Commission de la Défense nationale

Commissie voor de Landsverdediging

 

du

 

Mardi 5 juin 2012

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 5 juni 2012

 

Voormiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.51 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Filip De Man.

Le développement des questions et interpellations commence à 10.51 heures. La réunion est présidée par M. Filip De Man.

 

De voorzitter: Vraag nr. 11563 van mevrouw Galant wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

01 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Landsverdediging over "het creëren van zogenaamde humanitaire corridors om de internationale hulp in Syrië te krijgen" (nr. 11841)

01 Question de M. Kristof Waterschoot au ministre de la Défense sur "la création de 'couloirs humanitaires' pour acheminer l'aide internationale en Syrie" (n° 11841)

 

01.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen hielden wij een debat met minister Reynders over humanitaire hulp aan Syrië. Dit dateert nog van voor het bloedbad in Houla. In mijn perceptie reageerde minister Reynders wat vreemd: hij stelde dat humanitaire hulp zou kunnen in samenwerking met het Syrische regime of los daarvan. Hij had het eveneens over militaire bescherming.

 

In dat debat liet minister Reynders uitschijnen dat hij een militaire interventie helemaal niet uitsloot en daar zelfs misschien voorstander van was. Is dat echter wel realistisch? Wat zijn de mogelijkheden van Defensie? Het is misschien wel leuk om internationaal uit te roepen dat een militaire interventie mogelijk aangewezen is, maar wat zijn de mogelijkheden van Defensie ter zake? Kunnen wij daaraan een nuttige bijdrage leveren? Denkt u dat Defensie daar iets aan kan doen? Wat is uw visie in dit debat?

 

01.02 Minister Pieter De Crem: Collega Waterschoot, het oprichten van een humanitaire corridor is militair-technisch denkbaar. Er zijn meerdere voorwaarden, maar de hoofdvoorwaarde is dat een wettelijk kader tot stand komt. Theoretisch gezien zou dit ofwel een uitnodiging van de Syrische autoriteiten moeten zijn, ofwel een resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Kofi Annan zal overmorgen, donderdag, een debriefing van zijn inspanningen geven aan de VN-Veiligheidsraad. De informatie die ik daarover heb, is de informatie die u daarover hebt. Het zal waarschijnlijk een moeilijk debat worden.

 

De capaciteit op het vlak van personeel en materieel dat nodig is om de humanitaire corridors te beveiligen, hangt af van meerdere factoren. De eerste is natuurlijk het type en de hoeveelheid humanitaire hulp die ter plaatse moet worden gebracht, want daar gaat het over. Die hulp moet ter plaatse raken.

 

Ten tweede, de plaatsen moeten bereikt of beveiligd worden.

 

Ten derde, en misschien nog de gevaarlijkste factor, de risicoanalyse of de te verwachten gevaren en bedreigingen. Het is niet ondenkbaar dat ook buiten de Syrische grenzen behoefte aan beveiliging kan ontstaan, op plaatsen waar grote concentraties van Syrische vluchtelingen zich zouden vestigen of zich reeds bevinden. Wij zien reeds op dit ogenblik een concentratie van Syriërs op het Libanese grondgebied van Tripoli en zijn brede omgeving.

 

Humanitaire corridors kunnen onmogelijk tot stand worden gebracht zonder dat de buurlanden van Syrië meewerken. Men kan dat niet in een unilateraal perspectief zetten. Daarom kan het mogelijk destabiliserend effect van het aanbrengen van dergelijke corridors – en dat is een paradox – niet worden onderschat. Ze kunnen namelijk grote stromen van humanitaire hulp kanaliseren, maar ook van politieke vluchtelingen die via dergelijke corridors het land ontvluchten. Dat kan op zijn beurt leiden tot het ontstaan van vluchtelingenkampen met een langdurig bestaan, waarvan er zich bijvoorbeeld ten gevolge van het Israëlisch-Libanese conflict op het grondgebied van Libanon reeds meerdere bevinden, en waarvan sommige tienduizenden of zelfs honderdduizenden personen tellen.

 

Via de media konden wij ook vaststellen dat wat Syrië betreft, alle internationale organisaties betrokken bij het internationale politieke beleid de zaak opvolgen. Wat Syrië in het buitenlandse kader betreft, hoed ik er mij voor om hier in het Parlement aan bevoegdheidsoverschrijding te doen. Het is natuurlijk zo dat de kwestie ressorteert onder de bevoegdheid van collega Reynders, maar wanneer een beslissing door Buitenlandse Zaken en na goedkeuring van de regering wordt geactiveerd, kijkt men in de eerste plaats wel bij Defensie hoe men die mee mogelijk kan maken.

 

Ik heb daarover al iets gezegd. Materialiter zijn wij in de mogelijkheid om een dergelijke operatie, zoals er vroeger zijn geweest, uit te voeren. De vraag is echter in welk politiek kader dit tot stand komt.

 

Er is een grote terughoudendheid bij de internationale gemeenschap om nu op te treden.

 

01.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uw antwoord stelt mij wel tevreden.

 

Ik heb wel wat problemen met de oproerkraaierij van uw collega Reynders, die te pas en te onpas niet uitsluit om aan militaire interventies te doen. Dat is allemaal goed en wel, maar wij hebben daarvoor geen kader.

 

Wij zien dat Ontwikkelingssamenwerking 2 miljoen euro heeft vrijgemaakt voor Syrië, maar dat niemand goed weet wat men ermee zal doen.

 

Ik ben tevreden met uw antwoord. Ik pleit voor enige realpolitik, om na te gaan wat mogelijk is en wat wij daaraan eventueel kunnen doen. Ik stel samen met u vast dat dit, gelet op het internationaal mandaat, voorlopig jammer genoeg heel weinig is. Alle andere uitspraken ten spijt, want die zullen weinig zoden aan de dijk brengen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 11842 van de heer Van Biesen wordt uitgesteld.

 

02 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "het gevaar van namaakonderdelen bij militaire apparatuur" (nr. 11949)

02 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le danger des pièces de rechange de contrefaçon pour les appareils militaires" (n° 11949)

 

02.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, uit een onderzoek van een senaatscommissie uit de Verenigde Staten blijkt dat Amerikaanse militaire apparatuur vol namaakonderdelen zit, vooral van Chinese makelij. Vooral in vrachtvliegtuigen en helikopters werden namaakonderdelen teruggevonden. Omdat het gaat om zeer gesofisticeerde elektronische componenten kan een onderdeel dat niet werkt een hele eenheid in gevaar brengen.

 

Mijnheer de minister, bestaat een dergelijk probleem ook bij ons? Indien zich een soortgelijk probleem bij Defensie voordoet, bent u op de hoogte van de grootte van deze problematiek? Hoeveel namaakonderdelen heeft Defensie gedurende de afgelopen vijf jaar in onze militaire apparatuur kunnen opsporen? Kunt u een overzicht geven bij welk type militaire hardware deze namaakonderdelen werden teruggevonden?

 

Indien zich bij ons geen probleem voordoet maar wel in de Verenigde Staten, hoe verklaart u dat dan?

 

Indien u geen kennis heeft van een soortgelijke problematiek binnen Defensie, zult u dan een onderzoek starten om de zaak onder de loep te nemen?

 

02.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Grosemans, ik heb geen enkele indicatie van de aanwezigheid van namaakproducten in onze systemen. De leveranciers zijn aansprakelijk en moeten voorkomen dat dergelijke namaakproducten in de bevoorradingsketens kunnen terechtkomen.

 

In de wereld van het vliegend materieel worden alle onderdelen voor de Belgische vliegtuigen geleverd met een certificate of conformity. Dit is een document dat bevestigt dat het onderdeel voldoet aan de door de erkende luchtvaartautoriteit vooropgestelde regels. Daarnaast zijn de kwaliteitsdiensten belast met het bewaken van de conformiteit van geleverde producten met de technische specificaties, inclusief hun herkomst voor zover dat mogelijk is.

 

Er is bij ons zowel een systeem van externe controle als van interne controle. Ik heb dus geen indicaties.

 

02.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik weet dat de Amerikanen speciale programma’s hebben ontwikkeld en uitgedokterd om de verdachte onderdelen uit het systeem te halen. Wij hebben dergelijke programma’s blijkbaar niet nodig, des te beter.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de technische panne bij een Embraer-toestel" (nr. 11978)

03 Question de Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "la panne technique sur un avion Embraer" (n° 11978)

 

03.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 24 mei van dit jaar moest een Embraertoestel wegens een technische panne landen op de Amerikaanse basis in Ramstein, in Duitsland. Wij waren er bijna getuige van, aangezien wij met een aantal leden van deze commissie de dag voordien een werkbezoek brachten aan die locatie. Defensie zou, ingevolge de technische panne, een boordwerktuigkundige en wisselstukken ter plaatse hebben gestuurd om het toestel te herstellen.

 

Ik wil u hierover graag het volgende vragen. Kunt u het voorval toelichten? Over welk toestel ging het precies? Welke bestemming had de vlucht? Hoeveel passagiers of crewleden waren er aan boord? Wanneer en met welk toestel werden de passagiers terug naar België vervoerd? Wanneer werd het toestel hersteld?

 

Wat was de kostprijs van het geheel aan initiatieven om het toestel te herstellen, inclusief het vervoer?

 

Kunt u meedelen hoe vaak dit type van toestel de laatste vijf jaar wegens technische redenen aan de grond is gebleven? Wat waren hiervoor de redenen? Kunt u ook een overzicht geven van de andere Embraertoestellen?

 

03.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, de Embraer Regional Jet, ERJ 145, met de registratie CE03, heeft een zending uitgevoerd naar de Amerikaanse basis te Ramstein in Duitsland, ons welbekend, in het kader van de vorming van onze kandidaat-hoofdofficieren. Het toestel kreeg te maken met een technische panne bij het opstarten, vóór de terugvlucht naar Melsbroek, en kon de zending niet voortzetten.

 

Er werd beslist om een andere Embraer van hetzelfde type na te sturen met technisch personeel aan boord. Deze extra Embraer vloog, na het ter plaatse brengen van het technisch personeel, dezelfde dag nog terug naar Melsbroek met de 41 passagiers van het defecte vliegtuig. Het technisch personeel kon het toestel dezelfde dag nog herstellen.

 

De totale kostprijs van deze reparatie bedroeg 5 230 euro.

 

Voor dit type vliegtuig waren er sinds 2008 in totaal 17 ground aborts op 1 888 zendingen. Deze aborts werden veroorzaakt door verschillende systemen. Er is geen specifieke trend waar te nemen.

 

Sinds de aankoop van deze vliegtuigen is de algemene betrouwbaarheid van de ERJ 135/145 — de kleine en de grote versie — binnen de Belgische Defensie 99,72 %. Er waren 42 ground aborts op 15 170 vluchten. De worldwide fleet, met inbegrip van alle civiele Embraervliegtuigen van dit type, heeft een betrouwbaarheid van 99,57 %.

 

03.03  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.

 

Vooral de laatste vraag was belangrijk, te weten of er een trend was inzake de redenen voor de technische pannes. Wij vinden het natuurlijk nuttig om op geregelde tijdstippen alle gegevens en cijfers op een rijtje te zien om op basis daarvan een proactief beleid te voeren.

 

Ik dank u voor het overzicht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de technische problemen van een C-130 Hercules" (nr. 12022)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "het ongeval met een Belgische C-130 Hercules" (nr. 12111)

04 Questions jointes de

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "les problèmes techniques d'un C-130 Hercules" (n° 12022)

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "l'accident d'un C-130 Hercules belge" (n° 12111)

 

04.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een opvolgingsvraag. Volgens persberichten zou een C-130 Hercules op vrijdag 26 mei schade opgelopen hebben op de luchthaven van Bukavu, in het oosten van Congo. Het toestel moest bijgevolg aan de grond blijven. Vanuit België zou een ander toestel een herstellingsteam en vervangstukken hebben aangeleverd.

 

Kunt u nogmaals een toelichting geven bij het voorval?

 

Hoe vaak heeft een C-130 Hercules technische problemen opgelopen, zowel ground aborts als flight aborts? Kunt u een overzicht geven vanaf 2007 tot nu? Hoeveel keer is dit gebeurd in het buitenland? In het overzicht had ik graag de nominale cijfers gekregen, niet de procentuele.

 

Wat heeft dit incident gekost aan Defensie, met graag een opsplitsing van de kosten in onder andere wisselstukken en personeel?

 

04.02  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een transportvliegtuig C-130 Hercules van de Belgische Luchtcomponent heeft op vrijdag 26 mei schade opgelopen op de luchthaven van Bukavu tijdens een VN-missie. Het landingsgestel raakte beschadigd en het toestel kon niet meer terugkeren naar Kisangani. Er is een vliegtuig vanuit België vertrokken met een herstellingsteam en vervangstukken aan boord.

 

Op een mondelinge vraag in de commissie voor de Landsverdediging hebt u aangegeven dat het aantal ground aborts van de C-130-transportvliegtuigen geëvolueerd is van 12 % de voorbije jaren tot 7 % in 2011.

 

Mijnheer de minister, kunt u meer duiding geven bij wat er exact is gebeurd met de Belgische C-130 in Bukavu?

 

Wat zijn de totale kosten voor Defensie na dit voorval?

 

Wanneer zal de C-130 Hercules terug ingezet kunnen worden?

 

Is er een rotatie van de C-130-toestellen in Congo? Zo ja, met hoeveel toestellen roteert Defensie in Congo? Hoeveel van de 11 C-130-vliegtuigen zijn reeds ingezet voor operaties in Congo?

 

Wat is het globale jaarlijkse percentage van de ground aborts en van de flight aborts van de C-130-transportvliegtuigen gedurende de periode 2007-2012? Kunt u ook specifieke cijfers geven over het percentage van ground aborts en flight aborts van de C-130-transportvliegtuigen in Congo de afgelopen vijf jaar? Als dat nu niet mogelijk is, zal ik een schriftelijke vraag hierover indienen.

 

In januari had Defensie nog 670 000 wisselstukken voor de C-130’s in stock. Hoeveel bedraagt dit aantal momenteel?

 

04.03 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Grosemans, de C-130 met het nummer CH5 zou op 26 mei 2012 een vlucht uitvoeren van Bukavu naar Dungu, met als eindbestemming Entebbe in Oeganda. Het was een geplande VN-vlucht ter ondersteuning van de operatie MONUSCO, waaraan wij deelnemen.

 

Vlak voor het opstijgen moest de bemanning bij het taxiën naar de startbaan een bocht van bijna 180° uitvoeren. Tijdens dit manoeuvre begaf de ophanging van het linkerachterwiel het. De bemanning heeft uit veiligheidsoverwegingen volgens de normale procedures de motoren stilgelegd en het vliegtuig verlaten. Niemand werd gewond. Na het voorval kon het vliegtuig zonder bijkomende schade worden verplaatst. Het verdere vliegveiligheidsonderzoek zal moeten uitmaken wat de precieze oorzaak van het incident was.

 

Het herstellingsteam dat nagestuurd werd, zal in de eerste plaats een gedetailleerde analyse maken van de verschillende beschadigingen en van de meest geschikte reparatiemethodes. Deze methodes kunnen naargelang van de ernst van de beschadigingen immers zeer uiteenlopend zijn, wat maakt dat het nog te vroeg is om de precieze kosten van het incident te kunnen becijferen.

 

De herstellingsduur ter plaatse wordt geschat op een zestal dagen. Ik zal u daarover wat meer informatie geven. De C-130-toestellen in Congo worden op regelmatige basis geroteerd. Deze rotaties worden in hoofdzaak gestuurd door het onderhoudsschema van de betrokken toestellen. Zo werden alle 11 toestellen ooit al ingezet in Congo.

 

Inzake het jaarlijkse percentage van ground aborts en flight aborts, en het aantal wisselstukken, verwijs ik u naar mijn antwoord op uw vraag nr. 827 van 16 januari 2012. De gegevens die ik u toen heb meegedeeld, zijn nog niet gewijzigd.

 

Vanmorgen werd mij meegedeeld dat de herstelling van het landingsgestel gisteren beëindigd is. De grondtesten vinden op dit ogenblik plaats. De datum van de terugkeer van de betrokken C-130 is afhankelijk van de resultaten van deze grondtesten. Het verslag over de herstellingen heb ik nog niet in mijn bezit, evenmin als de kostprijs. Ik ben bereid u daarover bij de volgende gelegenheid in te lichten, of het u op gewoon verzoek schriftelijk mee te delen.

 

04.04  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik wil u vragen om die gegevens schriftelijk mee te delen, in eerste instantie aan de vraagstellers.

 

U weet dat de pannes van dat type toestel geregeld in de media komen. Dat komt natuurlijk omdat het oudere toestellen zijn.

 

Voor Defensie is het zeer belangrijk dat dit van nabij wordt opgevolgd en dat er heel transparant over gecommuniceerd wordt. Op dat vlak schort het als er vragen over worden gesteld. Her en der moet worden rondgevraagd wat er al dan niet meegedeeld mag worden. Daarom pleit ik voor een transparante communicatie.

 

De technische mankementen zullen wij er voorlopig bij moeten nemen tot er vervangingstoestellen komen. Ik vind ook geen goudadertje in het budget.

 

04.05  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, misschien zijn het namaakonderdelen? (hilariteit)

 

Ik zal een opvolgingsvraag stellen in verband met de kosten en de oorzaak.

 

Mijnheer de minister, twee van mijn vragen zijn niet beantwoord. Een eerste punt daarvan zijn mijn vragen over de ground aborts en de flight aborts in Congo.

 

04.06 Minister Pieter De Crem: Ik heb daarop geantwoord in…

 

04.07  Karolien Grosemans (N-VA): Specifiek voor Congo heb ik dat nog niet eerder gevraagd.

 

04.08 Minister Pieter De Crem: Ja, nu gaat uw vraag over Congo. Ik zal dat laten nagaan en u het antwoord schriftelijk bezorgen.

 

04.09  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, mijn tweede onbeantwoorde vraag handelt over het aantal wisselstukken. In januari waren dat er nog 670 000. Hoeveel zijn dat er nu?

 

04.10 Minister Pieter De Crem: Het zal waarschijnlijk iets minder zijn, zeker omdat van een van de toestellen het landingsgestel in Congo gerepareerd moest worden. Ik zal dat ook laten nagaan.

 

Mijnheer de voorzitter, ik wil over de C-130’s het volgende nog zeggen. In 2000 heeft de regering beslist om het A400M-toestel aan te schaffen. De levering van het eerste toestel gebeurt in het beste geval in 2019, dus twintig jaar na de initiële bestelling. De oriëntatie van de A400M is, zoals u hebt kunnen zien, van een andere aard dan die van het tactische luchttransporttoestel C-130. Dat zijn politieke beslissingen geweest.

 

De C-130’s zijn nu 35 tot 40 jaar oud. Eén toestel in de lucht, betekent één toestel aan de grond voor onderhoud. De C-130’s worden nu ook veel meer gebruikt dan vroeger door het aantal militaire operaties waaraan wij deelnemen. Ook het internationale kader, met de pooling and sharing, zorgt ervoor dat de C-130’s veel vliegen.

 

Dat is het gegeven waarbinnen Defensie moet werken. Misschien moet tussentijds ooit eens naar een oplossing worden gezocht. Ik zie, eerlijk gezegd, echter geen oplossing, noch op budgettair noch op operationeel vlak.

 

De situatie was u niet onbekend. Ik maak echter van de gelegenheid gebruik om een en ander nogmaals te benadrukken.

 

De voorzitter: Zelfs Hercules komt op leeftijd.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "l'installation des avions ravitailleurs européens à Melsbroek" (n° 12052)

05 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "Melsbroek als basis voor de Europese bevoorradingsvliegtuigen" (nr. 12052)

 

05.01  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, durant l'opération "Unified Protector" de l'OTAN en Libye, les avions européens avaient effectué l'essentiel des missions de combat. Cependant, la plupart des vols de ravitaillement avaient été assurés par les États-Unis, faute de moyens suffisants pour les Européens.

 

Depuis lors, dans le cadre d'un renforcement de sa coopération militaire, les ministres européens de la Défense ont signé, le 22 mars dernier, une déclaration politique qui souligne la volonté des pays européens de collaborer entre eux pour renforcer leurs capacités dans le ravitaillement en vol des avions militaires. Ce projet, certes complexe à mettre en œuvre, constitue l'une des initiatives portées par l'Agence européenne de la Défense (AED), qui constitue, pour mon groupe, une instance essentielle dans la construction d'une Europe de la Défense.

 

Suite à cela, vous avez récemment proposé de mettre à disposition l'aéroport militaire de Melsbroek pour accueillir les avions ravitailleurs européens. La possibilité d'assurer l'entretien de ces avions à Melsbroek a également été évoquée.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous développer un peu plus votre proposition d'accueil des avions ravitailleurs européens? Comment doit-on aujourd'hui évaluer les différents aspects, notamment logistiques, de ce dossier? Comment ce dossier est-il porté en concertation avec l'AED?

 

05.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur Dufrane, les travaux préparatoires à l'installation d'une unité binationale belgo-luxembourgeoise A400M à Melsbroek sont en cours au même titre qu'une possible extension à d'autres partenaires européens disposant du A400M.


Ces avions pourraient être à même d'effectuer du ravitaillement en vol. Si cette extension n'est pas réalisée, il pourrait y avoir suffisamment de place pour stationner des ravitailleurs en vol à Melsbroek. La faisabilité de ce projet doit, cependant, encore être étudiée. À deux reprises, j'ai rencontré Mme Arnould, directrice de l'Agence européenne de la Défense et ce, dans le cadre de la nécessité d'augmenter et de rationaliser l'effort de défense européen, plus particulièrement par le partage et la mutualisation.

 

Lors de ces entrevues, la question des ravitailleurs européens a été abordée. Je continuerai à apporter mon soutien politique à cette initiative, les autorités militaires étant, quant à elles, chargées de l'examen technique de la faisabilité de ces initiatives.

 

05.03  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'attendrai des informations plus concrètes ultérieurement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de overeenkomst tussen de firma Total Belgium en Defensie" (nr. 12055)

06 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "l'accord conclu entre la firme Total Belgium et la Défense" (n° 12055)

 

06.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, op de Ministerraad van 25 mei is de overeenkomst met Total Belgium voor de levering van brandstof voor reactiemotoren van F-35-vliegtuigen goedgekeurd. Meer specifiek gaat het over de levering van brandstof via het Central European Pipeline System. Er wordt geschat op 47 500 m3 brandstof per jaar in 2012 en 2013 om te voorzien in de behoeften van Defensie en derden.

 

Ik heb daarover de volgende vragen.

 

Kunt u een verdere toelichting geven over deze overeenkomst met Total Belgium? Wat is de budgettaire impact voor Defensie? Wat is de behoefte van Defensie inzake deze brandstof? Wat zijn de behoeften van derden?

 

06.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Grosemans, de overeenkomst met Total Belgium voorziet in de levering van kerosine met de NAVO-code F-35, voor vliegtuigen met reactiemotoren, aan Defensie in 2012 en 2013. De brandstof wordt via het CEPS, het Central European Pipeline System, naar verschillende basissen van de Luchtcomponent gebracht.

 

Het voorziene volume dekt de behoeften voor de verwezenlijking van het vliegplan van de Luchtcomponent en voor de levering aan derden. Voor de verwezenlijking van het vluchtplan wordt op jaarbasis in 43 500 m3 voorzien, voor de levering aan derden wordt in 4 000 m3 voorzien.

 

Onder leveringen aan derden vallen in de eerste plaats de leveringen aan vliegtuigen van NAVO-partners of vliegtuigen van andere legers die bevoorraad worden na een landing op een van onze Belgische basissen. De leveringen aan de federale politie vallen eveneens hieronder, evenals zeer sporadische leveringen aan andere vliegtuigen.

 

Het contract werd genotificeerd voor een bedrag van 28,5 miljoen euro per jaar of voor een totaal van 57 miljoen euro voor de duur van het contract. Het volume dat aan derden wordt geleverd, wordt na de levering aan de begunstigde gefactureerd.

 

06.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw toelichting. Ik was alleen verrast omdat er “voor reactiemotoren van F-35-vliegtuigen” stond te lezen. Die hebben wij niet. Het is mij nog niet helemaal duidelijk.

 

06.04 Minister Pieter De Crem: Het gaat over de standaard F-35. Dat is een typologie die het injectietype en de speciale samenstelling van de kerosine betreft. Zowel de F-18, de F-15 als de F-16 heeft de typologie F-35.

 

(…): Het is een NAVO-classificatie.

 

De voorzitter: Dat was dus een technische toelichting.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de vereenvoudiging van de Defensiearchieven" (nr. 12060)

07 Question de M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "la simplification des archives de la Défense" (n° 12060)

 

07.01  Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, vanaf 1 januari 2011 brachten twee medewerkers van het nationaal Rijksarchief de archieven van Defensie in kaart. Begin 2012 liep het onderzoek af, waardoor Defensie zijn archieven grondig kan laten vereenvoudigen en vernieuwen. Voor deze vereenvoudiging moest het archief eerst en vooral voldoen aan de archiefwet uit 1955, die bepaalt dat alle overheidsdiensten hun archief moeten indienen bij het nationaal archief en hierbij toestemming dienen te vragen om documenten te vernietigen en in de plaats hiervan referenties van nieuwe selectielijsten moeten voorleggen.

 

De archivarissen verzamelden informatie bij verschillende eenheden over wat zij produceren en hoe zij hun gegevens opslaan. Met de resultaten creëerde Defensie nieuwe selectielijsten en stelde deze voor aan het nationaal Rijksarchief. Op dinsdag 22 mei verkreeg men de toestemming voor de facelift van de archieven.

 

Ik heb hier enkele vragen over. Hoeveel medewerkers zullen er instaan voor de vernieuwing en vereenvoudiging van de legerarchieven? Welke start- en eindtermijnen worden verwacht? Wat is de concrete inhoud van de vernieuwing? Is er ook sprake van een digitalisering van de archieven? Kan men zich hiervoor baseren op internationale voorbeelden?

 

Ten slotte, over welk budget beschikt men voor dit project?

 

07.02 Minister Pieter De Crem: Collega Defreyne, de selectielijsten opgesteld door de archivarissen van het Algemeen Rijksarchief zijn dynamische documenten die jaarlijks zullen worden herzien in nauwe samenwerking met Defensie. De uitvoering van de herziening van de bewaringstermijn van sommige reeksen, met de vernietiging of afvoer als gevolg, zal meerdere jaren in beslag nemen.

 

De oude selectielijsten telden slechts 81 generieke, erkende archiefteksten, terwijl de nieuwe selectieteksten er 982 bevatten. De richtlijnen die opgesteld worden met het oog op het gebruik van deze selectielijsten naderen hun voltooiing en zullen eerstdaags worden gepubliceerd. Dit alles zal resulteren in een nieuw concept ‘archieven’ en een nieuwe algemene politiek van de archieven binnen Defensie.

 

Naast de nieuwe selectielijsten heeft het Algemeen Rijksarchief een reeks aanbevelingen geformuleerd die actueel worden onderzocht binnen de commissie Archieven van Defensie.

 

De herziening van sommige bewaringstermijnen leidt ertoe dat meer dan 15 van de 47 lopende kilometer papier, actueel bewaard in het administratief tussenarchief in Zutendaal waar 50 personeelsleden actief zijn, zullen worden vernietigd. Er werd al bijna 1,5 lopende kilometer of ongeveer 49 ton papier vernietigd.

 

Het formaat en de drager van de geproduceerde archieven zijn onafhankelijk van de geïdentificeerde reeksen. Binnen een zelfde reeks kunnen er zowel papieren documenten als digitale, audiovisuele of multimediale gegevens aanwezig zijn. De ontwikkeling van een concept ‘archieven’ dat rekening houdt met de technologische veranderingen is een van de opdrachten van de commissie Archieven van Defensie.

 

De digitalisering van de semidynamische archieven wordt door Defensie in overweging genomen. Het actuele gebrek aan wetgeving met betrekking tot de certificering van de bewijskracht van gedigitaliseerde documenten beperkt echter de initiatieven in deze materie.

 

De budgettaire implicaties kunnen binnen de commissie Archieven van Defensie worden onderzocht.

 

De kosten kunnen in het huidige stadium nog niet worden geraamd. De implementatie van de nieuwe selectielijsten, de herziening van de bewaringstermijnen en het nieuwe archiveringsconcept zullen echter in diverse domeinen besparingen genereren en bijdragen tot een administratieve vereenvoudiging.

 

07.03  Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik heb geen bijkomende vragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "een militaire interventie in Syrië" (nr. 12096)

08 Question de M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "une intervention militaire en Syrie" (n° 12096)

 

08.01  Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, misschien had deze vraag kunnen worden gekoppeld aan de vraag van collega Wouters.

 

Ik heb al heel wat antwoorden op mijn vragen gekregen en besluit daaruit dat het creëren van humanitaire corridors in hoofdzaak afhangt van zowel een internationaal mandaat als van de medewerking van buurlanden.

 

U hebt ook gezegd dat het voor Defensie materialiter mogelijk zou zijn om, als dat zou worden gevraagd door de internationale gemeenschap, bijvoorbeeld in te staan voor de beveiliging van de humanitaire corridors.

 

Gelet op onze nog vrij grote aanwezigheid in Afghanistan, vraag ik mij af welke eenheden bij dergelijke interventies zouden kunnen worden ingezet? Welke F-16’s zouden wij nog kunnen inzetten indien de internationale gemeenschap bijvoorbeeld zou aandringen op het instellen van een no-flyzone boven Syrië?

 

08.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, er was ook een vraag van collega Dallemagne die daarop min of meer betrekking had, maar die is te laat ingediend. Ik heb dus alleen een antwoord op de vraag van collega Defreyne.

 

Collega, gelinkt aan het antwoord dat ik daarnet heb gegeven op de vraag van collega Waterschoot, het volgende. Wij kennen de problematiek. Het geweld lijkt toe te nemen in plaatsen waar de oppositie sterk staat. De oppositie is numeriek nog niet van die aard dat wij een vergelijking kunnen maken met de situatie in bijvoorbeeld Libië, maar het gaat onder meer over de steden Homs, Hama en Itlib, waar regelmatig confrontaties plaatsvinden tussen de oppositie en Syrische regeringstroepen, die numeriek, organisatorisch en materialiter veruit in de meerderheid zijn en de zaken beheersen.

 

Bovendien zijn er de steeds weerkerende berichten over de onderdrukking van betogers. Erg zorgwekkend is natuurlijk de toename van het aantal bomaanslagen, ook in relatief rustig te noemen steden zoals Damascus en Aleppo.

 

Het is dus erg moeilijk om in te schatten hoe de toestand verder evolueert. Wat ik wel kan zeggen, is dat het geweld niet meteen zal stoppen, ook niet wanneer er internationale interventies in het vooruitzicht zouden worden gesteld.

 

Op dit moment zijn er contacten tussen verschillende landen en internationale instanties. Ik heb daarnaar reeds verwezen, alsook naar de bijzondere geografische positie van Syrië en de impact daarvan op de vluchtelingenstromen.

 

De basisvoorwaarden voor een Belgische deelname in eender welke operatie heb ik daarnet geschetst.

 

Als er een akkoord zou moeten zijn om een zogenaamde no-flyzone te installeren boven Syrië of boven een bepaald gedeelte van Syrië — dat is op dit moment niet zo waarschijnlijk en het lijkt mij ook bijzonder moeilijk te realiseren —, dan kunnen wij een detachement ter beschikking stellen van de internationale gemeenschap, zoals voor Libië ter beschikking werd gesteld.

 

Uiteraard moeten de bijkomende budgettaire provisies ten voordele van Defensie kunnen worden aangeboord. U weet dat de meerkosten van de operatie in Libië op de interdepartementale provisie werden aangerekend.

 

Afhankelijk van de toekomst en van de waarnemingsmissie UNSMIS zou België met betrekking tot de medische hulpverlening en in coördinatie met de Europese Unie een strategische MEDEVAC stand-by kunnen houden in Brussel met een volledig uitgeruste Embraer en de bijbehorende bemanning voor een periode van 90 dagen.

 

Nogmaals, de theoretische benadering is dat wij kunnen deelnemen aan een operatie, maar vooraleer wij dat doen moet het internationale kader worden vastgelegd.

 

Vandaar mijn enigszins redundant antwoord.

 

08.03  Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, het probleem in Syrië is natuurlijk niet meteen te vergelijken met de problemen in Libië, omdat de verzetshaarden er zeer verspreid zijn over het land. In Libië waren er twee duidelijke groepen in het westen en het oosten, de regeringstroepen en de verzetshaard.

 

Het is inderdaad zeer moeilijk om internationaal een macht op poten te zetten die een humanitaire corridor kan garanderen, dwars door het land. Dat zal het grote probleem zijn.

 

Misschien kan de debriefing die wij van Kofi Annan verwachten hierop een antwoord geven.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Questions jointes de

- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "la poursuite de l'engagement belge dans la MONUSCO" (n° 12130)

- M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "la prolongation des mandats des opérations de maintien de la paix menées par les Nations Unies au Liban et au Congo" (n° 12181)

- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "la prolongation des missions de maintien de la paix au Liban et en République démocratique du Congo" (n° 12207)

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de verlenging van de Belgische deelname aan MONUSCO" (nr. 12130)

- de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de verlenging van de mandaten voor de VN-vredesoperaties in Libanon en Congo" (nr. 12181)

- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de verlenging van de vredesmissies in Libanon en in de DR Congo" (nr. 12207)

 

09.01  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, lors d'un débat organisé conjointement par le ministère de la Défense et le bureau de l'ONU, vous avez confirmé que la Belgique poursuivra son engagement au sein de la mission de l'ONU pour la stabilisation de la République démocratique du Congo (MONUSCO) dont le mandat actuel expire le 30 juin.

 

La MONUSCO, à laquelle participe activement notre armée, a pour mission essentielle d'assurer la protection des civils, du personnel humanitaire et du personnel chargé de défendre les droits de l'homme. Dès lors, il est important, pour mon groupe, que la Belgique maintienne sa présence dans le cadre de la MONUSCO.

 

Selon cette dernière, les combats entre l'armée congolaise et les ex-rebelles dans l'est du pays ont fait fuir plus de cent mille personnes depuis avril. Cela démontre à nouveau la grande instabilité qui règne toujours dans cette région et, par conséquent, le rôle primordial que peut jouer la MONUSCO pour tenter de stabiliser le pays.

 

Monsieur le ministre, au vu des derniers événements qui se sont déroulés dans l'est du Congo, l'ONU compte-t-elle revoir les missions de la MONUSCO pour son prochain mandat? À cette occasion, la contribution belge sera-t-elle modifiée? Quelle sera la durée du nouveau mandat de la MONUSCO?

 

09.02  Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, mijn vraag is wat breder dan die van de heer Dufrane. Ze heeft namelijk ook betrekking op een andere vredesoperatie onder leiding van de VN en wel die in Libanon. Wij leveren in Congo enkele officieren van de generale staf en een C-130-transportvliegtuig. In Libanon is een honderdtal Belgische blauwhelmen aanwezig dat deel uitmaakt van de VN-operatie UNIFIL. De mandaten lopen normaal deze zomer af, maar volgens de berichtgeving zullen zij worden verlengd; vandaar mijn vragen.

 

Beschikt u reeds over een evaluatie van de Belgische deelname aan beide missies? Zal er op basis van deze analyse sprake zijn van een gewijzigde inzet in beide landen? Is er ook sprake van een infrastructurele wijziging? Wat zijn de concrete inhoud en de termijnen van nieuwe mandaten? Hoeveel militairen en welke eenheden zullen aan beide opdrachten nog deelnemen? Welk budget wordt vrijgemaakt voor die missies in Congo en Libanon?

 

09.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik sluit mij graag aan bij de vorige vragen. Zelf heb ik heel wat bedenkingen bij de operatie in Libanon. Mijn fractie ziet daar geen meerwaarde in. Ik zou van u heel graag vernemen wat de meerwaarde is van een verlengd verblijf in Libanon.

 

09.04  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, le mandat actuel de la MONUSCO prendra fin le 30 juin de cette année. L'essentiel des moyens militaires, qui comprennent une force d'environ 19 000 hommes, est engagé dans l'est de la RDC pour protéger les civils, le personnel humanitaire et les défenseurs des droits de l'homme ainsi que pour appuyer le gouvernement congolais dans ses efforts de stabilisation de la région et de consolidation de la paix.

 

À ce stade, le contenu d'un nouveau mandat, qui devrait couvrir la période du 1er juillet 2012 au 30 juin 2013, est encore en négociation. Dans ce nouveau mandat, la protection des civils devrait rester prioritaire.

 

La contribution belge consiste essentiellement en un déploiement d'un détachement de 22 militaires basés à Kisangani et chargés de la mise en œuvre d'un aéronef de type C-130. Cette participation opérationnelle est planifiée jusqu'au 30 novembre 2012 et est conditionnée à un nouveau mandat MONUSCO. Une décision doit être prise quant à un prolongement éventuel de la mission au-delà de cette date.

 

Le budget consacré à la contribution de la Défense à la MONUSCO est de 1 679 000 euros. Par ailleurs, trois officiers belges occupent actuellement diverses fonctions d'état-major au sein de la MONUSCO.

 

Toute décision quant à un prolongement de la mission de ce personnel est subordonnée aux besoins de l'ONU et au renouvellement du mandat au-delà du 30 juin 2012.

 

Wat Libanon betreft, draagt ons land actueel bij aan de opdracht UNIFIL met een detachement van een honderdtal personen, dat instaat voor de ontmijning in het kader van de afbakening van de Blue Line. Het budget dat werd vastgelegd voor de missie, bedraagt 3 312 000 euro. Het huidige mandaat van UNIFIL loopt af op 31 augustus van dit jaar en de besprekingen voor een nieuw mandaat zullen pas deze zomer opnieuw worden aangevat in de Veiligheidsraad. Tevens bekijkt men momenteel bij de VN of de missie op het terrein aangepast moet worden op basis van de voorbije Strategic Review. Het zogenaamde agentschap DPKO uit New York moet zijn werk doen.

 

Over een eventuele verlenging van de huidige opdracht na 31 augustus zijn geen beslissingen genomen. Defensie blijft samen met de VN en UNIFIL wel de mogelijkheden van een heroriëntering onderzoeken. Mijn kabinet doet dat ook, en Frankrijk en België delen het kantonnement van Atiri in het zuiden van Libanon. Frankrijk heeft in het kader van de reorganisatie van zijn troepen beslist om 400 manschappen uit Libanon terug te trekken en Atiri te verlaten op 1 juli, dus begin volgende maand. Ierland heeft interesse getoond om Frankrijk te vervangen, waardoor de toekomst van de Belgische opdracht verbonden is aan en met de evoluties in het kader van het samenwerkingsakkoord met Ierland. Het is dus momenteel niet mogelijk om een eenduidig antwoord te geven over de evoluties van de operationele inzet in Libanon.

 

Mocht een verlenging of heroriëntatie van de opdracht van onze troepen zich aandienen, dan is een nieuwe beslissing van de Ministerraad noodzakelijk. Zowel in het geval van een verlenging als in het geval van een heroriëntatie, moet de Ministerraad daarover opnieuw beslissen.

 

Ten slotte wil ik nog aangeven dat de situatie in Syrië ook onmiddellijke gevolgen heeft voor de politieke situatie in Libanon, en dat wij bij een eventuele beslissing rond Syrië rekening moeten houden met spanningsvelden die zich door een verdere evolutie van de Syrische crisis op het grondgebied van Libanon kunnen voltrekken.

 

09.05  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je ne serai pas plus insistant. Je vous remercie pour vos réponses et ne manquerai pas de suivre le dossier. J'espère que vous nous donnerez prochainement des nouvelles.

 

09.06  Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, gelet op het feit dat de beslissing inzake de eventuele heroriëntatie van de opdracht in Libanon pas na de zomer gestalte zal krijgen, zullen wij intussen de zaak opvolgen, en te gelegener tijd een nieuwe vraag formuleren.

 

09.07  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik pleit sterk voor het niet verlengen van de opdracht in Libanon. De Fransen trekken 400 manschappen terug en zij doen dat trouwens niet alleen daar.

 

Het Belgisch leger is actief op verschillende theaters. Een van de uitdagingen waarmee wij kampen is dat het op zeer verschillende theaters actief is, en u zult het wel met mij eens zijn dat het rendement en de invulling van de taak in Libanon een moeilijk verhaal is. U hebt dat trouwens zelf al in deze commissie gezegd. Dat is dus geen nieuws.

 

De N-VA pleit in elk geval sterk voor het niet verlengen van de opdracht in Libanon. Laat die uitdoven, eind augustus. Laten wij die jongens terug naar huis brengen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de overheidsopdrachten voor de Armored Infantry Vehicles van Defensie" (nr. 12146)

10 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "les marchés publics concernant les 'Armored Infantry Vehicles' de la Défense'" (n° 12146)

 

10.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 25 mei is de Ministerraad akkoord gegaan met uw voorstel om een overheidsopdracht uit te schrijven voor het onderhoud van de Overhead Weapon Stations DF30 van de versie AIV DF30, de optische instrumenten van de toren DF90 van de versie AIV DF90 en de observatie-instrumenten van alle versies AIV Piranha.

 

Mijnheer de minister, kunt u meer uitleg geven bij deze dossiers? Hoeveel bedraagt de totale financiering van deze overheidsopdracht?

 

Hoe vaak moeten die OWS, de optische instrumenten en de observatie-instrumenten een onderhoudsbeurt krijgen? Wat is de geschatte levensduur van deze apparatuur volgens de fabrikant?

 

Heeft in het verleden reeds een dergelijk onderhoud plaatsgevonden? Dat is natuurlijk belangrijk om te weten aangezien die AIV’s in gebruik zijn sinds – volgens mij, maar ik ben niet zeker – 2008. Zal dit onderhoud door de fabrikant of een derde partij worden uitgevoerd?

 

10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Grosemans, collega’s, de aankoop van de diensten en wisselstukken voor de Armoured Infantry Vehicles gebeurt vandaag op het contract dat in 2006 is gesloten met MOWAG, de leverancier van de AIV’s. De Zwitserse firma besteedt deze diensten en leveringen echter uit aan onderaannemers. Dit contract wordt nu opgesplitst in verschillende contracten met de respectievelijke onderaannemers, en dit per subsysteem.

 

Het preventief onderhoud van deze systemen beperkt zich tot het niveau van de gebruiker en wordt uitgevoerd door het personeel van Defensie.

 

Het contract waarvoor de Ministerraad op 25 mei zijn akkoord heeft gegeven, behelst het correctief en evolutief onderhoud van de optische subsystemen bij de betrokken onderaannemer, met het oog op een snellere dienstverlening en dit tegen een betere prijs voor Defensie.

 

De te verwachten levensduur van deze systemen is op dit moment nog niet gekend. De budgetten die nodig zijn voor deze optimalisaties, worden geput uit een evenredige vermindering van het contract voor diensten en leveringen met de firma MOWAG.

 

De contracten waarvan sprake is in uw vraag, worden afgesloten met de firma OIP, en dit voor een geschat totaal van 1 428 000 euro op jaarbasis.

 

10.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "het statuut van korte duur bij het departement" (nr. 12177)

- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de actualisatie van het statuut van de militairen" (nr. 12212)

11 Questions jointes de

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le statut de courte durée au sein du département" (n° 12177)

- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "l'actualisation du statut des militaires" (n° 12212)

 

11.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag betreft het statuut van korte duur bij het departement van Defensie.

 

In mijn schriftelijke neerslag heb ik de passage uit het regeerakkoord weergegeven waarin wordt bepaald dat in het statuut van beroepsmilitairen onder meer zal worden toegelaten om jonge militairen voor een korte duur te rekruteren.

 

Voor mij zijn ter zake de hiernavolgende elementen belangrijk.

 

Ten eerste, het moet effectief om een beperkte duur gaan. Met name om een permanente instroom van jongeren te krijgen, zou er een beperkte doorstroming moeten zijn. Anderen kunnen voor een reguliere werving opteren.

 

Ten tweede, belangrijk is ook de aantrekkelijkheid van het statuut. De betrokkenen dienen volgens mij even veel te verdienen als een reguliere militair. Het mag dus niet zijn zoals bij de EVMI, waar er een andere betoelaging was.

 

Ten derde, ook een degelijke vorming is van belang, zodat de betrokkenen achteraf gesterkt met beroepsvaardigheden op de arbeidsmarkt kunnen stappen. Er dient ook een correcte betaling van patronale bijdragen te gebeuren.

 

Ten slotte is een goede regionale spreiding van belang. Het moet gaan om jobs die op voorhand bekend zijn, zodat de kandidaten weten dat zij aan de slag kunnen gaan op de plaats waar zij effectief solliciteren.

 

Mijnheer de minister, welke initiatieven hebt u tot op heden genomen om het desbetreffende luik van het regeerakkoord uit te voeren?

 

Wanneer wordt ter zake overleg gepleegd met de vakbonden? Zowel in de brochure van het VSOA als in die van de ACOD heb ik immers gelezen dat er enkel op 10 januari 2012 een ontmoeting is geweest. Voor het overige ligt het sociaal overleg blijkbaar stil.

 

11.02  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wil de heer Geerts bedanken voor zijn vraag. Ik moet eerlijk bekennen dat ook wij ongeduldig wachten op het nieuwe concept. Ik zal het, in navolging van het GLC, het concept-De Crem of PDC noemen. Wij zullen wel zien hoe de minister het concept zal noemen.

 

Mijnheer de minister, ik wil mij evenwel aansluiten bij wat de heer Geerts met zijn vragen bedoelt. Dat is met name het verzoek om er dringend werk van te maken.

 

Wij weten allen wat in het regeerakkoord staat. Wij weten ook dat het idee op zich door een Kamerbrede meerderheid wordt gesteund, wat wij al tijdens verschillende vergaderingen van de commissie voor de Landsverdediging hebben gemerkt.

 

De opendebatcultuur binnen de huidige regering bij dergelijke dossiers heeft ook voordelen. Aldus kan de oppositie beter en gemakkelijker inschatten wat de hete hangijzers in de regering zijn.

 

Mijnheer de minister, daarom heb ik de hiernavolgende vragen.

 

Ten eerste, wat is de stand van zaken inzake de reeds lang aangekondigde statuutwijziging? Kunt u de inhoudelijke contouren schetsen van het voorstel dat er zit aan te komen?

 

Ten tweede, hoe zit het met de timing? Wanneer zult u het dossier voorleggen aan de Ministerraad? Wanneer komt u met het dossier naar het Parlement? Wanneer plant u de uiteindelijke uitvoering ervan?

 

Wij weten immers ook dat het wetsontwerp tot wijziging van het statuut, dat donderdag op de agenda van de plenaire vergadering staat en dat wij twee weken geleden in de commissie hebben goedgekeurd, eigenlijk het GLC uitstelt, waardoor u in de mogelijkheid bent uw eigen voorstel te doen.

 

Wij zijn dan ook in blijde verwachting van uw plannen, maar ik had hierover toch graag wat meer informatie gekregen.

 

11.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, heren Geerts en Maertens, het regeerakkoord bepaalt onder meer dat een nieuw statuut voor militairen zal worden opgesteld met het oog op, onder meer, het rekruteren van jonge militairen voor een korte duur. Met het statuut ‘militairen korte duur’ zal een gezonde leeftijdsstructuur verder worden nagestreefd en zal het operationaliseren van Defensie verder worden gewaarborgd.

 

Wij kennen reeds een aantal gelijksoortige statuten, zoals het statuut van het militair personeel van het tijdelijk kader en het statuut van de militairen korte termijn. Deze statuten zijn echter verouderd en worden thans niet meer gebruikt. Bovendien kennen deze statuten niet meteen het verhoopte succes.

 

Om die redenen heb ik ook beslist om het statuut gemengde loopbaan te actualiseren en om te vormen tot een nieuw militair statuut. Enerzijds zal er een beroepsstatuut bestaan en, anderzijds, het nieuwe statuut korte duur. Uiteraard zal aan de militairen korte duur de mogelijkheid worden aangeboden om onder bepaalde voorwaarden over te stappen naar het beroepsstatuut.

 

Door het behoud van twee types van loopbaan zal eveneens een belangrijke administratieve vereenvoudiging worden gerealiseerd.

 

De instroom via twee statuten moeten toelaten de nodige flexibiliteit aan de dag te leggen om de personeelsuitdagingen verder aan te gaan.

 

Met dit nieuw militair statuut zullen een aantal nieuwigheden het daglicht zien. Zo zal onder meer het begrip “vakrichtingen” worden ingevoerd, dat in de plaats komt van de huidige begrippen “korpsen” en “specialiteiten”. Bij de rekrutering zal aan de houders van een bachelordiploma de mogelijkheid worden geboden om een militaire loopbaan uit te bouwen. In het kader van een efficiënter beheer zal de indeling van de militairen in een operationele categorie worden geactualiseerd en doorgevoerd. Ten slotte, aan de slachtoffers van een ongeval in operationeel dienstverband wordt onder bepaalde voorwaarden een interne overgang aangeboden.

 

Er dient bovendien te worden opgemerkt dat ik, in het kader van de vermindering van de attritie tijdens de vorming, een interne doorlichting van de selectie en de vorming heb bevolen. Het resultaat van deze doorlichting komt er aan. Weet in elk geval dat de vrijwilligers vandaag reeds van bij hun rekrutering hun eerste affectatie kennen, zelfs vóór hun inlijving.

 

In het kader van de vermindering van de attritie dient bovendien te worden vermeld dat eveneens wordt gewerkt aan de aantrekkelijkheid van het beroep van militair, onder meer door het instellen van een systeem van interne promotie dat een nieuwe dynamiek zal geven aan het personeel van het departement. Dat is het valoriseren van de sociale promotie.

 

In het kader van de loopbaan korte duur behoudt het statuut van de EVMI zijn belang.

 

Dat statuut laat immers toe om nauwelijks opgeleide of laagopgeleide jongeren die zich in moeilijke sociale omstandigheden bevinden, bij Defensie aan te trekken. Het laat hen toe om Defensie te ontdekken, zonder de nadelige gevolgen voor hemzelf of haarzelf en zijn of haar familie te moeten dragen. Zodoende kunnen we deze jongeren een beter uitzicht geven op een plaats op de arbeidsmarkt.

 

Een jaar na de inwerkingtreding heb ik een evaluatie gevraagd aangaande de werking van het statuut EVMI, meer in het bijzonder over de duur van de periode gedurende dewelke de militair EVMI een soldij ontvangt. Die periode moet volgens mij gevoelig worden ingekort en dient bijvoorbeeld beperkt te blijven tot een duur die overeenstemt met de militaire basisvorming, dus ongeveer acht weken.

 

Ten slotte, wat de timing aangaat, kan ik meedelen dat de Defensiestaf actueel werkt aan de aanpassing van de wetteksten, waaronder die aangaande het statuut gemengde loopbaan, en de talrijke uitvoeringsbesluiten. In dat kader, en vóór een aantal andere aangelegenheden, spreek ik met de representatieve vakorganisaties op 20 juni aanstaande, waarna de formele onderhandelingen zullen starten. In het tijdsbestek dat ons sinds 6 december was toebedeeld tot aan de goedkeuring van de begroting, hebben wij uitzonderlijk vlug gewerkt. U weet allen echter dat personeelsaangelegenheden in overheidsdiensten, met inbegrip van Defensie, een heel ingewikkelde procedure vergen, die daarom niet noodzakelijk tijdverlies betekent, maar wij moeten wel alle procedures doorlopen. Ik kon echt niet eerder met dat dossier naar de representatieve vakbondsorganisaties komen.

 

11.04  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. U maakte een belangrijke opmerking over de beperking van de duurtijd van de opleiding van de EVMI. Ter zake deel ik uw mening. Op andere domeinen heb ik nog wat problemen.

 

Het Parlement heeft daarin een proactieve rol gespeeld, maar het is geen heet hangijzer binnen het Parlement. Iedereen is ervan overtuigd dat bijkomende maatregelen dienen te worden genomen. Het is daarom wel van belang dat dit niet op de Griekse kalender wordt gezet, maar wel op de kalender van 20 juni aanstaande.

 

11.05  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, wat u nu voorlegt, klinkt erg veelbelovend. Wanneer u die plannen hier voorlegt, zullen wij ze uiteraard op hun merites beoordelen.

 

Op 20 juni, dus zeer binnenkort, voert u overleg met de vakorganisaties. U hebt niets gezegd over een feitelijke richtdatum. Wanneer wilt u met die gesprekken klaar zijn? Eind dit jaar?

 

Wanneer plant u de effectieve invoering van dat nieuw statuut? Dat is natuurlijk ook niet onbelangrijk.

 

11.06 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Maertens, de temperatuur is al een beetje gemeten. De voorstellen zijn gunstig onthaald. Ze komen ook tegemoet aan een reële behoefte, maar men mag nooit onderschatten dat dit voor een aantal categorieën van mensen ook veranderingen met zich meebrengt. Dat is niet te onderschatten.

 

Ik ga mij niet vastpinnen op een datum. U weet dat ingangsdata over het algemeen het begin van het jaar zijn of bij het begin van de zomer, 1 januari of 1 juli. Ik zal zoals altijd zo vlug mogelijk werken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "een overheidsopdracht voor de Marinecomponent" (nr. 12179)

12 Question de M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "un marché public pour la Composante Marine" (n° 12179)

 

12.01  Bert Maertens (N-VA): Dit is een heel korte vraag, mijnheer de minister. Vorige week heeft de Ministerraad ingestemd met uw voorstel tot uitvoering van een aantal overheidsopdrachten inzake Defensie. Een ervan gaat over het ter beschikking stellen van technisch gespecialiseerd personeel aan de logistieke eenheden van de Marinecomponent. Ik wil daarover graag wat meer informatie van u.

 

Ten eerste, waaruit bestaat deze overheidsopdracht precies? Hoeveel en welke personeelsleden worden gezocht? Wat zal hun taak zijn?

 

Ten tweede, in welke dienst en op welke locatie zullen deze personen tewerkgesteld worden?

 

Ten derde, wat is de geraamde kostprijs van deze overheidsopdracht?

 

12.02 Minister Pieter De Crem: Ik ga even terug naar het verleden. De prins-regent, Prins Karel, heeft in 1946 de zeemacht doen overgaan van het ministerie van Verkeerswezen naar het ministerie van Landsverdediging. Toen gingen alleen de bemanningen en de vaartuigen over. De onderhoudswerkplaatsen en de technici bleven bij de diensten van het Zeewezen.

 

Het duurde tot 1954 vooraleer de Logistieke Groepering werd opgericht. In 1956 werd het eerste dienstencontract gegund aan een burgerfirma. In de loop der jaren evolueerde het contract van een éénjarig naar een maximaal vijfjarig contract. Op dit moment is het een open meerjarige dienstenovereenkomst voor het ter beschikking stellen van ervaren, gekwalificeerd technisch personeel in de logistieke eenheden van de Marinecomponent.

 

Het dossier dat werd goedgekeurd door de Ministerraad betreft een meerjarige open overeenkomst 2013-2016. De dienstenopdracht omvat het inzetten bij de Marinecomponent van een aantal werknemers voor het uitvoeren, onder het uitsluitend gezag en toezicht van de aannemer, van werken die worden voorgeschreven en gecontroleerd door de leidend ambtenaar van de Marinecomponent, of zijn gemandateerde.

 

Alle verplichtingen als werkgever berusten bij de aannemer. Het maximale aantal fulltime equivalenten per jaar bedraagt 117. De gewone plaats van tewerkstelling voor het uitvoeren van het onderhoud is de marinebasis van Zeebrugge.

 

De totale kostprijs van de opdracht wordt geraamd op 26 100 000 euro, verdeeld over 4 jaar, 2013-2016. Voor 2013 wordt een bedrag van 6 300 000 euro op het budget van het ministerie van Landsverdediging ingeschreven.

 

12.03  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "la politique de recrutement pour notre armée" (n° 12205)

13 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "het recruitingbeleid voor ons leger" (nr. 12205)

 

13.01  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme vous le savez, l'objectif de notre gouvernement est d'atteindre, à l'horizon 2015, une armée composée de 32 000 effectifs (30 000 militaires et 2 000 civils). Pour ce faire, vous nous avez assurés, lors de la présentation de votre note de politique générale, que vous alliez accorder une attention toute particulière aux questions des ressources humaines, dans le respect de la concertation sociale. Si ce nombre est un objectif à atteindre, il devra certainement être maintenu à l'avenir!

 

Plus que jamais, il faut donc s'assurer d'utiliser tous les leviers de recrutement crédibles et concrets afin d'obtenir une structure d'âge saine et garantir l'opérationnalité de notre armée. Ces leviers apparaissent comme d'autant plus essentiels dans les provinces constituant des bassins importants de jeunes sans emploi. La Défense nationale doit constituer un acteur important en termes de formation, de mobilisation et d'engagement afin de lutter contre le chômage de jeunes motivés par une carrière militaire. Pour ce faire, la Défense doit aller à leur rencontre.

 

Dès lors et sachant à quel point la question du recrutement est cruciale, j'aimerais, monsieur le ministre, vous poser les questions suivantes. Quelles initiatives concrètes, notamment en termes de promotion, avez-vous prises ou comptez-vous prendre afin de favoriser l'engagement de jeunes et, plus particulièrement, dans les bassins d'emploi du pays, tels que le Hainaut? Quelles impulsions comptez-vous donner pour attirer des candidats militaires dans ces zones, notamment en relançant les maisons de la Défense?

 

Dans ce but, la Défense entretient-elle des liens avec le Forem, Actiris, le VDAB ou des missions locales pour l'emploi? Si oui, lesquels?

 

13.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, avec près de 1 500 nouveaux collaborateurs par an, la Défense est un des plus gros recruteurs du pays. Le recrutement d'un tel nombre de personnes sur un marché du travail sous tension constitue un véritable défi. La Défense réussit à recruter globalement le nombre nécessaire même si le recrutement de certains profils en pénurie sur le marché du travail n'est pas chose aisée; je pense ici aux ingénieurs, médecins et techniciens.

 

La Défense organise ou participe à un grand nombre de bourses, de jobdays ou d'événements orientés vers le recrutement et mène une campagne publicitaire via différents médias. Les recruteurs actifs, issus des différents centres d'information répartis sur l'ensemble du territoire, ont la tâche particulière de promouvoir de manière proactive les postes vacants à la Défense. Pour ce faire, les centres d'information se rendent dans les établissements scolaires et collaborent avec les professionnels de l'emploi tels que le Forem (Communauté française), le VDAB (Communauté flamande), Actiris (Région de Bruxelles-Capitale) et l'ADG (Communauté germanophone). La Défense a signé des accords de coopération avec ces derniers en 2008 dans les domaines du recrutement, de la formation et de la mobilité externe des militaires.

 

La coopération avec les missions pour l'emploi fait l'objet de différents partenariats. Je pense ici, par exemple, à la participation de la Défense, en 2011, à une préformation destinée à préparer des demandeurs d'emploi pour la Défense.

 

Restent aujourd'hui neuf centres d'information localisés à Bruxelles, à Namur, à Liège, à Marche-en-Famenne, à Mons, à Bruges, à Gand, à Anvers et à Hasselt.

 

Le centre d'information de Mons est chargé plus particulièrement de promouvoir, en province du Hainaut, les opportunités offertes par la Défense. Actuellement, la province du Hainaut est déjà un vivier de recrutement important puisqu'en 2011, elle a fourni près de 27 % des postulants pour les fonctions francophones de soldats et de matelots.

 

13.03  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses que je ne manquerai pas d'analyser.

 

Je suis particulièrement attentif aux candidats provenant du Hainaut, d'autant plus que ce bassin souffre d'une pénurie d'emplois et peut fournir des candidats potentiels pour notre armée. Je suis agréablement surpris d'apprendre que 27 % des membres francophones de l'armée proviennent du Hainaut.

 

13.04  Pieter De Crem, ministre: Des postulants!

 

13.05  Anthony Dufrane (PS): Des postulants! D'accord! Pourriez-vous me donner des chiffres? Les campagnes de promotion que vous nous annoncez portent-elles vraiment leurs fruits, autant la maison de la Défense à Mons que…

 

13.06  Pieter De Crem, ministre: Pour répondre à votre question, je me chargerai de vous fournir les chiffres concernant la répartition par province du personnel effectif. Dans le cas présent, il est question de postulants. Il importe de souligner que, par nos campagnes de recrutement, nous sommes en mesure d'atteindre les personnes qui sont à la recherche d'un métier dans un département d'autorité, qu'il s'agisse de la police, de la Justice, d'autres départements ou de la Défense. Je pense pouvoir dire qu'elles ont récolté un franc succès.

 

13.07  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je suis agréablement surpris de constater qu'une attention particulière est apportée dans les grands bassins d'emploi et je resterai attentif et attendrai la répartition géographique. En résumé, il ne devrait pas y avoir de pénurie, à l'avenir, au niveau de l'armée, si ce n'est pour les métiers d'ingénieurs et de techniciens. Il ne faut pas se faire trop de soucis en la matière, selon les chiffes en ma possession?

 

13.08  Pieter De Crem, ministre: La perméabilité du marché de l'emploi est parfois problématique. Il arrive que des personnes, dans la trentaine, formées à très haut niveau au sein de l'armée belge reçoivent des offres du secteur privé avec des avantages "extralégaux", ce qui nous met dans une position de concurrence difficile.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 11.59 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.59 uur.