Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mercredi 30 mai 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 30 mei 2012 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door mevrouw Sarah Smeyers.
La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par Mme Sarah Smeyers.
01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "legal highs" (nr. 11817)
01 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "les legal highs" (n° 11817)
01.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, onlangs heeft de cel Drugsbeleid op de interministeriële conferentie rond drugs een nota voorgesteld om de legal highs de kop in te drukken. Dat is natuurlijk niets te vroeg. Vorig jaar zijn er in de Europese Unie alleen al, niet minder dan 49 nieuwe drugssoorten geïdentificeerd. Volgens het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving is dat een recordaantal.
Samen met collega's heb ik in deze commissie al enkele keren gewaarschuwd voor die drugs en heb ik aangedrongen op een hardere en meer efficiënte aanpak van de synthetische drugs. Samen met uw collega was u van het nut daarvan eigenlijk wel overtuigd.
Mevrouw de minister, daaromtrent heb ik de volgende vragen.
Ten eerste, in de nota van de cel Drugsbeleid zouden voorstellen geformuleerd zijn om de legal highs de kop in te drukken. Op welke manier denkt u dat te doen? Komt er bijvoorbeeld een controle van alle scheikundige laboratoria?
Ten tweede, hebt u een cijfermatig resultaat op korte of middellange termijn vastgelegd? Hoe zit dat precies?
Ten derde, als ik de nota goed lees, dan begrijp ik daaruit dat er ook wetgevende initiatieven zullen volgen. Ik lees dat het in elk geval de bedoeling is om de basisstructuur, die in alle synthetische drugs wordt gevonden, aan te pakken en te verbieden. Binnen welke termijn komt u met een ontwerp naar onze commissie?
Ten vierde, ik veronderstel dat ook rekening zal moeten worden gehouden met de invoer van synthetische drugs. U zult dus met uw collega’s samen moeten zitten om de grenzen, ook in luchthavens en zeehavens, op dat vlak van meer controles te voorzien. Is dat momenteel een probleem? Op welke termijn en hoe zult u dat oplossen?
Ten vijfde, deze vraag heeft een Europese insteek. Gelet op de waarschuwing van het Europees Waarnemingscentrum, op welke manier zult u of moet u samenwerken met uw Europese collega's om de synthetische drugs onder controle te krijgen?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, in uw vraag over de legal highs verwijst u naar de strategische nota die werd voorgelegd aan de interministeriële conferentie over drugs die plaatsvond op 14 mei 2012 onder het voorzitterschap van de minister van Volksgezondheid. Die nota werd goedgekeurd, zodat nu in partnerschap met alle betrokken partners de strijd tegen die producten wordt aangevat.
In samenwerking met die partners, heeft Justitie zijn rol te vervullen bij de uitwerking van regelgeving die voldoende snel anticipeert op de marktdynamiek van de legal highs en die de aanmaak, het aanbieden, de verkoop en de verschaffing van psychoactieve stoffen strafbaar stelt.
Wanneer legal highs worden ontdekt, zal men in elk geval op zoek gaan naar de producent en de verhandelingketen in België en, in samenwerking met onze partners, ook in het buitenland.
De doelstelling van de nieuwe regelgeving is de bestaande straffeloosheid volledig weg te werken. Er zijn ter zake geen cijfermatige doelstellingen bepaald in de strategische nota. De wetgeving moet personen die, al dan niet in een laboratorium, dergelijke producten aanmaken en zij die de producten aanbieden, verkopen of verschaffen strafbaar stellen, ook al is hun product niet expliciet beschreven in een wet of een koninklijk besluit. Het feit dat de dader een product aanmaakt of verhandelt, het voorbehoudt of expliciet verboden elementen of verbindingen vermeldt, zal voldoende zijn om te vervolgen.
In de strategische nota is een ontwerptekst opgenomen, die als basis zal dienen bij de voorbereidende werkzaamheden, zodat snel een voorontwerp kan worden uitgewerkt. Bij het ontwikkelen van de wetteksten zal inderdaad rekening gehouden worden met de invoer vanuit het buitenland, vermits het verbod niet alleen handelt over de aanmaak, maar ook over het verhandelen van de producten.
Elk nieuw product dat wordt ontdekt, wordt op Europees niveau geregistreerd, wat de informatie-uitwisseling optimaal maakt en de grensoverschrijdende samenwerking, die reeds bestaat in het kader van de drugsbestrijding, ook in het domein van legal highs zal vergemakkelijken.
Ook in het Nationaal Veiligheidsplan zijn de productie en de smokkel van synthetische drugs als prioritair criminaliteitsfenomeen opgenomen.
01.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik u dank u voor uw antwoord.
Als ik het goed begrijp, wachten wij op twee zaken: de regelgeving die vanuit uw kabinet moet worden opgemaakt om de verboden verbindingen vast te leggen, zodat de vervolging of het opzoeken kan beginnen, en het partnership dat in het kader van de interministeriële conferentie wordt opgesteld.
Ik wil aandringen op grote spoed. Uit cijfers die ik uit Nederland ontvangen heb, blijkt dat het aantal opnames in de spoeddiensten in Nederland op een paar jaar tijd – het gaat alleen over GHB-gebruik, dat wij hier proberen aan te pakken – van minder dan 500 tot 1 500 gestegen is. Dat is een verdrievoudiging, op twee à drie jaar tijd. Nederland is altijd een beetje een gidsland geweest. Ik hoop alleen dat het op dat vlak geen gidsland wordt.
Het zou spijtig zijn dat wij niet duidelijk reageren op duidelijke signalen. Ik zal in elk geval die zaak verder blijven opvolgen.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Rachid Madrane à la ministre de la Justice sur "le blocage dans lequel se trouve le Service de Traduction et d'Interprétariat en milieu Social Bruxellois (SeTIS Bxl)" (n° 11891)
02 Vraag van de heer Rachid Madrane aan de minister van Justitie over "de patstelling waarin de Service de Traduction et d'Interprétariat en milieu Social Bruxellois (SeTIS Bxl) is terechtgekomen" (nr. 11891)
02.01 Rachid Madrane (PS): Madame la ministre, un tribunal ou un avocat qui désire avoir recours à un interprète doit le choisir dans une liste établie par le "bureau Documentation" du palais de justice de Bruxelles. Cette liste est uniquement composée d'interprètes indépendants ayant reçu, à la suite d'un entretien avec les services de police, une accréditation les reconnaissant comme "interprètes jurés".
Pour recevoir cette accréditation, il n'est pas nécessaire d'être diplômé d'une haute école d'interprétariat, puisque ce métier n'est pas soumis à un accès à la profession. Une fois qu'ils sont accrédités et repris dans la liste, leurs honoraires sont pris en charge par le ministère via le service des frais de justice. Dans les faits, cette liste d'interprètes n'est pas suffisante pour couvrir tous les besoins en langue des acteurs de ce secteur. Ainsi, depuis plusieurs années, et uniquement pour les dossiers pro deo, le SeTIS de Bruxelles intervient auprès des avocats des barreaux francophone et néerlandophone bruxellois pour les entretiens préliminaires avec leurs clients. De plus, depuis 2010, de nouvelles demandes ont commencé à émaner de certains tribunaux vers le SeTIS.
Dans ce cadre restreint, les interventions de cette structure sont complémentaires à celles des interprètes jurés et n'entrent pas en concurrence avec ces derniers, puisque le SeTIS ne fait pas de traductions jurées. Malheureusement, le SeTIS de Bruxelles n'étant pas repris dans la liste des interprètes du "bureau Documentation", le service des frais de justice refuse d'honorer ces factures. Après de multiples contacts avec les départements concernés, il apparaît que la raison de ce refus serait liée à un règlement interne au palais de justice, qui préciserait que seuls les interprètes indépendants installés en personne physique, peuvent figurer sur cette liste.
Madame la ministre, pourquoi les bureaux d'interprètes et les ASBL ne peuvent-ils pas être repris sur cette liste? Quelle est la base légale qui régit la liste des interprètes jurés? Cette liste est-elle fermée? Si non, quelles sont les conditions et la procédure qui permettraient au SeTIS Bruxelles d'y figurer? En ces temps de crise budgétaire, ne serait-il pas envisageable de modifier le cadre, sachant que les prestations du SeTIS sont moins coûteuses que les recours systématiques à des interprètes jurés indépendants?
Que doit faire, aujourd'hui, le SeTIS Bruxelles des demandes d'intervention émanant du secteur juridique (avocats pro deo, tribunaux, services d'assistance aux victimes, services d'aide juridique, etc.)? Que doit faire le SeTIS Bruxelles avec les factures impayées du secteur juridique qui s'élèvent pour 2010 et 2011 à un peu plus de 7 000 euros?
02.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Madrane, la liste d'experts que vous mentionnez est une liste nominative des interprètes et des traducteurs. Cette liste nominative est conforme à la définition reprise dans la section VI relative à l'expertise, soit les articles 972 à 991bis du Code judiciaire. Un membre actif auprès d'une firme ou d'une ASBL peut être réquisitionné afin d'interpréter, mais toujours à titre personnel car il assume personnellement la responsabilité de sa traduction. Ceci résulte également de la prestation de serment de l'interprète, qui ne peut être qu'individuelle.
La liste des interprètes jurés a comme base initiale l'article 991 ancien du Code judiciaire qui disposait: "Les cours et tribunaux peuvent établir des listes d'experts selon les règles fixées par le Roi". Les règles en application n'ont jamais été fixées par le Roi, ce qui a entraîné la prise d'initiatives locales par les cours et tribunaux. La loi du 15 mai 2007 modifiant le Code judiciaire n'a plus repris le contenu de cet article mais les initiatives locales sont restées.
Comme les autres pays européens, la Belgique devra, d'ici la fin 2013, transposer la directive européenne du 20 octobre 2010 relative au droit d'interprétation et à la traduction dans le cadre des procédures pénales. Cette directive prévoit de répondre à nombre d'exigences qualitatives pour chaque traducteur et interprète qui travaille dans les dossiers judiciaires.
La liste des experts traducteurs et interprètes des diverses juridictions n'est pas une liste hermétique et est accessible à tout demandeur individuel répondant aux conditions requises.
L'ASBL SeTIS doit être attentive à ce que le réquisitoire mentionne nominativement les traducteurs et interprètes requis ainsi que les coordonnées de l'ASBL SeTIS pour l'exécution du paiement des états de fait s'il y a accord interne à ce sujet entre l'interprète et l'association.
Le service central des frais de justice a pris contact avec cette association afin que les factures impayées lui soient envoyées pour vérification et pour mise en paiement le plus rapidement possible, à condition que les demandes de ces acteurs judiciaires se basent sur l'article 2 de la loi-programme du 27 décembre 2006.
02.03 Rachid Madrane (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je me réjouis de voir qu'une démarche a été faite pour le SeTIS en vue de contrôler la véracité mais surtout de régler ce souci.
Nous attendons avec impatience la transposition de la directive d'octobre 2010 sur le droit à l'interprétariat et à la traduction.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Anthony Dufrane à la ministre de la Justice sur "l'utilisation des caméras de surveillance" (n° 11904)
03 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Justitie over "het gebruik van de bewakingscamera's" (nr. 11904)
03.01 Anthony Dufrane (PS): Madame la présidente, madame la ministre, selon la Commission de la protection de la vie privée, en deux ans, le nombre de caméras de surveillance et de déclarations y afférentes a quasiment triplé. Malgré l'entrée en vigueur, voici cinq ans, de règles relatives à l'installation et à l'utilisation de caméras de surveillance, de nombreuses confusions et pratiques illégales seraient commises par des particuliers ou des entreprises qui installent ces appareils. Cela semble également vrai du côté de la police ou des communes.
Si l'installation de caméras de surveillance peut donner à ses utilisateurs l'impression d'une plus grande sécurité, celles-ci peuvent, dans certains cas, porter gravement atteinte à la vie privée des citoyens. Bien que la diffusion des images prises par les caméras soit strictement encadrée, il arrive néanmoins que des images ou des vidéos de sécurité soient publiées sur le web et en particulier sur les réseaux sociaux par des individus mal intentionnés ou ignorant la loi.
Comme je vous l'avais déjà signalé lors d'une précédente question sur l'utilisation d'appareils d'espionnage par des particuliers, bien qu'il existe des lois qui punissent la diffusion d'images ou de vidéos sans l'autorisation des individus qui y apparaissent, lorsque le mal est fait, il est toujours difficile de réhabiliter une personne lésée.
Madame la ministre, pouvez-vous nous donner le nombre exact de caméras de surveillance déclarées en Belgique? Vos services effectuent-ils des contrôles pour vérifier qu'elles respectent la loi caméras et la loi sur la protection de la vie privée? Depuis 2007, combien d'infractions ont-elles été constatées?
Comme je l'ai signalé dans mon développement, malgré l'entrée en vigueur en 2007 de règles relatives à l'installation et à l'utilisation de caméras de surveillance, de multiples confusions et pratiques illégales de la part des particuliers ou des entreprises qui installent ces appareils seraient constatées. Qu'envisagez-vous de faire pour lutter au mieux contre ces comportements illicites? Existe-t-il des campagnes d'information sur l'utilisation de telles caméras de surveillance et sur l'utilisation des images récoltées par ces caméras?
De nombreuses infractions sont également constatées au niveau des communes et des services de police quant à la manière dont ils utilisent les caméras. Étant donné le rôle joué par ces deux acteurs pour la sécurité de nos concitoyens, vous conviendrez que cette situation ne peut perdurer. Dès lors, que comptez-vous faire à ce sujet? Pensez-vous qu'il soit opportun de revoir les dispositions de la loi caméras de 2007?
03.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, il n'appartient pas à mes services de recevoir les déclarations de caméras de surveillance, ni d'en contrôler l'usage. La loi donne cette compétence exclusive à la Commission de la protection de la vie privée qui est rattachée à la Chambre. Je vous invite donc à adresser votre question à ladite commission.
Par ailleurs, la loi sur les caméras de surveillance relève de la compétence de ma collègue en charge de l'Intérieur. Dès lors, la question de l'opportunité de revoir cette loi lui appartient.
03.03 Anthony Dufrane (PS): Madame la présidente, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Sachez que je ne manquerai pas de suivre vos conseils!
Het incident is gesloten.
04 Question de M. André Frédéric à la ministre de la Justice sur "la capacité d'ester en justice pour les associations qui luttent contre les pratiques sectaires et les maltraitances à l'égard des personnes vulnérables" (n° 11926)
04 Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Justitie over "de bevoegdheid, voor verenigingen die sektarische praktijken en mishandeling van kwetsbare personen bestrijden, om in rechte op te treden" (nr. 11926)
04.01 André Frédéric (PS): Madame la présidente, madame la ministre, l'article 43 de la loi du 26 novembre 2011, modifiant et complétant le Code pénal en vue d'incriminer l'abus de faiblesse et d'étendre la protection pénale des personnes vulnérables contre la maltraitance, ouvre à certains établissements d'utilité publique et à certaines associations le droit d'ester en justice.
En effet, moyennant le respect de certaines conditions, ces établissements ou associations dont l'objet social est de protéger les victimes de pratiques sectaires ou de prévenir la violence ou la maltraitance peuvent, avec l'accord de la victime ou de son représentant, ester en justice dans des procédures dans lesquelles des crimes et délits contre la personne ou la propriété sont commis sur une personne vulnérable (viol, corruption, prostitution, escroquerie, abus de confiance, extorsion, tromperie, vols, etc.); notamment quand ces infractions sont commises au sein de la famille.
Néanmoins, madame la ministre, ce même article 43 stipule que "ce droit d'ester en justice ne peut toutefois être exercé que si ces établissements ou associations ont été agréés par le Roi qui fixe les modalités d'agrément".
Madame la ministre, l'arrêté royal fixant les modalités d'agrément est-il prêt?
Quand comptez-vous le publier?
Quand prévoyez-vous que pourront avoir lieu les premiers agréments?
04.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, l'article 43 prévoit effectivement l'adoption d'un arrêté royal qui fixe les modalités d'agrément des établissements ou associations pour ester en justice, le but étant d'éviter un accroissement excessif du nombre d'associations pouvant agir en justice dans les cas prévus dans la loi.
À l'heure actuelle, cette question est toujours à l'étude au sein de mon administration.
04.03 André Frédéric (PS): Madame la ministre, votre réponse est aussi simple que ma question.
Je profite de l'occasion de cette réplique pour attirer votre attention sur l'importance du sujet. Le débat sur l'abus de faiblesse dans notre pays a eu lieu et la loi a été publiée en janvier dernier, après que la proposition de loi que j'avais déposée initialement eut été prise en considération en 2007. Ce débat a donc mûri.
L'utilisation de cet article 442quater du Code pénal est déjà prise en compte dans diverses procédures judiciaires. Les avocats s'en saisissent et l'utilisent puisque cet abus de faiblesse concerne dans notre pays non seulement la dérive sectaire, mais aussi la maltraitance de la personne âgée, par exemple, très fréquente.
Dès lors, selon moi, il ne manque qu'un des maillons de la chaîne: le fait de reconnaître ces associations pour ester en justice.
Madame la ministre, je suis heureux que vous étudiiez le problème. Tâchez que l'étude ne dure pas trop longtemps et que nous puissions atterrir dans un délai raisonnable.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "een evaluatie van de wet op de continuïteit van de ondernemingen" (nr. 11936)
05 Question de M. Peter Logghe à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "une évaluation de la loi sur la continuité des entreprises" (n° 11936)
05.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik had deze vraag oorspronkelijk gericht aan uw collega, de minister van Middenstand, kmo's, Zelfstandigen en Landbouw. Ze dient om u of uw collega aan te zetten tot spoed.
Er werden in de commissie reeds verschillende vragen gesteld betreffende een noodzakelijke evaluatie van de wet op de continuïteit van de ondernemingen. Die wet is enkele jaren oud en moet dringend onder de loep worden genomen. Nog te veel ondernemingen doen bijvoorbeeld te laat een beroep op de wet, zodat van verschillende zijden wordt aangedrongen op bijkomende knipperlichten.
Uw collega Laruelle reageerde positief op de vraag naar een evaluatie en had een aantal actoren, zoals magistraten, advocaten en het VBO, in werkgroepen bijeengebracht rond vier thema's . De werkgroepen zouden hun conclusies hebben bezorgd einde maart 2012. Minister Laruelle had beloofd om met de conclusies en de voorstellen naar de commissie te komen.
Wat is de stand van zaken betreffende de evaluatie van de wet op de continuïteit van de ondernemingen, die de wet op de faillissementen vervangen heeft?
Waar blijft het rapport met de conclusies van de verschillende werkgroepen?
Waar blijft de evaluatie van de wet?
Welke wijzigingen, verbeteringen of correcties kwamen in de werkgroepen naar boven?
Hoe gaat uw collega daarop wetgevend reageren en volgens welke tijdslijn?
Wanneer mogen wij dus concrete voorstellen verwachten?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het VBO heeft inderdaad een evaluatie van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen opgestart en daartoe verschillende subwerkgroepen samengebracht.
Er waren vijf subwerkgroepen, die zich respectievelijk over de volgende onderwerpen hebben gebogen: preventie, toegang tot de procedure, gelijkheid van de schuldeisers, rol van de magistraten, overdracht onder gerechtelijk gezag van belangrijke onderwerpen, zoals toegang tot de procedure en gelijkheid van schuldeisers.
Op 28 maart ontving ik een algemene evaluatie van de wet. Er werd bijzondere aandacht besteed aan de conclusies van het evaluatieverslag. In de conclusies werden verschillende voorstellen tot verbetering van de toepassing van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen geformuleerd, waarbij er evenwel op wordt toegezien dat het soepele karakter van de wet behouden kan blijven.
De meerderheid van de voorstellen bestaat uit best practices voor de magistraten, de gedelegeerde rechters en de gerechtsmagistraten in het kader van de tenuitvoerlegging van de procedure. Er werden ook aanbevelingen gedaan tot verbetering van de communicatie en de transparantie ten aanzien van alle personen betrokken bij een procedure van gerechtelijke reorganisatie. Het verslag onderstreept eveneens de noodzaak om de preventie en hulp aan ondernemingen in moeilijkheden te bevorderen.
Met betrekking tot de concrete projecten kan ik u meedelen dat er thans wordt gewerkt aan een wijziging van artikel 61, zodat collectieve arbeidsovereenkomst nr. 102 zo spoedig mogelijk in werking kan treden en de rechtszekerheid wordt opgevoerd.
In verband met de wet op de continuïteit van de ondernemingen in het algemeen kan ik u meedelen dat mijn beleidscel na ontvangst van het evaluatieverslag een werkgroep heeft gevraagd om te bestuderen hoe wij, gelet op het evaluatierapport en de verzuchtingen op het terrein, de wet op de continuïteit van de ondernemingen performanter kunnen maken, door wetgevend bij te sturen op de punten waar zulks nodig is.
De werkgroep is opnieuw samengesteld uit diverse actoren en specialisten vertrouwd met het terrein en zal binnenkort suggesties voor de aanpassing van de bestaande wettekst bespreken.
Gelet op het enorme belang van de wet is het de bedoeling concrete en puntsgewijze verbeteringen en correcties naar voren te schuiven.
05.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, dank u voor het antwoord.
Ik stel vast dat de ene werkgroep zijn werk afrondt en er een nieuwe werkgroep wordt geïnstalleerd. Ondertussen is men er maanden mee bezig.
Excuseer mij als ik in herhaling val, mevrouw de minister, maar ook in deze is snelheid zeker geboden. Er is een recordaantal faillissementen bij de kmo’s, vooral in bepaalde sectoren. Een volledig nieuw fenomeen is bovendien dat de werkgelegenheid in de kmo’s terugloopt. Dat wijst op een diepgaande crisis. Volgens mij is het dus zeer nuttig dat die werkgroep zo snel mogelijk aan het werk gaat en dat wij zo snel mogelijk inzage kunnen krijgen in de voorstellen om de wet op de continuïteit van de ondernemingen te verbeteren.
Kortom, ik kijk uit naar uw voorstellen ter zake, maar het verontrust mij dat daarvoor een nieuwe werkgroep in actie zal moeten komen.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de problemen met betrekking tot het afleveren van verklaringen door de FOD Justitie voor bekleders van een standplaats bij een islamitische eredienst" (nr. 11942)
06 Question de M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "les problèmes concernant la délivrance de déclarations par le SPF Justice aux imams du culte musulman" (n° 11942)
06.01 Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, zoals u weet, zijn er in België zes erkende erediensten, namelijk de rooms-katholieke, de anglicaanse, de orthodoxe, de protestantse, de Israëlitische en de islamitische. De federale overheid is bevoegd voor de erkenning van de erediensten, en betaalt de wedden en pensioenen van de bedienaars van de erkende erediensten. De federale overheid sluit met de vertegenwoordigende instanties van de erkende erediensten een overeenkomst voor het totaal te aanvaarden ambten.
Door de Lambermontakkoorden werden de Gewesten bevoegd voor de ondersteuning van de erkende erediensten inzake hun materiële organisatie en werking, zijnde de inrichting en het onderhoud van de gebedsruimtes, alsook de vergoeding voor de huisvesting van de bedienaren van de eredienst. Tevens hebben de erkende erediensten een instituut opgericht dat hun eredienst bij de overheid vertegenwoordigt. Voor de islamitische eredienst is dit de moslimexecutieve.
Imams die zijn toegewezen aan een islamitische gemeenschap, die door het Vlaams Gewest is erkend, dienen deel uit te maken van het kader dat door de FOD Justitie bij deze islamitische gemeenschap werd geopend. Bijgevolg dienen de betrokkenen een attest voor te leggen van de moslimexecutieve van België, dat betrekking heeft op de bezetting van een plaats voor een imam, die door de FOD Justitie werd gecreëerd bij de betrokken islamitische gemeenschap. De Dienst Vreemdelingenzaken levert voor een imam die wordt toegewezen aan een islamitische gemeenschap een visum af, op voorwaarde dat betrokkene een verklaring kan voorleggen waaruit blijkt dat de FOD Justitie een standplaats creëerde bij die islamitische gemeenschap.
Wat het laatste betreft, stellen er zich blijkbaar problemen. De FOD Justitie geeft die verklaring niet of kan deze niet afgeven. Hierdoor ontstaan er toestanden waarbij een moskee wordt betoelaagd voor het organiseren van een eredienst, maar de persoon die wordt aangewezen voor het leiden van die eredienst geen visum kan krijgen omdat de FOD Justitie de vereiste verklaring niet geeft of niet kan geven.
Mijn vragen zijn de volgende, mevrouw de minister. Ten eerste, is deze problematiek u bekend? Ten tweede, zijn er bepaalde redenen waarom die bewuste verklaring niet kan worden afgeleverd? Ten derde, welke eventuele oplossingen stelt u voor?
06.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mogelijks is er in dit dossier sprake van enige verwarring die voortvloeit uit de toepassing van een nieuwe regeling.
Ik herneem de context. Wat de aanvraag betreft voor een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend door een iman, hanteert de Dienst Vreemdelingenzaken een onderscheid tussen een imam die wordt toegewezen aan een islamitische gemeenschap die niet erkend wordt door een van de drie Gewesten, en een imam die wordt toegewezen aan een islamitische gemeenschap en die wel erkend wordt door een van de drie Gewesten.
Wat de laatste categorie betreft, waarover uw vraag handelt, is sedert een instructie van de Dienst Vreemdelingenzaken van 16 februari 2010 ook een attest vereist vanwege de moslimexecutieve van België. Dit attest heeft betrekking, ten eerste, op de toewijzing van de aanvrager aan een erkende islamitische gemeenschap en, ten tweede, op de bezetting van een plaats voor een imam, die door de FOD Justitie werd gecreëerd bij de betrokken islamitische gemeenschap.
Zoals u weet, volgt op de erkenning van de moskee door de Gewesten de toekenning van imamplaatsen door de federale overheid, in toepassing van artikel 181 van de Grondwet. Het attest voor een visum wordt door het Executief van de moslims uitgereikt als hoofd van de eredienst, zonder dat de FOD Justitie daarin tussenbeide komt.
Alleen de moslimexecutieve kan u daarover dus uitleg geven. Ik vermeld wel dat sinds de nieuwe instructie van de Dienst Vreemdelingenzaken de moslimexecutieve, vooraleer deze het vereiste attest aflevert, ook van buitenlandse imams die hier actief wensen te zijn, eist dat zij een protocol ondertekenen waarin zij afzien van verdere inkomsten uit het buitenland. Het zou kunnen dat daaruit enige verwarring voortspruit.
De moslimexecutieve verzekerde mij alleszins dat er van haar kant geen beletsel bestaat om de nieuwe procedure toe te passen zodra de aanvraag is ingediend.
06.03 Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.
Ik noteer dat het verkeerd begrepen zou kunnen zijn en dat niet bij de FOD Justitie, maar wel bij de moslimexecutieve een bepaald document moet worden opgevraagd. Wij moeten nagaan of dat inderdaad het geval is en of dit een oplossing kan brengen in concrete dossiers.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw goede insteek in dit dossier en voor de suggesties die u hebt gedaan.
Ik dank u trouwens ook, mevrouw de voorzitter, om mijn vraag te mogen stellen.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Valérie De Bue à la ministre de la Justice sur "les peines de sûreté" (n° 11954)
07 Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de minister van Justitie over "de beveiligingsstraffen" (nr. 11954)
07.01 Valérie De Bue (MR): Madame la présidente, madame la ministre, mon groupe a déposé une proposition de loi au sujet des peines de sûreté et un accord de gouvernement a été conclu.
Cet accord de gouvernement stipule que pour des infractions d'une extrême gravité ayant entraîné la mort, par exemple le viol et l'attentat à la pudeur ou l'enlèvement de mineur, le seuil d'admissibilité à la libération conditionnelle sera porté au minimum à la moitié de la peine et aux trois-quarts en cas de récidive, en cas de condamnation à 30 ans ou à perpétuité. Cette volonté du gouvernement est un bon signal pour les victimes.
Cependant, depuis votre entrée en fonction, le sujet n'a pas encore pu être abordé.
Madame la ministre, dans quel timing précis comptez-vous traiter cette question? Quand pourrons-nous étudier nos propositions?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Chère collègue, l'accord gouvernemental prévoit en effet que pour des infractions d'une extrême gravité ayant entraîné la mort, par exemple le viol et l'attentat à la pudeur ou l'enlèvement de mineur, le seuil d'admissibilité à la libération conditionnelle sera porté au minimum à la moitié de la peine et aux trois-quarts en cas de récidive, en cas de condamnation à 30 ans ou à perpétuité.
Il indique en outre que lors du prononcé de la condamnation, le juge indiquera dans son jugement ce que représente concrètement ce seuil et, dès lors, la période minimale de la peine à purger considérée comme une période de sûreté.
J'ai chargé mon administration de préparer le texte de l'avant-projet de loi qui rencontrera la volonté du gouvernement en la matière.
07.03 Valérie De Bue (MR): Madame la ministre, je vous remercie, mais comme pour mon collègue Frédéric, vous n'avez pas donné de timing précis.
07.04 Annemie Turtelboom, ministre: Non, car cette mesure a aussi une conséquence sur la capacité des prisons. Il est parfaitement possible de venir avec un avant-projet de loi ou avec un projet de loi mais si on ne peut l'appliquer sur le terrain, il ne sert à rien. C'est la raison pour laquelle je ne peux pas, à l'heure actuelle, donner de timing. Il ne sert à rien de voter des lois qui ne sont pas applicables.
07.05 Valérie De Bue (MR): Je vous remercie pour votre complément de réponse, madame la ministre.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Fouad Lahssaini à la ministre de la Justice sur "le Conseil central de surveillance pénitentiaire (CCSP)" (n° 11955)
08 Vraag van de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen (CTRG)" (nr. 11955)
08.01 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, sans revenir sur la crise que traversent les prisons en Belgique, les conditions de détention dans les prisons belges font en principe l'objet d'un contrôle permanent et indépendant. Ce contrôle est assuré par le Conseil central de surveillance pénitentiaire (CCSP), dont le président vient de démissionner, certes discrètement. Il ne s'agit pas de n'importe quelle démission, mais de celle du président de ce Conseil, qui a exprimé son désaccord par rapport à la politique pénitentiaire générale menée par le gouvernement qu'il accuse de rendre le Conseil incapable de fonctionner. En effet, ce dernier ne serait plus en mesure d'assumer pleinement ses missions, alors qu'il s'agit d'un Conseil instauré légalement et soutenu par le législateur.
Exclusivement composé de membres bénévoles et volontaires et actuellement hébergé dans les locaux du SPF Justice, le CCSP réclame, depuis des mois, des moyens propres en personnel et fonctionnement: "Nous réclamons depuis des mois un secrétariat qui fonctionne à temps plein et une véritable indépendance dans notre action". De plus, les trente-trois prisons du Royaume ne bénéficient pas toutes de leur commission locale de surveillance. En fait, il y en a vingt-cinq, dont certaines fonctionnent bien, mais d'autres pas du tout. Ceci démontre un problème au niveau des moyens, de la formation, du suivi et du soutien dont pourraient bénéficier les membres de ce Conseil. Pour pouvoir fonctionner de manière plus indépendante, le CCSP souhaite passer sous la tutelle du parlement, comme d'autres organes de contrôle, par exemple le Comité P ou le Comité R.
Madame la ministre, quels sont les moyens en personnel que vous avez prévu d'accorder au CCSP? Quel est le timing en ce qui concerne l'engagement éventuel de personnel pour ce Conseil? Un accord est-il intervenu au sein du gouvernement pour que le CCSP passe sous la tutelle du parlement? Pour quand est prévu l'arrêté royal officialisant ce transfert de tutelle?
08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, monsieur Lahssaini, tout d'abord, je me réfère à toutes les réponses que j'ai déjà communiquées tant en séance plénière qu'en commission. J'ai répondu à cinq ou six questions sur le même sujet. Dès lors, si je ne suis pas tout à fait complète aujourd'hui, vous avez la possibilité de retrouver d'autres éléments dans les réponses que j'ai déjà transmises.
Le secrétaire du Conseil central de surveillance pénitentiaire est en fonction depuis le 1er mai 2012. L'administration a proposé une description de fonction pour un secrétaire suppléant et attend aujourd'hui un accord du CCSP sur cette proposition. Une fois cet accord donné, un suppléant sera également désigné.
Avant de prendre quelque position que ce soit sur la question d'un transfert éventuel du Conseil central, je demanderai à son nouveau président d'organiser un entretien entre des représentants du Conseil central, de la Chambre et du SPF Justice.
En outre, comme je l'ai déjà communiqué au parlement, un budget annuel de 100 000 euros est à disposition du Conseil central de surveillance pénitentiaire pour son fonctionnement. C'est surtout l'accord du CCSP sur la proposition d'un secrétaire suppléant que l'on attend.
08.03 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse et je ne manquerai pas de consulter également les réponses que vous avez déjà données à ce sujet.
Si j'ai bien compris, il n'y a pas d'accord pour que ce Conseil passe sous la tutelle du parlement.
08.04 Annemie Turtelboom, ministre: J'ai simplement dit que je voulais que le Conseil central, la Chambre et le SPF Justice se réunissent. Je n'ai pas l'impression que la Chambre soit demandeuse d'avoir le Conseil sous tutelle. Pour ma part, je ne suis pas contre cette idée car de nombreuses commissions indépendantes, telles que la Commission de la protection de la vie privée, le Comité P et le Comité I sont déjà sous la tutelle de la Chambre.
Il me semble toutefois intéressant de mettre tous les partenaires autour de la table pour dégager une solution qui plaît à tous.
08.05 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je comprends bien votre souci. De mon côté, j'ai pris certaines informations et il semblerait qu'au niveau des moyens, de l'espace et de la disponibilité des services du parlement, accueillir ce service ne poserait pas de problème.
Reste maintenant à avoir une volonté politique. Pour ma part, je ne vois pas pourquoi la Chambre s'opposerait à cette demande de transfert de mise sous tutelle. J'espère, en tout cas, qu'une concertation pourra se mettre en place rapidement afin que ce Conseil puisse bénéficier des conditions minimales pour effectuer une mission qui devient de plus en plus difficile.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de nieuwe pensioenregeling voor de magistratuur" (nr. 11981)
09 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "le nouveau régime de pension de la magistrature" (n° 11981)
09.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het gaat om een opvolgingsvraag. Op 14 maart van dit jaar heb ik u al een mondelinge vraag gesteld in deze commissie over de nieuwe pensioenregeling voor magistraten. Sinds de pensioenhervorming moet een rechter 36 jaar hebben gewerkt om recht te hebben op een volledig pensioen. Al gaat het om een vrij riant pensioen, toch lijkt het voor de meeste magistraten bijna onmogelijk te zijn om een volledig pensioen te krijgen. U kent de cijfers natuurlijk even goed als ik. Meer dan de helft van de magistraten kiest bij de instroom pas na zijn veertigste voor een functie in de magistratuur. Men heeft het nu al over 1 functie op 20 die openstaat en naar alle waarschijnlijkheid niet zullen worden ingevuld in de toekomst.
Ik heb enkele concrete vragen. Ik herhaal mijn vraag van 14 maart 2012. Hebt u intussen kennis genomen van de principiële bezwaren van de magistraten betreffende deze nieuwe pensioenregeling? Wat is uw eerste reactie? Hebt u hierover al overleg gehad met uw collega van Pensioenen, de heer Van Quickenborne?
Ten tweede, u hebt samen met de genoemde collega aangekondigd dat u in overleg zou treden met de sector, de magistratuur. Is dat overleg intussen opgestart? Wie is hierbij betrokken? Welke voorlopige resultaten zijn er al?
Ten derde, op welke manier zult u ervoor zorgen dat de magistratuur opnieuw een aantrekkelijke sector wordt op het vlak van tewerkstelling? Dit is toch wel een belangrijke politieke vraag. We zien immers dat 1 functie op 20 openstaat en dat dit in de toekomst niet zal verbeteren. Welke maatregelen zult u nemen om dat te keren? Vreest u niet dat de vooropgestelde pensioenregeling de instroom van nieuwe, op leeftijd gekomen, ervaren mensen zal verminderen of doen opdrogen? Ik kijk met belangstelling uit naar uw antwoorden.
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Beste collega’s, ondertussen werd in de programmawet van 29 maart 2012 opgenomen dat de datum van het verschijnen van het KB inzake nadere regels omtrent de pensioenhervorming van de magistratuur werd vervangen door 1 mei 2012. Tot op heden is dit besluit echter nog niet voorhanden. De besprekingen hieromtrent lopen maar ik verwijs daarvoor naar mijn collega, de minister van Pensioenen.
Ik heb reeds enkele malen overleg gepleegd met de Adviesraad van de Magistratuur, verschillende verenigingen van magistraten en mijn collega van Pensioenen. Ik vrees persoonlijk minder dat de pensioenregeling de instroom van nieuwe magistraten zal tegenhouden. Mijns inziens zijn de inhoud van het ambt van de magistraat, de maatschappelijke rol die de magistraten vervullen en het aanzien van de magistraten belangrijkere factoren die invloed uitoefenen op de keuze tot het opnemen van het ambt van magistraat dan de wettelijke pensioenregeling waarin is voorzien voor de magistraten.
Een aantal maatregelen is ter bespreking bij de beleidscel Pensioenen, al is er niet veel marge. Bovendien bewijst het aantal gerechtelijke stagiairs dat jaarlijks tot de gerechtelijke stage toetreedt dat het ambt voor magistraten niet enkel aantrekkelijk is voor de op leeftijd gekomen mensen.
De weg van de gerechtelijke stage laat jongere mensen in de magistratuur toe. Er zullen allicht meer stagiairs moeten instromen. Bij de twee andere wegen, zijnde het examen beroepsbekwaamheid en het mondelinge evaluatie-examen, die de toegang tot de magistratuur verlenen verwacht men een zekere mate van ervaring in de juridische wereld. Het is volgens mij opportuun om deze voorwaarden te stellen zodat een kwaliteitsvolle instroom van mensen binnen de magistratuur wordt gevrijwaard.
09.03 Peter Logghe (VB): Ik had niet anders dan een bondig antwoord verwacht, mevrouw de minister. U bent nog volop bezig.
U zegt dat de inhoud en het aanzien van de functie belangrijker zullen worden dan de pensioenen die men denkt te kunnen behalen op de eindleeftijd. Goed, dan gaat u ervan uit dat elke advocaat boven de veertig al binnen is. Dat is niet zo. Men doet het niet alleen voor de financiële vergoeding, ook het maatschappelijk aanzien speelt een rol. Het is echter niet alleen dat. Ik vrees dat u het omkeert.
Ik vraag mij af hoe u voor een nieuwe instroom zal zorgen. U zegt dat de instroom van stagiairs tot nu toe zeer belangrijk is. Inderdaad, tot nu toe, maar ik vraag mij af of het zo zal blijven. Ik vrees ervoor en met mij heel wat magistraten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Siegfried Bracke aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de begeleiding door de lokale politie van gevangenentransport in taxi's" (nr. 12009)
10 Question de M. Siegfried Bracke à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'encadrement par la police locale du transport de détenus par taxis" (n° 12009)
10.01 Siegfried Bracke (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag was in oorsprong gericht aan uw collega van Binnenlandse Zaken, maar zij heeft ze naar u doorgestuurd. Ik ben ervan overtuigd dat ik van u een adequaat antwoord zal krijgen.
De aanleiding voor deze vraag is een vraag in de gemeenteraad van mijn partijgenote Helga Stevens. Daaruit bleek dat in het gerechtelijk arrondissement Gent tussen 1 januari en 16 mei van dit jaar maar liefst 190 gevangenen met de taxi naar een plaats buiten het arrondissement werden vervoerd.
Ik heb het dan niet over de transporten van de gevangenis naar het gerechtsgebouw, maar de transporten die daarbuiten vallen.
In de praktijk komt het erop neer dat in Gent gemiddeld 3 wijkagenten per dag gevangenen begeleiden die met een taxi vervoerd worden.
Dan heb ik het dus niet over de mensen van de interventiedienst of het federale interventiekorps die hiervoor worden ingezet.
Die wijkagenten kunnen slechts op één plaats tegelijk zijn. Zoals u weet konden de grote heiligen op twee plaatsen tegelijk zijn, maar zij niet. Dat betekent dat zij hun ander werk niet kunnen doen. Dit staat dan nog los van de mogelijke veiligheidsproblemen die zij bij die transporten ondervinden.
Mevrouw de minister, wat kunt u doen om op korte termijn het reeds overbevraagde en met een nijpend personeelstekort kampende Gentse korps te helpen? Zult u erop aandringen om meer nationale transfers te doen zodat de gevangen in de dichtstbijzijnde gevangenis zitten als ze voor de rechter moeten verschijnen, wat de inspanningen beperkt? Gaat u meer middelen vrijmaken voor het veiligheidskorps van het gerecht? Als die middelen er niet zijn, neemt u dit mee in het kerntakendebat dat hopelijk zo snel mogelijk zal worden opgestart?
10.02 Minister Annemie Turtelboom: De penitentiaire administratie gebruikt sinds jaren taxi’s om gedetineerden te vervoeren. Taxi’s worden gebruikt in combinatie met de celwagens waarover de inrichtingen beschikken.
Elke gevangenis bepaalt zelf haar noden, die afhankelijk zijn van bijvoorbeeld de aard van de gevangenis. Zo zal een arresthuis veel meer transport organiseren dan een strafhuis, gezien de gedetineerden zeer regelmatig naar het justitiepaleis moeten worden vervoerd.
Ook de grootte van de gevangenis of lokale bijzonderheden kunnen een rol spelen.
Sommige gevangenissen gebruiken dus taxi’s op een vrij intensieve manier, andere bijna niet.
De begeleiding gebeurt op dezelfde manier als voor een celwagen, namelijk met inzet van politie- of veiligheidskorps.
Inzake veiligheid is het echter duidelijk dat gevaarlijke gedetineerden op een andere manier worden vervoerd. Om veiligheidsredenen zal ik daar uiteraard geen details over geven.
De transfers van gedetineerden vallen onder de verantwoordelijkheid van de lokale en de federale politie. De lokale politie voert de lokale transfers uit vanuit de gevangenissen naar justitiepaleizen, hospitalen enzovoort. De federale politie voert de nationale transfers uit van een gevangenis naar een andere gevangenis.
Om de lokale en de federale politie te steunen in hun taken, werd het veiligheidskorps opgericht. Het personeel van dat korps wordt geplaatst onder de verantwoordelijkheid van de verschillende politiediensten. Dat geldt bijvoorbeeld voor de lokale politie van Gent, die op veertien beambten kan rekenen en over twee celwagens kan beschikken. Dergelijke transfers worden elke dag uitgevoerd via vaste lijnen met een vast tijdsschema.
10.03 Siegfried Bracke (N-VA): Mevrouw de minister, ik bedank u voor uw antwoord, maar ik moet u zeggen dat ik datgene wat u antwoordt, al gelezen had in de krant. Ik wist dat er twee celwagens zijn en dat er enkele mensen ter beschikking staan. Ik wist ook dat gevaarlijke boeven niet via een taxi worden gebracht. Uit uw antwoord blijkt evenwel niet of u dat als een probleem ervaart.
Indien u dat toch als een probleem ervaart, dan heb ik ook niet van u vernomen of u in een korps dat toch echt wel gebukt gaat onder een nijpend personeelstekort, op een of andere manier ter hulp kunt springen.
Dat staat dan nog los van meer algemene vragen over bijvoorbeeld de kerntaken. Wie doet wat?
Ik blijf na uw antwoord in dezen dus toch wel zeer op mijn honger.
Het incident is gesloten.
- Mme Valérie Déom à la ministre de la Justice sur "la transaction en matière pénale" (n° 12028)
- Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "la transaction en matière pénale" (n° 12035)
- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "la circulaire relative à la loi sur la transaction" (n° 12038)
- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "les transactions en matière pénale" (n° 12071)
- mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "de minnelijke schikking in strafzaken" (nr. 12028)
- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "de minnelijke schikking in strafzaken" (nr. 12035)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de rondzendbrief betreffende de wet op de minnelijke schikking" (nr. 12038)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de minnelijke schikkingen in strafzaken" (nr. 12071)
11.01 Valérie Déom (PS): Madame la présidente, madame la ministre, l'année dernière, ce parlement a adopté simultanément deux textes préconisés par les recommandations de la commission d'enquête sur la grande fraude fiscale, recommandations adoptées à l'unanimité par les partis démocratiques. Il s'agit de la levée du secret bancaire et l'élargissement de la transaction en matière pénale. Le week-end dernier, la presse a fait écho de l'adoption d'une circulaire par le Collège des procureurs généraux pour permettre une interprétation uniforme de la transaction en matière pénale. Les informations relayées sont inquiétantes: justice de classe, impunité pour les riches, graves délits et/ou crimes qui pourraient être transigés, etc.
Lorsque nous avions adopté la levée du secret bancaire et la transaction en matière pénale l'année dernière, il me semble que nous avions dressé une série de garde-fous dans l'extension du champ d'application de la transaction. Je tiens à rappeler que certains faits qui sont aujourd'hui dénoncés par certains, comme certaines formes de coups et blessures par exemple, étaient déjà susceptibles d'être transigés avant l'adoption de la nouvelle loi.
Madame la ministre, pouvez-vous me confirmer que la circulaire respecte les quatre points suivants qui structuraient le texte et avaient été rappelés par le ministre de la Justice lorsque le texte était passé au Sénat. Le premier point concerne l'argumentation relative à l'économie de la procédure. Il est important d'utiliser de manière optimale les moyens limités disponibles pour diminuer les délais de traitement des instructions criminelles. Cela permettra d'agir de manière beaucoup plus efficace, particulièrement dans les dossiers économiques et financiers. Donc pour le dire clairement, ce sont surtout les dossiers économiques et financiers qui sont visés. Le deuxième point précise qu'il s'agit d'une procédure ouverte, qui ne peut être appliquée que si le suspect est disposé à jouer le jeu de la transparence et s'il reconnaît la responsabilité qu'il porte, son implication dans les faits incriminés et l'importance de ceux-ci. Le troisième point précise que l'arrangement doit être approuvé par la victime. Les intérêts respectifs de l'auteur et, surtout, de la victime doivent être conciliés sur base volontaire. Le quatrième point précise que l'indemnisation intégrale préalable est une condition absolue de la transaction.
Enfin, si je trouve que l'adoption d'une circulaire est nécessaire pour permettre une application uniforme de la procédure dans le cadre des quatre points précités, je m'interroge néanmoins sur la pertinence d'une liste indicative. En effet, le risque est toujours réel que certains la prennent pour une liste obligatoire. Madame la ministre, pouvez-nous nous transmettre cette liste dont nous avons pu voir certains extraits dans la presse?
11.02 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, dans le journal De Tijd, nous avons pu prendre connaissance de la circulaire de la ministre et des procureurs généraux qui permettra l'extension de l'extinction de l'action publique moyennant une somme d'argent. Cela signifie que pour toute personne qui en a les moyens et à n'importe quel stade de la procédure, une transaction financière pourra être envisagée plutôt qu'un procès.
Aujourd'hui, la liste des crimes et délits pour lesquels cette procédure sera possible est connue. Il s'agit de coups et blessures volontaires, harcèlement, escroquerie, corruption et fraude fiscale. Le plafond des peines pour lesquelles ce qu'on appelle un EEAPS est possible a été considérablement relevé, à vingt ans. Cette procédure permet, outre la transaction, d'éteindre l'action judiciaire, donc une condamnation, mais évite également l'inscription au casier judiciaire.
Pour nous, ceci est clairement problématique car cela signifie que la justice belge sera différente en fonction de la taille du portefeuille, pour des affaires qui peuvent conduire jusqu'à vingt ans de prison! Par exemple, pour des gros dossiers de fraude fiscale, les personnes paieront puis pourront rentrer chez elles, avec un casier judiciaire vierge. C'est tout à fait inacceptable!
Madame la ministre, la circulaire pourrait-elle être mise à la disposition des parlementaires? Combien de dossiers ont-ils déjà bénéficié d'un traitement à l'amiable depuis l'entrée en vigueur de cette disposition? Dans les cas de fraude, quels montants ont-ils été récupérés par l'État belge et sur quels montants portaient ces affaires? Existe-t-il déjà une évaluation de ce nouveau dispositif qui va encore être élargi?
Des voix se font également entendre sur le fait que cette circulaire pourrait ne pas être appliquée partout de la même manière, comme ce fut notamment le cas pour Salduz. Qu'en pensez-vous?
11.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, wij kennen de bedoeling van de wet in kwestie. Oorspronkelijk was zij vooral bedoeld om fraudeurs een handje te helpen, zodat zij hun processen konden afkopen. Zulks gold in eerste instantie voor de fraudeurs in de diamantsector, die ook massaal van de wet gebruik hebben gemaakt.
Nu zien wij met de omzendbrief die er komt, dat het duidelijk de bedoeling is het toepassingsgebied van de wet naar een hele reeks misdrijven uit te breiden. Zij zijn al opgesomd: corruptie, computercriminaliteit, bepaalde gevallen van slagen en verwondingen en bendevorming. Misdrijven bestraft met een gevangenisstraf tot twintig jaar kunnen worden afgekocht.
Ter zake rijst in de eerste plaats een ethisch probleem. Immers, zoals reeds door de vorige vraagsteller is opgemerkt, zal wie geld heeft, op het voorstel kunnen ingaan en zijn of haar proces kunnen afkopen. Wie gelijkaardige feiten heeft gepleegd, maar niet over voldoende financiële middelen beschikt, zal zulks echter niet kunnen doen.
Er dreigt dus opnieuw een versterking van de klassenjustitie.
Ten tweede, dat voor kleinere misdrijven een regeling wordt uitgewerkt, zoals verkeersovertredingen of misdrijven die minder erge gevolgen hebben, is een bepaling die al in de wetgeving bestond, vooraleer de verruimde minnelijke schikking werd goedgekeurd. Een dergelijke regeling is op zich niet altijd een probleem. Ter zake komen nu echter ook bijzonder zware misdrijven in aanmerking.
Mevrouw de minister, ik heb derhalve drie heel concrete vragen.
Ten eerste, op basis van welke overwegingen is de selectie gebeurd van de misdrijven die in de omzendbrief vermeld staan? Betreft het een loutere keuze van het College van procureurs-generaal? Hebt u of hebben uw medewerkers ook de hand in het uitwerken van de lijst gehad?
Is het niet veeleer een zaak die het voorwerp van een debat in het Parlement zou moeten zijn, veeleer dan dat de kwestie in allerlei circulaires wordt geregeld?
Ten tweede, hoeveel minnelijke schikkingen werden op basis van de wet reeds getroffen? Voor welke bedragen werden ze getroffen? Voormelde vraag is ook al gesteld.
Ten derde, wanneer toepassing van de omzendbrief zou worden gemaakt, hoeveel misdrijven komen dan op basis van de cijfers van de voorbije jaren potentieel in aanmerking, om op de hiervoor omschreven manier te worden geregeld?
Laatstgenoemde vraag lijkt mij eveneens interessant om weten.
11.04 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal onmiddellijk tot de vraagstelling overgaan. Het kader is immers al voldoende geschetst door de voorgangers.
Ik wil er alleen nog aan toevoegen dat er bij de rechtbanken nogal wat commotie blijkt te zijn, omdat de rol van de openbare aanklagers ter zake behoorlijk toeneemt.
Mijn vragen zijn heel concreet de volgende.
Ten eerste, mevrouw de minister, is het correct dat het sluiten van een deal op voorstel van de openbare aanklager tot na het proces zou kunnen, dus voor zover de veroordeling nog niet definitief is geworden?
Klopt het ook dat een schikking lager dan de uitgesproken straf zal kunnen zijn?
Ten tweede, behalve het feit dat de openbare aanklager door de regeling een veel ruimer toegemeten rol zal spelen, blijft natuurlijk de vaststelling dat een deal nog iets helemaal anders is dan een echte straf.
Het voorgaande is een fundamenteel bezwaar, dat door een aantal rechtsgeleerden is gemaakt.
Mevrouw de minister, haalt u met de regeling het principe van bestraffing, dat een soort van gesublimeerde vorm van wraak is, niet helemaal onderuit?
Ik verneem ook dat criminele verdachten die de deal uitvoeren, een blanco strafblad behouden, zoals de vorige vraagstellers al hebben opgemerkt. Ook dat vloekt volgens de rechtsgeleerden compleet met het principe van de bestraffing, dat in ons rechtssysteem een eersterangsrol speelt.
Mevrouw de minister, krijgt met andere woorden – dit doet het ergste vermoeden – het sluiten van een deal voorrang op het bestraffen van criminelen, zoals het eigenlijk zou moeten zijn?
Ten slotte, betekent de omzendbrief waarvan sprake niet de laatste, rechte lijn op weg naar klassenjustitie?
Het is hier immers al aangehaald dat vermogende verdachten de mogelijkheid krijgen om veroordelingen af te kopen, wat vloekt met het principe van de rechtvaardigheid en met het principe van het gelijkheidsbeginsel.
Ter zake zijn er een aantal heel fundamentele bezwaren, die hopelijk door u niet te lichtzinnig aan de kant zullen worden geduwd.
11.05 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chers collègues, une circulaire rédigée en commun par mes services et le Collège des procureurs généraux qui règle l'application pratique de l'article 216bis du Code d'instruction criminelle et, en particulier, l'extinction de l'action publique moyennant le paiement d'une somme d'argent a été approuvée le 24 mai.
Depuis la modification de la loi du 6 mai 2011, l'extinction de l'action publique par ce biais est possible tant qu'aucune décision définitive n'a été prise, y compris en cas de pourvoi en cassation, à condition que l'auteur présumé des faits soit disposé à indemniser le dommage causé.
Dit is de uitwerking van een wet die in 2011 in het Parlement is goedgekeurd en nu een uniforme interpretatie krijgt in het hele grondgebied. De wet werd al toegepast in het ressort Antwerpen en Brussel. Tot op dit ogenblik is er voor Antwerpen op basis van deze wet een bedrag van 40 607 540 euro geïnd. Voor Brussel gaat het om een bedrag van 24 777 746 euro. De wet werd na de goedkeuring in het Parlement al toegepast. Ik steun deze omzendbrief omdat ze zorgt voor een uniforme interpretatie in het hele grondgebied van ons land.
Belangrijk hierbij is te onderstrepen dat voor de fiscale of sociale misdrijven waarmee belastingen of sociale bijdragen konden worden omzeild de minnelijke schikking pas mogelijk is nadat de dader van het misdrijf de door hem verschuldigde belastingen of sociale bijdragen inclusief de intresten heeft betaald en nadat de fiscale en sociale administratie daarmee heeft ingestemd. Als er geen instemming is en geen oplossing voor de fiscale en sociale administratie, dan kan de verruimde minnelijke schikking nooit aan bod komen en maakt ze geen kans. Eerst moeten dus de fiscale en sociale schulden, inclusief alle intresten, worden ingelost. Pas dan kan – met de nadruk op kan – de minnelijke schikking aan bod komen.
De verruimde minnelijke schikking geeft een snel resultaat voor sommige dossiers, een zeker resultaat en kan een procedurezaak met topadvocaten vermijden waardoor de keuze tussen niets of toch een minnelijke schikking hier een mogelijkheid geeft.
Belangrijk daarbij is te zeggen dat in deze omzendbrief ook een procedure is ingevoerd waarbij de belangen van verdachte en slachtoffer met elkaar worden vergoed. Het slachtoffer heeft medezeggenschap in de grootteorde van de schadevergoeding. Alle partijen moeten dus akkoord gaan vooraleer er sprake kan zijn van een verruimde minnelijke schikking. Is een van de partijen niet akkoord, dan gaat men naar een klassieke rechtszaak zoals het hoort. Iedereen heeft hierbij dus eigenlijk een vetorecht. Ook de fiscale en sociale administraties moeten akkoord gaan. Elk openbaar ministerie moet een referentiemagistraat aanduiden.
Het is een geschikt middel om een realistische oplossing te bieden voor tal van problemen die verband houden met onder meer de complexiteit van zaken, de soms lange duur van complexe strafprocessen en het capaciteitsprobleem van de verschillende actoren.
La présente circulaire aborde de manière spécifique la possibilité d'appliquer une transaction après l'engagement des poursuites pénales soit dans le cadre d'une instruction en cours, soit après une citation directe. Elle contient aussi des directives spécifiques relatives à l'application de l'EEAPS dans des dossiers de délinquance financière, économique ou sociale grave et/ou organisée, en ce compris la fraude fiscale, aussi bien pendant l'information qu'après l'engagement de l'action publique.
In het ressort Antwerpen werd al vier keer het verruimd verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom toegepast, in Brussel vijf keer. De bedragen heb ik net vernoemd. De ressorten Gent, Luik en Bergen hebben nog geen minnelijke schikkingen gerealiseerd.
Het is op dit ogenblik onmogelijk te weten wat de opbrengst zal zijn van de verruimde minnelijke schikking, omdat er twee factoren meespelen.
Enerzijds is er door de minnelijke schikking geen procedure die jaren aansleept. Dat levert een besparing op voor Justitie.
Anderzijds worden gelden sneller en makkelijker geïnd, maar het blijft een situatie die zaak per zaak bekeken wordt. Op basis van het verleden kan er dus geen prognose gemaakt worden voor de toekomst. Immers, slachtoffers kunnen steeds zeggen dat zij niet met een verruimde minnelijke schikking kunnen leven. Op basis van zaken uit het verleden, kan onmogelijk gesteld worden hoeveel zaken in de toekomst tot een oplossing zouden kunnen komen.
De verruimde minnelijke schikking is ook niet ingevoerd om geld te laten stromen naar de staatskas, maar wel om in bepaalde complexe dossiers een andere oplossing mogelijk te maken, mits het akkoord van alle partijen. In de rondzendbrief worden de slachtoffers daarbij expliciet betrokken.
11.06 Valérie Déom (PS): Madame la ministre, merci pour votre réponse circonstanciée. Elle démontre que la circulaire respecte parfaitement la loi et l'esprit de la loi votée dans ce parlement. D'ailleurs, l'extension était prévue dans le texte de loi.
En fait, la transaction est une prérogative du parquet et non un droit pour le suspect ou l'inculpé. Évidemment, il faut l'accord de la victime; c'est fondamental à mes yeux. En outre, le préjudice doit être réparé à 100 %. D'ailleurs, la circulaire comporte un chapitre consacré expressément aux délits financiers, à la fraude fiscale ou à la fraude sociale: pour ces faits, ce qui est dû à l'État doit être payé avant que la transaction ne soit acceptée.
Pour être claire, je rappellerai qu'une appréciation du procureur du Roi est nécessaire. Pour des faits particulièrement odieux, comme des coups et blessures sur une personne âgée, il m'étonnerait que le procureur du Roi l'accepte. Déjà aujourd'hui, c'est autorisé, mais ils ne le font pas; je ne vois donc pas pourquoi ils le feraient davantage demain. Pour moi, le texte est vraiment tourné vers la fraude sociale et la fraude fiscale.
Ce qui constitue un véritable déni de justice à mes yeux, c'est que de grands fraudeurs fiscaux passent au travers des mailles du filet par le fait de disposer des moyens pour engager des avocats réputés ou de bénéficier de la prescription des faits, voire du dépassement du délai raisonnable. C'est en cela que réside aujourd'hui le déni de justice.
En matière fiscale et autres, il s'agit d'une solution réaliste; vous l'avez dit. En effet, il vaut mieux un bon accord qu'un mauvais procès ou que pas de procès du tout, où l'État ne parvient pas à récupérer ce qui lui est dû.
Une fois encore, je rappellerai que ces deux recommandations, comme des dizaines d'autres issues de la commission d'enquête sur la grande fraude fiscale, ont été votées à l'unanimité des partis démocratiques.
11.07 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, je remercie la ministre pour ses explications qui démontrent très bien ce qui est déjà connu de tous.
Malheureusement, à mon avis, vos explications confirment que la justice belge va dans le sens de ce que nous dénonçons depuis bien longtemps, c'est-à-dire d'une justice de classe. Même pour des infractions particulièrement lourdes.
Autant durant la commission d'enquête sur la grande fraude fiscale, nous avions soutenu la levée du secret bancaire, autant lors de l'adoption de cette loi-ci, par un amendement de l'Open Vld dans une loi portant des dispositions diverses – dois-je le rappeler –, nous avions regretté que soit ajouté ce dispositif de transaction amiable à celui de la levée du secret bancaire, dans un marchandage assez peu honorable.
En effet, cela signifie qu'il existera toujours, avec ce gouvernement à la manœuvre, un parachute pour ceux qui, par exemple, auront fraudé alors qu'il existe déjà des mécanismes existants bien généreux de régularisation fiscale permanente. Avec l'élargissement de ce dispositif, il me semble que nous créons un sentiment d'impunité encore plus important, outre celui déjà dénoncé de la justice de classe.
Une fois de plus, les personnes disposant de moyens pourront toujours trouver un arrangement. Tant pis pour les autres. Voilà ce que je déplore.
11.08 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, u zegt dat de uitwerking met respect voor de wet gebeurt. Het zou er nog aan mankeren dat de uitvoering strijdig met de wet zou zijn. Het is en blijft een slechte wet. Elke uitvoering daarvan is een heel slechte zaak.
De vraag is of de wet correct wordt uitgevoerd. U geeft het voorbeeld van de fiscale zaken. Daar is bepaald dat er een akkoord van de fiscale administratie moet zijn vooraleer men een regeling kan treffen.
Wij hebben echo’s gekregen dat dit op het terrein soms niet gebeurt. Ik heb die opmerking gemaakt naar aanleiding van de bespreking van de “una via”-wet, omdat daar een deel van de dossiers naar de rechtbank kan gaan en met de minnelijke schikking kunnen worden geconfronteerd.
De medewerkers van de aanwezige minister van Financiën hebben bevestigd dat er inderdaad wel wat problemen ter zake op het terrein zijn.
Daarmee lijkt het mij essentieel dat u misschien ook van uw bevoegdheid gebruikmaakt om na te gaan of telkens wanneer dergelijke minnelijke schikkingen worden afgestoten er inderdaad een schriftelijk positief advies of akkoord van de fiscale administraties is, want wij horen echo’s in andere zin.
Voor de rest sluit ik mij aan bij de opmerkingen van mevrouw Boulet.
Mevrouw de minister, ik hoop vooral dat parketmagistraten deze wet zo weinig mogelijk of zelfs niet toepassen, en zeker ook de rondzendbrief niet, zeker en vast niet voor de zware misdrijven die er allemaal zijn in opgesomd.
Ik roep de magistraten en de parketmagistraten in het bijzonder op om daarvan geen gebruik te maken maar om het gezond verstand te laten zegevieren, zeker voor de grote fiscale misdrijven en de zware criminaliteit die hiervoor nu in aanmerking komt.
11.09 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik leer twee zaken. Ten eerste, het slachtoffer beschikt inderdaad over een vetorecht als men niet met de minnelijke schikking akkoord gaat. Ten tweede, u bevestigt dat het blanco strafblad een feit is als men op de minnelijke schikking ingaat.
Uw uitleg en de cijfers die u hebt gegeven, voeden de perceptie dat het u vooral om pecuniaire redenen te doen is. Ik lees dat dit in Antwerpen 40 miljoen euro heeft opgebracht en in Brussel 24 miljoen euro, samen 64 miljoen euro.
De heer Devlies heeft in een commissievergadering ooit gezegd dat hij vermoedde dat deze minnelijke schikking, als ze werkelijkheid zou worden wat ondertussen het geval is, volgens zijn berekeningen ongeveer 50 miljoen euro kon opbrengen. Wij zitten daar met Brussel en Antwerpen al boven.
Mevrouw de minister, het spijt me, maar ik blijf dit een draak van een rondzendbrief vinden.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de referendarissen bij het Hof van Cassatie" (nr. 12031)
12 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "les référendaires près la Cour de cassation" (n° 12031)
12.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, om de magistraten bij het Hof van Cassatie te ondersteunen wordt er voorzien in de aanstelling van referendarissen. De invulling van de kaders bepaalt dus mee de snelheid van de afhandeling van de rechtszaken van het Hof. Vorige week hadden wij hier in het Parlement de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie op bezoek. Hij kwam toelichting geven over zijn jaarverslag. Deze vraag is een uitloper van die komst.
Ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, hoe groot zijn de kaders voor de referendarissen bij het Hof van Cassatie? Wat is de huidige invulling van de kaders? Hoe verklaart u het verschil tussen de wettelijke kaders en de huidige invulling?
Ten tweede, wanneer werd het laatst het examen voor referendaris georganiseerd? Hoeveel kandidaten waren er? Hoeveel waren er geslaagd en tot welke taalgroep behoren zij? Hoeveel personen, Franstaligen en Nederlandstaligen, zitten er momenteel in de wervingsreserve?
Ten derde, wanneer werd het laatst een taalexamen voor referendarissen georganiseerd? Wanneer wordt het volgende examen georganiseerd? Wat is de verklaring voor de tijdspanne tussen de beide examens?
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Het wettelijk kader voor referendarissen bij het Hof van Cassatie is 15, onderverdeeld in 11 Nederlandstalige plaatsen en 4 Franstalige. De huidige invulling van de kaders is 12 effectieven: 9 Nederlandstaligen en 3 Franstaligen. Er zijn dus momenteel 3 vacatures: voor 2 Nederlandstaligen sinds oktober 2010 en januari 2011, en voor 1 Franstalige sinds april 2011. De vacatures zijn nog niet ingevuld, maar er is ondertussen wel een nieuw examen georganiseerd.
Het voorgaande examen van referendaris bij het Hof van Cassatie dateert van 2008. Er bleven daarvan nog 3 Franstalige en 2 Nederlandstalige kandidaten over. Die laureaten hebben ofwel laten weten geen interesse te hebben in de vacante plaatsen van referendaris bij het Hof van Cassatie ofwel voldeden zij niet aan de taalvoorwaarden om bij het Hof van Cassatie te kunnen worden benoemd.
De lijst van de laureaten van het nieuwe examen, dat intussen werd georganiseerd, werd in november 2011 bezorgd. Er waren 2 Franstalige en 5 Nederlandstalige kandidaten geslaagd. Op heden is het taalexamen voor referendarissen bij het Hof van Cassatie, georganiseerd door Selor, nog lopende, maar het is bijna afgerond. De laatste proeven zijn gepland in juni aanstaande, waarna wij de bekendmaking van de geslaagden kunnen verwachten. Daarnaast werd ook de vraag gesteld een taalexamen te organiseren voor referendarissen bij het Hof van Cassatie voor de Duitse taal. Ook die procedure loopt nog.
Wat de tijdsspanne tussen beide examens betreft, wens ik op te merken dat het taalexamen enkel op verzoek van het Hof van Cassatie kan worden georganiseerd. Dat verzoek werd pas aan mijn diensten gericht bij de bekendmaking van de laureaten van het examen van referendaris bij het Hof van Cassatie, eind november 2011. Het verzoek werd vervolgens onmiddellijk naar Selor doorgestuurd.
12.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik meende begrepen te hebben van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie dat zij al een tijdje wachten op de organisatie van het Franstalige examen en dat er blijkbaar een probleem was.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De agenda is uitgeput. Ik dank iedereen voor zijn stipte aanwezigheid. Zo gaat het vlotter en sneller en is het leuker werken. Er is een goede, nieuwe trend gezet.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.43 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.43 heures.