, ministre: Les idées sont très claires au début, mais dès qu'il s'agit de parler d'un euro, c'est moins évident. J'espère que je me trompe, mais jusqu'à présent cela n'a pas été si simple.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 11830 van de heer Francken wordt uitgesteld.
17 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de forse toename van arrestaties op het Brussels openbaar vervoer" (nr. 11848)
17 Question de M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la multiplication des arrestations sur le réseau de transports en commun bruxellois" (n° 11848)
17.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, u had 70 bijkomende agenten beloofd voor het Brusselse openbaar vervoer. Het zijn er 93 geworden. Meer blauw in het verkeer lijkt ook te werken. Terwijl er vroeger gemiddeld 7 arrestaties per dag werden uitgevoerd, is dat aantal nu verdubbeld. Er was zelfs een piekdag met 21 arrestaties. Een lik-op-stukbeleid wat controle en arrestatie betreft, lijkt inderdaad te werken.
Nu moet Justitie natuurlijk nog volgen. Het vervolgingsbeleid moet op de sporen geraken en er moet een vervolg aan worden gebreid.
Mevrouw de minister, de dood van de MIVB-medewerker is nu anderhalve maand geleden. Mijn eerste drie vragen mogen schriftelijk worden beantwoord. U mag mij gerust de cijfers op papier geven. Ten eerste, kunt u mij concreet zeggen wanneer de 93 bijkomende agenten werden ingezet in patrouilles?
Ten tweede, hoeveel arrestaties werden er ondertussen verricht? Wanneer werden de meeste arrestaties uitgevoerd: ’s nachts, overdag of in het weekend?
Ten derde, hoeveel processen-verbaal werden intussen opgesteld? Om welke inbreuken ging het meestal?
De vierde vraag is een politieke vraag. De processen-verbaal en arrestaties moeten uitmonden in het vervolgingsbeleid van Justitie. Bent u in permanent overleg met de minister van Justitie om te weten hoe Justitie gepast zal reageren op de instroom van processen-verbaal en arrestaties?
Hoeveel illegalen werden betrapt tijdens de arrestaties en hoeveel werden er opgesloten met het oog op repatriëring?
Ik heb nog een politieke vraag. Denkt men eraan om het gevoerde beleid ook op het openbaar vervoer in andere grootsteden toe te passen, zoals Antwerpen, Luik of Gent?
17.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Logghe, sinds vrijdag 13 april worden dagelijks 70 bijkomende lokale en federale politiemensen ingezet voor de veiligheid op het Brussels openbaar vervoer.
Het totaal aantal ingezette politiemensen ligt uiteraard hoger, maar het opgegeven aantal is elke dag te beschikking, zonder dat het verminderd wordt bijvoorbeeld in vakantieperiode.
De DirCo Brussel coördineert de acties en volgt de resultaten op. Ik heb al de cijfers voor april aan de pers meegedeeld.
In april werden er op het metro- en tramnetwerk 366 misdrijven vastgesteld door de lokale politie en 828 door de federale politie, voornamelijk door de spoorwegpolitie, versterkt met leden van het interventiekorps uit de provincie. In de meeste gevallen ging het om diefstallen.
Uit de analyse door de DirCo van Brussel zal moeten blijken dat die aantallen gevoelig gestegen zijn, dankzij de aanwezigheid van de aanvullende agenten. Bij die analyse zullen uiteraard ook de diensten van het parket betrokken worden.
Van de in totaal 1 194 processen-verbaal die in april werden opgesteld, waren er 118 voor illegaal verblijf. Ik beschik echter niet over cijfers over criminaliteit door illegalen, noch betreffende het aantal illegalen die werden opgesloten met het oog op repatriëring. Het geweld in de publieke ruimte, en in het bijzonder op het openbaar vervoer, is natuurlijk een prioriteit. Het is een prioritair criminaliteitsfenomeen in het Nationaal Veiligheidsplan.
Wij hebben begin mei een vergadering gehad met de verschillende diensten die in onze projecten betrokken worden. Zij waren heel tevreden met de resultaten. Er is bijvoorbeeld een heel belangrijke vermindering van de klachten in het Zuidstation, een verhoging van de arrestaties en de pv’s en een groter gevoel van veiligheid bij de reizigers.
17.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het verheugt mij dat veiligheid op het openbaar vervoer prioritair is. Gelet op het aantal pv's, namelijk 1 194 in april, is het wel duidelijk dat veiligheid op het openbaar vervoer een prioritair punt moest worden.
Ik stel ook vast – dit is een aandachtspunt – dat het aantal vastgestelde misdrijven in elk geval een stuk hoger is dan het vroegere aantal geregistreerde aangiftes van die misdrijven. Dat betekent dat het aantal geregistreerde aangiftes naar alle waarschijnlijkheid een heel stuk lager is dan het aantal echt gepleegde feiten en dat de criminaliteit dus waarschijnlijk erger is dan wij ons voorstellen en uit de cijfers aflezen.
Het verheugt mij ook dat er aandacht besteed wordt aan het feit dat heel wat illegalen zich in criminele circuits ophouden. Ik ben alleen benieuwd of men met Justitie permanent overleg zal plegen om ervoor te zorgen dat Justitie volgt, op het vlak van de vervolging. Het is goed dat de politie de veiligheid verzorgt, promoot en verhoogt, maar nu moet Justitie ook volgen op het vlak van de vervolging. Op de vraag ter zake heb ik van u geen antwoord gekregen.
Ik zal uw collega, minister Turtelboom, daarover eens aan de tand voelen.
L'incident est clos.
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de kerncentrale van Gravelines" (nr. 11864)
- mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de veiligheid van de kerncentrale te Gravelines" (nr. 11882)
- mevrouw Bercy Slegers aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de resultaten van de controles van de kerncentrales in Gravelines en Chooz" (nr. 11909)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de bekendmaking van interne documenten van EDF waarin twijfels geuit worden over de weerstand van stalen kranen in de Franse kerncentrales" (nr. 12232)
- M. Wouter De Vriendt à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la centrale nucléaire de Gravelines" (n° 11864)
- Mme Ann Vanheste à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la sécurité de la centrale nucléaire de Gravelines" (n° 11882)
- Mme Bercy Slegers à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les résultats des contrôles des centrales nucléaires de Gravelines et de Chooz" (n° 11909)
- M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la divulgation de documents d'EDF relatifs à la résistance de l'acier de pièces de robinetterie dans les centrales nucléaires françaises" (n° 12232)
De voorzitter: Vraag nr. 11909 van mevrouw Slegers wordt ingetrokken.
18.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, een rapport van Greenpeace stelt de veiligheid van de kerncentrale in Gravelines in vraag. Deze centrale ligt op 30 kilometer van de Westhoek en de Belgische kust. De zeer grote inventaris aan radioactieve stoffen in de kerncentrale, het gebruik van plutoniumhoudende MOX-kernbrandstof, het enkelwandig omhulsel van het reactorgebouw en de uitnodigende kwetsbaarheid voor terroristische aanslagen maken van deze kerncentrale volgens Greenpeace een van de meest risicovolle van Frankrijk.
De officiële Franse stresstest, uitgevoerd in de nasleep van de ramp in Fukushima, laat volgens Greenpeace bovendien heel wat ongevalscenario’s buiten beschouwing. Bovendien zijn de zes reactoren 27 tot 32 jaar oud. Vier van de zes reactoren overschrijden daarmee de bij de bouw voorziene levensduur van 30 jaar, wat gepaard gaat met verouderingsverschijnselen en erosie.
Ik heb een aantal vragen in dit verband. Mevrouw de minister, hebt u kennis genomen van het rapport? Hebt u het volle vertrouwen in de veiligheid van de Franse nucleaire site in Gravelines? Werd ons land betrokken bij het opstellen van de veiligheidsmaatregelen die moeten worden genomen in kerncentrales in onze buurlanden aan het grensgebied? Welk overleg heeft in deze materie plaatsgevonden? Heeft België adviezen geformuleerd aan Frankrijk en andere buurlanden met betrekking tot het verhogen van de veiligheid voor de burgers? Ten slotte, op welke manier houdt het Belgische noodplan rekening met de aanwezigheid van kerncentrales aan onze landsgrenzen?
Ik heb ook nog een bijkomende vraag. Moet de noodplanzone niet worden uitgebreid?
18.02 Ann Vanheste (sp.a): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat in dezelfde richting als die van de heer De Vriendt.
Sinds de gebeurtenissen in Japan lijkt iedereen wakker geschud door de gevaren van nucleaire energie. Kerncentrales worden, weliswaar los van de ramp in Japan, nauwlettend in het oog gehouden. Ook hier valt een ongeval met een kerncentrale niet uit te sluiten.
Een recent rapport van de milieuorganisatie Greenpeace stelt de veiligheid van de kerncentrale in het Franse Gravelines in vraag. Volgens Greenpeace houdt de site van Gravelines de grootste veiligheidsrisico’s in binnen Europa want ze is verouderd en beantwoordt niet meer aan de huidige veiligheidsnormen.
Gravelines ligt op 30 kilometer van De Panne en op 50 kilometer van Poperinge. Er heerst in de Westhoek dan ook ongerustheid over de veiligheid van de kerncentrale in Gravelines.
Ik heb dan ook de volgende vragen, mevrouw de minister. Worden er maatregelen genomen om de veiligheid te garanderen van de inwoners in de streek? Is er een overleg gepland met de Franse autoriteiten en het management van de centrale van Gravelines? Kortom, bent u van plan om preventieve maatregelen te nemen voor de inwoners van onze kuststreek?
18.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, le réseau français "Sortir du nucléaire" a récemment divulgué des documents internes à EDF qui faisaient état des doutes de l'entreprise concernant la résistance de 118 pièces de robinetterie. Ces pièces, qui font partie des circuits primaires de 31 réacteurs nucléaires de 900 MWe, pourraient se rompre en raison de la dégradation thermique des métaux qui les constituent.
Cette note interne d'EDF datée du 21 décembre 2011 stipule que "les études de justification des robinets moulés sensibles au vieillissement thermique réalisées avec les incertitudes actuelles sur les caractéristiques chimiques n'ont pas permis d'obtenir des résultats favorables". Autrement dit, et pour être clair, les résultats sont défavorables.
Néanmoins, EDF a décidé de laisser fonctionner ces 31 réacteurs, y compris ceux situés près de chez nous à Cattenom, à Gravelines et à Chooz, alors qu'elle a connaissance de ce risque affectant une partie critique d'un réacteur, à savoir le circuit primaire qui assure le refroidissement du combustible nucléaire et qui comprend la cuve du réacteur.
Madame la ministre, avez-vous été informée du contenu des documents d'EDF relatifs à la résistance de ces pièces de robinetterie? Si oui, quelle conclusion en tirez-vous? Si non, avez-vous introduit une demande officielle aux autorités françaises pour obtenir lesdits documents? Disposez-vous d'informations relatives aux conclusions de l'étude pour les centrales de Chooz, de Gravelines et de Cattenom proches de nos frontières? Qu'en est-il de l'utilisation de pièces de robinetterie identiques dans les centrales nucléaires situées sur le sol belge? Pouvez-vous apporter des garanties quant à la non-utilisation de pièces identiques en Belgique?
18.04 Minister Joëlle Milquet: Het rapport van Greenpeace dateert van februari 2012 en werd in opdracht van de Franse afdeling van de milieuorganisatie opgesteld door het Britse consultatiebureau Large and Associates. Het gaat dus niet om een rapport dat specifiek zou handelen over de kerncentrales van Gravelines of Chooz, maar beide kerncentrales worden wel in het rapport geciteerd.
In het kader van de stresstests van de Europese kerncentrales is er een uitgebreide bilaterale samenwerking geweest tussen de Franse en de Belgische veiligheidsautoriteit, FANC en ASN, meer bepaald over de Franse kerncentrales van Chooz en Gravelines. Deze informatie-uitwisseling vond plaats in de periode tijdens dewelke de Franse veiligheidsautoriteit een evaluatie uitvoerde van de stresstestrapporten van de verschillende Franse kerncentrales, wat uiteindelijk uitmondde in het Franse nationale rapport. Deskundigen van het FANC hebben toen als waarnemer kunnen deelnemen aan vier inspecties in de centrale van Gravelines en drie in deze van Chooz. Gezien het hier gaat om nucleaire installaties die zich bevinden op Frans grondgebied en het toezicht op de veilige werking van een nucleaire installatie nog altijd een nationale bevoegdheid is, is het FANC niet betrokken bij het opstellen van specifieke veiligheidsmaatregelen voor deze centrales.
In het kader van de stresstests heeft België geen bijkomende adviezen geformuleerd naast deze die ASN reeds had uitgevaardigd om de veiligheid van bestaande kerncentrales te verhogen. In het kader van de stresstests hebben Belgische experten wel deelgenomen aan de zogenaamde peer reviews en dit boven op de bilaterale contacten waarvan zonet sprake. Op basis van alle nationale peer reviews en rapporten werd een globaal samenvattend rapport opgesteld door de NSREC. Hierin wordt de stand van zaken van de robuustheid van het Europees nucleair park in de context van deze testen beschreven en, meer in het bijzonder, in deze van extreme ongevallen van externe oorsprong. Ook worden de goede praktijken en de zwakheden geïdentificeerd en worden er aanbevelingen in uitgevaardigd om de veiligheid te verbeteren en standaarden en geharmoniseerde benaderingen te ontwikkelen over thema’s zoals aardbevingen of de sterkte van de reactorgebouwen.
Het is de taak van de Franse veiligheidsautoriteit om deze aanbevelingen te analyseren en te implementeren waar nodig. Dit rapport werd begin mei op een publieke meeting toegelicht en besproken. Op die vergadering heeft ook Greenpeace de kans gekregen om haar opmerkingen rond het verslag toe te lichten. Het nationaal noodplan voor nucleaire en radiologische risico’s houdt uiteraard rekening met ongevallen die zich kunnen voordoen in buitenlandse kerncentrales. Er zijn specifieke procedures voor alarmering en bijstandsverlening.
De gouverneur van de provincie West-Vlaanderen heeft met de prefect van het departement Nord-Pas de Calais een akkoord gesloten om in het geval van een noodsituatie de hulpverlening te coördineren. De gouverneur van de provincie Namen heeft hetzelfde gedaan met de prefect van het Franse departement van de Ardennen.
Pour les questions de M. Gilkinet concernant des défauts constatés dans des centrales françaises, il s'agit de documents internes de l'exploitant nucléaire Électricité de France qui ont été publiés le 2 mai sur le site web de l'association "Sortir du nucléaire". Après une première lecture, il apparaît que ces documents ne concernent que des centrales nucléaires en France. La seule instance qui peut se prononcer sur la pertinence des documents divulgués est l'Autorité de sûreté nucléaire (ASN). Celle-ci n'a pas encore réagi à leur publication.
Dans le secteur nucléaire, il existe une culture d'échange rapide de toutes les informations pertinentes entre exploitants et autorités de sûreté. Nous pouvons donc être confiants dans le fait que l'information importante pour la sûreté de nos propres centrales arrive directement à l'AFCN par ces canaux. Si tel n'était pas le cas, je me chargerai de ce problème. Si l'AFCN n'a pas été mise au courant, je suppose que la diffusion de cette information n'était peut-être pas suffisamment pertinente ou n'avait aucun caractère urgent. À tout le moins, les informations seront transférées. En général, l'Agence a des contacts réguliers avec son homologue français, contacts au cours desquels de tels sujets sont à l'ordre du jour.
18.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Mijn belangrijkste vraag was of u het vertrouwen behoudt in de veiligheid van de Franse nucleaire site in Gravelines, en of er geen extra maatregelen nodig zijn naar aanleiding van het Franse rapport?
U verwijst naar het initiatief van de gouverneur van West-Vlaanderen en naar de afspraken om de hulpverlening te coördineren. Dat is goed, maar de vraag is of ons huidige nucleaire noodplan volstaat. Moet de noodplanzone niet worden uitgebreid? Greenpeace vindt de huidige noodplanzone van 10 km – schuilen en evacuatie – en die van 20 km – predistributie van jodiumtabletten – rond de nucleaire installaties achterhaald. Greenpeace pleit voor een uitbreiding van de nucleaire noodplanzone.
Mevrouw de minister, het zou goed zijn een sociaal-economische impactstudie te maken van een ernstige kernramp in Gravelines. Wat betekent het voor de kuststreek en voor ons land? Ik meen dat het in dat verband nuttig is de aansprakelijkheid van de operatoren opnieuw op tafel te leggen.
18.06 Ann Vanheste (sp.a): Mevrouw de minister, ik heb in grote lijnen dezelfde bemerkingen als mijn collega. Wij moeten waakzaam zijn en blijven, zodat de veiligheid van de Belgen bewaard blijft, ook voor de nucleaire centrales in onze buurlanden.
18.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, la sécurité nucléaire est effectivement une compétence nationale. Ces centrales sont situées sur le territoire français mais la radioactivité ne connaît pas de frontières en cas d'accident. Je vous demande donc de relever votre niveau de vigilance eu égard aux informations qui peuvent nous parvenir de France.
En l'occurrence, les documents auxquels j'ai fait référence sont internes. Ils ont été rendus publics par une ONG qui effectue son travail de vigilance. Contrairement à vous, je ne pense pas que l'on puisse être a priori confiants. Pour ma part, je considère que nous devons avoir un a priori de méfiance et essayer d'obtenir les informations les plus précises et les plus complètes possibles des autorités de contrôle françaises.
Dès lors, je vous demande de porter ce point spécifique à l'ordre du jour de la prochaine réunion belgo-française sur le sujet afin de solliciter simplement des explications qui confirmeront ou infirmeront les informations rendues publiques par "Sortir du nucléaire". C'est votre devoir de ministre de l'Intérieur, responsable de la sécurité de nos concitoyens, notamment ceux qui se situent à proximité de Chooz, Gravelines ou Cattenom.
18.08 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, het is niet zo gebruikelijk maar ik had u nog een bijkomende vraag gesteld. Volstaat het huidige nucleaire noodplan in ons land? Moet de noodplanzone bijvoorbeeld toch niet worden uitgebreid naar aanleiding van het negatief rapport van Greenpeace? Kunt u daarop antwoorden?
18.09 Minister Joëlle Milquet: Wat het noodplan betreft, op basis van mijn informatie en de informatie van de betrokken Belgische actoren, zijn er geen echte problemen. In mijn huidige strategie zullen wij met het crisiscentrum een analyse en evaluatie maken van de verschillende noodplannen in ons land en daarbij de verschillende elementen bekijken. Wij zijn bezig met een diepgaande analyse van de verschillende plannen. Er was bijvoorbeeld twee weken geleden in Luik een oefening in verband met een noodplan voor een vliegtuigcrash. Wij hebben daarbij opgemerkt dat wij een nog betere samenwerking nodig hebben. Wij moeten oefeningen organiseren om meer waarborgen te hebben.
18.10 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Misschien kunt u een uitbreiding van de noodplanzone overwegen want als ik goed ben ingelicht is Gravelines na de sluiting van een aantal kerncentrales in Japan het grootste nucleaire complex ter wereld. Het ligt op 30 kilometer van onze kust en als daar iets gebeurt kan de impact ernstig zijn. Wij moeten dus over de veiligheid blijven waken.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 11878 van mevrouw Slegers is uitgesteld. Vraag nr. 11879 van de heer Calvo en vraag nr. 11888 van mevrouw Lanjri worden omgezet in schriftelijke vragen.
19 Question de M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la 'cellule de Jumet' et le changement de l'article 6.3.1.1. du Manuel d'administration financière du personnel policier" (n° 11890)
19 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de cel-Jumet en de wijziging van artikel 6.3.1.1. van de Handleiding financiële personeelsadministratie van de politie" (nr. 11890)
19.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, le 18 avril dernier, je vous interrogeais pour la deuxième fois au sujet de la cellule de Jumet et du changement de l'article 6.3.1.1. du manuel d'administration financière du personnel policier, qui traite du mode de remboursement des frais de déplacement des travailleurs détachés entre autres dans cette cellule.
Je m'étonnais de la manière dont ledit article avait été modifié sans aucune concertation, sans information via une note de service, ni de mention de date pour l'entrée en vigueur de la modification. Cette dernière aurait remis en cause rétroactivement les frais de déplacement versés aux enquêteurs concernés, notamment au sein de la cellule de Jumet.
Au cours de notre échange, vous n'aviez pas été en mesure de m'indiquer qui avait initié cette modification du manuel, quand et dans quel but. J'avais insisté sur l'importance de trouver une solution à l'amiable pour cette cellule en charge des dossiers les plus délicats en matière de fraude politico-financière et qui est, aujourd'hui, mise en difficulté dans son fonctionnement quotidien.
Madame la ministre, quel est l'objectif de cette modification? Qui en a pris l'initiative? Une concertation a-t-elle été mise en œuvre a priori avec les représentants des travailleurs? Pour quelle raison la modification du manuel n'a-t-elle pas été datée, ni notifiée par circulaire? Quelle est, selon vous, la procédure à utiliser pour le remboursement des frais de déplacement des travailleurs concernés? Depuis quand est-elle valable? De quelle façon comptez-vous intervenir ou êtes-vous intervenue pour clarifier cette situation et permettre de ramener la sérénité au sein de la cellule de Jumet?
19.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, depuis le dépôt de votre question, certaines informations me sont parvenues, ce dont je me réjouis. Le système applicable aux membres du personnel de ladite cellule de Jumet est celui décrit dans une note du 29 novembre 2011 de la police judiciaire fédérale, direction de la Lutte contre la criminalité économique et financière (DJF), précisant les différents droits financiers des membres du personnel. Cette note s'applique à tous les membres du personnel de la DJF en général, qu'ils fassent partie du cadre opérationnel ou du cadre administratif et logistique ainsi qu'aux membres de la cellule de Jumet.
Il s'agit d'une note explicative conforme aux dispositions statutaires applicables aux membres du personnel des services de police en matière d'indemnisation des frais de nourriture et des frais de parcours mais la définition de la commission rogatoire exécutée en Belgique qu'elle contient est en outre fondée sur le Code d'instruction criminelle (articles 23, 47duodecies et 62bis). La note du directeur de la DJF a été évoquée lors du comité de négociation du 30 novembre 2011, à la suite duquel un syndicat a fait remarquer qu'il existait une différence entre la définition conclue dans cette note, basée sur l'article 23 du Code d'instruction criminelle et celle contenue dans le point 6.3.1.1. du manuel d'administration financière du personnel policier.
Comme le Code d'instruction criminelle prévaut sur le manuel d'administration financière du personnel, ce dernier a dû être adapté également au point 6.3.1.1. du chapitre 1er du Titre II de la partie 4 en ce sens par le secrétariat social de la police intégrée qui gère ce manuel. Cela fut fait le 1er février 2012.
C'est vraiment dans un souci d'uniformité que ce manuel a été adapté sur la base des remarques qui ont été évoquées dans le cadre du comité de négociation et sur la base d'une certaine disparité entre les deux textes, ce qui a vraisemblablement donné lieu à une certaine confusion entre les diverses interprétations.
19.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse, mais il y a une série de questions auxquelles vous n'avez pas répondu. Depuis quand cette modification est-elle entrée en vigueur? De quelle façon êtes-vous intervenue ou comptez-vous intervenir pour clarifier cette situation qui pourrit aujourd'hui les relations de travail au sein de la cellule de Jumet et conduit à des soupçons à l'égard de ces enquêteurs, qui me semblent totalement injustifiés d'après les informations dont je peux disposer? Avez-vous pris des initiatives en votre qualité de ministre de l'Intérieur pour ramener la sérénité dans cette cellule d'enquête extrêmement importante par rapport aux dossiers qu'elle a à traiter?
19.04 Joëlle Milquet, ministre: Personnellement, je ne suis pas intervenue jusqu'à présent dans cette affaire. Par contre, comme je vous l'ai dit, je compte réaliser une réforme encore plus structurelle. En réalité, je ne trouve pas très sain que des interprétations et commentaires concernant le statut pécuniaire ou financier de la police émanent des services de police, voire du secrétariat social. C'est pourquoi j'aimerais transférer cette compétence à l'administration de l'Intérieur de manière globale; ce sera plus correct.
Pour le reste, je vous ai transmis les informations dont je dispose, qui expliquent les raisons des changements. L'entrée en vigueur a eu lieu lors de la décision, c'est-à-dire le 1er février 2012, apparemment. Il semble bien que soient apparues alors des définitions diverses.
19.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Je prends note de cette date du 1er février 2012, qui n'est pas anodine.
19.06 Joëlle Milquet, ministre: Je vous dis bien que je pense que c'est à cette date. On m'a indiqué que c'est la date à laquelle ce texte a été adapté. Je suppose dès lors que c'est à partir de cette date que la mise en application a été effective puisque c'était une reprécision de règle. Je veux bien encore me renseigner, mais je pense que c'est cela, sous réserve.
19.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Il me semble assez logique, à tout le moins, qu'on ne modifie pas les règles avec effet rétroactif; que ceux qui ont appliqué les règles telles que connues soient considérés comme étant dans leur bon droit; qu'en cas de modification, elle soit concertée, d'une part, et, d'autre part, qu'elle fasse l'objet d'une communication complète et intelligible.
J'entends votre souhait d'une transition et d'une amélioration de la situation. En attendant, il faut gérer les situations telles qu'elles existent et assurer la transition d'une façon non conflictuelle, ce qui ne me semble pas être le cas et qui rejaillit sur la mise en œuvre de missions essentielles de sécurité publique et d'enquêtes. Ce à quoi, je vous demande à nouveau d'être attentive et je crains de devoir revenir encore vers vous sur ce dossier.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 11898 van mevrouw Dumery wordt uitgesteld. Vraag nr. 11903 van mevrouw Vanheste over de mozaïekwet wordt in een schriftelijke vraag omgezet. Vraag nr. 11927 van mevrouw Dumery over ongeldig verklaarde reisdocumenten binnen het Schengengebied wordt uitgesteld.
20 Vraag van de heer Ben Weyts aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de 'air marshals' in Zaventem" (nr. 11932)
20 Question de M. Ben Weyts à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les 'air marshals' à Zaventem" (n° 11932)
20.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag is een opvolgingsvraag. Ik heb u immers eerder, met name op 16 april 2012, een vraag over de air marshals gesteld.
Air marshals zijn gewapende, niet-geüniformeerde veiligheidsagenten – enigszins undercoveragenten – die ter bestrijding en preventie van eventuele terreuracties met een verkeersvliegtuig meereizen.
De air marshals bestaan op vraag of op eis van de Amerikaanse luchthavenautoriteiten in Europa. In Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk is daaromtrent een speciaal wettelijk kader gecreëerd, vermits er ter zake een vraag van de Amerikaanse luchthavenautoriteiten is.
Sinds begin juni 2012 vliegt ook SN Brussels met eigen vliegtuigen rechtstreeks vanuit Zaventem naar de Verenigde Staten. Nu rijst de vraag of ook vanuit Zaventem op de desbetreffende vliegtuigen van SN Brussels air marshals aanwezig zijn en wat ter zake het wettelijke kader is.
U hebt geantwoord dat u bij de Amerikaanse ambassade, bij de luchtvaartpolitie en bij SN Brussels informatie over de kwestie zou opvragen. Daarom stel ik de huidige opvolgingsvraag.
Wat heeft bedoelde informatieronde opgeleverd?
Zullen vanaf 1 juni 2012 air marshals meevliegen? Volgens mijn informatie is zulks nog niet het geval. Zal dat echter later wel het geval zijn of kan u garanderen dat het systeem van de air marshals niet op vluchten van SN Brussels van toepassing zal zijn?
Mochten wel air marshals meereizen, wat is dan het wettelijke kader? Gaat het om gewapende agenten? Betreft het Belgische agenten? Betreft het politie- of privéagenten? Aan welke vereisten dienen zij te voldoen? Welke opleiding hebben zij? Wat zijn hun specifieke bevoegdheden aan boord van het vliegtuig en in de luchthaven?
20.02 Minister Joëlle Milquet: Ik sta in nauw contact met de staatssecretaris voor Mobiliteit. Zijn administratie heeft ook een bevestiging gekregen van de TSA – de Transportation Security Administration – dat de aanwezigheid van sky marshals aan boord van de vliegtuigen van SN Brussels Airlines met de bestemming JFK niet vereist is. Ik heb dat reeds duidelijk gesteld, en ik kreeg ook geen vraag over dat punt.
Met betrekking tot de termijn van 1 juni, de datum waarop SN Brussels Airlines met de vluchten naar de Verenigde Staten is begonnen, hoeft men dus niets te vrezen voor de vluchten. Er werd eveneens duidelijk op gewezen, zowel bij de Amerikaanse overheid als bij de Europese Commissie, dat een eventuele verandering van de eisen, opgelegd aan maatschappijen die vanuit Brussel vliegen, volgens een aanpassingstermijn en onderhandelingen tussen de twee landen zal werken. We hebben geen problemen op dat vlak en men heeft ook nooit iets gevraagd.
20.03 Ben Weyts (N-VA): Dank u wel, dat was een duidelijk antwoord. Er zullen dus geen air marshals meevliegen op vluchten van SN Brussels Airlines naar de Verenigde Staten.
Het incident is gesloten.
21 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la dotation des prézones opérationnelles" (n° 11946)
21 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de dotatie voor de operationele prezones" (nr. 11946)
21.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, vous allez dire que je suis branchée aujourd'hui sur la réforme de la sécurité civile.
Une des premières phases d'exécution de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile a consisté en la mise en place des prézones opérationnelles (PZO) en 2010. Cette mise en place s'est faite sur la base des arrêtés royaux du 12 octobre 2010 et du 28 avril 2011 portant l'octroi aux communes concluant avec l'État une convention prézone opérationnelle de subsides pour les frais de personnel, d'infrastructure, de matériel et d'équipement et de coordination.
Les communes organisant un service d'incendie et situées sur le territoire d'une zone de secours ont eu la possibilité de conclure une convention avec l'État. Cette convention visait à améliorer la coordination au sein des PZO, l'application du principe de l'aide adéquate la plus rapide, l'exécution d'une analyse des risques pour les PZO et une gestion rationnelle du matériel de la PZO en fonction de l'analyse des risques.
Dans le cadre de l'exécution de cette convention, des subsides ont pu être octroyés à titre d'intervention pour une série de frais dont les frais de personnel. C'est grâce à ces subsides que des communes ont engagé du personnel. En général, ce personnel a été engagé sur la base de contrats de travail à durée déterminée. Ces contrats de travail, pour beaucoup, viennent à échéance dans des délais très brefs. Pour certains, il est question de fin juin 2012, donc d'ici la fin de ce mois.
Il semble que pour l'année 2012, les prézones n'ont reçu aucune garantie quant à l'octroi de subsides permettant de poursuivre le travail initié il y a deux ans. Les responsables locaux ne renouvelleront pas ces contrats s'ils ne sont pas assurés de la date du versement de ces dotations. Le personnel concerné est inquiet quant à son avenir.
Un projet de loi modifiant la loi du 15 mai 2007 relatif à la sécurité civile permettant d'octroyer la personnalité juridique aux prézones opérationnelles a été ou est sur le point d'être déposé au Parlement. Je pense que vous en avez parlé tout à l'heure. Lorsque ce texte entrera en vigueur, un arrêté royal portant l'octroi d'une dotation sera publié.
Madame la ministre, pouvez-vous assurer aux autorités locales que ces dotations seront octroyées pour l'année 2012?
Le timing concret prévu pour le versement des dotations aux prézones sera-t-il respecté?
Les dotations qui seront payées sur la base de l'arrêté royal à publier couvriront-elles l'ensemble de l'année 2012 ou seront-elles payées au prorata des mois qui restent à partir de la publication de cet arrêté?
Le paiement de ces dotations s'effectuera-t-il dans sa totalité ou par tranches?
21.02 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, madame Galant, je peux répondre oui aux première et deuxième questions. Les dotations seront payées sur base de l'arrêté royal. Le montant est identique à 2011, à savoir 21 747 000 euros pour toute l'année. Je dois encore voir si ce montant sera payé dans sa totalité ou par tranches.
L'arrêté "dotations" est prêt. Dès que le projet de loi sur les zones sera adopté, je déposerai les projets d'arrêtés. Je pense que cela sera payé en une fois, comme la dernière fois, mais je dois encore vérifier. Les clés de répartition seront les mêmes cette année.
L'ensemble du financement a été sauvegardé, il s'agira des mêmes montants.
21.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, j'entends que le financement suivra. Votre réponse nous permettra de rassurer le personnel qui a été engagé au sein de ces prézones.
L'incident est clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs 11961 en 11962 van mevrouw Dumery en 12118 van mevrouw Slegers worden uitgesteld. Hetzelfde geld voor de vragen nrs 11965, 11966 en 11967 van de heer Wilrycx.
22 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de nieuwe nummerplaten" (nr. 12005)
22 Question de M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les nouvelles plaques minéralogiques" (n° 12005)
22.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik geloof dat hiervoor reeds een vorm van oplossing is geboden. Ik vernam dat door de modernisering van de databank van de DIV heel wat nieuwe nummerplaten niet bekend zouden zijn bij de politie. Ik hoorde echter dat daar gezocht werd naar een snelle oplossing.
Werd er een oplossing gevonden en zijn de problemen met de databank inmiddels opgelost?
22.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Doomst, op 27 april 2012 werd bij de Dienst Inschrijving Voertuigen, de DIV, inderdaad een nieuwe databank in gebruik genomen.
De politiediensten werden via de directie van de operationele politionele informatie regelmatig op de hoogte gebracht van de vooruitgang van dat dossier. Dankzij deze actieve en regelmatige follow-up, de vele tests en de dagelijkse contacten met de DIV, werd voor een aantal kinderziekten geleidelijk een oplossing gevonden.
Momenteel zijn er echter nog steeds enkele problemen. De historieken van de nummerplaten bijvoorbeeld zijn soms nog onvolledig, wat een probleem kan opleveren bij een gerechtelijk onderzoek. Om die redenen werd een specifieke spoedprocedure opgestart die aan de politiemensen op het terrein moet toelaten om de DIV in ernstige en dringende gevallen permanent te contacteren.
De processen-verbaal, opgesteld tijdens de migratieperiode naar de nieuwe toepassing, worden onverminderd voor verder gevolg bezorgd aan de gerechtelijke overheden.
22.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, betekent dit dat de kinderziektes op korte termijn opgelost zullen worden? Hoeveel tijd is daarvoor nog nodig? Twee tot drie maanden, of nog langer?
22.04 Minister Joëlle Milquet: Ik denk dat dit nog enkele maanden in beslag zal nemen.
22.05 Michel Doomst (CD&V): Het is toch niet zo dat wij daarmee nog tot het einde van het jaar zullen sukkelen? Is het een kwestie van maanden om definitief uit de problemen te geraken?
22.06 Minister Joëlle Milquet: Het is een kwestie van maanden, niet van jaren, althans dat hoop ik.
L'incident est clos.
- de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "cybercriminaliteit" (nr. 12006)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de dreiging van een cyberaanval en de beveiliging van de websites van de overheid" (nr. 12135)
- M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la cybercriminalité" (n° 12006)
- M. Peter Logghe à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les menaces d'une attaque informatique et la sécurisation des sites internet des pouvoirs publics" (n° 12135)
23.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, tijdens een debat heeft de directeur van de gerechtelijke politie zijn ongerustheid uitgedrukt over de toenemende cybercriminaliteit. Hij noemde dit zelfs het gevaar van de eeuw. Dat wordt ook door andere instanties bevestigd.
Mevrouw de minister, deelt u deze ongerustheid? In welke mate wordt deze toenemende vorm van criminaliteit aangepakt? In welke mate wordt de bevolking voor deze toenemende dreiging gesensibiliseerd?
23.02 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het is misschien toeval maar België scoort niet alleen zeer middelmatig als het gaat over transparantie en de vatbaarheid voor corruptie. Volgens Fedict liggen Belgische overheidswebsites voortdurend onder vuur en worden ze regelmatig gehackt.
Men heeft het in de persberichten over het ontbreken van een algemene beveiligingsstrategie, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland, Scandinavië en Duitsland. Nochtans maakt een federaal veiligheidsbeleid deel uit van het regeerakkoord en zou men dus mogen veronderstellen dat er een dringend actieplan komt.
In het persbericht waarnaar ook collega Doomst verwijst was er sprake van een vergadering bij premier Di Rupo. Kunt u ons inlichten over de resultaten van deze vergadering? Werd een werkgroep opgericht? Dat is toch de typische procedure. Welke verdere stappen zal men ondernemen? Binnen welke tijdstermijn wil men met maatregelen de cyberaanvallen tegengaan?
Is men ondertussen bezig met een algemene beveiligingsstrategie? In welk budget heeft men voorzien voor deze cyberbeveiliging? Is dit inbegrepen in de nieuwe algemene beveiligingsstrategie?
Het grote fundamentele probleem lijkt te zijn dat zowat alle departementen, alle overheidsdiensten met eigen computersystemen werken. Klopt deze stelling? Op welke manier wilt u een algemene beveiligingsstrategie opstellen als de verschillende overheidsdiensten met hun eigen computersystemen werken? Wordt onderaan begonnen? Zou men niet beter eerst alle overheidssystemen compatibel maken vooraleer men begint met een algemene beveiligingsstrategie in het luchtledige?
23.03 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Logghe, de strijd tegen informaticacriminaliteit werd als prioritair criminaliteitsfenomeen in het Nationaal Veiligheidsplan opgenomen.
In het kader van het plan is een programmadossier Informaticacriminaliteit in voorbereiding, waarbij de focus wordt gelegd op de dreiging van cybercriminaliteit voor de ICT-infrastructuur van bedrijven en overheden.
Ook de verdere oppuntstelling van de strategie voor een nationale politiek van informatieveiligheid, die door het BelNIS-platform, Belgium National Information Security, uitgeschreven in een white paper in 2007, draagt bij tot de aanpak van informaticacriminaliteit. Het is dus normaal dat wij verschillende vergaderingen beleggen om die strategie voor te bereiden.
Preventie is een gedeelde verantwoordelijkheid van al wie in de maatschappij een leidinggevende rol speelt, zoals scholen, bedrijven en organisaties. Het spreekt voor zich dat ook hier een belangrijke taak is weggelegd voor de media, waaronder de geschreven pers, en voornamelijk de informatiediensten in de cyberwereld.
Een combinatie van persberichten, informatiesessies, landelijke campagnes en informatiewebsites is aangewezen. Dat is vandaag zeker reeds van toepassing.
Diverse organisaties en scholen organiseren jaarlijks informatiesessies voor personen uit hun leefgemeenschap. De overheid, de industrie en de ngo’s geven jaarlijks talrijke informatiesessies in het hele land.
De regering werkt samen met andere overheden nu hard aan aanvullende maatregelen en allerhande initiatieven om ons communicatienetwerk te beschermen. Ik kan om veiligheidsredenen niet meer inlichtingen verstrekken. Het is trouwens nog te vroeg om daarover uitspraken te doen.
23.04 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik begrijp dat het zich nog in een embryonaal stadium bevindt. Ik begrijp ook dat er goed moet worden overlegd over de strategie. Ik hoop evenwel dat wij snel tot een actieplan kunnen komen dat volgens mij vooral sensibiliserend moet werken en waarin de doelgroepen moeten worden afgelijnd. Ik meen dat het mogelijk moet zijn om een aantal specifieke groepen, die het meest waarschijnlijk hiermee in aanmerking komen, af te lijnen. Ik hoop dat wij hiervoor de krachten kunnen bundelen. Misschien kunnen wij hierop terugkomen in de tweede helft van dit jaar om te kijken in hoeverre het actieplan is vooruitgegaan.
23.05 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik begrijp dat u omwille van veiligheidsredenen niets meer kunt zeggen dan wat u hebt gezegd. Misschien is het nog wat te vroeg om meer inlichtingen te geven.
Op het vlak van informatica wordt België toch beschouwd als een land waarin weinig compatibiliteit bestaat tussen de verschillende systemen. Op dat vlak wil ik dan ook aandringen op een focus inzake de nationale beveiligingsstrategie. U moet er in elk geval voor zorgen dat een beveiligingsstrategie werkt voor alle computersystemen.
Tot slot nog de volgende vraag. Ik meen dat wij u hierover in de komende weken en maanden nog zullen ondervragen. In het persbericht wordt in elk geval gezegd dat koken geld kost. Er wordt ook gevraagd om in een voldoende budget te voorzien voor deze algemene beveiligingsstrategie. Ik heb u daarover niets horen zeggen in uw antwoord. Ik veronderstel dat wij nog eens zullen moeten terugkomen op deze kosten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Peter Logghe.
Président: Peter Logghe.
24 Vraag van de heer Siegfried Bracke aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de begeleiding van deurwaarders door de lokale politie in Gent" (nr. 12008)
24 Question de M. Siegfried Bracke à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'accompagnement des huissiers par la police locale à Gand" (n° 12008)
24.01 Siegfried Bracke (N-VA): Mevrouw de minister, het gaat over mijn eigen stad Gent waar permanent vier deurwaarders op ronde zijn, begeleid door telkens twee agenten. Ik heb vernomen dat dit in kleinere gemeenten niet gebruikelijk is, dat die agenten daar in stand-by worden gehouden en pas opgeroepen worden als er een probleem is. Maar in Gent is er een groot incident geweest en daarom gaan er twee agenten mee, ook na het maken van risicoanalyses, waaruit blijkt dat er weinig risico is.
Vandaar mijn vragen. Is dit ook een courante praktijk in andere steden?
Dan is er ook de vraag over het kerntakendebat. Men kan zich afvragen of de gemeenschap hiervoor moet opdraaien, want in wezen gaat het over private dienstverlening, vaak aan privébedrijven waarvan de klanten niet betalen.
Vanochtend hebben wij in deze commissie een aantal mensen ontvangen van de lokale en federale politie. Zij hebben dit voorbeeld, niet het Gentse voorbeeld, maar het principe zelf, in discussie gesteld, in die zin dat wij toch eens goed moeten kijken wat door de politie moet gedaan worden, prioritair, en wat mogelijk kan worden overgeheveld. In de regeerverklaring staat overigens ook dat die discussie zal worden gevoerd.
24.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Bracke, er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal gevallen waarbij politiezones vrijwel systematisch een of meerdere politiefunctionarissen meesturen met een deurwaarder. Het is wel bekend dat deze praktijk in meerdere zones gangbaar is, vooral omdat bij deurwaarders de neiging bestaat al te snel een beroep te doen op politiebijstand.
Ze voelen zich zo niet alleen beter beschermd, maar kunnen hun werk ook sneller afhandelen. De aanwezigheid van politiefunctionarissen maakt hoe dan ook indruk op wanbetalers, wat op zijn beurt de door deurwaarders gewenste afhandeling vergemakkelijkt.
De wet op de private en bijzondere veiligheid laat toe dat deurwaarders zich voor hun bescherming laten vergezellen door gewapende en geüniformeerde bewakingsagenten. Deze hebben radioapparatuur waardoor in geval van niet voorziene risico’s, de politie onmiddellijk kan worden opgeroepen. Ik ben van oordeel dat de inzet van de bewakingsagenten voor begeleiding van deurwaarders de regel zou moeten zijn en de begeleiding door de politie beperkt zou moeten blijven tot de punctuele gevallen waarbij geoordeeld wordt dat deze private inzet onvoldoende is om de veiligheid van de deurwaarders te waarborgen. Dat kan ook een betaalde prestatie van de politie zijn binnen ons nieuw wettelijk kader. Ik zal hierover contact opnemen met mijn collega van Justitie, die het deurwaarderambt onder haar bevoegdheid heeft.
24.03 Siegfried Bracke (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor dit bijzonder duidelijk antwoord. Ik begrijp daaruit en citeer dat men al te snel een beroep doet op de hulp van de politie. Enerzijds, begrijp ik best dat dit de deurwaarders goed uitkomt. Anderzijds, is er het algemeen belang en de verantwoordelijkheid daarvoor.
Het doet mij genoegen te horen dat u zegt dat het ook kan gebeuren door andere mensen die daarvoor betaald worden, of door politiemensen die daar eveneens voor betaald worden. Het eerste geval moet eigenlijk onze voorkeur krijgen. Ik kijk uit naar wat de minister van Justitie, die inderdaad op dat punt verantwoordelijk is, met uw schrijven ter zake zal doen.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.32 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.32 heures.