Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mercredi 23 mai 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 23 mei 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.28 uur en voorgezeten door mevrouw Sophie De Wit.

La séance est ouverte à 14.28 heures et présidée par Mme Sophie De Wit.

 

De voorzitter: Collega’s, mevrouw Becq gaat ermee akkoord dat de heer Bonte als eerste zijn vraag stelt.

 

01 Vraag van de heer Hans Bonte aan de minister van Justitie over "de uitvoering van de nieuwe bepalingen inzake de wet op de collectieve schuldenregeling" (nr. 11625)

01 Question de M. Hans Bonte à la ministre de la Justice sur "la mise en oeuvre des nouvelles dispositions de la loi sur le règlement collectif de dettes" (n° 11625)

 

01.01  Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik wil mevrouw Becq bedanken voor haar galante opstelling in dezen. Alles heeft te maken met het feit dat ook de commissie voor de Volksgezondheid straks zitting houdt.

 

Mevrouw de minister, ik wil bijzonder kort zijn.

 

Ik weet dat u ook bekommerd bent om de problematiek van de collectieve schuldenregeling. Er staan ter zake ook belangrijke engagementen in het regeerakkoord.

 

Voorafgaand aan het regeerakkoord is het Parlement zelf via hoorzittingen en via verschillende debatten tot een wetgeving gekomen. De wet droeg op 16 februari 2012 met bijna unanimiteit de goedkeuring weg van de volledige Kamer. De wet had tot doel de collectieve schuldenregeling te moderniseren en te humaniseren.

 

In deze wet wordt, wat logisch is, een aantal zaken naar de uitvoerende macht gedelegeerd. Het betreft zaken die een veeleer praktische en organisatorische draagwijdte hebben.

 

Mijn vraag is dus heel eenvoudig.

 

Hoe ver staat het met de voorbereiding van een koninklijk besluit dat voor honderdduizend gezinnen – jammer genoeg ziet het ernaar uit dat het er in de toekomst nog meer dan honderdduizend worden – belangrijk is? Hoe ver staat het met de voorbereiding en de uitwerking van een koninklijk besluit ter zake?

 

Kunt u desgevallend al wat meer informatie geven over de inhoud van dit koninklijk besluit?

 

01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Bonte, de nieuwe wet van 26 maart 2012 wordt op dit ogenblik onderzocht door mijn administratie.

 

Het koninklijk besluit waarnaar u verwijst, heeft betrekking op de erkenning van advocaten, ministeriële ambtenaren en gerechtelijke mandatarissen teneinde als schuldbemiddelaar te worden aangesteld, conform artikel 1675/17, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek.

 

Momenteel is een erkenning reeds vereist voor de overheidsinstellingen of de particuliere instellingen. Deze erkenning wordt georganiseerd door de Gemeenschappen en de Gewesten. De wijziging van artikel 1675/17 veralgemeent het gegeven dat een erkenning wordt vereist.

 

Aangezien op grond van dit artikel het bepalen van de nadere regels van die erkenning en de inwerkingtreding van de bepaling zelf aan de Koning worden toevertrouwd, is de administratie gestart met het onderzoek van de bepaling.

 

Er zal echter moeten worden overlegd met alle bevoegde autoriteiten om te bepalen hoe die erkenning zal geschieden. Er moet dus vooral een overleg komen met de Gemeenschappen en de Gewesten nadat wij onze analyse hebben gemaakt.

 

01.03  Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Tijdens de bespreking van het desbetreffende artikel uit het wetsvoorstel is ook ter sprake gekomen dat consultatie met de regio’s nodig is.

 

Ik hoop dat u daar bekwame spoed achter zet, zoniet dreigt het systeem te verzanden. Misschien kunt u enige druk uitoefenen op uw administratie om zo spoedig mogelijk die consultaties te doen en te proberen een koninklijk besluit op te stellen. Het is volgens mij absoluut nodig, maar ik ga ervan uit dat als het kamerbreed goedgekeurd is, eenieder ervan overtuigd is dat het ook zo snel mogelijk in werking moet treden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de gevolgen van de hertekening van het gerechtelijk landschap voor de gerechtsdeurwaarders" (nr. 11588)

02 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "les conséquences de la redéfinition du paysage judiciaire pour les huissiers de justice" (n° 11588)

 

02.01  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, enige tijd geleden hebt u gezegd dat u stappen zou zetten inzake de hertekening van het gerechtelijk landschap. Dat ging vooral over de indeling binnen de gerechtelijke arrondissementen die zich niet langer op arrondissementeel niveau maar op provinciaal niveau zouden situeren.

 

Dat is uiteraard belangrijk voor de organisatie van de rechtbanken, de zetelende en de staande magistratuur, maar dat heeft ook gevolgen voor de gerechtsdeurwaarders omdat zij hun activiteiten op arrondissementeel niveau organiseren. Uit sommige reacties leid ik af dat betrokkenen zich ongerust maken. Gerechtelijke arrondissementen op provinciaal niveau zouden immers een ernstige uitbreiding betekenen van hun territorium als ik het zo mag formuleren. Dat geeft enige praktische problemen, zoals het afleggen van langere afstanden, zeker in landelijke gebieden. Zij vrezen ook dat dit ten koste zou kunnen gaan van hun bijzondere rol als gerechtsdeurwaarder, die als bemiddelende partij tegenover sommige debiteuren optreedt. Bovendien vrezen zij sneller te zullen moeten werken en minder sociale contacten te zullen hebben.

 

Mevrouw de minister, als deze hervorming plaatsvindt, in hoeverre zijn de gerechtsdeurwaarders hierbij betrokken? Blijven zij binnen hun huidig gerechtelijk arrondissement functioneren? Daarvoor moet dan een wetswijziging gebeuren. Zullen zij op provinciaal niveau opereren? Op welke manier zult u tegemoetkomen aan de vraag van de organisatie om dat op een goede manier te organiseren?

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de hertekening van het gerechtelijk landschap zal inderdaad ook gevolgen hebben voor andere actoren op het veld, zoals de gerechtsdeurwaarders. De gerechtsdeurwaarders zijn momenteel niet alleen benoemd per gerechtelijk arrondissement, maar zij zijn ook georganiseerd per arrondissement, met een arrondissementskamer. Ik ben mij daarvan zeer goed bewust en ik verlies de andere actoren dan de parketten en de rechtbanken zeker ook niet uit het oog bij deze grote hervorming. Naast de gerechtsdeurwaarders gaat het ook over de advocaten en andere actoren voor wie dit gevolgen heeft, tot zelfs de politie, met de DirCo’s en DirJuds.

 

De exacte gevolgen van de hertekening voor de gerechtsdeurwaarders moeten wij evenwel nog in detail uitwerken. Wij zijn op dit ogenblik bezig met het uitwerken van de teksten over de herschikking van het landschap, maar natuurlijk zullen de gevolgen de komende maanden nog moeten uitgeklaard worden.

 

02.03  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, eigenlijk heb ik niets aan dit antwoord en ik hoop dat u nog kort repliceert.

 

Ik ga ervan uit dat u dit doet in ernstig overleg met de betrokken actoren, want zij zijn ongerust over zaken waarop zij zich niet kunnen voorbereiden of waarin zij geen inspraak hebben.

 

02.04 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, uiteraard zal er een heel ernstig overleg plaatsvinden met betrokkenen, maar het heeft pas zin om een overleg op te starten op het moment dat de basis duidelijk is, want anders is het een vrijblijvend overleg, dat niet in detail gaat. Er zal echter zeker een ernstig overleg zijn, niet alleen met de gerechtsdeurwaarders maar ook met andere actoren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde interpellaties van

- de heer Bert Schoofs tot de minister van Justitie over "de recente ontwikkelingen in de Moslimexecutieve" (nr. 41)

- de heer Ben Weyts tot de minister van Justitie over "de Moslimexecutieve" (nr. 44)

03 Interpellations jointes de

- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les récents développements en ce qui concerne l'exécutif musulman" (n° 41)

- M. Ben Weyts à la ministre de la Justice sur "l'exécutif musulman" (n° 44)

 

03.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik kom voor de zoveelste maal terug op de never ending story van het Executief van de Moslims van België. Sinds zijn ontstaan heeft dat orgaan een weinig fraai parcours achter de rug: schandalen, duistere praktijken en zelfs strafzaken. Het is in feite te veel om op te noemen, we zouden er zelfs een hele namiddagvergadering mee kunnen vullen.

 

Het meest recente en spraakmakende in heel de historie is wel dat de Veiligheid van de Staat begin dit jaar een mededeling deed, die al werd geciteerd door mevrouw Nahima Lanjri van CD&V op 29 februari naar aanleiding van een eerdere vraag. “Buitenlandse machten en een radicale Turkse groepering zijn geïnfiltreerd in de structuren van de institutionele islam om te trachten hun visie op te leggen. Wat de toekomst betreft, is het toegelaten te stellen dat dit soort inmenging, die in belangrijke mate het functioneren van het orgaan van de islamitische godsdienst kan beïnvloeden of zelfs tegenwerken, niet in intensiteit zal afnemen. Het moet genoteerd worden dat de eindbeslissing inzake het kader van de vernieuwing een belangrijke impact kan hebben op de toekomstige evolutie van de institutionele islam in België evenals op de islam in het algemeen”.

 

Bovendien moeten we vaststellen, naast alle schandalen, waardoor het orgaan werd geteisterd, dat er een hopeloze onenigheid heerst in het orgaan, al sinds het ontstaan. De schandalen duren dus al even lang als de onenigheid, die er heerst.

 

Mevrouw de minister, ik ben dan ook zo vrij om een aantal vragen tot u te richten. Het gaat om de meest recente feiten. Die zijn minder aan bod gekomen in de media, maar ze zijn op een bepaalde manier toch spraakmakend. Blijkbaar heeft het gerecht een huiszoeking uitgevoerd bij het Executief van de Moslims van België als gevolg van de klacht van een geroyeerd lid, een dame die zich bekeerd heeft tot de islam. Zij had zitting in de executieve, maar is er ‘uitgebonjourd’. Die zaak is nog hangende en ik vraag u daar dus niet te veel details over. Het gaat mij er meer om een markering te maken in de tijd van het zoveelste feit dat de kwakkelende geschiedenis van het Executief van de Moslims van België kenmerkt.

 

U hebt medio maart aangekondigd dat er een overgangsstructuur zou worden opgezet, naar ik meen nog vóór de klacht werd geuit.

 

U zou ook een tijdlijn vastleggen om tot een definitieve oplossing te komen voor de opvolging van dat immer in het slop verkerend orgaan. Die overgangsstructuur hebt u vóór de paasvakantie aangekondigd. Daarop is er een klacht gekomen.

 

Mevrouw de minister, staat het hangend gerechtelijk dossier de aangekondigde maatregelen in de weg? In hoeverre heeft die nieuwe zaak een invloed op hetgeen u wilt ondernemen? Zo kunnen we wel bezig blijven.

 

Wanneer is het gerecht zijn onderzoek specifiek gestart? Was dat in de periode maart-april?

 

Welke demarches hebt u ondernomen of kon u ondernemen tijdens de periode maart-april in het raam van uw aankondigingen van medio maart?

 

Wat is de huidige stand van zaken?

 

Hoe zit het met de opvolging van geïnfiltreerde extreme groeperingen waarover de Veiligheid van de Staat het begin dit jaar had?

 

Hoe staat het momenteel met de financiering? Uit uw antwoord op vorige vragen heb ik begrepen dat u het orgaan niet erkent, maar dat u wel voortfinanciert. Volgens mij is dit een uitzondering in ons rechtsbestel in onze maatschappij: een orgaan dat in feite niet functioneert en maar moeilijk erkend kan worden, krijgt toch nog geld.

 

Ik vind dat wij de maatschappelijke betekenis van het Executief van de Moslims even onder de loep mogen nemen. Ik druk mij voorzichtig uit. Volgens mij is die maatschappelijke betekenis nihil en dat bedoel ik dan in positieve zin. Het is veeleer contraproductief. Er wordt daar wel vaak gesproken over het offerfeest en het slachten zonder verdoving, over de zogenaamde noodzaak aan halal voedsel, over onderwijskwesties en dergelijke, over de verplichte hoofddoek voor vrouwelijke islamleerkrachten. Als het echter gaat – daarover heb ik u ook al vragen gesteld – over homofoob geweld door moslims, dan is er een absoluut stilzwijgen. Dat is natuurlijk niet verwonderlijk. Wie de Koran kent, weet hoe daarin over homo’s gesproken wordt. Het is niet meer dan normaal dat het executief zich daarin niet wil roeren, maar dan moet men wel vragen stellen over het nut en de zin van dat orgaan.

 

Is het misschien nog de bedoeling om met dat orgaan een euro-islam tot stand te brengen? Laat ik maar onmiddellijk zeggen dat dat het duizend en tweede sprookje is van de duizend en één sprookjes van een nacht, die wij uit die cultuur kennen. Een euro-islam zal er niet komen, niet met het executief en ook niet met een opvolger.

 

Het Executief van de Moslims van België is gewoon een afspiegeling van de islam in België en in heel de westerse wereld. Er gaat geen verrijking van uit, geen signaal of teken van interne verlichting. Op het terrein zien wij alleen maar segregatie, verstopt onder hun thee en koekjes. Het is een islam, die dan nog goed gesponsord en gesubsidieerd wordt vanuit de Gemeenschappen, met moslimomroepen, met de erkenning van moskeeën, met subsidies van imams en dergelijke. Het establishment kijkt in feite de andere kant op.

 

De democratische besluitvorming in dat orgaan is helemaal ver te zoeken. Ik vraag mij nog steeds af hoe het mogelijk is dat een godsdienst met 600 000 aanhangers niet in staat is een orgaan te installeren, dat een behoorlijke boekhouding kan voeren. Daar doet toch vragen rijzen? Dat is toch tekenend? Wij blijven ze echter subsidiëren, en noem maar op.

 

Mijn slotvraag aan u, als minister van Justitie, is of u in deze legislatuur de koe bij de horens durft te vatten en radicale conclusies durft te trekken. Mocht u daar uit uzelf niet toe komen, zal ik u straks in mijn repliek helpen.

 

Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

03.02  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, de moslimexecutieve blijft een verhaal zonder einde. Nochtans kondigde de regering in het voorjaar van 2008 het einde van dat verhaal aan, door te beslissen dat zij de erkenning van de moslimexecutieve stop zou zetten, na beschuldigingen, verdachtmakingen, boekhoudkundige problemen, interne ruzies, gebrek aan representativiteit en zo meer.

 

Jaar na jaar ontbrak het de regering echter aan politieke moed om de daad bij het woord te voegen. Jaar na jaar werd een uitzondering gemaakt op de eigen beslissing. Jaar na jaar werd de erkenning verlengd, net als de financiering. Ook u handhaaft dat beleid. Immers, – om al op de vragen van mijn collega te antwoorden – u hebt op 19 januari aan de moslimexecutieve een subsidie toegekend van 322 500 euro, en op 29 maart hebt u 70 000 euro extra toegekend voor de werking van het Executief van de Moslims van België.

 

De huidige situatie is dat er een soort interne machtsgreep gepleegd is en dat er een nieuwe structuur doorgedrukt werd. Anderen, die naar eigen zeggen een democratische hervorming voorstonden, werden er tijdens een discutabele vergadering plots uitgegooid. De nieuwe structuur zou steunen op vertegenwoordigingen van de moskeeën. Samen zouden zij een algemene raad vormen van maar liefst 292 leden.

 

De afvaardiging vanuit de moskeeën is nu net de piste, waarvoor de dienst Veiligheid van de Staat bij herhaling gewaarschuwd heeft, onder meer omdat sommige moskeeën afhankelijk zijn van buitenlandse autoriteiten, via de ambassades, en zich veelal in de invloedsfeer – eufemistisch gesteld – van die buitenlandse ambassades bevinden.

 

Met zulke hervorming geven experts te kennen dat de organisatie van de islam in België volledig in buitenlandse handen zou komen en wordt het ontstaan van een eigen westerse euro-islamvariant van meet af aan de kop ingedrukt.

 

In Vlaanderen zijn nog geen 30 moskeeën erkend. De vraag stelt zich of men niet-erkende moskeeën in het systeem zal betrekken en of afvaardigingen van niet-erkende moskeeën via die weg overheidssubsidies kunnen ontvangen.

 

Getuigenissen staven de vrees voor de erkenning en de financiering van de moslimexecutieve zoals net aangehaald. Meer bepaald staat de rol van de executieve inzake de aanduiding van moslimleerkrachten ter discussie. Een getuige bevestigt dat zij werd geweigerd als islamleerkracht om de eenvoudige reden dat zij geen hoofddoek droeg en dat ook weigerde te doen. Pedagogische kwaliteiten en kennis van het Nederlands zouden volstrekt ondergeschikt worden geacht aan religieus conservatisme of ingesteldheid en familiale of vriendschappelijke banden met leden van de moslimexecutieve.

 

Sommige menen uit de Koran of uit de Soenna handelingen of gedragingen te moeten afleiden die alhoewel ze niet manifest in strijd zijn met onze wetten toch ingaan tegen de bij ons algemeen geldende gedragsregels, zoals de gehoorzaamheidsplicht van de vrouw aan de man, het recht van de vader om de huwelijkskeuze van zijn dochter te bepalen of te weigeren, druk van ouders op kinderen om een hoofddoek te dragen. Het dragen van een hoofddoek is alleszins geen islamitisch voorschrift. Zowel uitspraken van islamgeleerden over de Koran en kledij als het concrete gedrag van heel wat vrouwen hebben tot zo een grote diversiteit en interpretatie geleid dat er van een duidelijk voorschrift geen sprake kan zijn.

 

Indien de executieve vrouwelijke islamleerkrachten verplicht een hoofddoek te dragen wordt uitdrukkelijk een bepaalde interpretatie van de Koran opgelegd en uitgedragen. Dat getuigt, mijns inziens, van een intentie om moderne vrouwen te gebruiken als wandelende propagandisten van een orthodoxe islaminterpretatie. Leerkrachten fungeren onmiskenbaar als voorbeeld voor kinderen en jongeren, voor jonge moslima’s die in de voetsporen willen treden van hun lerares. Die voorbeeldpositie misbruiken voor religieus propagandistische doelstellingen op kosten van de belastingbetaler lijkt mij beneden alle peil.

 

Zo financieren wij als belastingbetaler twee keer die beweging: enerzijds de radicalisering van jonge moslims via de financiering van het onderwijs en anderzijds via de financiering van de moslimexecutieve.

 

Ik heb maar drie vragen.

 

Ten eerste, blijft u, ondanks het oordeel van de Veiligheid van de Staat en andere autoriteiten, achter de nieuwe structuur en organisatie staan? Quid de afvaardiging vanuit officieuze, niet-erkende moskeeën?

 

Ten tweede, hoe zal de erkenning en financiering er in de toekomst uitzien?

 

Ten derde, kan u misschien in onverbloemde bewoordingen de moslimexecutieve duidelijk maken dat een verplichting tot het dragen van een hoofddoek voor de uitvoering van welke functie dan ook, strikt verboden is en dat u daaraan desgevallend de intrekking van de erkenning en de subsidies zult koppelen?

 

03.03 Minister Annemie Turtelboom: Wij hebben inderdaad vernomen dat begin mei een huiszoeking heeft plaatsgevonden bij de moslimexecutieve van België. Het bestaan van een gerechtelijk onderzoek hadden mijn diensten zes weken eerder vernomen. De Belgische Staat heeft zich immers in deze zaak, op mijn verzoek, burgerlijke partij gesteld.

 

Het gerechtelijk onderzoek is eind februari opgestart na een klacht van de voormalige vicevoorzitster en twee van haar medestanders. Zij richtte zich tegen de beslissing van de algemene raad van de moslims van België van 13 januari 2012 waarbij de drie uit het executief werden gestemd. De klacht sloeg op het vermeend onregelmatige verloop van die vergadering en de daar genomen beslissingen.

 

Ik heb in uitvoering van het regeerakkoord van bij mijn aantreden gesprekken gevoerd om het moslimexecutief een structurele oplossing aan te reiken om de komende jaren tot interne stabiliteit te komen. Ik ben zeer behoedzaam te werk gegaan na de beslissing van 13 januari, die vrijwel onmiddellijk nadien door de genoemde vicevoorzitster werd aangevochten in een door haar advocaat aan mij geadresseerde brief.

 

Het bestaan van een gerechtelijk onderzoek, waarvoor inmiddels ook een onderzoeksrechter werd aangeduid, beperkt mijn mogelijkheden nog meer om eventueel initiatieven te nemen. Om als minister van Justitie elke zweem van partijdigheid tegenover een lopend gerechtelijk onderzoek te vermijden, beperk ik mij tot administratieve contacten die erop gericht zijn de continuïteit van de dagelijkse werking te waarborgen. Dit zal zo blijven tot er meer klaarheid komt in het onderzoek.

 

Wat de vraag over de vrouwelijke islamleerkrachten betreft, wil ik er eerst op wijzen dat er geen wettelijke regeling is voor deze kwestie. Het is doorgaans de reglementering van de onderwijsinstellingen zelf die ter zake bepalend is. Daarvoor moet ik u in dit geval dan ook doorverwijzen naar de bevoegde regionale regeringen.

 

Mijn diensten hebben van de huidige voorzitter van de moslimexecutieve wel de verzekering gekregen dat zijn vrouwelijke islamleerkrachten, bij afwezigheid van een wettelijke regeling erop wijzen dat zij zich te onderwerpen hebben aan de plaatselijke schoolreglementering. Hij heeft ook benadrukt dat er geen enkele verplichting inzake kledij wordt opgelegd.

 

03.04  Bert Schoofs (VB): Men heeft blijkbaar langs de kant van het establishment nog steeds niet begrepen dat het stilaan welletjes is geweest. Ik denk dat er, zoals u daarnet reeds aangaf, conclusies moeten getrokken worden die getuigen van politieke durf en moed. De moslimexecutieve heeft nooit gefunctioneerd. Laat dat duidelijk zijn. Ze functioneert nu niet en zal dat ook nooit doen.

 

Het establishment – en ik moet hierbij de cordonpartijen aanduiden waartoe ook de N-VA behoort, mijnheer Weyts – kijkt ondertussen de andere kant op. U zegt dat er nog geen dertig moskeeën erkend zijn in Vlaanderen, maar een derde is wel erkend door meneer Bourgeois. Dat zijn trouwens vrij recente feiten. Velen daarvan bevinden zich in Limburg, mijn kiesgebied. In West-Vlaanderen heeft men minder met het probleem te maken, maar in de streek van Limburg zijn er in elk geval een aantal moskeeën erkend door mijnheer Bourgeois.

 

De Vlaamse regering heeft bovendien de Moslim Televisie en Radio Omroep geïnstalleerd en de helft van de redactieleden van de omroep behoren niet tot de meest gematigden. Er is iemand die banden heeft met de fundamentalistische en terroristische organisaties in het buitenland. Een ander lid van de redactie is ooit in het nieuws verschenen omdat hij voorstander is van een straf van honderd stokslagen voor een overspelige vrouw.

 

Laten we een kat een kat noemen. Ik blijf er bij – u zegt dat ook over de erkende moskeeën – dat er geen verplichting is om een hoofddoek te dragen. U mag komen kijken in de moskee in Beringen. Het gaat om een Fatih-moskee die het logo voert van de moskee in Turkije en in dat logo vier minaretten toont. Het gaat om een zogenaamde moskee van bevrijding van de Ottomanen die Constantinopel bezet hebben. Er is geen enkele vrouw zonder hoofddoek die daar de tribune mag betreden of boven mag gaan zitten.

 

Laten we de waarheid niet uit de weg gaan. Al de regeringen van het land, ook de deelregeringen promoten en subsidiëren de islamisering door steun toe te kennen aan moskeeën en imams. Men is verantwoordelijk voor de islamisering vanuit het beleid. Ik denk dus dat de enige mogelijkheid is om over te gaan tot de afschaffing van de moslimexecutieve en tot de intrekking van de erkenning van de islamitische godsdienst. Wie daar nu nog voorwaarden aan wil koppelen, wil enkel zichzelf oogkleppen opzetten. Het is genoeg geweest.

 

Andere godsdiensten zijn evenmin erkend en toch is er vrijheid voor het belijden ervan. Gisteren zat ik onder de middag op een terrasje in Brussel en zag een aantal boeddhisten passeren. Die mensen mogen hier vrij rondlopen en hun godsdienst belijden, maar wat de islam betreft is het volgens mij toch genoeg geweest.

 

Stop met de financiering ervan op al die niveaus. Als er geen representatie mogelijk is, mag er ook geen subsidie zijn. Dat geldt in ons land voor een duivenmelkersvereniging, dus moet het zeker ook gelden voor de islamitische godsdienst. Stop met subsidiëren.

 

Mijn motie zal duidelijk zijn. Mevrouw de voorzitter, u zult ze voorlezen en ik denk dat alles erin staat. Ik dank u en iedereen die in dit dossier welwillend wil optreden en de waarheid onder ogen wil zien.

 

03.05  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik denk dat de erkenning van een moskee een goede zaak is, al was het maar omdat men dan controle kan uitoefenen en voorwaarden kan stellen.

 

Ik vraag dat hetzelfde zou worden gedaan ten aanzien van het Executief van de Moslims. Ook daaraan moeten expliciete voorwaarden worden gekoppeld op het vlak van efficiënte besteding van de subsidies en van belastinggeld, van boekhoudkundige regels – boekhoudkundig fatsoen zou al een minimum zijn –, van representativiteit – die nu opnieuw op de helling staat – en van democratische invulling op basis van erkende representatieve vertegenwoordigingen.

 

Wat uw antwoord met betrekking tot de verplichting tot het dragen van een hoofddoek voor de uitoefening van een functie als islamleerkracht betreft, vind ik hetgeen de voorzitter van het executief u heeft geantwoord goed.

 

Ik heb wel een getuige van het tegendeel. Ik weet niet of het onder hetzelfde voorzitterschap of met medewerking van de betrokken voorzitter heeft plaatsgevonden, maar een kandidaat-islamleerkracht werd effectief geweigerd omdat zij weigerde een hoofddoek te dragen.

 

Elke onderwijsinstelling is ter zake vrij te bepalen of zij iets al of niet toelaat, maar, mijns inziens, kan zij geen verplichting opleggen om een hoofddoek te dragen. Dat lijkt mij iets heel anders.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Bert Schoofs en Gerolf Annemans en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heren Bert Schoofs en Ben Weyts

en het antwoord van de minister van Justitie,

verzoekt de regering alle maatregelen te nemen met het oog op het stopzetten van de financiering van het Executief van de Moslims van België in afwachting van de afschaffing ervan, en tevens te starten met de procedure tot intrekking van de erkenning van de Islamitische eredienst, zodat de toenemende islamisering (momenteel nog steeds van overheidswege gestimuleerd door de federale regering en de deelregeringen, onder andere doch niet uitsluitend door de erkenning van moskeeën, de subsidiëring van imams, de oprichting en instandhouding van publieke moslimmedia), dewelke leidt tot maatschappelijke segregatie en conflicten tussen bevolkingsgroepen eindelijk kan afgestopt en teruggedrongen worden."

 

Une motion de recommandation a été déposée par MM. Bert Schoofs et Gerolf Annemans et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu les interpellations de MM. Bert Schoofs et Ben Weyts

et la réponse de la ministre de la Justice,

demande au gouvernement de prendre toute mesure utile en vue de mettre fin au financement de l'Exécutif des Musulmans de Belgique dans l'attente de la suppression de cet organe et dans le même temps, de lancer la procédure de retrait de la reconnaissance du culte islamique de façon à pouvoir réduire et mettre fin à l'islamisation croissante (actuellement toujours stimulée par les autorités, à savoir par les gouvernements fédéral et des entités fédérées, notamment, mais pas exclusivement par la reconnaissance des mosquées, le subventionnement des imams et la création et le soutien de médias musulmans publics), une islamisation qui entraîne des ségrégations au sein de la société ainsi que des conflits entre les divers groupes de population."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Sonja Becq en Carina Van Cauter en door de heer Christian Brotcorne.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Sonja Becq et Carina Van Cauter et par M. Christian Brotcorne.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

04 Interpellation de M. Éric Jadot à la ministre de la Justice sur "la politique pénale et pénitentiaire" (n° 43)

04 Interpellatie van de heer Éric Jadot tot de minister van Justitie over "het straf- en gevangenisbeleid" (nr. 43)

 

04.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, vous avez eu des contacts approfondis avec les syndicats à la suite du dépôt, au mois d'avril, d'un préavis de grève par les trois syndicats nationaux. On a évité la grève nationale mais, si j'ai bien compris ce que j'ai lu dans la presse, tout n'est pas réglé.

 

Il est clair que le recours à l'enfermement est toujours un aveu d'échec de la société. Cependant, le système judiciaire, comme la politique pénitentiaire, restent des fonctions régaliennes essentielles, c'est-à-dire propres au gouvernement fédéral. Nous sommes dès lors en droit d'attendre du gouvernement une gestion optimale de celles-ci et nous avons l'impression d'en être encore assez loin. Le problème n'est pas nouveau! Depuis des années, différentes instances et le personnel pénitentiaire des prisons belges tirent la sonnette d'alarme. Jusqu'à présent, les différents ministres de la Justice qui se sont succédé se sont contentés, lorsque la situation devenait trop explosive, de faire des promesses ou de prendre des "mesurettes" pour calmer momentanément la grogne. Aucune réflexion de fond n'a jamais été entamée sur la politique pénitentiaire et pénale et aucune vision globale de la problématique n'a été envisagée.

 

La seule réponse structurelle du gouvernement à la crise que connaissent nos prisons semble être, à ce stade, la réalisation du masterplan. Or, celui-ci s'avère totalement inadapté à la gravité de la situation et risque bien de ne pas pouvoir être achevé dans les délais annoncés compte tenu des retards divers qui jalonnent sa mise en œuvre. En commission des Finances, M. Verherstraeten m'a d'ailleurs confirmé qu'il y aura des retards pour Leuze-en-Hainaut et Dendermonde. Pour ce qui est de Sambreville, une étude de faisabilité sera lancée pour déterminer si la dépollution du site est possible ou pas. Si cela n'était pas possible, il faudrait trouver un nouveau terrain et avoir des adjudications. Cela prendra donc encore beaucoup de temps, alors que la réalité de la surpopulation est bien là. Preuve en est l'existence de Tilburg où sont actuellement délocalisés nos détenus à grands frais, en payant du personnel néerlandais.

 

Telle qu'elle est appliquée aujourd'hui, la peine privative de liberté relève dans certains cas – il faut avoir visité la prison de Forest pour savoir de quoi on parle – du traitement inhumain et dégradant. Elle est plus néfaste qu'autre chose tant pour la personne incarcérée et sa famille que pour la société car, in fine, avec des conditions de traitement des détenus semblables, on peut difficilement imaginer une politique de réinsertion crédible. En effet, un détenu qui ne se réinsère pas risque de récidiver. Il est donc grand temps de donner un sens à la peine de prison lorsque celle-ci est inévitable et d'améliorer l'encadrement des détenus.

 

Madame la ministre, je souhaiterais que vous précisiez certains points de la politique pénale et pénitentiaire que vous comptez mener dans les deux années à venir.

 

Quelle est l'avancée des travaux des nouveaux centres psychiatriques? J'ai entendu que deux centres étaient en préparation en Région flamande. Je m'étonne un peu qu'en Région wallonne, au-delà de Paifve, rien n'est envisagé. Il me semble pourtant qu'il y a, en Région wallonne, autant de détenus qui devraient être internés qu'en Région flamande. Dans combien de temps vous engagez-vous à sortir tous les internés de prison pour les placer dans des centres adaptés à leur problématique?

 

Avez-vous pris des contacts ou rencontré les Communautés afin de mettre rapidement en œuvre les mesures concrètes qui permettraient aux détenus de préparer leur sortie de prison en limitant la récidive?

 

À l'exception de l'extension promise du bracelet électronique, envisagez-vous d'investir dans les peines alternatives ou, à tout le moins, de prendre des mesures pour améliorer leur exécution?

 

04.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, monsieur Jadot, la construction du centre de psychiatrie légale de Gand a démarré en octobre 2011. L'établissement devrait pouvoir être opérationnel fin 2013. La demande de permis de bâtir pour le centre de psychiatrie légale d'Anvers a, quant à elle, été introduite. Nous n'attendons pas de problèmes particuliers, vu la concertation très positive que nous avons eue avec le Vlaamse Bouwmeester.

 

Il s'agit là de deux établissements pour la Flandre, prévus par le masterplan. Ils sont utilisés de manière révolutionnaire en Belgique car, si la sécurité et certaines fonctions particulières seront prises en charge par la justice, l'encadrement thérapeutique sera, quant à lui, confié à un exploitant spécialisé dans ce domaine. Ceci signifie une amélioration plus que significative de la situation des internés en Belgique. Leur prise en charge spécialisée permettra également un transfert plus aisé et plus rapide vers le circuit de soins classique, réduisant d'autant le nombre d'internés en milieu pénitentiaire ou en psychiatrie légale.

 

Je précise néanmoins qu'il restera toujours des internés dans les prisons et ce, en raison des procédures légales. Une personne internée sur décision judiciaire devra attendre la décision de placement de la Commission de défense sociale, mais l'objectif est clairement que ce délai de placement soit le plus court possible et que, dans l'attente, les internés continuent à être pris en charge par les équipes de soins.

 

En Wallonie – comme je l'ai déjà annoncé dans ce parlement – un dossier a été lancé afin de construire une extension de trois cents places pour l'Établissement de défense sociale de Paifve. Nous n'en sommes qu'au début du projet. Je ne peux donc guère encore donner d'informations concrètes. Éviter la récidive est, évidemment, un objectif important en matière d'exécution des peines. C'est l'objectif autour duquel la guidance effectuée par les assistants de justice des maisons de justice est centrée.

 

Ces services jouent donc un rôle important en la matière. À ce titre, des contacts sur le terrain ont lieu régulièrement avec les services des Communautés et Régions chargés de l'aide aux détenus et aux justiciables. De plus, à mon niveau, des contacts ont déjà eu lieu tant avec M. Jo Vandeurzen qu'avec Mme Evelyne Huytebroeck. Ces contacts sont appelés à se réitérer.

 

Par ailleurs, il y a lieu de citer, au niveau de la Communauté française, que mon cabinet et mon administration sont présents au sein du comité de pilotage permanent mis en place dans le cadre de la conférence interministérielle visant la coordination des politiques d'intervention en milieu carcéral.

 

Comme j'ai déjà eu l'occasion de le souligner, un usage plus intensif et efficace de la surveillance électronique constituera un outil important en matière d'exécution des peines. Mettre davantage de mesures de surveillance électronique en place permettra de rendre confiance en l'exécution effective des peines, ce qui aura un impact non négligeable sur l'ensemble de la chaîne pénale.

 

En outre, j'ai également prévu de revoir en profondeur la circulaire relative à la gestion journalière de ces dossiers, ainsi que d'installer un nouveau programme informatique au sein du CNSE. Le gain d'efficacité qui en découlera sera évidemment bénéfique pour les maisons de justice, ce qui permettra aux assistants de justice de consacrer plus de temps à des mesures telles que la probation ou la peine de travail, qui restent des outils primordiaux en matière de sanctions alternatives.

 

En la matière, il convient aussi de noter que l'accord de gouvernement prévoit la communautarisation de la politique de subventionnement. L'occasion nous sera donnée de nous pencher sur des sujets tels que les peines de travail et les formations afin d'envisager une optimalisation de leur exécution et une amélioration des collaborations nécessaires.

 

Je l'ai déjà souligné: il est vain de croire qu'une solution miracle existe en ce domaine. Cependant, en agissant sur tous les éléments concernés, il est possible d'agir sur le cercle vicieux dans lequel l'exécution des peines est actuellement enfermée, et d'inverser la tendance.

 

04.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. Je suis bien conscient du fait qu'il n'était pas facile de recevoir ce portefeuille, vu l'état dans lequel vous l'avez reçu, avec la surpopulation et la situation de délabrement des infrastructures. Il n'y a effectivement pas de solution miracle mais je suis satisfait d'entendre que vous investiguez plusieurs pistes, même si vous serez systématiquement rattrapée par l'urgence.

 

Au moment du dépôt de mon interpellation, je ne connaissais pas encore l'issue de vos contacts avec les syndicats. La grève nationale a été évitée, ce qui est une bonne chose, mais les syndicats ne sont pas encore totalement satisfaits, notamment en ce qui concerne le personnel administratif. En raison de sa gravité, la situation restera tendue quoi qu'il arrive.

 

J'ai bien pris note des pistes que vous avez évoquées.

 

Avec mon collègue Fouad Lahssaini, j'ai déposé une motion afin de demander au gouvernement de prévoir une planification structurelle, qui passera notamment par la révision de la préventive.

 

Motions

Moties

 

La présidente: En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

 

Une motion de recommandation a été déposée par MM. Éric Jadot et Fouad Lahssaini et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Éric Jadot

et la réponse de la ministre de la Justice,

vu que

- depuis des années, nos établissements pénitentiaires font l'objet de critiques sévères de la part d'instances internationales comme le Comité pour la prévention de la torture et des peines ou traitements inhumains ou dégradants (CPT) et le Conseil de l'Europe notamment, tant du point de vue des infrastructures et des conditions de détention, que des moyens alloués à la politique sociale d'accompagnement des détenus et à leur réinsertion;

- l'augmentation de la population carcérale est devenue endémique dans notre pays et que les conditions de vie dans nos prisons constituent un traitement inhumain et dégradant;

- la réalisation du masterplan a pris du retard, engendre des coûts supplémentaires faramineux et ne suffira pas à résoudre la crise dans nos prisons,

demande au gouvernement fédéral

- de sortir des prisons les personnes condamnées dont des problèmes mentaux ou une dépendance aux stupéfiants sont à l'origine de leur délinquance par la création rapide d'établissements spécifiques;

- de mettre tout en œuvre, notamment en collaboration avec les Communautés, afin de préparer la sortie des détenus dès leur entrée en prison afin de limiter la récidive;

- d'investir dans l'amélioration du fonctionnement des peines alternatives via le développement et la diversification des sanctions ou mesures alternatives;

- d'augmenter les moyens humains et d'améliorer la formation et les conditions de travail du personnel pénitentiaire;

- d'améliorer la gestion des bâtiments carcéraux par la Régie des Bâtiments;

- de lutter contre l'arriéré judiciaire, cause première des détentions préventives dont les durées sont aujourd'hui trop longues.“

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Éric Jadot en Fouad Lahssaini en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Éric Jadot

en het antwoord van de minister van Justitie,

vaststellend dat

- internationale instanties zoals het Comité ter Preventie van Foltering en Mensonwaardige Behandeling (CPT) en de Raad van Europa al jaren zware kritiek uitoefenen op onze gevangenissen, zowel wat betreft de infrastructuur en de detentievoorwaarden als op het stuk van de middelen die worden uitgetrokken voor het beleid inzake sociale omkadering van de gedetineerden en hun reclassering;

- de toename van de gevangenispopulatie in ons land endemisch is geworden en dat de leefomstandigheden in onze gevangenissen onmenselijk en vernederend zijn;

- de invoering van het masterplan vertraging heeft opgelopen, extra kosten meebrengt die hoog oplopen, en niet volstaat om de crisis in ons detentiebestel op te lossen,

vraagt de federale regering

- snel specifieke instellingen op te richten opdat veroordeelden wier psychische problemen of drugverslaving aan de basis liggen van hun delinquentie uit de gevangenis zouden kunnen worden ontslagen;

- alles in het werk te stellen, met name in samenwerking met de Gemeenschappen, om dadelijk bij het begin van hun straftijd de terugkeer van de gevangenen in de maatschappij voor te bereiden teneinde recidive te verminderen;

- de werking van de alternatieve straffen te verbeteren via de uitbouw en diversificatie van de alternatieve straffen en maatregelen;

- meer personele middelen in te zetten en de opleiding en arbeidsvoorwaarden van het gevangenispersoneel te verbeteren;

- ervoor te zorgen dat de Regie der Gebouwen de gevangenisgebouwen beter beheert;

- de gerechtelijke achterstand, die de belangrijkste oorzaak is van de thans veel te lang durende voorlopige hechtenis, terug te dringen."

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Sonja Becq et Carina Van Cauter et par M. Christian Brotcorne.

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Sonja Becq en Carina Van Cauter en door de heer Christian Brotcorne.

 

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- M. Christian Brotcorne à la ministre de la Justice sur "le plan comptable prévu par l'article 577-8, 17° du Code civil" (n° 11704)

- Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "un arrêté royal relatif à la comptabilité en cas de copropriété" (n° 11709)

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "l'arrêté royal portant exécution de l'article 577-8, § 4, 17° du Code civil relatif à l'exécution de la tenue de la comptabilité par le Syndic" (n° 11750)

- M. David Clarinval à la ministre de la Justice sur "la publication de l'arrêté royal relatif aux comptes annuels des copropriétés" (n° 11797)

- Mme Linda Musin à la ministre de la Justice sur "la publication de l'arrêté royal relatif aux comptes annuels des copropriétés" (n° 11905)

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Christian Brotcorne aan de minister van Justitie over "het rekeningenstelsel waarin wordt voorzien door artikel 577-8, 17° van het Burgerlijk Wetboek" (nr. 11704)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "een KB betreffende de boekhouding in geval van mede-eigendom" (nr. 11709)

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 577-8, § 4, 17° van het Burgerlijk Wetboek wat de uitvoering van de boekhoudkundige opdracht van de syndicus betreft" (nr. 11750)

- de heer David Clarinval aan de minister van Justitie over "de publicatie van het koninklijk besluit betreffende de jaarrekeningen van mede-eigendommen" (nr. 11797)

- mevrouw Linda Musin aan de minister van Justitie over "de publicatie van het koninklijk besluit betreffende de jaarrekeningen van mede-eigendommen" (nr. 11905)

 

05.01  Christian Brotcorne (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, je vois que nous sommes nombreux à nous intéresser à la question de la réforme de la copropriété et à la loi du 2 juin 2010.

 

Cette loi prévoit que le syndic est chargé de tenir les comptes de l'association des copropriétaires de manière claire, précise et détaillée suivant le plan comptable minimum normalisé à établir par le Roi. Nous savons qu'il existe des syndics indélicats or cet arrêté royal n'est toujours pas sorti. Cet aspect de la législation reste donc aujourd'hui toujours lettre morte. On sait pourtant qu'il est nécessaire pour la bonne gestion et la transparence des copropriétés.

 

Mes questions sont donc très simples, madame la ministre.

Envisagez-vous une concertation ou a-t-elle déjà eu lieu avec le secteur?

Êtes-vous prête et, dans l'affirmative, quand peut-on espérer cet arrêté royal?

 

05.02  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, de vraag werd excellent gesteld door collega Brotcorne en ik zal ze niet herhalen, maar luisteren naar uw antwoord.

 

05.03  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit mij ook aan bij de vraag van mijn collega’s, maar wil er nog de volgende vraag aan toevoegen.

 

Op dit moment is de wet van toepassing en wordt die nauwkeurige omschrijving gevraagd. Wordt er uitdrukkelijk aan betrokkenen gezegd dat zij zich daaraan niet moeten onderwerpen, dat het niet op hen van toepassing is omdat het koninklijk besluit er niet is? Als dat zo is, zou ik graag duidelijk van u vernemen dat zij zijn vrijgesteld tot het koninklijk besluit er is.

 

05.04  David Clarinval (MR): Madame la présidente, madame la ministre, le 20 décembre 2011, je vous avais déjà interrogée sur le même sujet. Vous m'aviez répondu que, je cite: "Le projet d'arrêté royal a été soumis pour avis au Conseil d'État le 16 juin 2011. L'avis contient plusieurs observations qui, selon mes services, rendent nécessaires une refonte de la structure du projet d'arrêté royal. Une fois que les remarques du Conseil d'État auront été analysées et que les adaptations utiles auront été introduites dans le projet d'adoption de celui-ci, il sera alors finalisé".

 

Dans quelques mois, nous fêterons le deuxième anniversaire du vote de la loi. Je rejoins donc mes collègues sur la présente question, qui a suscité un large intérêt.

 

Madame la ministre, où en est exactement le traitement de ce dossier?

Existe-t-il un obstacle juridique ou autre qui empêcherait la signature de cet arrêté royal?

La concrétisation de ce texte rencontre-t-elle toujours des problèmes techniques, comme vous me le signaliez lors de votre dernière réponse?

 

05.05  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chers collègues, l'article 577-8, § 4, 17°, du Code civil prévoit que le syndic est chargé de tenir les comptes de l'association des copropriétaires de manière claire, précise et détaillée suivant le plan comptable minimum réalisé à établir par le Roi.

 

Le projet d'arrêté royal établissant un plan comptable normalisé a déjà été soumis au Conseil d'État pour avis. Le Conseil d'État a rendu son avis fin septembre 2011. Cet avis a immédiatement été transmis à la Commission des normes comptables afin que les remarques du Conseil d'État soient analysées de manière détaillée et que le projet d'arrêté royal soit adapté sur les points qui le nécessitent. Vu la nature comptable de cette réglementation, ce projet relève effectivement en premier lieu de sa compétence.

 

La Commission des normes comptables a communiqué à mon cabinet ses remarques concernant l'avis du Conseil d'État fin janvier 2012. J'ai ensuite transmis ces remarques à mes services pour analyse. Ceux-ci se réuniront une nouvelle fois avec la Commission avant la fin du mois de mai pour clarifier un certain nombre de points qui subsistent.

 

Il convient en effet de souligner que nous devons nous efforcer d'arriver à un arrêté d'exécution qui offre tant une marque de qualité que la sécurité juridique et la transparence pour tous les acteurs concernés dans le cadre de l'application des nouvelles dispositions, que ceux-ci soient des professionnels ou non. Je rappelle en effet que le législateur a souhaité que le contrôle des comptes puisse être dévolu à un copropriétaire qui ne soit pas nécessairement réviseur d'entreprise ou expert comptable. Il faut dès lors en tenir spécialement compte dans le cadre de l'élaboration de cette nouvelle réglementation. Une fois ce dernier point réglé, l'arrêté d'exécution sera publié le plus rapidement possible.

 

In afwachting van het koninklijk besluit moet de syndicus de boekhouding van de vereniging van de mede-eigenaars volgens een boekhoudkundig systeem opstellen. In dat verband dient te worden verwezen naar artikel 577, alinea 4, § 4, vijfde punt van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat de syndicus verantwoordelijk is voor een zorgvuldig en doorzichtig beheer van het vermogen van de vereniging van mede-eigenaars.

 

Als lasthebber van de vereniging is hij bovendien, overeenkomstig de regels van het mandaat, verantwoording verschuldigd aan de vereniging, wat het beheer van het vermogen betreft. Het is dan ook in zijn eigen belang dat de syndicus de dagelijkse uitgaven en kosten van de vereniging op een overzichtelijke manier bijhoudt, teneinde zijn aansprakelijkheid voor zijn beheer niet in het gedrang te brengen.

 

De concrete manier waarop en het boekhoudkundig systeem op basis waarvan de syndicus de boekhouding op dit moment, in afwezigheid van het koninklijk besluit tot vaststelling van een genormaliseerd rekeningstelsel, in de praktijk voert, wordt overgelaten aan elke syndicus zelf.

 

Voorzitter: Sonja Becq.

Présidente: Sonja Becq.

 

Voor de transparantie kan in de statuten of via een beslissing van de algemene vergadering worden bepaald welk boekhoudkundig systeem de syndicus dient te volgen. Het is gebruikelijk dat de syndicus na afloop van het boekjaar een staat van baten en kosten opmaakt waarbij alle uitgaven dienen te worden gestaafd door bewijskrachtige stukken, in het bezit van de syndicus. De syndicus moet tevens een jaarbalans maken, op grond waarvan kan worden nagegaan of het saldo van de geldmiddelen effectief en volledig op de rekening van de vereniging staat.

 

Er is dus een, hopelijk laatste, vergadering, zodat wij heel snel kunnen overgaan tot de effectieve publicatie van het koninklijk besluit.

 

05.06  Christian Brotcorne (cdH): Madame la ministre, je n'ai que deux mots à vous dire: persévérez et accélérez!

 

05.07  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, u beseft wellicht dat het voor de sector en voor de inwerkingtreding van de wet belangrijk is dat er uitvoering wordt gegeven aan het KB. Hiervoor rekenen wij op u.

 

Ik verneem dat u zowel doordacht als pertinent te werk gaat.

 

05.08  David Clarinval (MR): Madame la ministre, je vois que le dossier évolue depuis ma question du mois de décembre. Comme l'a dit le collègue Brotcorne, il faut persévérer et accélérer, car le secteur est impatient d'obtenir une sécurité juridique en ce domaine. Je vous remercie de votre réponse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Interpellatie van mevrouw Sophie De Wit tot de minister van Justitie over "vrijspraken na procedurefouten" (nr. 42)

06 Interpellation de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "des acquittements prononcés à la suite de vices de procédure" (n° 42)

 

06.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, er zijn in Antwerpen incidenten geweest met de onderzoeksrechter. Ik zal het interpellatieverzoek dat was ingediend licht moeten aanpassen want aanvankelijk meende ik dat dit te maken had met de drie onderzoeksrechters die recent nog veroordeeld werden wegens vervalsing van een telefoontapbeschikking, wegens een ontbrekende handtekening. Het blijkt echter dat er nog een ander dossier is en dat een andere onderzoeksrechter een tapbeschikking niet of onvoldoende heeft gemotiveerd bij het onderzoek naar een drugsbende.

 

Die beschikking werd vernietigd door de rechtbank. Dat was de basis van de rest van het onderzoek en daardoor is ook al het andere bewijsmateriaal in de prullenmand terechtgekomen. Er is een vrijspraak gevolgd. Op zich is dat natuurlijk moeilijk uit te leggen. Als jurist kan men dat begrijpen maar aan de man in de straat is dat zeer moeilijk uit te leggen. Het is pijnlijk als men bedenkt dat 11 personen 300 000 euro verdiend hebben in een zestal maanden met het dealen van drugs. Het is ook extra pijnlijk omdat er eigenlijk bekentenissen voorlagen. Het valt nog af te wachten of er een beroep volgt in die zaak, de beroepstermijn is nog niet verstreken. Daar zal ik het dus verder niet over hebben.

 

Ik wil het wel hebben over de achterliggende context. Het roept immers heel wat vragen op over hoe dat nu weer kon gebeuren. Er is nog niet zo lang geleden een dergelijk incident geweest en nu is er weer een. Wat gaat men doen aan de ernstige imagoschade die justitie oploopt, in het bijzonder in Antwerpen? Ik weet dat het een lopend dossier is maar ik had graag van u voor zover dat mogelijk is wat meer concrete achtergrondinformatie gekregen. Misschien ligt dat moeilijk omdat het een lopend dossier is, maar als u iets weet, kreeg ik graag die informatie.

 

Daarnaast weet ik dat onderzoeksrechters een aparte groep magistraten vormen die redelijk onafhankelijk zijn en werken. Misschien is het tijd om dat eens te herbekijken. U zegt dat u de strafprocedure wil hervormen en moderniseren. Ik denk dan aan een piste die allang voorlag, namelijk om daar een rechter van het onderzoek van te maken. Is dat misschien een optie? Ik had graag uw standpunt daarover gehoord. Misschien kan daar een oplossing gezocht worden om zulke zaken in de toekomst te vermijden.

 

De vraag die iedereen stelt is hoe zoiets kan gebeuren. Zijn er misschien bijzondere redenen waarom onderzoeksrechters – ik denk dan niet alleen aan Antwerpen maar ook aan andere plaatsen – het moeilijk hebben om de procedureregels correct te volgen? De wetgeving wordt er niet gemakkelijker op maar men kan toch veronderstellen dat zij de wetgeving kennen. Anders hebben wij pas een echt probleem. Misschien zijn er echter andere redenen, misschien is er te grote tijdsdruk, onderbemanning, onvoldoende juridische ondersteuning of onvoldoende logistieke of administratieve ondersteuning. Gaat u dat onderzoeken?

 

Wij weten dat de burger de regels moet naleven, dat spreekt voor zich. Dat geldt echter eveneens voor de actoren binnen justitie, die moeten zich eveneens aan de regels houden. Dat is het principe van de rechtsstaat en het werkt in twee richtingen. Justitie moet natuurlijk ook de middelen en het kader hebben om dat dan concreet te kunnen doen.

 

Mevrouw de minister, heel concreet, welke acties zult u ondernemen opdat dergelijke voorvallen zich niet meer kunnen voordoen of kunnen worden vermeden in de toekomst? Zullen er maatregelen komen voor voldoende ondersteuning van deze diensten? Ondertussen werd door bepaalde partijen al wetgevend initiatief genomen, maar gaat ook uw kabinet een wetgevend initiatief rond die nietigheden in verband met procedurefouten nemen?

 

Zult u, zoals u beloofd hebt, een evaluatieprocedure op gang trekken en de magistraten evalueren? Dat vind ik zeer belangrijk, want er loopt toch een en ander fout.

 

Wat met de hervorming van de strafprocedure, die u in uw beleidsnota hebt aangekondigd? Wat – eventueel, het is maar een denkpiste – met de hervorming van het statuut van “onderzoeksrechter” tot “rechter van het onderzoek?”

 

Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

Voorzitter: Sarah Smeyers.

Présidente: Sarah Smeyers.

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Sta mij toe dat ik u er in de eerste plaats op wijs dat zo’n onderzoek niet “à la carte” wordt uitgevoerd. Zo’n onderzoek wordt gevoerd op basis van aanwijzingen van misdrijven, onder leiding van het parket, dat desgevallend een onderzoeksrechter vordert.

 

Een telefoontap kan enkel worden bevolen door een onderzoeksrechter. Zo ging het ook in het dossier dat u aangehaald hebt. De procedures ter zake worden geregeld in het Wetboek van strafvordering. Artikel 90quater van het Wetboek van strafvordering vermeldt aan welke voorwaarden de tapbeschikking moet voldoen, op straffe van nietigheid.

 

Twee cruciale voorwaarden zijn: de subsidiariteit – waarom is de maatregel onontbeerlijk om de waarheid aan de dag te brengen – en de proportionaliteit – welke zijn de aanwijzingen en de concrete feiten. Met andere woorden, de invulling van deze voorwaarden wordt telkens door de onderzoeksrechter, en later door de rechter, geapprecieerd. Daarbij wordt nagegaan of de ernstige aanwijzingen voldoende concreet gemotiveerd zijn.

 

In dit geval heeft de onderzoeksrechter op dat ogenblik gemeend over voldoende ernstige aanwijzingen te beschikken voor een tap. Doch, blijkens het vonnis heeft de onderzoeksrechter de invulling van de proportionaliteitsvereiste verkeerd geapprecieerd. Het parket bekijkt op dit moment samen met het parket-generaal of hoger beroep tegen het vonnis aangewezen is in het licht van de heersende rechtspraak.

 

Betrokken waren: de onderzoeksrechter, de lokale rechercheafdeling Drugs van de politiezone Antwerpen, en het parket. Zoals gebruikelijk in een gerechtelijk onderzoek – en met het oog op de wet op de voorlopige hechtenis – passeerde het dossier dus ook voor de onderzoeksgerechten.

 

Een werkgroep onder voorzitterschap van de federale procureur, bestaande uit magistraten en een personeelslid van de FOD Justitie, bestudeert op dit moment of een aanpassing van de tapwetgeving zich opdringt, onder meer in het licht van de evoluties in onze hoogtechnologische samenleving.

 

De vraag rijst of de zware vormvoorschriften, op straffe van nietigheid voorgeschreven voor een telefoontap, zeker als die voor appreciatie vatbaar zijn, niet moeten worden versoepeld, onder meer in het licht van het gegeven dat de telefoontap vaak een cruciale onderzoeksmaatregel is in de strijd tegen zware en/of georganiseerde criminaliteit, en dit uiteraard zonder een vrijbrief te geven aan de politie.

 

Alle basismagistraten en adjunct-mandaten worden nu reeds geëvalueerd door gekozen evaluatoren binnen de korpsen. Ook de mandaathouders van het openbaar ministerie worden geëvalueerd door een verkozen evaluatiecommissie, die haar secretariaat bij de griffie van cassatie heeft.

 

Alleen de korpsoversten van de zetel worden niet meer geëvalueerd omdat deze evaluatie door het Grondwettelijk Hof onwettig is verklaard en in strijd is met hun onafhankelijkheid.

 

In het licht van de hertekening zal hierover opnieuw worden nagedacht.

 

06.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik denk dat het een goede denkoefening is om na te gaan of onze wetgeving en alle vormvoorschriften inderdaad niet aan een opfrissing of een aanpassing toe zijn, mits uiteraard respect voor de rechtstaat, de regels en de nodige evenwichten. Dat zal ik met veel plezier mee afwachten.

 

Ik heb u niets horen zeggen over de hervorming van de strafprocedures. Ik heb het dan niet over de vormvoorschriften, maar over de rol van een onderzoeksrechter of een rechter van het onderzoek. Dat is toch een belangrijke piste, waarvoor binnen de juridische wereld vaak wordt gepleit, ook tegen natuurlijk.

 

Ik denk dat het een interessante oefening kan zijn. Ik kan mij immers niet van de indruk ontdoen dat het niet alleen aan de zware vormvereisten ligt. Het gaat vaak ook om tijdsdruk of een andere druk of gebrek aan juridische ondersteuning.

 

Wij hebben het daarover al eens gehad. Zoals er parketjuristen zijn, zou er misschien best ook zoiets bij de onderzoeksrechters komen. Daarvan moet misschien toch meer werk worden gemaakt.

 

Ik heb hierover geen antwoord gekregen, terwijl in het regeerakkoord en in uw beleidsnota heel duidelijk staat dat u de strafprocedure zou moderniseren en hervormen. Het blijft een feit dat u daarnaast ook werk zult moeten maken van de evaluatie en het nazicht, zodat dergelijke zaken zich in de toekomst niet meer kunnen herhalen. Justitie loopt hiermee immers imagoschade op en ik denk niet dat wij ons dat vandaag kunnen permitteren.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Sophie De Wit en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Sophie De Wit

en het antwoord van de minister van Justitie,

beveelt de regering aan

- naar aanleiding van deze procedurefouten in Antwerpen, versneld werk te maken van de evaluatie en de evaluatieprocedure voor magistraten;

- verder werk te maken van de hervorming van de strafprocedure, minstens na te gaan of in die hervorming de onderzoeksrechter en zijn/haar rol anders kan ingevuld worden en al dan niet hervormd kan worden naar 'rechter van onderzoek';

- er zorg voor te dragen dat de actoren binnen Justitie voldoende logistieke, administratieve en juridische ondersteuning krijgen om hun werk naar behoren te kunnen uitoefenen."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Sophie De Wit et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de Mme Sophie De Wit

et la réponse de la ministre de la Justice,

recommande au gouvernement

- à la suite des vices de procédure à Anvers, de finaliser plus rapidement l'évaluation et la procédure d'évaluation des magistrats;

- de poursuivre la réforme de la procédure pénale, d'examiner tout au moins la possibilité, dans le cadre de cette réforme, de resituer le juge d'instruction et son rôle et de le transformer ou non en un 'juge de l'instruction';

- de veiller à ce que les acteurs de la Justice bénéficient d'un soutien logistique, administratif et juridique suffisant pour pouvoir accomplir leur travail correctement."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Sonja Becq en Carina Van Cauter en door de heer Christian Brotcorne.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Sonja Becq et Carina Van Cauter et par M. Christian Brotcorne.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

De heer Uyttersprot heeft geen nieuws gelaten. Volgens de richtlijnen van de Kamervoorzitter moet ik besluiten dat zijn vraag nr. 11707 vervalt.

 

07 Question de Mme Özlem Özen à la ministre de la Justice sur "l'accès des services externes aux prisons de Saint-Gilles et de Forest" (n° 11723)

07 Vraag van mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "de toegang tot de gevangenissen van Sint-Gillis en Vorst voor externe diensten" (nr. 11723)

 

07.01  Özlem Özen (PS): Madame la présidente, madame la ministre, les gardiens de la prison de Saint-Gilles, qui venaient d'inaugurer l'ouverture d'une nouvelle aile en votre présence, ont commencé, juste après votre départ, une grève du zèle en raison des problèmes liés à la surpopulation dans cet établissement.

 

Ils attendent une solution structurelle à cette surpopulation carcérale endémique, solution qui doit impliquer tous les acteurs de la Justice et ne pas uniquement être axée sur la construction de nouveaux bâtiments ou la rénovation.

 

Dans le cadre d'une grève du zèle, le travail des services externes à la prison est entravé, ce qui pose des problèmes aux détenus. Je pense à ADEPPI, Ambulatoire-Forest, APO, APRES, Autrement, Capiti, au point central de contact d'orientation et d'accompagnement pour usagers de drogues, à l'Office de Réadaptation Sociale, au Service d'action Sociale-SIREAS, au Service Laïque d'Aide aux Justiciables et aux Victimes, au Service de Réinsertion Sociale, au Service de Santé Mentale-Prison, etc. Ces services externes, qui assurent les missions essentielles de suivis psychosociaux, de formations et d'activités socioculturelles, n'ont plus accès à la prison depuis le 5 mars dernier car le personnel de surveillance ne permet plus aux détenus de les rencontrer. Apparemment, ceci se passe dans l'indifférence générale alors que le travail effectué par ces associations est essentiel pour que les détenus puissent envisager une reconstruction personnelle et un travail de réinsertion dès le début de leur incarcération.

 

Madame la ministre, avez-vous des contacts fréquents avec les représentants du personnel de surveillance des prisons de Forest et de Saint-Gilles? Comptez-vous aborder cette question essentielle avec eux? Que comptez-vous faire pour rétablir au plus vite l'accès des services externes à ces deux prisons?

 

07.02  Annemie Turtelboom, ministre: Chère collègue, il est exact que suite à des actions syndicales, l'accès des détenus de la prison de Forest aux services externes est très compliqué pour le moment. Par contre, je n'ai pas connaissance d'un problème à la prison de Saint-Gilles.

 

Ces actions sont liées à la surpopulation et, comme je l'ai déjà dit à plusieurs reprises, ma liberté d'action dans ce cadre est limitée en vertu de la spéciation des pouvoirs. Je n'ai que peu de prise tant sur les décisions d'incarcération que sur les libérations à Forest, alors que c'est ce qui est le plus difficile à gérer.

 

Depuis le 5 mai dernier, l'aile B de la prison de Saint-Gilles est opérationnelle et est mise progressivement en service.

 

Outre les transfèrements habituels de Forest vers Saint-Gilles, vingt-cinq détenus ont été transférés dans l'aile B qui vient d'être mise en service. Cela permettra de réduire la pression à Forest. J'espère que cette dynamique se poursuivra afin que le mouvement prenne fin.

 

Je comprends parfaitement la difficulté et les enjeux, et je m'efforce d'y répondre dans la mesure de mes moyens, par le biais de mon administration et de la direction locale. Je reste d'ailleurs en contact permanent avec les représentants du personnel. Les discussions sont en cours et la situation s'améliore progressivement. Ainsi, il ne se pose plus aucune difficulté en termes de transfert vers le palais, tandis que l'annexe psychiatrique fonctionne de nouveau normalement.

 

07.03  Özlem Özen (PS): Je vous remercie de votre réponse. Je ne parlais pas, dans ce cas précis, de transfert de détenus, d'incarcération ni de libération. Il s'agissait de rassurer les associations qui travaillent en vue d'améliorer la réinsertion. Ce problème vient en effet s'ajouter à ceux posés par le manque de temps, de sorties de préau, les tensions, etc. C'est sans fin. Donc, je reprendrai l'expression de mon collègue Brotcorne: action – réaction. Il importe de rétablir au plus vite le contact avec l'extérieur.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het thuiswerk door magistraten" (nr. 11756)

08 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "le travail à domicile pour les magistrats" (n° 11756)

 

08.01  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag is eigenlijk een herhaling, met enkele bijkomende vragen, van een schriftelijke vraag die ik al een hele tijd geleden heb ingediend. Als u de gevraagde cijfergegevens hebt, hoeft u die voor mij niet allemaal voor te lezen.

 

Op geregelde tijdstippen, ook naar aanleiding van de informatisering, wordt er al eens geopperd dat men ervoor zal zorgen dat er meer thuiswerk kan gebeuren voor magistraten. Van heel wat magistraten hoor ik dat zij effectief thuiswerken. In bepaalde rechtbanken is dat al gebruikelijk. Zeker wanneer men verplaatsingen heeft die moeilijk liggen of op moeilijke tijdstippen vallen, probeert men zich te organiseren om ook thuis dossiers voor te bereiden, in te typen en dergelijke meer. Soms doen de magistraten dat ook omdat zij niet over een bureau beschikken in het gerechtsgebouw, omdat zij in de rechtbank niet rustig kunnen zitten of omdat zij daar onvoldoende documentatie ter beschikking hebben. Soms gebeurt thuiswerk ook door praktische overwegingen.

 

Mevrouw de minister, hebben wij er een zicht op of en op welke manier de magistraten hun werk organiseren? Thuiswerk vormt daarvan maar een klein onderdeel. Toch denk ik dat het belangrijk is.

 

Af en toe hoor ik ook al eens spreken over een statuut voor magistraten. Wensen alle magistraten dat? In dat raam denk ik dat mijn vraag wel enige relevantie heeft.

 

Kunt u een overzicht bezorgen van zittende magistraten die thuiswerken, met een opdeling naar rechtbank of hof?

 

Hoeveel dagen of halve dagen zijn die magistraten in het justitiepaleis aanwezig voor zittingen en desgevallend ook buiten de zittingen?

 

Bestaan er afspraken over een minimum aan af te werken dossiers?

 

Hoe wordt de bereikbaarheid van de magistraten geregeld? Wie beslist er over het thuiswerk? Gebeurt dat in overleg met de korpschef of regelt de magistraat dat zelf? Zijn er daartoe regels die op alle magistraten toegepast worden?

 

Kunt u ook een overzicht geven van magistraten die geen bureau ter beschikking hebben of die een bureau bijvoorbeeld moeten delen met een collega?

 

Kunnen de magistraten die thuiswerken, effectief over bepaalde faciliteiten beschikken, zoals een veilige internetverbinding of andere?

 

08.02 Minister Annemie Turtelboom: De organisatie van de dienst en de opvolging van de aan- en afwezigheden op de rechtbank gebeurt door de korpsoversten. De organisatie van het thuiswerk en de regeling van de zittingen is dus een lokale bevoegdheid van de korpschef. Deze gegevens worden niet geregistreerd in een centrale databank zodat die informatie voor ons niet onmiddellijk beschikbaar is. Mijn administratie is bijgevolg niet in het bezit van de gevraagde gegevens. We hebben ze laten opvragen bij de korpsoversten.

 

Behoudens enkele uitzonderingen, waaronder de onderzoeksrechter, beschikken alle magistraten over een laptopconfiguratie van waarop zij een VPN-verbinding, een beveiligde geëncrypteerde connectie, met het netwerk van Justitie kunnen opzetten voor de toegang tot het mailsysteem van Justitie en de intranetsites van de zetel en van het openbaar ministerie.

 

Op vraag van de magistratuur wordt actueel een projectvoorstel uitgewerkt om deze configuratie functioneel uit te breiden op het vlak van geïnstalleerde applicaties op de laptops en systemen die toegankelijk zijn via deze beveiligde connectie. Dit voorstel wordt momenteel op punt gesteld dankzij het nodige overleg met de betrokkenen van het ICT Strategisch Overleg Rechterlijke Orde. De wijze van uitvoering en de timing van dit plan worden mee in het projectvoorstel opgenomen.

 

08.03  Sonja Becq (CD&V): Ik begrijp daaruit dat u totaal geen zicht hebt op de organisatie van de werking van de hoven en de rechtbanken.

 

08.04 Minister Annemie Turtelboom: Neen, dat gebeurt door de korpsoversten.

 

08.05  Sonja Becq (CD&V): Maar u heeft het ook gevraagd aan de korpsoversten?

 

08.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb de cijfers individueel aan de korpsoversten opgevraagd.

 

08.07  Sonja Becq (CD&V): Maar die heeft u nog niet?

 

08.08 Minister Annemie Turtelboom: Neen, het cijfermateriaal zit niet in een centrale databank. Wij kunnen het er niet uithalen. We hebben de korpsoversten allemaal aangeschreven. Van zodra we de informatie verkrijgen, bezorg ik ze u.

 

08.09  Sonja Becq (CD&V): Heeft u gevraagd te antwoorden tegen een bepaalde datum?

 

08.10 Minister Annemie Turtelboom: Dat moet ik nakijken. We kunnen inderdaad nazenden dat we het opvragen tegen een bepaald moment. Ik durf niet te zeggen op welke manier we die informatie hebben opgevraagd.

 

08.11  Sonja Becq (CD&V): Ik heb uw antwoord niet zo goed begrepen. Enerzijds zegt u dat alle magistraten beschikken over een laptop met een VPN-verbinding, anderzijds zegt u dat de magistraten vragen om het uit te breiden.

 

08.12 Minister Annemie Turtelboom: Dat gaat over de applicaties. De beveiligde verbinding geldt voor het mailverkeer met Justitie. Niet alle applicaties zijn via de beveiligde verbinding op elk moment beschikbaar.

 

08.13  Sonja Becq (CD&V): De basis is er voor iedereen maar men wil het systeem verfijnen.

 

08.14 Minister Annemie Turtelboom: Ja.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Gerolf Annemans aan de minister van Justitie over "de gevolgen van de splitsing van het gerechtelijk arrondissement BHV voor de Nederlandstalige rechtsbedeling" (nr. 11762)

09 Question de M. Gerolf Annemans à la ministre de la Justice sur "les conséquences de la scission de l'arrondissement judiciaire de BHV pour l'exercice de la justice néerlandophone" (n° 11762)

 

De voorzitter: Mijnheer Annemans, alvorens u van start gaat, wens ik u nog mijn excuses aan te bieden voor vorige week.

 

09.01  Gerolf Annemans (VB): Mevrouw de voorzitter, ik heb vorige week niet de kans gehad om mijn vragen te stellen. Nadien heb ik nog nagekeken of mevrouw Van Vaerenbergh, die na mij aan de beurt kwam en wel haar vraag heeft kunnen stellen, een antwoord had gekregen, maar dat was natuurlijk niet het geval. Zij kreeg geen antwoord.

 

Ik doe vandaag aldus opnieuw een poging om de minister aan te zetten om wat duidelijkheid te verschaffen in verband met wat er moet verwacht worden na de splitsing die nu in het kader van de staatshervorming haar beslag moet krijgen.

 

Wij hadden gehoopt dat er in de commissie voor de Herziening van de Grondwet een hoorzitting kon worden gehouden. Het is namelijk een vrij zeldzame aangelegenheid dat een hecht korps op een duidelijke manier een publiek protest richt tot de beleidsmensen. Ik neem ook wel aan dat de minister probeert dat van zich weg te houden door mij aan te raden mij te wenden tot de commissie voor de Herziening van de Grondwet, omdat het debat daar gevoerd moet worden. Als wij echter proberen om daar een hoorzitting te organiseren, verschijnt er een falanx van een meerderheid die vooraf reeds heeft afgesproken om de hoorzitting af te blokken.

 

Of u het mij kwalijk neemt of niet, mevrouw de minister, ik zal blijven proberen om in deze commissie van u informatie te bekomen. Ik zal dat blijven doen tot wanneer u blijkt geeft van een visie op hoe dat moet uitdraaien. U wordt namelijk geacht een deel te zijn van de meerderheid die nu gaat proberen om een staatshervorming door te voeren. U wordt dus wat mij betreft geacht te weten hoe de uitvoering ervan haar beslag zal krijgen. Het is trouwens uw taak als minister van Justitie om dat te weten en ik zal het dus blijven vragen.

 

Ondanks al de antwoorden zie ik mij genoodzaakt om specifiek over de hervorming nog een aantal bijkomende vragen te stellen.

 

Op welke wijze en in welke context moet de maatregel 27/73 in functie van de vrijwaringclausule ten opzichte van de 20/80-regel precies worden geïnterpreteerd?

 

Wij hebben ondertussen het advies gekregen van de Raad van State. U zult dat ook al wel ingekeken hebben. Ik heb uit de reactie van de heer Di Rupo begrepen dat hij alleen maar laudatie had voor de futiliteit waarmee de Raad van State zijn staatshervorming heeft bekeken. Dat zal er mij echter niet van weerhouden om u hier toch enkele passages voor te leggen.

 

Bijvoorbeeld in verband met de 20/80-regeling citeer ik het volgende: “De toelichting bij het wetsvoorstel bevat geen inlichtingen over de wijze waarop deze verdeelsleutels zijn vastgesteld. Indien het wetsvoorstel de gerechtelijke achterstand beoogt te bestrijden, moeten de Wetgevende Kamers kunnen aantonen dat de gekozen percentages in een redelijk verband staan met de nagestreefde doelstelling. In dit verband wordt gewezen op de eventuele aansprakelijkheid van de wetgevende macht, in geval de redelijke termijn wordt overschreden.”

 

Een duidelijkere verwijzing naar de koppeling, die de magistraten en iedereen al had gemaakt, tussen wat u doet en wat u voorstelt en wat u apodictisch met uw collega’s Franstalige onderhandelaars hebt afgesproken en het fenomeen van de gerechtelijke achterstand, kan moeilijk worden gelegd.

 

Ik kom tot mijn tweede vraag. Door de aangekondigde aanpassing van de Kamers verdwijnen er ongeveer 160 Nederlandstalige griffiebedienden en komen er 160 Franstaligen bij. Voor de Nederlandstalige personeelsleden geldt dus een uitdoofscenario en de Franstaligen mogen direct worden aangeworven.

 

In de commissie van 15 mei verwijst u naar het statuut van het gerechtspersoneel en de artikelen 330ter tot 330quater van het Gerechtelijk Wetboek. U zult het mij vergeven dat ik dat een beetje vaag vind. Deze verwijzing geeft geen duidelijk antwoord op de vraag wat er met het overtallige gerechtspersoneel zal gebeuren. U wordt als beleidsverantwoordelijke nochtans geacht om dat nu reeds te weten. Zullen die 160 Franstalige griffiebedienden worden aangeworven? Wat zal er concreet gebeuren met het overtallige Nederlandstalige personeel? Dat zijn toch vragen die ik mag stellen en waarop ik een antwoord mag verwachten.

 

Naar analogie van de griffies zijn er vandaag veel meer Nederlandstalige dan Franstalige politierechters. Zullen zij naar de Franstalige rechtbanken mogen gaan of worden zij meteen vervangen?

 

In de commissie van 15 mei hebt u ook cijfers meegedeeld over statutaire en contractuele personeelsleden bij de rechtbanken. Wordt inzake de aangekondigde kaders rekening gehouden met het statuut van het gerechtspersoneel en zo ja, op welke manier?

 

De Nederlandstalige magistraten die een open brief hebben aangekondigd, kunnen wij helaas niet horen omdat de heer Giet, namens en gesteund door de meerderheid, heeft gezegd dat die mensen al door hen zijn gehoord tijdens de onderhandelingen. Wij kunnen daarover geen open parlementair debat meer voeren, vandaar mijn vragen hier.

 

Waarom komen de Nederlandstalige rechters reeds vanaf september 2012 in een uitdoofscenario terecht? Zelfs als dat politiek beslist is, moet dat verantwoord worden. Er gebeuren dus geen benoemingen meer tot het Nederlandstalige kader tot 20 % is teruggedrongen of tot aan de daadwerkelijke ontdubbeling van de rechtbank, waarbij gedurende een jaar opnieuw zal worden benoemd tot 27 %.

 

Wat is de reden voor het feit dat bij uitblijven van een werklastmeting het kader van de Nederlandstalige rechters wel wordt herleid, terwijl er daaraan voor de Franstalige rechters geen enkel gevolg wordt gekoppeld?

 

Kunt u bevestigen dat, indien de werklastmeting wijst op een ontoereikend Nederlandstalig kader, die kaders zullen worden aangepast? Het akkoord voorziet niet automatisch in een aanpassing van die kaders, want het bepaalt dat de definitieve kaders onder andere op grond van de werklastmeting worden vastgelegd.

 

Ik vraag het hier nog een laatste keer, in de hoop een antwoord te krijgen. Wat zijn die andere criteria? De Raad van State tilt daaraan nogal zwaar en zegt “in het wetsvoorstel wordt bepaald dat de kaders worden vastgelegd op basis van onder andere de werklastmeting”.

 

De woorden onder andere zijn uit de aard der zaak onbepaald. De Wetgevende Kamers moeten in de voorliggende tekst een exhaustieve opsomming geven van de andere criteria dan de werklastmeting die zullen worden gebruikt om de kaders vast te stellen. Die vereiste van rechtszekerheid is des te groter daar de kaders ten laatste op 1 juni 2014 moeten worden vastgesteld, zoals de voorliggende bepaling stelt.

 

Ik zou in de commissie voor de Herziening van de Grondwet natuurlijk liefst met een actieve, intellectueel correcte meerderheid hebben gezeten en daarover een dialoog hebben gevoerd. Is dat niet het geval, zoals ik heb moeten merken bij de eerste vergadering van die commissie, dan kan ik als parlementslid niet anders dan dit vragen aan de minister van Justitie die bevoegd is en die uiteindelijk ook dat akkoord zal moeten uitvoeren.

 

Ook de toekenning van de bevoegdheid aan de minister van Justitie om de parameters en de methodologie van de werklastmeting aan te nemen — daarover hebben wij het hier enkele weken geleden al gehad — en om alle nog nodige maatregelen te nemen, kan op kritiek van de Raad van State rekenen. U weet dat, ondanks wat u mij hierover hebt geantwoord bij onze voorlaatste ontmoeting.

 

De Raad van State “ziet geen enkele reden op grond waarvan kan worden verantwoord dat in het onderhavige geval wordt afgeweken van de bevoegdheid om wetten uit te voeren, die volgens de Grondwet aan de Koning toekomt.”

 

Met andere woorden, zo er geen verantwoording voor de 80/20-verhouding komt en een verantwoording voor de bepaling dat de procureur des Konings van Brussel altijd Franstalig zal zijn, zegt de Raad van State dat het hier gaat om een discriminatie en dat ook die discriminatie door de Kamer zal moeten worden verantwoord. Dat zal dan inderdaad moeten gebeuren in de commissie voor de Herziening van de Grondwet.

 

Dat neemt echter niet weg dat mijn andere concrete vragen, in functie van hoe u het gerecht in Brussel en in Halle-Vilvoorde zult organiseren, overeind blijven. Ik vind geen antwoord in het akkoord noch in de wetsvoorstellen en ook niet in de voorstellen zoals ze in de Grondwetscommissie voorliggen. Ik probeer dus een antwoord te krijgen van de minister van Justitie.

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: Zoals u weet, is het wetsvoorstel met betrekking tot de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel door de indieners ervan reeds ingediend in de Kamercommissie voor de Herziening van de Grondwet en de Hervorming van de Instellingen. Op dit ogenblik wordt het advies van de Raad van State onderzocht.

 

Het voorstel zal ongetwijfeld zeer uitgebreid bediscussieerd worden in de vermelde Kamercommissie. Uw vragen over de gevolgen voor het personeel en de uitwerking op het terrein lopen dus vooruit op het eigenlijke debat, dat nog moet plaatsvinden. Voor alle vragen in dat verband verwijs ik u eerst naar het debat over het wetsvoorstel.

 

Bij de hervorming zal uiteraard rekening gehouden worden met de bestaande rechten van het gerechtspersoneel en de magistraten.

 

09.03  Gerolf Annemans (VB): Mevrouw de voorzitter, ik heb nu eindelijk een duidelijk antwoord gekregen. De minister weigert te antwoorden en verwijst mij naar de commissie voor de Herziening van de Grondwet en de Hervorming van de Instellingen, waar ik vooralsnog ook geen antwoord heb gekregen.

 

09.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Annemans, de besprekingen moeten nog worden aangevat.

 

09.05  Gerolf Annemans (VB): Ja, natuurlijk, maar ik kan toch aan een belangrijke vertegenwoordiger van de onderhandelaars vragen, bijvoorbeeld, hoe het Nederlandstalige personeel dat overtallig zal blijken te zijn, zal worden onthaald, wat die mensen ondertussen moeten doen, hoe wij aan de hand van de werklastmeting gedurende een jaar naar 27 % kunnen opklimmen en of u daarvan een idee hebt?

 

Mevrouw de minister van Justitie, u hebt vandaag klaar en duidelijk geantwoord dat u daarvan geen enkel idee hebt en dat ik mij moet wenden tot de mensen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Ik dank u voor uw duidelijk antwoord. U hebt gezegd dat u niet verantwoordelijk bent en dat u totaal onwetend bent. Als ik daarover meer wil weten, dan moet ik mij dus wenden tot de commissie voor de Herziening van de Grondwet en de Hervorming van de Instellingen.

 

Ik zal naar die commissie gaan en daar opnieuw proberen een soort van dialoog op gang te brengen met de collega’s, die overigens weigeren om daarover nog magistraten te horen. Zij zeggen dat zij die gehoord hebben. Meer hoeft dat niet te zijn.

 

Deze staatshervorming wordt dus een door de strot geramde structuur waarover u mij niets wilt meedelen. Dat is het duidelijke van uw antwoord. Daarvoor wil ik u vandaag bedanken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de controle van de inkomsten bij de toekenning van gedeeltelijke of volledige juridische tweedelijnsbijstand" (nr. 11764)

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de terugbetaling van de onterecht betaalde gelden in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand" (nr. 11765)

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het toezicht op de kwaliteit van de prestaties die advocaten verstrekken in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand" (nr. 11766)

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het systeem van vergoeding voor de prestaties van de advocaat in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand" (nr. 11767)

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het systeem van kruiscontroles van de geleverde prestaties van de advocaat in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand" (nr. 11768)

- de heer Olivier Destrebecq aan de minister van Justitie over "de staking bij de juridische bijstand" (nr. 11862)

10 Questions jointes de

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la vérification des revenus lors de l'octroi de la gratuité totale ou partielle du bénéfice de l'aide juridique de deuxième ligne" (n° 11764)

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "le remboursement des sommes indûment payées dans le cadre de l'aide juridique de deuxième ligne" (n° 11765)

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "le contrôle de la qualité des prestations fournies par les avocats dans le cadre de l'aide juridique de deuxième ligne" (n° 11766)

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "le système de rémunération des prestations de l'avocat dans le cadre de l'aide juridique de deuxième ligne" (n° 11767)

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "le système de contrôles croisés des prestations assurées par l'avocat dans le cadre de l'aide juridique de deuxième ligne" (n° 11768)

- M. Olivier Destrebecq à la ministre de la Justice sur "la grève de l'aide juridique" (n° 11862)

 

De voorzitter: De vraag 11862 van de heer Destrebecq wordt naar de plenaire vergadering verzonden.

 

10.01  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, een aantal vragen over de tweedelijnsbijstand zijn samengevoegd. Aanvankelijk had ik enkele vragen daarvan als schriftelijke vraag ingediend, omdat ik graag wat meer gegevens had bekomen, terwijl ik deze commissie daarmee niet wilde belasten. Wegens het maandenlang uitblijven van een antwoord, kom ik met een mondelinge vraag naar de commissie. Ik kan er niets aan doen. Ik vind dit zelf ook geen comfortabele manier van werken, maar ik zal dit systeem moeten toepassen omdat ik anders niet weet wanneer ik een antwoord zal krijgen.

 

Alle vragen gaan over de juridische tweedelijnsbijstand.

 

Mijn eerste vraag heeft te maken met het controleren van de toekenning van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid bij het aanvragen van juridische bijstand. In het regeerakkoord staat dat, op basis van de gegevens waarover de FOD Financiën beschikt, ook inkomsten van de aanvragers beter gecontroleerd zouden worden door de bureaus van rechtsbijstand.

 

Mevrouw de minister, ik vraag mij daarbij af hoe die controle nu gebeurt. Ik weet wel dat in de instructies of het vademecum voor de pro Deo staat op grond van welke gegevens de inkomens opgevraagd moeten worden. Ik vraag mij echter af op welke manier die bewijsstukken actueel gecontroleerd worden.

 

De aanvrager moet een bewijsstuk voorleggen van maximum een maand oud vooraleer hij zijn aanvraag indient, maar indien in de loop van de procedure de inkomsten wijzigen, dan wordt geacht dat de betrokkene dat meedeelt. Op welke wijze wordt dat gecontroleerd?

 

Op grond van welke bewijsstukken gebeurt die controle thans, zowel voor de gedeeltelijke als voor de volledige juridische bijstand?

 

Hoe wordt de juistheid van die bewijsstukken onderzocht? Hebben de bureaus voor juridische bijstand enige beoordelingsvrijheid omtrent de bewijskracht en de bewijswaarde van de naar voren gebrachte stukken?

 

Gebeuren die controles op dezelfde werkwijze en op basis van dezelfde bewijsstukken voor alle bureaus voor juridische bijstand, of vinden er gewoonweg geen controles plaats?

 

Zullen de bureaus voor juridische tweedelijnsbijstand de mogelijkheid hebben om de inkomsten van de betrokkene te controleren op basis van gegevens die de FOD Financiën ter beschikking stelt?

 

Ik trek even een analogie met de OCMW’s, waar er gecontroleerd wordt op grond van de gegevens uit de kruispuntbank. Uiteraard gaat het om vertrouwelijke gegevens en het maatschappelijk werk heeft ook een eed van vertrouwelijkheid gezworen.

 

Kunnen de OCMW’s eventueel een zicht krijgen op die gegevens? Wordt het kadaster systematisch bevraagd of niet, voor rekeningen of niet, dat is mij niet duidelijk?

 

Zijn er concrete afspraken om dit eventueel te implementeren?

 

Als uw enige antwoord zou zijn dat u niet over die gegevens beschikt, dan vind ik dat ongelooflijk erg, maar ik zal al mijn vragen toch stellen.

 

Mijn tweede vraag gaat over de terugbetaling van de onterecht betaalde gelden in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand. Dit is ook een schriftelijke vraag die ik herhaal.

 

Naar aanleiding van het wetsvoorstel dat hier ter bespreking voorlag om een vaste vergoeding voor de advocaten te betalen voor de door hen verleende juridische tweedelijnsbijstand, werd aan het Rekenhof een advies gevraagd over de financierings- en controlemechanismen, met integratie van de eventuele gevolgen van de Salduzwetgeving.

 

Het advies van het Rekenhof was kritisch over het hele systeem van werken. Zo wees het Rekenhof ook op de rol van de overheid bij het terugvorderen van onterecht betaalde gelden. In het geval een rechtszoekende onterecht kosteloze juridische bijstand heeft genoten of als hij toch in staat zou zijn om te betalen omdat zijn financiële situatie is gewijzigd, kan de Schatkist de betaalde vergoeding terugvorderen.

 

Dit behoort tot de bevoegdheid van de FOD Financiën. Niemand van de betrokken actoren weet blijkbaar of dit effectief gebeurt.

 

De Schatkist kan ook het bedrag van de verleende juridische bijstand terugvorderen in het geval de advocaat van de begunstigde de tegemoetkoming van een rechtsbijstandsverzekering heeft ontvangen. Er zijn dus mogelijkheden om in een terugvordering te voorzien.

 

In het regeerakkoord wordt ook aangekondigd dat de bureaus beter de inkomsten van de betrokken persoon zullen controleren.

 

Er wordt ook gezegd dat de regering de burger ertoe zal aanzetten om rechtsbijstandverzekeringen aan te gaan.

 

Mevrouw de minister, zijn er gegevens beschikbaar van onterecht betaalde gelden? Zijn die daadwerkelijk door de Schatkist teruggevorderd? Zo neen, wat zou daarvan de oorzaak kunnen zijn?

 

Hoeveel onterecht betaalde gelden werden daadwerkelijk door de Schatkist gerecupereerd, opgedeeld per jaar, in dezelfde periode?

 

Wie is verantwoordelijk voor de aanmelding en de terugvordering, zodat de vraag daar kan worden gesteld?

Hoe is de controle georganiseerd en welke maatregelen zult u in het licht van het regeerakkoord concreet treffen om de terugvordering van onterecht betaalde gelden eventueel te verbeteren?

 

Mijn volgende vraag heeft ook te maken met deze juridische tweedelijnsbijstand. Het handelt over het toezicht op de prestaties van de advocaten die worden verstrekt in het kader van deze pro-Deoprocedures. Ik refereer aan het advies van het Rekenhof dat vragen oproept, vragen die volgens mij door de bevoegde minister moeten kunnen worden beantwoord.

 

Artikel 508, 8e, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de Orde van advocaten toeziet op de kwaliteit van de prestaties die worden verstrekt in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand. In de praktijk gaat het om een vrij summiere controle. Dit blijkt ook uit het vademecum en het memorandum dat hierover handelt. Vaak gaat het om een marginale toetsing van de kwaliteit van de geleverde bijstand. In het vademecum zegt men dat dit een vrij delicate aangelegenheid is.

 

Volgens het advies van het Rekenhof zou in het protocol van 2010 zijn afgesproken dat de OVB en de OBFG een gezamenlijk voorstel zouden doen om de kwaliteit van die juridische bijstand te waarborgen. Zij zouden los van mekaar al een aantal pistes hebben verkend, maar er zou nog geen concreet voorstel zijn.

 

Mijn vraag aan u, mevrouw de minister, is de volgende. Op welke manier ziet de Orde van advocaten toe op de kwaliteit van die prestaties? Als minister van Justitie hebt u de bevoegdheid om de nodige incentives te geven. Heeft de orde al daadwerkelijke tekortkomingen vastgesteld? Op welke manier wordt daarop gereageerd? Welke concrete maatregelen zult u treffen ter uitvoering van dat protocol zodat het effectief wordt nageleefd?

 

Mijn volgende vraag heeft betrekking op het advies van het Rekenhof en het gebrek aan controle, toezicht en transparantie rond heel het systeem van de tweedelijnsbijstand. De wettelijke bepalingen inzake controle en verantwoording zijn opgenomen in een protocol. De controle over de juistheid van de toekenning van de punten gebeurt door de minister van Justitie. Dit zou een vrij theoretische benadering zijn die volgens het Rekenhof bovendien in strijd met de wet zou gebeuren.

 

De verantwoordingsstukken laten niet toe inzicht te krijgen in de werking van de bureaus voor juridische bijstand. De stukken zijn immers niet volledig. Toezicht gebeurt ad hoc, zonder gestructureerde aanpak en zonder degelijke methode. De FOD oefent geen toezicht uit op de systemen, processen, en methodes die de OVB en de OBFG gebruiken. De bureaus voor juridische bijstand zijn nochtans opgericht om de naleving van de reglementering te waarborgen.

 

Het Rekenhof wijst er ook op dat er onduidelijkheid bestaat of onterecht betaalde gelden wel daadwerkelijk teruggevorderd worden. Een vorige vraag ging daar trouwens over.

 

Het Rekenhof wijst er verder op dat de minister een expliciete verantwoordelijkheid draagt om toezicht te houden op de uitvoering van deze publieke taak van de juridische tweedelijnsbijstand. De overheid moet erop toezien dat de uitvoering via een efficiënte manier van werken verloopt, op het vlak van de interne controle, de kwaliteit en de verantwoording.

 

Ik kom dus tot mijn vragen, mevrouw de minister.

 

Welke zijn de systemen, processen en methodes die op dit moment gebruikt worden, of die zouden moeten gebruikt worden? Wat is de oorzaak van het gebrek aan inzicht daarin bij de FOD Justitie?

 

Het Rekenhof wijst erop dat de FOD Justitie niet voor alle jaren over volledige dossiers beschikt. Welke verantwoordingsstukken zijn dan in de voorbije periode gebruikt, indien die niet in overeenstemming zijn met de geldende wettelijke verplichtingen, met name het protocol van 12 januari 2010?

 

Hebt u in september 2011 effectief de gegevens gekregen op grond waarvan de uitbetaling moet gebeuren? Ook dat weten wij niet. U kunt mij daar zeker op antwoorden.

 

Welke maatregelen zult u treffen om aan de kritiek van het Rekenhof tegemoet te komen? Zult u gebruikmaken van audits, visitaties, peer reviews, of andere instrumenten om aan uw wettelijke toezichtverantwoordelijkheid te voldoen?

 

Zijn de onterecht betaalde gelden effectief teruggevorderd door de Schatkist? Die vraag heb ik al gesteld.

 

Ten slotte heb ik nog enkele vragen over het systeem van kruiscontroles, door de OVB en omgekeerd. Kruiscontroles zouden volgens het ministerieel besluit de regel zijn. Het Rekenhof stelt dat zij niet gebeuren op een wijze die strookt met de wet, namelijk voordat alle punten aan de minister worden bezorgd.

 

Ik kom dus tot mijn vragen, mevrouw de minister. Welk toezicht is er op de correcte toepassing van deze kruiscontroles? Welke methodes worden er toegepast?

 

Wordt er ook gecontroleerd of de begunstigden een rechtsbijstandsverzekering hebben en welke gelden de advocaat verkregen heeft als rechtsplegingvergoeding? Houdt men daar ook rekening mee? Welke sancties zijn er verbonden aan advocaten die betrapt worden op fouten? Kunnen die verder nog optreden in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand? Zult u effectief gebruik maken van uw bevoegdheid om bijkomende kruiscontroles uit te voeren? Zult u dit systeem desgevallend bijsturen?

 

Ik zou u nog vragen kunnen stellen over de prioriteiten in het kader van de puntentoekenning en de bevoegdheid die u daarin hebt, maar dat zal ik op een later moment doen.

 

10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, wij proberen de schriftelijke vragen zo snel mogelijk te beantwoorden maar de instroom van de vragen is zo groot dat ik eerlijk beken dat wij daar niet altijd in slagen. Ik heb er dan ook niet het minste probleem mee dat men het dan via de mondelinge vragen probeert. Ik zou er liever in slagen om alle schriftelijke vragen te beantwoorden, maar bij Justitie is er de grootste instroom, wat maakt dat wij er jammer genoeg niet altijd in slagen al deze vragen op tijd te beantwoorden.

 

De vijf gestelde vragen zijn in wezen allemaal gebaseerd op het regeerakkoord, het rapport van 25 november 2011 van het Rekenhof en het protocolakkoord van 2010. Ik ben mij bewust van het belang van deze documenten. Ik sluit mij dan ook aan bij het advies van het Rekenhof. Het is noodzakelijk om een strategische visie te ontwikkelen voor de juridische bijstand en deze om te zetten in objectieven en prioriteiten.

 

Het is bovendien belangrijk dat rekenschap wordt gegeven van het aanwenden van de middelen die bestemd zijn voor de juridische bijstand en dat een coherent controle- en toezichtsysteem wordt uitgewerkt aangezien het om overheidsgeld gaat. Daarom heb ik het NICC gemandateerd om een studie te verrichten naar de financiering van de tweedelijnsbijstand.

 

Parallel daaraan werd ook een werkgroep in het leven geroepen die wordt geleid door een lid van mijn beleidscel. Deze werkgroep bestaat uit leden van de OVB, de OBFG en mijn administratie. Aan de hand van de resultaten hiervan zal ik een globaal voorstel doen met betrekking tot de juridische bijstand, indien nodig wetteksten aanpassen, het protocolakkoord van 2010 evalueren en zo nagaan of de engagementen die in het akkoord vervat zijn al dan niet realistisch en uitvoerbaar zijn en een meerwaarde bieden voor het bestaand systeem.

 

Het is eveneens belangrijk om bij deze gelegenheid duidelijk en helder de verantwoordelijkheid van elkeen, administratie en advocaten, vast te leggen.

 

De controle van de inkomsten bij de toekenning van gedeeltelijke of volledige juridische tweedelijnsbijstand. Het memorandum van de OVB en het vademecum van de OBFG bevatten een reeks regels met betrekking tot de overtuigingsstukken die nodig zijn om te kunnen genieten van een tweedelijnsbijstand en op de controle van de voorwaarden ervan.

 

Die controles gebeuren door de bureaus van juridische bijstand tijdens de aanwijzing van de advocaat. De overtuigingsstukken bestaan in het algemeen uit attesten van gezinssamenstelling, elk document dat het inkomen van de verzoeker en diegenen waarmee hij of zij samenwoont aantoont. Het gaat in het merendeel van de gevallen om belastinguittreksels of beslissingen van het OCMW.

 

De advocaat is gedurende zijn aanwijzing gehouden om na te gaan of de verzoeker nog steeds in de voorwaarde verkeert. De sanctie waaraan de advocaat zich blootstelt is de wijziging van het toekennen van punten of de aftrek ervan tijdens de kruiscontroles.

 

Ik zal de piste tot betere samenwerking en toegang van de bureaus van juridische bijstand tot de gegevensbank van de FOD Financiën verder onderzoeken samen met mijn collega de minister van Financiën.

 

De terugbetaling van onterecht betaalden. In de huidige stand van de wetgeving valt de recuperatie van ten onrechte uitgekeerde sommen onder de bevoegdheid van de Schatkist en dus de FOD Financiën. Mijn administratie beschikt dus niet over cijfers betreffende de bedragen die werden gerecupereerd. Haar taak beperkt zich tot het bezorgen aan de FOD Financiën van de informatie die aan haar door de ordes werd bezorgd wanneer er reden is tot recuperatie. Dat doet zich echter slechts zelden voor.

 

Het toezicht op de kwaliteit van de prestaties die de advocaten verstrekken in het kader van de juridische bijstand. Wanneer een advocaat een dossier ingeeft bij het bureau voor juridische bijstand om punten toegekend te krijgen, verricht het BJB een controle op de effectiviteit en de kwaliteit van de prestatie. Een tweede controle wordt uitgevoerd bij de kruiscontroles. In de huidige stand van de wetgeving behoort de controle op de kwaliteit van de geleverde prestaties tot de bevoegdheid van de ordes. Ik kan daarover dus geen cijfers geven, noch u meedelen welke tuchtmaatregelen in die zin aan advocaten worden opgelegd.

 

Het systeem van vergoeding voor de prestaties van de advocaat en het systeem van de kruiscontroles. De wetgever heeft in 1998 geopteerd voor het systeem van gesloten enveloppe en interne controles, waarbij de inmenging van de minister in de controlemechanismen sterk werd ingeperkt. Dit systeem heeft inderdaad haar beperkingen en moet dus worden herzien. De mate waarin dat zal gebeuren zal afhangen van de studie die ik heb besteld bij het NICC dat het globale plaatje moet brengen van informatie. De studie wordt trouwens in samenwerking met de ordes en een universiteit uitgevoerd en ik hoop in het najaar over de resultaten ervan te beschikken.

 

10.03  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik begrijp dat er weinig gegevens beschikbaar zijn.

 

Wanneer wij als overheid zeggen dat er rechtstoegang moet zijn, dan vind ik het belangrijk dat ervoor gezorgd kan worden dat die er effectief is. Tegelijkertijd moet die rechtstoegang op een ernstige manier financieel betaalbaar zijn. Van daaruit moet er controle komen op de inkomsten, maar ook moet worden nagegaan welke procedures al dan niet zinvol zijn.

 

Daaromtrent bestaan er wel regels, ook vanuit het vademecum dat door de Orde van advocaten zelf werd opgesteld. Wij hebben er echter totaal geen zicht op in hoeverre die regels werkbaar en werkzaam zijn en opgevolgd worden. Dat vind ik toch wel een ernstig probleem.

 

U spreekt over een studie die uitgegeven wordt aan het NICC. Het is mij nog niet helemaal duidelijk wanneer die klaar zal zijn. Kunnen wij de opdrachtomschrijving van die studie krijgen? Ik vind het namelijk belangrijk om het debat over rechtsbijstand en rechtstoegang ernstig te kunnen voorbereiden, ook met het oog op een verdere bespreking hier in het Parlement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het opstappen van de voorzitter van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen" (nr. 11792)

11 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "la démission du président du Conseil central de surveillance pénitentiaire" (n° 11792)

 

11.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, gezien mijn toestand zal ik mijn marathon tot een minimum beperken. Anders komt het niet goed.

 

Mevrouw de minister, de heer Cosyns, de voorzitter van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen, heeft zijn ontslag aangeboden.

 

Waarom heeft hij dat gedaan? Hij gaf zijn ontslag, omdat hij, ten eerste, niet gelukkig is met het huidige gevangenisbeleid.

 

Wat doet de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen? Het orgaan gaat na of de rechten van de gedetineerden al dan niet worden gerespecteerd, signaleert incidenten in de gevangenis en rapporteert aan u, de minister.

 

Wat zegt de voorzitter? Hij beweert dat met de adviezen amper rekening wordt gehouden. Hij voegt eraan toe dat er een beperkte logistieke ondersteuning is. Er is ook een gebrek aan werkingsruimte en aan een goed werkende secretaris.

 

Na zijn ontslag werden de werkzaamheden van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen geschorst. De betrokkenen willen ze pas hervatten, zodra Justitie aan haar wettelijke verplichtingen voldoet.

 

Ik ben nochtans van mening – ik ben zeker dat u het met mij eens bent – dat, gezien de manke strafuitvoering in België en gezien het verouderde en overbevolkte gevangeniswezen, aan een dergelijk, onafhankelijk controleorgaan zoals de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen wel degelijk nood is. Het is dus bijzonder jammer dat een en ander is gebeurd.

 

U werd ter zake tijdens de plenaire vergadering van 3 mei 2012 al ondervraagd. Toen hebt u verklaard dat er een nieuwe secretaris zou komen, wat voldoende zou moeten zijn om de goede werking van de Toezichtsraad opnieuw op te nemen. Er is echter een ontslag, waarbij kritiek is geformuleerd. Het laatste, zijnde de kritiek, toont aan dat er iets meer nodig zal zijn dan enkel een nieuwe secretaris.

 

Ik heb hier destijds aan uw voorganger al een schriftelijke vraag over de problematiek gesteld. Hij deelde toen mee dat er sowieso meer afstemming tussen de verschillende bestaande controleorganen moest komen.

 

Ik heb naar aanleiding van voorgaand verhaal voor u een aantal vragen.

 

Ten eerste, hoe beoordeelt u het ontslag van de voorzitter van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen?

 

Welke maatregelen, behalve de aanstelling van de nieuwe secretaris – wat niet voldoende blijkt te zijn –, zal u nemen om de centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen verder te ondersteunen en aan de kritiek van de ontslagnemende voorzitter tegemoet te komen?

 

Welke timing volgt u voor uw maatregelen? Welk budget schrijft u in? Vanwaar zal u het budget halen?

 

Ten slotte, zal u ook werk maken van een betere afstemming tussen de verschillende controleorganen van het gevangeniswezen? Zo ja, welke stappen hebt u ondernomen? Zo neen, waarom zal u er geen werk van maken?

 

11.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik betreur uiteraard het ontslag van de voorzitter van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen.

 

Ik wil in de eerste plaats nog eens duidelijk zeggen dat de Centrale Toezichtsraad sinds 2011 beschikt over een eigen budget van 100 00 euro. Dit budget werd vorig jaar en dit jaar opgenomen in het algemeen justitiebudget. In dit budget is dus al voorzien.

 

De Centrale Toezichtsraad is zelf verantwoordelijk voor het gebruik van deze financiële middelen. Ze betalen hiermee in de eerste plaats de vervoersonkosten van de leden van de lokale commissies van toezicht. Daarnaast kunnen ze met dit geld colloquia organiseren, budgetten toekennen aan de lokale commissies voor de aankoop van boeken, het volgen van studiedagen en dergelijke meer.

 

De Centrale Toezichtsraad maakt al jaren gebruik van de logistieke ondersteuning van de FOD Justitie, beschikt over een bureau met pc en printer en gebruikt maandelijks een vergaderzaal. De door de Centrale Toezichtsraad georganiseerde studiedag werd trouwens in de gebouwen van de FOD Justitie georganiseerd.

 

Sinds eind vorige maand beschikt de Centrale Toezichtsraad over een voltijdse secretaris. De FOD Justitie zal eerstdaags een oproep lanceren om een plaatsvervangend secretaris aan te duiden, zoals wettelijk is bepaald. De administratie wacht alleen op het fiat van de Centrale Toezichtsraad over het opgestelde profiel om deze procedure op te starten.

 

Het is vandaag dus niet correct om te spreken van een niet-functionerend secretariaat, laat staan over een gebrek aan logistieke ondersteuning of een gebrek aan werkingsruimte.

 

Dit is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen zelf. Het is niet de rol van de minister van Justitie om tussenbeide te komen in de onafhankelijke werking van zulke controleorganen.

 

11.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik onthoud hieruit dat u het oneens bent met de kritiek die door de voorzitter hierover is geuit. U vindt dat het zijn eigen verantwoordelijkheid is.

 

U verwijst naar het budget en de secretaris die al aanwezig zijn en dat u het daarbij zult houden.

 

Het zou pijnlijk zijn als die werkzaamheden worden opgeschort, want ik denk dat hieraan nood is.

 

Ik wil alleszins wijzen op ons wetsvoorstel dat eerstdaags over de Toezichtsraad zal worden ingediend. Misschien zijn er mogelijkheden om hen nog iets meer onafhankelijkheid te geven. Een dergelijk orgaan dat niet kan of wil functioneren, is in de huidige context immers niet haalbaar.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 11778 van de heer Arens wordt omgezet in schriftelijke vraag.

 

12 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het nieuwe personeelsplan voor de penitentiair beambten" (nr. 11793)

12 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "le nouveau plan du personnel pour les agents pénitentiaires" (n° 11793)

 

12.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, op 9 mei had u een vergadering met de vakbonden van de penitentiaire beambten over het nieuwe personeelsplan. Omdat u er toen nog geen had, kwam er een nieuwe vergadering, de week nadien, waar u wel een degelijke planning hebt voorgelegd.

 

Gisteren hebben de vakbonden laten weten dat er geen algemene staking zal komen, maar dat zij eventueel wel een aantal acties zullen voeren. In uw plan is immers wel opgenomen dat de 393 beambten behouden blijven, maar dat er op andere plaatsen afslankingen komen. De berichtgeving is een beetje warrig, maar het gaat veeleer over de maatschappelijke assistenten en andere mensen die soms bijstand verlenen in de strafuitvoeringsrechtbank.

 

Daarnaast wil ik terugkomen op de kritiek van het Rekenhof, dat herhaaldelijk gesteld heeft dat de budgettaire structuur voor de personeelskosten onvoldoende duidelijk is. Ik heb dit al aangehaald tijdens de begrotingsbesprekingen. Het Rekenhof stelt dat de structuur van de personeelsuitgaven van de sector moet worden herzien. Enkel op die manier kan duidelijk aan het Parlement getoond worden waar het precies om draait. Nu worden alle uitgaven op een hoopje gegooid, en het is heel moeilijk, om niet te zeggen: onmogelijk, om de kosten analytisch op te volgen. Alle personeelskredieten worden immers ingeschreven op amper twee basisallocaties binnen het volledige middelenprogramma. Dit is een herhaalde kritiek van het Rekenhof, die zelfs al in 2010 geformuleerd werd, en nu dus opnieuw.

 

Ten eerste, wat zijn de krijtlijnen van het nieuwe personeelsplan? Wij vernemen hierover een en ander via de pers, maar vanmorgen bleek het nog steeds aan de orde. Wij krijgen verschillende signalen en er is tegenspraak. Kunt u het nieuw personeelsplan toelichten? Dat hoeft niet vandaag te gebeuren, maar kunt u het voorleggen aan het Parlement?

 

Ten tweede, is het niet mogelijk een iets meer gedetailleerde budgettaire structuur over te maken voor de meer dan 300 miljoen euro aan bezoldigingen die aan de sector worden toegekend, in plaats van de uitgaven enkel op twee basisallocaties te plaatsen, waardoor elke analyse zeer moeilijk wordt?

 

12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, vooreerst wil ik duidelijk het volgende stellen. Nadat het kernkabinet heeft beslist dat er geen vermindering zal komen in het kader van het bewakings- en technisch kader, hebben wij een nieuw personeelsplan opgesteld. Daarbij moeten wij uiteraard de procedures naleven, waaronder het advies van de Inspecteur van Financiën. Het is dus logisch dat het plan nog niet klaar was op 9 mei, maar wel ex0act een week later, op 16 mei.

 

Het personeelsplan op zich staat niet in de begrotingsdocumenten. Wel staat in de toelichting van de begroting het aantal personeelsleden en hun graden. Het plan integreert twee zaken ten opzichte van het personeelsplan 2010-2011. Er komt geen vermindering van het kader van het bewakings- en technisch kader. Integendeel, er komt een verhoging, met een nieuwe capaciteit in Sint-Gillis, Wortel en Turnhout.

 

Het personeelsplan is gebaseerd op 7 055 voltijdse eenheden voor het technisch en bewakingspersoneel en dient om een budgettaire enveloppe te bepalen. Deze enveloppe, zoals die wettelijk opgenomen wordt in de begroting van Justitie, waarbij men een onderscheid maakt tussen contractuelen en statutairen, volstaat om aan budgetbeheer te doen. Meer details zijn niet nodig inzake de structuur, aangezien de details wel in het personeelsplan staan.

 

12.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, dat is kort en bondig. Ik stel vast dat u — net zoals daarnet, toen u het niet eens was met de ontslagnemende directeur — het niet eens bent met het Rekenhof, dat duidelijk meer gegevens vraagt om een analyse te kunnen maken. Ik betreur dat.

 

Ik ben blij dat er geen vermindering van het kader komt van de bewaking, maar u hebt niet verder toegelicht hoe het zit met de signalen dat er toch wel degelijk een vermindering komt op het vlak van de maatschappelijke assistenten, dus de personen die zich veeleer bezighouden met de zorg en de begeleiding. Daarop hebt u niet geantwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het tuchtonderzoek tegen speurder Van Calster" (nr. 11794)

13 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "l'enquête disciplinaire à l'encontre de M. Van Calster, enquêteur" (n° 11794)

 

13.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in het dossier Diamantgate, zoals het ondertussen wordt genoemd, hebt u zich altijd zo veel mogelijk afzijdig proberen te houden. Ik meen dat dit een correcte houding is. Behalve een doorlichtingsrapport vragen aan de Hoge Raad voor de Justitie, hebt u verder geen concrete stappen gezet.

 

Daar is evenwel enige verandering in gekomen toen het mandaat van de medewerkster van de heer Van Calster, na advies van de Antwerpse procureur-generaal, niet werd verlengd. U heeft toen verwezen naar de minister van Financiën. Uw kabinet is uiteindelijk op een of andere manier toch nog betrokken geweest bij heel die zaak. In een krantenartikel in Het Laatste Nieuws had u het immers over fraudeonderzoeken en de mogelijkheid op procedurefouten.

 

Naar aanleiding van uw interview heeft de heer Van Calster een brief geschreven aan uw kabinetschef waarin hij zichzelf het recht voorbehield om bij een volgend krantenartikel zelf naar de pers te stappen om zijn verhaal te doen. Uw kabinet heeft dit als bedreigend beschouwd en heeft die brief doorgespeeld aan de Antwerpse procureur. Er werd toen bekeken of hiervoor een tuchtonderzoek kon worden opgestart, maar men heeft snel beslist dat er in se niets verkeerd was gebeurd.

 

Uw collega, staatssecretaris Crombez, heeft in de media luid en duidelijk zijn verontwaardiging geuit over die Antwerpse fraudezaak. Hij wil dat de rust weerkeert zodat de zaak weer naar behoren kan worden afgehandeld. Hij wil vooral dat de continuïteit van het dossier niet in het gedrang komt en dat de strijd tegen fraude ook in de praktijk naar behoren wordt gevoerd. Dit zijn volgens mij legitieme eisen. Als we de mediaberichten mogen geloven staat de bekommernis om een goede afloop in die onderzoeken toch in schril contrast met de acties die uw kabinet tegen die bewuste speurder heeft ondernomen.

 

Ik heb dan ook een aantal vragen. Is het mogelijk om meer informatie te verschaffen over die zogenaamde dreiging die uitging van die brief of mail van de heer Van Calster? Om welke reden besloot uw kabinet om die brief dan toch door te geven aan de Antwerpse procureur zodat u op die manier toch in heel die zaak verzeild raakte? Gebeurde dit met het oog op een tuchtonderzoek tegen de bewuste speurder of was dit eerder informatief?

 

U bent tot op heden altijd zeer voorzichtig geweest om in lopende gerechtszaken tussenbeide te komen omwille van de scheiding der machten. Dit lijkt mij niet meer dan correct. Hebt u hier niet de grens afgetast waardoor u die schijn hebt doen vervagen?

 

Op welke wijze zal u de continuïteit van de fraudebestrijding in Antwerpen in het algemeen en in het HSBC-dossier in het bijzonder kunnen garanderen?

 

Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

13.02 Minister Annemie Turtelboom: Op 21 maart zond substituut Van Calster de directeur van mijn beleidscel een mail waarin hij, verwijzend naar een artikel in Het Laatste Nieuws over een standpunt van mij als minister inzake de fraudebestrijding. Hij stelt uit de teneur van het artikel te moeten opmaken dat op het niveau van eerste aanleg de kunde en kennis niet aanwezig zouden zijn om de procedure inzake zware fraudeonderzoeken correct te voeren. Ik had gesteld dat onderzoeken boven 250 000 euro zouden moeten worden voorgelegd en samen behandeld zouden moeten worden door het parket en het parket-generaal. Dit standpunt is mijn overtuiging in het raam van meer specialisatie en vooral verticale integratie van de parketten. Het past in de hertekening van het gerechtelijk landschap en is een methode die vandaag ook in andere arrondissementen gebruikt wordt wanneer het om moeilijke en complexe zaken gaat om ervoor te zorgen dat zowel het parket als het parket-generaal ineens duidelijk kunnen zijn over welke stappen er op welke manier moeten worden gezet in het onderzoek. Substituut Van Calster vermeldde in die mail ook dat hij dreigde naar de pers te stappen en publiekelijk te reageren in reactie op antwoorden van mij als minister die hem niet zinden op parlementaire vragen.

 

Later die dag heeft procureur Daems mijn kabinetsdirecteur een mail gestuurd met de melding dat hij zich distantieerde van de mail van zijn substituut die, aldus de procureur des Konings, een rechtstreekse dreigtoon tegenover de minister inhield. Ik heb deze mail alleen ter informatie overgemaakt aan de procureur des Konings, zonder enige connotatie van wat dan ook, louter ter informatie. Het is immers de procureur des Konings die verantwoordelijk is. Als u weet hoeveel substituten er in dit land zijn, dan behoort het de procureur-generaal toe om te evalueren of er tuchtmaatregelen moeten komen.

 

Het komt de procureur des Konings in eerste lijn toe om ervoor te zorgen dat alle fraudeonderzoeken blijven lopen. In dit raam is er een protocol met de Hoge Raad voor de Justitie en het parket-generaal om een subsituut-procureur-generaal te detacheren als tijdelijk hoofd van de FIN-sectie bij het parket van Antwerpen. Vacatures zullen daar op de gebruikelijke wijze worden ingevoerd. Voor het HSBC-dossier zelf zal het gerechtelijk onderzoek van de procureur-generaal moeten worden afgewacht. Een andere substituut zal dit onderzoek voortzetten.

 

13.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik noteer dat er al acties werden ondernomen. Het belangrijkste in de ganse zaak is dat er continuïteit is in de fraudebestrijding en dat de rust kan weerkeren bij het Antwerpse parket. Ze hadden tot nu toe een ongelooflijk goede naam en die is nu wel wat besmeurd door heel die affaire. Ik vind dat bijzonder jammer. Laten we hopen dat de rust weerkeert en dat er rustig verder kan worden gewerkt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de opbrengsten voor de begroting uit misdaadgeld via het COIV" (nr. 11855)

14 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "les recettes pour le budget provenant de capitaux d'origine criminelle par le biais de l'OCSC" (n° 11855)

 

14.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, u werkt aan de modernisering van het COIV. Dat is belangrijk, ook voor het budget. De modernisering van de inbeslagnamedienst zou sowieso al ten goede moeten komen aan de Belgische Schatkist. Op die manier zou men extra inkomsten hebben. Uit verbeurdverklaringen en gesekwestreerde goederen voorziet u in uw begroting bovendien extra opbrengsten van ongeveer 63,4 miljoen.

 

Wat blijkt nu? Als wij De Tijd van 11 mei 2012 mogen geloven, dan zou het Rekenhof van mening zijn dat de geraamde opbrengsten ingevolge de modernisering van het COIV, stevig opgeklopt en zeker overschat zijn. Het Rekenhof zou zich daarvoor baseren op gesprekken met het COIV zelf. Het COIV zou gezegd hebben dat de aan de gang zijnde hervormingen dit jaar zeker nog geen effect zouden hebben.

 

De 13,4 miljoen euro die u zou halen uit de modernisering van die dienst, dat wordt dus moeilijk haalbaar. De 50 miljoen euro die u zou halen uit het versneld uitvoeren van de verbeurdverklaringen uitgesproken tussen 2003 en 2007, zou evenmin realistisch zijn. Het COIV zou daartoe namelijk een tienduizendtal dossiers moeten analyseren, terwijl het er maar 650 per maand kan verwerken.

 

U zult zich herinneren dat de vorige regering al eens teruggefloten werd omdat zij 115 miljoen euro van het COIV wilde gebruiken voor haar begroting. Ook nu maakt het Rekenhof zich zorgen over de manier waarop de regering de inbeslaggenomen gelden wil boeken. Op 12 maart besloot de Ministerraad immers om daarover een werkgroep op te richten om te onderzoeken hoe de inbeslagnames precies geboekt kunnen worden of eventueel anders geboekt kunnen worden. Belangrijk in dat verhaal is dat de inbeslagnames niet verward mogen worden met de verbeurdverklaringen.

 

Zoals u weet, is het COlV recent nog in het nieuws gekomen. Daarover werden er ook vragen gesteld. De politiediensten faxen namelijk nog altijd de lijst van inbeslaggenomen goederen door in plaats van die te mailen. U hebt toen in deze commissie geantwoord dat u een oplossing zag om die gegevens te beheren via de PACOS-applicatie. U ging daarvoor zo snel mogelijk overleggen met uw collega van Binnenlandse Zaken.

 

Mevrouw de minister, daarover heb ik de volgende vragen.

 

Hoe beoordeelt u de kritiek van het Rekenhof dat de opbrengsten ruim overschat worden?

 

Hoeveel van de 50 miljoen euro uit de versnelde uitvoering van de verbeurdverklaringen tussen 2003 en 2007 is momenteel al verworven? Is het nog realistisch te stellen dat die 50 miljoen euro gehaald zal worden?

 

Hoe verklaart u dat het COlV van mening is dat de hervormingen dit jaar nog niet voelbaar zouden zijn? Is de 13,4 miljoen euro uit de efficiëntiewinsten bij het COlV dan nog wel haalbaar?

 

Op welke wijze zult u ervoor trachten te zorgen dat het COlV alle dossiers toch nog dit jaar kan verwerken? Het gaat om 10 000 dossiers, terwijl het COIV er momenteel 650 per maand verwerkt krijgt. Welk budget wordt uitgetrokken voor eventuele extra middelen en personeel voor het COIV?

 

Wat is de stand van zaken van de werkgroep die moet uitpluizen hoe de inbeslagnames kunnen worden overgeboekt naar de begroting?

 

Wat is de stand van zaken aangaande de modernisering van de kennisgeving van de inbeslagnames door de politie? Werd die kwestie ondertussen al besproken met de minister van Binnenlandse Zaken? Wat was daarvan het resultaat?

 

14.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mevrouw De Wit, ik heb inderdaad kennis genomen van het verslag van het Rekenhof van 23 april 2012.

 

Op basis van extrapolaties van door het COIV verstrekte cijfermatige inlichtingen, concludeert het Rekenhof dat de prognoses van extra opbrengsten dit jaar niet kunnen worden gerealiseerd.

 

Ik benadruk dat ik blijf inzetten op de versterking en modernisering van het COIV. Ik heb op 11 mei in het kader van de begrotingscontrole de goedkeuring gekregen om het personeelskader van het COIV te versterken met zes personen voor een totaal budget van 95 000 euro, namelijk twee van niveau A, drie van niveau B en een medewerker. Bij het niveau A gaat het om een informaticus en een financieel verantwoordelijke. Er wordt zo snel mogelijk gestart met de formele aanwervingsprocedures.

 

De raming van 50 miljoen euro was gebaseerd op de inning die reeds was gebeurd in 2010 en 2011 voor de dossiers van de periode 2003-2007. Het is en blijft echter een raming.

 

Het geraamde bedrag gaat uit van de hypothese en de doelstelling om de achterstand weg te werken in 2013. Daarom werd ook de versterking van het COIV gevraagd en bekomen. De doelstelling is dan ook de achterstand weg te werken en mee te zijn met de dossiers vanaf 2008.

 

14.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik noteer dat er extra personeel komt om in een hogere versnelling te kunnen schakelen wat de modernisering en de hervorming betreft.

 

Het blijft een feit dat dit toch wel een heikel punt is. U zegt zelf dat het een raming is en dat wij eraan blijven werken. Het zal dus een beetje bang afwachten zijn. Er hangt hiervan immers heel veel af. U rekent op deze opbrengsten voor uw begroting en uw budget. Als u die niet haalt, zullen er zich andere problemen aandienen en ik denk niet dat Justitie zich nog meer budgettaire problemen kan veroorloven.

 

U hebt mij geen antwoord gegeven over de stand van zaken wat betreft de PACOS-applicatie en het gesprek daarover met de minister van Binnenlandse Zaken. Ik ga ervan uit dat dit gesprek nog niet heeft plaatsgevonden en dat de Dominopolitie waarschijnlijk zal blijven faxen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de opvolging van de syndicale verloven binnen het gevangeniswezen" (nr. 11865)

15 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "le suivi des congés syndicaux au sein de l'administration pénitentiaire" (n° 11865)

 

15.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, u weet dat de syndicale verloven een zaak zijn waarmee wij al bezig zijn geweest. Misschien is het een interessante kwestie aangezien de sociale verkiezingen, ook binnen het gevangeniswezen, net achter de rug zijn. U weet echter ook, wat ook blijkt uit de cijfers die er al zijn, dat het vakbondswerk in de gevangenissen steeds meer aanleiding geeft tot syndicale verlofdagen en duidelijk tot erg veel afwezigheden op de werkvloer.

 

Ik bezorg u een aantal cijfers. In 2009 waren er 6 061 syndicale verlofdagen. In 2010 ging het al om 7 847 syndicale verlofdagen en in 2011 al om 10 759 van dergelijke verlofdagen. Wanneer wij de problematiek voor 2011 bekijken, betekenen voormelde cijfers dat het aantal syndicale verlofdagen met maar liefst 57,8 voltijdse equivalenten overeenstemt, wat kan tellen. Dat zijn er behoorlijk veel.

 

De gevolgen zijn gaten in de uurroosters, penitentiaire beambten die hun vakantie niet langer naar behoren kunnen opnemen en in sommige gevallen zelfs onveiligheid op de werkvloer. Laat onveiligheid op de werkvloer nu net de reden zijn waarom vaak wordt gestaakt.

 

Uw voorganger was duidelijk over voornoemde cijfers. Hij opperde dat een en ander veel te ver ging en dat paal en perk aan het probleem moest worden gesteld. Zelfs de vakbonden hebben op een gegeven ogenblik het voornemen geuit iets aan de kwestie te willen doen en het aantal syndicale verlofdagen naar normale proporties terug te willen brengen. In de cijfers merken wij echter bijzonder weinig van een dergelijk voornemen. Misschien lag het nog aan de aanloop naar de sociale verkiezingen. Zij zijn nu echter voorbij.

 

Door de cijfers heeft het DG EPI alleszins laten weten dat het meer controle op de syndicale verloven wilde kunnen uitoefenen. U weet dat de overheid het recht heeft om controle uit te oefenen. Tot nu toe werd echter nooit gecontroleerd en nagekeken of de syndicale verloven correct waren.

 

Tijdens een vorige mondelinge vraag hebt u het zelfs bijna een plicht van de overheid genoemd om de syndicale verloven te controleren, teneinde aldus het oneigenlijke gebruik uit het systeem te halen. Zulks is goed voor de overheid en ook goed voor de vakbonden.

 

U hebt toen opgemerkt dat u uw administratie de opdracht zou geven om de toepassing van de desbetreffende regelgeving en van de procedures inzake het syndicale verlof goed uit te klaren.

 

Nu de sociale verkiezingen achter de rug zijn, lijkt het mij een goed moment om effectief maatregelen te treffen, teneinde het oneigenlijke gebruik van het syndicale verlof terug te dringen en opnieuw meer effectief personeel op de werkvloer te krijgen. Voor uw kader zal zulks zeker zinvol zijn.

 

Daarom heb ik de hiernavolgende vragen.

 

Kan u weergeven hoeveel syndicale verlofdagen op dit ogenblik in 2012 al zijn geregistreerd? Met hoeveel voltijdse equivalenten komt bedoeld tijdelijk cijfer overeen?

 

Is ook de gevangenis van Vorst al opgenomen in het registratiesysteem van SP-Expert? Heeft de administratie haar uitklaringsopdracht ondertussen al beëindigd? Zo ja, wat zijn de conclusies? Zo neen, wanneer mag deze studie worden verwacht? Ten slotte, welke maatregelen zult u treffen om syndicale verlofdagen te controleren? Hebt u hierover al overleg gepleegd met de vakbonden?

 

15.02 Minister Annemie Turtelboom: Door tijdsgebrek is het niet mogelijk om de cijfers nu al te geven. Bij de administratie worden er momenteel geen sociale verkiezingen georganiseerd. Ik hoef daar ook geen rekening mee te houden. Uiteraard hou ik altijd rekening met de situatie in de gevangenissen en de sociale onrust wanneer ik prioriteiten bepaal.

 

Momenteel worden de inspanningen in het sociaal overleg gericht op het vinden van oplossingen voor de pensioenen enerzijds, en problemen rond veiligheid en personeel anderzijds. Voor het eerste dossier is het einde in zicht en ik meen dat wij ter zake tot goede akkoorden kunnen komen. Gisteren heb ik met de vakbonden een akkoord bereikt over de nationale stakingsaanzegging. De evaluatie van het protocolakkoord nr. 351 dient eveneens in de eerstkomende weken te gebeuren. Ik zal daarna kunnen bepalen wat de nieuwe prioriteiten zullen zijn binnen het sociaal overleg voor het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen.

 

Vorst is nog niet opgenomen in SP-Expert, maar de administratie is wel met Berkendael bezig. Het proces loopt dus voort.

 

15.03  Sophie De Wit (N-VA): Uw prioriteiten liggen op dit ogenblik niet bij het nagaan van de syndicale verloven. U hebt nochtans duidelijk verklaard…

 

15.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb gewoon gezegd dat ik de cijfers niet kon geven binnen dit tijdsbestek. U moet toch eens leren om mijn woorden niet om te draaien in uw repliek. Ik heb gewoon gezegd dat ik de cijfers niet kon geven omwille van tijdsgebrek. Ik heb niet gezegd dat ik hieraan geen prioriteit geef.

 

15.05  Sophie De Wit (N-VA): Ik heb dat niet gezegd. Ik stel alleen vast dat u hebt gezegd dat u nu de pensioenen en de veiligheidsmaatregelen wil uitwerken. Daarna zou u het dan verder bekijken. U reageert niet op het feit dat u destijds heeft beloofd om uw administratie te vragen dit eens goed uit te klaren en het reglement te bekijken. Ik heb het niet over de cijfers. Ik heb er begrip voor dat u die nog niet kunt geven. Wij zullen die cijfers ongetwijfeld later krijgen, geen enkel probleem.

 

Als u in februari echter zegt dat u het uw plicht vindt om dit te controleren en dat u aan uw administratie de opdracht zou geven om die regelgeving en de procedures uit te klaren, dan kan dit los van de cijfers van 2012 gebeuren. Daar gaat het mij om. Ik stel alleen maar vast dat u zegt dat u alleen maar bezig bent met pensioenen en veiligheidsmaatregelen. Pas daarna zult u de rest bekijken.

 

Ik stel alleen maar vast dat u de syndicale verloven geen prioriteit vindt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de stijging van de gerechtskosten in strafzaken" (nr. 11869)

16 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "la hausse des frais de justice en matière répressive" (n° 11869)

 

16.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, dit is ook geen nieuw verhaal. Onlangs kregen wij de verslaggeving van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde over de gerechtskosten in strafzaken. Zij heeft die opnieuw geanalyseerd.

 

Het verslag is weinig hoopgevend, want men moet constateren dat de uitgaven nog steeds snel stijgen en nog steeds te hoog zijn. Als er niet dringend drastische maatregelen worden genomen, zal het budget voor de gerechtskosten nog zwaarder worden.

 

Zij concludeert dat er weinig is veranderd sinds 2010. De grens van 110 miljoen euro werd overschreden. Als men dan bedenkt dat de initiële begroting voor 2012 98,98 miljoen euro inschrijft, moet men besluiten dat dat misschien wel eens onvoldoende zou kunnen zijn.

 

Men vreest dat ondanks de geplande besparingen van 13 miljoen euro op telefonie, genetisch onderzoek en tolken opnieuw een beroep zal moeten gedaan worden op andere interne middelen om de kosten te kunnen betalen.

 

Daar komen nog eens de gevolgen van het Salduzarrest bij, dat misschien wel eens een bedreiging zou kunnen zijn. Zij besluit dat de uitgetrokken reserve van 3,5 miljoen euro “lachwekkend” is, gelet op de ramingen van verschillende waarnemers.

 

Ook de gevolgen van de btw-invoering voor gerechtsdeurwaarders zullen volgens de commissie zwaar wegen op het budget. Dat lijkt mij ook evident.

 

Daar komt nog bij het gebrek aan een moderne informaticatoepassing. Dat blijft de commissie een doorn in het oog. Zo is het nog steeds niet mogelijk om de verbintenissen met derden in te plannen en de schommelingen in de uitgaven te lokaliseren, te begrijpen en te verklaren.

 

Mevrouw de minister, hoe beoordeelt u de kritiek van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde wat de stijging van de gerechtskosten in strafzaken en het te beperkte budget voor gerechtskosten en de gevolgen van de Salduzwet betreft?

 

Hebt u reeds een zicht op de meerkost die de btw-invoering voor gerechtsdeurwaarders met zich zal meebrengen voor Justitie?

 

Zult u naar aanleiding van dit rapport nog extra maatregelen treffen om de stijging van de gerechtskosten te temperen?

 

16.02 Minister Annemie Turtelboom: Zowel mijn beleidscel als de administratie van de FOD Justitie heeft de opmerkingen in het rapport van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde met betrekking tot gerechtskosten in strafzaken met aandacht bestudeerd.

 

Het is juist dat de effectieve gerechtskosten jaarlijks stijgen, terwijl de kredieten worden verminderd. De opmerkingen met betrekking tot het beperkte budget kunnen zeer terecht zijn, maar de solidariteit wordt blijkbaar over alle sectoren uitgespreid.

 

Met betrekking tot de Salduzwet worden nu pas de eerste vragen gesteld aan de Centrale Dienst voor Gerechtskosten. Er zouden eventueel bijkomende kosten op het budget van Gerechtskosten dienen te worden uitbetaald. Mijn administratie is momenteel die vragen aan het onderzoeken.

 

Op het begrotingsartikel van de gerechtskosten is 3,741 miljoen euro ingeschreven om de meerkosten naar aanleiding van de btw-invoering op te vangen. Pas begin volgend jaar kan worden berekend of die som voldoende is.

 

De Centrale Dienst voor de Gerechtskosten werkt momenteel aan een aantal reglementaire initiatieven om de stijging te beperken. In de mate van het mogelijke wordt voor elk van de initiatieven rekening gehouden met de opmerkingen van de CMRO.

 

Vooraleer een tekst echter aan het publiek kenbaar kan worden gemaakt, dient een aantal adviesinstellingen daarover binnen een wettelijk opgelegde termijn advies uit te brengen.

 

Daarnaast wordt naar aanleiding van een aantal gerichte controles beslist om over te gaan tot de vermindering van een aantal facturen indien de tarieven worden overschreden.

 

Er zal in de toekomst hierover nog communicatie volgen voor de magistraten van het openbaar ministerie en de zetel.

 

16.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Het zal bang afwachten zijn naar de resultaten van de cijfers, het resultaat van de vragen die u hebt gesteld, het resultaat van de reglementen, die zullen komen. Ik kan alleen samen met u hopen dat het zal meevallen, maar ik vrees dat het zal tegenvallen. Het wordt dus bang afwachten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van mevrouw Bercy Slegers aan de minister van Justitie over "gemengde misdrijven en het seponeren van processen-verbaal" (nr. 11877)

17 Question de Mme Bercy Slegers à la ministre de la Justice sur "les infractions mixtes et le classement sans suite de procès-verbaux" (n° 11877)

 

17.01  Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, momenteel is er heel wat te doen rond de GAS en de uitbreiding daarvan tot zwaardere gemengde misdrijven. Er kunnen heel wat vragen worden gesteld over de huidige toepassing van de GAS-wet in relatie tot het oorspronkelijke doel van deze wet. Door de wetswijziging van 2004 werd het mogelijk gemaakt om strafrechtelijke inbreuken te sanctioneren. Vooraleer een GAS kan opgelegd worden voor gemengde misdrijven, moet er eerst tussen parket en gemeente overleg worden gepleegd.

 

Spijtig genoeg hebben heel wat parketten een grote achterstand en zijn ze niet in staat om alle processen-verbaal te behandelen. Hierdoor zijn zij genoodzaakt een belangrijk deel van de processen-verbaal te seponeren. Het oorspronkelijke doel van de GAS-wetgeving was het werk van de politierechtbanken te verlichten en ervoor te zorgen dat overlast niet onbeboet bleef en, bij seponering, toch werd beboet. Nu worden GAS-boetes meer en meer gebruikt om criminaliteit te beteugelen.

 

Ten eerste, wordt door de parketten de GAS-wetgeving gebruikt om gemengde inbreuken door te schuiven naar de gemeenten?

 

Ten tweede, hebt u cijfers over het aantal processen-verbaal per gerechtelijk arrondissement die gedurende de laatste vijf jaar werden geseponeerd?

 

Ten derde, kunt u een overzicht geven van de soorten misdrijven die worden geseponeerd door de parketten?

 

17.02 Minister Annemie Turtelboom: De statistische analisten van het College van procureurs-generaal kunnen geen gegevens van deze aard verstrekken. Hiervoor zouden de parketten stelselmatig moeten worden bevraagd, wat niet mogelijk was binnen het korte tijdsbestek. Bovendien is het op dit moment niet duidelijk of hiermee algemeen het seponeringsbeleid wordt geviseerd, dan wel algemeen de gemengde misdrijven waarvoor ook een administratieve sanctie kan worden opgelegd.

 

Voor een evaluatie van de toepassing en de effectiviteit van de invoering van het systeem van gemeentelijke administratieve sancties, verwijs ik u naar de minister van Binnenlandse Zaken. Ik stel voor dat u mij een schriftelijke vraag stelt, waarna wij de gegevens kunnen opvragen in verband met het seponeren van processen-verbaal door de parketten.

 

17.03  Bercy Slegers (CD&V): Mevrouw de minister, mijn vraag betrof inderdaad het seponeringsbeleid in relatie tot de GAS, niet het algemeen seponeringsbeleid. Ik zal een schriftelijke vraag hierover stellen aan u, aan de minister van Binnenlandse Zaken en aan de minister van Grootstedelijk Beleid die daarin ook bevoegd is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

18 Question de M. Philippe Goffin à la ministre de la Justice sur "la population carcérale et la répartition des détenus en fonction de leur dangerosité" (n° 11880)

18 Vraag van de heer Philippe Goffin aan de minister van Justitie over "de gevangenispopulatie en de spreiding van de gedetineerden in functie van hun gevaarlijkheid" (nr. 11880)

 

18.01  Philippe Goffin (MR): Madame la présidente, madame la ministre, récemment, lors d'un débat en commission de la Justice sur les prisons, la question de la répartition des détenus en fonction de leur profil criminel a été évoquée.

 

En effet, force est de constater que le nombre de détenus réellement problématiques n'est pas si élevé. Cependant ils sont parfois placés dans les mêmes établissements que les détenus ordinaires. Certains gardiens de prison eux-mêmes déplorent cette situation, dénonçant dans le chef des détenus dont la conduite en prison est exemplaire, une "double détention", ces derniers étant victimes du fait de côtoyer et de subir les pressions de ces détenus dangereux.

 

Vous aviez alors répondu que les bâtiments pénitentiaires actuels ne permettent pas de procéder à une répartition spécifique des détenus. Il serait néanmoins très intéressant de développer cette idée dans le cadre des nouvelles constructions et du masterplan prison.

 

Outre la question des détenus à haut risque, la question de la répartition des détenus en fonction de leur profil criminel et leur dangerosité est intéressante dans la mesure où une telle répartition pourrait avoir un effet positif sur le risque de récidive.

 

En effet, il n'est pas anodin de placer dans la même promiscuité un condamné "en col blanc" et un condamné pour crime de sang. La proximité entre un voleur de biens "tombés du camion" et un violeur ou un auteur de coups et blessures ou encore d'un homicide risque de devenir malsaine pour le premier. Sans compter les personnes placées en détention préventive qui doivent, elles aussi, être placées à part des criminels dûment condamnés.

 

La prison peut devenir criminogène, à nous de l'éviter. Il ne faudrait pas que le remède aggrave la maladie.

 

Disposez-vous de données chiffrées quant à la répartition des détenus en fonction des délits ou crimes commis? Par exemple, combien de détenus condamnés pour délit financier, combien pour coups et blessures, etc.?

 

Que pensez-vous de l'idée d'un certain profilage des détenus et de leur localisation en fonction de leur dangerosité?

 

Que pensez-vous de la construction d'une prison disciplinaire pour les détenus les plus dangereux?

Cette vision est-elle traduite dans les nouvelles prisons en construction dans le cadre du masterplan prisons?

 

18.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, en raison du phénomène de polydélinquance, il est très difficile de travailler sur la catégorisation des détenus à partir de données purement statistiques. Au contraire, il faut examiner les dossiers individuels et travailler au cas par cas pour déterminer de quelle catégorie relève un détenu.

 

Par exemple, on voit souvent des détenus condamnés à la fois pour faits de drogue, de vol avec violence et de délit financier. Déterminer quels faits sont les plus importants demande une approche individuelle. On ne peut donc pas donner de chiffres véritablement intéressants à ce sujet, en tout cas pas hors d'une mise en contexte trop importante, comme dans le cadre d'une question parlementaire.

 

On estime que les détenus dits dangereux représentent entre 1 et 2 % de la population pénitentiaire. Il est exact que, malgré leur petit nombre, ils pèsent extrêmement lourd sur l'organisation des prisons.

 

En effet, ils sont actuellement soumis à des régimes de sécurité particuliers et demandent une application individualisée des mesures en vigueur dans l'établissement où ils séjournent. Ainsi, leurs mouvements vers le préau sont bien déterminés, tout comme l'accès au téléphone et les visites.

 

Tout cela perturbe le fonctionnement de la prison et le régime de détention des autres prisonniers. À cet égard, il convient de rappeler que la dangerosité d'un détenu n'entretient que peu de rapport avec les faits commis. Quelqu'un qui a été condamné pour des délits extrêmement graves – meurtre, pédophilie, braquage, etc. – peut se comporter de manière exemplaire en prison et ne poser aucun problème. Inversement, une personne qui a été incarcérée pour des faits relativement mineurs, tels qu'un vol, peut se comporter d'une manière extrêmement problématique. Cela varie donc d'un individu à l'autre.

 

C'est pourquoi l'administration pénitentiaire réfléchit en ce moment, avec mon soutien politique, à une nouvelle manière de travailler avec ces détenus. Un groupe de travail se penche tout particulièrement sur les prisonniers dangereux, les critères à retenir, la manière de les approcher, etc. Le projet avance à grand pas, et il est prévu d'y associer les directions locales.

 

En parallèle, une réflexion est consacrée à la manière de mettre un terme à la dispersion carcérale des détenus dangereux. Si on peut lui reconnaître certains avantages, elle n'en présente pas moins un inconvénient majeur: je veux parler de l'extension à toutes les prisons des exigences de sécurité qui découlent de l'incarcération de tels individus. C'est la raison pour laquelle j'ai demandé à l'administration pénitentiaire de se pencher sur un scénario de regroupement de ceux-ci dans quelques établissements. Il ne s'agira pas de créer des quartiers de haute sécurité, tels que l'AIBV à Bruges, mais bien d'utiliser des sections existantes pour accueillir ces détenus. Dans un premier temps, deux d'entre elles seront réquisitionnées: l'une à Bruges et l'autre à Ittre. Le travail préparatoire est en cours, et j'espère pouvoir le boucler dans les mois à venir.

 

S'agissant des nouvelles prisons, dans chacune d'entre elles, un petit quartier sera réservé aux détenus problématiques.

 

18.03  Philippe Goffin (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Je constate que ces questions sont bien prises en compte par votre cabinet. C'est avec attention que nous suivrons l'évolution du dossier. Je me réjouis de voir que cette réalité vous préoccupe et je suppose que nous aborderons prochainement les conclusions des groupes de travail que vous avez évoqués.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Justitie over "de inhoud en timing van de vooropgestelde hervorming van het gerechtelijke landschap" (nr. 11770)

19 Question de Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Justice sur "le contenu et le timing de la réforme prévue du paysage judiciaire" (n° 11770)

 

19.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, op de viering van tien jaar Orde van Vlaamse Balies, vorige week te Kortrijk, verklaarde u dat de principiële beslissing in verband met de hervorming van het gerechtelijke landschap een drietal weken geleden door het kernkabinet werd genomen. U deelde daar ook mee dat u van het kernkabinet de opdracht hebt gekregen om voor het einde van deze legislatuur de voorgenomen hervorming onomkeerbaar te maken.

 

Vorige week heb ik u al een vraag gesteld over het aantal gerechtelijke arrondissementen. Met de weinige informatie, die u tot nu toe maar vrijgegeven hebt – als u mij toestaat dat zo te beoordelen –, had ik graag vernomen wat de grote lijnen zijn van het in het kernkabinet gesloten principeakkoord, gelet op de eerdere vage bepalingen die ter zake zowel in het regeerakkoord als in uw beleidsverklaring al dan niet bewust werden gebruikt.

 

Mevrouw de minister, mijn vraagt valt uiteen in drie onderdelen.

 

Ten eerste, welke timing stelt u voorop voor de uitvoering van die binnenkort te behandelen wetgeving?

 

Ten tweede, wat zal er gebeuren met de korpschefs die, op het ogenblik van de inwerkingtreding van de voormelde wetgeving van uw plannen, in dienst zullen zijn? Zullen zij in de mogelijkheid worden gesteld om hun mandaat, dat vijf jaar of soms langer duurt, uit te doen? Zullen zij in die hoedanigheid of in een andere hoedanigheid worden ingeschakeld in de leiding van de nieuwe entiteiten?

 

Ten derde, hoelang zullen de plaatsen van korpschef in de standplaatsen die op termijn zullen worden afgeschaft, nog open worden verklaard? Zullen alle open verklaarde plaatsen nog worden ingevuld?

 

19.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw Smeyers, het is de bedoeling om zo snel mogelijk met een wetsontwerp naar het Parlement te komen voor de hertekening van de 27 arrondissementen tot 12. Het wetsontwerp wordt momenteel voltooid. Daarnaast wordt er ook gewerkt aan een beheersmodel. Daarover moet de politieke discussie nog starten.

 

De rechtbanken in de vernieuwde arrondissementen krijgen één korpschef. Dat betekent inderdaad een herschikking.

 

Wat de timing aangaat, lijkt 2014 een kantelmoment. Veel mandaten van korpschefs lopen ten einde in 2014. Idealiter zou de hervorming in dat jaar van start gaan, zodat de herschikking kan samenvallen met de hernieuwing van de mandaten. Niet alle korpschefs zullen op het moment van de inwerkingtreding einde mandaat zijn. Een optie is dat zij postuleren voor korpschef in de vernieuwde arrondissementen, maar dat zijn details die wij op het ogenblik nog aan het uitwerken zijn.

 

Voor de openverklaring van vacante plaatsen en de standplaatsen die op termijn worden afgeschaft, is het raadzaam om de evolutie van het wetgevend werk af te wachten. Wij concentreren ons nu op het wetsontwerp, de vergroting van de arrondissementen en de mobiliteit. Nadien komen het beheer en de visie op de mandaten.

 

19.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Het is helaas nog weinig duidelijk en concreet, maar ik hoop dat u snel met het wetsontwerp komt. U zegt zelf ook dat het dan zal afhangen van de invulling en de hertekening van de mandaten en de concrete uitvoering van uw beheersmodel en de timing daarvan. U kunt snel met een wetsontwerp komen, ik hoop dat u dat zult doen, maar dan zal de concrete invulling even snel moeten gebeuren als u dat nog allemaal in deze legislatuur wil doen.

 

U noemt 2014 een kantelmoment. Ik denk dat nu al zal moeten worden gestart, zodat alles tegen 2014 klaar is. Ik hoop uw wetsontwerp snel in de commissie voor de Justitie te mogen agenderen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 11707 van de heer Uyttersprot wordt in een schriftelijke vraag omgezet.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.00 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.00 heures.