Commission
des Affaires sociales |
Commissie voor de Sociale Zaken |
du Mardi 8 mai 2012 Matin ______ |
van Dinsdag 8 mei 2012 Voormiddag ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 11.33 heures. La réunion est présidée par M. Yvan Mayeur.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.33 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Yvan Mayeur.
01 Question de M. David Clarinval à la ministre de l'Emploi sur "le remplacement des éco-chèques par d'autres moyens de rémunération moins onéreux" (n° 9000)
01 Vraag van de heer David Clarinval aan de minister van Werk over "de vervanging van de ecocheques door andere, goedkopere vergoedingsmiddelen" (nr. 9000)
01.01 David Clarinval (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'apparition des éco-chèques remonte à 2009. Il en est ressorti un avantage net de 125 euros et 250 euros en faveur des salariés. Les éco-chèques auraient pu disparaître en 2011, mais à la suite d'une pression syndicale forte dans certaines commissions paritaires, plusieurs secteurs n'ont pas eu d'autre choix que de les accorder sans limitation dans le temps.
Aujourd'hui, sur les 53 commissions paritaires qui imposaient les éco-chèques, seules 29 ont choisi de garder un tel système. Les raisons de l'abandon de ce dispositif sont le coût administratif engendré pour les entreprises - et en particulier pour les plus petites entreprises -; pour les commerçants, le coût du montant à ristourner, soit 5 %, aux sociétés émettrices, le casse-tête qu'ils peuvent représenter en termes d'affichage, d'information et de calculs – étant donné qu'il existe des éco-chèques de six centimes. Leur forme ne séduit pas non plus les salariés, qui préfèrent obtenir une hausse en liquide de leur pouvoir d'achat.
Le système est donc vicié en plusieurs aspects et il s'éteint progressivement de lui-même.
Madame la ministre, quelle est votre position à cet égard? Envisagez-vous d'ouvrir aux employeurs la possibilité d'accorder le même avantage aux salariés en titres-repas supplémentaires ou en avantage net sur la fiche de paie? Je vous remercie d'avance pour votre réponse.
01.02 Laurette Onkelinx, ministre: Je suis bien consciente du problème que vous soulevez. C'est la raison pour laquelle, à la demande des partenaires sociaux, un arrêté royal a été rédigé en vue de permettre le remplacement des éco-chèques par des titres-repas – et inversement, tous deux n'étant pas passibles de cotisations sociales. Le comité de gestion de l'ONSS et le Conseil national du Travail ont rendu un avis positif. L'arrêté royal a été publié le 10 février.
01.03 David Clarinval (MR): Je ne puis qu'être satisfait, madame la ministre, de cette excellente réponse. Je pense, en effet, que le système des éco-chèques – même s'il partait peut-être d'une bonne intention – a montré ses limites. Il est très judicieux que vous permettiez ce transfert vers d'autres systèmes. Je suppose que les secteurs en feront bon usage.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Mathias De Clercq aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "een mogelijke toepassing van de Dimona-dagenteller in de land- en tuinbouwsector" (nr. 9724)
02 Question de M. Mathias De Clercq à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'éventuelle mise en place du compteur Dimona dans les secteurs agricole et horticole" (n° 9724)
02.01 Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb over de problematiek reeds in november van vorig jaar een vraag gesteld. Ik ben voorstander van de realisatie van een automatische dagenteller, die kan worden gekoppeld aan het RSZ-aangiftesysteem Dimona voor de land- en tuinbouwsector.
Uw toenmalige collega, de heer Delizée, antwoordde in uw naam dat dat eigenlijk een uitdaging kon zijn voor de nieuwe regering. De regering gaf er de voorkeur aan om de automatische teller in de horeca, die sinds 1 december van toepassing is, te evalueren met het oog op een mogelijke uitbreiding naar de aangehaalde sectoren.
Agripress meldt dat de Boerenbond reeds een gesprek heeft gehad met uw collega, de heer Crombez. Die federatie heeft de regering gevraagd werk te maken van een aantal afspraken om de sector fraudebestendiger te maken. Een van de mogelijkheden daartoe is zo’n automatische dagenteller, die meteen aangeeft hoeveel dagen werknemers nog als seizoensarbeiders kunnen worden tewerkgesteld. Vandaag beschikken die sectoren niet meteen over die gegevens.
Mevrouw de minister, kunt u reeds conclusies verbinden aan de invoering van een automatische dagenteller sinds 1 december in de horecasector? Dat is een vraag naar de evaluatie van een reeds bestaand systeem.
Is het de bedoeling om in deze legislatuur ook in de land- en tuinbouwsector stappen te zetten, zoals de heer Delizée aankondigde? Welke stappen dienen daartoe te worden gezet? Kunt u ook inschatten welk budget dat vereist? Hebt u betreffende de dagenteller reeds overleg gepleegd met uw collega, de heer Crombez?
02.02 Minister Laurette Onkelinx: De teller die sinds 1 december 2011 in werking is, is de teller op de studentenarbeid. Het nieuwe systeem werd zonder noemenswaardige problemen ingevoerd. Tot op 6 april 2012 vonden er 567 969 Dimona-aangiften voor studenten plaats.
De sociale partners hebben aan de RSZ gevraagd een specifieke teller uit te werken voor Dimona voor de land- en tuinbouwsector en een extra teller voor de witloofteelt.
Wat de land- en tuinbouwsector betreft, analyseert de RSZ, volgend op dat advies, welke de geschiktste technische manier is om aan de problemen tegemoet te komen waarmee de sector geconfronteerd wordt en die op een doeltreffende manier toelaat om de naleving van de regels die van toepassing zijn, te controleren. Hierbij zal onder meer rekening gehouden worden met de kostprijs van de uitvoering van de maatregel. De analyse vindt plaats in overleg met de sector. Er zal een definitief standpunt worden ingenomen in samenspraak met de staatssecretaris bevoegd voor de fraudebestrijding.
Ik kan in elk geval aankondigen dat een betere identificatie van de occasionele werknemers sowieso zal worden doorgevoerd via Dimona om in het bijzonder in de uitzendsector een beter onderscheid te kunnen maken tussen wie onder de horecasector valt en wie van de paritaire comités voor de landbouw en het tuinbouwbedrijf afhangt. Er wordt bovendien gewerkt aan een beveiligde mobiele Dimona-toepassing. Zij moet op termijn een einde maken aan het gebruik van niet-beveiligde sms-kanalen en vocale servers. Dat zal de risico’s van betwistingen verminderen en een hogere beveiliging van het systeem verzekeren. Er is een budget van 330 000 euro vrijgemaakt om de beveiliging van Dimona te voltooien.
02.03 Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de minister, ik meen dat het een belangrijk gegeven is voor de sector. Ik ben verheugd te vernemen dat u van plan bent om aan die problematiek tegemoet te komen. U hebt daar ook een budget voor vrijgemaakt, wat positief is. Ik wacht dus verder het overleg met de sector af. In samenspraak met uw collega, staatssecretaris Crombez, kunt u in de toekomst nadere maatregelen presenteren.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 10459 van de heer Logghe wordt in een schriftelijke vraag omgezet. Mevrouw Van Eetvelde, van wie vraag nr. 11352 op de agenda staat, zal vandaag niet komen.
03 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het ongenoegen in de socialprofitsector" (nr. 11373)
03 Question de Mme Rita De Bont à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le mécontentement au sein du secteur non marchand" (n° 11373)
03.01 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op donderdag 26 april betoogden 200 tot 300 mensen uit de socialprofitsector wegens het gebrek aan een meerjarenakkoord en de nodige, beloofde budgettaire voorzieningen daarvoor. Daar het overleg met de regeringsverantwoordelijken, waaronder u, premier Di Rupo en minister De Coninck, niets opleverde, beslisten de vakbonden tot een nieuwe actie op 24 mei en 31 mei.
Mevrouw de minister, vandaar heb ik de volgende vragen.
Klopt het dat voor 2012 voor die sector helemaal niet in een extra budget is voorzien of kan worden voorzien en dat voor 2013, tegen de afspraken in, maar 40 miljoen euro zal worden vrijgemaakt?
Ten tweede, hoe denkt u tegemoet te komen aan de terechte verzuchtingen van die sector, en werkonderbrekingen en stakingen te kunnen voorkomen?
Ten derde, tegen wanneer mogen wij het wetsontwerp verwachten om de aanvullende pensioenen recurrent en dus ook stabieler te maken? Is er een marge om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de werknemers in de federale gezondheidssector?
Ten slotte, is er nog een mogelijkheid om in de nabije toekomst tot een meerjarenakkoord te komen?
03.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw De Bont, het regeerakkoord heeft in 2012 niet in een budget voor een sociaal akkoord voor de socialprofit voorzien, maar het trekt in 2013 wel een budget van 40 miljoen euro uit om banen te creëren. Dat komt ongeveer overeen met 800 voltijdse equivalenten.
Ik wijs er overigens op dat de betoging van 26 april alleen op de privésector sloeg, aangezien de vakbonden van de overheidssector de bereidheid hebben getoond om over de toekenning van die bijkomende jobs te onderhandelen.
Ik wil er trouwens ook aan herinneren dat in deze periode van budgettaire strengheid en belangrijke besparingen de socialprofitsector een van de weinige sectoren is die in 2013 op een bijkomend budget kan rekenen.
Dat bewijst dat de regering zich bewust is van de moeilijkheden waarmee het personeel te kampen heeft en vastbesloten is om daar iets aan te doen. Wij zien in deze sector tussen juni 2010 en juni 2011 immers een groei van ongeveer 4 900 extra voltijds equivalenten. Dat bewijst dat de door de vorige akkoorden toegekende middelen effectief zijn en aan de reële behoeften van de teams beantwoorden.
Ik begrijp dat het personeel meer centen wil, maar ik denk dat de gezondheidswerkers ook beseffen in welke algemene economische toestand ons land verkeert. Wij weten dat deze gezondheidszorgberoepen tegen een stijgende werklast aankijken. Het bijkomend personeel beoogt dan ook die last te verlichten. Anderzijds, zoals gezegd aan de vakbondsvertegenwoordigers tijdens onze ontmoeting van 26 april, zal het wetsontwerp dat de in het sociaal akkoord 2011 toegekende bedragen voor de tweede pijler moet bestendigen, in totaal jaarlijks bijna 9 miljoen euro, in de komende dagen aan de Ministerraad worden voorgelegd.
Bovendien, zoals ik aan de vakbondsvertegenwoordigers heb kunnen uitleggen, laat de huidige context ons geen budgettaire marge om de lonen op korte termijn te kunnen verhogen. Het is evenmin mogelijk om vandaag verbintenissen over een meerjarenplan aan te gaan, maar wij hebben de vragen van de sector wel goed gehoord. Ik heb beloofd om ze te verdedigen zodra de economische toestand het mogelijk maakt.
03.03 Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, het verheugt mij dat u zich bewust bent van de moeilijkheden in deze belangrijke sector. Ik wil er toch op aandringen om deze klachten en verzuchtingen ernstig te nemen, wat u wellicht doet, als ik uw antwoord hoor. Beloften doen zoals in het verleden, die men niet kan waarmaken, leidt sowieso tot frustraties. Daarmee moet men wel voorzichtig zijn. In die zin heb ik er begrip voor dat u het nu niet ziet zitten om tot een meerjarenakkoord te komen, maar daarvan moet toch zo snel mogelijk werk worden gemaakt.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Emploi sur "la modification du règlement européen portant sur la coordination des systèmes de sécurité sociale" (n° 11359)
04 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Werk over "de wijziging van de Europese verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels" (nr. 11359)
04.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, réuni en séance plénière le 18 avril dernier, le Parlement européen a adopté un article modifiant le règlement portant sur la coordination des systèmes de sécurité sociale. Cet article 4bis prévoit que "l'activité d'un membre du personnel navigant assurant des services de transport de voyageurs ou de fret est considérée comme étant une activité menée dans l'État membre dans lequel se trouve la 'base d'affectation' telle que définie à l'annexe III du règlement du Conseil relatif à l'harmonisation de règles techniques et de procédures administratives dans le domaine de l'aviation civile".
Si cet article est adopté par le Conseil, il s'agirait d'une avancée importante pour les travailleurs belges actifs dans le secteur du transport, notamment pour les pilotes, hôtesses et stewards de la compagnie Ryanair qui se voient jusqu'ici appliquer le droit social irlandais et donc bénéficient d'une protection sociale moindre que celle existant en Belgique. C'est également un problème de financement de notre sécurité sociale.
La mise en œuvre de cette disposition est conditionnée au résultat d'une négociation entre le Conseil et le Parlement européen, qui portera sur le contenu de l'article mais aussi sur le délai d'entrée en vigueur.
Madame la ministre, avez-vous été informée de l'adoption de cet article par le Parlement européen? Partagez-vous le contenu de l'article 4bis? Quelle position sera défendue par le représentant belge au Conseil dans le cadre des discussions sur la mise en œuvre de cet article? Dans quel délai souhaitez-vous que cette disposition entre en vigueur en Belgique? N'y a-t-il pas lieu, vu les enjeux sociaux et économiques, d'entamer les discussions au plus vite à ce sujet avec les compagnies concernées? Des contacts ont-ils déjà été pris par votre administration en ce sens avec les compagnies concernées, notamment Ryanair?
04.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Gilkinet, je vous remercie pour votre question et pour votre intérêt. En réalité, l'article que vous mentionnez est issu des travaux du Conseil des Affaires sociales, qui avait déjà approuvé cet amendement dans son orientation générale de décembre 2011. Les amendements du conseil ont été discutés dans le cadre du trilogue informel et le Parlement européen a ainsi pu reprendre cet amendement à son compte et l'intégrer à sa propre position.
Donc, la proposition est bien connue et elle est résolument défendue par la Belgique; donc vous êtes occupé d'appuyer ce que j'ai, notamment, défendu au niveau européen.
Le rattachement à la base d'affectation est un critère objectif, facile à mettre en œuvre et beaucoup plus fidèle à la réalité de terrain. Il sera ainsi mis fin à des mécanismes que je qualifierais d'évasion sociale, ayant pour conséquence de soustraire de nombreux travailleurs du secteur à une meilleure protection sociale.
Le règlement devrait, selon toute vraisemblance, être approuvé lors du Conseil du 10 mai prochain. La date effective d'entrée en vigueur sera le vingtième jour suivant la date de publication du règlement au Journal officiel de l'Union européenne que l'on peut donc attendre cet été.
En réponse à vos deux dernières questions, je puis vous dire que cette décision ne doit pas nécessairement faire l'objet de mesures préparatoires. En effet, dès l'entrée en vigueur du nouveau règlement, des dispositions transitoires sont prévues afin d'assurer une transition progressive et éviter des basculements soudains qui peuvent être source de difficultés pratiques pour les assurés.
Les assujettissements en cours seront maintenus aussi longtemps que la situation personnelle du travailleur perdurera – par exemple, son contrat de travail –, à moins qu'il n'introduise une demande en vue d'être soumis aux nouvelles règles.
Pour autant que la situation de la personne demeure inchangée, l'ancienne législation pourra être maintenue pour une période de dix ans maximum.
L'administration suit ce dossier avec la plus grande attention.
04.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse et je veux rendre la maternité de cette mesure au Conseil plutôt qu'au Parlement européen qui l'a suivie.
Voilà quelques années déjà, nous avions nous-mêmes déposé une proposition de loi afin de régler cette question problématique pour les travailleurs de Ryanair.
La nouvelle est intéressante tant pour les futurs travailleurs que pour notre sécurité sociale.
J'espère donc que les choses se passeront au mieux. Je marque néanmoins une inquiétude quant à la durée de la transition de dix ans maximum.
Je note que, de façon optionnelle, les travailleurs peuvent demander leur rattachement à la sécurité sociale belge. Pour avoir lu certaines interventions de leur employeur actuel s'agissant de Ryanair, je crains qu'ils soient soumis à une pression pour éviter d'entamer cette démarche.
J'espère que leurs droits seront néanmoins respectés et que vous-même ainsi que votre administration y serez attentifs. Je ne manquerai pas de vous interroger ultérieurement sur la mise en application de ces beaux principes.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de niet-terugvordering van geringe bedragen ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen" (nr. 11381)
05 Question de Mme Nadia Sminate à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le non-recouvrement des faibles montants à charge de l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités" (n° 11381)
05.01 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag betreft de manier waarop verzekeringsinstellingen verschuldigde bedragen terugvorderen bij de gerechtigden.
Blijkbaar worden bedragen kleiner dan 25 euro niet teruggevorderd. Ik vind dat een vreemde manier van werken. Ik begrijp de filosofie erachter, namelijk dat de kosten hoger liggen dan de opbrengsten, maar waarom wordt er dan niet gekozen voor een compensatie bij een latere uitbetaling? Men zou het kunnen afhouden van het bedrag dat later nog moet worden uitbetaald. Ik krijg graag uw visie daarop.
Ik heb nog een aantal andere vragen. Hebt u cijfermateriaal met betrekking tot het aantal gevallen waarin wel tot een terugvordering werd overgegaan bij de sociaal verzekerden? Op welke manier wordt de niet-terugvordering van die bedragen boekhoudkundig bijgehouden?
Weet u of er in de afgelopen jaren door het RIZIV of de CDZ werd gecontroleerd of ziekenfondsen de bedragen kleiner dan 25 euro wel terugvorderen?
05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Sminate, volgens het koninklijk besluit van 3 juli 1996 worden de verzekeringsinstellingen inderdaad vrijgesteld van terugvordering wanneer het totaal bedrag van de ten onrechte terugbetaalde prestaties voor de geneeskundige verzorging kleiner is dan 25 euro, geïndexeerd, of voor de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid kleiner dan 25 euro, niet geïndexeerd.
Wat uw concrete vragen betreft, kan ik u het volgende antwoorden.
Ten eerste, aangezien de verzekeringsinstellingen vrijgesteld zijn van het terugvorderen van dergelijke bedragen, is er geen aparte registratie van dergelijke gevallen door de Dienst voor administratieve controle van het RIZIV.
Ten tweede, de verzekeringsinstellingen vorderen bovenvermelde bedragen niet terug. Boekhoudkundig worden dan ook geen registraties verricht. De gedane uitgaven zijn geboekt op de uitgavenstaten van de betreffende maand of het betreffende trimester waarin zij zijn betaald.
Ten derde, aangezien de regelgeving net in een vrijstelling van terugvordering voorziet, voerde het RIZIV bij de ziekenfondsen de voorbije jaren geen systematisch onderzoek uit over het al dan niet terugvorderen van dergelijke bedragen bij de sociaal verzekerden.
Volgens mijn administratie zouden de administratieve lasten die aan het terugvorderen van bedragen van minder dan 25 euro verbonden zijn, over het algemeen groter zijn dan voornoemd bedrag van 25 euro. Ook de invoering van het compensatiesysteem dat u voorstelt, zou een belangrijke administratieve last betekenen ten gevolge van de organisatie van een aparte administratie en opvolging.
Ik ga echter akkoord om de bewuste problematiek nader te onderzoeken. Ik zal met mijn administratie een vergadering houden, om nieuwe pistes te onderzoeken.
05.03 Nadia Sminate (N-VA): Mevrouw de minister, het doet mij plezier dat u erkent dat er een probleem is. Wij hebben geen idee over welk bedrag het gaat, maar ik kan mij voorstellen dat het na het optellen van telkens 25 euro over een aanzienlijk bedrag gaat.
Daarom doet het mij plezier dat u zich bereid toont om te bekijken op welke manier het probleem kan worden opgelost. Ik zal u later nogmaals ondervragen over deze kwestie.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de pensioenfinanciering van de statutaire personeelsleden van ziekenhuizen met publieke partners" (nr. 11429)
06 Question de Mme Karolien Grosemans à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le financement des pensions du personnel statutaire dans les hôpitaux à partenariat public" (n° 11429)
06.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mevrouw de minister, ziekenhuizen met statutaire personeelsleden hebben hun pensioenlasten niet meer onder controle. Dit is een prangend probleem aan het worden. Er dreigt een rampscenario als hiervoor geen oplossing wordt gevonden.
Dit probleem van de pensioenlasten voor de statutaire medewerkers in de ziekenhuizen is u niet onbekend. In het regeerakkoord wordt wel degelijk een oplossing in het vooruitzicht gesteld.
Op pagina 111 van het regeerakkoord staat: "De impact van de verhoging van de RSZPPO-bijdragen voor de betrokken ziekenhuisinrichtingen zal via het budget financiële middelen van de ziekenhuizen worden geneutraliseerd, ongeacht of ze openbaar zijn of het gevolg zijn van een fusie tussen openbare en privéziekenhuizen. De in 2012, 2013 en 2014 nodige bedragen zullen binnen de globale begrotingsdoelstelling gecompenseerd worden."
In het regeerakkoord staat duidelijk een engagement dat het financieringsprobleem zal worden opgelost. Er is een belofte tot neutralisatie.
In de praktijk blijkt deze oplossing echter voor een aantal van de betrokken ziekenhuizen sterk tegen te vallen. Niet alle ziekenhuizen blijken immers gelijk voor het KB dat uitvoering geeft aan dit engagement uit het regeerakkoord. In het KB van 3 februari 2012 wordt het recht op tussenkomst vanuit het budget financiële middelen immers gekoppeld aan het aantal statutaire medewerkers, waarbij een minimaal aantal statutaire medewerkers vereist is.
Mevrouw de minister, waarom wordt de tegemoetkoming voor de ziekenhuizen aan de statutaire tewerkstelling gekoppeld? Zal deze maatregel niet leiden tot het in dienst nemen van meer statutaire personeelsleden? Kan de tegemoetkoming aan de reële pensioenverplichtingen van de ziekenhuizen en dus niet aan de statutaire tewerkstelling worden gekoppeld? Voorziet u in een bijsturing van het KB van 3 februari 2012?
06.02 Minister Laurette Onkelinx: Vooraleer een antwoord op uw vraag te geven, lijkt het mij nodig te wijzen op het onderscheid dat moet worden gemaakt tussen, enerzijds, maatregelen waarvan het ziekenhuispersoneel geniet in het kader van de sociale akkoorden en, anderzijds, de tussenkomst van de federale financiering voor de dekking van de lasten van de stijging van het bijdragepercentage voor de pensioenen van dit personeel.
Om volledig op de gestelde vragen te kunnen antwoorden, dien ik meerdere zaken in herinnering te brengen. Er werden de laatste jaren verschillende beslissingen genomen met betrekking tot de ziekenhuizen en het statutair personeel en deze beslissingen mogen niet door elkaar gehaald worden.
Vooreerst, in het raam van het sluiten van een sociaal akkoord voor 2011 werd er op 21 februari in het comité C een protocolakkoord gesloten voor de federale openbare gezondheidssectoren. In dit akkoord werden onder meer afspraken gemaakt over de tweede pensioenpijler en over de statutarisering, die als doel heeft het aantal vastbenoemde personeelsleden te stabiliseren of zelfs te verhogen.
Hiertoe werden binnen de 50 miljoen euro waarin is voorzien voor het sociaal akkoord van 2011, bedragen vrijgemaakt van respectievelijk ongeveer 900 000 euro en ongeveer 7,5 miljoen euro. Wat het bedrag van 7,5 miljoen euro voor de statutarisering betreft, kan ik bevestigen dat het ontwerp van koninklijk besluit dat deze financiering regelt, voor advies werd voorgelegd aan het verzekeringscomité van het RIZIV. Nadien werd het ook voor advies voorgelegd aan het beheerscomité van het Fonds Sociale Maribel van de Overheidssector, ingesteld bij de RSZPPO.
In tegenstelling tot wat u zegt, dient dit bedrag niet via de ziekenhuisfinanciering te worden toegekend. De bedoeling is dat dit beheerscomité de middelen verdeelt over de openbare ziekenhuizen, en dit volgens de principes die zijn afgesproken in het protocolakkoord. De openbare besturen zijn door middel van een omzendbrief van 25 mei 2011 van de RSZPPO op de hoogte gebracht van deze maatregel.
Sinds 2006 hebben de verschillende regeringen zich gebogen over deze problematiek en werden concrete maatregelen genomen om bepaalde pensioenlasten op te nemen in het budget financiële middelen (BFM) van de ziekenhuizen die betrokken zijn bij deze lasten. Zodoende werd conform de beslissing van de regering een structurele compensatieformule voor de bijdragegraad pensioenen van de RSZPPO in het BFM ingeschreven vanaf 1 januari 2012.
Het geschatte benodigde budget voor de verhogingen van de bijdragen werd berekend op basis van de loonmassa van het jaar 2010, de verhogingen die plaatsvonden in 2010 en 2011, en die welke nog moeten plaatsvinden volgens de wet van 24 oktober 2011, die de duurzame financiering van de pensioenen moet garanderen.
Dit budget werd ingeschreven in het budget van de gezondheidszorg voor 2012: 6,5 miljoen in 2012, 9,3 miljoen in 2013 en 12,3 miljoen in 2014.
De budgettaire beslissing een bedrag van 5,5 miljoen toe te kennen aan de ziekenhuizen die geaffilieerd zijn aan pool 1 en pool 2 van de RSZPPO, zal worden geïntegreerd in het BFM van 1 juli 2012.
Tot slot houd ik eraan te signaleren dat, om de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten te helpen de bijkomende kosten te dragen, het reservefonds van het pensioenstelsel een deel van de verhoging van de bijdragegraad voor 2012, 2013 en 2014 heeft gedragen.
06.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. De toekenning van het budget financiële middelen gebeurt niet op basis van de reële pensioenverplichtingen, maar het wordt toch gekoppeld aan het behoud van de statutaire tewerkstelling? De doelstelling van het koninklijk besluit lijkt mij eerder te zijn dat de statutaire tewerkstelling behouden blijft en zelfs vergroot? Het stimuleert de verdere statutarisering van het personeel in de ziekenhuizen. Het zorgt niet voor een oplossing voor de pensioenverplichtingen ten aanzien van de RSZPPO in de betrokken ziekenhuizen.
Mevrouw de minister, ik vind dat een onrechtvaardige oplossing, want ze helpt niet alle betrokken ziekenhuizen in dezelfde mate. Wat is vandaag namelijk de praktijk in de meeste van die Vlaamse ziekenhuizen? Ziekenhuizen kunnen pas lid worden van de koepel, van ICURO, als zij het eens zijn met de strategie, namelijk de stop van de statutaire aanstellingen.
Er is trouwens bijna unanimiteit over het principe van de stop van de statutaire aanstellingen bij de Vlaamse ziekenhuizen, om de factuur in de toekomst niet verder te laten oplopen. Daarom kiezen zij er bewust voor om nieuwe medewerkers aan te stellen met een arbeidsovereenkomst. Dat stemt overeen met het principe “gelijk loon voor gelijk werk” en met de doelstelling de mobiliteit op onze arbeidsmarkt te verbeteren. De voorwaarde van de statutaire tewerkstelling gaat echter lijnrecht in tegen de praktijk in de meeste betrokken Vlaamse ziekenhuizen en legt een hypotheek op de betaalbaarheid van de pensioenen voor die ziekenhuizen in de toekomst.
Ik hoor hier geen voorstellen van oplossingen. Ik denk, bijvoorbeeld, aan het ter beschikking stellen van financiële middelen voor alle getroffen ziekenhuizen en niet enkel voor ziekenhuizen die de statutaire tewerkstelling minimaal in stand houden, zoals de regering heeft beslist. Ik denk bijvoorbeeld ook aan extra federaal geld voor een pensioenfonds.
Ik meen dat er andere opties zijn die veel minder aantrekkelijk zijn, bijvoorbeeld het verhogen van de gemeentebelasting. Dat is geen aantrekkelijk voorstel. Patiënten of artsen laten meebetalen, is ook geen optie. Ik hoor hier gewoon geen oplossingen. Als er geen oplossing is, dan zal, na de banken, waarschijnlijk een aantal ziekenhuizen in ons land in vereffening gaan.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het Maritiem Huis te Antwerpen" (nr. 11446)
07 Question de M. Kristof Waterschoot à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la Maison maritime à Anvers" (n° 11446)
07.01 Kristof Waterschoot (CD&V): Mevrouw de minister, eigenlijk is mijn vraag heel eenvoudig. In het verleden bestond er in Antwerpen voor de zeelieden ter koopvaardij een fantastische service: alle overheidsdiensten, die voor hen toestemmingen moesten afleveren of verantwoordelijk waren voor hun sociale zekerheid, zaten allemaal bij mekaar. Dat maakte het voor de zeelieden heel gemakkelijk om aan al hun verplichtingen te voldoen. Dat werd het Maritiem Huis genoemd, gevestigd in de Olijftakstraat.
Doordat al die instellingen los van mekaar beslissingen zijn gaan nemen inzake de huisvesting, is het concept van de gezamenlijke dienstverlening totaal verbrokkeld. Wij stellen vast dat het Fonds voor Arbeidsongevallen en de HVKZ wegtrekken. Ook de FOD Mobiliteit is een eigen leven gaan leiden. De nobele doelstellingen van destijds zijn volledig weggevallen.
Mijn vraag is heel eenvoudig. Hoe kijken de diensten hiernaar? Is het niet mogelijk om opnieuw te proberen te komen tot een centralisatieoefening met de verschillende departementen om de dienstverlening gecentraliseerd aan te bieden aan de 2 000 betrokkenen.
07.02 Minister Laurette Onkelinx: Het is inderdaad steeds de bedoeling geweest om zo veel mogelijk diensten die betrekking hebben op de zeevaart, samen te brengen in een gebouw, het Maritiem Huis aan de Olijftakstraat in Antwerpen. Ik kan mij niet uitspreken over de reden waarom de FOD Mobiliteit, dienst Scheepvaartcontrole, uit het gebouw is weggegaan.
Wat het Fonds voor Arbeidsongevallen of FAO betreft, er boden zich nog maar zeer weinig zeelieden persoonlijk aan de loketten aan. Het FAO behoudt een tweewekelijkse permanentie in het Maritiem Huis, zodat de dienstverlening ten aanzien van de zeevarenden verder verzekerd is.
Aangaande de HVKZ, de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, kan ik meedelen dat de zeelieden nog steeds in het Maritiem Huis terechtkunnen. Zoals u wellicht weet, werd enige tijd geleden overgegaan tot de integratie van de Pool der Zeelieden in de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden. Op die manier blijft ook de dienstverlening op het vlak van wachtgelden, ziekte- en invaliditeitsverzekering, sociale zekerheid en inschrijving op de poollijst behouden en verzekerd in het Maritiem Huis.
Wel is het gebouw aan de Olijftakstraat verouderd. Er moet ook worden nagegaan op welke manier de huisvesting van de verschillende diensten verbeterd kan worden. Die problematiek zal kunnen worden besproken tijdens de onderhandelingen over de volgende beheerscontracten 2012-2015 van de HVKZ.
07.03 Kristof Waterschoot (CD&V): Mevrouw de minister, wat u zegt, klopt inderdaad. Zelf heb ik ook al vernomen dat de diensten van de HVKZ volop aan het uitkijken zijn naar een nieuwe locatie.
U moet mijn vraag niet begrijpen als een vorm van kritiek, maar wel als volgt. De FOD Mobiliteit, dienst Scheepvaartcontrole, is naar nieuwe kantoren gegaan. Die dienst zit nu midden in een kantorencomplex in Berchem, met heel veel kantoren eromheen. In het licht van de herhuisvesting kan misschien gezocht worden naar ruimte in hetzelfde gebouw of daar in de buurt. Misschien is er daar ergens een opportuniteit. Daarom stel ik deze vraag. Ik hoop dat u die suggestie wilt meenemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.14 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.14 heures.