Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mardi 15 mai 2012 Après-midi ______ |
van Dinsdag 15 mei 2012 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door de heer Jan Jambon.
La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par M. Jan Jambon.
01 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "het optreden van de Federale Bemiddelingscommissie als tuchtorgaan" (nr. 11203)
01 Question de M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "l'intervention de la Commission fédérale de médiation en tant qu'organe disciplinaire" (n° 11203)
01.01 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is eigenlijk een opvolgingsvraag die ik u stel naar aanleiding van een vraag op 15 januari 2012, waarin ik u al eens ondervroeg omtrent het optreden van de Federale Bemiddelingscommissie als tuchtorgaan. Toen antwoordde u dat u uw administratie ging laten onderzoeken of artikel 1727, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek volstond om de Federale Bemiddelingscommissie als tuchtorgaan te kwalificeren en om, bij een bevestigend antwoord op deze vraag, na te gaan wat de eventuele gevolgen kunnen zijn van een dergelijke kwalificatie. U zou mij op de hoogte houden, wat nog niet gebeurd is, maar dat gaat dadelijk ongetwijfeld gebeuren, dus ik blijft nog een minuutje langer op mijn honger zitten.
Verder is het zo, mevrouw de minister, dat we nog bijkomende informatie vragen omtrent de bevoegdheid die de Federale Bemiddelingscommissie heeft om een erkenning van een bemiddelaar al dan niet in te trekken. Een tweede vraag is of dat mogelijk is via artikel 1726 en artikel 1727, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek, omdat overeenkomstig artikel 1727, § 6, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek, de erkenning enkel kan worden ingetrokken “indien niet meer voldaan zou zijn aan de voorwaarden bepaald in artikel 1726”.
In artikel 1726 van het Gerechtelijk Wetboek wordt echter geen gewag gemaakt van een inbreuk op de gedragscode om eventueel over te gaan tot een tuchtsanctie op basis van artikel 1727. Dus de vraag is of dat wel mogelijk is.
Ik heb dus twee vragen. Ten eerste, hoe zit het met het aangekondigd onderzoek? Wat zijn de resultaten ervan? Of wanneer kan ik een antwoord van u verwachten, zodat ik u daaromtrent opnieuw kan ondervragen?
Ten tweede, bevestigt u dat de Federale Bemiddelingscommissie de bevoegdheid heeft om de erkenning in te trekken bij een inbreuk op de door haar opgestelde gedragscode, zonder dat daarvoor een uitdrukkelijke wettelijke basis is terug te vinden in artikel 1727? Dat zou eventueel willen zeggen dat een orgaan die de gedragscode heeft uitgevaardigd tegelijkertijd sancties kan uitspreken. De vraag is of dat wel kan, of daar geen risico’s bestaan op willekeur, als men optreedt als wetgevende en rechterlijke macht tegelijkertijd.
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Artikel 1727, alinea 6, uit het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de grenzen waarbinnen de Federale Bemiddelingscommissie mag optreden. Het zijn vooral de punten 4, 5 en 7 van alinea 6 van dit artikel die de Federale Bemiddelingscommissie gebeurlijk als tuchtorgaan omschrijven: de intrekking van de erkenning van de bemiddelaar, de procedure voor de erkenning van de bemiddelaar, het opstellen van de gedragscode en de daaruit voortvloeiende sancties.
Hoewel de commissie nergens uitdrukkelijk als tuchtorgaan wordt genoemd in de wet, kan niet worden ontkend dat bovenvermelde bepalingen haar vrij ruime bevoegdheden toekennen qua toezicht op de erkende bemiddelaars. De commissie bepaalt de gedragscode en de sancties die eraan verbonden zijn, en kan de erkenning tijdelijk of definitief intrekken aan de hand van een procedure die ze zelf bepaalt.
Wat betreft de mogelijkheid om eventueel andere sancties op te leggen kan vastgesteld worden dat de bemiddelingscommissie momenteel twee sancties hanteert naast de tijdelijke of definitieve intrekking, namelijk de waarschuwing en de berisping. Op basis van het adagium “qui peut le plus peut le moins” ziet mijn administratie niet in waarom deze twee laatste sancties niet zouden kunnen worden opgelegd door de commissie.
De Federale Bemiddelingscommissie lijkt dan ook de enige instantie te zijn die kan optreden bij niet-naleving van de gedragscode tenzij de erkende bemiddelaar in kwestie in het kader van zijn beroep onderworpen is aan een tuchtorgaan van die beroepscategorie, zoals bijvoorbeeld een advocaat, en de inbreuk op de gedragscode ook een inbreuk vormt op de tuchtregels van dat beroep.
Er zijn nog geen waarschuwingen of berispingen gegeven. Momenteel is er een zaak hangende.
01.03 Raf Terwingen (CD&V): Ik noteer dat u van een zo ruim mogelijke interpretatie uitgaat wat betreft de bevoegdheid van de bemiddelingscommissie, in die zin zelfs dat u zegt dat ondanks het feit dat de gedragscode en de regels zijn opgesteld door de commissie het ook dezelfde commissie is die ze kan toetsen. Dan blijkt dat er alleszins een duidelijke interpretatie wordt gegeven van dit punt. Dat was ook de bedoeling van mijn vraag.
Men kan zich in het kader van artikel 6 van het EVRM natuurlijk wel de vraag stellen of het wel kan dat een orgaan dat de spelregels opstelt ze ook mag toetsen en dus kan optreden als een soort rechterlijke macht. Ik heb echter nota genomen van uw interpretatie.
L'incident est clos.
- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Justitie over "het aangekondigde 'subarrondissement' Charleroi" (nr. 11222)
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het plan om twee subarrondissementen op te richten in het toekomstige eengemaakte arrondissement Henegouwen" (nr. 11433)
- Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Justice sur "l'annonce du 'sous-arrondissement' de Charleroi" (n° 11222)
- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "le projet de création de deux sous-arrondissements dans le futur arrondissement unique du Hainaut" (n° 11433)
De voorzitter: De heer Schoofs is verontschuldigd, maar hij vindt het geen probleem dat mevrouw Smeyers haar vraag stelt, zo heb ik begrepen.
02.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, de regering heeft zowat twee weken geleden de hervorming van het gerechtelijk landschap in de pers aangekondigd. Informatie aan het Parlement over de aangekondigde hervorming is blijkbaar niet of nog niet aan de orde. Ik vind dat toch wel bedenkelijk, temeer omdat de aankondiging toch heel wat vragen oproept.
Een eerste aspect is dat er in Henegouwen naast het gerechtelijk arrondissement van Bergen blijkbaar een subarrondissement Charleroi komt. Wat wij onder een subarrondissement mogen begrijpen, is niet duidelijk. De vraag die zich meteen opdringt, is of het niet gewoon gaat om een extra, dertiende arrondissement. Hoe verhoudt dat subarrondissement zich tot het eigenlijk arrondissement Henegouwen, met Bergen als hoofdzetel? Of wordt dat laatste ook een subarrondissement, met name subarrondissement Bergen?
De officiële uitleg die u gaf, luidt dat het subarrondissement er zou komen, omdat Henegouwen anders maar één procureur-generaal voor één procureur des Konings zou hebben. Ik zie eerlijk gezegd het probleem niet van een arrondissement met één procureur-generaal en één procureur des Konings. De ene voert de taken uit van het openbaar ministerie in eerste aanleg en de andere bij het hof van beroep. Tussen hen beiden bestaat er momenteel al een duidelijke hiërarchische verhouding.
Ten tweede menen wij dat men een goedwerkende justitie niet verwezenlijkt door het zonder meer verleggen van de grenzen van de arrondissementen, zeker niet wanneer de hertekening dan nog belast wordt met een uitzondering, zoals het subarrondissement in Henegouwen. Daarenboven is er een onduidelijk en ongrondwettelijk kluwen in Brussel-Halle-Vilvoorde. Dat is volgens ons niet de essentie van de hervorming van Justitie.
De essentie is volgens ons wel het element dat de afgelopen jaren al veel besproken en uitvoerig voorbereid is, namelijk de creatie van een eenheidsrechtbank. In uw voorgestelde plan horen wij daar niets over. Dus veronderstellen wij dat er ook niets van aan is. Uw plan behoudt per arrondissement daarentegen toch nog altijd een afzonderlijke rechtbank van eerste aanleg, een rechtbank van koophandel, een arbeidsrechtbank, een politierechtbank en vredegerechten, elk nog altijd met eigen structuren, eigen gewoontes, eigen rechters en eigen personeel. Daarbovenop komt een soort van beheersorgaan, een managementsorgaan. Van een echte eenheidsrechtbank is er geen sprake.
Mevrouw de minister, hoe kunt u een goed beleid voeren zonder uniforme structuren, zonder een eenheidsrechtbank? Uw plan creëert volgens ons niets anders dan een veelheid aan rechtbanken met daarbovenop een extra niveau, zonder beslissingsmacht over iedere rechtbank afzonderlijk.
Ik zet mijn vragen nog eens op een rijtje, mevrouw de minister. Wat moeten wij onder het subarrondissement Charleroi begrijpen? Is dat een dertiende arrondissement? Hoe verhoudt het zich tot het eigenlijke arrondissement Henegouwen?
Waarom krijgt Henegouwen wel die uitzondering en arrondissementen die veel groter zijn dan Henegouwen – ik denk in het bijzonder aan het gerechtelijke arrondissement Antwerpen – en die een grotere werklast hebben, niet?
Hoe ver staan de plannen voor de oprichting van de eenheidsrechtbank?
Wordt het niet tijd dat u het Parlement informeert over de volledige reikwijdte van uw plan, en tekst en uitleg geeft bij de hervorming, die u via de pers al hebt aangekondigd?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Op het kernkabinet van 17 april werd de goedkeuring gegeven aan de hervorming van de gerechtelijke arrondissementen om van 27 naar 12 nieuwe arrondissementen te gaan, namelijk de 10 provincies plus Brussel en Eupen. Heel de hervorming moet de werking van het gerecht vlotter en efficiënter maken. Belangrijk is dat, hoewel de organisatiestructuur grondig zal worden gewijzigd, de bestaande zittingsplaatsen behouden blijven en de rechtsbedeling kort bij de burger blijft.
Ik wijs er voorts op dat de Kern ook overeenkwam om het artikel 156 van het Gerechtelijk Wetboek open te verklaren voor herziening. Dat laat toe om op termijn de grenzen van het ressort te herbekijken en eventueel arrondissementen over de ressortgrens samen te voegen, wat vandaag niet mogelijk is, omdat het rechtsgebied van het hof van beroep in de Grondwet is vastgelegd en dat artikel niet voor herziening vatbaar werd verklaard.
In alle andere ressorten zijn er meerdere arrondissementen per rechtsgebied van het hof van beroep. Antwerpen en Limburg voor het ressort Antwerpen is zo’n voorbeeld. Het ressort Henegouwen bevat slechts een arrondissement. Charleroi is een onderdeel van het arrondissement Henegouwen. Het wordt een aparte zetel binnen het arrondissement, dat twee zetels zal tellen: Bergen en Charleroi.
Elke zetel zal zijn eigen procureur hebben, die bevoegd zal zijn voor het subarrondissement. Dat is te wijten aan de atypische situatie. Het is namelijk het enige ressort waar het nieuwe arrondissement samenvalt met de ressortgrenzen. Alle andere provincies hebben meerdere arrondissementen, wat het evenwicht tussen arrondissement en ressort veel natuurlijker en beter maakt. Het subarrondissement is van toepassing op het openbaar ministerie. Procureurs en auditeurs van beide zetels hebben dezelfde verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Zij verhouden zich als twee gelijken.
Het regeerakkoord omvatte de hertekening van het gerechtelijk landschap en de mobiliteit van de magistraten. Ik heb dat op de Kern voorgesteld.
In een tweede fase zal ik naar de regering gaan met een voorstel van beheersovereenkomst over de manier waarop wij die grotere autonomie van de nieuwe gerechtelijke arrondissementen vorm zullen geven. Dit is de eerste, psychologisch belangrijke stap, waarop het jaren geblokkeerd zat. De volgende stap zijn wij op dit ogenblik volop aan het uitwerken. Een van de komende weken of maanden zullen wij hiermee naar het kernkabinet gaan.
In het regeerakkoord is overeengekomen dat men werk maakt van een eengemaakte organisatie voor het beheer van de rechtbanken, per arrondissement of rechtsgebied, rekening houdend met de specificiteit van de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel, de vredegerechten en de politierechtbanken. Er zijn op dat vlak dus geen plannen voor de oprichting van een eenheidsrechtbank, maar wel voor een eengemaakte organisatie van het beheer.
Zodra de wetteksten voor de eerste fase klaar zijn en de Ministerraad en de Raad van State gepasseerd zijn, worden die uiteraard ingediend bij het Parlement. Het Parlement zal dan ook over de volle reikwijdte van de hervorming kunnen debatteren. Uiteraard is iedereen vrij intussen de nodige parlementaire vragen te stellen.
02.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, ik moet vaststellen dat het subarrondissement Bergen eigenlijk een dertiende arrondissement is, wat ik betreur. Ik heb het reeds gezegd in mijn vraagstelling, er zijn andere arrondissementen met een grotere werklast, die ook graag zo’n subarrondissement zouden willen. U hebt hier duidelijk naar één iemand geluisterd en aan één iemand toegegeven, namelijk PS-premier Di Rupo.
02.04 Minister Annemie Turtelboom: Het verwondert mij dat u, als juriste, de ressortgrenzen blijkbaar niet goed kent.
02.05 Sarah Smeyers (N-VA): U hebt dat als uitleg gegeven, maar ik moet vaststellen dat achter die uitleg eigenlijk gewoon een toegeving aan Di Rupo zit. Ik heb vragen bij de efficiëntie en de praktische werking daarvan.
U zegt dat u binnenkort naar het Parlement komt met uw hervormingen, ik kijk uit naar de discussie die wij dan grondig zullen kunnen voeren. En wij zullen dan ook amendementen indienen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Sarah Smeyers.
Présidente: Sarah Smeyers.
03 Vraag van de heer Jan Jambon aan de minister van Justitie over "het onderzoek naar de vermeende koersmanipulatie bij de NBB" (nr. 11292)
03 Question de M. Jan Jambon à la ministre de la Justice sur "l'enquête sur les manipulations présumées du cours de l'action de la BNB" (n° 11292)
03.01 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in september 2009 werd een klacht aanhangig gemaakt omtrent de vermeende koersmanipulatie van het aandeel van de Nationale Bank van België. De indiener van de klacht meende te beschikken over afdoend bewijsmateriaal om een onderzoek ten gronde te wettigen. Het parket zou de zaak opnemen en verklaarde, in lijn met de NBB en de CBFA, dat de CBFA, thans de FSMA, die zaak had onderzocht.
In november 2011 ondervroeg ik toenmalig staatssecretaris Clerfayt over deze zaak. Ik citeer hem: “De CBFA heeft inderdaad een klacht over koersmanipulatie van het aandeel NBB ontvangen die zij grondig heeft onderzocht. Daarbij zijn de betwiste transacties, zowel in België als in het buitenland, geverifieerd. Vervolgens is de klacht geseponeerd bij gebrek aan ernstige aanwijzingen van koersmanipulatie. Het beleid van de CBFA bestaat erin steeds nauw met het gerecht samen te werken. In het kader van het gerechtelijk onderzoek naar de feiten, dat door de procureur des Konings was geopend, heeft zij dan ook een kopie van haar dossier bezorgd. De woordvoerder van de procureur des Konings heeft in antwoord op een aantal verklaringen in de pers bevestigd dat alle gevraagde informatie van de CBFA werd ontvangen, alsook dat het parket het dossier heeft geseponeerd bij gebrek aan bewijs van de aangehaalde feiten.“
In Le Soir van 13 oktober 2010 wordt de woordvoerder van het parket als volgt geciteerd: ‘Er waren niet voldoende bezwarende feiten.’ En verder: 'Het parket meent alle nodige documenten te hebben ontvangen om een standpunt te kunnen innemen'." Einde citaat.
Ik weet niet of het gerechtvaardigd was, maar ik heb van bij het begin in dat dossier twijfels gehad over de correctheid van de informatie die het Parlement heeft ontvangen. Daarom richt ik deze keer mijn vraag tot u, mevrouw de minister van Justitie.
Heeft het parket destijds, dus voor mei 2011, inderdaad een complete analyse ontvangen van het dossier van de CBFA?
Is het onderzoek inderdaad geseponeerd, loopt het nog verder of is een nieuw onderzoek gelast?
Indien de klacht verder wordt onderzocht, gebeurt dat dan op basis van het initiële rapport van de CBFA of heeft de CBFA, aan het parket nieuwe informatie bezorgd? Indien de CBFA het parket nieuwe informatie heeft bezorgd, gaat het dan om een uitgebreide analyse of om een verontschuldiging over het niet uitvoeren van een deftige analyse?
Klopt het dat in dit dossier een expert werd aangesteld?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het parket heeft destijds van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen alle nuttige informatie ontvangen waarover het meende te moeten beschikken. Er is dus geen sprake van nieuwe informatie.
Het opsporingsonderzoek werd op 6 oktober 2010 wegens onvoldoende bezwaren geseponeerd. Ingevolge een klacht met burgerlijke partijstelling werd evenwel een gerechtelijk onderzoek opgestart, dat tot op heden nog steeds loopt.
Er werd op dit ogenblik nog geen expert aangeduid.
03.03 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw de minister, u hebt drie van mijn vijf vragen beantwoord.
U antwoordt dat er op dit moment nog een onderzoek loopt. Mijn vraag was of de CBFA na het initiële dossier en in het kader van het nieuwe onderzoek nog bijkomende documenten heeft bezorgd?
03.04 Minister Annemie Turtelboom: Er is geen sprake van nieuwe informatie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 11460 van de heer Van Esbroeck wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Hetzelfde geldt voor vraag nr. 11482 en vraag nr. 11487 van de heer Jadot. De heer Jadot vraagt wel of hij in de plaats zijn vraag nr. 11670 mag stellen, waarvoor ik mijn toestemming al heb gegeven omdat zijn constructieve houding mag worden beloond.
04 Question de M. Éric Jadot à la ministre de la Justice sur "le mouvement social des agents pénitentiaires" (n° 11670)
04 Vraag van de heer Éric Jadot aan de minister van Justitie over "de sociale acties van de penitentiair beambten" (nr. 11670)
04.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, à l'issue de la réunion que vous avez eue avec les syndicats des agents pénitentiaires, ceux-ci ont décidé, en front commun, de maintenir leur préavis de grève jusqu'au 16 mai, soit demain. La méfiance semble de mise car les réponses à leurs questions sur le coût des mesures proposées sont restées floues et non écrites.
Madame la ministre, vous avez proposé aux syndicats de mettre en place un monitoring visant à évaluer les dépenses engendrées par ces mesures. Un comité sectoriel s'est également penché sur le plan du personnel des agents pénitentiaires. La prochaine réunion avec les syndicats doit se tenir ce 16 mai, ce qui correspond à la fin du préavis de grève nationale. Il s'agit, en quelque sorte, de la réunion de la dernière chance si l'on veut éviter des problèmes et des troubles dans l'ensemble des établissements du pays.
Madame la ministre, qu'en est-il de ce monitoring et des conclusions du comité sectoriel? Que répondez-vous face aux craintes des syndicats quant aux conséquences, sur d'autres services du SPF Justice, du maintien du cadre actuel des gardiens, aucune nouvelle enveloppe budgétaire n'ayant été dégagée? Pourquoi n'avez-vous pas donné aux syndicats les garanties écrites qu'ils réclamaient? Seront-elles prêtes pour demain? Qu'allez-vous proposer comme mesures concrètes et avec quels moyens pour éviter la grève?
04.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, la décision de ne pas diminuer le nombre d'agents pénitentiaires dans le plan de personnel EPI 2012 a été prise par le kern. Il s'agit, dès lors, d'un engagement formel et précis non seulement de ma part, mais également du premier ministre et des vices-premiers ministres. Il ne m'appartient donc pas de l'acter par écrit puisque cela a déjà été fait.
Par ailleurs, j'ai réaffirmé cet engagement lors de la réunion que j'ai eue avec les organisations syndicales, le 27 avril dernier. Cela a évidemment été acté dans le procès-verbal de cette réunion. Le document a été remis aux syndicats. Il y est clairement indiqué et je cite: "Quant au maintien du nombre de personnel actuel dans le cadre de la surveillance, il a été décidé de maintenir le nombre de personnel actuel, comme discuté le 24 avril, c'est-à-dire 7 055 équivalents temps plein."
J'ai pris des engagements clairs, nets et précis tant du point de vue de la sécurité que du personnel de surveillance. Je n'énumérerai pas une nouvelle fois l'ensemble des mesures proposées à court et à moyen termes, mesures qui ont été prises en concertation avec l'administration pénitentiaire comme celle relative aux portiques détecteurs de métaux, aux chiens dépisteurs de drogues, etc. Je me suis déjà expliquée à ce sujet dans cette commission. Toutes ces mesures permettront d'améliorer de manière significative la sécurité du personnel.
Par ailleurs, comme je l'ai déjà dit, je ne peux avoir d'engagement plus clair que le maintien du personnel EPI à 7 055 équivalents temps plein. Cette décision a obligé l'administration à rédiger un nouveau plan de personnel 2012, ce qui a été fait dans un temps record. Ce document est actuellement soumis pour avis à l'inspecteur des Finances, comme le prévoit la procédure. Nous avons insisté auprès de lui pour obtenir son avis dans les délais les plus brefs.
Vu que nous nous trouvons dans une période de restrictions budgétaires, il est important de gérer au plus juste le budget qui nous est alloué. J'entends par là, optimaliser chaque cent de la meilleure façon qui soit. Dès lors, j'ai demandé la composition d'un monitoring Budget qui a pour tâche principale de gérer proactivement et de manière prévisionnelle les dépenses du département, de manière à pouvoir anticiper, d'une manière ou d'une autre, en fonction de l'évolution des dépenses.
Dans le contexte actuel, il n'est pas concevable de demander et d'obtenir le maintien du personnel en place sans faire preuve de transparence et de bonne gestion dans les budgets. Le monitoring Budget s'est déjà réuni deux fois jusqu'à ce jour et entame le suivi continu des dépenses et du contrôle budgétaire interne.
04.03 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre. Je trouvais important de vous interpeller au parlement pour avoir votre analyse, justement entre les deux réunions.
Je crois que, de toute façon, le maintien des emplois du cadre de surveillance était une bonne nouvelle et elle a été saluée. Je crois également que ce que les syndicats craignent, c'est que ce maintien n'entraîne peut-être des détricotages à d'autres niveaux de la Justice, où l'on sait que les besoins sont aussi assez flagrants. Je suppose que vous aurez un échange approfondi avec eux.
Dans tous les cas, j'espère que le climat sera meilleur que la semaine dernière où la réunion s'était arrêtée de manière un peu brutale, sinon nous allons vers une grève nationale qui serait assez dramatique à la veille d'un long week-end. Je vous souhaite un bon courage pour demain!
L'incident est clos.
05 Interpellatie van de heer Peter Logghe tot de minister van Justitie over "de afname van de nationaliteit van een correctioneel veroordeelde" (nr. 40)
05 Interpellation de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "le retrait de la nationalité pour une personne ayant fait l'objet d'une condamnation correctionnelle" (n° 40)
05.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik kom in de zaak Abu Imran nog eens bij u terecht.
De Antwerpse correctionele rechtbank heeft degene die ook bekend staat als Fouad Belkacem veroordeeld tot twee jaar cel, waarvan één jaar effectief, en 500 euro boete, dit onder meer wegens het aanzetten tot haat jegens niet-moslims. Hij moet ook het zogenaamde Centrum voor gelijkheid van kansenbeleid en voor racismebestrijding en de heren Dewinter en Vanhecke elk één euro morele schadevergoeding betalen. Bij de huidige stand van zaken komt dat er eigenlijk op neer dat de heer Belkacem die net als bij een vorige veroordeling verstek heeft laten gaan, niet eens de gevangenis in zal moeten. Gevangenisstraffen van minder dan drie jaar effectief worden door plaatsgebrek immers niet uitgevoerd.
Men kan zich afvragen of het hier niet anders kan. U weet dat de heer Belkacem in het verleden meerdere veroordelingen heeft opgelopen en men kan zich de vraag stellen of dit allemaal niet volstaat om hem toch op te sluiten. Als hij niet in beroep gaat of de strafmaat wordt in beroep bevestigd, dan komt hij er waarschijnlijk vanaf met een enkelband. Men kan zich de vraag stellen of dit voldoende is na alle incidenten die er zijn geweest. Wijst dit eigenlijk op een lik-op-stuk-beleid ten opzichte van islamextremisten die we allen beweren te bestrijden en aan te pakken?
Ik zet de feiten nog even op een rijtje. De heer Belkacem heeft, zoals u weet, lak aan de Belgische justitie. Hij heeft de rechtsstaat en de democratie al meermaals beledigd, aangevallen en als des duivels voorgesteld. Hij liep veertien veroordelingen op door de politierechtbank. Hij liep vier correctionele veroordelingen op wegens diefstal met geweld, weerspannigheid, smaad, bedreigingen enzovoort. U zult zich herinneren dat hij daags na het overlijden van politica Marie-Rose Morel een filmpje op YouTube heeft geplaatst waarin hij haar dood een straf van Allah noemde. Ook politicus Dewinter werd in een filmpje met de dood bedreigd. Niet allemaal voorbeelden van een goed geïntegreerde nieuwe Belg.
De vraag werd in de commissie niet alleen vanuit mijn kant, maar door verschillende politieke fracties al gesteld. Neem dan toch gewoon Belkacem de Belgische nationaliteit af! U kunt dat, mevrouw de minister, op basis van artikel 23, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit. Genoemde Abu Imran kreeg in 1997 de Belgische nationaliteit en valt dus onder de bepalingen van artikel 23, § 1.
Dit stelt: “De Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op grond van artikel 11 kunnen van de Belgische nationaliteit vervallen verklaard worden als zij de Belgische nationaliteit hebben verkregen op grond van feiten, ten eerste, die zij op een verdraaide manier hebben voorgesteld of hebben achtergehouden, of op basis van valse of vervalste documenten die van doorslaggevend belang zijn geweest.
Ten tweede, indien zij ernstig tekortkomen aan hun verplichtingen als Belgisch burger”.
Over dat punt gaat het. Als dit tweede punt op het voorliggend geval niet perfect toepasbaar is, dan weet ik het eerlijk gezegd niet meer.
Mevrouw de minister, mijn vragen voor u zijn eigenlijk een beetje dezelfde als de vorige keer, maar nu in de vorm van een interpellatie.
Hebt u ondertussen, na de bevestigende tweede veroordeling van Abu Imran door de correctionele rechtbank van Antwerpen, de nodige stappen gezet in de procedure om hem de Belgische nationaliteit op basis van het vernoemd artikel af te nemen? Als dat nog niet gebeurd is, zult u dan de nodige stappen zetten om die procedure te starten? Zo ja, wanneer?
Zult u, in overleg met de minister van Binnenlandse Zaken, ook stappen zetten om de vereniging Sharia4Belgium, waarvan de heer Fouad Belkacem voorzitter is, buiten de wet te zetten zoals vanuit verschillende hoek al lang wordt gevraagd?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Belkacem werd op 4 mei bij verstek veroordeeld tot twee jaar cel en een geldboete. Hij heeft verzet aangetekend en de straf werd bevestigd. Zoals ik reeds heb gezegd, zal het parket-generaal te Antwerpen, nadat de beroepstermijn voorbij is, kunnen oordelen of er voldoende elementen aanwezig zijn om tot een procedure van vervallenverklaring van de nationaliteit voor de betrokken persoon te kunnen overgaan. Ik heb ook gezegd dat ik dat initiatief zal steunen.
De beroepstermijn dient dus afgewacht te worden alsook de eventuele behandeling in hoger beroep. In voorbereiding van de afname van nationaliteit vraagt de procureur-generaal van Antwerpen alle informatie op over diverse andere vonnissen, waaronder ook een vonnis in Marokko waarbij de veroordeelde veroordeeld is voor handel in verdovende middelen.
Voorts dient nagegaan te worden of de betrokkene de dubbele nationaliteit heeft, want de afname van nationaliteit mag niet tot gevolg hebben dat er staatlozen worden gecreëerd. Zoals ik al heb gezegd, steun ik volledig het onderzoek naar de vervallenverklaring van de nationaliteit zoals het op dit ogenblik lopende is.
05.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, bij elke vraag die ik stel, licht u een tipje van de sluier. Ik verneem nu van u dat alle vonnissen zijn opgevraagd, alsook het vonnis dat in Marokko werd uitgesproken tegen de man, en dat u ook laat onderzoeken of de man wel degelijk de dubbele nationaliteit heeft.
Mevrouw de minister, u hebt niet geantwoord op mijn vraag over de vereniging Sharia4Belgium, of u daar in overleg gaat met de minister van Binnenlandse Zaken.
Mevrouw de voorzitter, ik zal vooralsnog mijn motie van aanbeveling indienen waarin ik nog eens aandring om de nodige stappen te zetten, om zowel het een als het andere te doen.
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Peter Logghe en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Peter Logghe
en het antwoord van de minister van Justitie,
gelet op de herhaalde veroordelingen van de heer Belkacem voor allerlei criminele feiten,
gelet op de herhaalde en bevestigde veroordeling van de heer Belkacem voor het aanzetten tot haat tegen niet-moslims,
gelet op het feit dat dit allemaal overduidelijk wijst op een gebrek aan respect voor de rechtsstaat en eveneens wijst op ernstige tekortkomingen aan de verplichtingen als Belgisch burger,
vraagt aan de minister van Justitie
1. de nodige stappen te zetten in de procedure om Fouad Belkacem (of Abu Imran), de Belgische nationaliteit te ontnemen;
2. de Kamer in te lichten over de verdere stappen die ze zal ondernemen tegen de vereniging Sharia4Belgium."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Peter Logghe et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Peter Logghe
et la réponse de la ministre de la Justice,
vu les condamnations répétées de M. Belkacem pour différents faits criminels,
vu la condamnation réitérée et confirmée de M. Belkacem pour incitation à la haine envers des non-musulmans,
considérant que tout ceci témoigne plus qu’à suffisance d'un manque de respect pour l'État de droit et traduit par ailleurs aussi de manquements graves aux obligations qui sont celles du citoyen belge,
demande à la ministre de la Justice
1. de prendre les mesures nécessaires au cours de la procédure pour retirer la nationalité belge à M. Fouad Belkacem (ou Abu Imran);
2. d'informer la Chambre des mesures qu'elle prendra ultérieurement contre l'association Sharia4Belgium.“
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Jacqueline Galant en Lieve Wierinck.
Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Jacqueline Galant et Lieve Wierinck.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
06 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "les mesures de privation de liberté prises à l'encontre de policiers ayant fait usage de leur arme à feu dans un cas de légitime défense" (n° 11598)
06 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de vrijheidsbenemende maatregelen ten aanzien van politieagenten die hun vuurwapen uit wettige zelfverdediging hebben gebruikt" (nr. 11598)
06.01 Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, madame la ministre, la semaine dernière, un fait assez exceptionnel s'est produit dans ma zone de police. La police a été appelée à intervenir pour un différend familial: un homme menace sa femme et ses enfants avec une hache et brise également la vitre arrière d'un fourgon de police avec cette hache. Les policiers parviennent à mettre l'épouse et les enfants à l'abri mais le forcené exige de récupérer sa femme et ses enfants et devient très menaçant.
Un renfort de policiers venus des zones voisines d'Ath et de la Haute Senne s'est avéré nécessaire. Une dizaine d'hommes étaient sur le terrain pour faire face à cet homme agressif et très menaçant qui brandissait une tronçonneuse en marche.
Un premier policier a tiré en l'air pour tenter de dissuader cet homme mais rien n'y a fait. Face à la menace persistante, une inspectrice de police a tiré et touché le forcené à l'abdomen. La privation de liberté pendant plus de dix heures de cet agent de police est très choquante pour les hommes de terrain. Je sais qu'il y a les besoins de l'enquête. Cependant, dès le départ, la légitime défense était évidente et cette privation de liberté est un message très négatif, que ce soit auprès de la population ou des hommes de terrain. Ce matin, une manifestation d'environ 1 000 agents s'est d'ailleurs tenue en face du palais de justice de Mons pour exprimer leur colère face à cette situation.
Madame la ministre, quelle est votre analyse de cet incident? Confirmez-vous le déroulement des événements? Quelle est votre position par rapport à cette privation de liberté supérieure à 10 heures d'un agent de police qui n'a fait que son travail? Est-ce la procédure habituelle? Pour quels motifs, en semblables circonstances, des policiers peuvent-ils être privés de liberté? Quels besoins spécifiques du juge d'instruction nécessitent-ils de prendre une mesure aussi radicale? Il m'a été répété officieusement que le juge était occupé sur une autre affaire ou à d'autres tâches et que, dès lors, il n'a pas trouvé nécessaire de venir directement sur place. Or, le message donné à l'extérieur est catastrophique. C'est pourquoi, madame la ministre, je tenais à avoir votre point de vue sur cet incident.
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Chère collègue, d'après le rapport qui m'a été communiqué, il s'avère que la police a tenté une négociation; l'intéressé est sorti de chez lui en brandissant une tronçonneuse. Le policier a reculé sous la menace puis a procédé aux sommations d'usage afin que le forcené dépose son arme mais sans succès. L'individu s'est dirigé vers une inspectrice de police qui s'est retrouvée bloquée entre une haie et une remorque. Lorsqu'il ne fut plus qu'à quelques mètres d'elle, cette dernière a utilisé son arme de service et a tiré en le blessant gravement à l'abdomen.
Un juge d'instruction saisi par le parquet a confié l'enquête aux services d'enquête du Comité P, à la police judiciaire fédérale et au laboratoire de la police fédérale. Deux dossiers sont ouverts, l'un à charge du père violent, du chef de tentative de meurtre et rébellion armée, et l'autre à l'encontre de la policière, du chef de coups et blessures avec incapacité.
En ce qui concerne votre question relative à la procédure à l'encontre de la policière, je porte à votre connaissance que vu les blessures par balle, le magistrat a estimé devoir trancher immédiatement la question de savoir s'il s'agissait bien d'un cas de légitime défense. À défaut, ces faits sont passibles d'une peine d'emprisonnement de deux ans.
Le juge d'instruction instruit à charge et à décharge. Il a estimé que les devoirs devaient être accomplis immédiatement et que l'audition de l'inspectrice n'interviendrait qu'à la fin. En conséquence, l'inspectrice a été conduite au centre Cisam à Mons pour pouvoir être entendue en catégorie 4, soit privation de liberté et audition assistée par un avocat. Cette mesure était la seule qui garantissait au magistrat instructeur que la policière ne soit pas en contact avec ses collègues. En outre, il était impossible, au vu de la gravité des faits, de prévoir une procédure Salduz catégorie 3 avec convocation pour audition à 15 jours.
L'intervention policière s'étant déroulée à 12, le juge d'instruction a préféré attendre d'être en possession des auditions de tous les policiers témoins pour descendre sur les lieux, soit le lundi en fin de matinée, et puis d'entendre les explications de la policière en début d'après-midi.
Le grand nombre d'auditions et la descente sur les lieux explique la longueur de la privation de liberté.
Suite à la descente sur les lieux et aux auditions concordantes de ses collègues, l'inspectrice a été relaxée sans inculpation. Je rappelle que, compte tenu, de la séparation des pouvoirs, il ne m'appartient pas d'apprécier l'opportunité de la décision de ce magistrat indépendant de priver la policière de liberté le temps des premiers devoirs.
Enfin, la policière devait, comme nos autres concitoyens, répondre de ses actes pour les devoirs de l'enquête. Ce magistrat pouvait également la priver de liberté.
06.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Je pense que vous n'avez pas répondu à ma question dans le sens où le juge d'instruction n'est pas descendu directement sur place. Vu la gravité des faits, il aurait quand même pu se déplacer, cela aurait évité à cet agent de police d'être privé de liberté pendant plus de dix heures. Á nouveau, je reviens sur le message négatif qui est transmis, que ce soit à ses collègues ou à la population. J'espère qu'une rencontre sera organisée suite à la manifestation de ce matin car les policiers sont en colère et, finalement, ils n'oseront plus intervenir lors de ce genre d'incidents violents. Il faut également savoir que l'épouse du forcené a porté plainte contre l'agent de police. C'est le monde à l'envers: l'inspectrice est non seulement privée de liberté mais la femme du forcené porte plainte contre elle!
Le message est totalement incohérent. Je pense qu'un sentiment d'impunité se propage de plus en plus au sein de la population. J'espère qu'une rencontre sera organisée avec les agents de terrain.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "la fermeture du Centre intégré Salduz de l'arrondissement judiciaire de Mons" (n° 11604)
07 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de sluiting van het geïntegreerd Salduzcentrum van het gerechtelijk arrondissement Bergen" (nr. 11604)
07.01 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, le Centre intégré Salduz de l'arrondissement judiciaire de Mons (CISAM) qui avait été inauguré à grands coups de publicité, aux alentours du jour de la prestation de serment de notre premier ministre, semble déjà voué à l'extinction. Le 8 mai, à la suite d'une réunion organisée entre le procureur du Roi, des membres de la police ainsi que des représentants des ministres de l'Intérieur et de la Justice, le parquet de Mons a annoncé la fermeture pour six mois du centre installé dans l'extension du palais de justice en raison de sa non-rentabilité.
Mons pensait avoir trouvé le modèle idéal en créant le CISAM, alors que l'on connaissait très bien les coûts que cette instauration allait engendrer et l'hypothèque au niveau des zones de police.
Quatre mois seulement après son démarrage, force est de constater que le projet-pilote semble tomber à l'eau et que tant les magistrats, les policiers que les avocats ne veulent poursuivre l'aventure. En interrompant les activités du centre pendant six mois, le parquet de Mons veut prendre le temps d'analyser au mieux la situation. Or, ce n'est pas en fermant un centre que l'on peut procéder à son évaluation.
Le chef de corps de la police de Mons-Quévy a, pour sa part, évoqué que de nombreux paramètres rendent l'expérience peu intéressante pour le moment et que les six zones de police concernées par le centre sont d'accord pour dire que l'organisation actuelle ne convient pas.
Même avant de mettre le centre en place, l'on savait tous les problèmes que cela allait engendrer, notamment par rapport au nombre de privations de libertés, qui est loin de correspondre aux prévisions. De plus, de petites zones qui font partie de ce centre ne doivent jamais opérer de privations de liberté, comme la zone du SHAPE ou de Sylle et Dendre. Nous avons entendu l'exemple malheureux de l'agent de police dans la question précédente.
Enfin, pour le président du Groupe Police du Syndicat libre de la Fonction publique, la fermeture définitive est inéluctable. Il affirme que les policiers doivent poser des actes supplémentaires, ce qui entraîne des surcharges financières qui ne sont pas du tout prévues par le budget de la police. En outre, après deux tentatives à la centrale des avocats, les policiers doivent renvoyer les personnes chez elles, sans pouvoir les interpeller. Dès lors, ils ne peuvent plus procéder à des auditions et la procédure est interrompue, ce qui hypothèque les résultats de l'enquête. En cas d'extinction du centre, les zones de police devront respecter la loi Salduz de manière individuelle et tout sera remis en question.
Madame la ministre, je suis très étonnée qu'après un fonctionnement d'à peine quatre mois, le centre soit à ce point déficitaire qu'il faille le fermer dans l'urgence. Pouvez-vous me dire ce que ce centre a coûté jusqu'à aujourd'hui? Il s'agissait d'une expérience-pilote et des subsides, me semble-t-il, avaient été octroyés par le fédéral. Faut-il en conclure que ce centre a été créé dans la précipitation, sans qu'aucune étude de rentabilité n'ait été diligentée? N'y avait-il aucun moyen de prévoir tout ce dont on s'aperçoit maintenant et qui précipite la fermeture de ce centre? On évoque une interruption de six mois pour étudier la situation. N'aurait-il pas été préférable d'étudier la situation avant d'ouvrir le centre? Que répondez-vous aux remarques formulées par le chef de corps de la police de Mons-Quévy au sujet des mauvais résultats de cette première expérience, des problèmes d'organisation et des erreurs de prévision?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, la loi Salduz du 13 août 2011 est à l'origine d'importantes modifications des conditions dans lesquelles se déroulent les auditions des suspects et la détention préventive. Cette législation est entrée en vigueur depuis le 1er janvier 2012.
La création d'un centre intégré Salduz dans les locaux du palais de justice de Mons est issue du besoin urgent de mettre sur pied et de tester à court terme cette nouvelle organisation des auditions. Elle a donc été conçue comme un projet-pilote inspiré par une initiative locale émanant des différentes zones de police en concertation avec le parquet de Mons. Il a été clairement précisé dès le début que les faits inhérents à l'aménagement physique et à l'organisation de ce centre Salduz devaient, en ce qui concerne la Justice, être maintenus à un niveau limité, puisque le projet-pilote était considéré comme limité dans le temps.
En outre, il était également prévu d'emblée qu'une évaluation intermédiaire de ce projet-pilote aurait lieu, et ce au plus tard le 30 septembre 2012. Dans le protocole d'accord régissant le présent projet-pilote, il a par ailleurs été clairement stipulé que cet hébergement dans les locaux du palais de justice avait un caractère provisoire et limité dans le temps, jusqu'au 30 juin 2013 au plus tard, afin de permettre entre-temps aux services de police de trouver un site définitif pour l'organisation des auditions dans le cadre de la loi Salduz.
Conformément aux termes du protocole d'accord, les frais d'aménagement étaient à charge de la police. Par conséquent, je vous renvoie à ma collègue la ministre de l'Intérieur pour les données chiffrées. La Justice a limité son intervention financière au payement des fournitures d'utilité publique, l'électricité, le chauffage et l'eau pour l'ensemble du palais de justice.
Le fait qu'il ait été opté, après quatre mois, pour la suspension provisoire de ce premier et unique projet-pilote à la Justice, en collaboration avec les services de police, indique clairement que les leçons nécessaires doivent être tirées du monitoring de ce projet-pilote et de l'évaluation intermédiaire anticipée en vue d'adapter l'organisation des auditions.
07.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je poserai une question à votre collègue de l'Intérieur concernant le volet police. De nouveau, je pense qu'avant de mettre ce centre en place et de faire de la publicité en grande pompe le jour de la prestation de serment du premier ministre, il aurait peut-être fallu en étudier toutes les implications, parce qu'on savait ce que cela allait représenter comme handicap pour les zones qui adhèreraient à ce projet.
J'espère vraiment que l'évaluation qui a lieu maintenant donnera des leçons pour, à l'avenir, ne plus refaire les mêmes bêtises et éviter d'en demander plus à nos zones et à nos agents de police, qui se retrouvent dans ce centre et ne sont plus sur le terrain. J'espère en tout cas qu'une concertation sera vite organisée et que les résultats de cette évaluation seront rapidement communiqués.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 11616 van mevrouw Van Vaerenbergh vervalt.
08 Question de Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "la suspension de l'aide juridique décrétée par les barreaux francophones et germanophone" (n° 11623)
08 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "de door de Franstalige en Duitstalige balies afgekondigde opschorting van de juridische bijstand" (nr. 11623)
08.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, cette question vous a déjà été posée par des collègues en plénière, jeudi passé. Je ne m'y étais pas jointe à cause du nouveau Règlement de la Chambre, parfois peu compréhensible.
En fait, les avocats francophones et germanophones ont donc décidé de suspendre leurs services d'aide pro deo à partir du mercredi 9 mai pour une durée indéterminée. Les raisons invoquées sont une meilleure rémunération pour remplir leur mission de défense et d'assistance aux plus démunis. Plus précisément, les avocats regrettent que vous ne respectiez pas les engagements pris par votre prédécesseur; il s'était engagé à maintenir, voire à augmenter la valeur du point indemnisant les avocats qui interviennent dans le cadre de l'aide juridique.
Les avocats ont donc fait savoir qu'ils ne prendront plus de nouveaux dossiers, sauf les consultations de première ligne et les cas urgents. Ils rejoignaient donc le barreau de Dinant qui avait déjà suspendu ces services depuis le 1er mai.
Dans ce débat, plusieurs thèmes de discussion s'entrecoupent, à savoir la valeur du point, qui occupe aujourd'hui les avocats, la nomenclature du point et les abus sur l'usage du point.
Il n'en reste pas moins que les conséquences immédiates de ces décisions sont extrêmement dommageables pour les justiciables. En effet, si l'aide juridique n'est plus assumée, ce sont les plus démunis de notre société, ceux qui ont le plus besoin d'être assistés dans une procédure judiciaire qui sont les premières victimes.
Madame la ministre, pouvez-vous faire le point sur l'état des discussions entre vous et les représentants des barreaux et nous dire où résident les différends qui ont abouti à ce blocage tant dommageable pour les citoyens?
Lors de la séance plénière de jeudi, vous nous avez fait part de deux éléments.
Le premier, qu'un protocole d'accord entre l'OBFG, l'OVB et vous était en cours de rédaction concernant la nomenclature des points en prestations Salduz; qu'un arrêté ministériel serait rédigé, puis soumis à l'Inspection des Finances et au ministre du Budget.
Le deuxième, c'est que vous disiez qu'un groupe de travail serait mis en place dès le 22 mai pour modifier la législation sur le financement de l'aide juridique pour les procédures de paiement des indemnités.
Les barreaux étaient-ils déjà informés de ces éléments avant d'entamer leur grève?
Si oui, cela signifie qu'ils jugent les avancées insuffisantes et les garanties trop faibles.
Quels points de blocage résident-ils encore?
Au-delà des éléments de désaccord, existe-t-il quand même des points d'accord entre vous?
Enfin, quelles pistes envisagez-vous de mettre en œuvre pour trouver une issue favorable à cette suspension de l'aide juridique? En effet, la déclaration gouvernementale mentionne que l'accès à la justice sera garanti.
08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, il est regrettable que le justiciable soit pris en otage d'une situation qui, malheureusement, dépend d'un contexte budgétaire difficile que l'ensemble des départements du gouvernement doit supporter.
Croyez bien que, même si les avocats n'ont pas le sentiment d'être écoutés et entendus, je suis attentive à leurs revendications et à leur situation qui est effectivement préoccupante.
Malgré ce qui est relayé dans la presse, j'ai pris différentes initiatives. Ainsi, un budget de 1 million d'euros est inscrit au budget qui sera voté pour la rémunération des prestations Salduz qui sont intervenues en 2011 alors que la loi n'est entrée en vigueur qu'à partir du 1er janvier 2012.
Un protocole d'accord entre l'OVB, l'OBFG et moi-même a été conclu, vendredi passé. Un arrêté ministériel sera rédigé. Ce dernier sera ensuite soumis à l'inspecteur des Finances et au ministre du Budget.
Vous n'êtes pas sans savoir que la situation budgétaire est assez difficile. Il appartiendra au gouvernement de faire des choix politiques. Cela ne m'empêchera pas de demander, lors du prochain conclave budgétaire, le maintien de la valeur du point de l'année passée.
Répondre à la nécessité d'augmenter le budget de l'aide juridique passe – je le répète – par une analyse et une modification du système de financement.
Un groupe de travail auquel participent l'OVB et l'OBFG débutera ses travaux ce 22 mai 2012, l'objectif étant d'entamer les modifications législatives nécessaires en vue de garantir, à l'avenir, le financement correct de l'aide juridique, notamment en matière de procédure de paiement des indemnités.
08.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Madame la ministre, je pensais que vous répéteriez ce que vous avez dit jeudi, mais je constate que vous avez apporté quelques nouveaux éléments. Ainsi, vous avez dit que le protocole d'accord avait été conclu vendredi dernier. Il serait d'ailleurs intéressant que les membres de la commission de la Justice puissent en prendre connaissance le plus rapidement possible. Cela contribuera peut-être à rasséréner nombre de collègues, notamment des collègues de la majorité qui vous ont interrogée sur le sujet jeudi dernier.
Cela dit, il est vrai que le contexte budgétaire est difficile pour tous les départements. Il me semble, néanmoins que le département de la Justice devait faire partie des départements préservés. On doit malheureusement constater que les dépenses linéaires sont mauvaises, sans vision d'ensemble.
Malheureusement, si, comme vous le disiez jeudi à l'occasion de votre réponse, le monde judiciaire est en évolution et que cela est une chose positive, il ne faudrait pas que cette ébullition soit néfaste pour les justiciables, et surtout, pour ceux qui ont le plus besoin d'être assistés.
Il serait donc intéressant aussi de considérer comme étant une priorité toutes les questions qui doivent encore être réglées sur la valeur et la nomenclature du point et de pouvoir rapidement ouvrir le débat au sein de la commission Justice, mais aussi avec les différents barreaux. Je vous remercie.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 11625 van de heer Bonte wordt uitgesteld.
09 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de toepassing van de wet op de verruimde minnelijke schikking" (nr. 11629)
09 Question de Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "l'application de la loi sur la transaction étendue" (n° 11629)
09.01 Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, naar aanleiding van een eerdere vraag over de toepassing van de wet op de verruimde minnelijke schikking kwam u met cijfermateriaal, waaruit bleek dat de wetgeving haar doel niet mist. Ik weet niet welke strijd er gevoerd wordt, maar de toepassing van de wet in de diamantsector wordt ontsierd door enkele uitlatingen over persoonlijke problemen, die ons via de media bereiken.
Ik hoop dat u het met mij eens bent dat het voor de wet op de verruimde minnelijke schikking nuttig is dat er een nationale instructie komt, in de vorm van een rondzendbrief. U hebt op 18 januari gezegd dat die in de maak zou zijn. Kunt u ons de huidige stand van zaken meedelen?
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Inderdaad, in de werkgroep Minnelijke Schikking van het College van procureurs-generaal hebben al diverse besprekingen plaatsgevonden met het oog op het opstellen van een rondzendbrief inzake artikel 216bis. De ontwerptekst is klaar. Op 24 mei wordt hij ter goedkeuring aan het College van procureurs-generaal voorgelegd.
09.03 Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik mag hopen dat, eens de rondzendbrief goedgekeurd is, de polemiek over de toepassing van de wet zal stoppen.
09.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik hoop het met u.
L'incident est clos.
- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de beveiliging van het Justitiepaleis van Brussel" (nr. 11630)
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de veiligheid in het Brusselse Justitiepaleis" (nr. 11682)
- Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "la sécurisation du Palais de Justice de Bruxelles" (n° 11630)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la sécurité dans le Palais de Justice de Bruxelles" (n° 11682)
10.01 Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, op 18 januari hebt u een toelichting gegeven over uw plannen met betrekking tot de veiligheid van het justitiepaleis in Brussel. U hebt toen een aantal maatregelen opgesomd zoals het sluiten van de ingangen.
Inmiddels bereiken ons berichten dat een en ander vertraging zou oplopen. Kunt u de reden van de vertraging toelichten? Wat is inmiddels gerealiseerd en wat staat nog op stapel? Binnen welke termijn zal een en ander worden afgerond?
10.02 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik sluit mij grotendeels aan bij de vragen van mevrouw Van Cauter. Ik heb u hierover ook al meermaals vragen gesteld.
U hebt inderdaad beloofd dat u een aantal maatregelen zou nemen om de veiligheid van het justitiepaleis in Brussel te waarborgen, onder andere door het invoeren van de scanstraat, het verminderen van het aantal ingangen, het aanbrengen van een degelijke signalisatie, een evacuatieplan, een branddetectiesysteem en noodverlichting.
Mevrouw de minister, welke timing stelt u voorop? Tegen wanneer wenst u deze maatregelen gerealiseerd te zien? In hoeveel budget voorziet u? Welke maatregelen zijn ten koste van de Regie der Gebouwen? Voorziet u in gespecialiseerd veiligheidspersoneel voor de scanstraat? Zo ja, zal het interne personeel van de rechtbank hiervoor worden omgeschoold of plant u een samenwerking met een externe firma?
10.03 Minister Annemie Turtelboom: De incidenten die u hebt beschreven en dateren van ongeveer drie maanden geleden, hebben de toestand van objectieve onveiligheid die al jaren in het justitiepaleis van Brussel bestaat nog maar eens blootgelegd en acuut gemaakt.
Reeds gedurende jaren stelt men vast dat het prachtige gebouw met zijn bijzonder complexe structuur permanente investeringen van de overheid vraagt om het gebouw bruikbaar en leefbaar te houden. Het vraagt nog meer inspanningen om het in de mate van het mogelijke ook nog veilig te maken.
In het verleden zijn er analyses en studies gemaakt die uitmonden in een plan van aanpak, vooral op heel lange termijn.
Ik verzocht om, zonder afbreuk van de plannen op langere termijn, concrete maatregelen te nemen op korte termijn met een onmiddellijk effect op het vlak van security en safety en dit met beperkte middelen, niet meer en niet minder.
Door een beter beheer en beveiliging van de toegangen tot het justitiepaleis wordt inderdaad een verhoging van de security nagestreefd.
De subwerkgroep Scanstraat P1 is gelast met de opmaak en de uitvoering van de plannen. De uitgangspunten zijn het beperken van het aantal toegangen enerzijds en de installatie van een scanstraat anderzijds.
Langs de perimeter van het paleis werden inmiddels nog slechts 13 mogelijke toegangen aangehouden. De toekomstige aard en het toekomstig gebruik ervan werden vastgesteld.
Alle andere toegangen zullen als nooduitgang bij calamiteiten worden geconfigureerd.
Er wordt gestreefd om een proefopstelling gedurende twee weken in juni operationeel te hebben. Tijdens de proefopstelling zullen slechts twee hoofdtoegangen bruikbaar zijn, voor professionele zowel als voor niet-professionele gebruikers.
Tijdens de eerste week wordt deze nieuwe toegangsregeling van kracht. Gedurende de tweede week zal het publiek worden verplicht om niet alleen een unieke ingang te gebruiken maar om zich daarenboven te onderwerpen aan de controle van een scanstraat, met name een metaaldetectieportiek en een RX-scan voor de bagage.
Voor de proefopstelling wordt beroep gedaan op het personeel van de politie en het veiligheidskorps. Ook een minimale ondersteuning door een agent van een private bewakingsonderneming wordt in overweging genomen. Pas na grondige evaluatie van deze proefopstelling worden meer definitieve conclusies uitgewerkt. Er zal vooral ook een oplossing met permanent karakter worden uitgewerkt.
De safety-maatregelen ressorteren onder de integrale verantwoordelijkheden van de Regie der Gebouwen. Eerder engageerde de Regie zich dan ook tot het voorzien van een brandmeldsysteem, een ontruimingssysteem en het signaleren van de vluchtwegen. In dat verband heeft de Regie der Gebouwen offertes ingewonnen voor de aanstelling van een gespecialiseerd studiebureel om die plannen uit te werken. De Regie verwacht de aanstelling ervan in de tweede helft van mei te kunnen doorvoeren. Voor meer details verwijs ik u door naar daar.
10.04 Carina Van Cauter (Open Vld): Het dossier wordt blijkbaar opgevolgd. De eerste resultaten zijn al zichtbaar. Wij hopen dat een en ander binnenkort kan worden afgewerkt.
10.05 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Uw antwoord stemt grotendeels overeen met het voorgaande antwoord. Ik heb mijn vraag ook al aan de heer Verherstraeten gericht. Ik zal hem daarover ondervragen.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over het budget.
10.06 Minister Annemie Turtelboom: Het budget is voorzien omdat wij werken met minimale inspanning. Ik heb de exacte cijfers niet bij. Op korte termijn zijn de budgetten vrijgemaakt. Op lange termijn geldt uiteraard de vraag wat we met het gebouw zullen doen.
We doen het met het personeel van het politie- en veiligheidskorps. Het gaat om een metaalportiek maar dat is beschikbaar. Om het exacte bedrag te weten moeten we de cijfers opvragen.
10.07 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Heb ik het goed begrepen dat het proefproject van de scanstraat in de maand juni start?
10.08 Minister Annemie Turtelboom: Ja. De eerste twee maanden is er een proefopstelling. Dan volgt een evaluatie om de definitieve oplossing vast te leggen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nummer 11631 van mevrouw Van Cauter wordt ingetrokken. Vraag nummer 11665 van de heer Uyttersprot wordt ook ingetrokken.
11 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "mankementen bij de screening van vreemdelingen bij naturalisatie" (nr. 11676)
11 Question de M. Peter Logghe à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "des lacunes constatées au niveau du screening des étrangers lors de la naturalisation" (n° 11676)
11.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, de manier waarop vreemdelingen die de Belgische nationaliteit aanvragen worden gescreend vertoont nogal wat mankementen als men het Comité I mag geloven. Bij naturalisatieprocedures wordt een advies aan de Veiligheid van de Staat gevraagd. Volgens het Comité I zou de manier van screenen en het weinige personeel dat beschikbaar is voor de screening beter moeten en kunnen. Het gevolg is wellicht dat naturalisaties doorgaan die misschien bij een betere, meer aandachtige screening niet zouden mogen doorgaan.
Ik heb daarover enkele vragen. Ten eerste, in de persberichten kan men bijvoorbeeld lezen dat drie personeelsleden verantwoordelijk zijn voor de screening van ongeveer 40 000 dossiers op jaarbasis. Klopt deze informatie?
Een tweede mankement ligt in de onduidelijkheid van de omzendbrieven over wat er juist moet worden gescreend. Voor de Veiligheid van de Staat zou dat bijvoorbeeld zeer summier omschreven zijn, te summier zelfs. Door de diensten van de staatssecretaris wordt aan bijkomende omzendbrieven gewerkt. Waar wenst u juist een verbetering of een verduidelijking aan te brengen? Wat zou u als staatssecretaris voor Asiel en Migratie in de toekomst explicieter en beter willen laten screenen?
Ten derde, worden de screenings achteraf gecontroleerd? Dat is ook een klacht die men regelmatig hoort. Gebeurt er een terugkoppeling van foute of onvoldoende diepgaande screenings?
Ten vierde, wordt er bijgehouden welke aanvragen en welke dossiers er binnenkomen en buitengaan? Volgens mijn informatie blijkt dat niet zo te zijn. Op welke manier kan men dan dubbele screenings vermijden?
Ten vijfde, wat volgens het Comité I ook verkeerd loopt is het feit dat veel onderzoeken gebeuren op basis van verouderde inlichtingen. U weet hoe dat gaat. Een dossier wordt binnengebracht en de Veiligheid van de Staat wordt geconsulteerd omtrent het dossier. Als de Veiligheid van de Staat tussen het moment van haar advies en de uiteindelijke beslissing nog nieuwe informatie binnenkrijgt, zou ze dit niet melden noch mogen melden. Daar is in elk geval discussie over. Klopt dit? Op welke manier wordt hierop controle uitgeoefend? Zou dit het onderwerp moeten uitmaken van bijkomende en verscherpte regelgeving?
11.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het toezichtverslag naar de wijzigende omstandigheden waarin de Veiligheid van de Staat de vragen tot inlichting met betrekking tot de procedures voor het verkrijgen van de Belgische nationaliteit onderzoekt en behandelt, werd vorige week woensdag achter gesloten deuren besproken in de bevoegde opvolgingscommissie van de Senaat. Wij moeten nogmaals vaststellen dat dit rapport gelekt is vooraleer het goedgekeurd werd door deze commissie en vooraleer het publiek werd gemaakt.
Het verslag in kwestie van het Vast Comité I is trouwens negatief voor de Veiligheid van de Staat. Het is verkeerd te stellen dat drie personeelsleden bij de Veiligheid van de Staat belast zijn met de screening, dat is op zich reeds een verkeerd woord, van de naturalisatie- en nationaliteitsaanvragen.
Alle aanvragen waarvoor een veiligheidsverificatie dient te gebeuren, komen binnen op één centrale dienst van de Veiligheid van de Staat. Het gaat inderdaad om ongeveer 40 000 aanvragen op jaarbasis, van 32 000 tot piekjaren van 45 000. Er zijn drie personen die zich op de identificatie van dit type van aanvragen toeleggen.
Deze dienst verricht alleen de verificatie in de database van de Staatsveiligheid. Als de aanvrager van de naturalisatie- of nationaliteitsaanvraag onbekend is bij de Staatsveiligheid, dan zal deze dienst de aanvraag terugzenden met de vermelding onbekend.
Indien de aanvrager wel bekend is, wordt de aanvraag doorgestuurd naar de dienst Analyse. Daar zal de analysedienst bevoegd voor het land van oorsprong de aanvraag in behandeling nemen. Analysepersoneel van verschillende graden, van de logistieke ondersteuner over assistent-analist tot analist, zal de aanvraag vanuit persoonlijke expertise behandelen en de relevante informatie meedelen aan de aanvrager, dat is hetzij de kamercommissie Naturalisaties, hetzij het parket.
De controles op de screening gebeuren voor de verzending van het antwoord aan de vragende overheid. De Veiligheid van de Staat poogt steeds de meest objectieve en meest actuele informatie mee te delen, afkomstig van verschillende bronnen.
Bijkomende onderzoeken worden zo weinig mogelijk uitgeschreven. Bijkomend onderzoek vraagt immers tijd, tijd die er niet is rekening houdend met de extreem korte termijnen waarbinnen een antwoord moet worden gegeven. Het Vast Comité I heeft tijdens het onderzoek dan ook vastgesteld dat de analysediensten telkens binnen de gestelde limieten antwoorden, meestal zonder dat er bijkomende onderzoeken zijn uitgevoerd.
Aangezien de Veiligheid van de Staat geen enkele feedback ontvangt, noch van de Kamer noch van de parketten, weet de dienst niet welke aanvragen zijn afgehandeld of nog lopende zijn. Ook weet de dienst niet of een eindbeslissing is genomen.
De antwoorden worden door de analysediensten aangeleverd en in de database van de dienst geregistreerd. Mochten nieuwe aanvragen worden ingediend, eventueel bij een ander parket, dan zal zulks bij de identificatie van de nieuwe of dubbele aanvraag onmiddellijk blijken.
Er wordt geen klassement van de niet-gekende personen bijgehouden. Om de screeningprocedure te verbeteren, zijn er in het verleden in het kader van de administratieve vereenvoudiging reeds initiatieven genomen.
Het komt erop neer dat binnen eenzelfde netwerk de aanvraag gebeurt en de geconsulteerde overheden de antwoorden inbrengen. Iedere abonnee kan zien welke aanvragen worden beantwoord. Het systeem zou ook toelaten in de behandeling van de dossiers prioriteiten te leggen.
11.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat mij natuurlijk niet helemaal bevredigt.
Ten eerste, ik neem er nota van dat het bewuste rapport is gelekt. Mevrouw de minister, het is in ieder geval niet naar mij gelekt. Het stond open en bloot in de krant. Ik kan er enkel maar op wijzen.
Ten tweede, ik neem er ook nota van dat er toch een aantal mankementen zijn. U omschrijft ze met niet zoveel woorden, maar u geeft niettemin toe dat het is zoals ik meen dat het zou kunnen zijn, met name dat de Veligheid van de Staat op dossiers die zijn gesloten, totaal geen zicht krijgt. De dienst heeft ook geen zicht op de vraag of dossiers nog lopen dan wel op welke manier zij worden gesloten. Er is evenmin een klassement van gescreende personen.
Mevrouw de minister, er zit in de materie dus nog genoeg stof om u de komende tijd met nog een aantal pittige vragen te bestoken. Wij zullen de vragen op schriftelijke wijze stellen. Wij zullen echter ook een aantal mondelinge vragen indienen over de inhoud en over mogelijke verbeteringen van de screening. Wij mogen het woord “screening” niet gebruiken. Wij zullen het dan maar doorlichting noemen. Wij zullen dus mondelinge vragen indienen om de bedoelde doorlichting te verbeteren.
Wij komen zeker nog op de materie terug.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Justitie over "het onderzoek door het parket van de processen-verbaal van de luchtvaartinspectie over de stunt van Tomtesterom" (nr. 11593)
12 Question de M. Tanguy Veys à la ministre de la Justice sur "l'examen par le parquet des procès-verbaux de l'inspection aéronautique relatifs au coup d'éclat de Tomtesterom" (n° 11593)
12.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in de VRT-reeks "Tomtesteron" vloog Tom Waes met een Boeing 737. Hij zou daarbij gebruikgemaakt hebben van een lacune in de wetgeving. Tom Waes vloog met de Boeing, met aan boord enkele BV’s, enkele uren over het land. Normaal duurt het twintig maanden eer een piloot met een Boeing 737 mag vliegen, maar Waes doorliep de opleiding in amper een paar maanden tijd.
In de Commissie voor de infrastructuur, het Verkeer, de Mobiliteit en de Overheidsbedrijven van 15 februari 2012 bevestigde de staatssecretaris voor Mobiliteit, Melchior Wathelet, het onderzoek van de Luchtvaartinspectie van het Directoraat-generaal van de Luchtvaart. Ik citeer de staatssecretaris: “Het onderzoek spitste zich toe op drie vragen. Werd de veiligheid in gedrang gebracht? Zijn er effectief inbreuken op de wetgeving gepleegd? Is de juridische interpretatie van de wetgeving door de initiatiefnemers en door het DGLV gelijklopend?”
In de commissie voor de Infrastructuur, het Verkeer, de Mobiliteit en de Overheidsbedrijven van 27 maart 2012 verklaarde de staatssecretaris voor Mobiliteit, en citeer hem opnieuw: "Het onderzoek van de Luchtvaartinspectie is nog lopend. Gelet op het geheim van het onderzoek kan ik geen uitspraken doen". Hij zei wel dat de interpretatie van de wetgeving door het DGLV niet volledig overeenstemt met die van de juridische dienst van JetairFly. Bovendien wees de staatssecretaris erop dat het DGLV louter toevallig vlak voor de vlucht in kennis kwam van de vlucht, en JetairFly de uitvoering ervan afraadde.
Op 8 mei verklaarde de staatssecretaris voor Mobiliteit in de commissie voor de Infrastructuur, het Verkeer, de Mobiliteit en de Overheidsbedrijven het volgende: “De Luchtvaartinspectie heeft tegen de diverse partijen een aantal processen-verbaal opgesteld en die aan het parket overgezonden. Er dient op de stellingneming van het parket gewacht te worden en naargelang van dat oordeel zal het DGLV over eventuele bijkomend te nemen maatregelen beslissen".
Mevrouw de minister, daar het dossier werd overgezonden aan het parket kom ik bij u terecht. De feiten zelf vonden plaats op 23 mei 2011. Het betrokken programma werd uitgezonden op 19 februari 2012. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat men gewacht heeft op de uitzending van 19 februari 2012 om een onderzoek in te stellen en het dossier over te zenden aan het parket. Ik kom dus tot mijn vragen.
Wanneer heeft het parket het proces-verbaal van de Luchtvaartinspectie van het Directoraat-generaal van de Luchtvaart ontvangen?
Heeft het parket reeds een beslissing genomen over de processen-verbaal van de Luchtvaartinspectie van het Directoraat-generaal van de Luchtvaart? Zo ja, welke beslissing? Zo nee, waarom niet? Wanneer zal dat gebeuren?
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, op 24 april ontving het parket van Brussel drie processen-verbaal van het Directoraat-generaal van de Luchtvaart dienst Inspectie aangaande de feiten. Dat is dus drie weken geleden. Gelet op het zeer recent overmaken van deze processen-verbaal heeft het parket van Brussel nog geen definitieve beslissing genomen over het gevolg dat aan deze zaken zal worden gegeven.
Momenteel wordt er gewacht op de aangekondigde processen-verbaal van verhoor van de betrokkenen in deze zaak. Vervolgens zal door het parket worden beslist welke verdere richting aan het opsporingsonderzoek zal worden gegeven.
12.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik begrijp dat als men pas eind april in kennis wordt gesteld van de processen-verbaal, men veel sneller dan anders dit onderzoek zou kunnen afronden.
Het verbaast mij een beetje dat men blijkbaar pas in actie is geschoten na de uitzending, terwijl de staatssecretaris zelf zegt dat het Directoraat-generaal van de Luchtvaart reeds op de dag van de vlucht, in feite net voor de vlucht, hiervan in kennis werd gesteld. Daarvoor bent u natuurlijk niet verantwoordelijk.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
13 Question de M. Rachid Madrane à la ministre de la Justice sur "les places vacantes non pourvues au sein de la magistrature" (n° 11680)
13 Vraag van de heer Rachid Madrane aan de minister van Justitie over "de niet-vervulde vacatures bij de magistratuur" (nr. 11680)
13.01 Rachid Madrane (PS): Madame la présidente, madame la ministre, les acteurs judiciaires de terrain se plaignent depuis longtemps des places vacantes non pourvues, des maladies longues durée, des non-remplacements, du refus du SPF Justice de procéder à des délégations dans les greffes, etc.
En juin dernier, votre prédécesseur, M. De Clerck, avait répondu à une de nos questions en évaluant à a peu près 105 le nombre de places vacantes au sein de la magistrature. Malgré ce chiffre très élevé et les plaintes nombreuses à ce propos, il me semble que vous n'avez pas publié beaucoup de places vacances ces derniers mois.
À l'occasion d'une journée d'étude sur le management, un de vos représentants a déclaré que l'ordre judiciaire fonctionne actuellement en sous-effectif de l'ordre de 7 à 8 %, ce qui est énorme. Votre prédécesseur a adopté deux circulaires ministérielles (circulaires 154 et 154bis) en vue de moduler les mouvements du personnel, en retardant les publications des postes vacants.
Madame la ministre, confirmez-vous le pourcentage cité? Ces deux circulaires sont-elles toujours en vigueur? Dans l'affirmative, pouvez-vous me préciser le montant des économies que le département a pu réaliser en les appliquant au cours de l'année 2011? Envisagez-vous de les maintenir? Il me semble que vous aviez précédemment déclaré le contraire.
Si oui, comment concevez-vous le rôle du chef de corps d'une juridiction – considéré aujourd'hui comme un manager – dans la lutte contre l'arriéré judiciaire, alors que ce responsable n'a aucune maîtrise sur les mouvements du personnel, tous décidés par le SPF Justice. On est très loin du management intégral dont il est beaucoup question dans les futures réformes en matière de gestion. N'y a-t-il pas là une contradiction majeure? Le chef de corps n'est-il pas mis dans l'impossibilité de mettre en œuvre son plan de gestion?
Combien de places vacantes ont-elles été publiées depuis que vous êtes en fonction?
Enfin, des engagements devront être opérés dans le cadre de la réforme de l'arrondissement judiciaire de BHV. Quand pensez-vous pouvoir lancer les publications à ce sujet?
13.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Madrane, vous savez que dans le contexte budgétaire, lors de l'établissement du Budget général des dépenses, chaque Service public fédéral doit réaliser une importante économie sur l'ensemble des crédits budgétaires.
En ce qui concerne les crédits du personnel de l'ordre judiciaire, cela a amené aux circulaires 154 et 154bis, suivant lesquelles il fut opté, pour réaliser les économies imposées, pour un ralentissement dans le rythme d'attribution des emplois vacants. Ces circulaires sont toujours en vigueur actuellement et les mesures d'économies imposées sont toujours d'actualité. La situation budgétaire est évaluée tous les mois et il n'existe actuellement aucune marge de manœuvre pour envisager un assouplissement de la méthode de travail.
En ce qui concerne la magistrature, on peut estimer que les économies sont, sur une base annuelle, de l'ordre de plus d'un million d'euros. Il n'a cependant pas été touché au cadre, si bien que les places ont toujours été publiées sans restriction. Depuis mon entrée en fonction, 108 postes vacants dans la magistrature ont paru au Moniteur belge.
De par la pyramide des âges, des places sont également vacantes. Actuellement, la magistrature fonctionne avec 95 % d'effectifs; le sous-effectif est donc de l'ordre de 5 %.
La proposition de loi portant réforme de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles a été déposée à la Chambre des représentants et doit encore être traitée. La publication des postes vacants dépend de l'approbation des textes et de l'entrée en vigueur de ladite loi.
13.03 Rachid Madrane (PS): Madame la présidente, je tiens d'abord à remercier la ministre pour les réponses apportées.
Je sais que le contexte budgétaire est difficile mais, à entendre les acteurs judiciaires, il convient de ne pas mettre en péril le bon fonctionnement de l'ensemble du système. Je resterai donc évidemment attentif à l'évolution du dossier, afin de vérifier que tout se passe bien.
L'incident est clos.
De voorzitter: We hebben geen nieuws van mevrouw Lahaye-Battheu voor haar vraag nr. 11647.
- de heer Gerolf Annemans aan de minister van Justitie over "de gevolgen van de splitsing van het gerechtelijk arrondissement BHV voor de Nederlandstalige rechtsbedeling" (nr. 11689)
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de toekomstige personeelssituatie bij de Brusselse griffies" (nr. 11694)
- M. Gerolf Annemans à la ministre de la Justice sur "les conséquences de la scission de l'arrondissement judiciaire de BHV pour l'exercice de la justice néerlandophone" (n° 11689)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la future situation du personnel des greffes bruxellois" (n° 11694)
De heer Annemans heeft laten weten dat hij nog komt. Hij heeft net laten weten dat hij op weg is.
14.01 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik stel voor dat mevrouw Van Vaerenbergh haar vraag al stelt, zodat we niet moeten wachten.
De voorzitter: Dat is goed. De heer Annemans kan met zijn vraag aansluiten.
14.02 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, vorige week heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag over de impact van het BHV-akkoord op het griffiepersoneel. U wou mij vorige week ook geen cijfers geven. Ik heb mijn vraag daarop opnieuw ingediend, maar die werd spijtig genoeg onontvankelijk verklaard, om de reden dat die vraag geen actuele waarde heeft, tot mijn verbazing alleszins.
Op basis van de beschikbare gegevens heb ik zelf dan maar wat huiswerk verricht. Dat huiswerk leverde wel interessante cijfers op.
Het huidig wetsvoorstel stipuleert een verdeling voor alle rechtbanken van eerste aanleg een 20/80-verhouding, behalve voor de rechtbanken van koophandel, waar de verhouding 40/60 zal zijn. Dat is niet alleen van toepassing op de magistratuur, maar ook op de griffies, op het personeel van de griffies en het ander gerechtelijk personeel.
Het huidig personeelsbestand zou het volgende zijn. Voor de rechtbank van eerste aanleg: 171 Nederlandstaligen en 227 Franstaligen, zijnde 43 % Nederlandstalig en 57 % Franstalig. Voor de arbeidsrechtbank: respectievelijk 51 en 31, zijnde 62 % Nederlandstalig en 38 % Franstalig. Voor de rechtbank van koophandel: respectievelijk 57 en 36, zijnde 61 % Nederlandstalig en 39 % Franstalig.
Toegepast op vandaag, zouden er volgens de letter van het wetsvoorstel van de meerderheid en Groen-Ecolo heel wat personeelsleden moeten verdwijnen. Voor de rechtbank van eerste aanleg zouden dat 91 Nederlandstaligen minder zijn, wat 53 % minder zou betekenen, voor de arbeidsrechtbank 35 Nederlandstaligen minder, wat 69 % minder zou betekenen en voor de rechtbank van koophandel 16 Nederlandstaligen minder, wat 28 % minder zou betekenen.
Mevrouw de minister, hoe gaat u die kaders precies aanpassen? Zoals u weet, is het huidig personeelsbestand niet helemaal in overeenstemming met de officieel vastgestelde kaders. Het effectief personeelsbestand ligt lager dan het feitelijk personeelsbestand.
Ten tweede, wat zal er gebeuren met het overtallig personeel?
Welke overgangsmaatregelen zult u nemen?
De voorzitter: Mevrouw de minister, wenst u al te antwoorden, of wachten wij nog op de komst van de heer Annemans?
14.03 Minister Annemie Turtelboom: Voor mij is het om het even. Ik kan zijn repliek nog meekrijgen.
De voorzitter: We zullen nog even proberen op zijn gsm.
14.04 Minister Annemie Turtelboom: Het wetsvoorstel betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel werd na ontvangst door de commissie voor advies voorgelegd aan de Raad van State en zal nadien worden geagendeerd in de commissie. De indieners van het wetsvoorstel zullen daarbij het voorstel uitvoerig toelichten, waarna het ongetwijfeld zeer uitgebreid zal bediscussieerd worden in de bevoegde commissie in Kamer en Senaat.
Parlementaire vragen lopen dus vooruit op het eigenlijke debat in de commissie, dat nog moet plaatsvinden. Bij de hervorming zal uiteraard rekening worden gehouden met de gevolgen voor het gerechtspersoneel. Het statuut van het gerechtspersoneel bevat trouwens al bepalingen tot bescherming van de loopbaan en de vrijwaring van de anciënniteit en geldelijke rechten. Evenzo zijn er bepalingen die een zekere soepelheid verzekeren wat de affectatie en inzet van personeel betreft. Artikel 330quater van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt welke mutatie van personeel mogelijk is. Artikelen 330 tot 330ter van het Gerechtelijk Wetboek stellen welke opdrachten van de ene naar de andere rechtbank zijn toegelaten.
In globo kan ik u meedelen dat er in de Brusselse griffies bij de rechtbanken van eerste aanleg, arbeid en koophandel en bij de politierechtbank 635 personeelsleden zijn tewerkgesteld. 67 % daarvan is vrouwelijk en 33 % mannelijk. 51 % is statutair en 49 % is contractueel. Van de contractuelen heeft 4,5 % een contract van bepaalde duur. Op het totaal van de personeelsleden is 76 % voltijds tewerkgesteld en 24 % met verminderde prestaties. Globaal zijn er in de griffies 48 % Nederlandstalige en 52 % Franstalige personeelsleden.
De referendarissen beschikken uiteraard over een diploma van master in de rechten. Het overgrote deel van het personeel heeft een diploma van niveau C. De gemiddelde anciënniteit bedraagt 14 jaar en zes maanden.
14.05 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het bevat alleszins al meer cijfers, maar het zijn nog altijd niet exact de cijfers, die ik gevraagd heb. Ik zou ook nog graag een onderverdeling krijgen tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. Dat antwoord heb ik nog niet gekregen. Ik heb evenmin een antwoord gekregen op mijn vraag wat er met het overtallige personeel zal gebeuren.
Tot slot, het wetsvoorstel is inderdaad ingediend, maar het betreft hier een materie van elke dag. Los van het wetsvoorstel zelf is het van belang om het personeelsbestand te kennen. Dat heeft zeker altijd een actuele waarde. Kunt u nog de onderverdeling toelichten tussen degenen met een Franstalig diploma, degenen met een Nederlandstalig diploma en degenen die tot de tweetalige groep behoren?
De voorzitter: Misschien nu niet, maar later, mevrouw de minister?
14.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb die cijfers niet bij mij.
14.07 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik zal die dan nog maar een keer opvragen.
De voorzitter: U mag nog repliceren, mijnheer Annemans, maar u hebt natuurlijk het antwoord niet gehoord.
14.08 Gerolf Annemans (VB): (…)
De voorzitter: Wij hebben de vergadering gerokken, maar het was de laatste vraag.
14.09 Gerolf Annemans (VB): (…)
De voorzitter: Het spijt mij, maar wij konden de tijd niet vullen met andere vragen.
14.10 Gerolf Annemans (VB): Ik zal opnieuw een vraag indienen.
De voorzitter: Dat mag.
Het incident is gesloten.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.53 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.53 heures.