Commission
de la Justice |
Commissie voor de Justitie |
du Mercredi 6 juin 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 6 juni 2012 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.23 heures et présidée par Mme Zoé Genot.
De vergadering wordt geopend om 14.23 uur en voorgezeten door mevrouw Zoé Genot.
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de overbrenging van de eerste gevangenen naar Marokko" (nr. 12067)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de voorwaarden om Marokkaanse gedetineerden terug te sturen" (nr. 12073)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "le transfèrement des premiers détenus vers le Maroc" (n° 12067)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "les conditions de renvoi des détenus marocains" (n° 12073)
01.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, enkele weken geleden kondigde u aan dat de eerste vijf Marokkaanse gedetineerden aan Marokko waren uitgeleverd, om daar hun straf uit te zitten. Daarmee wordt het protocol dat in 1997 met Marokko werd afgesloten eindelijk uitgevoerd. Sinds 2007 werd er nog een wijziging aan toegevoegd, waardoor de gedetineerde ook zonder zijn akkoord kan worden gerepatrieerd. Ik wil er u echter meteen op wijzen dat zich nog steeds een groot aantal Marokkanen in onze gevangenissen bevindt, en dat er nog bilaterale akkoorden met andere landen op hun uitvoering wachten.
Ik heb een aantal concrete vragen. Ten eerste, hoe zit het met de verdere afwerking van de hangende dossiers met Marokkaanse gedetineerden? Als ik me een vorige commissievergadering nog goed herinner, had u het dan over een dertiental dossiers waar u toen mee bezig was. Worden er nog mensen uitgeleverd de komende maanden? Welke nieuwe dossiers worden er geopend? Op welke manier zult u ervoor zorgen dat de uitvoering van het protocol in de toekomst snel verloopt?
Ten tweede, belangrijk is de vraag naar de kosten die de uitvoering van het protocol en de uitlevering van Marokkaanse gevangenen genereren. Draagt België daarbij alle kosten of een deel van de kosten? Dragen wij personeelskosten in Marokko? Dragen wij gevangeniskosten in Marokko? Welke begrotingskosten gaan hiermee gemoeid? Welke simulatie werd hiervoor gemaakt?
Ten derde, u bent bezig met een aantal protocolakkoorden met andere landen; een aantal protocolakkoorden was reeds ondertekend, een aantal andere moest worden uitgevoerd. Ik zou dus graag van u, indien mogelijk, een stand van zaken krijgen.
Terwijl ik toch bezig, stel ik meteen ook mijn tweede vraag rond de voorwaarden om Marokkaanse gedetineerden terug te sturen. Het terugsturen op zich was eigenlijk al een plan van uw voorgangers. Minister De Clerck legde in de vorige legislatuur een lijst aan van 190 gedetineerden die in aanmerking kwamen voor een terugsturen.
Bepaalde categorieën kwamen niet in aanmerking voor het terugzenden zoals Marokkanen die in België geboren zijn, mensen met een dubbele nationaliteit, gedetineerden die met een Belgische vrouw getrouwd zijn, mensen die de vluchtelingenstatus hebben en mensen die voor hun veroordeling 5 jaar ononderbroken in België wonen.
Mevrouw de minister, hebt u dezelfde voorwaarden gehanteerd om de huidige lijst aan te leggen? Hoeveel Marokkaanse gedetineerden werden door u geselecteerd om te worden teruggestuurd?
Men kan voor bepaalde voorwaarden misschien nog begrip hebben, maar met een aantal andere voorwaarden heb ik het toch moeilijk. Waarom mogen gedetineerden met een dubbele nationaliteit bijvoorbeeld niet worden teruggestuurd? Zijn daar juridische bezwaren? Men kan ze toch de Belgische nationaliteit afnemen? Op basis van de nationaliteitswetgeving is dat mogelijk, als zij bepaalde overtredingen doen.
Wordt er aan gedacht of aan gewerkt om bepaalde voorwaarden te laten vallen? Wordt er bijvoorbeeld aan gedacht om de voorwaarde van de dubbele nationaliteit te laten vallen? Er staat toch nergens internationaal gestipuleerd dat gedetineerden met een dubbele nationaliteit niet naar hun thuisland zouden mogen worden teruggestuurd?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: De eerste overbrenging van Marokkaanse gedetineerden naar Marokko waar ze hun verdere gevangenisstraf zullen uitzitten had plaats op 28 mei 2012 en is goed en zonder incidenten verlopen. Het is nu tijd om een eerste evaluatie te maken en enkele knelpunten in de procedure op te lossen. Intussen worden nieuwe dossiers voorbereid die de komende weken voor analyse en selectie zullen worden doorgestuurd naar de Marokkaanse autoriteiten. Uit de eerste overbrenging blijkt dat de samenwerking met Marokko redelijk vlot verloopt. De evaluatie en het verder op punt stellen van de procedures moeten toelaten dat de overbrengingen in de toekomst nog vlotter en sneller kunnen verlopen. Ik reken daarbij uiteraard ook op de goede samenwerking met Marokko wat betreft hun verantwoordelijkheid in de uitvoering van het akkoord.
In het bilateraal verdrag en het aanvullend protocol is overeengekomen dat België de kosten draagt van de overbrenging naar Marokko. In Marokko zijn de gedetineerden ten laste van de Marokkaanse overheid.
Op korte termijn zijn er de omzetting en de uitvoering van het Europese kaderbesluit van 2008 betreffende de transfer van gevangen binnen de EU. Dit kaderbesluit diende reeds op 5 december 2011 omgezet te zijn door de lidstaten van de EU. Tot nu toe hebben 6 lidstaten het kaderbesluit omgezet: België, Oostenrijk, Polen, Italië, Denemarken en Luxemburg. Nederland heeft een verklaring afgelegd waardoor het kaderbesluit enkel van toepassing is op definitieve vonnissen uitgesproken vanaf 5 december 2012. Polen heeft een verklaring afgelegd waarbij de overbrenging zonder toestemming van de veroordeelde pas mogelijk zal zijn vanaf 5 december 2016. In België werd het besluit omgezet en is het nu wachten op de publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Het kaderbesluit kan enkel gebruikt worden voor de onderdanen van de lidstaten die het besluit reeds omgezet hebben in intern recht. Momenteel zijn dat er dus zes. Op basis hiervan komen 157 tot 340 gevangenen in aanmerking. Let op, dat is zeer volatiel. Het hangt er natuurlijk vanaf wanneer dit effectief in werking treedt.
Daarnaast zijn er de ondertekende maar nog niet geratificeerde bilaterale overeenkomsten met Albanië, Kosovo, Brazilië, de Dominicaanse Republiek en Congo. De ratificatiedossiers van België, Albanië, Kosovo en de Dominicaanse Republiek werden op 15 maart 2012 aan de FOD Buitenlandse Zaken bezorgd die ze moet indienen bij het Parlement. De ratificatie moet dus in de loop van 2012 zeker rond zijn.
De voorwaarden die gehanteerd worden door de Belgische en de Marokkaanse zijde om de lijst op te stellen van gevangenen die in aanmerking komen voor overbrenging zijn de voorwaarden die vervat zijn in het bilateraal verdrag van 7 juli 1997 en het aanvullend protocol hierop van 2007. Op basis van een eerste selectie door de Belgische zijde van 190 gedetineerden werd in september 2011 een pakket dossiers bezorgd aan de Marokkaanse zijde die er 6 van weerhield. Let wel, bij de vlucht waren er 5 Marokkaanse gedetineerden betrokkenen omdat de zesde van statuut was veranderd. Die is overgebracht naar een gesloten centrum en wordt via een ander systeem teruggebracht naar het land van herkomst. Eigenlijk zijn het er dus de facto nog altijd 6, alleen is 1 van de 6 naar een ander statuut overgegaan. Cumulatief opgeteld gaat het in totaal om een gevangenisstraf van 36 jaar in ons land.
Het doel is een gedetineerde over te brengen naar zijn land van herkomst omwille van de sociale re-integratie. Enkel Marokkaanse gedetineerden vallen onder de toepassing van dit verdrag. Van zodra men beschikt over de dubbele Belgisch-Marokkaanse nationaliteit, komt men niet in aanmerking voor overbrenging. Het verdrag wordt toegepast zoals overeengekomen: eenzijdige wijziging is niet mogelijk.
01.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitgebreide antwoorden. Ik neem er nota van dat in het bilateraal akkoord en het aanvullend protocol de voorwaarden worden vermeld. Ik ben er nog altijd niet van overtuigd dat er voor iemand met de dubbele nationaliteit bezwaren zouden zijn om hem over te brengen naar zijn thuisland. Internationaal vind ik dat nergens terug en ik blijf het daar moeilijk mee hebben.
Ik neem er nota van dat u van de eerste overbrengingen een evaluatie zult opmaken om de knelpunten te vinden. Hebt u er zicht op wanneer dit zal gebeuren? Zal dat in samenwerking met de Marokkaanse overheid zijn?
01.04 Minister Annemie Turtelboom: Ter aanvulling, het is de allereerste keer dat wij die overbrenging praktisch moeten uitvoeren. Het is allemaal goed verlopen, maar evaluaties zijn nodig om procedures te krijgen die op termijn voor elke overbrenging gelden, zonder te improviseren of à la carte te werken. Wij kunnen daar zo tot standaarden komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Samengevoegde vragen nrs. 12072 van de heer Logghe en nr. 12271 van mevrouw Lanjri worden uitgesteld tot volgende week.
02 Interpellatie van de heer Bert Schoofs tot de minister van Justitie over "de houding van het Informatie- en Adviescentrum inzake de Schadelijke Sektarische Organisaties (IACSSO) tegenover islamitisch integrisme en islamitisch fundamentalisme" (nr. 46)
02 Interpellation de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "l'attitude du Centre d’information et d’avis sur les organisations sectaires nuisibles (CIAOSN) à l'égard de l'intégrisme et du fondamentalisme musulmans" (n° 46)
02.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, ik dank u om de volledige titel van de organisatie te vermelden bij het aankondigen van de interpellatie, want dat laat mij toe het voortaan te hebben over het IACSSO, en dat is tijdbesparend.
Mevrouw de minister, op 5 augustus 2004 overleed mevrouw Latifa Hachmi, toen 23 jaar, in een Brussels ziekenhuis, nadat zij twee maanden lang zwaar werd mishandeld en gefolterd. De fysieke uitputtingsslag, die zij met de dood heeft moeten bekopen, werd gepleegd door een groep islamitische extremisten, onder leiding van een binnen hun islamitische gemeenschap bekende persoon die een vzw of een organisatie runde onder de naam La Plume. Hij gaf zichzelf uit voor exorcist. De zaak vond plaats in Schaarbeek.
Het was zogezegd de bedoeling om de duivel te verdrijven, die bezit had genomen van het lichaam van mevrouw Hachmi. Dat laatste werd geconcludeerd omdat de dame in kwestie kinderloos zou blijven. Het IACSSO heeft, volgens mij althans, als taak zulke groeperingen in België te bestuderen, want zijn taak wordt omschreven als “de bestrijding van onwettige praktijken en de gevaren ervan voor de samenleving en voor het individu”. Wanneer men totalitaire handelingen stelt op basis van een religieuze of politieke ideologische overtuiging, ten aanzien van bepaalde individuen, en wanneer men daarbij in groep handelt, dan valt men onder die wetgeving. Ik meen dat die kwalificatie hier alvast van toepassing was.
Het Strafwetboek voorziet, in de artikelen 417bis en 417ter, trouwens in zware straffen voor een opzettelijke, onmenselijke behandeling die hevige pijn of vreselijk lichamelijk of geestelijk lijden veroorzaakt, nog verzwaard in geval van overlijden, wat hier het geval was.
Het IACSSO heeft zich in zijn jaarrapport blijkbaar vooral gebogen over een paar yogaverenigingen en is internationaal actief om te waarschuwen tegen bewegingen zoals de getuigen van Jehova, Scientology, Krishna en het Einde van de wereld 2012. Ik kan er begrip voor opbrengen dat men die zaken even bekijkt en nagaat of er geen totalitaire praktijken tegenover personen worden toegepast. Er is echter nooit een rapport verschenen over de mensonterende praktijken die Latifa onderging en over meer dergelijke zaken. Ik viseer trouwens niet alleen de islam, als het over exorcisme gaat. Wanneer zou blijken dat exorcisme in andere godsdiensten dezelfde gevolgen heeft, dan moeten dat eveneens onderzocht worden.
Het IACSSO zwijgt echter ook — dat heb ik althans geconcludeerd uit die feiten — over het toenemende islamitische integrisme en islamitische fundamentalisme. Voor mij was dat een aanleiding om even het hele rayon van de islam onder de loep te nemen. Men vindt daar nogal eens praktijken die in onze samenleving niet echt gangbaar zijn of zouden mogen zijn.
Ik sta trouwens niet alleen. Human Rights Without Frontiers, een organisatie die nauwlettend godsdiensten en sektarische bewegingen volgt, drukt ook haar bezorgdheid uit, in een nieuwsbrief van 26 april 2012, over het feit dat het IACSSO zich wel bezighoudt met godsdiensten en religieuze bewegingen die bij ons al wat beter bekend zijn, maar niet met het islamitisch fundamentalisme.
Mevrouw de minister, de broer van mevrouw Latifa Hachmi heeft 8 jaar lang zijn best gedaan om de zaak voor het assisenhof te brengen. Dat is hem uiteindelijk gelukt. Recentelijk is de zaak voorgekomen. Hij heeft trouwens het Islamitisch Centrum en de Moslimexecutieve gegispt omdat zij al die jaren gezwegen hebben over bepaalde praktijken die blijkbaar door strekkingen binnen de islam worden uitgeoefend.
Mevrouw de minister, zijn de erkende godsdiensten en de sektarische bewegingen die ermee te maken hebben, misschien uitgesloten van onderzoeken door het IACSSO? Ik krijg die indruk. De islam is immers ook een erkende godsdienst.
Binnen de andere erkende religieuze strekkingen bestaan er ook sektarische bewegingen, daar ben ik mij van bewust. Bent u van mening dat het IACSSO als onafhankelijk instituut zijn opdracht, in deze pijnlijke zaak in het bijzonder, en inzake schadelijke praktijken van bepaalde islamitische sekten in het algemeen, naar behoren vervuld heeft? Geldt dat dan ook voor de andere erkende godsdiensten?
Mevrouw de minister, hebt u er weet van of uw voorgangers advies gevraagd hebben aan het IACSSO in verband met de opgang van islamitisch integrisme, fanatisme en extremisme op Belgisch grondgebied? Enkele jaren geleden heeft een OSCE-expert het hier als “erger dan elders in Europa” bestempeld.
Is er aandacht voor salafisme, en meer concreet Sharia4Belgium? Behoren eremoorden, uitsluitingen uit de islamitische gemeenschap, bedreigingen, fysiek en psychisch geweld wegens zogenaamde geloofsafvalligheid en andere onaanvaardbare praktijken niet eveneens tot het domein van “typisch sektarische praktijken” en dus tot de bevoegdheid van het IACSSO?
Het IACSSO heeft op zijn website sinds 2000 8 adviezen gepubliceerd. Nochtans verplicht de wet van 2 juni 1998 openbaarheid, tenzij het tegendeel behoorlijk gemotiveerd wordt. Hebt u weet van adviezen die het daglicht niet mogen zien? Hoeveel zijn er, en waarover gaan zij? Misschien kunt u dat kort meedelen, zonder de geheimhouding te schaden?
Ten slotte, de procedure om alle mandaten bij het IACSSO te vernieuwen loopt nu al een jaar. Ik heb u daar al een vraag over gesteld. Hoever staat het ermee? Steunt u het idee de werking van het instituut aan een grondige analyse te onderwerpen?
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, om geen misverstand te laten rijzen, wil ik benadrukken dat het Informatie- en Adviescentrum inzake de Schadelijke Sektarische Organisaties voortvloeit uit een parlementair initiatief. Het gaat om een onafhankelijk centrum waarvan de wet de administratieve coördinatie aan Justitie heeft toevertrouwd, maar het zijn de Ministerraad en de Kamer die het centrum samenstellen.
Het is de Kamer die de voorzitter kiest en het huishoudelijk reglement goedkeurt. De wet bepaalt dat het centrum zijn verslag stuurt aan de regering en het Parlement, zowel op federaal niveau als op deelstaatniveau.
Dit gezegd zijnde, zal ik u toch een aantal antwoorden op uw vragen geven.
Het parket heeft de zaak die u aanhaalt niet voorgelegd aan het IACSSO. Het was dan ook niet aan hen om tussenbeide te komen in het gerechtelijk onderzoek en de debatten die thans aan de gang zijn.
Mijnheer Schoofs, ik moet nog antwoorden en ik merk dat u al een interpellatie indient. Ik kan u dus niet meer overtuigen, hoewel ik daartoe een poging deed.
02.03 Bert Schoofs (VB): Ik kan ze nog altijd intrekken, mevrouw de minister, maar als het incident gesloten is kan ik geen interpellatie meer indienen.
02.04 Minister Annemie Turtelboom: Het adviescentrum bestudeert wel tevens het sektarisch verschijnsel in een islamitisch kader. De bibliotheek van het adviescentrum, die ter beschikking van het publiek wordt gesteld, telt niet minder dan 305 werken die uitsluitend of hoofdzakelijk over de islam handelen.
De minister van Justitie noch haar voorgangers noch andere ministers hebben het adviescentrum ooit om een advies gevraagd over onderwerpen die u aanhaalt. Ik vestig uw aandacht erop dat de onderwerpen binnen de FOD Justitie door de Veiligheid van de Staat worden behandeld.
Met betrekking tot uw tweede vraag vestig ik uw aandacht op het gegeven dat de wet niet bepaalt wat een typische sektarische praktijk is. In de wet wordt een schadelijke sektarische organisaties omschreven als "elke groepering met een levensbeschouwelijk of godsdienstig doel die zich als dusdanig voordoet en die zich in haar organisatie of praktijken overgeeft aan schadelijke, onwettige activiteiten, het individu of de samenleving schaadt of de menselijke waardigheid aantast".
Het schadelijk karakter van een sektarische organisatie wordt onderzocht op basis van de principes welke zijn vastgelegd in de Grondwet, de wetten en decreten, de ordonnanties en in de internationale verdragen inzake de Bescherming van de Rechten van de Mens die door België worden geratificeerd.
Naast de adviezen, bekendgemaakt op de website van het adviescentrum, heeft het ook adviezen over andere onderwerpen verstrekt, zulks op verzoek van parketten die de vertrouwelijkheid eisen, inzonderheid in een zaak met betrekking tot minderjarigen.
De procedure voor hernieuwing van de mandaten van de leden van de raad van bestuur van het adviescentrum waarbij ook de Kamer betrokken is, wordt weldra afgerond.
Tot slot is bij het adviescentrum een externe audit uitgevoerd naar aanleiding van de werkzaamheden van de parlementaire werkgroep, belast met de follow-up van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie Sekten. De resultaten daarvan waren uitstekend.
02.05 Bert Schoofs (VB): Welke resultaten waren uitstekend, mevrouw de minister?
02.06 Minister Annemie Turtelboom: De resultaten van de externe audit die was uitgevoerd naar aanleiding van de werkzaamheden van de werkgroep belast met de follow-up van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie Sekten. De evaluatie daarvan was uitstekend.
02.07 Bert Schoofs (VB): Ik zat er toch precies op met mijn motie. Mevrouw de voorzitter zal ze straks voorlezen.
Ik denk dat er een en ander ontbreekt in de werking van het IACSSO. Men is immers niet op de hoogte van het bestaan ervan. Het orgaan moet zichzelf meer promoten, zodat men weet dat dergelijk onderzoek kan worden gedaan. De parketten moeten dat weten, alsook de parlementsleden en de regering, en zij mogen dat niet vergeten. In dat opzicht ben ik blij dat ik dit onderwerp heb aangekaart.
Blijkbaar is men niet echt proactief, alleen in de zaken die ik daarnet het opgesomd, zoals de getuigen van Jehova, Krishna, de eindevandewereldbewegingen, al wil ik dat niet meteen marginale fenomenen noemen. Hoe dan ook, het centrum zou wat meer mogen doen op eigen initiatief. In dat verband denk ik bijvoorbeeld aan Sharia4Belgium.
Ik begrijp dat de Veiligheid van de Staat zeker moet worden betrokken bij dergelijke onderzoeken, net zoals de parketten, maar het IACSSO kan daarop een heel nuttige stempel drukken. Als ik zie hoe een figuur als Belkacem zijn troepen toespreekt — er bestaan daarvan YouTube-filmpjes — en hoe hij vrouwen met een boerka als decor achter in het beeld zet — ik vraag mij trouwens af of zij daar vrijwillig staan —, stel ik mij daarbij vragen.
Ik denk dat dit toch een onderwerp kan zijn om te onderzoeken, en zeker de islamitische godsdienst, waar van bepaalde strekkingen geweten is dat men het niet bepaald goed meent met onze samenleving en met de rechten, verworvenheden en vrijheden in onze samenleving.
Een aanrader voor het IACSSO zijn misschien de publicaties van het Center for Religious Freedom in de Verenigde Staten, bijvoorbeeld over de Saoedische invloed in de Westerse samenleving en op welke totalitaire wijze dat soms zelfs via ambassades wordt gepromoot.
Mevrouw de minister, ik heb daarom een motie neergelegd die de voorzitter zal voorlezen.
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bert Schoofs en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Bert Schoofs
en het antwoord van de minister van Justitie,
verzoekt de federale regering om het IACSSO aan te sporen zich toe te leggen op sektarisme bij islamitische religieuze organisaties en de resultaten ervan bekend te maken aan het publiek."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Bert Schoofs et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de M. Bert Schoofs
et la réponse de la ministre de la Justice,
demande au gouvernement fédéral d’inciter le CIAOSN à analyser en profondeur le phénomène du sectarisme au sein des organisations religieuses islamiques et à rendre publics les résultats de cette étude."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Liesbeth Van der Auwera.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Liesbeth Van der Auwera.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Présidente:
Liesbeth Van der Auwera.
Voorzitter: Liesbeth Van der Auwera.
03 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de la Justice sur "l'adoption de l'arrêté royal 'comptabilité' en exécution de la nouvelle loi sur la copropriété" (n° 12078)
03 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Justitie over "de goedkeuring van het koninklijk besluit 'boekhouding' ter uitvoering van de nieuwe wet betreffende de mede-eigendom" (nr. 12078)
03.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, la nouvelle loi sur la copropriété aura bientôt deux ans. Elle nécessite l'adoption d'un arrêté royal d'application sur la comptabilité dans les copropriétés. Cependant, cet arrêté se fait toujours attendre, alors qu'il me semble particulièrement important en vue d'une bonne gestion qui se déroulerait en toute transparence. Des réunions de travail avec des syndicats de propriétaires et des associations de comptables se seraient tenues sous l'égide de votre prédécesseur, M. De Clerck. Les derniers rapports remontent au mois d'octobre.
Quelle est la raison pour laquelle l'arrêté royal relatif à la comptabilité n'a pas encore été adopté? Une réunion de travail avec les syndicats des propriétaires et les associations est-elle prévue à ce sujet? Quel est le timing du gouvernement pour adopter ce texte?
03.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, madame Genot, dès réception de l'avis du Conseil d'État du 19 septembre 2011, celui-ci a été analysé par mes services et la Commission des Normes Comptables afin que le projet d'arrêté royal soit adapté sur les points qui le nécessitent. Vu le caractère comptable de cette réglementation, le concours de cette institution est bien entendu indispensable.
Les représentants des copropriétaires et des syndics ont été consultés lors de la phase préparatoire à la rédaction du projet d'arrêté royal. La Commission des Normes Comptables m'a communiqué ses remarques concernant l'avis du Conseil d'État fin janvier 2012. Mes services se réuniront une nouvelle fois avec la Commission car un certain nombre de points nécessitent encore une clarification. En effet, il convient de souligner que l'on doit s'efforcer d'arriver à un arrêté d'exécution qui offre tant une marque de qualité que la sécurité juridique et la transparence pour les acteurs concernés dans le cadre de l'application des nouvelles dispositions, que ceux-ci soient professionnels ou non.
Je rappelle que le législateur a souhaité que le contrôle des comptes puisse être dévolu à un copropriétaire qui ne soit pas nécessairement réviseur d'entreprise ou expert-comptable. Il faut dès lors en tenir compte dans le cadre de l'élaboration de cette nouvelle réglementation. Une fois ces derniers points réglés, l'arrêté d'exécution sera publié le plus rapidement possible.
03.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je suis tout à fait d'accord avec vos objectifs: sécurité juridique, transparence, un arrêté bien adapté à la situation des différentes sortes de copropriété et qui rend les éléments les plus lisibles possible pour les profanes. Il y a urgence en la matière. Le Conseil d'État a rendu son avis en septembre 2011. Vous me dites avoir reçu les remarques des différents services à la fin du mois de janvier 2012. Il faut maintenant que cet arrêté royal soit rapidement élaboré.
Het incident is gesloten.
- M. Éric Jadot à la ministre de la Justice sur "le bilan de l'application de la loi visant à interdire le port de tout vêtement cachant totalement ou de manière principale le visage" (n° 12163)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "les réactions consécutives à la libération de femmes musulmanes radicales à Molenbeek" (n° 12225)
- de heer Éric Jadot aan de minister van Justitie over "de balans van de toepassing van de wet tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt" (nr. 12163)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de reacties op vrijlating van radicale moslima in Molenbeek" (nr. 12225)
04.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, j'ai rédigé ma question à un moment où ne disposions pas encore de beaucoup d'informations concernant le sujet; je vais donc la reformuler.
Jeudi dernier, des heurts ont eu lieu à Molenbeek. Ceux-ci faisaient suite à l'interpellation par la police d'une jeune femme en niqab qui refusait de décliner son identité. La presse s'est fait l'écho des propos du bourgmestre de Molenbeek évoquant le groupuscule Sharia4Belgium comme étant à l'origine de ces échauffourées. Ses membres l'ont d'ailleurs eux-mêmes revendiqué.
Madame la ministre, quelle objectivation est-elle faite par vos services quant à cette situation et aux activités du mouvement Sharia4Belgium? Quelles pistes sont-elles investiguées à cet égard? Il est question d'interdiction, il est question d'un plan anti-radicalisme, à l'instar de ce qui se fait aux Pays-Bas? Quelle est votre vision prospective sur cette problématique?
La proposition de loi visant à interdire le port de vêtement cachant totalement ou de manière principale le visage a été adoptée le 28 avril 2011. Il me semble donc intéressant d'évaluer l'ampleur du problème.
Depuis lors, quel est le nombre exact d'affaires traitées et en cours au niveau judiciaire quant à l'application de cette loi?
Quelles sont les tendances observées quant aux contextes et à la localisation par province des infractions à ladite loi?
04.02 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal de inleiding en het kader van collega Jadot niet herhalen.
U kent de situatie ondertussen. Een vrouw heeft kopstoten uitgedeeld en enkele agenten zijn hierdoor gewond geraakt. Het parket heeft de radicale, agressieve moslima onmiddellijk vrijgelaten. De politievakbond heeft verbijsterd gereageerd, ik citeer: “Men ontmoedigt, bewust of onbewust, politiemensen om hun werk te doen.” Het standpunt van die politiemensen is natuurlijk begrijpelijk. De manschappen die de vrouw hebben geïnterpelleerd, deden eigenlijk niet meer of minder dan hun werk, namelijk het doen toepassen van de wet. De vrouw was bijzonder agressief en een aantal agenten hebben er letsels aan overgehouden.
Los van de scheiding der machten en de onafhankelijkheid van Justitie waar wij ons in elk geval aan houden, moet ik u toch vragen wat u van de houding van het parket vindt, mevrouw de minister. Het kan misschien wel zijn dat men op die manier de boel probeert kalm te houden, maar men geeft toch ook een volledig verkeerd signaal. Wat vindt u zelf van de reactie van het parket? Heeft u hierover contact gehad met het parket?
In een vorig leven was u minister van Binnenlandse Zaken. Welke maatregelen zult u als minister van Justitie treffen om dit soort van reacties van het parket te beperken of in elk geval te ontmoedigen?
Hoe meer dergelijke conflicten aan de oppervlakte komen en in de pers verschijnen, hoe duidelijker het wordt dat het eigenlijk geen zin heeft om de politie haar werk te laten doen als Justitie niet kan volgen. Men moet met andere woorden de politie volgens mij niet afstemmen op Justitie, maar wel Justitie afstemmen op de politie.
Mevrouw de minister, ik vraag mij af in welke mate u dit zult meenemen in uw overleg met uw collega, de minister van Binnenlandse Zaken. Op welke manier zult u Justitie het politiewerk laten opvolgen? Heeft u ter zake gerichte acties op het oog?
Voorzitter: Sarah Smeyers.
04.03 Annemie Turtelboom, ministre: Messieurs, le procureur du Roi de Bruxelles m'a communiqué que les faits abordés dans votre question font actuellement l'objet d'une instruction. C'est la raison pour laquelle je ne peux vous communiquer davantage d'informations concrètes en la matière.
Le ministère public agit au nom de la Nation ou en tant que garant de la loi en matière civile. Il remplit ses tâches au quotidien et est donc le mieux placé pour procéder à de telles évaluations. Je n'ai aucune raison de prendre des mesures qui limitent son indépendance.
La loi du 1er juin 2011 visant à interdire le port de tout vêtement cachant totalement ou de manière principale le visage insère, en effet, un article 563bis dans le Code pénal, qui prévoit que "ceux qui se présentent dans les lieux accessibles au public le visage masqué ou dissimulé en tout ou en partie, de manière telle qu'ils ne soient pas identifiables, seront punis d'une amende de 15 à 25 euros et d'un d'emprisonnement d'un à sept jours ou d'une de ces peines seulement".
Het betreft dus een wanbedrijf waarvoor doorgaans toepassing wordt gemaakt van de procedure van de administratieve sanctie, dus een gemengd misdrijf. Indien het openbaar ministerie beslist om geen gerechtelijke vervolging in te stellen, kan de gemeente nog altijd administratief een sanctie opleggen.
Binnen het korte tijdsbestek van deze vraag is het de statistische analisten van het openbaar ministerie niet mogelijk om hierover sluitende cijfers aan te reiken, noch wat betreft het aantal dossiers, noch wat betreft de lokaliteit. Zoals u weet is deze wet pas sinds vorige zomer in werking, sinds 23 juni 2011. Binnen het korte tijdsbestek waarin deze strafwet van toepassing is, lijkt het dan ook onmogelijk om al effectieve tendensen waar te nemen in het vervolgingsbeleid en de specifieke context of lokalisatie van de feiten statistisch te benaderen.
Ik werk in zeer nauw overleg samen met de minister van Binnenlandse Zaken. Zoals u weet, heb ik dit departement zelf beheerd en ken ik het goed. Wat betreft de gebeurtenissen in Molenbeek de voorbije week, heeft de politie van Zone West alle pv’s overgezonden aan het Brusselse parket. Op basis daarvan is dit met een onderzoek gestart.
04.04 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse, bien qu'elle ne m'apprenne pas grand-chose. Je comprends parfaitement que vous ne puissiez divulguer d'informations sur une affaire en cours. En revanche, l'approche statistique m'inquiète un peu. En effet, cette loi a été jugée importante. Nous pourrions donc connaître - fût-ce sur le plan sociologique pour, ensuite, en tirer des conclusions politiques – le nombre de cas avérés et constatés. J'ai ainsi lu la carte blanche d'un journaliste du Soir, qui expliquait habiter Molenbeek et n'en avoir remarqué que trois ou quatre. Huit procès-verbaux ont été dressés dans cette même commune. Il est dommage que le parlement ne puisse obtenir des résultats statistiques.
J'avais adapté ma question pour vous interroger sur votre approche du cas Sharia4Belgium. Visiblement, il s'agit d'un groupe provocateur, cherchant à troubler l'ordre public. Son leader a été condamné. Comment peut-il, en ce cas, s'exprimer aussi librement? J'y reviendrai dans le cadre d'une autre question.
04.05 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord; veel nieuws is er echter niet. Ik begrijp natuurlijk dat er in het dossier niet kan worden tussenbeide gekomen en dat nog een aantal onderzoeken bezig is.
Het punt dat ik eigenlijk wil maken, is het volgende. We hebben hier te maken met een tegenpartij die het nodig vindt om vrij zware lichamelijke agressie uit te oefenen, goed wetende dat men in de fout is. Twee politieagenten hebben een aantal letsels opgelopen. Toch slaagt het parket erin om die agressieve moslima onmiddellijk vrij te laten. Dat lijkt me een verkeerd signaal. Dat punt wou ik maken, maar daar bent u niet op ingegaan. Voor de rest zullen wij uw antwoord nog eens nalezen. Ik denk dat het dossier nog lang niet gesloten is.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister van Justitie over "de briefwisseling tussen partijen" (nr. 12079)
05 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera à la ministre de la Justice sur "la correspondance entre parties" (n° 12079)
05.01 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de briefwisseling tussen advocaten. Er bestaan daaromtrent protocollen, onder andere van de Orde van Vlaamse Balies, waarin gesteld wordt dat briefwisseling tussen advocaten als vertrouwelijk moet worden bestempeld, zowel wat betreft het gebruik in rechte als erbuiten. In de praktijk rijzen er wel problemen omtrent het vertrouwelijk karakter van briefwisseling tussen de partijen zelf.
Een licht vergelijkbare situatie is de procedure van de bemiddeling, waarin alle informatie in de loop van en ten behoeve van die procedure steeds een vertrouwelijk karakter heeft. Men kan met andere woorden indien geen akkoord wordt bereikt en men toch naar de rechtbank stapt, geen informatie uit de bemiddelingsprocedure aanvoeren in een gerechtelijke procedure of in eender welke andere procedure voor het oplossen van conflicten.
De vraag is evenwel of een gelijkaardige redenering toegepast kan worden indien partijen onderling informatie uitwisselen die ze als vertrouwelijk bestempelen. Met andere woorden, kan de ene partij, die vanwege de andere partij een als vertrouwelijk bestempeld geschreven voorstel krijgt om een geschil te regelen, dit voorstel in rechte gebruiken en tegen de voorstellende partij hanteren?
Mevrouw de minister, bijkomend en in de rand daarvan, weet u of er in de praktijk meer problemen daaromtrent rijzen?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de vraag draait in essentie rond het recht op briefgeheim en meer algemeen rond het recht op communicatiegeheim. Dit mensenrecht wordt onder meer gegarandeerd door onder meer artikel 29 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Er dient te worden opgemerkt dat artikel 8.1 van het EVRM spreekt over correspondentie en niet alleen over brieven. De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bevestigt dat het zogenaamde briefgeheim ook andere vormen van correspondentie beschermt, zoals faxen en e-mails.
Het recht op briefgeheim behelst onder meer het niet-openbaar maken van vertrouwelijke brieven, met andere woorden, de bescherming tegen onthulling aan derden van het bestaan en/of de inhoud van vertrouwelijke briefwisseling. Of een brief vertrouwelijk is, is een feitenkwestie. Het vertrouwelijk karakter vormt echter de regel en de uitzondering erop dient te worden bewezen.
Dit laatste houdt onder meer in dat vertrouwelijke briefwisseling in principe niet door een derde in rechte mag worden overgezonden, tenzij met toestemming van zowel de afzender als de bestemmeling. De rechtspraak voorziet hier echter wel in een uitzondering, met name in echtscheidingsprocedures, waarbij wordt aangenomen dat het vertrouwelijk karakter van een brief geschreven door een echtgenoot of aan hem gericht, niet in de weg staat dat de andere echtgenoot hem overlegt in rechte, weliswaar met het dubbele voorbehoud dat de echtgenoot de vertrouwelijke brief op regelmatige wijze in zijn bezit heeft en dat noch de afzender noch de bestemmeling van de brief aan het beroepsgeheim is onderworpen.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft overigens in zijn arrest N.N. en T.A. c. België van 13 mei 2008 geoordeeld dat deze praktijk geen schending inhoudt van artikel 8 van het EVRM.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. David Clarinval à la ministre de la Justice sur "la gestion des dossiers au sein des tribunaux du travail de Namur et de Dinant" (n° 12199)
06 Vraag van de heer David Clarinval aan de minister van Justitie over "het beheer van de dossiers bij de arbeidsrechtbanken te Namen en Dinant" (nr. 12199)
06.01 David Clarinval (MR): Madame la présidente, madame la ministre, le 9 mai dernier, je vous interpellais sur le transfert des dossiers de surendettement des juges des saisies vers les tribunaux du travail.
À cette occasion, je vous indiquais que, depuis 2009, des avocats devaient travailler sur ces dossiers qui représentent une lourdeur réelle au niveau administratif. Je vous ai également précisé que les tribunaux du travail de Namur et de Dinant avaient beaucoup de mal à faire face à l'ensemble de cette matière, tant par la surcharge de travail imposée que par le manque de personnel. Au fur et à mesure des années, l'attente avant l'obtention des décisions s'est considérablement allongée. Aujourd'hui, les tribunaux du travail de Namur et de Dinant sont dans la quasi totale incapacité de remplir leur principale mission, à savoir rendre des jugements!
Vous m'aviez alors indiqué que, compte tenu du bref délai imparti pour fournir des éléments de réponse à la question parlementaire, l'auditeur général près de la cour du travail de Liège n'avait pu vous transmettre des renseignements permettant de répondre aux délais tant de fixation des dossiers que d'obtention d'une ordonnance en matière de règlement collectif de dettes.
Madame la ministre, aujourd'hui, je reviens vers vous, en espérant que vous aurez eu le temps nécessaire pour interroger l'auditeur général. Que comptez-vous faire pour remédier à ces dysfonctionnements? Pouvez-vous également me donner davantage de précisions en ce qui concerne les délais?
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, monsieur Clarinval, complémentairement à ma réponse du 9 mai 2012, j'ai obtenu les éléments suivants de la part des autorités judiciaires.
La situation des tribunaux du travail de Namur et de Dinant, greffes et magistrats compris, avait été soulignée dans le rapport du 16 juin 2011 établi par la commission d'avis et d'enquête réunie du Conseil supérieur de la Justice à la suite de l'audit des tribunaux du travail de Namur et de Dinant. Depuis ce rapport, la présidente des tribunaux du travail de Namur et de Dinant m'a demandé de bien vouloir accepter sa démission et d'acter son renoncement à l'exercice de tout mandat ou mandat adjoint au sein de ces juridictions.
Le premier président près de la cour du travail de Liège a pris des mesures importantes quant à la réorganisation de ce tribunal en vue de faire face à cette situation. En effet, un président de chambre de la cour du travail de Liège s'est vu confier toutes les missions inhérentes à la surveillance des missions présidentielles, telles que fixées par la loi et exercées par les règles de l'organisation judiciaire.
Outre la question relative aux magistrats, la question du cadre administratif constitue également un souci. En effet, le cadre légal normal prévoit dix-huit personnes. La juridiction en compte douze, additionnant les contractuels, les emplois à mi-temps et les quatre cinquièmes.
Depuis la dévolution de la compétence du règlement collectif de dettes au tribunal du travail, les absences sont régulières et la désignation de contractuels n'a pas permis la réorganisation complète des tâches. Il s'agit, au quotidien, de distribuer le travail en veillant à traiter les dossiers les plus urgents et à respecter les délais légaux, même si cela s'avère très difficile.
L'arrivée de ce magistrat et les nouvelles nominations qui interviendront progressivement au niveau administratif me permettent de penser que les délais anormaux encore relevés aujourd'hui dans les fixations devraient progressivement disparaître.
Actuellement, en matière de contrat de travail, les affaires sont fixées à fin 2012 ou au début 2013, tout comme c'est le cas en matière de sécurité sociale.
06.03 David Clarinval (MR): Madame la présidente, madame la ministre, je vous remercie pour les informations supplémentaires que vous m'avez apportées. J'ai pris note du fait qu'il y avait au moins un an de délai avant la fixation. J'espère, en tout cas, que les mesures qui ont été prises permettront de répondre à ces problèmes récurrents en termes de fonctionnement.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. David Clarinval à la ministre de la Justice sur "l'institution d'une commission des contributions alimentaires" (n° 12200)
07 Vraag van de heer David Clarinval aan de minister van Justitie over "de oprichting van een commissie voor onderhoudsbijdragen" (nr. 12200)
07.01 David Clarinval (MR): Madame la présidente, madame la ministre, la loi du 19 mars 2010 fixe un cadre législatif clair pour la fixation du montant des contributions alimentaires des père et mère au profit de leurs enfants.
Ce nouveau texte de loi ne concerne que les pensions alimentaires versées pour les enfants et non celles versées entre époux.
Cette nouvelle loi prévoit l'instauration d'une commission dont la mission sera de suivre la matière des contributions alimentaires, de formuler des recommandations permettant aux juges de fixer au mieux les montants des contributions et de fournir des avis et des rapports sur cette législation.
Madame la ministre, le 25 avril dernier, vous avez répondu à ma collègue Sonja Becq qu'il était prématuré de donner des détails car le sujet était toujours en débat et qu'aucune décision définitive n'avait été prise.
Bien qu'aucune condition ne figure dans la loi quant à l'opportunité de la création effective de cette commission, je me pose les questions suivantes.
Quand cette commission sera-t-elle instituée? Quelle sera sa composition? Quelle sera la durée du mandat de cette commission? De quels horizons professionnels seront issus les membres de cette commission? Le texte doit-il encore faire l'objet d'un examen du gouvernement fédéral, voire des Chambres?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, je travaille actuellement à un arrêté royal en la matière en collaboration avec le secrétaire d'État à la Famille puisque cette compétence est partagée.
À ce stade, il est prématuré de s'attarder sur les délais de cet arrêté royal, les débats étant toujours en cours et aucune décision définitive n'étant encore prise.
Pour ce qui est de la composition de cette commission, j'estime que les membres doivent être issus des différentes autorités et secteurs concernés par les matières familiales.
L'article 1322 du Code judiciaire qui institue la commission des contributions alimentaires prévoit en outre que chaque entité fédérée concernée par les matières familiales sera invitée à participer aux travaux de cette commission. Cette commission devra par ailleurs, en vertu de l'article 1322 du Code judiciaire, être composée d'un nombre égal de membres de chaque sexe.
Cependant une telle commission doit également être une commission opérationnelle qui soit à même d'exécuter sa mission légale, c'est-à-dire établir des recommandations pour l'évaluation des frais résultant de l'article 203, § 1er, du Code civil, à savoir les frais d'entretien, de santé, d'éducation, etc.
Enfin, je tiens à souligner que pareille commission doit avoir à sa disposition les moyens nécessaires pour pouvoir effectuer cette tâche. Vous savez que nous sommes dans une situation budgétaire très difficile.
Pour ce qui est du timing, il n'est pas encore possible de le préciser. L'article 1322 du Code judiciaire nécessite l'adoption d'un arrêté royal. Après avis de l'inspecteur des Finances et accord du ministre du Budget, l'avant-projet doit encore être envoyé au Conseil d'État.
07.03 David Clarinval (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Je note que si l'avis n'a pas encore été demandé au Conseil d'État, il y a fort à parier que le texte ne sera pas disponible avant plusieurs mois. Nous ne verrons donc probablement rien cette année.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 12183 van mevrouw De Ridder wordt uitgesteld en de samengevoegde vragen nrs. 12193 en 12194 van de heer Gilkinet zijn omgezet in schriftelijke vragen.
08 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "een werklastmeting bij parketten en auditoraten" (nr. 12201)
08 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "une mesure de la charge de travail auprès des parquets et des auditorats" (n° 12201)
08.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, vertegenwoordigers van het openbaar ministerie dringen in een advies aan u aan op een objectieve werklastmeting in de verschillende parketten en auditoraten, vooraleer de hervorming van Justitie doorgevoerd wordt.
Het gebrek aan een werklastmeting is een bijzonder oud zeer, mevrouw de minister. In het begin van deze eeuw werd de meting al door enkele meerderheidspartijen aangekondigd. Ze werd door een van uw voorgangers bij Justitie aangekondigd en doorgevoerd in de rechtbanken, maar wel zonder dat ze in alle gerechtelijke arrondissementen werd uitgevoerd.
Het resultaat liet zich raden. Ik herinner mij nog de gemengde commissies voor de Justitie van de Kamer en de Senaat. Er waren enorm veel interpretatieproblemen. Men viel voortdurend terug op het feit dat een aantal gerechtelijke arrondissementen gewoon geen cijfers had aangebracht.
Wat is de stand van zaken betreffende de werklastmeting bij Justitie? Hoe ver staat men, in het algemeen, vandaag? Waar werd er al een werklastmeting doorgevoerd? Zijn de resultaten daarvan beschikbaar? Zijn die geactualiseerd ten opzichte van een paar jaar geleden? Wat is uw visie op de organisatie van een werklastmeting in de parketten en de auditoraten? Ik meen te weten dat u opteert voor een externe werklastmeting.
Ten slotte, wat is uw visie op de aanwerving van nieuwe magistraten in de parketten en de auditoraten? Hebt u daarvoor in de nodige financiële en andere mogelijkheden voorzien? Ik stel die vraag omdat de huidige leeftijdspiramide wel eens tot gevolg zou kunnen hebben dat er over een paar jaar te weinig magistraten zijn.
08.02 Minister Annemie Turtelboom: Sinds de start van de werklastmeting bij het openbaar ministerie, eind 2003, is een heel parcours afgelegd. In een breder tijdsperspectief onderscheiden wij diverse fasen.
In de eerste fase, van 2003 tot 2006, werd het werklastmetingsinstrument ontwikkeld. In het voorjaar van 2006 werd het opgeleverd, waardoor de activiteiten inzake de werklastmeting vanaf het gerechtelijk jaar 2006-2007 konden worden opgestart. Het instrument werd in die eerste periode onderworpen aan een testfase, teneinde de betrouwbaarheid ervan na te gaan. Dat heeft geleid tot een stabiel functionerend meetinstrument.
In de periode van 2007 tot 2010 werd de historische werklast bij diverse parketentiteiten gemeten en verscheen de eerste generatie rapporten. Niettegenstaande de nulmetingen veel nieuwe cijfers en inzichten hebben verschaft in de werklast en de personeelsbehoeften, bleven wij met allerhande beperkingen meten.
Het Vast Bureau Werklastmeting kreeg daarom in 2010 de opdracht om verder te sleutelen aan de methodologie, middels ondersteuning van diverse partners, alvorens bijkomende metingen te verrichten.
Op die manier belandde het werklastmetingsproject in een derde fase, 2010-2012, waarin de aandacht verschoof van de voortschrijdende kwantitatieve uitbouw naar een kwalitatieve ontwikkeling van de werklastmeting.
Na 2012 willen wij opnieuw metingen opzetten en de scoop verder uitbreiden, zowel intern als extern.
De eerste rapporten werden opgesteld in 2007-2010, wierpen een licht op de historische werklast en hadden als bedoeling de realiteit zo dicht mogelijk te benaderen.
Met normatieve criteria werd alsnog geen rekening gehouden bij de eerste personeelsbehoeftebepalingen. Van de politieparketten en de parketten-generaal zijn er reeds eerste rapporten. Van de correctionele parketten en correctionele secties is een eerste stand van zaken opgemaakt. Er is immers een goed zicht op de verschillende aspecten van de werklastmeting van ongeveer 75 % van het openbaar ministerie in brede zin, dus inclusief de arbeidsauditoraten en auditoraten-generaal.
Daarbij moet worden gewezen op het feit dat er voor de auditoraten-generaal nog geen metingen werden uitgevoerd, omdat die entiteiten van het openbaar ministerie nog niet geïnformatiseerd zijn.
Van de politieparketten werd de werklast gemeten en gerapporteerd over de werklast 2004-2006 en werklast 2007-2008. Voor de parketten-generaal wordt dezelfde activiteit ontplooid. Dat leidde tot rapporten over de werklast voor de periode 2005-2007 en de werklast 2008.
Wat de correctionele parketten betreft, werd overgegaan tot het opstellen van een voortgangsrapport en geen eindrapport, omdat voor 33 % van de activiteiten geen of onvoldoende betrouwbaar cijfermateriaal werd aangeleverd. Het betrof een voortgangsrapport over de werklast van het jaar 2008.
De burgerlijke secties en jeugdsecties van de parketten van eerste aanleg maken nog niet het voorwerp uit van een werklastmeting.
De eerste rapporten werden op OM-tranet gezet en ter kennis gebracht van de diverse korpschefs van het openbaar ministerie. Aangezien de werklastmetingsrapporten een managementsinstrument zijn voor de korpschefs van het openbaar ministerie, werd er geen verdere verspreiding aan gegeven.
Naar aanleiding van de eerste rapporten hebben verschillende entiteiten opmerkingen geformuleerd. Als gevolg hiervan werd een bevraging georganiseerd. De antwoorden werden eind 2009 besproken op een strategisch seminarie met diverse sleutelactoren die actief bezig zijn met de problematiek. Na afloop werd een inventaris opgemaakt van de uiteenlopende methodologische problemen, waarvoor een oplossing diende te worden uitgewerkt.
Er werd besloten dat de eerstvolgende jaren de focus zou komen te liggen op het verbeteren van het instrument en op het streven naar meer uniforme en efficiëntere werkprocessen. Zo kan er meer en meer impact worden gegeven aan de resultaten van de werklastmeting.
Om de koerswijziging in de missie en de visie van het Vast Bureau kracht bij te zetten en om te zorgen dat de vlag de lading dekt, werd de benaming eind 2010 veranderd naar het Vast Bureau Werklastmeting en Organisatieontwikkeling.
Sinds het afgelopen seminarie van eind 2009 heeft het vast bureau eraan gewerkt om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de diverse entiteiten zowel op methodologisch vlak als inzake het instrument zelf.
Het instrument zelf werd verder verfijnd en gebruiksvriendelijker voor de lokale gebruikers gemaakt.
Er werden activiteiten opgestart om een meer gestroomlijnd procesverloop in kaart te kunnen brengen.
Bij de uitwerking van de oplossingen voor de geformuleerde problemen werd het vast bureau echter met problemen van personeelsverloop geconfronteerd.
De personeelskaders zijn wettelijk bepaald. Het is evident dat bij het vertrek van magistraten de plaats vacant wordt verklaard en de procedure tot vervanging wordt ingezet.
Budgettair worden steeds de nodige kredieten aangevraagd, teneinde de kaders te respecteren en de nodige vervanging te realiseren.
08.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw volledig antwoord. Het was zo uitgebreid dat ik het nog eens rustig zal moeten nalezen.
Ik ben alleen geschrokken van de cijfers. Voor de correctionele rechtbanken kan nog altijd 33 % van de activiteiten niet worden gemeten. Voor de politieparketten is dat nog altijd 25 %. Dat lijkt mij toch wel bijzonder veel als we weten dat het gaat over een project dat in 2003 is gestart.
Ik heb heel veel schrik wanneer ik u hoor zeggen dat men er nu op zal focussen om een beter instrument tot stand proberen te brengen. Dat betekent dat wij weer voor een paar jaar vertrokken zijn.
Men zal vroeg of laat toch eens conclusies moeten trekken, mevrouw de minister. Men zal eens moeten zeggen waar men met Justitie naartoe wil met de werklastmeting. Men zal vroeg of laat eens definitieve resultaten van een bepaalde periode bekend moeten maken. Men zal toch eens moeten zeggen wat men daarmee aan wil.
Ik zal het dossier blijven volgen en vooral uw antwoord eens goed nalezen.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de vrijlating van een verdachte van een steekpartij tussen asielzoekers" (nr. 12204)
09 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la libération d'une personne inculpée pour avoir porté des coups de couteau à un autre demandeur d'asile" (n° 12204)
09.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, zolang ik niet word gevraagd voor de commissie voor de Binnenlandse Zaken kan ik doorgaan met mijn vragen.
Mevrouw de minister, op 24 mei 2012 werd een 44-jarige asielzoeker aangehouden door de Brusselse onderzoeksrechter omdat hij de avond voordien een andere asielzoeker had neergestoken in Elsene. De twee kenden elkaar van op de hongerstaking aan de VUB en kregen het met elkaar aan de stok. Ze kregen het zodanig met mekaar aan de stok dat een van beiden de andere overhoop stak. Ik vind het in elk geval bevreemdend dat de betrokken asielzoeker ondertussen weer zou zijn vrijgelaten.
Ik wil geen afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van Justitie en de scheiding van de machten, maar ik zou van u toch wel eens een stand van zaken willen krijgen. Klopt het dat de asielzoeker, die een ander had neergestoken, na zijn aanhouding door de Brusselse onderzoeksrechter werd vrijgelaten? Het gaat hier toch over vrij zware, lichamelijke agressie? Is er een bepaalde reden waarom de onderzoeksrechter deze verdachte van zwaar lichamelijk geweld vrijgelaten heeft?
Ik vind het bevreemdend omdat het gevaar vrij groot is dat deze asielzoeker die wordt verdacht van een steekpartij na zijn vrijlating gewoon gaat lopen of onderduikt. Ik vraag mij trouwens af of men asielzoekers, die bij dit soort van zware incidenten betrokken zijn, niet gewoon moet opsluiten of terugsturen naar hun land van herkomst. Einde van de asielprocedure zou ik in dergelijk geval zeggen.
Ik vraag u naar uw visie op deze zaak.
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de gevraagde gegevens hebben betrekking op elementen van een strafdossier dat alleen van de beoordeling van de onderzoeksrechter afhangt. Ze zijn dan ook gedekt door het geheim van het onderzoek.
In overleg met mijn collega De Block, bevoegd voor Asiel en Migratie, wil ik er de aandacht op vestigen dat een asielzoeker in procedure een aantal rechten heeft, die voortvloeien uit internationale verplichtingen. Hij of zij kan dus niet zomaar opgesloten worden.
Evenmin kan deze persoon teruggestuurd worden naar zijn land van herkomst zolang de asielprocedure nog loopt. Dit zou immers een ernstige schending inhouden van de bescherming die de Conventie van Genève biedt aan vluchtelingen.
Bijgevolg komt de vraag of een asielzoeker in deze situatie al dan niet wordt opgesloten opnieuw neer op de appreciatie van de onderzoeksrechter.
09.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik had een kort antwoord verwacht en dat heb ik ook gekregen. Ik neem er nota van dat het opsluiten van asielzoekers een ernstige schending van het recht op asiel betreft. Het neersteken van een andere mens is volgens mij ook een zeer ernstige schending van de rechten van andere mensen. Als ik het een afweeg tegenover het andere, kan ik mij afvragen of wij hier vroeg of laat niet voor een politieke beslissing zullen staan. Ik neem in elk geval nota van uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 12142 van mevrouw Lahaye-Battheu wordt uitgesteld.
10 Question de Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "le manque de magistrats à Charleroi" (n° 12209)
10 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "het tekort aan magistraten te Charleroi" (nr. 12209)
10.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, l'actualité de la semaine dernière a encore montré que la Belgique détient toujours la palme du surréalisme. Ainsi, à Charleroi, un avocat s'est mué en magistrat à quelques reprises afin que le procès puisse avoir lieu.
Il est hallucinant d'imaginer la situation où un avocat défendant son client quitte momentanément sa toge pour passer celle du magistrat, intervenir en cette dernière qualité, puis retourner auprès de son client pour reprendre son rôle. La présidente de la séance a tenté de donner quelques explications aux personnes présentes dans la salle afin d'éviter une incompréhension plus grande encore que celle qui existe déjà au sein de l'univers judiciaire. Ce serait à hurler de rire si cette scène était sortie tout droit d'une œuvre de Kafka ou d'Ionesco! En réalité, c'est proprement affligeant vu la situation que connaissent nos juridictions.
Les responsables expliquent que cette solution a été trouvée pour pouvoir pallier le manque de magistrats. Ils disent même attendre dans les couloirs des avocats ayant des années d'ancienneté suffisantes pour assumer temporairement la fonction de magistrat. Ils savent cependant bien que cette situation est potentiellement dangereuse, car elle pourrait nuire à l'impartialité objective et subjective du tribunal.
Madame la ministre, mon collègue Gilkinet vous a déjà interrogé sur ces faits constatés à Charleroi il y a quelques mois. Qu'avez-vous entrepris à l'égard de cet arrondissement, qui souffre quand même d'une situation particulière étant donné la taille et l'importance des dossiers en cours?
Vous aviez répondu que cette juridiction pouvait recourir à des juges de complément. Cette mesure a-t-elle été prise? Si ce n'est pas le cas, pour quelle raison? Dans vos explications, vous dites que "le premier président de la cour d'appel de Mons n'a affecté que trois juges de complément à Charleroi. Au total, il dispose d'un contingent de quatorze juges de complément".
Vous mentionnez aussi une possible mobilité des magistrats de Tournai et de Mons et plaidez pour qu'ils interviennent à Charleroi. Les autorités judiciaires carolorégiennes ignorent-elles l'existence de ces outils ou bien ceux-ci ne sont-ils pas assez efficaces? Quelles autres pistes envisagez-vous, dès lors?
10.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, au siège du tribunal de première instance de Charleroi, un certain nombre de places sont effectivement devenues vacantes de façon inattendue.
Comme vous le savez, les économies nécessaires en matière de crédit du personnel dans l'ordre judiciaire ont conduit à certains retards dans le rythme des nominations aux emplois vacants. Les cadres du personnel n'ont pas subi de modification de sorte que toutes les vacances sont publiées et qu'il est procédé à un remplissage maximal de l'effectif. Tous les postes sont donc déclarés vacants conformément au rythme imposé par les possibilités budgétaires.
J'attire l'attention sur le fait que les autorités judiciaires disposent d'un certain nombre de possibilités pour répondre de manière flexible à des événements imprévisibles concernant des places vacantes.
Je vous rappelle que l'affectation des juges de complément ainsi que la possibilité pour les magistrats des tribunaux de première instance de Tournai et de Mons, nommés sur base de l'article 100 du Code judiciaire, d'être appelés pour prester au tribunal de première instance de Charleroi sont de la compétence et du ressort du premier président de la cour d'appel de Mons.
À cet égard, je dois vous indiquer que M. le président de la cour d'appel a une nouvelle fois réuni, le 13 mars 2012, les trois présidents des tribunaux de première instance de Charleroi, Mons et Tournai. À cette occasion, une évaluation de la situation des trois tribunaux a eu lieu. Une ordonnance a ainsi été prise pour affecter tant les juges de complément que certains autres magistrats en fonction des nécessités de ces trois juridictions, dont celle de Charleroi.
Ces magistrats ont convenu de réévaluer la situation au niveau du ressort en septembre 2012. Cette décision s'inscrit entièrement dans le sens de la mobilité pour laquelle je plaide auprès des autorités judiciaires et ce, aux fins qu'elles utilisent plus les possibilités existantes en matière de mobilité.
Ce genre de questions illustre bien le fait qu'il conviendrait d'aller vers une répartition du paysage judiciaire. Le programme de gouvernement prévoit, par la révision des arrondissements judiciaires, plus d'attention et surtout la création de plus de possibilités en matière de mobilité des magistrats.
10.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je craignais que vous ne répétiez ce que vous aviez dit à mon collègue Gilkinet. Cependant, j'entends qu'au-delà de ces réponses déjà connues, une réunion a été convoquée par le premier président de la cour d'appel de Mons pour résoudre la situation.
J'entends bien toute la question de la mobilité à renforcer ainsi que le recours aux juges de complément. Mais visiblement, étant donné la situation actuelle, cela n'était pas suffisant. Dès lors, dans le cadre de la nouvelle réforme de la justice et des nouveaux arrondissements judiciaires, il importera que les informations soient clairement précisées quant à la mobilité interne et externe des arrondissements, afin de ne plus être face à ce genre de situations.
Vous dites toujours que la publication des vacances se fait "au rythme des possibilités budgétaires". Mais il ne faut pas non plus que cela se fasse au détriment du justiciable et d'un procès qui serait juste et équitable pour tous.
L'incident est clos.
De voorzitter: Samengevoegde vragen nr. 12223 van mevrouw Van Vaerenbergh en nr. 12257 van mevrouw Van Cauter, alsook vraag nr. 12224 van mevrouw Van Vaerenbergh worden uitgesteld.
- de heer Theo Francken aan de minister van Justitie over "de vrijlating van Nizar Trabelsi" (nr. 12101)
- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de vrijlating van Nizar Trabelsi" (nr. 12102)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de eventuele vrijlating van terrorist Trabelsi" (nr. 12222)
- M. Theo Francken à la ministre de la Justice sur "la libération de Nizar Trabelsi" (n° 12101)
- M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la libération de Nizar Trabelsi" (n° 12102)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "l'éventuelle libération du terroriste M. Trabelsi" (n° 12222)
De heer Francken sms't zopas dat hij niet tijdig in de commissie geraakt. De heer Logghe heeft dus alleen het woord.
11.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ondertussen is al een en ander gebeurd, maar tot voor enkele dagen wisten wij enkel dat Nizar Trabelsi, die een straf van tien jaar uitzit voor terroristische activiteiten in België, onder andere voor de poging tot aanslag op de NAVO-basis in Kleine Brogel, na zijn straf bijna zeker België zou worden uitgezet. Hij zou worden overgeleverd aan de Verenigde Staten, die al sinds 2007 om zijn uitlevering vragen. Een andere mogelijkheid was dat hij naar Tunesië zou worden teruggestuurd.
Enkele dagen geleden kregen wij te horen dat hij in principe op 9 juni op vrije voeten zou worden gesteld. De trommel met verkeersovertredingen en onbetaalde verkeersboetes zou ondertussen zijn uitgeput.
Wij hebben wel vernomen dat hij uiteindelijk niet op vrije voeten zou worden gesteld.
Mijn eerste vraag blijft dus overeind. Ten eerste, graag kreeg ik een stand van zaken.
Hij zou niet vrijkomen. Kunt u mij een reden geven of een argumentatie bezorgen op basis waarvan Justitie erin zal slagen hem voorlopig nog langer achter de tralies te houden? Op welke manier zal zijn dossier verder worden afgewikkeld?
Ten tweede, is het uitleveringsbevel aan de Verenigde Staten ondertussen getekend? Naar het schijnt zou België uiteindelijk op de vraag van de Verenigde Staten ingaan. Is zulks ondertussen gebeurd? Is de handtekening geplaatst? De heer Trabelsi heeft er natuurlijk alle belang bij dat de uitlevering niet zou worden getekend.
Mevrouw de minister, zijn er signalen van nieuwe bedreigingen vanuit radicale hoek?
Ik geef toe dat mijn volgende vraag deels hypothetisch is. Naar wat ik heb vernomen, zou de heer Trabelsi wel degelijk aan de Verenigde Staten worden uitgeleverd.
Gesteld dat hij niet aan de Verenigde Staten zou worden uitgeleverd, zou hij naar het gesloten centrum 127bis worden gestuurd, om vervolgens naar Tunesië te worden afgevoerd. Hoe ver staat het concrete dossier inzake het terugsturen van Trabelsi en hoe ver staat het in het algemeen met het terugsturen van criminelen naar Tunesië?
Over de druk die op de Belgische overheid wordt uitgeoefend om Trabelsi nog even vast te houden, zou ik u het volgende willen vragen. Kunt u mij mededelen op basis van welke overwegingen Trabelsi langer zal worden vastgehouden? Welke maatregelen zult u nemen om te beletten dat de heer Trabelsi vooralsnog aan de uitlevering aan de Verenigde Staten zou kunnen ontkomen?
11.02 Minister Annemie Turtelboom: Op 6 december 2011 is het ministerieel besluit dat zijn uitlevering aan de Verenigde Staten toestaat, aan Trabelsi betekend. Dat uitleveringsbesluit werd op 23 november 2011 ondertekend. Het besluit is een tot op heden perfect valabele titel om betrokkene uit te leveren en hem, tot dat effectief gebeurt, in uitleveringsdetentie te houden. De detentie begint nadat betrokkene aan de Belgische strafuitvoering heeft voldaan. De procedure voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de annulatieprocedure voor de Raad van State veranderen daar niets aan.
De door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens opgelegde voorlopige maatregel verhindert enkel de tenuitvoerlegging van het uitleveringsbesluit, zonder dat het besluit geschorst is. Enkel de Raad van State zou dat besluit kunnen schorsen, doch enkel annulatie is voorgelegd geweest.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zal de klacht met betrekking tot de door Trabelsi opgeworpen vermeende schending van artikel 3 vanwege het risico van een levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid op vervroegde invrijheidsstelling, pas onderzoeken, nadat de Raad van State zich heeft uitgesproken. Wat die procedure betreft, werden de conclusies tussen de partijen uitgewisseld.
Voor uw vraag met betrekking tot eventuele uitwijzing naar Tunesië, verwijs ik naar de staatssecretaris bevoegd voor Asiel en Migratie. Er is geen druk om Trabelsi nog even vast te houden. Zoals in elke uitleveringszaak geldt de uitleveringsdetentie op basis van het geldige uitleveringsbesluit. Zoals gezegd zal in casu de detentie pas aanvatten, nadat de Belgische strafuitvoering geheel beëindigd zal zijn. Vluchtgevaar is een belangrijk element om een eventueel verzoek tot voorlopige invrijheidsstelling te kunnen weerleggen.
11.03 Peter Logghe (VB): Als ik het goed heb begrepen, zou hij op het einde van zijn straf alsnog vrijkomen, tenzij hij wordt uitgeleverd aan de Verenigde Staten.
11.04 Minister Annemie Turtelboom: Er loopt nog een aantal juridische procedures. Een ding is zeker: als zijn straf gedaan is, gaat hij in uitleveringsdetentie.
11.05 Peter Logghe (VB): Dat lijkt mij voorlopig vrij sluitend.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Kattrin Jadin à la ministre de la Justice sur "la réforme de la Justice" (n° 12243)
12 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Justitie over "de hervorming van de Justitie" (nr. 12243)
12.01 Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, madame la ministre, à la suite de ce qui avait été annoncé lors de l'accord gouvernemental, puis de votre travail diligent, la réforme de la Justice avance à grands pas.
Des avancées dans ce domaine sont attendues depuis très longtemps et je me réjouis donc que ce sujet ait été pris à bras-le-corps par vos services.
Par ailleurs, je tiens à nouveau à saluer votre décision de maintenir l'arrondissement judiciaire d'Eupen, qui démontre un grand respect des caractéristiques propres à ma région et du droit des citoyens belges germanophones à s'exprimer dans leur langue maternelle dans leurs contacts avec la justice.
Cependant, outre la division territoriale qui a été décidée et qui fait passer le nombre d'arrondissements judiciaires de 27 à 12, je dois bien reconnaître que les dispositions contenues dans cette réforme sont encore relativement inconnues. Il me semble ainsi difficile d'évaluer les changements qui seront apportés et qui auront une influence sur le travail quotidien des magistrats et autres employés de la justice.
Madame la ministre, ma première question à ce sujet est la suivante – je compte en effet introduire d'autres questions en la matière: qu'adviendra-t-il des antennes de l'auditorat du travail et du tribunal du travail actuellement basées à Verviers et qui devraient, dans la logique de mobilité dans laquelle s'inscrit la réforme, être rapatriées à Eupen?
12.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, comme mentionné dans l'accord de gouvernement, la réduction du nombre d'arrondissements judiciaires ne remet pas en cause les lieux d'audition actuels. Concrètement, cela signifie que, dans l'arrondissement judiciaire de Liège, le siège actuel du tribunal du travail subsistera sous forme d'une section du tribunal du travail sise à Verviers, tandis que le siège du futur tribunal du travail d'Eupen sera établi à Eupen.
Bien qu'ils forment deux arrondissements, Verviers et Eupen partagent un chef de corps et un cadre commun dont les magistrats peuvent travailler dans les deux tribunaux.
Avec la réforme des arrondissements d'Eupen et de Verviers, le cadre sera réparti entre le cadre d'Eupen et le cadre du nouveau tribunal de la province de Liège.
Toutefois, des accords de coopération ne sont pas exclus de manière à pouvoir remédier à des situations locales. Mais le but principal de la réforme est, avant tout, d'avoir de nouveaux arrondissements plus larges au niveau du management. Il n'est donc pas question des lieux d'audition.
12.03 Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Bien avant la réforme, j'avais déposé une proposition de loi visant à mettre en place une plus grande mobilité grâce à une augmentation fictive du cadre du personnel dévolu à l'arrondissement judiciaire d'Eupen.
Si je vous ai bien comprise, il y aurait, pour le moment, plus ou moins un statu quo au niveau des juridictions.
12.04 Annemie Turtelboom, ministre: Effectivement.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 12261 van mevrouw Özen is uitgesteld en haar vraag nr. 12265 is ingetrokken.
13 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de eerstesteenlegging van de gevangenis van Beveren" (nr. 12249)
13 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la pose de la première pierre de la prison de Beveren" (n° 12249)
13.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, u was niet aanwezig bij de eerstesteenlegging van de gevangenis van Beveren. Meestal is een minister van Justitie bij dergelijke gebeurtenissen wel aanwezig. Ik zal u niet vragen waar u wel was, want dat zijn mijn zaken niet, maar ik vraag mij wel af wat er belangrijker geweest kan zijn dan de eerstesteenlegging van een gevangenis, omdat een minister van Justitie daar normaal gezien altijd bij aanwezig is.
Ik vind het bovendien merkwaardig dat de staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen, de heer Verherstraeten, daar wel aanwezig was. Hij verklaarde bij die gelegenheid in principe geen liefhebber te zijn van de financiering en bouw door de privésector. Was dat misschien een reden waarom u niet aanwezig was, mevrouw de minister? Zo nee, bent u het eens met de uitlatingen van de staatssecretaris, dat men in principe geen liefhebber moet zijn van de financiering en de bouw door de privésector?
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Schoofs, ik heb tot nader order niet de ambitie om u toegang te geven tot mijn agenda zodat u kunt weten waar ik op elk moment ben. In het kader van uw parlementaire vraag kan ik u evenwel zeggen dat ik gewoon op de Ministerraad was; zoals u weet ben ik minister en moet ik met dossiers naar de Ministerraad. De eerstesteenlegging viel samen met de Ministerraad.
Aangezien mijn collega staatssecretaris in het verleden reeds vele vragen heeft gesteld over de alternatieve financiering, heeft hij alleen gezegd dat hij daarvan geen grote voorstander is.
De realisatie van het masterplan, met de omvang van de nodige budgettaire middelen, het grote aantal projecten en de dringende timing, maakt dat wij uiteraard een beroep moeten doen op alternatieve financiering. Hier gebeurt dit via DBFM, zijnde Design, Build, Finance, Maintain. Door een partij wordt zowel het ontwerp, de bouw, de financiering als het onderhoud van een infrastructuurproject geleverd.
U maakt trouwens een fout door te spreken over de financiering en de bouw. De bouw wordt uiteraard steeds door de privésector gedaan.
13.03 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, natuurlijk doelde ik op al wat met beslissingen rond de bouw te maken heeft. Als u dat een fout vindt, geen enkel probleem.
Ik merk dat de staatssecretaris zich heeft moeten neerleggen bij die wijze van financieren. Ik merk ook dat dit niets te maken heeft met het Meccanotracé, waardoor, naar verluidt, het spel enkele tientallen meters naar rechts of naar links zou moeten opschuiven. Dat had er dus niets mee te maken. Ik merk dit op omdat u in de toekomst wellicht nog zekere activiteiten zult ontplooien in Antwerpen.
13.04 Minister Annemie Turtelboom: (…)
13.05 Bert Schoofs (VB): Goed, u was toen op de Ministerraad.
13.06 Minister Annemie Turtelboom: Vermits ik minister ben en op de Ministerraad aanwezig moest zijn, is het niet onlogisch dat ik niet deelnam aan op de eerstesteenlegging.
13.07 Bert Schoofs (VB): Ik heb daar ook geen opmerkingen over gemaakt, mevrouw de minister.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de toestand van de ICT-omgeving bij het Hof van Cassatie" (nr. 12250)
14 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "l'environnement ICT à la Cour de cassation" (n° 12250)
14.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, wij hadden vorige week enkele prominente leden van het Hof van Cassatie op bezoek. Een jaar geleden was er opschudding ontstaan toen bleek dat de chauffeur van de eerste voorzitter bij het Hof van Cassatie zich onledig moest houden wanneer er een computerpanne was of het systeem uitviel. Blijkbaar is dat nog steeds zo.
Ik zal niet zeggen dat de leden van het Hof van Cassatie met wie wij de gelegenheid hadden te spreken smalend deden, maar de meewarige glimlachjes wanneer niet van de lucht. Ook u, mevrouw de minister, kreeg blijkbaar met dat probleem te maken. Bent u al op de hoogte van het feit dat onder andere de chauffeur van de eerste voorzitter af en toe moet bijspringen om de informatica uit het slop te halen? Kunt u een overzicht geven van de noden op het vlak van de louter interne ICT bij het Hof van Cassatie? Welke zaken hebt u in de mouw om de toestand eventueel te verhelpen?
14.02 Minister Annemie Turtelboom: De lokale ICT-assistentie bij het Hof van Cassatie bestaat uit anderhalve fulltime-equivalent: een fulltime ICT-verantwoordelijke en een halftijdse medewerker, die de ICT-taken combineert met de taken van chauffeur van de eerste voorzitter. De betrokkene is autodidact op het vlak van ICT, maar kwijt zich tot algemene tevredenheid van die taak en werd enkele jaren geleden, op verzoek van de hoofdgriffier, met die ICT-taken belast.
De lokale ICT-assistentie bij het Hof van Cassatie wordt uiteraard ook ondersteund door de stafdienst ICT, waar de medewerkers van de lokale ICT-assistentie terechtkunnen voor technische problemen en ondersteuning. Ook de opleidingen voor nieuwe software en hardware worden door hen gegeven.
De algemene en meer specifieke noden op het vlak van ICT ten behoeve van het Hof van Cassatie maken deel uit van het project “standaardisering van de desktops” dat op dit ogenblik het voorwerp uitmaakt van overleg tussen de rechterlijke orde en de FOD Justitie. Het doel van dat dossier is de standaardisering van de informatica binnen de rechterlijke orde. Over afzienbare tijd wordt gestart met de effectieve roll-out van dat project.
14.03 Bert Schoofs (VB): Dat is dus een inventieve oplossing. Men heeft een chauffeur die iets van computers kent en men maakt er dan een computerdeskundige van. Ik vond het leuk dat u het woord autodidact gebruikte. Ik kan alleen maar vergelijken met het buitenland. In Scandinavische landen, maar ook in Nederland, Frankrijk en Duitsland heeft men een aantal computerdeskundigen in dienst bij het hoogste gerechtshof. Zo ver staan wij blijkbaar nog niet. Het is dan maar wachten op de uitrol, zodat de leden van het Hof van Cassatie hun laptops kunnen gebruiken. Hopelijk kan de chauffeur die herstellen, als ze defect zijn.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de bedreigingen geuit op basis van de sharia in de gevangenis van Nijvel ten opzichte van gedetineerden" (nr. 12251)
15 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les menaces proférées contre des détenus de la prison de Nivelles sur base de la la charia" (n° 12251)
15.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, op het eerste gezicht lijkt het verhaal grappig. In de gevangenis van Nijvel zouden gedetineerden van islamitische origine, met één bendeleider die er nogal hardhandig tegenaan gaat, andere gedetineerden verplichten een douche te nemen in hun onderbroek en niet volledig naakt onder de douche te gaan. Dit zou blijkbaar gebaseerd zijn op islamitische normen inzake kuisheid onder mannen. Het verhaal is verschenen in La Dernière Heure.
Volgens mij leidt dit ertoe dat men daar een soort sharia-politie onderhoudt die ervoor zorgt dat mannen zeker geen lustgevoelens opwekken bij anderen mannen. Iets anders kan ik mij daar eerlijk gezegd niet bij voorstellen, ook na fel nadenken.
Kloppen de feiten, mevrouw de minister? Kunt u een overzicht geven van de islamisering van de penitentiaire inrichtingen, en dan inzonderheid van de ontwikkeling van islamfundamentalisme en –radicalisme?
Welke concrete maatregelen wil u nemen in Nijvel, en eventueel in alle gevangenissen? Hebt u weet van nog andere kuisheidsgeloften die men verplicht wordt af te leggen ten aanzien van islamitische gedetineerden?
15.02 Minister Annemie Turtelboom: De feiten waarover u spreekt, vonden plaats in de gevangenis van Ittre, niet die van Nijvel, en zij dateren van bijna 1 jaar geleden. Het klopt dat er toen spanningen waren tussen bepaalde gedetineerden tijdens het douchen. Op een bepaald ogenblik heeft een gedetineerde een andere geslagen tijdens een ruzie.
Zoals wettelijk voorgeschreven is, heeft de directie dit gemeld aan het openbaar ministerie, dat besloot de betrokken gedetineerde voor de correctionele rechtbank te dagvaarden. Ondertussen heeft de gevangenis de nodige maatregelen genomen om soortgelijke incidenten te vermijden, waardoor de situatie genormaliseerd is.
In het algemeen is dit fenomeen vergelijkbaar met andere in de omringende landen. De gevangenispopulatie blijft immers een risicogroep die verdere aandacht en opvolging verdient. Het aantal gedetineerden wegens aan terrorisme gelinkte feiten is de jongste jaren mee door diverse gerechtelijke acties toegenomen en verdient onze bijzondere aandacht, gelet op hun statuut bij een deel van de jonge gedetineerden.
Naast de operationele initiatieven in de gevangenis zelf, die de contacten van eventuele rekruteerders met andere gedetineerden beperken, is er een samenwerkingsprotocol opgesteld tussen de Veiligheid van de Staat en het Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen (EPI) met als belangrijkste bedoeling de uitwisseling van informatie in beide richtingen te vergemakkelijken. De Veiligheid van de Staat is ook actief binnen het Plan-R, waar met diverse partners overlegd wordt over het fenomeen.
Plan-R staat voor Plan Radicalisme, dat gecoördineerd wordt door het OCAD, en goedgekeurd wordt door het Ministerieel Comité Veiligheid en Inlichtingen.
Met de opleiding en de sensibilisatie van het gevangenispersoneel inzake de problematiek van radicalisering in de gevangenis, werd reeds in 2007 een aanvang genomen. Er is over dit onderwerp blijvend overleg met de Europese partners, met inlichtingendiensten en andere diensten, om te leren van elkaars initiatieven op dit vlak.
15.03 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw omstandig antwoord.
Het plan-R is een algemeen plan. Het is niet alleen van toepassing in de gevangenissen. Klopt dat? Ik heb dat misschien verkeer begrepen omdat het nogal snel ging.
15.04 Minister Annemie Turtelboom: (…) in de gevangenissen (…) de Veiligheid van de Staat (…)
15.05 Bert Schoofs (VB): Dat is goed. Dank u wel.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.52 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.52 heures.