Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

Mardi 22 mai 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 22 mei 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.18 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Liesbeth Van der Auwera.

Le développement des questions et interpellations commence à 14.18 heures. La réunion est présidée par Mme Liesbeth Van der Auwera.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de alarmerende stijging van het aantal faillissementen" (nr. 11466)

01 Question de M. Peter Logghe à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'augmentation alarmante du nombre de faillites" (n° 11466)

 

01.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik kom terug op iets wat mijn bijzondere aandacht geniet, namelijk de gezondheid van de kmo’s, de ruggengraat van onze economie.

 

Uit de cijfers die het onderzoeksbureau Graydon bekendmaakte, blijkt dat het aantal faillissementen van kmo’s nog steeds stijgt. Van januari tot april 2012 gingen daardoor 8 000 jobs verloren. Van verschillende kanten dringt men nu aan op de snelle behandeling van een fundamenteel kmo-plan. Ik weet dat u werkt aan het opstellen van zo’n plan, maar de zelfstandigenorganisaties dringen aan op snelheid. Zij willen dat hun fundamentele vragen snel een antwoord krijgen.

 

Meestal gaat het over vier pijnpunten, namelijk: de loonhandicap, de steeds toenemende energiekosten, de kredietschaarste en andere kredietproblemen, en de sociale bijdragen.

 

Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken van uw globaal kmo-plan? Wanneer komt u daarmee naar het Parlement? Deze maand of volgende maand?

 

Zullen de vier opgesomde pijnpunten een antwoord krijgen in uw kmo-plan? Welk antwoord?

 

Plant u bijzondere overgangsmaatregelen om de golf faillissementen tegen te gaan? Denkt u in bepaalde sectoren bijvoorbeeld aan de veralgemening van een forfaitaire belasting op de lonen, zoals de horeca voorstelt? Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

01.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw de voorzitter, het kmo-plan wordt afgewerkt en zou ten laatste eind juni voorgelegd moeten worden aan de Ministerraad.

 

Wat betreft de vier gevoelige punten die u aanhaalt, bevestig ik u dat ik het fundamenteel probleem van de toegang tot krediet van de kmo’s wil aanpakken. Ik zal dat met name doen via een wetsontwerp dat de relaties tussen banken en ondernemers opnieuw in evenwicht moet brengen. Het zal onder andere betrekking hebben op de mobiliteit van waarborgen, de wederbeleggingsvergoeding of de motivering van de beslissingen.

 

Ik wil ook het regeerakkoord uitvoeren, dat in hogere verminderingen voorziet van de sociale bijdragen voor de drie eerste aanwervingen, en dat ten laatste vanaf 2013. Misschien kunnen wij het vroeger invoeren dankzij het relanceplan.

 

Ook wat betreft de sociale bijdrage van de zelfstandigen wil ik het regeerakkoord uitvoeren en het systeem hervormen. Zo zal het beter overeenkomen met de realiteit van de zelfstandigen. Momenteel worden twee systemen getest.

 

Wat betreft de energiekosten en de problematiek van de loonhandicap verwijs ik u respectievelijk naar de ministers van Energie en Werk.

 

Het antwoord op uw derde vraag is: nee. Enerzijds, vind ik de creatie van een sectorale discriminatie inzake belastingheffing of bijdragen geen gepast antwoord op de crisis. Anderzijds, zouden specifieke of overgangsmaatregelen veeleer moeten worden geïntegreerd in het relanceplan van de regering dan in een kmo-plan.

 

01.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw volledig antwoord.

 

Ik kijk uit naar het kmo-plan dat hopelijk eind juni of begin juli zal gelanceerd worden. Hoe sneller wij dat plan in deze commissie of in de plenaire vergadering kunnen bespreken, hoe beter dat zal zijn. U zult het voor eind juni voor de Ministerraad brengen en hopelijk gaan de zaken dan vooruit.

 

Ik deel uw bezorgdheid en ik ben het met u eens als u zegt dat u geen sectorale discriminatie wil maken tussen de sectoren, met betrekking tot de maatregelen. Het is inderdaad beter om de kmo-markt in het geheel te bekijken, maar dan moet er ook doorgewerkt worden en moet er effectief een kmo-plan komen. Ik heb er alle vertrouwen in dat wij dat tegen eind juni of begin juli eindelijk in de commissie zullen kunnen behandelen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Peter Luykx aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de hervorming van de Orde van Architecten" (nr. 10687)

02 Question de M. Peter Luykx à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la réforme de l'Ordre des Architectes" (n° 10687)

 

02.01  Peter Luykx (N-VA): Mevrouw de minister, onze commissie heeft al heel wat tijd besteed aan de bespreking van wetsvoorstellen en aan hoorzittingen in verband met de hervorming van de Orde van Architecten. In de commissie van 25 januari jongstleden hebt u nogmaals bevestigd dat de hervorming ook in het regeerakkoord staat ingeschreven en zal worden uitgevoerd. Eveneens heeft de vertegenwoordiger van uw kabinet in commissie aangekondigd dat voorstellen ter tafel zouden liggen voor Pasen. Tot op vandaag hebben wij die nog niet gezien.

 

02.02 Minister Sabine Laruelle: Ja maar, ik ben geen architect.

 

02.03  Peter Luykx (N-VA): Neen, maar de vraag wordt hier in commissie gesteld. Als ik hier de post bestel, moet die ook niet bij mijn buurman aankomen.

 

Ik hoor dat er al werk van is gemaakt. Kunt u aangeven welke voorbereidingen het kabinet intussen getroffen heeft? Wie hebt u daarvoor allemaal gehoord? Welke knelpunten of obstakels zijn er nog in het dossier?

 

Ik ben zeer benieuwd wat een en ander zal opleveren. Komt er een tweeledige dan wel een vierledige structuur? Krijgt die structuur rechtspersoonlijkheid of niet? Is dat met of zonder administratieve dienstverlening?

 

Welke faciliteiten komen er desgevallend voor architecten die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn gevestigd?

 

Tot slot, wanneer wordt de post in onze commissie bezorgd? Met andere woorden: tegen wanneer verwacht u de voorbereidingen af te ronden en het wetsontwerp hier te kunnen toelichten?

 

02.04 Minister Sabine Laruelle: Het doel is om, indien mogelijk, het akkoord te krijgen van de Vlaamse, Waalse, Brusselse en Duitstalige architecten. De commissie heeft al veel werk verricht in verband met het dossier, maar nooit een consensus over de hervorming van de Orde van Architecten bereikt. Het is trouwens niet gemakkelijk om zo'n consensus te verwezenlijken.

 

In afwachting is er op mijn kabinet al heel wat intensief werk verricht. Een ontwerptekst werd voor opmerkingen en bedenkingen bezorgd aan de Vlaamse raad en de conseil francophone et germanophone van de Orde van Architecten alsook aan de betrokken beroepsfederaties NAV en FAB. Een aantal bilaterale overleggen had plaats op mijn kabinet. Het wetsontwerp is nog in de overlegfase. Mijn kabinet analyseert de ontvangen opmerkingen. De bedoeling is dat ik de debatten spoedig afrond om vervolgens over een redelijke termijn een tekst aan mijn collega’s inzake Institutionele Hervormingen ter discussie voor te leggen.

 

U begrijpt dat het in dit complexe dossier, getekend door jarenlange tegenstrijdigheden, moeilijk is om een exacte timing vast te leggen. Tussen de Vlamingen en de Frans- en Duitstaligen bestaan nog twee of drie echte problemen. Ik hoop in het dossier vóór eind juli een akkoord te bereiken.

 

02.05  Peter Luykx (N-VA): Ik bedank u voor het antwoord.

 

U wilt in een redelijke termijn met voorstellen naar onze commissie komen. Mijn wetsvoorstel dateert van 2010, nog vóór het regeerakkoord van Di Rupo I. Ik heb stellig de indruk dat heel wat korreltjes zand de verdere bespreking van het voorstel bemoeilijken.

 

Misschien is de oplossing wel heel eenvoudig. In het regeerakkoord vinden we op pagina 35 de details van de overheveling van de bevoegdheden van de federale overheid naar de deelstaten. Met andere woorden, men geeft er een antwoord op de vraag voor welke materies u niet meer bevoegd bent. Welnu, onder de algemene opsomming van een aantal beleidsdomeinen waarvoor de bevoegdheidsoverdracht in aanmerking komt op pagina 44 in hoofdstuk 3.5 verwijst men op pagina 52 specifiek naar de deontologische orden.

 

De bespreking die nog voor de totstandkoming van het regeerakkoord is opgestart met de bedoeling om met gezamenlijk overleg een resultaat te bereiken, is intussen achterhaald.

 

U zou volgens het regeerakkoord immers in overleg moeten treden met de deelstaten om de bevoegdheid inzake de hervorming van die orde, letterlijk op pagina 35 en 52 van het regeerakkoord, naar de deelstaten over te hevelen.

 

U kunt toch moeilijk uw eigen regeerakkoord aan de kant schuiven en de gesprekken met de verschillende bestaande raden voortzetten.

 

Daarbij heb ik dan ook nog mijn bedenkingen, namelijk of dan niet de Vlaamse raad, feitelijke vereniging zou moeten worden betrokken dan wel de Vlaamse raad als dusdanig.

 

Ik lees hier dat de splitsing van de orde zal gebeuren na overleg met de deelstaten. Ik denk dat u daarvan misschien beter werk maakt, want anders zal het dossier, dat al meer dan 2 jaar op tafel ligt, als een kleine korreltje zand in de grote zandwoestijn uit het oog worden verloren.

 

02.06  Sabine Laruelle, ministre: Madame la présidente, si c'était si simple, la proposition que monsieur a déposée aurait été approuvée. Or, sa proposition est pro-flamande et je peux le comprendre puisqu'il appartient au groupe N-VA. Dès lors, elle est totalement inacceptable pour les francophones.

 

Pour vous, peut-être que la concertation avec les Ordres et les fédérations professionnelles est sans importance et sans intérêt; c'est votre façon de faire de la politique. Mais ce n'est en tout cas pas la mienne.

 

Ma priorité est de me concerter avec les acteurs de terrain. Ensuite, les concertations politiques avec mes collègues en charge des réformes institutionnelles auront lieu et le groupe des huit sera associé à la décision.

 

Mais si c'était si simple, votre proposition aurait été approuvée, votée et appliquée depuis bien longtemps.

 

02.07  Peter Luykx (N-VA): Mevrouw de minister, het is inderdaad heel duidelijk dat het overleg hier gefaald heeft en dat het overleg in dit land in heel wat opzichten faalt. Precies daarom zijn er al heel wat pogingen geweest om het land te hervormen. Een van de magere pogingen ligt hier voor mij op tafel, het regeerakkoord van Di Rupo I. Heel veel zit daar niet in, maar een zaak staat er wel heel duidelijk in, namelijk dat de ordes gesplitst zullen worden en dat u daarvoor in overleg zult treden met de deelstaten. Dat lijkt mij alleszins duidelijk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de kredietbemiddelaar voor zelfstandigen en kmo's" (nr. 10731)

03 Question de Mme Leen Dierick à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "le médiateur du crédit dédié aux indépendants et aux PME" (n° 10731)

 

03.01  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, de kredietbemiddelaars vormen een onmiskenbare schakel voor de vele zelfstandigen en de kmo’s. Het systeem werd in 2009 ingevoerd en is een succes.

 

Als een kredietbemiddelaar wordt ingeschakeld, behaalt 60 % van de dossiers die hij behandelt een succesvol resultaat.

 

Er is echter een groot probleem, met name de onbekendheid van de kredietbemiddelaars. Slechts 10 % van de ondernemers kent dit systeem en doet er een beroep op.

 

Het systeem werd in 2009 ingevoerd. Is er al een evaluatie gebeurd van de functie van kredietbemiddelaar? Als dat het geval is, wat waren de bevindingen? Zijn er bijsturingen nodig?

 

Kunt u meedelen hoeveel dossiers er jaarlijks worden ingediend en behandeld?

 

Ten slotte, welke maatregelen plant u om de kredietbemiddelaar meer bekendheid te geven?

 

03.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw Dierick, er is nog geen formele evaluatie gebeurd van de dienst kredietbemiddeling.

 

Er zijn wel tal van positieve reacties binnengekomen, onder andere van de OESO, die deze maatregel beschouwt als een good practice om de economie te stimuleren, van de Europese Commissie en van de European Federation of Accountants.

 

De verschillende organisaties van middenstand, Febelfin en talrijke ondernemingen die een beroep hebben gedaan op de dienst, vinden de rol van de kredietbemiddelaar ook van groot belang.

 

De pers toont een grote interesse in deze dienst en er verschijnen regelmatig artikelen in de krant of in gespecialiseerde literatuur. Onlangs heeft de Franstalige openbare zender de kredietbemiddelaar aan de kijkers voorgesteld in het bekende programma Questions d’argent.

 

Ieder jaar brengt de dienst een jaarverslag uit en zet belangrijke aspecten van bemiddeling in het licht.

 

Tot op heden heeft de dienst 744 dossiers binnengekregen. Het is opmerkelijk te zien hoe het aantal omvangrijke dossiers is toegenomen. In amper 4 maanden heeft de dienst bijna 100 dossiers binnengekregen. In vergelijking met de vorige jaren, is dat wel merkwaardig. Een oplossing wordt gevonden in ongeveer 56 % van de gevallen.

 

Ik ga met u akkoord, de bekendheid van de kredietbemiddelaar is inderdaad een pijnpunt en wij willen verder werken aan de communicatie om dit te verhelpen.

 

Daarnaast wil ik samenwerken met de beroepsmensen die de ondernemers omkaderen, of het nu gaat om boekhouders, socialezekerheidskassen of ondernemingsloketten. Zij zouden de kredietbemiddelaar immers kunnen integreren in het advies dat zij aan de ondernemingen verstrekken.

 

03.03  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, kredietbemiddeling is inderdaad een goed systeem en u hebt een aantal instanties aangehaald die dat bevestigen.

 

Des te meer ondernemingen weten hoe het systeem in elkaar zit, des te meer kunnen wij helpen. Ik denk dat alles eraan gedaan moet worden om dat zeker op korte termijn te doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Mathias De Clercq aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de evaluatie van het systeem van de vervangende zelfstandige" (nr. 10474)

04 Question de M. Mathias De Clercq à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l"évaluation du régime du remplacement indépendant" (n° 10474)

 

04.01  Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, collega’s, mevrouw de minister, in onze commissie van eind januari 2012 is jammer genoeg gebleken dat het systeem van de vervangende zelfstandige weinig succes kent. Er zijn slechts een dertigtal ondernemers ingeschreven in dit systeem.

 

U hebt toen naar een werkgroep verwezen die een evaluatie hiervan zou realiseren. De werkgroep zou zich buigen over een aantal aanpassingen om het systeem aantrekkelijker te maken of oordelen om te stoppen. U hebt toen vermeld dat er binnen de termijn van enkele weken een oplossing moest worden gevonden.

 

Ondertussen zijn we een tijd verder en wil ik graag een update, vandaar deze vraag. Is de werkgroep ondertussen tot conclusies gekomen?

 

Er zijn een aantal aanbevelingen vanuit het NSZ om het systeem te verbeteren zoals, enerzijds, een vlot toegankelijke database en, anderzijds, de suggestie om het statuut van occasionele helper toe te kennen. Wat zijn uw inzichten omtrent deze suggesties?

 

Heeft u reeds een finale beslissing genomen? Zo ja, had ik die graag van u vernomen.

 

04.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, de werkgroep die zich buigt over de problematiek binnen het algemeen beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen is op 5 maart 2012 opnieuw samengekomen. Er werd een nieuwe vergadering gepland op 30 maart. Hiervan wordt een verslag verwacht in de loop van dit semester. Ik verwacht dat dit verslag ten laatste eind juni beschikbaar zal zijn.

 

Het aantal inschrijvingen is tot op heden inderdaad laag. Er moeten maatregelen worden genomen om deze dienst aan de zelfstandigen te verbeteren. Ik wacht vol ongeduld op de resultaten van het werk van het ABC, met dien verstande dat er een dienst moet worden ingevoerd, die voldoet aan de verwachtingen van de zelfstandigen. In die zin wordt het werk van deze werkgroep voortgezet.

 

In dat opzicht maken de voorstellen, aangehaald door het NSZ, deel uit van bepaalde denkpistes die momenteel door het ABC worden geanalyseerd.

 

Zelfs al is het voorbarig om al een oordeel te vellen over deze nog niet-afgeronde voorstellen, denk ik dat het belangrijk is erop te wijzen dat de naleving van de toegangsvoorwaarden voor het beroep door de vervanger net is bepaald om het vertrouwen te maximaliseren dat de ondernemer in zijn vervanger kan hebben.

 

De afschaffing zou een omgekeerd effect hebben van wat het NSZ voor ogen heeft.

 

Bovendien lijken de regels die de niet-onderwerping van occasionele helpers mogelijk maken a priori geen oplossing te bieden voor het geringe succes van het Register voor de vervangende ondernemers, maar ik wacht op de oplossingen die het ABC in dit opzicht zal aanreiken.

 

Voor mij blijven een aantal problemen van het systeem fundamenteel, ondanks de communicatiecampagnes die werden gevoerd. In elk geval wil ik mij in dit stadium niet verder uitspreken over de bruikbaarheid van nog niet-afgeronde voorstellen.

 

04.03  Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de minister, ik zou in uw plaats hetzelfde doen. Ik denk dat u de voorstellen van de werkgroep moet afwachten.

 

Ik ben samen met u benieuwd. Ik hoop dat wij de resultaten van de werkgroep nog voor het zomerreces kunnen kennen. Veel collega’s zullen het daarmee eens zijn. Wij moeten daar immers finaal richting aan geven, in welke zin dan ook. De inschrijvingen blijven laag. Dus een evaluatie dringt zich absoluut op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Mathias De Clercq aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "een nieuwe berekeningswijze van de sociale bijdragen" (nr. 10842)

- mevrouw Isabelle Emmery aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de toekomstige berekeningswijze voor de sociale bijdragen van de zelfstandigen" (nr. 11810)

05 Questions jointes de

- M. Mathias De Clercq à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "un nouveau mode de calcul des cotisations sociales" (n° 10842)

- Mme Isabelle Emmery à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'avenir du mode de calcul des cotisations sociales des indépendants" (n° 11810)

 

De voorzitter: De vraag van mevrouw Emmery vervalt, aangezien zij niet aanwezig is.

 

05.01  Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, eind vorig jaar kondigde u aan de berekeningswijze van de sociale bijdragen die onze zelfstandigen dienen te betalen te willen hervormen of herzien. Vandaag worden die berekend op de inkomsten van drie jaar geleden. De bijdragen die de afgelopen jaren door de zelfstandigen betaald dienden te worden, werden dan ook berekend op de inkomsten vóór de crisis, die zich in de afgelopen drie jaar heeft laten kennen.

 

De berekening beantwoordt dus eigenlijk niet meer aan de economische realiteit. Dat verklaart ook mede het hoge aantal aanvragen tot vrijstelling van sociale bijdragen. Ik heb daarover al een aantal schriftelijke vragen gesteld. Het aantal aanvragen neemt continu toe.

 

Een andere berekeningswijze zou nauwer aansluiten bij de huidige economische toestand. Het NSZ schreef onlangs dat u binnenkort een proefproject voor een andere berekeningswijze zult opstarten. Ondertussen weten wij dat u een enquête hebt gestuurd naar de om en bij 700 000 zelfstandigen die ons land, gelukkig, nog rijk is. Die enquête loopt tot juli van dit jaar.

 

Ik heb daarover de volgende vragen.

 

Kunt u duiding geven bij uw intentie om de berekeningswijze bij te sturen? Welke stappen hebt u daartoe gezet?

 

Kunt u de opzet van de enquête situeren? Kunt u ook wat meer toelichting geven bij het proefproject waarover het NSZ het had? Welke timing ziet u om effectief tot een aanpassing van de berekeningswijze te komen?

 

05.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw de voorzitter, conform het regeerakkoord heb ik een monitoringcomité ingesteld. Dat comité heeft als opdracht de pistes te bekijken voor de verbetering en de hervorming van de berekeningswijze van de sociale bijdragen, om te komen tot een eenvoudiger en duidelijker systeem, dat beter overeenkomt met de economische realiteit van de zelfstandigen. De kloof van drie jaar is immers niet meer aangepast aan de huidige realiteit van de zelfstandigen. Er moeten verbeteringen en zelfs grondige hervormingen worden voorgesteld.

 

Het comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van mijn kabinet, Unizo, de UCM, het NSZ, de verenigingen van socialeverzekeringsfondsen, de instelling van de cijferberoepen, het RSVZ en de FOD Sociale Zekerheid.

 

Het is voor de eerste keer samengekomen op 16 februari en vergadert sinds die datum een keer per maand. Er liggen meerdere pistes op de tafel van het comité, waaronder de piste waarbij de sociale bijdragen van elk jaar worden gebaseerd op de inkomsten van het jaar zelf. Twee werkgroepen vergaderen eveneens op regelmatige basis, de ene over de technische invoering van de verschillende pistes en de andere over de fiscale aspecten.

 

Er werd eveneens een nationale enquête gestuurd naar meer dan 700 000 zelfstandigen. Op die manier kan de conformiteit worden verzekerd tussen de oplossingen en, belangrijker, hun verwachtingen.

 

Het comité moet een eerste tussentijds verslag klaar hebben tegen juni 2012. Ik wil de regering over dit verslag informeren en vervolgens voorstellen dat het in deze commissie wordt bestudeerd. Het eindverslag wordt verwacht in oktober 2012. Het zal de resultaten van de enquête integreren, net als het budgettaire luik van de voorgestelde hervormingen.

 

Alles wordt in het werk gesteld opdat de oplossingen die eruit zullen voortvloeien in werking kunnen treden op 1 januari 2014. In 2013 zullen de wetsontwerpen worden behandeld in het Parlement. Eind 2012 moeten wij echter de beslissing nemen omdat de socialeverzekeringsfondsen een heel grote aanpassing moeten doen aan hun werking. Een politieke beslissing nemen tegen einde 2012, is belangrijk. De inwerkingtreding kan dan begin 2014 volgen. Op die manier kan men het jaar 2013 gebruiken om de nodige aanpassingen door te voeren.

 

05.03  Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de minister, dit lijkt mij een zeer goede zaak. Ik apprecieer uw inspanningen enorm.

 

Samen met u kijk ik uit naar het tussentijdse verslag van juni 2012. Ik vind het goed dat u direct aangeeft dat dit ter bespreking zal worden voorgelegd aan deze commissie. Als u die timing kunt handhaven, met een inwerkingtreding begin 2014, meen ik dat wij hier van een grote, belangrijke hervorming kunnen spreken. Wij zullen u alle steun bieden, mevrouw de minister, opdat u zou slagen in uw opzet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Mathias De Clercq aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "ouderschapsondersteuning voor zelfstandigen" (nr. 10843)

06 Question de M. Mathias De Clercq à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "le soutien à la parentalité pour les indépendants" (n° 10843)

 

06.01  Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, gelet op de ontwikkelingen ter zake schrap ik die vraag.

 

De voorzitter: Uw vraag is ingetrokken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Mathias De Clercq aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "kredietverlening aan bedrijven" (nr. 10844)

07 Question de M. Mathias De Clercq à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'octroi de crédits aux entreprises" (n° 10844)

 

07.01  Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de minister, zopas stelde collega Dierick al een aantal vragen omtrent het onderwerp. Ik zal mijn inleiding beperken.

 

Wel wil ik erop wijzen dat de bemiddeling een goede maatregel is. Uit een antwoord op een schriftelijke vraag die ik u gesteld had, blijkt dat er 2 400 jobs, en ondertussen zelfs al 2 600, zijn gevrijwaard door dat systeem. Dat zeg ik om aan tonen dat het een zeer goed systeem is. De moeilijkheid is dat het nog onvoldoende bekend is.

 

Mevrouw de minister, welke acties overweegt u om die problematiek te verhelpen? Lijkt het u aangewezen om sterk in te spelen op een grotere rol voor de kredietbemiddelaar? Een instantie die 60 % van de dossiers van ondernemers in moeilijkheden met succes afhandelt, is echt toch wel een efficiënt middel om onze kmo’s te ondersteunen, want de kmo’s zijn de basis van onze samenleving.

 

Overweegt u om meer middelen voor de bemiddelaar vrij te maken, zodat nog meer bedrijven geholpen kunnen worden?

 

In januari kende nog steeds maar 10 % van de ondernemingen de bemiddelaar. Kunnen wij voor de bekendmaking nog meer communicatiekanalen inzetten?

 

Zult u acties ondernemen om specifiek startende ondernemers bij te staan bij een kredietaanvraag? Als schepen van Economie in een grootstad merk ik dat dat relevant is.

 

Wat is de stand van zaken in verband met de zogenaamde didactische tool voor de KeFiK-website, die u enkele maanden geleden hier in onze commissie hebt aangekondigd? Die tool zou een evaluatiehulpmiddel zijn voor de ondernemingen om de kwaliteit van hun dossiers te verbeteren.

 

07.02 Minister Sabine Laruelle: Ten eerste, de gegevens van de Nationale Bank slaan niet op de zelfstandigen, maar wel op de financiële ondernemingen. Het beeld dat uit het Nationale Bankrapport zichtbaar is, is misschien niet volledig.

 

In het rapport “Kredietverlening 2012” van het KeFiK zien wij dat het toegekend bedrag in euro’s aan zelfstandigen en aan kleine en middelgrote ondernemingen wel is afgenomen in het laatste kwartaal van 2011. Wij hebben vooralsnog onvoldoende gegevens voor het eerste kwartaal van 2012. De kredietbarometer van het KeFiK geeft de perceptie weer van de bedrijfsleiders ten opzichte van de toegang tot bankkredieten. De jongste peiling, van februari 2012, toont aan dat de informatie- en waarborgvereisten zijn toegenomen volgens kmo-bedrijfsleiders.

 

Met enige voorzichtigheid kunnen we stellen dat bankkredietverlening aan kmo’s moeilijk is en zal blijven.

 

Conform het regeerakkoord en mijn algemene beleidsverklaring wil ik de voorwaarden voor toegang tot financiering van ondernemers verbeteren. Ik heb zopas in antwoord op een vraag van de heer Logghe enkele voorbeelden gegeven, zoals onder andere de waarborgen.

 

De kredietbemiddelaar heeft sinds zijn installatie 744 dossiers afgerond, waarvan ruim 56 % met succes. Dat heeft 2 624 banen gevrijwaard. Er zijn momenteel 70 dossiers in behandeling. Internationale studies tonen aan dat dat een efficiënte manier is om kmo’s te ondersteunen. Ik wil dus dat de rol van de bemiddelaar wordt ondersteund, met name in zijn arbitrageopdracht tussen banken en ondernemers, en in zijn opdracht als borg voor de naleving van gezonde handelspraktijken door de banken. De begeleiding van de kredietbemiddelaar is een pijnpunt en ik heb zopas reeds een antwoord gegeven.

 

Om de starter zo goed mogelijk te ondersteunen in de samenstelling van het kredietdossier, blijf ik hen aanmoedigen om een beroep te doen op de beoefenaars van een cijferberoep. Sommige instrumenten ontwikkeld door het KeFiK kunnen zeer nuttig zijn, zoals het vademecum "Kmo-financiering". Toch zal de goede voorbereiding van het kredietdossier ook afhankelijk zijn van de deskundigheid van de projectendragers.

 

Het KeFiK is twee didactische tools aan het uitwerken. De eerste staat sinds de persconferentie van 15 mei online en bevat een instrument voor ondernemingsperformantie. Op die manier kunnen bedrijfsleiders nagaan in hoeverre hun onderneming correct gefinancierd is, of hun activiteiten correct beheerd worden en welke maatregelen nuttig kunnen zijn in hun situatie.

 

Daarnaast werkt het KeFiK een ratinginstrument uit, waarmee de kmo de sterktes en zwaktes van een kredietdossier kan evalueren. Het zal gratis online beschikbaar zijn in oktober 2012.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 11338 van mevrouw Sminate wordt uitgesteld.

 

08 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de termijnen waarover het RSVZ beschikt om een beslissing te nemen betreffende rust- en overlevingspensioenen van zelfstandigen" (nr. 11383)

08 Question de Mme Karolien Grosemans à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "les délais dont dispose l'INASTI pour rendre une décision relative aux pensions de retraite et de survie des indépendants" (n° 11383)

 

08.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mevrouw de minister, in essentie gaat het over een conflict tussen het Handvest van de sociaal verzekerde en het algemeen pensioenreglement voor zelfstandigen. Het handvest bevat een aantal belangrijke principes in verband met de rechten en de plichten van de bevolking, dus de sociaal verzekerden, in hun contacten met de socialezekerheidsinstellingen. Het voornaamste doel van het handvest is het beschermen van de bevolking door een geheel van regels waaraan alle socialezekerheidsinstellingen zich moeten houden.

 

Artikel 10 van het handvest zegt bijvoorbeeld binnen welke termijn instellingen van sociale zekerheid een beslissing moeten nemen na een verzoek van een verzekerde. In principe is dat vier maanden. In hetzelfde artikel wordt bepaald dat deze termijn van vier maanden uitzonderlijk en tijdelijk per KB verlengd kan worden tot maximaal acht maanden.

 

Mevrouw de minister, in de algemene aanbevelingen van het jaarverslag 2011 van de ombudsdienst pensioenen wordt aangeraden om artikel 133 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen te wijzigen, zodat enkel nog een termijn van vier maanden van toepassing is. Op die manier wordt eigenlijk het onderscheid in behandeling tussen de pensioenstelsels opgeheven.

 

Zult u die aanbeveling van de ombudsdienst pensioenen opvolgen? Zo ja, kunt u daar een tijdsschema opkleven?

 

08.02 Minister Sabine Laruelle: Zoals de ombudsdienst aanhaalt, geniet het RSVZ reglementair inderdaad van een afwijking van het handvest van de sociaal verzekerde inzake pensioenen. De termijn waarin wordt voorzien door het handvest voor het nemen van een beslissing inzake pensioenen en voor de uitbetaalbaarstelling bedraagt in totaal acht maanden. Het RSVZ heeft sinds 1998 het recht behouden te beschikken over een extra termijn van vier maanden om zijn beslissing te nemen en dit wanneer de pensioenaanvraag wordt ingediend meer dan negen maanden voor het pensioen ingaat.

 

Deze afwijking bestaat nog voor het RSVZ en zou helemaal moeten verdwijnen, dat ben ik met u eens. Deze afwijking wordt als dusdanig in principe niet meer toegepast door het RSVZ. De refertetermijnen zijn die waarin wordt voorzien door het handvest, behalve bij toepassing van verwijlintresten zoals voorzien door het handvest.

 

Inderdaad, in dit geval blijft het RSVZ gebruik maken van de extra termijn van vier maanden met toepassing van het artikel 133 van het koninklijk besluit van 22 december 1967. De teksten van het koninklijk besluit met het oog op de schrapping van deze afwijkende regel werden net afgerond door mijn administratie. Ik leg ze voor op de volgende Ministerraad. Ik ga met u akkoord. Het gaat niet. We moeten die regel afschaffen.

 

08.03  Karolien Grosemans (N-VA): De uitzondering werd inderdaad ingevoerd met een koninklijk besluit van 15 december 1998. Het ging om een vrij beperkte en tijdige uitzondering. Gelet op de periode die intussen verstreken is kan men niet volhouden dat het om een tijdelijke uitzondering gaat.

 

Ik ben blij dat u akkoord gaat en dat het wordt geschrapt. De pensioenwereld wordt er weer wat mooier op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 11409 van mevrouw Galant wordt op haar verzoek uitgesteld.

 

Dames en heren, ik wil een nota in herinnering brengen. De Conferentie van voorzitters heeft volgende beslissing genomen. Wanneer het uw beurt is om een vraag te stellen en u bent niet aanwezig dan wordt de vraag ingetrokken. U kunt geen nieuwe vraag over hetzelfde onderwerp indienen. Dat geldt alleen als u afwezig bent zonder verwittiging. Wij houden lijsten bij. Als u heeft verwittigd dan heeft u de keuze om die vraag te laten uitstellen of om ze in een schriftelijke vraag om te zetten. Na de tweede afwezigheid wordt de vraag ingetrokken. De ministers geven het schriftelijke antwoord aan het secretariaat.

 

09 Question de Mme Marie-Martine Schyns à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la reconnaissance de la maladie de Parkinson comme maladie professionnelle" (n° 11658)

09 Vraag van mevrouw Marie-Martine Schyns aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de erkenning van de ziekte van Parkinson als beroepsziekte" (nr. 11658)

 

09.01  Marie-Martine Schyns (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, le 7 mai dernier, la France a complété la liste des maladies professionnelles du régime agricole en reconnaissant la maladie de Parkinson comme maladie professionnelle. Le décret établit un lien de causalité entre cette maladie et l'usage de pesticides. Le lien entre les pesticides et la maladie de Parkinson est de plus en plus reconnu au niveau scientifique. Une étude récemment menée aux États-Unis a montré que le risque de développer cette maladie augmente de 50 % lorsque l'on vit près des champs et, a fortiori, quand on y travaille.

 

En Belgique, beaucoup d'agriculteurs ont un statut d'indépendant. Par conséquent, ils n'ont pas accès au Fonds des maladies professionnelles. Comme la France l'a fait, on aurait pu étendre le Fonds des maladies professionnelles à la maladie de Parkinson mais ce n'est pas une bonne solution.

 

Quelles solutions proposez-vous pour améliorer l'indemnisation des agriculteurs victimes des pesticides? L'extension de l'assurance faillite à certains cas de cessation forcée d'activité, en cas de maladie, est-elle une réponse suffisante à ce problème? Ne faudrait-il pas envisager la création d'un Fonds d'indemnisation?

 

Entre le dépôt de ma question et aujourd'hui, je me suis permise de prendre une initiative car je pense que cela pourrait être une solution. J'aurais aimé avoir votre position, vous qui connaissez bien le secteur de l'agriculture ainsi que le danger des pesticides. J'ai interrogé le ministre en charge du plan de réduction biocides/pesticides. Il y a eu des avancées depuis, mais il est clair que ceci concerne des gens qui ont peut-être été en contact avec des pesticides il y a une vingtaine d'années. Pourrait-on imaginer une compensation?

 

09.02  Sabine Laruelle, ministre: Madame Schyns, comme vous, je suis très sensible à ces questions de santé et d'agriculture.

 

Les cas d'intoxications aiguës liées à l'utilisation des produits phytopharmaceutiques doivent être rapportés à mes services au moyen d'un rapport de toxico-vigilance établi par le Centre Antipoison et faire ensuite l'objet d'un suivi. Aucun cas ne nous a jamais été rapporté. À l'heure actuelle, en Belgique, il n'y a pas de suivi des intoxications chroniques des professionnels qui utilisent des produits phytopharmaceutiques.

 

Cette mesure est encouragée par la directive 2009/128 du Parlement européen et du Conseil du 21 octobre 2009 instaurant un cadre d'action communautaire pour parvenir à une utilisation des pesticides compatible avec le développement durable. Cette directive est en cours de transposition au niveau belge. Bien que cette mesure ne soit pas obligatoire, mes services étudient la possibilité de l'inclure dans le cadre des activités du programme de réduction des pesticides et biocides auquel plusieurs ministres du gouvernement participent.

 

En ce qui concerne les fonds d'indemnisation, depuis 2008, les petits risques ont été inclus pour les indépendants; ce qui est évidemment une très bonne chose. La problématique relève donc plutôt de la ministre de la Santé.

 

Vous avez cité le Fonds Amiante auquel le statut social des indépendants participe. Ce sont très certainement des pistes qui doivent être investiguées. L'indemnité d'invalidé ou d'incapacité de travail après un an, c'est déjà bien! Je suis d'accord avec vous. Mais cela ne répond pas totalement à la problématique que vous soulevez. On y travaille via le plan réduction des pesticides pour avoir aussi un suivi de ces maladies chroniques.

 

Je ne manquerai pas de consulter ma collègue de la Santé au sujet de cette problématique pour les agriculteurs.

 

09.03  Marie-Martine Schyns (cdH): Merci, madame la ministre. Je vous sens vraiment attentive à ce problème. Je ne manquerai pas d'interroger la ministre de la Santé pour connaître sa position à ce sujet et les différents possibilités envisageables.

 

Je retiens une chose intéressante: ce que vous avez signalé par rapport à la toxico-vigilance n'existe pas pour les intoxications chroniques. Ne pourrait-on pas l'envisager? Je ne connais pas bien le fonctionnement…

 

09.04  Sabine Laruelle, ministre: La directive du Parlement et du Conseil que j'ai citée le recommande. Ce n'est donc pas obligatoire mais une recommandation. Dans le cadre de l'élaboration du plan, nous sommes en train de voir comment l'inclure au niveau belge.

 

On a créé le Fonds Amiante car la problématique était connue. Créer des fonds, c'est bien mais si on ignore combien, comment, quand et avec quelle ampleur, cela reste difficile. Il faudrait peut-être ne pas mettre la charrue avant les bœufs.

 

09.05  Marie-Martine Schyns (cdH): La proposition est déposée. Nous verrons la manière dont cela va évoluer. Je suis vraiment demandeuse pour qu'on puisse évaluer le nombre de cas. Merci beaucoup pour l'intérêt que vous portez à cette problématique.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de administratieve lastenverlaging" (nr. 11698)

10 Question de M. Karel Uyttersprot à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la réduction des charges administratives" (n° 11698)

 

10.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, een van de speerpunten in het regeerakkoord van deze regering en van uw beleid is een vrij ambitieus plan voor een lastenverlaging van 30 % tegen het einde van de legislatuur, in 2014. U wilt daarmee aansluiten bij de Small Business Act en nog beter doen dan de 25 % die in de Small Business Act vooropgesteld wordt. Als wij onze bedrijven vragen welke de meest cruciale handicaps zijn, dan antwoordt men doorgans: de loonlast en de administratieve lasten. Daarom heb ik een aantal vragen.

 

Op welke domeinen zult u de administratieve lastenverlaging doorvoeren? Wat zijn de parameters die u daarvoor zult hanteren? Is er ook in een nulmeting voorzien? Als u wilt meten op welke wijze iets voor- of achteruit gaat, dan moet men ergens kunnen vertrekken. Een nulmeting is dus nodig.

 

Ligt u op koers om de vooropgestelde doelstellingen tegen 2014 te halen? Hebt u al een idee van de concrete initiatieven? Bij wijze van voorbeeld geef ik u een aantal mogelijkheden: de elektronische facturatie, de elektronische maaltijdcheques en een goede, transparante en eenvoudige werking van de douane.

 

10.02 Minister Sabine Laruelle: Ik dank u voor uw vraag. Het Federaal Planbureau is verantwoordelijk voor het verzamelen en analyseren van informatie over de administratieve lasten. Dat gebeurt op tweejaarlijkse basis. Voor meer details over de gebruikte methodologie verwijs ik u door naar de minister van Administratieve Vereenvoudiging. De minister van Administratieve Vereenvoudiging heeft eind april aan de regering een totaalplan voorgesteld.

 

Wat mijn bevoegdheden betreft, wens ik meerdere voorstellen met betrekking tot de kmo’s en de zelfstandigen toe te voegen. Die zullen worden geïntegreerd in mijn kmo-plan, dat ik ten laatste eind juni aan de regering zal voorstellen en dat in het bijzonder zal gaan over de berekeningswijze van de sociale bijdragen van de zelfstandigen, het toepassen van het onlyonceprincipe en, bijvoorbeeld, ook de kmo-test.

 

Ik verwijs dus naar het plan dat voorgesteld werd door mijn collega die verantwoordelijk is voor de Administratieve Vereenvoudiging. De elektronische facturatie en de elektronische maaltijdcheques vallen onder de bevoegdheid van mijn collega die verantwoordelijk is voor het departement Economie. De douanediensten vallen onder de verantwoordelijkheid van mijn collega die bevoegd is voor Financiën.

 

10.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, ik weet dat het ambitieus is, maar ik had van u verwacht dat u mij zou vertellen om welke domeinen binnen uw bevoegdheidspakket het zal gaan.

 

10.04 Minister Sabine Laruelle: Ik heb drie voorbeelden gegeven.

 

10.05  Karel Uyttersprot (N-VA): U verwijst mij naar de minister van Administratieve Vereenvoudiging en wijst mij erop dat ik mij tot hem moet wenden.

 

10.06 Minister Sabine Laruelle: U hebt niet goed geluisterd. Ik herhaal.

 

Inzake mijn bevoegdheden wens ik meerdere voorstellen met betrekking tot kmo’s en zelfstandigen toe te voegen. Zij zullen in mijn kmo-plan, dat ik uiterlijk eind juli 2012 aan de regering zal voorstellen, worden geïntegreerd. Zij gaan in het bijzonder over de berekeningswijze van de sociale bijdragen.

 

Ik heb de heer De Clercq ook een algemeen antwoord gegeven over de zelfstandigen en het toepassen van het onlyonceprincipe. Op die manier moet niet altijd opnieuw dezelfde informatie worden gevraagd aan de verschillende kmo’s of zelfstandigen. Eén keer is één keer. Bijvoorbeeld, de balans moet tot nu toe naar de Nationale Bank van België en naar de monitor worden gestuurd. Waarom moet ze twee keer worden gestuurd? Het betreft dus het onlyonceprincipe.

 

Het is, bijvoorbeeld, pour l’agrément des entrepreneurs. Ik ken het woord in het Nederlands niet.

 

Wij hebben nu acht categorieën, zeventien subcategorieën en zeven documenten. Vier van die documenten zijn tegen het onlyonceprincipe.

 

Het onlyonceprincipe is dus heel belangrijk. Een ander voorbeeld is dat wij één formulier hebben. Tot nu toe moet een nieuwe zelfstandige een formulier invullen voor het Ondernemingsloket, zijnde het enige loket, en nog een ander formulier voor de Kas van Zelfstandigen. Waarom kan er niet één formulier voor beide instellingen zijn?

 

Ook kan bijvoorbeeld aan het enige loket en aan de Kas van Zelfstandigen worden gezegd dat zij, indien zij zulks wensen, kunnen samenwerken, teneinde echt één enig loket te hebben, ofwel voor het enige loket ofwel voor de Kas van Zelfstandigen.

 

Het betreft dus het onlyonceprincipe, dat heel belangrijk is. Het is een enorm werk, maar het is heel belangrijk. Wij hebben een wet die dit principe vastlegt. Top op heden is er nog geen koninklijk besluit om die wet in te voeren. Wij hebben bijvoorbeeld ook de kmo-test, een principe van de Europese Commissie uit de Small Business Act.

 

De Small Business Act stelt: “Think small first”, met andere woorden, als een maatregel niet contraproductief is voor een micro-onderneming, dan zal ze ook niet contraproductief zijn voor een grote onderneming. Wij moeten een evenwichtige concurrentie behouden tussen de grote en de kleine ondernemingen. Wij weten heel goed dat de administratieve lasten meer kosten aan een micro-onderneming dan aan een grote. De kmo-test is dus een analyse voor de indiening van een dossier in de Ministerraad om te zien of die maatregel niet negatief is voor een micro-onderneming, of er een alternatief of een vereenvoudiging is voor de micro-onderneming.

 

10.07  Karel Uyttersprot (N-VA): Uw toelichting ad hoc was duidelijker dan uw voorgelezen toelichting.

 

10.08 Minister Sabine Laruelle: Ik vraag mijn medewerkers altijd om een kort antwoord. Als ik te uitgebreid antwoord dan krijg ik de week erna een nieuwe vraag.

 

10.09  Karel Uyttersprot (N-VA): Bedankt daarvoor. Wij kijken uit naar uw concrete initiatieven. Ik vermoed dat u daarover zult overleggen met het middenveld.

 

10.10 Minister Sabine Laruelle: Ja, natuurlijk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer Uyttersprot, uw vraag nr. 11707 over de betalingtermijn van facturen, de omzetting van de Europese richtlijn en een stand van zaken van het wetsontwerp daaromtrent wordt behandeld in de commissie voor de Justitie.

 

10.11 Minister Sabine Laruelle: Ik kan zeggen dat ik voor de indiening van die dienstenrichtlijn ben.

 

De leading minister voor de indiening van die dienstenrichtlijn op federaal vlak is de minister van Justitie. Er zijn werkgroepen met de verschillende kabinetten, maar ik ben niet de leader die deze richtlijn moet indienen. Ik ben wel voorstander voor de indiening ervan en wel zo vlug mogelijk. Normaal is ze voorzien voor maart 2013. Ik hoop dat het vroeger zal zijn voor de betalingstermijn. Dat is heel belangrijk voor de financiering van de kmo’s.

 

Deze problematiek valt echter niet onder mijn bevoegdheid, wat spijtig is.

 

10.12  Karel Uyttersprot (N-VA): Het is inderdaad spijtig dat het niet onder uw bevoegdheid valt, mevrouw de minister. Wij hebben er naar aanleiding van uw beleidsnota uitvoerig over gediscussieerd. Ik meende toen dat u op de goede weg zat.

 

10.13 Minister Sabine Laruelle: Ik ben voorstander van een vroegere indiening dan maart 2013. Een werkgroep van het ministerie van Justitie en van Economie is er nu mee bezig. Ik ben ook voorstander van betalingstermijnen voor de openbare diensten, niet alleen voor de privésector. Het gaat hier echter om mijn persoonlijke visie op dit dossier. Er is nog geen echte consensus over die problematiek.

 

10.14  Karel Uyttersprot (N-VA): Dat was precies mijn vraag. Gelden die betalingstermijnen dan zowel voor de openbare diensten, als voor de privésector?

 

10.15 Minister Sabine Laruelle: Ik ben er voorstander van dat zij gelden voor zowel de openbare diensten als de privésector, maar ik spreek dan uit eigen naam.

 

10.16  Karel Uyttersprot (N-VA): Misschien kunnen wij samen een voorstel indienen?

 

De voorzitter: Inzake de timing van het wetsvoorstel zal de minister van Justitie u kunnen antwoorden.

 

10.17 Minister Sabine Laruelle: Uw vraag over de timing stelt u beter aan de minister van Justitie.

 

De voorzitter: Wij kunnen die vraag beter doorsturen naar de commissie voor de Justitie.

 

11 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de risicoaversie voor ondernemingskredieten" (nr. 11819)

11 Question de M. Peter Logghe à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'aversion au risque dans le cadre des crédits aux entreprises" (n° 11819)

 

11.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, eigenlijk valt deze vraag enigszins samen met de eerder gestelde vragen van collega Dierick en een aantal andere collega’s. Het gaat over het KeFiK en de ondernemingskredieten. Ik noem ze zelf de zuurstofflessen voor het economisch leven in Vlaanderen.

 

Het jaarlijks rapport van het KeFiK leert ons dat in 2011 12,9 % van de kmo’s hun kredietaanvraag geweigerd zagen door de bank. Dat is minder dan in 2010 en zelfs flink minder dan in 2009, toen nog 17,3 % van de bedrijven hun aanvraag geweigerd zagen. U kunt de cijfers.

 

Mevrouw de minister, mij verbaast vooral dat de weigeringen vooral te vinden zijn bij de kleine aanvragen van minder dan 250 000 euro. De conclusie van enkele jaren geleden, dat vooral micro-ondernemingen het moeilijk hadden en hebben, blijft hierdoor overeind.

 

Het gaat over ondernemingen met minder dan tien werknemers. Ik ga onmiddellijk over naar de vragen.

 

Mijn eerste vraag valt eigenlijk weg, want u hebt daarop al geantwoord, onder andere aan collega Dierick.

 

Ten tweede, wat mij zorgen baart, is de stijging van het aantal weigeringen bij micro-ondernemingen, bij de kleine ondernemingen die moeten groeien om volwaardige bedrijven te worden. De redenen voor de weigering zijn, ten eerste, het gebrek aan waarborgen en een te laag eigen vermogen. Nochtans zijn het de kleine ondernemingen die voor groeipotentieel in dit land kunnen zorgen, vermits zij 92 % van de bedrijven uitmaken. Ziet u mogelijkheden om tussen te komen op het vlak van het te laag eigen vermogen?

 

Dan kom ik tot een vrij prioritaire taak. In de KeFiK-studie valt vooral de tendens bij banken op om steeds vaker een persoonlijke borgstelling als garantie te vragen. Zult u daartegen ingrijpen, mevrouw de minister? Dit is een dringend probleem.

 

Een laatste probleem betreft de informatiedoorstroming. Banken kennen krediet toe of weigeren krediet op basis van een soort van interne bankrating. Het is van cruciaal belang dat ondernemingen zelf weten welke rating ze bij banken hebben. Toch is 70 % van de ondernemingen er totaal niet van op de hoogte dat er ratings worden gebruikt of op welke basis die tot stand komen. Daar liggen nog wat bijkomende prioriteiten voor uw beleid. Ik zal graag naar uw antwoord luisteren.

 

11.02 Minister Sabine Laruelle: Het dalende aantal geweigerde kredieten is zeer goed nieuws. Dit geldt des te meer, aangezien het totale aantal kredietaanvragen is gestegen ten opzichte van de voorgaande jaren. De toegenomen acceptatiegraad is dus niet te wijten aan een grotere terughoudendheid om kredietaanvragen in te dienen. We hebben evenwel geen zicht op de verklaring voor het aantal geweigerde aanvragen. Het is mogelijk te wijten aan het feit dat de algemene economische vooruitzichten minder slecht zijn dan in 2009 of 2010. Wellicht onderbouwen de meeste ondernemingen hun kredietdossier beter dan in het verleden. Verder onderzoek hieromtrent is wenselijk.

 

Tot slot wijst de studie van het KeFiK er op dat voor micro-ondernemingen het aantal geweigerde kredieten wel de hoogte in is gegaan.

 

Er bestaat dus een verschil tussen middelgrote ondernemingen en micro-ondernemingen. De bekommernis voor micro-ondernemingen is terecht. Er bestaat al een aantal maatregelen om het eigen vermogen op te krikken of vooral om de waarborgvereisten te drukken. Het probleem is dat deze overheidsmaatregelen onvoldoende gekend en benut zijn bij de ondernemingen die hierbij nochtans het meeste baat zouden hebben, onder andere de micro-ondernemingen.

 

Ik pleit er dan ook voor om de bestaande instrumenten te promoten en beter bekend te maken bij kleine bedrijven, en de toegang en de procedure te vergemakkelijken. Ik denk ook dat een nauwere samenwerking tussen ondernemers en de cijferberoepen noodzakelijk is om zwakke financiële plannen te vermijden.

 

Ik ben van plan om zo snel mogelijk mijn kmo-plan aan de regering voor te stellen, vóór 1 juli, met een aantal ontwerpen die de flexibiliteit en de mobiliteit van de waarborgen zouden verbeteren. Banken vragen inderdaad meer persoonlijke waarborgen, wat mogelijk leidt tot een aanzienlijke persoonlijke verarming in het geval van een faillissement. Ik denk dan in de eerste plaats aan het informeren van de ondernemers over de risico’s van persoonlijke waarborgen en mogelijke alternatieven.

 

Ik denk ook dat het belangrijk is om een beter evenwicht in de relatie tussen banken en ondernemers te bereiken. Ik zal daarvoor verschillende maatregelen in mijn kmo-plan aan de regering voorstellen.

 

Een betere kennis van het overheidsinstrumentarium aan bestaande maatregelen kan ook hiervoor soelaas bieden en de vraag naar persoonlijke waarborgen doen afnemen.

 

De informatiedoorstroming tussen banken en kredietafnemers is inderdaad een probleem. Een duidelijke meerderheid van de ondernemers wenst meer informatie van hun bank over hun rating en kredietdossier. Tegelijkertijd stofferen sommige ondernemers hun kredietdossier te weinig, wat leidt tot een onnodig slechte rating.

 

Er is nood aan een betere communicatie waarbij vooral kleine ondernemingen vragende partij zijn.

 

Ik wens de leesbaarheid van de weigeringsbeslissingen te verbeteren dankzij een betere motivering door de banken. Het zou de ondernemers een grote kans geven om hun aanvragen te verbeteren.

 

Op vlak van preventie en voorbereiding werkt het KeFiK – ik heb dat ook geantwoord op de vraag van de heer De Clercq – aan een onlinetool, waarbij ondernemers hun kredietdossier kunnen evalueren op sterke en zwakke punten, om zo een beter inzicht te krijgen in de manier waarop een rating tot stand komt. Dit is alleszins een stap in de goede richting.

 

11.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, we kijken uit naar dat kmo-plan, dat er zo snel mogelijk mag komen. Ik neem er nota van dat u de bezorgdheid deelt dat vooral micro-ondernemingen het moeilijk hebben om aan die kredieten te geraken.

 

U zegt dat zij beter moeten worden geïnformeerd en dat ze een beter persoonlijk contact met de banken moeten krijgen. Ik denk, maar dit is mijn persoonlijk aanvoelen, dat er ook eens een overleg zou moeten zijn met de banken. Het zou, bijvoorbeeld, niet slecht zijn dat banken verplicht worden of aangezet worden om de ratings automatisch onder de neus van de klanten te duwen, zodat de klant kan zien waarop die rating is gebaseerd.

 

Wij zullen hierop nog een aantal keren terugkomen. Dit is een zeer belangrijke materie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Roland Defreyne aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de oneerlijke concurrentie in de transportsector" (nr. 10735)

12 Question de M. Roland Defreyne au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "une concurrence déloyale dans le secteur des transports" (n° 10735)

 

12.01  Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de vice-eersteminister, ik heb u in het begin van deze legislatuur een vraag gesteld over de zorgwekkende stijging van het aantal faillissementen. U hebt mij toen geantwoord dat dit fenomeen zich vooral in de tertiaire sector voordeed, onder meer bij de Belgische transportbedrijven.

 

De afgelopen maanden waren er heel wat klachten van de transportsector over oneerlijke concurrentie. Ik heb in dat verband aan de staatssecretaris voor Fraudebestrijding een vraag gesteld over onwettig cabotagetransport. De Owner Drivers United, een Belgische groepering van zelfstandige truckers, heeft alle wanpraktijken uit de sector gebundeld en de Vlaamse minister van Mobiliteit erop gewezen dat heel wat van die bedrijven van plan zijn om zich in het buitenland te vestigen, al dan niet met de bedoeling daar personeel te rekruteren om hier goedkoop op de markt aanwezig te kunnen zijn. Het gaat dus niet alleen over de oneerlijke cabotageritten, maar ook om andere vormen van concurrentie, zoals bijvoorbeeld met de Belgische binnenscheepvaart.

 

Mijnheer de vice-eersteminister, bent u op de hoogte van de vele vormen van concurrentievervalsing die in de transportsector vandaag bestaan? Welke acties kunt u ondernemen om een gunstig economisch klimaat te creëren voor deze sector? Plant u bijvoorbeeld overlegmomenten met de actiegroepen zoals de Owner Drivers United?

 

Ik haalde reeds het pijnpunt aan dat de binnenscheepvaart de mogelijkheid heeft om te varen op rode diesel. Dit betekent een prijsvoordeel van 50 % ten opzichte van wegtransport. Kunt u bepaalde maatregelen nemen om deze vorm van concurrentie, dus specifiek inzake het gebruik van rode diesel, aan te pakken?

 

12.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mevrouw de voorzitter, wat de eerste vraag betreft, over het aanpakken van eerlijke concurrentie, moet hoofdzakelijk verwezen worden naar het plan voor het bestrijden van sociale en fiscale fraude, dat door de regering werd goedgekeurd en vooral door staatssecretaris Crombez wordt uitgewerkt.

 

Er was de pijnlijke situatie met de twee Poolse vrachtwagenchauffeurs in Wingene. Ik denk dat het belangrijk is dat wij daar zo goed mogelijk proberen op te treden. Er zijn wel degelijk Europese regels; er zijn Europese regels die concurrentie teweegbrengen. Als men echter de regels niet volgt, komt men in een onmogelijke situatie terecht. Ik steun voluit het beleid van mijn collega, staatssecretaris Crombez, die daar eigenlijk de lead neemt.

 

Na de begrotingscontrole heeft de regering beslist om rond relance en groei een aantal pistes te bestuderen. Het doel is om daaromtrent tegen midden of eind juli een definitief resultaat te geven. Ik moet ook benadrukken dat, wat het resultaat betreft, de bomen niet tot in de hemel groeien en dat er, in het licht van dat plan, grote keuzes moeten worden gemaakt. In het algemeen moeten wij proberen om een gunstig klimaat te scheppen. Of dat voor de transportsector een specifiek plan zal zijn, kan ik tot op heden niet zeggen.

 

Ik had tot op heden nog geen overleg met Owner Drivers United, maar als men dat wenst, kan ik daarop ingaan.

 

De diesel is een ecologisch en economisch punt. Ik wil erop wijzen dat dit in de eerste plaats de bevoegdheid is van mijn collega, de minister van Financiën. Er is een systeem met betrekking tot professionele diesel, dat voor transporteurs van toepassing is en tevens een gunstmaatregel inhoudt, wat qua kostprijs niet onbelangrijk is. Zijn ook hier verdere maatregelen mogelijk? Dat is zo niet evident. In het kader van de relance zullen wij vooral moeten proberen om middelen efficiënter in te zetten, veeleer dan nieuwe middelen in te zetten. Het is evenwel altijd een discussie waard. Toch is de professionele diesel een niet onbelangrijke tegemoetkoming.

 

12.03  Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het is inderdaad zo dat de kleine transporteur altijd de dupe is van de oneerlijke concurrentie. De grote transportbedrijven kunnen eventueel uitwijken naar een vestiging in het buitenland, waar zij goedkoop personeel kunnen rekruteren.

 

De controle is niet gemakkelijk, dat geef ik toe. De controle gebeurt op basis van de vrachtbrieven die opgevraagd worden bij de transporteurs. Ik vraag mij af of andere vormen van controle, bijvoorbeeld via de btw-aangifte of via de sociale wetgeving, niet meer resultaat zouden opleveren en dus oneerlijke concurrentie in de sector beter zouden kunnen detecteren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de organisatie van het Belgisch Commissariaat voor Internationale Expo's" (nr. 11072)

13 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'organisation du Commissariat général du Gouvernement belge auprès des Expositions internationales" (n° 11072)

 

13.01  Peter Luykx (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de aanvang van de Wereldtentoonstelling in Zuid-Korea komt dichterbij.

 

Wij hebben al een en ander kunnen lezen in de pers en wij hebben Expocommissaris Leo Delcroix ook horen vertellen wat de werkzaamheden van het Belgisch Commissariaat voor Internationale Expo’s zijn.

 

Ook raakte bekend dat de Vlaamse minister-president in Lombardije zijn evenknie Roberto Formigoni heeft ontmoet en dat er een eigen paviljoen voor Vlaanderen zou worden gereserveerd tijdens de Wereldexpo in Milaan in 2015. Dat zou een unicum zijn, een eerste keer, waarbij naast de nationale landen ook de regio’s zich rechtstreeks voorstellen.

 

Mijnheer de minister, uw voorganger Vincent Van Quickenborne, antwoordde in het verleden al op vragen in deze commissie dat het volledige positieve saldo van de Belgische deelname aan de Wereldtentoonstelling van Shanghai werd ingeschreven op het Fonds voor de organisatie van internationale tentoonstellingen en dit onder toezicht van de FOD Economie. Dit positief saldo blijft beschikbaar voor deelnames aan andere expo’s in de toekomst.

 

Ik heb enkele vragen over die middelen. Over welke financiële middelen en mankracht beschikt het Belgisch Commissariaat voor Internationale Expo’s vandaag? Welke bijdrage werd gereserveerd voor de deelname aan de expo in Zuid-Korea?

 

Welke middelen werden ter beschikking gesteld van de regio’s? Zijn daarover concrete afspraken gemaakt met hen, zodat ook de regio’s voldoende in de kijker kunnen staan in Zuid-Korea?

 

Hoe verloopt de coördinatie tussen de regio’s en het Fonds voor de organisatie van internationale tentoonstellingen? Bent u al in overleg getreden met hen? Is er een protocol? Wordt dat nageleefd? Met welke frequentie vinden deze overlegmomenten plaats?

 

Tot slot, ik ben ook benieuwd naar uw standpunt met betrekking tot de beslissing van de Vlaamse minister-president Peeters om in Milaan 2015 ook voor Vlaanderen een eigen paviljoen te organiseren.

 

13.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mijn voorganger heeft inderdaad een permanente dienst ter voorbereiding van de expo’s opgezet. Dat is een goede vernieuwing. Het Belgische Commissariaat voor Internationale Expo’s heeft van de regering een toelage van ongeveer 1 900 000 euro maar dit kan jaarlijks verschillen. Daarnaast kunnen ook de regio’s financiële middelen ter beschikking stellen. Dat wordt finaal overlegd en beslist op het Overlegcomité. Daar worden de knopen doorgehakt.

 

Na de expo in Shanghai hadden we een overschot van 7 miljoen euro. Dat is een belangrijk bedrag. Dat wordt ter beschikking gesteld van de expo’s. Er zijn vijf medewerkers, sommige door de FOD Economie, ter beschikking gesteld.

 

Voor de expo te Yeosu, Zuid-Korea is 4,7 miljoen euro ter beschikking gesteld. Die wordt vooral door de FOD Economie en deels uit de overschot van Shanghai betaald. De regio’s hebben voor de expo in Yeosu geen financiële bijdrage moeten leveren.

 

De samenwerking met de regio’s verloopt vooral met AWEX in Wallonië en departement LNE in Vlaanderen. Inzake Yeosu wordt met de betrokken regio’s afgetoetst wat de belangrijkste aspecten zijn. Het commissariaat werkt dat verder uit met de winnaar van de publieke aanbesteding voor de scenografie. Deze werkzaamheden verlopen meestal in een goede atmosfeer. Uiteraard is het zo dat de financiële inbreng een impact heeft op de inhoudelijke inbreng.

 

Ik vernam het standpunt van minister-president Peeters. Dat is geen probleem op zich. In principe is het zo dat het Bureau Internationale d’Expositions alleen landen als een volwaardige participant ziet. Dat is hun uitgangspunt, maar men geeft soms de gelegenheid aan thematische projecten zoals de Urban Best Practices in Shanghai 2010 of een kantoortuin op de Floréade waar steden, provincies, verenigingen, Gewesten of Gemeenschappen hun project na selectie kunnen voorstellen.

 

Het is in elk geval de bedoeling van de federale regering om het commissariaat in goede harmonie met de regio’s te laten werken en voor ons land een globaal project voor te stellen. De succesrijke aanwezigheid van ons land en van onze regio’s in Shanghai 2010 heeft aangetoond dat het kan gebeuren tot tevredenheid van iedereen, op voorwaarde dat er voldoende overleg is.

 

13.03  Peter Luykx (N-VA): Ik leid daaruit af dat er wel degelijk overleg geweest is. Op 18 april 2012 heeft de minister-president nog geantwoord dat hij wachtte op een overleg dat nog steeds niet had plaatsgevonden.

 

13.04 Minister Johan Vande Lanotte: Waarover?

 

13.05  Peter Luykx (N-VA): Over de oprichting Werking van het Belgisch Commissariaat Internationale Expo’s.

 

Hij heeft op een parlementaire vraag van mijn collega geantwoord dat er geen overleg plaatsgevonden heeft en dat hij akkoord kon gaan met een zekere coördinatie van activiteiten, dat zou een bevoegdheid kunnen zijn van dit commissariaat, maar dat de stroomlijning en het bepalen van de inhoudelijke lijn waarin regio’s zich willen profileren absoluut geen deel uitmaakt van die werkzaamheden. Hij was benieuwd naar een overleg ter zake met u.

 

13.06 Minister Johan Vande Lanotte: Ik heb dat dossier aanhangig gemaakt bij het Overlegcomité.

 

13.07  Peter Luykx (N-VA): Ik concludeer daaruit dat er sedert 18 april wel degelijk een overleg geweest is ter zake. Ik sluit mij natuurlijk ook aan bij de eindconclusie van minister-president Peeters dat die exportpromotie een exclusieve Vlaamse en Waalse bevoegdheid is.

 

Voorzitter: Karel Uyttersprot.

Président: Karel Uyttersprot.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Mme Marie-Claire Lambert au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la cotisation de responsabilisation dans le cadre de la réforme du financement des pensions des agents nommés des administrations provinciales et locales" (n° 11270)

14 Vraag van mevrouw Marie-Claire Lambert aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de responsabiliseringsbijdrage in het kader van de hervorming van de financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en lokale besturen" (nr. 11270)

 

14.01  Marie-Claire Lambert (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la loi du 24 octobre 2011 portant sur le régime de financement des pensions des agents nommés des administrations locales et provinciales et son arrêté d'exécution du 13 novembre 2011 ont pour objectif d'assurer un financement pérenne des pensions des agents nommés des administrations locales et provinciales.

 

Le nouveau système de financement repose, d'une part, sur une cotisation patronale de base et, d'autre part, sur une cotisation de responsabilisation. Le coefficient de responsabilisation qui donne lieu à la cotisation doit être fixé de manière à couvrir intégralement, pour l'année civile précédente, l'écart subsistant entre les recettes et les dépenses. L'objectif est donc de couvrir le déficit net. Le coefficient est applicable à un employeur lorsque son taux propre de pension est supérieur au taux de cotisation de base. Il en résulte - et c'est bien normal - que le mécanisme mis en place augmente la participation des administrations ayant peu d'agents nommés à titre définitif.

 

Le premier coefficient de responsabilisation sera fixé par le comité de gestion de l'ONSSAPL au cours du troisième trimestre 2012. Ce coefficient est celui qui sera appliqué pour l'année 2011 et il donnera lieu au calcul d'une cotisation dont sera éventuellement redevable l'administration en fonction de sa charge de pension et de ses effectifs nommés en 2011. La cotisation devra être payée au plus tard fin 2013.

 

Les services de l'ONSSAPL ont fait parvenir, fin 2011, des simulations de cette cotisation de responsabilisation aux administrations locales et notamment aux hôpitaux publics sur base des données disponibles de 2010. Il semblerait que certains réviseurs d'entreprises – dans les hôpitaux, leur présence est obligatoire – se basent sur ces simulations pour demander aux hôpitaux d'acter dans leurs comptes de 2011 une provision pour les montants qui seront facturés en 2012 et payables en 2013. À mon sens, il n'y a pas lieu de provisionner en 2011 des charges qui ont été estimées sur base des dispositions d'une loi dont l'entrée en vigueur a été fixée au 1er janvier 2012, d'autant plus que les charges seront définitivement connues fin de l'année 2012 pour être payées en 2013.

 

Monsieur le ministre, partagez-vous mon analyse? J'ai été interpellée par les hôpitaux de la fédération Santhea, que je préside, ainsi que par les collègues d'Icuro. Je vous remercie déjà de votre réponse.

 

14.02  Johan Vande Lanotte, ministre: Monsieur le président, la question a été adressée à M. Van Quickenborne. Mais celle-ci tombe dans le champ d'application du droit comptable, qui est une des responsabilités du ministre de l'Économie.

 

Les dispositions légales s'appliquant aux comptes d'un hôpital varient en fonction de la forme d'entreprise pour laquelle il aura opté. Dans le cas d'une intercommunale ayant pris la forme d'une société commerciale, comme par exemple une société coopérative à responsabilité limitée, les comptes annuels doivent respecter les règles du Code des sociétés et de son arrêté d'application.

 

Dans ce cas, les comptes annuels doivent refléter une image fidèle de la situation financière de l'entreprise concernée. Des provisions doivent être constituées pour couvrir notamment les engagements incombant à l'entreprise en matière de pension de retraite et de survie.

 

Le fait que la loi entre en vigueur après la clôture n'a pas d'importance dans la mesure où les estimations relatives à la survenance et l'incidence des éventualités sont déterminées par les dirigeants de l'entreprise dont le jugement doit se fonder sur l'examen des informations disponibles jusqu'à la date où la publication des états financiers est autorisée et comprendre la revue des événements intervenus depuis la clôture.

 

Une loi entrant en vigueur au 1er janvier 2012 est un événement intervenu après la clôture qui peut donc entraîner la constitution de provisions dans les comptes de 2011.

 

Dans son avis du 10 avril 1983, la Commission des notes comptables avait déjà examiné une question similaire. Il a été répondu qu'il doit être tenu compte dans les comptes annuels de tous les risques prévisibles, des pertes éventuelles et des dépréciations qui ont pris naissance au cours de l'exercice auquel les comptes annuels se rapportent ou au cours d'exercices antérieurs, même si ces risques, pertes ou dépréciations ne sont connus qu'entre la date de clôture des comptes annuels et la date à laquelle ils sont arrêtés par l'organe d'administration de l'entreprise.

 

Dans le cas où l'estimation des charges serait inévitablement aléatoire, les dirigeants de l'entreprise peuvent décider de ne pas constituer une provision mais il faudra en faire mention dans l'annexe du bilan.

 

Il faut cependant souligner que lorsque l'estimation donne lieu à plusieurs montants possibles, tous aussi acceptables les uns que les autres, elle n'est pas inévitablement aléatoire. Il y a lieu dans ce cas de constituer une provision minimum pour le plus petit montant estimé avec une mention dans l'annexe pour le surplus.

 

Sur base de la question posée, avec toutes les nuances qui pourraient apparaître, il apparaît a priori que le paiement de la cotisation est probable, la suggestion du réviseur de constituer une provision pour 2011 me semble donc conforme aux règles comptables en vigueur.

 

14.03  Marie-Claire Lambert (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie beaucoup pour votre réponse claire et précise. Je vais bien entendu la relayer vers les dirigeants des entreprises appartenant aux fédérations dont j'ai parlé tout à l'heure.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Steven Vandeput aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de problemen die juweliers ondervinden om zich te verzekeren tegen overvallen" (nr. 11301)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "verzekeringsproblemen bij juweliers" (nr. 11310)

15 Questions jointes de

- M. Steven Vandeput au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les problèmes rencontrés par les bijoutiers pour s'assurer contre les braquages" (n° 11301)

- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les problèmes rencontrés par les bijoutiers en matière d'assurances" (n° 11310)

 

15.01  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, de vraag dateert van een tijdje geleden. Enige tijd geleden werd in Bilzen met grof geweld opnieuw een juwelier overvallen. Het was dit jaar de achtste overval op een juwelierszaak in Limburg. Ik heb intussen gehoord dat dit in andere delen van dit land niet opvallend is. Ik kom uit een provincie waar acht overvallen op juwelierszaken nog altijd een uitzondering zijn. Juweliers zijn blijkbaar een gemakkelijke prooi geworden voor overvallers.

 

In de marge van deze berichtgeving werd melding gemaakt van het feit dat de getroffen juwelier niet verzekerd was voor de geleden schade. Het blijkt immers dat verzekeringsmaatschappijen weigeren dit risico te verzekeren. De juwelier had nochtans destijds zelf al alle mogelijke maatregelen genomen om het risico te minimaliseren. Er was elektronische bewaking, er was toegangscontrole en dergelijke meer. Dit blijkt geen alleenstaand feit te zijn. Er zijn blijkbaar talloze juweliers die geen verzekering meer kunnen krijgen tegen inbraak en overval.

 

Ik stel u dan ook graag enkele vragen. Kent u dit probleem? Vindt u zelf dat het overvalrisico bij juweliers effectief niet verzekerbaar is? Hebt u dit reeds besproken met de verzekeringssector? Indien ja, onder welke voorwaarden zou de sector wel kunnen verzekeren? Indien niet, zult u hierover een gesprek aangaan met de sector? Welke insteken zult u daarbij hanteren?

 

15.02  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik zal het verhaal van collega Vandeput niet helemaal herhalen. De verzekering tegen diefstal voor juweliers was jaren geleden al een problematische zaak. Uit de cijfers die ik onder andere van de minister van Binnenlandse Zaken heb gekregen blijkt dat juweliers steeds vaker het slachtoffer worden van gewelddadige overvallen. De diefstalverzekering komt dus onder druk te staan. Verzekeringsmaatschappijen hebben twee mogelijkheden om de financiële leefbaarheid van het product diefstal veilig te stellen: ofwel de premie verhogen, ofwel de voorwaarden aanscherpen en dekking weigeren voor de zogenaamd minder goede risico’s. De gevolgen van een en ander zijn intussen al duidelijk. Een aantal juweliers slaagt er niet meer in om nog een diefstalverzekering af te sluiten.

 

Ik heb vier korte vragen. Ten eerste, hoeveel verzekeringsmaatschappijen op de markt zijn nog bereid om verzekeringen af te sluiten voor de juwelierssector? Ik heb het dan over de dekking voor diefstal. Hebt u daar enig zicht op? Zijn er maatschappijen die aangekondigd hebben te willen vertrekken uit de markt van de diefstalverzekering voor juweliers?

 

Ten tweede, moet de overheid optreden? Ik meen dat dit een politieke vraag is. Als de private verzekeringsmaatschappijen dergelijke risico’s niet meer willen verzekeren, moet de overheid dan eventueel een soort nationaal verzekeringsfonds in het leven roepen om dit soort risico’s te verzekeren?

 

Net als collega Vandeput ben ik van mening dat er dringend overleg met de verzekeringssector nodig is. Volgens mij vallen steeds meer juweliers uit de dekking diefstal. Dat is gevaarlijk.

 

Ik heb ook nog een vraag over de finaliteit. Als de verzekeringsmarkt massaal zou wegtrekken uit de juwelierssector, wat is dan de finaliteit van dit verhaal? Is er dan voor juweliers überhaupt nog een toekomst in België?

 

15.03 Minister Johan Vande Lanotte: De verzekering voor juweliers, tegen diefstal, valt onder tak 9 “andere schade aan goederen”. Wij hebben daarover geen gedetailleerde statistieken. Ik moet hier geregeld op een vraag antwoorden dat wij die statistieken niet hebben. Het blijkt echter dat er nog zeer weinig verzekeringen aangeboden worden.

 

U moet weten dat de sector daarop een kleine impact heeft gehad. 15 jaar geleden was die verzekering nog vrij courant, maar dan heeft een heel belangrijke beroepsorganisatie één collectieve verzekering genomen en die op de Londense markt geplaatst. Er waren 400 à 500 Belgische juweliers bij aangesloten. De Londense maatschappij heeft dan, volgens het Britse recht, wat zij mocht, na een jaar gezegd dat het afgelopen was, omdat de verzekering niet genoeg opbracht. Het resultaat is wel geweest dat de verzekeraars die vroeger daarin actief waren hun activiteiten hadden afgebouwd en hun mensen niet in dienst hebben gehouden.

 

Zij vroegen zich dus af of zij daar weer aan moesten beginnen, omdat zij het aanvoelden alsof men hen had laten stikken. Zo lees ik het, maar het staat er niet zo letterlijk. “Als gevolg van het onderschrijven van de voormelde collectieve verzekeringsovereenkomst boden een aantal verzekeraars in België niet langer verzekeringsovereenkomsten aan juweliers aan en hebben zij hun expertise afgebouwd”, zo staat er hier. Zij hebben dus gewoon gezegd: ga naar de Engelsen. Laat ons daarin duidelijk zijn.

 

Zij hadden natuurlijk ook andere verzekeringen, die waarschijnlijk in een package deal zaten, maar nu moeten zij opnieuw beginnen. Het is nu gewoon een los onderdeel. Er zijn weinig ondernemingen die dat nog aanbieden. Het is niet evident. Dat weet ik ook.

 

Een nationaal verzekeringsfonds betekent eigenlijk dat men alle juweliers doet betalen, want ik vermoed niet dat het de bedoeling is dat wij het zelf betalen. Zo’n nationalisering kan wel tellen. Nadat wij de banken hebben genationaliseerd, zouden wij dus nu de verzekeringssector nationaliseren. Binnenkort zal ik hier weer het marxistische Rode Boekje moeten bovenhalen om uit te leggen wat wij nog allemaal moeten doen.

 

Dat fonds moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Er zullen bijdragen geleverd moeten worden, zoals dat bij natuurrampen gebeurt. Het zal moeten werken in samenspraak met de verzekeringssector, inclusief buitenlandse verzekeraars. Ik ga er immers van uit dat niet de Staat die schadegevallen zal beheren. Dat zal middels een aanbesteding gebeuren. Er moet dus een bijdrage zijn en dan besteden wij het uit. Ook bij de Europese Commissie moet dat verantwoord worden, wat niet zo evident is.

 

Ik denk dus wel dat het kan worden bekeken. Ik zie wel in dat er een probleem is voor een juwelier wanneer hij niet verzekerd raakt. Zijn goederen zijn van die aard dat hij een diefstal nooit financieel kan opvangen, hoe rendabel zijn zaak ook mag zijn. Het kapitaal dat in een juwelierswinkel aanwezig is, is zo groot dat het niet beheersbaar is. Ik was mij van dat probleem niet bewust en dank daarom ook de vraagstellers.

 

Wij zullen dat bespreken met Assuralia, maar ik vrees dat het antwoord zal luiden dat het niet rendabel is, tenzij iedereen meedoet en een bijdrage betaalt. Dat is wat ik erover denk. Als niet iedereen meedoet, als niet iedereen betaalt, dan zal het volgens mij niet werken.

 

15.04  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, ik noteer dat u van plan bent om daarover te overleggen en om, indien nodig, als minister initiatieven te nemen om na te gaan wat er mogelijk is voor die sector.

 

U hebt zelf al verwezen naar de economische rendabiliteit van juweliers in geval van een overval. Wanneer zij een deel van hun waren verliezen, zijn zij die kwijt en dat kunnen zij moeilijk goedmaken. U mag ook niet vergeten dat veel juweliers concreet aan hun levenskapitaal bouwen door de opbouw van de voorraad aan juwelen die zij vaak in hun winkel hebben liggen. Bij een overval komt niet alleen de rendabiliteit van de juwelier onder druk, maar zelfs het volledig kapitaal dat die mensen in hun leven hebben opgebouwd. In Bilzen ging het bijvoorbeeld om een bijna bejaard koppel dat haast alles aan het uitverkopen was om met pensioen te gaan. In dat geval is dat toch een zeer ernstige zaak. Ik kijk daarom alvast uit naar uw initiatieven dienaangaande.

 

15.05  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik zou zeker niet verantwoordelijk gesteld willen worden voor het feit dat u het Rode Boekje naar boven zou moeten halen. Het nationaal verzekeringsfonds was, laat me zeggen, een provocatie van mijn kant.

 

Ik denk echter dat u er niet onderuit zult kunnen. Het zal een soort verplichte verzekering worden, waarbij alle juweliers, maar ook alle verzekeringsmaatschappijen zullen moeten aansluiten.

 

Er bestaan nog voorbeelden van fondsen en comités die zijn opgericht door verzekeringsmaatschappijen en sectoren. Ik denk aan het comité inzake de slechte risico’s voor auto’s dat om beurten wordt beheerd door verzekeringsmaatschappijen. Daar valt iets voor te zeggen.

 

U zult niet alleen moeten overleggen met de verzekeringsmarkt maar ook met de juwelierssector. Misschien kunt u als bemiddelend persoon optreden. Wij volgend die zaak zeker nog verder op.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de prijsdaling van geneesmiddelen" (nr. 11333)

16 Question de Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la diminution des prix des médicaments" (n° 11333)

 

16.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de vice-eersteminister, u kondigde aan dat u iets zou doen aan de hoge prijzen van de geneesmiddelen in ons land. Zodra een geneesmiddel in een buurland goedkoper wordt, zou ook hier een prijsdaling moeten worden doorgevoerd. Dat staat in de beleidsnota die u als minister van Consumenten begin januari 2012 presenteerde.

 

Bovendien zou er ook een jaarlijkse prijsvergelijking komen. Deze maatregel zou niet alleen de prijs voor bepaalde medicijnen in ons land moeten verlagen, maar geldt ook als een besparing voor de federale overheid, omdat dan ook de tussenkomsten van het RIZIV worden verlaagd.

 

Mijnheer de minister, u kondigde aan om versneld maatregelen te nemen. We zijn nu een aantal maanden verder. Wat is de stand van zaken voor de eerste prijsvergelijking met de buurlanden? Hebt u reeds aanbevelingen? Hebt u reeds overleg gepleegd met de farmaceutische industrie?

 

De denktank Itinera vreest dat prijsdalingen ook een negatief effect kunnen hebben. Zij waken erover dat de prijsdalingen niet te ver worden doorgevoerd, omdat het dan voor farmabedrijven niet langer lonend is om de kleine en veeleisende Belgische markt te blijven bedienen. Het zou voor bepaalde farmabedrijven zelfs een reden kunnen zijn om helemaal niet meer op de Belgische markt te komen. Vooral de generieken zouden daardoor overwegen om zich niet langer op de Belgische markt te richten. Daardoor zou de overheid net het tegenovergestelde effect bereiken, namelijk alleen de duurdere producten zouden op de markt blijven.

 

Bovendien waarschuwen zij er ook voor dat daardoor nieuwe geneesmiddelen vertraagd op de Belgische markt zouden kunnen komen.

 

Hoe staat u tegenover de visie van Itinera? Hoe zult u vermijden dat hun vrees bewaarheid wordt?

 

16.02 Minister Johan Vande Lanotte: Het prijzenbeleid van geneesmiddelen is complex. Enerzijds, is er het huidige prijzenbeleid met een prijzenstop voor de terugbetaalbare geneesmiddelen. Anderzijds, is er een prijscontrole op de terugbetaalbare en niet-terugbetaalbare geneesmiddelen. Dat passeert bij de FOD Economie.

 

We hebben al een aantal maatregelen genomen, zoals de verlenging van de prijzenstop.

 

Bij de beoordeling van prijsaanvragen tot verhoging of nieuwe prijzen bekijken wij in de FOD stelselmatig wat in andere landen gebeurt. Wij proberen altijd zo laag mogelijk uit te komen, binnen de grenzen van het aanvaardbare. Als er discussies zijn, proberen wij een vergelijk met het bedrijf te vinden.

 

Dat is meteen ook al een beetje het antwoord op uw derde vraag. Wij proberen met het productiebedrijf tot een zo laag mogelijke prijs te komen. Als wij voelen dat er echt een meningsverschil is, proberen wij toch tot een afspraak over de hoogte van de prijzen te komen, zeker wanneer er in de Prijzencommissie drie of vier verschillende standpunten zijn over de aanvaardbare hoogte van de prijs. Het gebeurt geregeld dat in de Prijzencommissie verschillende standpunten door verschillende aanwezigen worden ingenomen.

 

Ondertussen is er het wetsontwerp over het vergelijken van de prijzen in het buitenland. Dat is al op de Ministerraad gepasseerd. Er komt nog een tweede bespreking aan. In de eerste fase hebben we de referentielanden moeten aanduiden. Het ontwerp is dan voorgelegd aan de Raad van State, waar het nog hangende is. Minister Onkelinx neemt daarin het voortouw.

 

De industrie is inderdaad niet helemaal op zijn gemak en zegt het volgende – ik zal het blunt zeggen: de prijzen die we hier hebben, worden vaak bekeken in het buitenland. Eigenlijk hebben we nood aan officiële prijzen, die we dan minder hoog kunnen toepassen voor de mensen. Maar de prijs die men hier vastlegt, zal men in Frankrijk ook kunnen toepassen. Het kan toch niet vreselijk storen dat de prijs in Frankrijk hoog is. Dat is een moeilijke redenering natuurlijk. Eigenlijk zeggen zij: wij willen het in België, waar we het produceren, minder duur maken, maar dat zal tegen ons worden gebruikt in andere landen.

 

We hebben met hen overlegd. Op een bepaald moment hebben ze het Spaanse alternatief voorgesteld, waarbij men voor de regio’s iets anders deed dan voor de federale overheid. Dat is een moeilijk verhaal. We zullen zien wat het geeft. Momenteel ligt het bij de Raad van State, onder voorbehoud van verificatie.

 

Ik heb met Bachi gesproken. Mijn medewerkers hebben ook met de generieken gesproken. We spreken met alle sectoren. Er is een zekere ongerustheid, dat is evident. Er is de noodzaak om onze medicijnen zo goedkoop mogelijk aan te bieden, in de mate van het mogelijke. Wij zijn een tamelijk belangrijk productieland. Die problematiek zal nog vaak aan bod komen. Het zal niet vlug opgelost worden.

 

16.03  Leen Dierick (CD&V): Zoeken naar goedkopere geneesmiddelen en tegelijk rekening houden met de moeilijkheden van de producenten is inderdaad een moeilijke evenwichtsoefening. We zullen het dossier zeker opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "goedkopere huismerken" (nr. 11448)

17 Question de Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "les marques de distributeur moins chères" (n° 11448)

 

17.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, nog een aankondiging die u begin dit jaar deed, heeft betrekking op speciale stickers die u in supermarkten wil introduceren om de consumenten meer informatie te verschaffen.U kondigde dat midden februari aan.

 

Op die manier wil u vooral de consument prijsbewuster maken. Wij zijn vaak verknocht aan bekende, duurdere merken. Met die nieuwe sticker wil u de strijd aangaan met die typische Belgische verknochtheid aan bekende merken.

 

Uit een grootscheepse studie van de FOD Economie van 20 000 producten bleek immers dat die verknochtheid ervoor zorgt dat onze merkproducenten maar liefst 10 % duurder zijn dan in Nederland en Duitsland.

 

Ook hier verneem ik graag wat de stand van zaken is van uw onderzoek, waarbij witte producten wetenschappelijk getest zouden worden op hun kwaliteit en zouden worden vergeleken met merkproducten.

 

Ten slotte, hebt u hierover reeds overleg gepleegd met de supermarktfederatie Comeos? Wat zijn de resultaten van dit overleg?

 

17.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dierick, ik heb daarover overleg gepleegd met Comeos die dat helemaal niet ziet zitten. Zij hebben dat onmiddellijk bekendgemaakt. Zij vinden dat een grote interventie, en dat mag niet. Dat is hun mening.

 

De sticker was een van de mogelijkheden. Wat ik absoluut wil zeggen, is dat men op de een of andere manier producten moet kunnen aanduiden die weliswaar geen merkproducten zijn, maar die kwalitatief even goed zijn, los van het feit dat mensen ze dan nog liever consumeren.

 

Smaak is niet objectiveerbaar, maar een aantal zaken is dat wel. Men moet dat kunnen aanduiden. Een van de mogelijkheden was een kwaliteitssticker. Er zijn andere mogelijkheden. Dit is geen gemakkelijke zaak. Ik heb dat van bij het begin gezegd.

 

Ik denk wel dat het essentieel is omdat het doorbreken van een automatisme in dezen heel belangrijk is, ook als drukkingsmiddel op de merkproducten, die het nu door reclame en andere factoren relatief gemakkelijk hebben.

 

Veel van die distributiemerken worden in België gemaakt, wat ook een effect heeft op de economie. Hoe meer mensen distributiemerken gebruiken, hoe beter voor onze economie. Hetzelfde geldt voor de discounters. Heel wat van hun producten worden hier gemaakt.

 

Wij hebben al twee vergaderingen gehad met Test-Aankoop om na te gaan in hoeverre wij daaromtrent kunnen samenwerken. Het is de bedoeling een werkwijze uit te werken om het automatisme dat alles duurder mag zijn, te doorbreken. Wij moeten het automatisme doorbreken van te kiezen voor merken die zich profileren als grote nationale merken, maar waarvoor er producten bestaan die goedkoper en kwalitatief minstens vergelijkbaar zijn.

 

Ik verwacht een voorstel van Test-Aankoop en ik hoop dat wij de komende weken kunnen nagaan of het kan of niet. Het idee op zich is goed, maar het moet realiseerbaar zijn. Dat wisten wij vooraf al. Wij blijven daarmee doorgaan omdat dit volgens mij essentieel is. Een bewust kopersgedrag is enkel mogelijk wanneer men over heel gerichte informatie beschikt.

 

Zonder informatie is er geen gericht koopgedrag en dus ook geen concurrentie. Men is er te lang van uitgegaan dat informatie alleen genoeg is om concurrentie te hebben. Dat geloof ik niet. Het is wel nodig.

 

Deze vorm van informatie willen we zeker geven, onder deze vorm of onder een andere vorm.

 

17.03  Leen Dierick (CD&V): De aankondiging sloeg in als een bom. Het klonk heel goed. Het is een goed idee maar de uitvoering zal veel moeilijker zijn. Uw uitleg bewijst dat. Op uw website kondigde u midden 2012 concrete resultaten aan. Ik vrees dat zulks niet het geval zal zijn. Aan uw uitleg te horen zal het niet zo simpel zijn om die timing te behouden.

 

17.04 Minister Johan Vande Lanotte: Ik heb nog 6 weken.

 

17.05  Leen Dierick (CD&V):Ik zal mijn vraag over zes weken herhalen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr.11 504 van mevrouw Muylle wordt ingetrokken.

 

18 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "een eengemaakte ombudsdienst" (nr. 11533)

18 Question de Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "un service de médiation unique" (n° 11533)

 

18.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u kondigde aan te werken aan een eengemaakte ombudsdienst. Er staat daarover heel wat informatie op uw website. U zou werk maken van een loket consumentenombudsdienst. Door dit alles te centraliseren kan de consument op een heel eenvoudige manier op één plaats terecht voor informatie, klachten en de alternatieve geschillenbehandeling. Ook hier is de timing einde mei 2012.

 

Hoe ver staat u met dit plan? Wat zijn de contouren? Houdt u de gewenste timing aan?

 

Ook andere landen zijn volop bezig met een eengemaakt ombudsloket, onder meer Frankrijk, Duitsland en Nederland. Hebt u bekeken hoe zij het daar aanpakken?

 

Hoe evalueert u de voor- en nadelen van een eengemaakte grote ombudsdienst versus een eengemaakte unieke eerstelijnsfunctie? Zijn de pro’s en contra’s daar afgewogen? Waarom opteert u voor één grote ombudsdienst?

 

Hoe zou de financiering van de onderscheiden sectoren verlopen en verdeeld worden?

 

Kunnen kleine ondernemingen en vzw's in de toekomst verder een beroep doen op de ombudsman?

 

18.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer de voorzitter, de stand van zaken is dat ik een wetsontwerp daaromtrent ingediend heb bij de interkabinettenwerkgroep. Veel partijen zijn eerder lauw en hebben liever dat alles bij het oude blijft, iedere dienst is voor hen onvervangbaar.

 

Waarom ben ik voor? Er zijn nu ongeveer zeven diensten. Dat betekent dat er zeven ICT-diensten zijn, dat er zeven keer aan personeelsbeleid moet worden gedaan, dat er zeven keer aan logistiek beheer moet worden gedaan. Als dat zeven instellingen zouden zijn met 500 mensen, dan zou één dienst van 3 500 mensen eerder een nadeel dan een voordeel zijn. Maar veel van deze instellingen hebben een beperkt aantal personeelsleden, 20 of 30, al zijn er ook enkele grotere. Dat allemaal afzonderlijk houden is niet de beste manier van werken. Dat is de reden. Ik denk dat dit synergieën creëert.

 

Een tweede reden is dat men zich als instituut kan profileren. Dit betekent dat de ene sector profiteert van de sterkte van het instituut in de andere sector. Dat verhoogt de slagkracht. Wij hebben nu een ombudsman voor dit en een ombudsman voor dat, als men zich kan profileren als het instituut van de ombudsmannen, en dus ook iets meer media-aandacht krijgt, naargelang de sector, is de bekendheid groter en is ook de slagkracht groter. Dat is geen wetenschap, maar ik denk dat het zo zou zijn.

 

Nogmaals, als men zeven grotere instellingen zou hebben, zou men dat niet moeten doen. Maar er zijn er veel kleintjes, van 25 à 30 mensen. Het samenvoegen van functies is daar beter en dan is de uitstraling van het apparaat groter. In mijn voorstel heb ik voorgesteld om op termijn te fusioneren, geleidelijk aan, om te integreren naargelang de mensen stoppen met hun functie.

 

Daartegen bestaat er een grote weerstand. Veel mensen denken namelijk dat er een ombudsdienst specifiek voor hun sector moet zijn. Ik ben daar helemaal niet van overtuigd. Immers, hoe technischer men is, hoe gevaarlijker het is in dezen. Een ombudsdienst moet met heel veel gezond verstand kunnen werken. De specialiteit is niet altijd een voordeel. Dat is louter mijn overtuiging, maar het is wel een grote overtuiging. Hetzelfde geldt voor de regulatoren.

 

Daarom ben ik er voorstander van om bijvoorbeeld één markthof te hebben, five wise men die de zaken economisch-rechterlijk bekijken zonder al te veel specialiteiten. Al onze wetgeving omtrent regulatoren zondigt in specificiteit en in techniciteit, met als resultaat dat de uitkomst van een discussie voor enkele technici wel verstaanbaar en voorspelbaar is, maar voor het gros van de mensen onbegrijpelijk.

 

In consumentenzaken moet er ook een stuk rechtvaardigheid zitten. Met een groot overzicht lukt dat volgens mij iets makkelijker, maar dat is louter mijn persoonlijke visie daaromtrent. Toen ik ooit kabinetschef werd van toenmalig minister Tobback, zei hij dat er één reden was waarom ik een goede minister van Binnenlandse Zaken zou kunnen worden: ik kende daar niets van. Dat zou mij de gelegenheid bieden om te proberen met gezond verstand te oordelen. Daar is wel iets van aan, hoewel het natuurlijk een boutade is.

 

Een ombudsman die zijn regels perfect kent, gaat redeneren in die regels. Hij moet worden bijgestaan door technici. Ieder van die sectoren moet technici voorzien in die ombudsdiensten, in gespecialiseerde directies. Persoonlijk denk ik dat het beter is om die samen te voegen.

 

Daar bestaat heel veel weerstand tegen. Dat is legitiem en ik heb daar geen problemen mee.

 

We zullen dat debat aangaan. Met de verzekeringssector moet ik daarover nog spreken. Met de banksector heeft het gesprek al plaatsgehad en die kan ermee leven, die is het ermee eens om de ombudsdiensten te integreren. Wij hebben dat dus met Febelfin afgesproken.

 

Verschillende ombudsmannen zien het wel zitten. Verschillende ministers die een of andere ombudsdienst onder hun bevoegdheid hebben, stemmen ermee in. Het debat daarover loopt natuurlijk nog. Het zou ook verwonderlijk zijn dat er geen debat over plaatsvond, want dat zou betekenen dat we de jongste jaren verkeerd bezig zijn. Ik denk niet dat de ombudsdiensten verkeerd zijn, maar het is nodig om door het bos de bomen nog te zien.

 

Dat zou het makkelijker maken voor de burger, maar dat is niet het enige. Het voorportaal helpt de burger om dat gemakkelijker te doen, maar de uitstraling en de kracht van de dienst is zijn efficiëntie. Ik denk dat daar het voordeel zit. Het maakt de coherentie van de consumentenbescherming tevens wat groter.

 

Kleine ondernemingen en vzw’s zitten daar niet echt bij. Zoals gezegd zou de federale ombudsdienst de opdrachten van de bestaande ombudsdiensten moeten overnemen. Wanneer ze vandaag toegankelijk zijn voor niet-consumenten zou dit in de toekomst zo blijven, maar ik zie geen nieuwe algemene bevoegdheid voor hen.

 

In mijn overgangsmaatregelen heb ik voor die integratie op 2 jaar gerekend. De mensen hebben nog een mandaat van een jaar.

 

Wanneer we de nieuwe Franstalige ombudsman hebben aangeduid, was er ook een gesprek met minister Wathelet. Wij hebben gezegd dat wij daarop niet zouden wachten, maar dat betekent niet dat wij de ombudsdienst niet kunnen samenvoegen. De heer Wathelet heeeft gezegd dat hij voor een samenvoeging op termijn kan zijn.

 

Wij hebben heel veel goede voorbeelden, we kunnen kijken naar de noorderburen en Denemarken. Er is het voorstel van Europese richtlijn. Sommigen zeggen om te wachten op die richtlijn, maar dan zijn wij weer twee jaar bezig. Wij hebben een artikel onderaan in het voorstel gezet waarin staat dat, als de nieuwe richtlijn er is, men de wet bij KB kan aanpassen. Die richtlijn is er nog niet en dat kan vlug gaan of dat kan nog lang duren. Dat weet men niet op voorhand.

 

18.03  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de minister, ik denk dat er bij sommigen heel lauw wordt gedaan maar bij de mensen die nu op de ombudsdiensten zitten is er een heel grote ongerustheid. Er wordt aangekondigd dat er een fusie komt. Zij vragen zich af wat er met hen gaat gebeuren en welke overgangsmaatregelen van toepassing zullen zijn. Hoe sneller daarin duidelijkheid komt, hoe beter.

 

Ik denk dat niemand tegen synergie kan zijn. Als wij diensten kunnen samenvoegen en kosten kunnen besparen, zijn wij daarvan uiteraard voorstander.

 

Ik denk echter dat het ook belangrijk is dat vooral de kwaliteit van de dienstverlening niet verloren gaat. Als je belt met een probleem en je kan niet onmiddellijk worden geholpen, met lange wachttijden of verschillende doorschakelingen, kan de synergie wel beter zijn maar de kwaliteit van de dienstverlening is dan veel minder.

 

Ik denk dat wij het wetsvoorstel moeten beoordelen op het feit of het voor de consument beter wordt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Question de Mme Valérie Warzée-Caverenne au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la participation du CRIOC au jumelage entre la Tunisie, la France et la Belgique dans le cadre de la protection des consommateurs" (n° 11599)

19 Vraag van mevrouw Valérie Warzée-Caverenne aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de deelname van het OIVO aan de jumelage tussen Tunesië, Frankrijk en België in het kader van de consumentenbescherming" (nr. 11599)

 

19.01  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, nous pouvons prendre connaissance depuis ce mois d'avril sur le site du CRIOC que celui-ci est le partenaire belge privilégié dans le cadre d'un jumelage avec la Tunisie, la France et l'Allemagne, ayant pour triple objectif d'appuyer l'administration tunisienne à assurer pleinement et efficacement son rôle en matière de surveillance de marché et protection du consommateur, de contribuer à ce que la Tunisie, en tant que pays partenaire, puisse bénéficier des accords de libre circulation des biens et services dans tous les États membres de l'Union européenne, de promouvoir la politique de la consommation et du consumérisme, notamment en impulsant la rédaction d'un Code tunisien de la consommation.

 

J'aurais aimé vous demander pour quelle raison la plupart des représentants des différents pays partenaires sont issus de l'administration publique alors que pour la Belgique, seul le CRIOC est cité? Votre administration est-elle d'une manière ou d'une autre concernée par ce jumelage? Dans l'affirmative, de quelle manière? Dans la négative, pourquoi?

 

Par ailleurs, le programme d'appui financé par l'Union européenne dans le cadre du Programme Indicatif National 2007-2010 à hauteur de 30 millions d'euros s'articule autour de différents axes d'interventions. Pourriez-vous nous dire quelle est la participation de la Belgique dans ce programme? En quoi consistent les missions du CRIOC dans ce programme? Cette participation figure-t-elle dans le plan de gestion du CRIOC avec votre département? À quel montant s'élève cette participation?

 

19.02  Johan Vande Lanotte, ministre: Monsieur le président, le jumelage avec la Tunisie s'inscrit dans le cadre de la politique de coopération de l'Union européenne avec des pays tiers.

 

Cette politique se caractérise par une diversité d'instruments de coopération et s'appuie sur le Programme Indicatif National. Cette matière relève donc de la compétence du département des Affaires étrangères.

 

Le projet en matière de protection des consommateurs est entièrement financé par la Commission européenne. Le CRIOC a été sélectionné pour participer à ce projet. La coopération entre la Tunisie et l'Union européenne vise en effet à assurer une participation plus importante de la société civile dans la mise en œuvre de certains programmes.

 

Mon administration n'est pas associée à ce Programme Indicatif National. Elle ne dispose d'ailleurs d'aucune information en la matière.

 

Je n'ai pas spécialement connaissance ni du contenu exact ni du montant des missions du CRIOC dans ce programme. Ce n'est pas avec notre argent; ce n'est pas le contrat de gestion qui est en cause; c'est un contrat qu'ils ont avec l'Union européenne et qui n'exclut pas la conclusion de contrats par nous-mêmes. Il y a le contrat avec le département mais ils peuvent avoir un financement par des tiers.

 

L'audit externe que j'ai commandé doit notamment faire toute la lumière sur les affectations des subsides que le SPF lui alloue et les financements résultant de différents contrats.

 

La négociation du contrat de gestion tiendra compte de cette question des contrats externes. Cela dit, ils ont le droit de conclure des contrats avec l'Union européenne.

 

J'ai demandé au CRIOC de me fournir des informations relatives à sa participation. Voici ce qu'il me répond: "En ce qui concerne l'éligibilité aux marchés de l'Union européenne, il convient d'abord d'avoir égard aux règles de nationalité. La participation aux marchés est ouverte à égalité de conditions à toutes les personnes physiques et morales des États membres, des États et territoires des régions expressément couverts et associés par la réglementation financière, l'acte de base ou les autres instruments applicables aux programmes sur lesquels la subvention est financée. Les soumissionnaires devaient indiquer dans leur offre le pays dont ils sont ressortissants en produisant les preuves habituelles en la matière.

 

Lorsque la mise en œuvre d'une action nécessite la passation de marché par le bénéficiaire, celui-ci attribue le marché à l'offre économiquement la plus avantageuse, c'est-à-dire celle qui présente le meilleur rapport entre qualité et prix. Le CRIOC a soumissionné aux côtés de la France et de l'Allemagne auprès de l'État tunisien. Son exercice a été reconnu en matière de protection des consommateurs.

 

À la mi-avril, l'ambassadeur de Belgique, associé à l'initiative, ainsi que ses homologues allemand et français, et les autorités tunisiennes sont intervenus lors du séminaire de lancement du jumelage. Le CRIOC est partie prenante dans le cadre du programme de jumelage et de renforcement des capacités des structures chargées de la surveillance du marché, du contrôle de la qualité et de la protection du consommateur, dont bénéficie le ministère du Commerce et du Tourisme (Direction de la Qualité et de la Protection du Consommateur). Le CRIOC agit en tant que chef de projet associé et intervient comme expert international en matière de protection des consommateurs.

 

L'Institut national de la Consommation tunisien travaille en collaboration avec son homologue français et la Verbraucherzentrale Bundesverband (Fédération allemande des organisations de consommateurs). La Belgique est donc chef de projet associé. Plus précisément, le CRIOC intervient dans les composantes "métiers", "communication" et "institutionnel". L'ensemble des missions dévolues au CRIOC sont financées par l'Union européenne."

 

Aucun financement du SPF Économie n'est repris dans ses activités.

 

19.03  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Monsieur le président, je vous remercie.

 

Monsieur le vice-premier ministre, je vous remercie de votre réponse. Le CRIOC représente-t-il ou non la Belgique?

 

19.04  Johan Vande Lanotte, ministre: Disons qu'il a participé à un marché, comme les Allemands l'ont fait avec la Verbraucherzentrale Bundesverband (Fédération allemande des organisations de consommateurs).

 

19.05  Valérie Warzée-Caverenne (MR): La Tunisie a donc fait appel à des institutions de premier plan.

 

Cela dit, au regard des remous actuels au sein du CRIOC, la sélection de ce dernier n'est-elle pas remise en question? Je rappelle qu'il s'agit ici d'institutions de premier plan. Les soucis de gestion rencontrés par le CRIOC ne posent-ils pas problème.

 

19.06  Johan Vande Lanotte, ministre: C'est un peu le monde à l'envers.

 

La Tunisie a sélectionné un certain nombre d'institutions parce qu'elles sont de premier plan. En tant que Belges, nous ne pouvons lui dire qu'elle s'est trompée dans ses choix.

 

19.07  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Justement! Cette sélection ne va-t-elle pas être remise en question?

 

19.08  Johan Vande Lanotte, ministre: Tous les aspects qui touchent à la qualité seraient ici remis en cause.

 

Un État étranger sélectionne des institutions comme étant les meilleures. Et nous, en tant que parlementaires belges, nous émettrions des doutes quant aux qualités de ces dernières?

 

19.09  Valérie Warzée-Caverenne (MR): C'est un peu ce que vous avez fait quand vous avez commandé des audits.

 

19.10  Johan Vande Lanotte, ministre: Oui. Mais ces audits servent d'indicateurs. Ainsi, certains ont parfois émis de vives critiques et il s'est avéré qu'elles n'étaient pas justifiées, au contraire.

 

19.11  Valérie Warzée-Caverenne (MR): C'est cet aspect que je voulais soulever ici.

 

19.12  Johan Vande Lanotte, ministre: Il s'agit donc d'un point positif pour eux.

 

19.13  Valérie Warzée-Caverenne (MR): Nous attendrons donc les résultats de l'audit du mois de juin pour voir ce qu'il en est concrètement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Samengevoegde vragen van

- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de heffing van SABAM voor dj's" (nr. 11610)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "SABAM" (nr. 11624)

20 Questions jointes de

- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la redevance de la SABAM pour les disc-jockeys" (n° 11610)

- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "la SABAM" (n° 11624)

 

20.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik moet u tot mijn spijt opnieuw ondervragen over het auteursrecht. SABAM heeft een bijkomende inkomstenbron ontdekt, met name de dj’s. In dit verband verwijs ik naar incidenten uit het verleden: SABAM legde toen dezelfde inventiviteit aan de dag en daar werd in deze commissie toch wat minder vriendelijk op gereageerd dan door het louter als inventiviteit af te doen. SABAM vond het bijvoorbeeld plots nodig om kinderdagverblijven te belasten. Ik herinner mij ook een incident in verband met kleinere bedrijven en er zijn nog van die incidenten geweest in het verleden.

 

Mijnheer de minister, mijn vraag gaat vooral over de manier waarop SABAM meent aan gegevens van dj’s te mogen komen. Blijkbaar heeft men zonder toestemming – u toont mij eventueel het tegendeel aan – de adressenlijst van de webstek vi.be, een platform voor muzikanten en dj’s, geopend en die adressenlijst gebruikt om dj’s te wijzen op hun verplichting om SABAM te vergoeden voor de muziek die ze hebben gedraaid. Een toch wat vreemde manier van werken.

 

Mijnheer de minister, ten eerste, heeft u kennis genomen van dit zoveelste incident op rij? Wat is uw eerste reactie?

 

Ten tweede, wat heeft SABAM met die lijst gedaan? Heeft ze die nog in haar bezit? Werd er een klacht ingediend tegen deze manier van werken van SABAM?

 

Ten derde, welke heffing werd door SABAM opgelegd? Hoeveel gelden? Welke bijdragen werden er ondertussen op die manier door misschien goedmenende of naïeve dj’s betaald?

 

Ten vierde, SABAM belooft de lijst niet meer te zullen gebruiken, maar welke garantie heeft u dat dit niet meer zal gebeuren? Aan welke controle wordt SABAM onderworpen? Gebeurt dit regelmatig? Wordt er ook controle uitgeoefend op de manier waarop SABAM aan haar gegevens komt?

 

Ten vijfde. Mijn politieke vraag van altijd. Deze sector verdient een betere doorlichting. Het wordt toch wel tijd voor een groot debat of een wetgevend initiatief, of wat dan ook.

 

20.02 Minister Johan Vande Lanotte: Multatuli zei: “Ik weet dat mijn verhaal eentonig is. Saïdjah's vader had een buffel.” …

 

20.03  Peter Logghe (VB): (…)

 

20.04 Minister Johan Vande Lanotte: De heer Logghe had een vraag.

 

Ik heb inderdaad ook via de pers vernomen dat zo’n mailing rondgestuurd zou zijn. Zij zijn overigens niet verplicht ons dat te melden. Op dat vlak zijn wij een vrij land. De controledienst moet dat niet weten. Waarop baseren zij zich? De dj-vergunning is een gemeenschappelijke vergunning, in die zin dat SABAM niet alleen heft voor de haar vertegenwoordigde auteurs, maar ook voor de muziekproducenten die door SIMIM vertegenwoordigd zijn. Die laatste beheersmaatschappij heeft de opdracht gegeven tot de inning voor de dj-vergunning, met een opbrengst 72 voor SIMIM en 28 voor de rechthebbende van SABAM.

 

Artikel 1, § 1, eerste lid van de wet van 1994 bepaalt dat de auteur, alleen de auteur, van een werk van letterkunde of kunst het recht heeft om dat op welke wijze of in welke vorm dan ook te reproduceren of te laten reproduceren, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk.

 

Artikel 39, § 1 bevat een gelijkaardige bepaling over fonogrammen. Overigens voorzien de artikelen 22 en 46 van de wet dat, wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, de rechthebbende zijn exclusieve recht verliest en zich niet kan verzetten tegen het reproduceren van de bedoelde werken of prestaties, als dat in familiekring geschiedt en alleen daarvoor bestemd is. Bij u thuis, als u voor een familiefeest de jolige uithangt, zult u daarvoor dus niet moeten betalen.

 

Ik ga ervan uit dat men voor een feestje van de N-VA, waar alleen leden aanwezig zijn en er traditioneel een dj muziek speelt, ook niet zal moeten betalen, maar ik kan het wel regelen dat zij u toch eens lastig vallen, kwestie van mij ook eens te amuseren.

 

(…): (…)

 

20.05 Minister Johan Vande Lanotte: Men heeft het over de familiekring.

 

(…): (…)

 

20.06 Minister Johan Vande Lanotte: De dj’s die wensen te reproduceren of kopies wensen te maken op een andere drager… Die mensen doen dat nu meestal, want zij zijn al die bakken en cd’s beu. Als ik het goed begrepen heb, zit al hun muziek nu in een computer. Een dj-installatie is gewoon een veredelde computer. Alles staat daar op. Zo nodig kan men via cloudcomputing of andere zaken alles daarop downloaden. U denkt misschien dat ik uit mijn nek aan het kletsen ben, maar iemand heeft mij dat eens uitgelegd.

 

(…): (…)

 

20.07 Minister Johan Vande Lanotte: In het basketbal is er een sportief manager die gespecialiseerd is in cloudcomputing. Philip Debaere is daar al vijf jaar mee bezig. Ook bij Electrawinds hebben wij daarover veel gepraat. Zo ken ik dat een beetje. Dat is heel interessant.

 

Cloudcomputing betekent dat men geen eigen server meer heeft, maar dat de bestanden in de cloud zitten.

 

Traditioneel zal een ICT-manager van een kleiner bedrijf bang zijn om alles kwijt te geraken en voor een gebrek aan controle. Men is er altijd bang voor dat het niet zou lukken. Als je eigen server faalt, heb je natuurlijk hetzelfde probleem. Bijgevolg wordt er meestal gekozen voor een server met ergens een back-up, maar eigenlijk is het wel mogelijk zonder. Men kan dan wel opperen dat er gevaren zijn voor de veiligheid, maar een groot bedrijf als Google is veiliger dan een kleine kmo die zichzelf beveiligt.

 

Men is ook meer en meer in die richting aan het evolueren. Denk maar aan de vele bedrijven die zich voor de toekomst uitsluitend op het gebruik van tablets richten. Al de rest zit somewhere in the air. Het grootste probleem dat men kan hebben is dat men met zijn tablet niets kan aanvangen omdat men bijvoorbeeld in een vliegtuig zit zonder internetconnectie. Veel mensen willen hun e-mail bekijken terwijl ze aan het reizen zijn, maar wanneer ze in een vliegtuig zitten kunnen ze er niet aan. In het andere geval staat uw e-mail erop. Je krijgt dan wel geen nieuwe meer binnen, maar de e-mail die in de laatste 24 uur is ontvangen staat er op. Als men dan enkel via de cloud werkt, heeft men niets aan een tablet want de e-mail komt niet binnen. Men kijkt naar het scherm en that’s it.

 

Nog iets? We hebben er nog over gediscussieerd bij Electrawinds. De manager die dan in het vliegtuig zit, zit dan wel letterlijk in the clouds, maar heeft niets op zijn toestel. (lacht)

 

De rechthebbenden die bij SABAM zitten, bepalen zelf de voorwaarden. Wij beschouwen de intellectuele eigendom als een collectief goed, maar juridisch gezien kan ik eigenlijk perfect iets uitgeven en zeggen dat er bij elke beluistering 5 000 euro moet betaald worden. Dat is perfect mogelijk. Het gaat nog altijd over eigendom en dat is net het specifieke. Ze hebben daar dus wel veel regels, maar er is ook een controle.

 

De controle is niet gebaseerd op het aantal kopieën. Het gaat per vergunning jaarlijks om 291 euro inclusief btw en 275 exclusief btw. In 2007 en 2008 waren er respectievelijk 67 en 454 vergunningen. Dat leverde in totaal – en dat is eigenlijk belachelijk – 9 000 en 56 000 euro op. In 2009 waren er echter al 781 en dat levert toch 163 000 euro op. In 2010 waren er 953 voor 204 000 euro.

 

Dit gezegd zijnde: 204 000 euro voor 953 vergunningen kan tellen op het vlak van mensen lastig vallen en bezig houden. Het grote probleem is dat het eigendom gaat. Het is geen kwestie van een billijke belasting, maar het is gewoonweg het eigendomsrecht.

 

Hoe zij er nog aan uit kunnen met die 950 vergunningen is mij een raadsel.

 

SABAM heeft gezegd dat zij de lijst heeft vernietigd. Wanneer de dj zelf zijn e-mailadres meedeelt, wordt dit wel bewaard.

 

De heer Van Biesen vroeg of die wet nog aangepast is. Hij is niet langer aanwezig.

 

Ik heb geen weet van de tarieven in andere landen. Men zegt mij wel dat in het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Frankrijk en Finland iets gelijkaardigs bestaat.

 

Zijn er klachten binnengekomen over deze e-mails via eCops? Wat is eCops? Ik weet dit niet zo meteen. Waarschijnlijk is dit een controlesysteem omdat het gaat over ongewenste reclame via e-mail. Tot dusver zijn er geen klachten geregistreerd via het overheidsmeldpunt voor internetmisbruik. In België wordt het verzenden van elektronische reclame geregeld door de wet van 11 maart 2003. Het gebruik van elektronische post voor reclame is verboden zonder de voorafgaandelijke, vrije, specifieke en geïnformeerde toestemming van de geadresseerde.

 

De reclame wordt nader gedefinieerd door artikel 2, § 7 in casu elke vorm van communicatie bestemd voor het direct of indirect promoten van goederen, diensten of imago van een onderneming. De boodschap moet promotioneel zijn en niet gewoon informatief. Onder voorbehoud van de interpretatie van hoven en rechtbanken beschouwt de FOD Economie dat het promotionele of informatieve karakter van de boodschap op redelijke en proportionele wijze kan worden geschat. De mailing, die door SABAM aan de talrijke dj’s in het land werd verstuurd, heeft blijkbaar tot doel hen erop te wijzen dat zij bij het gebruiken van het repertorium in een bepaald geval de wettelijke voorwaarden inzake auteursrechten en naburige rechten moeten naleven.

 

Ik durf mij niet uitspreken over een eventuele schending. Dit behoort tot de bevoegdheid van de minister van Justitie. Ik meen dat wij hier met een informatieopdracht te maken hebben en dat lijkt mij toch iets anders.

 

SABAM belooft deze lijst niet meer te zullen gebruiken. In verband met de controle op beheersvennootschappen, zoals bijvoorbeeld SABAM, kan ik vermelden dat er kan worden opgetreden door de FOD Economie bij miskenning van de wet. De wet van 10 december 2009 voorziet trouwens in de mogelijkheid van een waarschuwingsprocedure waarbij de controledienst kan optreden tegen beheersvennootschappen die de wet niet naleven. Het gaat hierbij om een wettigheidscontrole en geen opportuniteitscontrole.

 

In uitvoering van de wet zijn mijn diensten volop bezig. Het loopt niet vlug. Ik zie morgenochtend om 9 uur iemand van de Dienst voor de Intellectuele Eigendom. Ik kijk er al naar uit. Wij zijn dus volop bezig met de voorbereiding van een uitvoeringsbesluit, teneinde een betere transparantie van de financiële situatie van de beheersvennootschappen te beogen, waardoor wij interne controle, administratieve en boekhoudkundige organisatie beter kunnen bepalen evenals een genormaliseerd, minimumboekhoudplan voor de vennootschappen voor het recht dat zij innen.

 

De kwestie zal nog lang een pijnpunt blijven. Er zijn negenhonderd personen die tweehonderdduizend euro ophoesten. Ter zake zijn er vele vragen, zoals hoeveel euro iemand moet betalen om een boek te lezen. Het systeem is heel fel voor herziening vatbaar. Wij worden echter enorm gehinderd door de directieven die ter zake bestaan en die niet zijn aangepast. Een typisch voorbeeld is het voorbeeld van iemand die een boekenuurtje organiseert. Ter zake is er een Europese directieve. De Europese directieven zijn extreem streng. Er kan jammer genoeg niet echt veel van worden afgeweken.

 

Onze eerste prioriteit is nu wat meer duidelijkheid te scheppen inzake de manier waarop de beheersvennootschappen zullen werken. Een van de punten die wij nu hebben geschreven, betreft een emeritaat, waarover wij hebben geschreven dat wij het niet erg appreciëren, om maar een voorbeeld te nemen. U weet dat wie in de raad van bestuur zit, een emeritaat krijgt. Wij hebben ter zake opgemerkt dat de verenigbaarheid met de wet ter zake twijfelachtig is.

 

20.08  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

20.09 Minister Johan Vande Lanotte: (…). Elke twee keer mag u vragen over het onderwerp stellen. U moet barmhartigheid vertonen tegenover de mensen.

 

20.10  Peter Logghe (VB): Mijn vrouw zegt ook altijd dat ik veel barmhartiger moet zijn.

 

Indien ik nieuwe woorden zoals tablets en cloudcomputing hoor, vraag ik mij af of de wetgeving nog aan de moderne tijd is aangepast.

 

Ik merk hetzelfde fenomeen bij de synthetische drugs. Wij lopen ter zake ook altijd achter de feiten aan.

 

Mijnheer de minister, indien ik het goed heb begrepen, is er momenteel voor SABAM geen waarschuwingsprocedure ter zake gestart. U merkt wel op dat u ze de volgende keer kan starten. Waarom zou u ze de volgende keer starten, indien u dat nu niet hebt gedaan?

 

20.11 Minister Johan Vande Lanotte: (…). Zij zeggen niet of het ongewenste reclame is.

 

20.12  Peter Logghe (VB): De scheidingslijn tussen informatie en ongewenste reclame is vrij dunnetjes aan het worden.

 

20.13 Minister Johan Vande Lanotte: Wie iets doet, moet zeker zijn.

 

20.14  Peter Logghe (VB): Daarmee ga ik akkoord.

 

Ik ben vooral verheugd te horen dat een uitvoeringsbesluit wordt voorbereid – u hebt duidelijk “voorbereid” gezegd –, om de financiële transparantie te verhogen.

 

Ik weet dat ik vervelend doe. Hebt u echter enig zicht op het tijdstip waarop het uitvoeringsbesluit, klaar zou kunnen zijn?

 

20.15 Minister Johan Vande Lanotte: Morgen zie ik de verantwoordelijke van de bevoegde dienst. Ik zal het hem vragen. Ik weet het niet goed, maar morgen zie ik de bevoegde persoon om over het onderwerp te praten.

 

20.16  Peter Logghe (VB): Wij zullen te gelegener tijd, zijnde over een tweetal vergaderingen, nog eens een vraag over de kwestie stellen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

21 Question de Mme Muriel Gerkens au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "le prix du livre" (n° 11612)

21 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de boekenprijs" (nr. 11612)

 

21.01  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, voici quelques semaines, je vous annonçais cette question relative à ce qu'on appelle la "tabelle" dans le commerce du livre en français entre la France et la Belgique. Je me réfère à des questions que j'ai posées en mars 2010 au ministre de la Protection des Consommateurs et de l'Économie, compétent en matière de concurrence, à propos du recours à cette technique.

 

En effet, un même livre est vendu jusqu'à 17 % plus cher dans une librairie belge que dans une librairie française, simplement parce que les deux grands distributeurs, Hachette et Editis, via leurs filiales, Dilibel et Interforum, imposent que les livres achetés en Belgique doivent transiter par ces filiales. Ceci concerne 50 à 60 % des livres édités en France et vendus chez nous.

 

21.02  Johan Vande Lanotte, ministre: Hachette et Editis sont des distributeurs français!

 

21.03  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Oui! Dilibel et Interforum sont les filiales de ces deux grands distributeurs.

 

Pour les livres à vocation technique et scientifique, ce pourcentage est encore plus important et la clientèle est littéralement "captive" de ces éditeurs et distributeurs. Je considère, dès lors, qu'il y a atteinte à la concurrence et aux intérêts des consommateurs.

 

En 2010, mes questions étaient les suivantes: "Le Conseil du livre a remis, en octobre 2009, à votre collègue de la Communauté française, ministre de la Culture, Fadila Laanan, un avis à ce sujet. L'une des recommandations du Conseil du livre était d'organiser, avant la présidence belge de l'Union, une rencontre bilatérale avec la France afin d'examiner les solutions possibles à ce problème." Il s'agissait de savoir si l'on soutenait cette démarche et si le gouvernement belge était d'accord d'intervenir auprès du ministre de l'Économie français. "En outre, le Conseil de la Consommation est la structure consultative centrale pour les problèmes de consommation et de protection du consommateur. N'est-il pas opportun que celui-ci puisse être saisi d'un avis sur cette question et que, le cas échéant, il puisse être invité à élaborer un accord de consommation?"

 

À l'époque, le ministre de l'Économie, M. Van Quickenborne, me répondait: "Plutôt que la tabelle, un taux de mark up est censé couvrir des taux de distribution plus élevés en Belgique qu'en France. Il n'est pas possible d'analyser ce comportement comme étant une entente entre entreprises, puisqu'il s'agit de filiales. Ceci est confirmé par l'Auditorat car Dilibel et lnterforum ont un taux de mark up différent. La plainte est recevable mais non fondée. L'affaire est pendante devant le Conseil de la Concurrence. La décision est attendue dans les 6 à 12 mois.", soit mi-2011.

 

Nous étions en affaires courantes et je n'ai pas insisté.

 

Aujourd'hui, je voudrais savoir si le Conseil de la Concurrence a pris position. S'il n'y a toujours pas de réponse, avez-vous une idée du temps qu'il faudra pour l'obtenir?

 

Votre prédécesseur nous disait, en mars 2010, que si le Conseil confirmait qu'il n'existait pas d'entente, une loi serait nécessaire car le raisonnement du mark up ne tient pas la route puisqu'il n'y en a pas en Flandre.

 

J'avais également interrogé le ministre en charge de la Protection du consommateur, M. Magnette, sur le fait que les libraires ne peuvent ni se fournir ni ouvrir un compte en France. Dès lors, cela discriminait le consommateur belge du livre en français et portait atteinte à la libre prestation des biens mais aussi à la libre prestation des services. Celui-ci avait refusé de s'emparer du dossier en disant que cela relevait de la compétence du ministre de l'Économie. Le ministre de l'Économie m'avait dit qu'il relayait ma suggestion en demandant un avis au Conseil de la consommation. Le Conseil de la Consommation a-t-il été saisi de l'affaire? Dans la négative, est-ce possible de le faire?

 

21.04  Johan Vande Lanotte, ministre: Chère collègue, puis-je vous demander ce qu'est la tabelle?

 

21.05  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, la tabelle a été mise en place au niveau européen pour couvrir les frais de change entre les monnaies. Quand il y avait une différence entre le franc français et le franc belge, on appliquait la tabelle.

 

Au moment du passage à l'euro, la tabelle a disparu pour tout sauf pour le livre français. La différence de prix est restée. La tabelle a été utilisée à d'autres fins que les frais de change. On a donc utilisé ce prix supérieur pour couvrir les marges de distribution via le système mis en place de monopole de filière de distribution des livres. Les libraires ne peuvent acquérir des livres venant de ces maisons-là qu'en passant par les filiales mises en place et en payant ce surcoût.

 

Ces filiales disent que les frais de distribution sont supérieurs car le marché belge est différent du marché français. Elles sont très fortes pour proposer à certains moments des accommodements sous forme de produits soldés. Cette tabelle donne des marges aux grandes surfaces qui peuvent proposer des livres moins chers.

 

Voilà qui dénature la manière d'organiser le marché et pénalise clairement les libraires belges. Si l'on y ajoute l'e-commerce, via internet, ils commencent à sentir la différence. Acheter un livre par internet en librairie française vous revient moins cher qu'en l'achetant chez votre libraire.

 

Bien sûr, nous connaissons aussi le rôle intéressant que jouent les libraires.

 

La solution, selon moi, devrait provenir d'un contact entre le ministre de l'Économie belge et le ministre de l'Économie français. La situation est suffisamment anormale.

 

21.06  Johan Vande Lanotte, ministre: Chère collègue, légalement, même si la concurrence a déjà dénoncé le problème à plusieurs reprises, il n'existe pas d'irrégularité. Le 22 septembre, le Conseil de la Concurrence a rejeté le recours introduit par le syndicat des libraires francophones contre Dilibel et Interforum: vu la différence de prix, la concurrence existe.

 

J'ai compris que vous demandiez de prendre contact avec le ministre de l'Économie à ce sujet. Je prendrai mes renseignements auprès de l'autorité de la Concurrence afin de savoir que faire. Je vous tiendrai au courant.

 

En France, le prix des livres est fixe?

 

21.07  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): En effet, de par la loi Lang en 1981, comme pour le livre flamand vis-à-vis du livre hollandais, on ne peut octroyer de ristourne sur le prix imposé par l'éditeur supérieure à … Je pense qu'il s'agit, pour eux, de 5 ou 6 %. En Flandre, je pense que c'est 10 %. La période de stockage du livre doit être de 6 mois. En fait, je ne connais pas, de mémoire, la durée de cette possibilité de ristourne, mais elle est limitée entre le moment de l'édition et le moment de la vente, peut-être d'un an, par exemple.

 

21.08  Johan Vande Lanotte, ministre: De cette manière, la marge du libraire dure quelque temps.

 

21.09  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): C'est cela. Cela permet surtout de contrer la concurrence des grandes surfaces: pour attirer la clientèle, elles exposaient un produit d'appel, comme Harry Potter, à un prix extrêmement bas, alors que le libraire ne peut pas descendre le prix de ses exemplaires à un tel niveau. Dès lors, il ne peut encaisser des recettes suffisantes pour mettre en vente un livre qui se vend beaucoup moins.

 

On en arrive à une situation où, lors de la sortie d'un Harry Potter, par exemple, les libraires belges doivent se l'acheter chez Cora ou Makro pour le revendre dans leur librairie: cela leur revient moins cher que de l'acheter par la voie normale de l'éditeur.

 

Ce n'est pas forcément en raison de la tabelle mais à cause de l'absence, côté francophone, d'une protection du prix du livre.

 

Toutefois, le prix est fixé par l'éditeur et le surcoût qui est demandé au libraire belge via la tabelle n'a rien à voir avec ce système de prix fixe du livre.

 

21.10  Johan Vande Lanotte, ministre: On va vérifier.

 

21.11  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van de heer Bert Wollants aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over "de economische inspectie bij energieleveranciers" (nr. 11724)

22 Question de M. Bert Wollants au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur "l'enquête menée par l'inspection économique sur les fournisseurs d'énergie" (n° 11724)

 

22.01  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, de prijsbevriezing heeft heel wat heisa tussen de regering en de leveranciers veroorzaakt. Enkele leveranciers pasten op 1 april toch nog hun prijzen aan, wat volgens u niet overeenstemde met wat er in de nieuwe wetgeving stond. Op vraag van de regering en vooral onder grote druk van de consumenten die massaal de overstap maakten, trokken verschillende leveranciers die een prijsverhoging hadden ingevoerd, die weer in. Naar aanleiding van dat voorval hebt u beslist om de economische inspectie al die energieleveranciers te laten doorlichten.

 

Welke leveranciers werden effectief door de economische inspectie op het matje geroepen? Welke waren de meest voorkomende vaststellingen en inbreuken? Hoe werden de inbreuken vervolgd?

 

22.02 Minister Johan Vande Lanotte: De zeven energieleveranciers die variabele tarieven hanteren, werden uitgenodigd door ambtenaren van de economische inspectie. Dat betekent Ebem, Electrabel, Eneco, Essent, Lampiris, Luminus en Nuon. Uit die onderzoeken blijkt dat alle energieleveranciers zich geschikt hebben naar de wetgeving. Dat gebeurde veeleer moeizaam, maar ze hebben het toch gedaan. Ze hebben beslist hun tarieven niet te indexeren op 31 maart 2012. Er is dus finaal geen inbreuk vastgesteld. Dat gebeurt ook vaak bij andere zaken. Er komt een gesprek en het oorspronkelijk probleem wordt geregeld wanneer men dat in orde brengt.

 

Er zijn daar dus op dit moment geen problemen mee. Voor zover nodig, kan dat nog steeds gecontroleerd worden. Wij hebben dus geen indicatie van mogelijke problemen en de prijzen werden dus effectief door al die maatschappijen geblokkeerd. Dat was in de maand april. Het is ons niet bekend dat ze hun prijzen in mei verhoogd hebben. Er heeft overigens niemand over de prijzen van mei gesproken. Ik ben nieuwsgierig naar wat met de gasprijs gebeurd is, ik heb het niet nagekeken. Is de gasprijs gestegen of niet? We hebben echter geen weet van een probleem.

 

22.03  Bert Wollants (N-VA): Dank u voor uw antwoord. Ik onthoud eigenlijk vooral dat de economische inspectie is gaan kijken naar het moment zelf en niet zozeer naar de aankondiging van prijsverhoging. Er viel dus eigenlijk niets meer vast te stellen.

 

22.04 Minister Johan Vande Lanotte: Ze hebben vastgesteld dat er een probleem was. Ze hebben gevraagd om de aanpassing in te trekken. Dat is toen moeizaam gebeurd. Een tiental dagen later is het front een na een afgebrokkeld, toen we een interpretatieve wet hadden aangekondigd. De ene na de andere heeft toen de economische inspectie laten weten dat men zijn beslissing zou terugdraaien. We hebben toen twee weken later nog eens gecheckt of alles in orde was.

 

22.05  Bert Wollants (N-VA): Met andere woorden, de inspectie is eigenlijk ingehaald door de realiteit, doordat iedereen zich had geconformeerd.

 

22.06 Minister Johan Vande Lanotte: Ja.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Op de agenda staan nog de vragen nrs. 11 711 en 11 757 van mevrouw Dierick, maar zij heeft ons moeten verlaten. Zij heeft gevraagd om die vragen om te zetten in schriftelijke vragen.

 

Mijnheer de minister, mevrouw Dierick vraagt of u de tekst van het voorbereid antwoord al aan het commissiesecretariaat kunt bezorgen, zodanig dat die vragen afgehandeld kunnen worden. (Instemming van de minister)

 

23 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Justitie over "de evaluatie van de wet op malafide publiciteitsronselaars" (nr. 11706)

23 Question de M. Karel Uyttersprot à la ministre de la Justice sur "l'évaluation de la loi sur les démarcheurs publicitaires malhonnêtes" (n° 11706)

 

23.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, u kent het verhaal waarschijnlijk. Onze bedrijven werden vroeger met de internetbedrijvengidsen geplaagd. In mijn vroeger leven had ik een hele reeks vragen van deelnemers aan een beurs in Gent over een Mexicaanse firma, de officiële uitgever van deze gidsen op de beurs. Een permanent contract, opzegbaar na zoveel tijd, kostte 1 000 euro.

 

U kent de internetbedrijvengids. Men krijgt een brief toegestuurd, waarin bewust een verkeerd telefoonnummer, faxnummer of postadres staat. Als men dat verbeterd, is men gebonden om gedurende drie jaar 1 500 euro te betalen voor iets dat niet bestaat. Op 12 mei 2011 hebben wij een wet goedgekeurd om dat tegen te gaan.

 

Mijnheer de minister, ik wil graag weten of dit resultaat heeft opgeleverd? Zijn de malafide praktijken tegengehouden? Kunt u dat bevestigen of moet u dat ontkennen? Hebben wij met die wet het beoogde doel bereikt

 

23.02 Minister Johan Vande Lanotte: Het gaat over artikel 97/1 van de wet van 2010. Sinds de inwerkingtreding op 17 september 2011 hebben wij nog 633 klachten ontvangen, die niet noodzakelijk te maken hebben met feiten van na het tot stand komen van de wet.

 

In 2009 waren er 1 166 klachten, in 2010 1 258, in 2011 1 127 en de laatste acht maanden, sinds de wet, 633. Dat zou een daling kunnen zijn, want er waren er in totaal 1 127 in 2011 en 1 258 in 2010. Dit zou dus op een lichte daling kunnen wijzen, al kan men niet zeggen dat dit lage cijfers zijn.

 

Het grote probleem blijft dat de meerderheid van de dienstverleningen in België optreden, maar in het buitenland gevestigd zijn. Als dat buitenlandse actoren zijn, kunnen wij niets ondernemen. De wet heeft immers geen extraterritoriale werking. Dat is veeleer uitzonderlijk. Ik geef hier als het ware een criminele opmerking. Misschien moet extraterritoriale werking worden voorzien, maar wij doen dat quasi nooit. Enkel voor bijvoorbeeld pedofilie werd extraterritoriale werking toegepast, als is dat een scherpe problematiek om mee te vergelijken.

 

Wij proberen met andere landen samen te werken, wat die materie betreft. Niet elk land heeft een dergelijke autoriteit, maar waar mogelijk werken wij samen. Wij hebben een Nationaal Platform Massafraude opgericht, waarin wordt beoogd om tussen betrokken overheden een uniforme aanpak rond deze problematiek te organiseren en dit door te trekken op internationaal niveau.

 

De International Mass Marketing Fraud Working Group is een samenwerkingsverband van zestien landen. Nederland, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk maken daar deel van uit. In september 2012 wordt in cursussen voorzien voor parketmagistraten. Het blijft echter een extreem moeilijke zaak om tegen op te treden, omdat de daders zich buiten die landen kunnen bevinden. Wanneer in Europa zestien landen zich verenigen, dan zal het probleem zich manifesteren aan de grens met het zeventiende land.

 

Wij zien het probleem overal, bijvoorbeeld ook met het aanbieden van kredieten. Waar internethandel aan te pas komt, merken wij altijd dergelijke problemen. Er is altijd het probleem van aanbiedingen vanuit het buitenland, waar buitenlandse autoriteiten moeten optreden. Soms gebeurt dit en soms niet.

 

23.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik ben verrast dat er nog zoveel problemen zijn. UNIZO oordeelde dat het sterk gedaald was. Het aantal klachten bij hen is fel verminderd. NSZ daarentegen sprak niet over een vermindering en vond dat de wet haar doel mist.

 

Misschien, en nu ben ik zelf aan het interpreteren, heeft UNIZO zijn eigen klanten wel goed geïnformeerd, via eigen berichtgeving, zodat zij minder klachten ontvangen van hun klanten.

 

U spreekt over territorialiteit. In de wet die wij hebben goedgekeurd, is bepaald dat het maximaal één jaar betreft, dat de prijsaanbieding in het grootste lettertype moet zijn en dat er geen misverstand mag ontstaan over het feit dat het een voorstel tot advertentie is en geen factuur.

 

Diezelfde zaken kan men toch die buitenlandse aanbieders aanwrijven?

 

23.04 Minister Johan Vande Lanotte: Ja, maar niet strafrechtelijk.

 

23.05  Karel Uyttersprot (N-VA): Kan men weigeren te betalen?

 

23.06 Minister Johan Vande Lanotte: Ja, maar niet strafrechtelijk.

 

23.07  Karel Uyttersprot (N-VA): Men kan weigeren de advertentie te betalen en zich op de Belgische wet beroepen?

 

23.08 Minister Johan Vande Lanotte: Ja, men kan weigeren te betalen, maar men kan niet strafrechtelijk optreden.

 

23.09  Karel Uyttersprot (N-VA): Dat is toch wel zeer merkwaardig.

 

23.10 Minister Johan Vande Lanotte: Het aantal klachten is van 1 100 teruggevallen naar 800.

 

23.11  Karel Uyttersprot (N-VA): Er is nog werk aan de sensibilisering.

 

23.12 Minister Johan Vande Lanotte: Wij moeten nog even wachten en veel informatie verstrekken. Wij moeten wachten tot begin volgend jaar om het volledige plaatje van 2012 te bekijken.

 

Het is niet enkel dit maar alles wat met e-commerce te maken heeft. Ik ken een voorbeeld uit Ierland.

 

23.13  Karel Uyttersprot (N-VA): Hier ging het over in België gevestigde bedrijven.

 

23.14 Minister Johan Vande Lanotte: Dat gebeurt steeds minder.

 

23.15  Karel Uyttersprot (N-VA): Zij verhuizen vrij gemakkelijk. Het zijn dikwijls postbusbedrijven.

 

23.16 Minister Johan Vande Lanotte: Als men een strafrechtelijke procedure inzet dan blijkt het bedrijf opgeheven. Men werkt met stromannen.

 

23.17  Karel Uyttersprot (N-VA): In Nederland bedraagt de schade die de kmo’s daardoor oplopen 40 miljoen euro per jaar.

 

23.18 Minister Johan Vande Lanotte: Een drietal maanden geleden hebben wij een nepbrief gestuurd naar mensen waarin wij hen vroegen om te betalen. Onderaan de brief stond in grote letters dat zij paashaas mochten spelen op de FOD Economie, en ondanks dat heeft 4 of 5 % van de mensen betaald. Mensen letten daar niet op. Wij hadden 300 000 euro gewonnen.

 

De voorzitter: Dat is goed voor de begroting.

 

23.19 Minister Johan Vande Lanotte: Alle trucs zijn goed voor mij, dat weet u.

 

Zoiets is toch opmerkelijk. Zelfs een advocatenkantoor is erin getuind. Het moet allemaal snel gaan.

 

23.20  Karel Uyttersprot (N-VA): Men is ook zo sluw om het document op een factuur te doen gelijken. Men is daar heel subtiel in. Een klein dienstenbedrijf kreeg een factuur over handel in lingerie, faxte de brief terug en zat voor drie jaar vast.

 

23.21 Minister Johan Vande Lanotte: Echt waar?

 

23.22  Karel Uyttersprot (N-VA): Ja. De rechtbanken spraken zich de ene keer uit ten voordele van de kmo en de andere keer ten voordele van de oplichter. Zij ging ervan uit dat men zijn documenten maar goed moest lezen alvorens ze te ondertekenen.

 

23.23 Minister Johan Vande Lanotte: Wel, en wij waren absoluut niet subtiel in ons opzet.

 

23.24  Bert Wollants (N-VA): Wij hebben in dat verband heel veel signalen gekregen van de jeugdbewegingen. Omdat de kmo’s geïnformeerd geraakten, werd het werkgebied verlegd naar minder geïnformeerde sectoren.

 

23.25  Karel Uyttersprot (N-VA): Ik heb bij VOKA ooit een brief gekregen waarin stond dat er een overeenkomst werd gesloten — wat niet waar was — en dat, als men hiervan wenste af te zien dat geen probleem was, maar men nog steeds in de eerstvolgende uitgave zou staan. Er werd gevraagd dit te bevestigen. Als men bevestigde, zat men dus nog voor een jaar vast, terwijl men geen overeenkomst had gesloten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.12 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.12 heures.