Commission des Relations extérieures |
Commissie
voor de Buitenlandse Betrekkingen |
du Mercredi 2 mai 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 2 mei 2012 Namiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.25 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Peter Luykx.
Le développement des questions et interpellations commence à 15.25 heures. La réunion est présidée par M. Peter Luykx.
De voorzitter: Collega’s, als er het tweede semester veel vragen komen, zullen wij wellicht extra commissievergaderingen mogen verwachten.
01 Échange de vues avec le vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur la situation en Syrie et questions jointes de
- Mme Els Demol au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la situation en Syrie" (n° 10306)
- M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la situation actuelle en Syrie et les options dont dispose actuellement la communauté internationale" (n° 11249)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les allégations relatives aux menaces et actes d'intimidation commis par des diplomates syriens basés à Bruxelles à l'égard des membres de l'opposition en exil" (n° 11346)
01 Gedachtewisseling met de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over de situatie in Syrië en samengevoegde vragen van
- mevrouw Els Demol aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de toestand in Syrië" (nr. 10306)
- de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de huidige situatie in Syrië en de opties waarover de internationale gemeenschap momenteel beschikt" (nr. 11249)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de beweringen met betrekking tot de bedreigingen en intimidatiepogingen vanwege in Brussel gestationeerde Syrische diplomaten ten aanzien van oppositieleden in ballingschap" (nr. 11346)
01.01 Minister Didier Reynders: Ik ben bereid om een inleiding te geven. Het Syriëdossier is immers een heel lang verhaal. Nadien zal ik op de vragen antwoorden.
De voorzitter: Collega’s die zich wensen aan te sluiten bij de vraagstellers, kunnen dat doen na de inleidende uiteenzetting van de minister.
01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijn uiteenzetting zal wat lang zijn, zij het niet te lang. Het betreft echter een erg groot dossier, dat de laatste maanden en zelfs het laatste jaar is geëvolueerd.
Na meer dan één jaar opstand in Syrië zijn de vooruitzichten op een oplossing voor het conflict in de nabije toekomst niet erg optimistisch. Ondanks enkele kleine tegemoetkomingen van het Syrische regime zijn de effectieve verbeteringen op het terrein immers heel minimaal. Ook de voorbije dagen gaan de militaire acties van het Syrische leger, inclusief bombardementen, door. Ook van een terugtrekking van het zware, militaire materieel uit de steden en dorpen is nog geen sprake.
In navolging van de opstand in Tunesië, Egypte en Lybië kwam ook de Syrische bevolking in maart 2011 in opstand tegen het repressieve regime van president Assad. De aanleiding was de arrestatie en mishandeling van enkele jongeren in de zuidelijke stad Daraa, die in graffitiboodschappen tegen president Assad hadden geprotesteerd.
In de weken en maanden daarna verspreidden het protest en de gewelddadige reactie van het regime zich over het hele land, met onder meer de stad Homs als het centrum van de dodelijke confrontaties tussen het regime en de oppositie.
Il est important de rappeler que les Syriens ne demandaient initialement pas le départ du président Assad mais souhaitaient seulement que des réformes politiques et économiques soient menées. Ces aspirations n'étaient que légitimes mais le régime n'a pas daigné y répondre de manière satisfaisante. Quelques réformes avaient certes été promises, mais elles n'étaient pas suffisamment profondes et surtout trop lentes.
Je ne parlerai pas ici du référendum constitutionnel organisé le 26 février dernier et des élections parlementaires prévues ce 7 mai.
À cela s'est bien sûr greffé une répression de plus en plus violente. Une fois le point de non-retour atteint, le régime Assad s'enfonçant dans une logique que l'on ne peut qualifier que de barbare contre sa population, l'opposition a réclamé le départ du président. La répression et la violence du régime ont fait plus de 10 000 morts. On peut difficilement dénombrer le nombre exact de victimes, sans parler des blessés et des personnes détenues arbitrairement.
Depuis ma prise de fonction comme ministre des Affaires étrangères, le dossier syrien a sans doute été celui qui a figuré au sommet de l'agenda international. J'ai participé à de nombreuses réunions et discussions et ce thème a figuré à l'agenda de beaucoup de rencontres bilatérales.
Je me suis personnellement engagé et je confirme mon intention de poursuivre en ce sens. Avant de donner un aperçu thématique du dossier syrien, je voudrais rappeler très brièvement la particularité de la Syrie.
Le pays est dirigé par des Alaouites, branche chiite qui ne représente que 12 % de la population syrienne qui est à 70 % sunnite. Le reste de la population est composé de minorités: chrétienne (10 %), chiite, kurde, druze.
Le pays fait partie de ce que le roi Abdallah II de Jordanie a décrit comme l'arc chiite allant de l'Iran au Liban en passant par l'Irak. La dimension religieuse entre sunnites et chiites ne peut être ignorée dans le dossier syrien.
C'est un facteur qui ne facilite pas une sortie simple et rapide de la crise. Les réformes indispensables vont certainement modifier les équilibres internes mais sans doute également les rapports de force régionaux. Ceci peut expliquer pourquoi certaines choses se passent ou ne se passent pas.
De Europese Unie heeft kort na het begin van de opstand het geweld van het Syrische regime veroordeeld en opgeroepen tot daadwerkelijke hervormingen, zoals die door de Syrische bevolking worden gevraagd. Om de druk op het regime op te voeren, heeft de Europese Unie een uitgebreid sanctieregime ingesteld. Gezien het gebrek aan beleidsverandering, heeft de EU samen met de VS in augustus 2011 president Assad gevraagd een stap opzij te zetten.
Sinds mei 2011 werd er al over 14 ronden van sancties beslist, die onder meer de leden van het Syrische regime beperken in hun reismogelijkheden en hun tegoeden bevriezen. Ook organisaties en instellingen die het Syrische regime steunen, werden op de sanctielijst geplaatst. De Europese Unie heeft de samenwerking met Syrië in het kader van het associatieakkoord stopgezet en de betalingen van de Europese Investeringsbank aan banden gelegd. Daarnaast heeft de Europese Unie een verbod op de export van wapens ingesteld en materiaal dat voor de repressie kan worden gebruikt, verboden. Voorts werden onder meer een olie-embargo – olie is een belangrijke bron van inkomsten voor het Assadregime –, beperkingen op financiële transacties en een verbod op handel in edele metalen en luxegoederen ingesteld.
Op politiek vlak heeft de EU de inspanningen van de Arabische Liga gesteund en gepleit voor een behandeling door de VN-Veiligheidsraad. Steun aan de regionale initiatieven is inderdaad de beste manier om tot een duurzame oplossing te kunnen komen. Het was duidelijk dat de Arabische Liga in het begin van de opstanden in de Arabische wereld moeite had om gepast te reageren op de eisen van de Arabische bevolking. Ook in het geval van Syrië was de verdeeldheid in de Arabische Liga aanvankelijk veeleer groot. Toch is de organisatie stap voor stap geëvolueerd naar een meer slagkrachtige groep landen, die erin slaagt ook duidelijke standpunten in te nemen. De rol van Nabil Elaraby, de secretaris-generaal van de Arabische Liga, was bepalend. Tijdens mijn ontmoeting met hem in maart heb ik hem trouwens kunnen feliciteren voor zijn leiderschap. De rol van de soennitische monarchieën van Qatar en Saoedi-Arabië was ook belangrijk.
De Arabische Liga heeft beslist het lidmaatschap van Syrië te schorsen. Uiteindelijk werd ook beslist sancties tegen het Syrische regime in te stellen. Door de aanneming van verschillende resoluties werd een politiek transitieplan afgesproken. Dat plan voorziet in een politieke transitie geleid door de Syriërs, die moet leiden tot een nieuwe Staat. De waarnemingsmissie van de Arabische Liga heeft niet tot de gehoopte doorbraak kunnen leiden.
Het gebrek aan medewerking van het regime en aan ervaring en voorbereiding van de Arabische Liga heeft geleid tot de terugtrekking van de missie. De inspanningen en maatregelen van de Arabische Liga blijven de basis voor internationale actie.
Vu le manque d'initiatives concrètes au niveau du Conseil de sécurité à la suite du veto de la Russie et de la Chine, un groupe de like-minded s'est formé, réunissant les amis du peuple syrien. Environ 80 pays et organisations internationales en font partie, dont l'Union européenne. J'ai personnellement participé activement aux deux réunions organisées au niveau des ministres des Affaires étrangères: la première à Tunis, le 24 février, et la deuxième à Istanbul, le 1er avril dernier. L'objectif est de discuter de la situation de la Syrie et de prendre d'éventuelles mesures communes. Il est clair que ces réunions ont mené à accroître la pression internationale sur le régime syrien. La prochaine réunion est prévue en France, sans encore qu'une date précise ne soit fixée.
Pour rendre les décisions plus concrètes, des groupes de travail ont été mis en place. J'ai demandé à mon département de participer activement à ces initiatives. Une première réunion du groupe "sanctions" a été organisée à Paris le 17 avril. L'objectif est de partager nos expériences en matière de sanctions afin d'arriver à une meilleure mise en œuvre des mesures décidées. Les pays de la Ligue arabe ont adopté des mesures mais leur mise en œuvre n'est pas optimale. Les échanges permettent d'accroître l'efficacité des sanctions et donc leur impact.
Comme je l'ai dit, l'Union européenne, comme les États-Unis, a fortement progressé sur le sujet. Nous tentons de convaincre les pays membres de la Ligue arabe d'aller dans le même sens, même si l'on peut comprendre parfois les difficultés ou réticences en la matière.
Un autre groupe initié par l'Allemagne et les Émirats arabes unis se penche sur la reconstruction et le développement économique pour l'après-Assad. Une réunion préparatoire a eu lieu à Berlin le 26 avril avant la première réunion à Abu Dhabi le 24 mai. L'objectif est de se pencher sur les mesures que la communauté internationale peut prendre en concertation avec l'opposition syrienne pour redresser l'économie syrienne après le départ d'Assad.
C'est dans ce contexte que j'étais intervenu au nom du Benelux à la réunion des Amis du peuple syrien à Istanbul pour prendre des mesures favorisant les défections au sein du régime syrien. Des perspectives doivent être données à ceux qui souhaiteraient franchir ce pas. Les défections restent actuellement trop peu nombreuses mais, pour utiliser un euphémisme, je dirais qu'elles sont bien entendu également dues aux mesures de rétorsion du régime en place.
In dit dossier hebben de Verenigde Naties het moeilijk gehad om eensgezind te reageren. De bijzondere relatie van Rusland met zijn bondgenoot in het Midden-Oosten is daar niet vreemd aan. Ook China heeft tot twee keer toe samen met Rusland een resolutie van de Veiligheidsraad geblokkeerd met een veto.
Tot enkele weken geleden was een presidentiële verklaring van de VN-Veiligheidsraad het hoogste haalbare compromis, maar gelet op de beperkte juridische waarde ervan, was de boodschap ten aanzien van het Syrische regime niet sterk genoeg.
Door gebrek aan actie in de Veiligheidsraad hebben andere VN-organen resoluties aangenomen. De Mensenrechtenraad heeft in drie spoedzittingen vier resoluties met toenemende steun aangenomen, die hebben geleid tot de instelling van een onderzoekscommissie. Voorts waren er de Uitvoerende Raad van de Unesco, de derde commissie van de Algemene Vergadering Mensenrechten en de Algemene Vergadering zelf.
België heeft een actieve rol gespeeld in het aannemen van al die resoluties. Een sleutelresolutie was de resolutie die op 16 februari door de Algemene Vergadering met een heel brede meerderheid – 137 stemmen voor, 12 tegen en 17 onthoudingen – werd aangenomen.
De tekst betuigt steun aan de inspanningen van de Arabische Liga, met de vraag aan de secretaris-generaal om samen met de Arabische Liga een speciaal gezant aan te stellen.
De benoeming van Kofi Annan als gezamenlijk speciaal gezant heeft een nieuwe dynamiek gecreëerd, die heeft geleid tot actie in de Veiligheidsraad, eerst met een presidentiële verklaring om het zespuntenplan van Kofi Annan goed te keuren, dan om een waarnemingsmissie te lanceren.
Het zespuntenplan bevat de volgende elementen: ten eerste, politieke dialoog tussen het regime en de oppositie; ten tweede, einde van het geweld en terugtrekking militair materieel; ten derde, toegang humanitaire organisaties; ten vierde, vrijlating van gevangenen; ten vijfde, vrije toegang van de pers en, ten zesde, respect voor de vrijheid om te betogen.
Op 14 april heeft de VN-Veiligheidsraad unaniem resolutie 2042 goedgekeurd, die een observatiemissie van de Verenigde Naties naar Syrië mogelijk moet maken. De resolutie werd op 21 april nog aangevuld met resolutie 2043, waardoor de waarnemingsmissie kan worden uitgebreid naar 300 waarnemers.
De officiële naam van de missie, toegelaten voor een periode van 90 dagen, is UNSMIS, United Nations Supervision Mission in Syria.
Le déploiement actuel est cependant très difficile, surtout à cause du manque de coopération du régime syrien. Les chars n'ont pas été retirés des centres urbains. Et, surtout, le cessez-le-feu qui devait entrer en vigueur le 12 avril dernier et être constaté par les observateurs n'est pas respecté. Si la violence a diminué en intensité depuis, de nombreux civils continuent d'être tués. Il est essentiel que la mission puisse se poursuivre en toute liberté et dans de bonnes conditions de sécurité, de sorte qu'elle puisse agir efficacement. Ces derniers jours ont montré que la violence cessait quand les observateurs étaient dans le voisinage, mais qu'elle reprenait quand ils l'avaient quitté
Au 1er mai, il y avait vingt-quatre observateurs militaires sur le terrain à Damas, Deraa, Hama, Homs et Idlib sous la direction du Norvégien Robert Mood. C'est clairement insuffisant. D'ici la fin du mois de mai, une centaine d'observateurs y seront envoyés. J'espère que le rythme de déploiement pourra être accéléré, car le temps presse.
La mission d'observation n'est qu'une partie du plan en six points de Kofi Annan. Malgré le scepticisme quant aux chances de réussite de cette mission, celle-ci reste la seule chance réaliste de trouver une solution diplomatique au conflit syrien. J'avoue mon pessimisme vu l'attitude bornée du régime, mais toute la communauté internationale doit mettre la pression maximale pour donner une chance à ce plan.
Notre soutien à la mission de Kofi Annan est donc fondamental si l'on veut éviter une véritable guerre civile. Je souhaite donc insister sur le fait que le plan comprend six points et que la mission d'observation n'en constitue qu'un des volets pour garantir le cessez-le-feu et permettre de faciliter le recours aux autres mesures. J'y reviendrai dans ma conclusion.
Net zoals de Syrische maatschappij bevat ook de Syrische oppositie een brede waaier van politieke stromingen en overtuigingen. De oppositie blijft verdeeld. Het is dan ook moeilijk om zich achter een aantal gezamenlijke principes te scharen.
Toen ik de twee belangrijkste oppositiegroepen, de Syrian National Council en het National Coordination Committee, ontmoette, heb ik opgeroepen om blijvend werk te maken van een gezamenlijk platform van de Syrische oppositie. Alleen op die manier kan men daadwerkelijk een alternatief voor het post-Assadtijdperk bieden.
Een akkoord dat eind december tussen SNC en NCC werd bereikt, kon uiteindelijk toch niet op de goedkeuring van de achterban van SNC rekenen.
Ook heeft de Arabische Liga al een aantal pogingen gedaan om de belangrijkste oppositiegroepen dichter bij elkaar te brengen.
Een bijeenkomst op 26 en 27 maart in Istanboel heeft een gezamenlijke tekst opgeleverd. Die tekst beschouwt SNC als de koepel van alle oppositiegroepen, wat ook wordt hernomen in de conclusies van de Istanboelconferentie van 1 april, maar men pleit daarnaast voor alle mogelijke steun, inclusief wapens, aan het Free Syrian Army. Dat laatste kan problematisch zijn, want een verdere militarisering van het conflict speelt in de kaart van het regime, dat beweert een opstand van terroristen te moeten onderdrukken.
Belangrijke oppositiegroepen zoals NCC, CNC en Building The Syrian State bleven afwezig van de bijeenkomst in Istanboel.
Persoonlijk ben ik geen voorstander van de bewapening van de oppositie in de huidige omstandigheden.
SNC blijft hoe dan ook de oppositiebeweging met de meeste internationale steun en weerklank. Er is duidelijk vooruitgang, maar er is nog werk aan de winkel om een echt oppositiefront te kunnen vormen, waarin de verschillende etnische en religieuze groepen, waaronder de Koerden en de christenen, zich terug kunnen vinden.
Het is ook essentieel dat de oppositie op de volle steun en het vertrouwen van de Syriërs binnen Syrië kunnen rekenen. Wij kunnen het inderdaad betreuren dat de oppositie nog te veel door de diaspora wordt geleid.
Er is nog geen sprake van een officiële erkenning, zoals het geval was in Libië met de National Transitional Council. In dit stadium wordt SNC beschouwd als een legitieme vertegenwoordiger van alle Syriërs en de koepelorganisatie waaronder de Syrische oppositiegroepen bijeenkomen.
Het is ook de leidende gesprekspartner van de oppositie voor de internationale gemeenschap. Het is dus een legitieme vertegenwoordiger maar niet dé legitieme vertegenwoordiger.
De humanitaire situatie in Syrië verschilt van stad tot stad en zelfs van wijk tot wijk. Hoe dan ook, de situatie in sommige delen van het land is uiterst precair. De VN spreekt van meer dan 1 miljoen mensen in nood en minstens 200 000 Syriërs die binnen Syrië voor het geweld op de vlucht zijn. Daarnaast worden meer dan tienduizenden Syriërs opgevangen in de buurlanden en dat aantal steeg de voorbije dagen nog.
Tijdens mijn recente gesprekken met de Turkse, Jordaanse en Libanese partners heb ik kunnen vaststellen dat de bezorgdheid toeneemt. Dat is natuurlijk begrijpelijk, niet alleen wegens het aantal vluchtelingen, meer dan 25 000 in Turkije, 16 000 ingeschreven in Libanon – in werkelijkheid liggen de cijfers echter hoger –, maar ook wegens de spanningen en de gevolgen in hun landen. De Libanese premier, die ik verleden week heb ontmoet, was duidelijk zeer bezorgd en vroeg steun om vluchtelingen in derde landen te kunnen ontvangen.
Op het humanitaire forum in Genève is op 20 april een responsplan van zes maanden voorgesteld. Maar de samenwerking met de Syrische autoriteiten is ver van zeker. De nodige toegang tot de getroffen gebieden is essentieel om de hulp te kunnen leveren.
Côté belge, mon collègue le ministre Paul Magnette a décidé de réserver un montant de 2 millions d'euros afin que la Belgique soit prête à apporter une aide supplémentaire pour venir en aide aux victimes des violences. Ce montant vient s'ajouter au financement annuel alloué par la Belgique aux acteurs humanitaires et aux fonds d'urgence flexibles.
L'accès reste actuellement la priorité numéro 1. Ici aussi, la coopération du régime fait cruellement défaut, alors que l'accès et l'assistance humanitaires font partie du plan Annan, accepté par le régime Assad. Je regrette fortement les difficultés d'accès au territoire auxquelles sont confrontés les acteurs humanitaires. Elles ne leur permettent pas d'être pleinement opérationnels.
C'est dans le cadre de cette situation intolérable que j'ai, à plusieurs reprises, mentionné la possibilité d'envisager d'autres options, comme des couloirs humanitaires ou des zones sécurisées aux frontières. D'autres collègues, français et turcs par exemple, l'ont également fait.
Pour être clair, je tiens au respect des principes humanitaires. L'aide humanitaire doit, en effet, être neutre, indépendante et impartiale. Toutefois, comme le prévoit le droit international et les principes humanitaires, la mobilisation de moyens militaires est possible sous certaines conditions. J'espère que l'on ne devra pas en arriver là, mais on ne peut tolérer un statu quo qui limite l'accès humanitaire alors que la situation et la souffrance de la population innocente s'aggravent.
Si la situation n'évolue pas comme demandé par la communauté internationale et comme prétendument accepté par le régime, il faudra donc envisager d'autres options. Les Nations unies, et particulièrement le Conseil de sécurité devront prendre leurs responsabilités et décider des mesures qui s'imposent.
Op 29 maart jongstleden heb ik de Ministerraad ervan op de hoogte gebracht om de Belgische ambassade in de Syrische hoofdstad Damascus tijdelijk te sluiten en de diplomatieke relaties tussen België en Syrië aan te passen tot het niveau van een zaakgelastigde. Die beslissing ging onmiddellijk in. De beslissing omtrent de tijdelijke sluiting van de Belgische ambassade in Syrië werd genomen wegens de verslechterende veiligheidssituatie in Damascus. Daarbij kwam ook de verlaging van de diplomatieke relaties uit protest tegen het voortdurende geweld van de Syrische autoriteit tegen de eigen bevolking.
De Belgische ambassadeur werd onmiddellijk naar Brussel teruggeroepen. Een Belgische diplomaat werd aangesteld als tijdelijk zaakgelastigde. Die werkt in de gebouwen van de Vertegenwoordiging van de Europese Unie in Damascus. Het ambassadegebouw is tijdelijk gesloten, maar blijft permanent bewaakt. Het lokale personeel blijft momenteel thuis. De Belgische gemeenschap in Syrië telt een 420-tal geregistreerde landgenoten, meestal met de dubbele nationaliteit. De consulaire dienst aan de Belgen wordt voortaan vanuit onze ambassade in Amman verleend. De zaakgelastigde in Damascus kan eventueel bijstaan, indien nodig.
Voici quelques conclusions, monsieur le président, chers collègues. Ce survol des différents volets du dossier permet de mettre en exergue la complexité de la crise syrienne. Je regrette qu'une solution n'ait pas encore pu être trouvée, dans l'intérêt de la population syrienne et dans celui de la région tout entière. Je puis vous assurer de mon engagement personnel et de toute ma détermination de poursuivre le travail diplomatique, avec nos partenaires européens, arabes et les Nations unies. Les instructions données à mon département sont très claires en ce sens.
La priorité actuelle doit aller au soutien total à la mission de Kofi Annan et à la mission d'observation. Parallèlement, nous devons continuer à accroître la pression sur le régime Assad. Ceci passe par le renforcement des sanctions et l'isolement diplomatique sur la scène internationale.
En ce qui concerne les sanctions, je n'ai cessé depuis le début de mon mandat de plaider pour prendre des mesures fortes. Outre le message politique donné, je constate que les sanctions font mal, et que le régime en souffre. Ceci devrait mener, je l'espère, à des défections, qui pourraient alors mener à l'effondrement plus ou moins rapide du système Assad. Les hommes d'affaires occupent, à cet égard, une place critique. Avec une économie en déclin et une chute libre des réserves de devises, la majorité encore silencieuse ou qui soutient le régime doit être assurée que le futur leur sera plus prometteur que la situation actuelle, d'où les travaux menés sous la présidence allemande pour la reconstruction dans la période post-Assad.
Sur le plan de l'isolement international de Damas, je me félicite qu'un nombre croissant de pays aux Nations unies soutiennent les résolutions, que ce soit au Conseil des droits de l'homme ou à l'Assemblée générale. Même au Conseil de sécurité, la Russie et la Chine sont engagées dans ce processus. Moscou soutient en effet le plan Annan. Le fait que la Russie ait rédigé le projet de résolution pour le déploiement de la mission d'observation, la résolution 2043, est significatif à cet égard. La complaisance n'est cependant pas de mise, car les agendas des uns et des autres ne sont pas nécessairement les mêmes.
Si nous constatons que la situation n'évolue pas sur le terrain et que le régime continue de recourir à des manœuvres dilatoires pour tenter de gagner du temps et maintenir le statu quo, il faudra envisager d'autres mesures. Comme je l'ai déjà dit, le point de non-retour a été dépassé à mes yeux par le régime qui a choisi le chemin de la barbarie. Les prochaines semaines seront capitales, surtout une fois que la mission d'observation sera véritablement opérationnelle. Le rapport de Kofi Annan au Conseil de sécurité, le 8 mai prochain, sera déjà un moment de vérité. J'aurai l'occasion de faire le point avec mes collègues européens, et dans le cas du groupe des Amis du peuple syrien, nous devrons alors être prêts à prendre d'autres décisions si nous devions constater l'échec de la mission de Kofi Annan. J'insiste sur le fait que ce n'est pas encore le cas et j'espère que l'on ne devra pas y arriver. Nos partenaires européens et américains au Conseil de sécurité ont déjà donné des signaux que les choses devaient évoluer. Si nécessaire, j'espère que le Conseil de sécurité saura alors rapidement prendre les mesures qui s'imposent.
À l'occasion de tous nos contacts avec des partenaires, sur le plan bilatéral, nous revenons sur le sujet.
Hier encore, à son arrivée à Bruxelles, j'ai reçu le vice-premier ministre chinois. Je lui ai reparlé de la situation syrienne et il m'a confirmé la volonté du gouvernement chinois de soutenir le plan de Kofi Annan. J'ai insisté sur les pressions à exercer auprès du président Bachar el-Assad et de son régime pour aboutir à une application intégrale du plan de Kofi Annan et pas seulement à l'envoi d'une mission d'observation.
Je répète donc que les prochaines semaines seront décisives en la matière.
Monsieur le président, voilà ce que je pouvais vous dire en introduction. J'ai été un peu long, mais j'estimais que le sujet méritait de parcourir l'ensemble de ses divers aspects.
De voorzitter: Ik dank u mijnheer de minister.
Collega’s, het was inderdaad een vrij uitvoerige inleiding, maar het dossier is ook uitgebreid, zoals de minister opmerkte.
Wat de orde van de werkzaamheden betreft, tot nu toe hebben drie sprekers zich ingeschreven. Ik vermoed dat er nog een aantal vragen volgt. Andere sprekers kunnen hier dus bij aansluiten.
In de inleiding zijn al heel wat antwoorden aan bod gekomen. Ik begrijp natuurlijk dat de betrokken commissieleden hun vragen willen stellen, maar laten we niet te uitvoerig ingaan op vragen die reeds beantwoord werden.
01.03 Els Demol (N-VA): Mijnheer de minister, u hebt inderdaad al een antwoord gegeven op een heleboel vragen, die ik nog had. Mijn vraag was al op 12 maart 2012 ingediend. Er is ondertussen al heel veel gebeurd. Niettemin wil ik nog een en ander vragen.
Vandaag zijn er nauwelijks vierentwintig waarnemers op het veld aanwezig van de driehonderd, die er tegen eind mei 2012 zouden moeten komen. Ik hoor ook dat zulks komt, omdat de Syrische overheid weigert een deel van de vrijwilligers aan de missie in kwestie een visum uit te reiken. De betrokken vrijwilligers zouden immers behoren tot een van de staten die van de Vrienden van Syrië deel uitmaken.
Wij behoren ook tot de Vrienden van Syrië. Zijn er bij uw weten Belgische vrijwilligers die zich voor de genoemde missie al hebben aangemeld? Hebben zij een visum gekregen of maken zij een kans om een visum te krijgen? Wat kunnen wij aan de situatie nog doen?
Ik heb ook nog een vraag over Frankrijk. Ik weet dat u binnenkort met alle landen van de Europese Unie samen zult zitten. Frankrijk bepleit een vrij sterk, militair ingrijpen. Is zulks met de ministers van Buitenlandse Zaken tijdens de Europese Raad al eens besproken? Zal het punt op de agenda staan of moeten wij het enkel maar klasseren bij de electorale praat, die op dit ogenblik wordt verkondigd en bij het zichzelf op de borst roffelen in Frankrijk voor de verkiezingen?
Bent u van mening dat het mandaat, dat voor de missie op 21 juli 2012 verstrijkt, sowieso zal moeten worden verlengd? Zult u de verlenging daarentegen laten afhangen van het verslag van Kofi Annan, dat op 8 mei 2012 zal worden uitgebracht?
Het is, mijns inziens, aangewezen om het mandaat te verlengen. Het hangt natuurlijk af van wat de betrokkenen kunnen doen.
Bovendien weten wij dat de waarnemers, die ongewapend zijn, op dit ogenblik niet alleen moeten waarnemen. Zij moeten ook aan vredesopbouw doen, wat ook van hen wordt verwacht. Er zijn zo weinig waarnemers, dat het denkelijk vrij moeilijk en sowieso bijna onmogelijk is om aan vredesopbouw te doen.
Hoe zou het er in de praktijk echter aan toe moeten gaan, indien zij aan vredesopbouw moeten doen? Hoe moet een en ander gebeuren?
Ik hoorde ook stellen dat, indien de waarnemers en vredesopbouwers effectief resultaten willen boeken, er in Syrië 3 000 in plaats van 300 waarnemers aanwezig zouden moeten zijn.
Zou voor die vrijwilligers en waarnemers niet in bijkomende mogelijkheden moeten worden voorzien? Ik hoor bijvoorbeeld het volgende. Zij zijn met weinig, maar af en toe moeten zij zich snel kunnen verplaatsen. Het Syrisiche regime geeft echter geen toestemming om bijvoorbeeld helikopters in te zetten voor de verplaatsingen van de waarnemers. Wij zouden mogen benadrukken dat dat nochtans nodig is.
Wat betreft de sancties die door de Europese Unie en door de Verenigde Naties werden afgekondigd, zijn hier in België alle sancties ook effectief in werking gesteld?
U hebt al ruim geantwoord op mijn vragen over de Arabische Liga.
Ik heb nog een vraag over de meer menselijke kant van het hele verhaal. Men wil de druk op president Assad verhogen. Welnu, enkele weken geleden is er een open brief geschreven aan mevrouw Assad. Ik zou graag weten of u daarvan op de hoogte bent.
We weten ondertussen allemaal wat vrouwenrechten in dat soort landen inhouden denk ik. Hebt u enige invloed gemerkt van die brief op de president?
Ten slotte, steunt u ook de vraag van Human Rights Watch om de in Syrië begane oorlogsmisdaden – dat zijn het toch wel – te verwijzen naar het Internationaal Strafhof?
01.04 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, hartelijk dank voor het overzicht.
Ik zal niet al mijn vragen overlopen. Ik wil focussen op enkele van uw uitspraken.
Het eerste punt baart mij een beetje zorgen. Vandaag staan er in de internationale media heel wat berichten over het stijgend aantal zelfmoordaanslagen in Syrië, ook tegen het regime. Het is helemaal onduidelijk wie of wat erachter zit en hoe een en ander georganiseerd is. Dat geeft mij het onaangenaam gevoel dat het risico bestaat dat heel die situatie afglijdt naar een nieuw Irak of een nieuw Afghanistan. Ik snijd heel veel hoeken af en ga nu even doelbewust kort door de bocht, maar ik vrees dat wij daarnaar misschien toch onderweg zijn.
Zopas hoor ik u zeggen dat we wel eens zullen zien wat Kofi Annan op 8 mei in zijn rapport brengt en dat we nadien moeten denken over “autres mesures”. Ik had dan wel graag van u geweten welke “autres mesures” u bedoelt. Zit u dan persoonlijk op wat voorzichtig als de Franse lijn geïdentificeerd kan worden, of begrijp ik u verkeerd?
Het tweede punt waar ik nog verder op wil ingaan, is de rol van Qatar en Saoedi-Arabië, die voor de bewapening van de oppositie pleiten. Over welke oppositie gaat het dan? Dat staat tegenover de rol van China en Rusland.
Als het mogelijk is in een Europese context, dan denk ik dat wij best krachtiger het volgende stellen. Er is niet een welbepaalde oppositie, maar wel zijn er oppositiegroepen. Bij gebrek aan coördinatie moeten wij stellen dat die bewapening geen goed idee is. Zelfs als het georganiseerd is, hebben wij bijvoorbeeld in Libië en de ruime regio daarrond gezien wat ervan komt. Ook vandaag zien wij er nog gevolgen van, die helemaal niet wenselijk zijn.
Ten derde, zolang er een soort burgeroorlog aankomt en het leger en het regime niet echt bewegen, zijn er dan geen mogelijkheden om vanuit de internationale gemeenschap het leger te waarschuwen dat men internationale vervolging riskeert als men het regime blijft steunen? Dat signaal toevoegen aan het debat op internationaal niveau lijkt mij geen slecht idee.
Tot slot ga ik nog even in op de 2 miljoen euro, die de Belgische minister van Ontwikkelingssamenwerking vrijmaakt. Dat is een mooie geste. Ik heb daar niets tegen; ik vind het zelfs heel goed dat men daarvoor 2 miljoen euro voorziet. Hoe zullen we dat geld echter in godsnaam ter plaatse krijgen? Ik had graag van u gehoord of u misschien een mirakeloplossing hebt om met die 2 miljoen euro in praktijk iets te doen. Spreekt u daar eigenlijk niet voor de galerijen?
01.05 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour cet exposé détaillé sur le conflit syrien.
Mon impression est que l'ambiance a changé depuis le début de l'année. En effet, suite à l'évolution de la situation politique dans d'autres pays qui ont connu des révolutions, comme en Égypte ou en Libye, l'Europe est aujourd'hui face à une difficulté: il s'agit d'arrêter absolument ce bain de sang en Syrie, mais certainement ne pas propulser comme alternative une opposition en train de se radicaliser de plus en plus à la faveur d'une instrumentalisation régionale. C'est la difficile équation à laquelle l'Europe doit faire face.
Certains pensent que nous sommes déjà dans une régionalisation du conflit. Des armements proviennent déjà des pays voisins et le risque d'une dégradation du conflit existe d'ores et déjà. Nous ne savons plus très bien, en cas de chute et d'écartement du régime de Bachar el-Assad, ce qui prendra sa place. L'équation est difficile.
Je comprends les hésitations, les difficultés et les problèmes importants que nous rencontrons actuellement. C'est pourquoi j'aurais voulu connaître votre sentiment sur les options qui seront discutées le 8 mai prochain au Conseil de sécurité. Comme vous l'avez souligné, nous souhaitons tous la réussite du plan Kofi Annan, mais, en même temps, nous voyons que sa mise en place est délicate et difficile pour l'instant.
Nous percevons à peine une diminution de la violence. Il est question de plus de 300 morts depuis la mise en place de ce plan et du soi-disant cessez-le-feu. En réalité, le niveau de violence est quasiment identique. Cette violence concerne aujourd'hui le gouvernement, mais aussi certaines factions radicales, notamment instrumentalisées par Al-Qaïda.
J'entends bien que vous conservez les positions que vous défendez depuis un certain temps. Elles me paraissent légitimes.
Entre autres, vous dites refuser l'armement. À ce sujet, j'aurais voulu vous entendre sur ce que doit faire la Belgique en matière de livraison d'armes à la région. J'entends que certaines commandes sont en suspens, notamment pour l'Arabie saoudite.
Avez-vous un avis clair sur ce qu'il faut conseiller aux Régions, compétentes en cette matière, quant aux livraisons d'armes à la région? Nous savons qu'énormément d'armes y sont en circulation. À votre connaissance, des armes belges circulent-elles déjà sur le théâtre de ces opérations?
Je crois que la Libye a essayé de livrer des armes à travers le Liban. Certaines d'entre elles sont-elles d'origine belge? À ce point de vue, nous devons avoir une position claire.
En ce qui concerne les déclarations de Mme Clinton, qui a dit que si le plan Kofi Annan n'aboutissait pas, il faudrait avoir une résolution sous chapitre 7, je ne sais pas ce qu'il faut entendre précisément par-là. Il aurait été intéressant de connaître votre avis sur cette question. Quand on parle de chapitre 7, on envisage de permettre l'utilisation de la force. Y a-t-il là des implications concrètes? Un texte circule-t-il déjà dans ce cadre?
Ma question initiale concernait la question des diplomates syriens à Bruxelles. Si je suis bien informé, ces diplomates disposent d'une protection de la part de la Belgique car ils auraient été menacés. Dans le même temps, selon une série de rapports, ils sont soupçonnés d'être eux-mêmes à l'origine de menaces, de harcèlements voire de violences à l'égard de la communauté syrienne en Belgique. De quelles informations disposez-vous? J'entends bien qu'il faut rester discret pour ne pas mettre des ressortissants syriens en péril. Néanmoins, confirmez-vous l'existence d'agissements, de harcèlements et de menaces de diplomates syriens à l'égard de leurs ressortissants? Dans l'affirmative, envisagez-vous de prendre une initiative?
Je rejoins les questions concernant la présence d'observateurs belges et européens sur le sol syrien ainsi que sur le rôle précis que peut jouer une poignée d'hommes. Avez-vous des informations concernant le travail déjà réalisé par ces observateurs?
01.06 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik zeg het open en bloot: de actie van onze minister is positief. Ik steun dat met onze fractie. Ik heb met genegenheid gehoord dat ook andere collega’s in die richting denken.
We hebben zoals alle collega’s bezorgdheid over Syrië. Mijn fractievoorzitter en ikzelf hebben daar respectievelijk een en twee vragen over gesteld in plenaire vergadering.
Ik sta wel wat perplex bij een aantal belangrijke elementen die mij opvallen. Eerst en vooral is er de diaspora. Er zijn driemaal meer Syriërs buiten Syrië dan in Syrië. Is daar een beïnvloeding van de politiek? Ik kijk niet naar Israël of naar Washington, maar is er invloed van de diaspora van Syriërs in bijvoorbeeld de Amerikaanse of de Franse politiek op momenten waarop die landen het niet makkelijk hebben met interne politieke problemen? Speelt die een rol in het globaliseren, naar het Westen, van dat dramatisch probleem?
Ten tweede, tenzij ik niet goed heb geluisterd, heb ik noch Al Qaida noch Iran horen vermelden. Zeker en vast spelen zij of kunnen zij een belangrijke rol spelen in wat daar gebeurt. De minister heeft terecht gezegd dat er 12 % alawieten, 70 % soennieten en 10 % sjiieten zijn. Ik heb dat allemaal genoteerd. Dat begint een internationaal probleem te worden, dat nog niet naar ons land is geëxporteerd, maar dat kan op een dag nog komen. Het is complexer dan we ons kunnen inbeelden. De barbarismen van de minderheid, die zich bijna met de rug tegen de muur voelt staan en ten allen prijze aan de macht wil blijven, zijn te veroordelen. Bij de hoorzittingen hebben wij een aantal standpunten gehoord van specialisten hier en wordt men gewaar hoe complex het probleem is en hoe men verontrust is over de gevolgen van een eventueel ingrijpen aldaar, hoezeer wij dat ook genegen kunnen zijn.
Monsieur Dallemagne, vous avez évoqué les livraisons d'armes dans cette région. Personnellement, je me souviens très bien d'une interpellation sur l'exportation d'armes à destination du Népal. Nous avons alors rapidement débarrassé le gouvernement fédéral de ce problème. À un moment donné, il faut réfléchir à la diplomatie. L'intervention du gouvernement belge ne doit-elle pas être davantage coordonnée avec les pouvoirs régionaux?
Ik wil zelfs verder gaan, ik zou wat meer rechten willen geven. Het gaat dan niet om vetorecht, want dat is delicaat. De enen streven economische belangen na, die zeer pertinent zijn – ik weet wat OIP betekent, wat BARCO betekent en wat FN betekent – maar we moeten niet steeds met de handen op de rug gebonden naar onderhandelingen gaan. Misschien kan er een betere coördinatie komen. Voor mij mag dat ook meer zijn dan coördinatie.
01.07 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zal het kort houden. Om iedereen wakker te schudden, zal ik enigszins provocatief beginnen. Gelukkig waren er de Russen en de Chinezen, die in de Veiligheidsraad belet hebben dat we er onder druk van een aantal voortvarende landen – ik zal maar geen namen noemen – in gevlogen zijn. Het moment is gekomen waarop wij ons in het Westen en vooral in Europa vragen moeten beginnen te stellen over de manier waarop we landen met dictators, die we in het belang van het volk en de vrijheid en uit respect voor de democratische rechten liefst zo snel mogelijk zien verdwijnen, benaderen.
Wij hebben ons lesje nog niet geleerd. We hebben nochtans Irak en Libië gehad. Het zou misschien goed zijn om ons in onze commissie eens te buigen over wat er in Libië allemaal gebeurt. Het land is totaal verscheurd door zwaargewapende milities, met een totaal gebrek aan politieke eenheid tussen het oosten en het westen.
Welke onzin is er allemaal uitgekraamd? Ik zal geen landen noemen, maar ik ken een minister van Buitenlandse Zaken van een land hier niet ver vandaan, die op de televisie ferm kwam vertellen dat Assad weg moet. Collega’s, iedereen die de situatie op het terrein kent, weet dat men Assad niet weg krijgt. Dat is helaas zo. Hij heeft nog te veel steun in het land en daarenboven trekt hij zich van alle sancties van de internationale gemeenschap niets aan. Hij gaat er met de vuile voeten door. Mijn maag keert ook om als ik dat zie. Ik hoop dat men niet zo naïef is te geloven dat men die man op korte termijn weg krijgt.
Wij moeten streven naar de verwezenlijking van het zespuntenplan van Kofi Annan inzake politieke dialoog. Wij moeten de druk op het regime houden en indien mogelijk nog verhogen. Er moet gekozen worden voor een politieke dialoog. Daarvoor moeten we ook steun zoeken bij Rusland en China. Ik heb vorige week in de parlementaire assemblee van de Raad van Europa het geluk gehad een debat te mogen meemaken en een paar Russische collega’s daarover te horen spreken.
Die kennen dat land goed. Wij moeten de Russen mee aan boord nemen, omdat ze invloed hebben op het regime van Assad. Het zal moeilijk zijn en het zal met vallen en opstaan gebeuren, het zal volgens de processie van Echternach gaan, twee stappen vooruit en één stap achteruit, maar het is de enige optie.
Het bloedvergieten daar moet gestopt worden, de druk op het regime moet verhoogd worden, zodanig dat er een politieke machtsdeling komt. Op termijn zullen wij dan hopelijk nog meemaken dat in dat land de mensen recht hebben te leven.
Ten slotte, zou ik nog een oproep willen doen, mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken. Een aantal ministers van Buitenlandse Zaken moet aan zelfreflectie en zelfkritiek doen, want de manier waarop een en ander is aangepakt, bewijst dat men nog geen lessen getrokken heeft uit het recente verleden.
01.08 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u bent uitgebreid en concreet ingegaan op de voorstellen die hier vanuit de hoorzittingen gekomen zijn, met name in verband met de problematiek hoe men zo’n regime isoleert, zowel ten aanzien van de eigen elites als ten aanzien van de internationale gemeenschap.
U sprak, in het kader van de werkgroep Sancties van de Vrienden van het Syrische Volk, over moeilijkheden om de sancties werkelijk operationeel te maken en te laten naleven. Ik had daarover graag wat meer informatie gekregen. Om welke moeilijkheden gaat dat heel concreet? Wat zijn de manieren om daaraan te werken? U sprak over 14 rondes van sancties. Als men die sancties steeds opvoert en ze hebben invloed op het terrein en zetten werkelijk druk, dan mogen er natuurlijk geen te grote gaten vallen in die sancties.
Ik vind het heel interessant in uw verhaal dat u reeds 8 mei, volgende week, als een eerste evaluatiedatum vooropstelt voor het succes van het plan-Annan. Tegelijkertijd hoor ik u ook zeggen dat het op het terrein brengen van die waarnemers heel traag gaat, dat het nog een maand zal duren voor er daar 100 waarnemers ter plaatse zijn. Dus eind volgende week zullen dat er eigenlijk nog maar een paar zijn en niet heel veel meer dan nu, enkele tientallen.
Hoe kunnen wij dat versnellen? Is er wel een reële kans dat de evaluatie volgende week positief zal zijn? Wat moet er nu, vandaag, morgen, gebeuren opdat dat zou kunnen?
Interessant is ook dat u militaire ingrepen in Syrië vandaag niet uitsluit. Experts die ik ter zake heb gehoord – ik geef toe dat ik vooral naar organisaties zoals Civil Society luister –, zijn weinig enthousiast over een militaire ingreep. Dat is de redenering, die de heer Van der Maelen ook al volgde. Het risico is groot dat men terechtkomt in een situatie die voor de bevolking in Syrië nog erger zou worden.
Ik hoorde u vervolgens in dezelfde zin de Veiligheidsraad vernoemen. Denkt u dat het realistisch is dat er steun zou zijn voor een militaire ingreep bij de Veiligheidsraad? Hoe erg verdedigt u de militaire optie in het geval er geen steun van de Veiligheidsraad komt? Zou u overwegen om buiten de Veiligheidsraad een militair initiatief te steunen in een coalition of the willing?
Ik herinner mij voorts de verklaring van de heer Vranckx in de hoorzittingen dat humanitaire corridors onvermijdelijk tot een militaire confrontatie leiden. Dat is al de militaire optie, want u zult geen toestemming van het regime krijgen om humanitaire corridors te installeren.
Hoe passen die humanitaire corridors in het plaatje? U onderstreept dat, als we er met sancties niet komen, als het plan-Annan niet werkt op het terrein, het volgende is dat we een militaire optie kunnen overwegen. Zijn dat in eerste instantie dan die humanitaire corridors? Ziet u dat als iets dat alleen met instemming van het regime kan? Of bent u bereid om dat af te dwingen, zonder instemming van het regime?
01.09 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je remercie également M. le ministre pour sa longue intervention. Je voulais ajouter quelques questions, notamment par rapport aux sanctions, mais ma collègue, Mme Brems, en a déjà beaucoup parlé. Une évaluation a-t-elle eu lieu en la matière? On entend, on peut lire que notamment l'interdiction d'importation de pétrole brut a une réelle efficacité. Par contre, l'on craint une grave crise alimentaire auprès de la population, parce que de plus en plus de personnes doivent lutter pour se nourrir.
Vraiment, de plus en plus de menaces d'insécurité alimentaire se profilent. The Washington Post ajoutait que "l'armée syrienne volait ou confisquait les vivres". C'est l'éternel dilemme autour de la question des sanctions. Il faut, d'une part, évaluer l'impact que cela peut avoir sur le régime en espérant, d'autre part, un effet des plus minimes sur la population, qui souffre déjà de la situation.
En ce qui concerne le contexte syrien et ses conséquences chez nous, on a déjà relayé les questions relatives aux intimidations de certains membres de la représentation syrienne ici en Belgique, auprès de la communauté syrienne. Des mesures sont-elles prises par vos services ou ceux de l'Intérieur pour suivre et éventuellement protéger la communauté syrienne ou les personnes qui se sentiraient inquiétées? Y a-t-il de la part des services en charge de l'asile des consignes particulières eu égard à l'accueil de demandeurs d'asile, même si on sait que beaucoup fuiront plutôt vers les pays limitrophes avant d'arriver en Belgique ou dans d'autres pays européens?
Il ne faudra pas non plus ignorer la question de la lutte contre l'impunité. Il y a déjà des dénonciations de crimes de guerre et de crimes contre l'humanité. Nous devrons aussi soutenir des initiatives auprès de la Cour pénale internationale, par exemple.
De voorzitter: Mijnheer de minister, dat is opnieuw een hele reeks vragen en bijvragen. U hebt het woord om, waar nodig, toelichting te geven.
01.10 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ik zal proberen om niet in herhaling te vallen.
Wat de vragen over de mogelijke Belgische waarnemers betreft, wij hebben een vraag van de Verenigde Naties gekregen. Ik zal in de volgende dagen contact hebben met mijn collega van Defensie, de heer De Crem. Wij zullen dan samen in Afghanistan zijn. Wij zullen dus tijd hebben om daarop te reageren.
Het is niet gemakkelijk om aan die missie deel te nemen. Ik begrijp de redenering. Het is een opdracht zonder wapens, normaal gezien dus met bescherming door het Syrische regime. Ik zal met mijn collega van Defensie de mogelijkheden bespreken. Er zijn al verschillende waarnemers uit de Europese Unie op het terrein. Tot nu toe is er geen beslissing betreffende de vraag van de Verenigde Naties voor een Belgische deelname.
Het verslag van Kofi Annan is een eerste verslag, na de opdracht voor de waarnemers. Er is vooruitgang. Het is nog mogelijk om, stap na stap, naar een algemenere opdracht te gaan voor de 300 waarnemers. U hebt gevraagd waarom er bijvoorbeeld geen helikopters aan de waarnemers ter beschikking kunnen worden gesteld. U moet goed begrijpen dat zoiets niet mogelijk is zonder wapens, vanuit het regime of de internationale gemeenschap. Wij zullen geen transporten in het land organiseren zonder de bescherming ervan. Dat is misschien één punt uit het verslag van Kofi Annan. Wij hebben geen algemeen antwoord op internationaal vlak.
De instructies zijn klaar en duidelijk om de assets in België te bevriezen. Het is de taak van mijn collega van Financiën en de Nationale Bank om daaraan met alle financiële instellingen uitvoering te geven. Wij hebben veel ervaring daarmee. Ik heb dat gedurende bijna 12 jaar gedaan, bijvoorbeeld met de taliban op basis van een lijst van personen, met concrete informatie voor de banken. Wij hebben dat ook, zonder enige moeilijkheid, gedaan voor de leden van het Assadregime.
Het internationale debat over de straffeloosheid is erg moeilijk. Dezelfde redenering komt altijd terug. Het is onmogelijk om te zeggen dat er straffeloosheid zal volgen voor zeer zware criminelen op internationaal vlak.
Na al die criminele daden kunnen wij echt niet stil blijven zitten. Maar als wij dienaangaande sterke verklaringen naar buiten brengen, wordt misschien wel de kans ontnomen op een andere oplossing voor de vertegenwoordigers van het regime, een finale oplossing om te stoppen met geweld tegen hun bevolking.
De toestand in Syrië is specifiek. Syrië is geen partner in de internationale strafprocedures. Syrië ondertekende de conventie van Rome niet en erkent evenmin het strafhof van Den Haag.
Verschillende andere mogelijkheden staan wel open: ofwel een beslissing van de Veiligheidsraad, ofwel een beslissing van het Syrische regime. In dat laatste geval gaat het dan niet om een beslissing van de heer Assad zelf, maar wel van zijn opvolger.
Ik herhaal echter wat ik in Istanbul ook al verklaard heb: zo’n zwaar niveau van criminaliteit kan op internationaal vlak onmogelijk ongestraft blijven. Het is niet zo gemakkelijk, maar een oplossing zonder toepassing van het internationaal recht lijkt mij onmogelijk. Enkele maanden geleden was een interne oplossing misschien nog mogelijk, maar nu zijn er talrijke indicaties en reacties op internationaal vlak. Wij kunnen niet leven met het idee dat de belangrijkste vertegenwoordigers van het Syrische regime straffeloos blijven.
De heer Waterschoot vroeg naar andere mogelijke maatregelen. Daarover zal ik nu niets zeggen. Toch wil ik de humanitaire hulp aanhalen. Humanitaire hulp zou kunnen in samenwerking met het regime, maar ook zonder. Met mijn Turkse, Franse en andere collega’s heb ik al gesproken over een humanitaire corridor met bescherming, misschien aan de grens. Momenteel bevinden er zich veel vluchtelingen in bijvoorbeeld Turkije. Misschien bestaat de mogelijkheid om humanitaire hulp te bieden aan enkele dorpen en steden onder militaire bescherming. Ik ken echter het internationaal recht. Dat is alleen mogelijk wanneer aan verschillende voorwaarden is voldaan. In het algemeen zeggen de ngo’s en de internationale organisaties vrijwel steeds dat zij geen militaire steun vragen, maar wel een neutrale actie. Aan het einde bereiken we echter wel een evenwicht. In die mogelijkheid is voorzien op internationaal vlak. Wij kunnen niet zeggen dat we niets zullen doen.
Nog een andere maatregel kan een integrale toepassing van het plan van Kofi Annan zijn. Ik denk dat we stap voor stap meer waarnemers naar Syrië kunnen sturen, misschien met andere middelen, transportmiddelen.
Uiteindelijk moet er misschien bescherming komen door een militair element. Dat is echter onmogelijk te zeggen, de toestand verandert voortdurend. Het wordt een lange evolutie, indien mogelijk met steun van de Veiligheidsraad.
Net als mijn collega’s van de NAVO heb ik een commentaar gekregen van onze Turkse collega. Er zijn in Turkije veel reacties op de verschillende mogelijke acties van het Syrische leger aan de grens tussen Turkije en Syrië. Tot nu toe is er geen vraag om actie van de NAVO, maar Turkije treft wel voorbereidingen. Ik zal niets zeggen over de verschillende mogelijke acties, maar er is wel een grens. Wij kunnen wachten. Ik steun uiteraard het plan van Kofi Annan maar als die zelf zegt dat het onmogelijk is en dat hij geen resultaten boekt, dan moeten we aan andere elementen gaan denken.
Wat Qatar en Saoedi-Arabië betreft, zijn we niet naïef. Er zijn misschien al acties op het terrein. Ik heb daar geen specifieke info over; ik denk dat dat misschien al het geval is. Er worden misschien al wapens geleverd aan de oppositie. Ik heb echter steeds gezegd dat het voor ons onmogelijk is om tot wapenleveringen over te gaan zonder een echt gezamenlijk standpunt. In Libië was dat het geval, met succes of niet. Er was een gezamenlijk standpunt en we konden gezamenlijk actie voeren. Er is vooruitgang en ik heb zeer goede verklaringen gehoord van de heer Ghalioun, de voorzitter van SNC. Er is echter geen echt gezamenlijk platform. Ik vrees dat het dan tot een echte burgeroorlog komt. Dat is misschien het verschil tussen Libië en Syrië op dit moment. Ik zeg niet dat alles in orde is in Libië, maar er is toch een zeer groot verschil tussen de twee gevallen.
Escalatie zal misschien tot een echte burgeroorlog leiden, met de nodige internationale gevolgen. Ook de heer De Croo heeft daarop gewezen. Er is een verdeling in soennieten en sjiieten, niet alleen binnen het land maar in de hele regio. Hoewel ik niet veel tijd heb om aan conferenties deel te nemen, heb ik vorige week in Brussel wel Gérard Chaliand gehoord bij de Grandes Conférences Catholiques. Het was heel interessant om de evolutie in de hele regio te zien van de mogelijke reacties van de verschillende religieuze groepen. Dat is echter niets nieuws.
Het is niet een probleem van slechts één land, maar van verscheidene landen, zoals Turkije. Voor mij gaat het meer om Syrië en Irak dan om de andere landen. Maar goed, u kent het probleem van de Koerden in Turkije, Syrië en Irak.
De heer Magnette heeft beslist om 2 miljoen steun vrij te maken. Ik heb altijd gezegd dat wij bereid zijn iets te doen, maar op dit moment hebben wij geen plan. Het is alleen mogelijk iets te doen met de hulp van Ontwikkelingssamenwerking om direct op het veld actief te zijn. Tot nu toe heb ik geen duidelijke indicatie over het gebruik ervan. Ik heb de heer Magnette gecontacteerd om te zeggen dat het alleen om een aankondiging gaat. Wij zijn bereid het te doen, maar wij beschikken nog niet over een plan om een echte actie te voeren.
Er zijn misschien nog andere mogelijkheden. Er zijn immers veel vluchtelingen in andere landen. Het is dus ook mogelijk hulp te bieden aan de vluchtelingen in de buurlanden, Turkije, Libanon of andere landen, dus niet altijd in de steden en dorpen van Syrië zelf.
Monsieur Dallemagne, le rapport du 8 mai de Kofi Annan ne sera pas définitif. Je pense qu'il va proposer de continuer en augmentant la capacité des observateurs et en augmentant la pression pour que l'ensemble des éléments de son plan soient d'application. L'option est de renforcer les éléments du plan. En ce qui concerne le volet humanitaire, on peut se dire qu'il faudra peut-être réamorcer une réflexion sur l'accompagnement militaire de l'aide humanitaire. Je sais que c'est un grand débat et vous connaissez mieux que moi les réactions des ONG, qui plaident pour la neutralité. Je ne veux pas aller à l'encontre du droit international ni des principes humanitaires, mais dans certaines situations, il y a un choix à faire. Par exemple, si on veut mettre des moyens de transport à disposition d'un plus grand nombre d'observateurs pour leur permettre de ne pas simplement devoir constater que les choses vont mieux quand ils sont là et qu'elles s'aggravent quand ils s'en vont! Si nécessaire, ils doivent pouvoir retourner rapidement sur place et on ne peut faire cela qu'avec une protection. Si on protège nos observateurs, dans quelle mesure peut-on aussi protéger l'accès humanitaire? Cela pourrait être une étape supplémentaire.
En ce qui concerne les armes, officiellement, la Région flamande a pris la décision de suspendre totalement la livraison d'armes au Bahreïn. C'est le seul cas. À ma connaissance, la Région wallonne l'a fait en partie. C'est le Bahreïn qui est concerné, aucune autre décision ne nous a été communiquée. Le sujet est trop grave que pour faire de l'humour, mais je vous dirais qu'il y a probablement des armes belges sur le terrain. Je ne ferai pas de commentaire sur les raisons pour lesquelles elles seraient sur le terrain mais quand on voit ce qu'il s'est passé en Libye, avec la diffusion d'armes vers le Sahel, je serais étonné qu'il n'y ait pas eu d'arrivées dans d'autres directions. Il y a également eu des questions concernant la livraison d'armes belges par des pays tiers et, nous l'avons vérifié, il n'y a pas de livraison contraire aux dispositions arrêtées en droit international et dans nos relations. J'entends par là qu'en fonction des accords pris au fil des années, il n'y a pas eu de violation des règles d'information et de communication des informations. Enfin, je ne sais pas s'il a pu y avoir un acheminement d'armes antérieur et je ne pense pas qu'on nous en informera. Pour être concret, j'ai eu l'occasion de l'évoquer avec certains collègues de la région du Golfe, lors des réunions des Amis du Peuple syrien.
À ce sujet, et c'est une question de vocabulaire, on parle bien des Amis du Peuple syrien. Si on réunissait uniquement les Amis de la Syrie, la Russie serait probablement au premier plan! Je ne suis pas sûr que ce soit en fonction du peuple; c'est peut-être plus en fonction du régime.
Mme Clinton a fait certaines déclarations mais le chapitre 7 fait simplement référence aux sanctions, ce n'est pas nécessairement une opération armée. Elle s'est d'ailleurs prononcée à plusieurs reprises contre toute intervention armée ou toute fourniture d'armes mais cela n'empêche pas la fourniture d'autres moyens en termes de logistique ou de communication. Ce sujet entraîne toujours des débats! En Afrique occidentale, lorsqu'il s'est agi de voir si des interventions étaient possibles au Mali, des pays proches comme la France ont exclu une participation militaire mais n'ont pas refusé une aide logistique ou en communication.
Ici, si la Ligue arabe devait demander des moyens logistiques ou de communication, je ne l'exclus pas. Néanmoins, pour l'instant, je pense qu'elle parlait avant tout des sanctions: je l'ai tellement entendue répéter son opposition à des interventions militaires que je ne crois pas qu'il y ait une autre démarche.
En ce qui concerne les intimidations, j'ai demandé une enquête. Je rappellerai d'abord que la protection que nous accordons s'adresse à la chancellerie et à la résidence, mais pas aux diplomates en tant que tels. En la matière, il peut toujours y avoir des aménagements en fonction des situations.
Sans entrer dans les détails des renseignements des services de sûreté et de sécurité, les enquêtes demandées n'ont jusqu'à présent apporté aucun élément démontrant des intimidations, telles qu'évoquées dans tous les rapports qui me parviennent. Des incidents surviennent, mais que nous ne pouvons prendre en considération comme éléments d'intimidation proprement dits.
Cela étant, les demandes d'enquête sont envoyées et les services de sécurité sont totalement informés. En cas de réel besoin, nous interviendrons, à condition que les éléments soient probants. Nous ne minimisons pas la préoccupation: nous avons bien communiqué sur le sujet et nous restons en contact avec nos collègues européens pour voir si, dans d'autres pays européens, la démarche est en cours. Pour l'instant, les éléments en ma possession ne vont pas au-delà.
Pour ce qui concerne le rôle des observateurs sur le terrain, je partage votre sentiment. Deux éléments: premièrement, le groupe a démarré avec cinq ou six observateurs, puis est passé à 24 avant de passer prochainement à 300. Comme on l'a vu avec la mission d'observation de la Ligue arabe, même 300 personnes c'est insuffisant pour réellement couvrir la situation de terrain.
Leur rôle est de vérifier deux choses: l'arrêt des violences, mais aussi le retrait des forces, surtout des armes lourdes, ce qui est tout autre chose. Pour l'instant, sur ce deuxième point, nous n'assistons à aucune évolution. Même si les rapports communiqués devaient indiquer comme premières informations une diminution de la violence dans les endroits où les observateurs sont présents, tant que nous n'assisterons pas à un retour dans les casernes des armements lourds, la violence peut reprendre à tout moment. C'est une réelle difficulté: l'utilisation d'un armement lourd…
Mijnheer Waterschoot, u had een vraag over de acties van de oppositie. Maar er is altijd een escalatie: het regime zet zeer zware wapens in en dan is er weer een reactie van anderen.
La constatation est la suivante. Les observateurs doivent d'abord réaliser ce premier travail. J'ai donné les 6 points tout à l'heure. Avant qu'ils n'entrent dans une mission d'observation pour vérifier si les libertés de presse ou de manifestation sont réellement respectées, il faudra attendre un peu, quand je vois la situation actuelle.
Ik dank de heer De Croo voor zijn repliek. Dat standpunt wordt ingenomen door bijna het hele Parlement en de regering.
Er zijn vele bekommernissen omtrent een internationale repercussie van de toestand in Syrië. Er is reden tot een zekere voorzichtigheid in dit dossier, waarin vele partners betrokken zijn.
Wat de wapenlevering van de verschillende Gewesten betreft, is echt overleg noodzakelijk en geen eenmalige beslissing van een of ander Gewest over een of ander land. Het is beter om op Europees vlak een algemene visie te hebben en minstens een gezamenlijke visie in België. Ik wil contact opnemen met de verschillende Gewesten, maar dan moet er wel een positief antwoord komen.
Mijnheer Van der Maelen, het is niet de eerste keer, maar ik mag u daarin niet volgen. Ik hoop dat het pleidooi voor de standpunten van Rusland uw persoonlijke visie is en niet die van uw partij in de regering. Het is ook niet de algemene visie in de Europese Unie. Te persoonlijken titel vind ik de reactie van Rusland, een veto tegen de verschillende oproepen tot stopzetting van het geweld in Syrië, een ramp. Het vertrek van president Assad is een gezamenlijk vraag van alle Europese landen. Het was geen verklaring van een minister van Buitenlandse Zaken in een of ander land. Neen, het is een gezamenlijk standpunt. Dat werd zo geformuleerd door de Europese Unie, door mevrouw Ashton en door alle Europese landen. Dat was ook het standpunt van vele andere partners en vrienden van de Syrische bevolking.
Mevrouw Brems, in verband met de sancties werd een werkgroep onder leiding van Frankrijk opgericht. De Verenigde Staten en Europa hebben heel veel ervaring met sancties. Er worden veel inlichtingen uitgewisseld over een correcte toepassing in Europa. Wij proberen ook andere landen meer info te geven, eerst en vooral de Arabische landen, en dat om twee redenen. Wij doen dat, ten eerste, ter wille van een correcte toepassing van de sancties. Ten tweede, willen wij invloed uitoefenen op de echte beslissing over de toepassing van sancties. Dat zijn twee verschillende zaken. Zo’n beslissing is niet altijd gemakkelijk in die regio. Met die beslissing is een correcte toepassing mogelijk. Voor de Europese Unie en de Verenigde Staten is dat het geval.
Wat het verslag van Kofi Annan betreft, zullen wij wachten op een evolutie in de Veiligheidsraad. Die zal stap voor stap gaan, met mogelijke nieuwe acties, zoals de militaire bescherming van humanitaire hulp.
Met heel veel voorzichtigheid – wij vergaderen weliswaar niet achter gesloten deuren en kennelijk zijn lekken in het Parlement een traditie; dat is niets nieuws voor het Parlement – zeg ik u dat er nog veel andere reacties waren.
Turkije heeft vastgesteld dat er ook in Turkije zelf zeer veel acties waren van het Syrische regime. Het gaat hierbij over grensincidenten. Tot nu toe is er nog geen sprake van zware gevolgen voor beide landen, maar alles heeft zo zijn limiet. Het is mogelijk dat nog meer incidenten een reactie zullen inluiden. Tot nu toe heeft Turkije nog niets gevraagd aan de NAVO. Het gaat hier enkel om informatie van Turkije.
Wij zullen het proces de volgende uren, dagen en weken opvolgen. Het zijn voor ons zeer belangrijke weken.
Madame Boulet, vous avez raison: c'est un choix permanent de se demander si des sanctions auront un impact plus fort sur le régime ou la population. Mais il importe maintenant que nous ayons un vrai débat au sein de l'Union européenne à cet égard. Au dernier Conseil, nous avons décidé de suspendre certaines sanctions frappant le régime birman – excepté les mesures relatives à la livraison d'armes, bien entendu. Nous avons renforcé celles qui concernent la Syrie et l'Iran. On se demande aussi s'il ne faudrait pas les individualiser en Guinée-Bissau.
L'arme des sanctions est employée de manière de plus en plus nuancée, en essayant d'éviter autant que possible les répercussions sur la population. Il s'agit de cibler les membres du régime. En dehors de l'arme diplomatique, ce sont les sanctions qui constituent l'instrument le plus fort. Si on veut aller au-delà, il n'y a pas de miracle et on passe tout de suite dans un autre monde, qui est celui de la solution militaire. On ne peut pas s'interroger sur l'efficacité des sanctions et, en même temps, redouter le recours à la force armée. Je pense qu'on doit utiliser la voie diplomatique et celle des sanctions aussi loin que possible avant d'envisager quoi que ce soit d'autre.
Pour ce qui concerne les intimidations, je crois avoir déjà répondu.
En termes d'asile, il n'y a pas pour l'instant, à ma connaissance, de flux important. D'abord, on trouve beaucoup de réfugiés à l'intérieur du pays. D'autres partent vers les pays voisins. Bien entendu, nous porterons une attention particulière aux demandes qui seraient adressées à la Belgique.
Ensuite, il n'est pas question d'accepter une quelconque impunité. Mais j'ai tenu à rappeler les difficultés en la matière. Une fois que l'on déclare qu'aucune impunité ne sera accordée parce que les crimes ont été particulièrement graves, on pousse aussi parfois les dirigeants à aller jusqu'au bout de leur logique barbare. Mais, en l'occurrence, vu la situation, on ne peut pas plaider en faveur d'une quelconque impunité. J'ai évoqué simplement l'aspect technique. La Syrie n'étant pas partie aux conventions internationales, il faudrait une décision du Conseil de sécurité et/ou une décision du régime syrien – probablement pas l'actuel, mais le prochain, après le président Assad.
De voorzitter: Collega’s, ik denk dat wij het thema zeer uitvoerig hebben besproken. Kunnen wij het debat afronden of zijn er nog prangende verzoeken voor een korte repliek?
01.11 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cet élément de réponse sur un débat important. C'est quand même le dossier le plus grave depuis que vous êtes en charge des Affaires étrangères tant pour la sécurité des Syriens que pour la sécurité régionale.
Je voulais simplement rappeler, à la suite de l'intervention de M. De Croo, que vraiment, en matière de ventes d'armes, l'on n'improvise pas dans la région. Je souhaiterais que vous puissiez consulter formellement vos collègues des Régions sur les ventes d'armes à l'ensemble des pays qui pourraient être impliqués dans le contexte syrien. Si ventes d'armes il y a, ce que l'on ne peut exclure, il faut qu'elles répondent également à des impératifs et des objectifs politiques. De seules considérations économiques ne doivent pas guider les ventes d'armes dans la région. Il est extrêmement important de ne pas être là pour faire n'importe quoi et de vendre nos allumettes sans connaître le pourquoi et le comment sur le plan politique.
Troisièmement, je vous remercie pour votre vigilance à l'égard des diplomates syriens en Belgique. Je pense qu'il faut poursuivre cette vigilance, parce que j'entends quand même une série d'informations qui m'inquiètent. Certes, il est difficile d'amener des preuves, mais il s'agit d'informations inquiétantes et je ne voudrais pas que l'on protège la chancellerie, l'ambassade pendant que ces diplomates-là s'exercent à du harcèlement ou à des intimidations.
01.12 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik onthoud uit het debat dat volgens de minister de ambitie en het succes van het optreden van de internationale gemeenschap en van de Europese Unie erin zal bestaan dat de heer Assad via sancties verdreven wordt. Ik kijk met belangstelling uit naar de dag waarop dat gebeurd zal zijn.
01.13 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, onze deelname aan de militaire interventies in Libië werd door heel het Parlement gesteund in de vorm van een resolutie. Weliswaar gebeurde dat in een periode van lopende zaken, waardoor de toenmalige minister daar expliciet om vroeg.
Niettemin lijkt dat mij wel een voorbeeld van goede praktijken. Mocht het zover komen dat het plan-Annan mislukt en dat wij ernstig een militaire interventie moeten overwegen, dan vind ik het echt aangewezen om daarover voorafgaandelijk een grondig parlementair debat te voeren.
Mijnheer de minister, ik vraag mij af of u daartoe bereid bent. Ik denk dat wij in zo’n debat nog eens moeten terugkomen op de ervaring in Libië om de pro’s en contra’s van een dergelijke beslissing af te wegen.
De voorzitter: Mijnheer de minister, misschien was het precedent omtrent Libië inderdaad wel een voorbode van een goede traditie om bij zulke beslissingen heel het Parlement te betrekken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Collega’s, er staan nog heel wat vragen op de agenda, maar de tijd is beperkt.
Vraag nr. 9495 van mevrouw Becq wordt ingetrokken.
- M. Olivier Destrebecq au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les élections présidentielles russes" (n° 10100)
- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'élection de Vladimir Poutine comme président de la Fédération de Russie" (n° 10114)
- M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les élections présidentielles en Russie" (n° 10128)
- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les élections présidentielles en Russie" (n° 10307)
- de heer Olivier Destrebecq aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de Russische presidentsverkiezingen" (nr. 10100)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de verkiezing van Vladimir Poetin tot président van de Russische Federatie" (nr. 10114)
- de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de presidentsverkiezingen in Rusland" (nr. 10128)
- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de presidentsverkiezingen in Rusland" (nr. 10307)
De voorzitter: De heer Destrebecq en mevrouw Boulet zijn momenteel afwezig.
02.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag is ingediend op 6 maart. Ik heb uw antwoord op de vragen over de onregelmatigheden bij de Russische presidentsverkiezingen die u in de Senaat hebt gegeven al kunnen lezen. Om praktische redenen zal ik mijn vraag niet integraal herhalen. Ik kijk uit naar uw antwoord dat misschien met recentere informatie zal worden aangevuld.
02.02 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, mijn vraag was ook gebaseerd op de verklaring van de OVSE en de Raad van Europa van 5 maart 2012.
Ik zal mijn vraag in twee zinnen samenvatten. In uw beleidsnota staat dat ook Rusland een van de prioritaire gebieden is waarop u in uw hoedanigheid van minister wil inzetten.
Hoe gaan wij dan in het kader van die ambitie om met het erg grote aantal opmerkingen over het verloop van de presidentsverkiezingen in Rusland?
02.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, zoals ik gezegd heb in mijn persverklaring van 5 maart sluit ik mij aan bij de bevindingen van de OVSE en de Raad van Europa die ook de positieve aspecten van de verkiezingen onderstrepen in vergelijking met de verkiezingen voor de Doema van december 2011 zoals de mogelijkheid tot betogen, het toelaten van verkiezingsobservatie en maatregelen ter verbetering van de transparantie.
De hoop die ik in mijn persverklaring had uitgesproken dat de Russische autoriteiten het democratisch gehalte van het publieke debat in hun land wensten te versterken lijkt gedeeltelijk in vervulling te gaan. De autoriteiten staan namelijk op het punt enkele positieve maatregelen te nemen zoals onder meer een verlaging van het aantal handtekeningen benodigd voor het oprichten van een politieke partij van 40 000 tot 500 en het versterken van de prerogatieven van de ombudsman inzake mensenrechten. Ik hoop dat de Russische autoriteiten op deze weg verder zullen gaan. België is steeds bereid in deze een handje toe te steken.
Behalve in vorm en stijl worden er geen grote verschillen verwacht tussen het beleid van president Poetin en dat van president Medvedev. Het beleid van de Europese Unie tegenover Rusland blijft ongewijzigd maar het is duidelijk dat de evoluties in Rusland invloed zullen hebben op het type van relatie dat wij kunnen ontwikkelen. Het is zo dat in Rusland sinds de parlementsverkiezingen van december 2011 een echte oppositie is opgestaan en de civiele maatschappij haar stem gevonden heeft, een stem die zich voornamelijk over het internet laat gelden. Buiten de verkiezingen snijdt men nu ook andere thema’s aan zoals de scheiding tussen kerk en staat. Rusland wordt nu al formeel beschouwd als een van de strategische partners van de Europese Unie maar dit partnerschap invullen op het terrein blijkt niet altijd even makkelijk. Een belangrijke stap zou het onderhandelen en goedkeuren van een nieuw globaal akkoord zijn met Rusland ter vervanging van het huidige partnership and cooperation agreement dat van1998 dateert.
De Europese Unie zal toekijken op de manier waarop de klachten inzake onregelmatigheden bij de verkiezingen behandeld worden en op de acties op het gebied van de mensenrechten van de nieuwe regering die binnen enkele dagen wordt ingezworen. Sancties zijn voorlopig niet overwogen. Er is voorlopig geen ontmoeting gepland met de Russische ambassadeur. Zoals gezegd hebben wij tot nu geen concreet contact met Rusland gepland. Wij hebben alleen een contact georganiseerd gedurende de European Business Summit. Met deelname van de Europese overheid was er een deel georganiseerd rond onze relaties met Rusland. Het waren alleen businessmen en een vertegenwoordiging van de ambassade.
02.04 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, ik hoop dat u in uw contacten met de Russische autoriteiten zeker de klemtoon zult leggen op de mensenrechten, het eerlijk proces en de manier waarop verkiezingen worden georganiseerd en hoe wij dat zien.
Ik neem aan dat Europa inderdaad nauwlettend toeziet op hoe die klachten zullen worden behandeld en of daaraan een positief gevolg wordt gegeven, maar ik vind dat u vanuit uw rol deze bezorgdheid moet meenemen, zeker gelet op het feit dat België toch een tamelijk belangrijke speler is ten opzichte van Rusland en dat wij toch tamelijk wat handelscontacten met Rusland hebben.
02.05 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik pleit soms voor enig realisme in het Belgische buitenlands beleid. U hebt het niet letterlijk gezegd, maar ik ben het er wel mee eens. Als wij plots geïsoleerd grote verklaringen zouden doen, dan zou de impact daarvan averechts kunnen werken.
In heel dit debat rond verkiezingen en Rusland wil ik de aandacht nog op iets vestigen. Twee dagen geleden was er de aankondiging dat Rusland helemaal onderaan bengelt in de Persvrijheid Barometer, zeker gekoppeld aan verkiezingen. Ik denk dat het belangrijk is om die randvoorwaarden op het proces mee te nemen, maar dan vertrekkende vanuit enige realiteitszin. Ik denk dat dit toch wel aangewezen is.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de kandidatuur van Luik voor de internationale tentoonstelling in 2017" (nr. 10132)
03 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la candidature de Liège à l'exposition internationale de 2017" (n° 10132)
03.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, u bent ongetwijfeld zeer goed op de hoogte van de kandidatuur van Luik voor de internationale tentoonstelling van 2017. De organisatie die dingt naar de kandidatuur is een samenwerking tussen onder andere het Waals Gewest, de stad Luik, de provincie Luik, de federale overheid en enkele privépartners.
Vanuit uw thuisstad draagt u een verdienstelijk steentje bij als minister van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel. Zo hebt u er tijdens de verschillende gesprekken met collega’s uit Servië, Roemenië en Australië voor gepleit dat zij de Luikse kandidatuur zouden steunen. Zelfs tijdens een onderhoud met de secretaris-generaal van de Golfsamenwerkingsraad, toen die op bezoek was in Brussel, hebt u de 6 lidstaten van die raad — Saoedi-Arabië, Bahrein, de Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit, Qatar en Oman — gevraagd om de kandidatuur te steunen. Of dat een gepast forum was, in het licht van de recente ontwikkelingen in sommige van die landen, bijvoorbeeld Bahrein, is een andere kwestie.
Naast deze demarches op regeringsniveau wordt er ongetwijfeld ook via administratieve weg contact gezocht door onze diplomaten. Ik heb hierover een aantal vragen aan u, mijnheer de minister.
Ten eerste, wat is de kostprijs van de kandidatuur voor Luik 2017 in de uitgavenbegroting van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het begrotingsjaar 2012?
Ten tweede, onder welke uitgavenpost valt deze kandidatuur binnen uw departement? Valt het onder uitgaven ter bevordering van het imago van België op het gebied van internationale en commerciële betrekkingen?
Ten derde, welke initiatieven zijn, naast de demarches op ministerieel niveau, op administratief niveau genomen door onze diensthoofden en andere diplomatieke vertegenwoordigers in het buitenland?
Ten vierde, wordt deze kandidatuur ook door andere federale departementen gesteund, bijvoorbeeld de Kanselarij van de eerste minister?
Ten vijfde en tot slot, wat is het aandeel van de federale overheid in het totale budget voor de kandidatuur, in vergelijking met het Waals Gewest?
03.02 Minister Didier Reynders: Het Overlegcomité besliste in mei 2011, na een eerder akkoord van het kernkabinet in maart 2010, om de indiening door de federale regering, bij het Internationaal Bureau voor Tentoonstellingen, van de kandidatuur van België en van de stad Luik voor het onthaal van een internationale expo in 2017, te steunen. Luik is sinds enkele maanden mijn tweede thuisstad.
Het Overlegcomité baseerde zich daarbij op de volgende overwegingen.
De impact van een dergelijk evenement zal het hele land ten goede komen op het vlak van economie en tewerkstelling, de horeca, de toeristische sector en de financiële opbrengsten, bijvoorbeeld btw-inkomsten.
Het gekozen thema Connecting the World, Linking People, Creativity for a Better Future, stemt overeen met de sterkste troeven van België en biedt een uitzonderlijke kans om de kennis van onze ondernemingen en wetenschappers op het wereldtoneel te valoriseren. Aldus past de Luikse kandidatuur volledig in de strategie voor de ontwikkeling van het land in al zijn onderdelen.
Het overlegcomité nam ook akte van het feit dat voor het voeren van de campagne, naast een tussenkomst van de Nationale Loterij — u kunt hierover meer detail krijgen van mijn collega van Financiën — geen bijkomende financiële bijdrage van de federale overheid of van de Gewesten en Gemeenschappen, behalve het Waals Gewest, nodig zijn. Er is dus geen steun van de federale begroting. Er is wel steun van de Nationale Loterij. U kunt hierover meer detail krijgen van mijn collega van Financiën. Aldus brengt de kandidatuur van Luik 2017 geen kosten of uitgaven voor de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met zich mee.
Er werd echter onlangs beslist op de Ministerraad van 23 maart en op het Overlegcomité van 28 maart dat het Belgisch Commissariaat-generaal voor Tentoonstellingen de promotie van de wereldtentoonstelling Luik 2017 zal ondersteunen met inbegrip van de financiële middelen van het saldo van de wereldtentoonstelling Shanghai 2010.
Voor zover ik weet heeft Luik 2017 nog geen gebruikgemaakt van die mogelijkheid. Er was dus een post via de Nationale Loterij en ook een via het Commissariaat-generaal. Daarvan werd echter tot op heden geen gebruikgemaakt.
In het comité van mei 2011 werd eveneens beslist dat een internationale promotiecampagne zou worden gevoerd, onder andere via de diplomatieke posten in het buitenland. Op die manier kon een meerderheid van 157 lidstaten ervan worden overtuigd om te kiezen voor Luik als gaststad voor Expo 2017. In dat kader voeren onze posthoofden de demarches uit die algemeen gebruikelijk zijn bij de verdediging van een officiële kandidatuur.
De kandidatuur van Luik wordt eveneens gevolgd door de dienst van de Kanselarij. Indien u hierover meer gedetailleerde info wenst, raad ik u aan om u te wenden tot de eerste minister. In alle contacten met buitenlandse collega’s heb ik altijd gewezen op de kandidatuur van Luik. Er zijn ook nog andere kandidatuurstellingen voor de Mensenrechtenraad, de Veiligheidsraad of andere benoemingen op internationaal vlak. Het betreft hier een federale beslissing die werd gesteund door alle regeringen van alle Belgische entiteiten. Uiteindelijk gaat het om een Belgische kandidatuur.
Ik was in Parijs om de kandidatuur in te dienen. Het gaat niet om een kandidatuur van een stad maar van een land. Het is dan ook logisch om de verdediging op federaal vlak te organiseren. Dit geldt trouwens voor alle Gewesten en Gemeenschappen. Nu gaat het om de kandidatuur van Luik voor Expo 2017, maar misschien komen er de komende jaren nog andere kandidaturen voor andere organisaties.
03.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, misschien moet u mij wel danken omdat ik u opnieuw de gelegenheid heb gegeven om de troeven van deze kandidatuurstelling nog eens in de verf te zetten. Ik heb begrepen dat het federaal niveau geen steun plant voor deze kandidatuur. Ik zal mijn vragen ook stellen aan de Kanselarij van de eerste minister.
U zegt zelf dat het gaat om een kandidatuur van België. Het vormt een opportuniteit om enerzijds de Luikse metropool in de kijker te zetten, maar anderzijds is het ook de gelegenheid om de Gewesten en de Gemeenschappen, en de specifieke Belgische situatie in de kijker te zetten. Dit alles maakt inherent deel uit van de stad Luik en het land waarin deze stad zich bevindt.
Ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de toekomst van Somalië" (nr. 10143)
04 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'avenir de la Somalie" (n° 10143)
04.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, na een lange strijd hebben de soldaten van de Afrikaanse Unie de laatste posities rond de Somalische hoofdstad Mogadishu in handen. De hoofdstad was daarvoor in handen van de aan Al-Qaeda gelinkte terreurgroep Al Shabaab, die al jaren voor hevige onrust zorgt in Somalië.
Al Shabaab slaagde er de laatste jaren in om een groot deel van Somalië onder controle te krijgen, maar door de militaire acties van de Afrikaanse Unie zou het tij nu toch keren.
Eind februari heeft in Londen een conferentie van wereldleiders plaatsgevonden die specifiek aan de toekomst van Somalië werd gewijd. Er werd onder meer bepaald dat er meer humanitaire hulp moet worden geboden en dat er een betere internationale samenwerking ten gunste van Somalië moet komen. Men was het erover eens dat zowel militaire acties tegen Al Shabaab als steun voor het politieke proces in Somalië cruciaal zijn voor de toekomst van Somalië.
Mijnheer de minister, België was op deze conferentie niet vertegenwoordigd. Welke rol ziet u voor België weggelegd om in de toekomst aan conflictpreventie in Somalië te doen?
Hoe schat u de gevolgen in voor de strijd tegen piraterij aan de Somalische kust?
Hebt u vernomen wat er werd besloten met betrekking tot de Somalische vluchtelingen die in de Keniaanse vluchtelingenkampen zijn ondergedoken?
04.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw De Meulemeester, gevolg gevend aan een afspraak binnen de Benelux, maakte de Belgische afvaardiging deel uit van de Nederlandse delegatie. Ons land was dus wel degelijk vertegenwoordigd.
De rol van België bestaat er in essentie in zo actief mogelijk bij te dragen aan het EU-beleid tegenover Somalië en er mede op toe te zien dat die aanzienlijke investering zo efficiënt mogelijk gebeurt. Dat betekent dat ons pleidooi voor verdere EU-financiering van de vredesmacht AMISON gepaard gaat met een nauwlettende opvolging van de finaliteit van die vredesmacht. Ons land zet zich dan ook in voor de toepassing van een EU-beleid dat bijdraagt aan een afsluiting van de transitieperiode in augustus 2012, aan de opbouw van legitieme overheidsinstellingen, aan de uitvoering van de UNO-strategie voor pacificering van het Somalisch grondgebied en aan de heropleving van de lokale economie in de bevrijde gebieden.
De Londenconferentie gaf een belangrijke impuls aan een meer geïntegreerde aanpak van de strijd tegen piraterij. Daarbij worden enerzijds militaire operaties uitgebreid, zoals de EU-operatie Atalanta, waaraan België deelneemt en de rechtsmiddelen voor de bestraffing van piraten worden versterkt, met name in Oost-Afrika. Anderzijds, komt er ook meer aandacht voor de onderliggende oorzaken van piraterij. Een betere uitbouw van de lokale maritieme capaciteit, zoals de kustwacht in Somalië en andere landen, moet een herleving van de visserij toelaten om een alternatieve en legale bestaansmogelijkheid te creëren. De Londenconferentie pleit bovendien voor adequate internationale richtlijnen voor de toenemende inzet van privébewaking op koopvaardijschepen.
Kenia herbergt meer dan een half miljoen Somalische vluchtelingen in overbevolkte kampen zoals Dadaab aan de grens met Somalië. De levensomstandigheden zijn er erbarmelijk en de veiligheidssituatie is er slecht. De Londenconferentie drukte bezorgdheid uit over die toestand. De conferentie riep op tot samenwerking tussen de internationale gemeenschap en de regeringen in de regio om tot een duurzame oplossing van het vluchtelingenprobleem te komen en sprak in dat opzicht steun uit voor de initiatieven van het VN-Commissariaat voor de Vluchtelingen.
Het VN-Commissariaat is verantwoordelijk voor het beheer van het Dadaabkamp. Het gaat onder meer om de registratie van nieuwe vluchtelingen, wat toegang geeft tot elementaire hulpverlening, betere huisvesting door uitbreiding van de beschikbare kampgrond en de bouw van shelters, versterkte veiligheidsvoorzieningen met de inschakeling van kampbewoners en meer uitgebreide opleidingsmogelijkheden.
Op termijn streeft de Keniaanse regering, net zoals de UNHCR, naar een vrijwillige terugkeer van vluchtelingen. De veiligheidssituatie in het zuiden van Somalië laat dit vooralsnog niet toe.
Ik voeg eraan toe dat er veel aandacht is voor Somalië maar dezelfde toestand speelt zich af van de Sahel tot en met de Golf van Guinea. Het probleem strekt zich uit van kust tot kust. Wij zullen het bespreken in de Raad voor Buitenlandse Betrekkingen. Er is een algemene visie nodig voor de problematiek van piraterij en andere activiteiten en dat niet alleen voor de Hoorn van Afrika en Somalië maar ook voor de streek tussen Sahel en de Golf van Guinea.
04.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, er zijn inderdaad nog heel wat problemen waarop wij onze aandacht moeten vestigen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 10250 van de heer Luykx is omgezet in een schriftelijke vraag. De heer Kindermans is niet aanwezig. Vraag nr. 10290 van mevrouw Dumery is omgezet in een schriftelijke vraag.
05 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de recente uitspraken van de Franse president met betrekking tot de aanbestedingspolitiek van de EU" (nr. 10303)
05 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les propos tenus par le président français au sujet de la politique des marchés publics de l'Union européenne" (n° 10303)
05.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, de Franse president Sarkozy heeft de jongste tijd heel wat interessante ideeën gespuid in zijn verkiezingspropaganda. Eentje daarvan is wel bijgebleven, namelijk betreffende de aanbestedingspolitiek. Hij ziet dat nogal protectionistisch: hij wil een aanbesteding vanuit de Europese Unie liefst zien eindigen met het geven van contracten aan bedrijven die binnen de Europese Unie produceren.
Voelt u die tendens ook aan bij uw contacten in de Raad van ministers? Acht u het mogelijk dat de Europese Unie bij de toewijzing van grote contracten protectionistische maatregelen zou nemen en enkel in zee gaan met firma’s die daadwerkelijk in de Unie produceren?
Is die werkwijze volgens u in overeenstemming met de regels van de Wereldhandelsorganisatie, waaraan de lidstaten verbonden zijn?
05.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Dumery, de Europese Unie is de meest open markt op wereldschaal inzake openbare aanbestedingen.
Buitenlandse ondernemingen genieten nagenoeg dezelfde voorwaarden als EU-economische operatoren. Overheidsopdrachten in derde landen blijken in veel gevallen gesloten te zijn voor Europese bieders.
De EU tracht dat te verhelpen via bilaterale en multilaterale onderhandelingen, maar tot dusver zonder veel resultaat.
Daarom werd recent de strategie bijgesteld en heeft de Europese Commissie op 21 maart 2012 een voorstel tot verordening voorgesteld aan de 27 Europese lidstaten. Het doel van het voorstel tot verordening is ervoor te zorgen dat EU-ondernemingen op gelijke en eerlijke voorwaarden kunnen meedingen op buitenlandse aanbestedingsmarkten die tot hiertoe gesloten bleven.
Daarom worden er in het voorstel restrictieve maatregelen voorgesteld voor buitenlandse bieders op de EU-markt, maar die zullen enkel kunnen worden ingevoerd via een onafhankelijk onderzoek van de Europese Commissie en/of op vraag van een gedecentraliseerde instelling, met name een nationale autoriteit binnen de EU inzake overheidsopdrachten en dan nog alleen wanneer blijkt dat consultaties falen en/of indien derde landen geen gevolg geven aan het wegwerken van de discriminerende maatregelen op de eigen markt.
Uit een eerste bespreking in het Europese comité handelspolitiek valt te onthouden dat de Europese lidstaten het voorstel tot verordening nu diepgaand zullen onderzoeken op technisch niveau. In België zal dat analyseproces worden gedaan door het Interministerieel Economisch Comité bij de FOD Economie.
Ik pleit ook voor een gelijkaardige behandeling van onze bedrijven in het buitenland door de buitenlandse bedrijven in Europa. Dat is niet alleen een electoraal verhaal in Frankrijk, maar ook een bezorgdheid in België. Ik steun een dergelijke mogelijke reactie in Europa.
Wij zullen zeer open blijven. Wij moeten zeer open blijven, maar onze bedrijven moeten buiten Europa een gelijkaardige behandeling krijgen.
Op uw tweede vraag, GATT 1994 noch GATS verhindert de WTO-lidstaten om positieve discriminatie door te voeren ten voordele van binnenlandse producten, diensten en dienstverleners, voor zover dat binnen de context van openbare aanbestedingen gebeurt. Het Europees voorstel schendt de WTO-regels dus niet.
Er bestaat echter een plurilateraal overheidsaanbestedingenakkoord, het GPA of Government Procurement Agreement. Dat akkoord werd nog in de marge van de achtste ministeriële vergadering van de WTO in december 2011 herzien.
Het voorziet in een striktere discipline in vergelijking met GATT en GATS, voor zover het, ten eerste, om GPA-lidstaten gaat – dat is de basisvoorwaarde, aangezien het GPA plurilateraal is; ten tweede, de aangegeven drempel voor overheidsopdrachten overschreden is; ten derde, het om overheidsaankopen door de genoemde entiteit gaat; ten vierde, het om genoemde diensten gaat – alle goederen zijn in principe aan het akkoord onderworpen; en, ten vijfde, de aankoop niet is uitgesloten van het akkoord, bijvoorbeeld aanbestedingen voor Defensie.
Samengevat pleit ik dus voor een gelijkaardige behandeling van buitenlandse bedrijven in Europa en Europese bedrijven buiten Europa. Het is perfect mogelijk om dat te doen binnen de GATT-regels voor overheidsopdrachten.
05.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het zeer interessante antwoord. Wij moeten de kwestie zeker opvolgen en nagaan welke de voordelen zijn voor de Belgische bedrijven. We zullen zien hoe snel het werk op Europees niveau vooruitgaat. Ik hoop alvast dat het voorstel snel in werking treedt. Misschien kunnen we volgend jaar al een evaluatie maken en bekijken wat de invloed is op de Belgische bedrijven.
De voorzitter: Een hele reeks vragen is omgezet naar schriftelijke vragen.
Mevrouw Colen stelt haar vragen nrs. 10332, 10392, 10397, 10420, 10525, 10526, 10635, 10636, 10637 en 10696 uit. Vraag nr. 10284 van de heer Kindermans komt te vervallen. Vraag nr. 10304 van mevrouw Boulet is omgezet naar een schriftelijke vraag.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het Servische voornemen om lokale verkiezingen te organiseren in Kosovo" (nr. 10421)
06 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'intention serbe d'organiser des élections locales au Kosovo" (n° 10421)
06.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraagt dateert al van enige tijd geleden. Het is echter net op de valreep dat ze kan gesteld worden, want op 6 mei worden in Servië lokale verkiezingen georganiseerd. Die hebben een invloed op Kosovaars grondgebied. Ik had daar een aantal vragen over.
Belgrado kondigde onlangs aan dat Servië op 6 mei ook in delen van Kosovo lokale verkiezingen zou organiseren. Uiteraard reageert de Kosovaarse regering hier afwijzend op. Pristina verklaarde alle grondwettelijke en juridische middelen te zullen inzetten om te verhinderen dat Servië op Kosovaars grondgebied verkiezingen kan organiseren.
Ik heb onlangs nog gelezen dat de OVSE aanwezig zal zijn om waarnemingen te doen. Ik denk dat daar dus wel enkele waarborgen bij zullen komen.
Mijn vragen op 16 maart waren de volgende. Zal de Europese Unie maatregelen nemen tegen Servië indien het land zou trachten verkiezingen te organiseren op Kosovaars grondgebied? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Heeft deze beslissing invloed op de status van Servië als kandidaat-lidstaat van de Europese Unie?
Zal een poging van Kosovo om deze onwettige verkiezingen op zijn grondgebied tegen te houden, eventueel met militaire of politionele middelen, volgens u leiden tot een escalatie van het conflict tussen beide landen? Zal de gespannen vrede in de Balkan op die manier onder druk gezet worden?
Zal de regering er bij de Servische autoriteiten op aandringen het soevereine grondgebied van Kosovo te respecteren?
06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dumery, op 6 mei vinden in Servië zowel presidentiële, parlementaire, regionale, voor Vojvodina, als lokale verkiezingen plaats. Uw vraag heeft betrekking op de organisatie, door Servië, van de lokale verkiezingen in Kosovo. Mijn antwoord daarop is duidelijk: Servië heeft besloten zich te houden aan het advies, dat het hiervoor ingewonnen had bij UNMIK, om geen lokale verkiezingen te organiseren in Kosovo.
De burgemeesters van tenminste twee gemeenten in Noord-Kosovo hebben echter aangekondigd dat zij van plan zijn, ondanks alles, toch die lokale verkiezingen te organiseren in hun gemeente. Alle vergelijkingen met andere gemeenten hebben geen relevantie. De Servische autoriteiten hebben reeds laten weten dat zij die stembusgang niet zullen erkennen, net zoals zij ook de resultaten niet hebben erkend van het illegale referendum dat op 14 en 15 februari 2012 door de gemeenten van Noord-Kosovo werd georganiseerd.
De Europese Unie heeft de beslissing van Servië verwelkomd om geen lokale verkiezingen in Kosovo te organiseren. Uw bezorgdheid over mogelijke veiligheidsrepercussies die de verkiezingen in Noord-Kosovo met zich kunnen meebrengen, is volkomen terecht. Enerzijds hebben de Kosovaarse autoriteiten verklaard dat zij interventieplannen hebben opgesteld met het oog op die verkiezingen, anderzijds zouden bepaalde Servische en Kosovaarse actoren er politiek belang bij kunnen hebben om incidenten in Kosovo uit te lokken gedurende de verkiezingsperiode.
De internationale gemeenschap is zich daarvan bewust. De NATO heeft besloten om haar twee KFOR-reservebataljons te ontplooien in Kosovo, terwijl op internationaal vlak alle partijen reeds worden opgeroepen om elke actie te vermijden die tot een verhoogde spanning aanleiding zou kunnen geven.
Wat betreft de Servische lokale verkiezingen in Kosovo, hebben de Servische autoriteiten het wettelijke kader gerespecteerd, zoals bepaald in resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad. Wat betreft de deelname aan de Servische presidentiële en wetgevende verkiezingen door het kiezerskorps in Kosovo, voor personen met een dubbele nationaliteit, kwamen de OVSE en de Servische autoriteiten tot een akkoord over de praktische organisatorische modaliteiten, die ook rekening houden met de wensen van Pristina. Ik meen dat dit klaar en duidelijk is.
06.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben blij dat u ook de bezorgdheid uit dat er in die grensstreek, want daar zijn de meeste problemen, de veiligheid nog niet volledig gegarandeerd is. Wij moeten daar inderdaad zeer waakzaam zijn.
Het is binnenkort 6 mei, ik hoop dat ik niet op 7 mei in het nieuws moet zien dat daar gewelddadige explosies zijn geweest naar aanleiding van twee burgemeesters die zich er niet aan houden. Het gaat daar over geweld. Wij moeten rekening houden met het feit dat de bevolking daar leeft in een gevoelige situatie. Ik volg dit dossier op.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het inhuren van private bewakingsfirma's door de diensten van de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlandse beleid van de Europese Unie" (nr. 10451)
07 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le recours à des sociétés privées de gardiennage par les services de la Haute Représentante de l'Union pour les Affaires étrangères" (n° 10451)
07.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag gaat over het budget dat voorzien is voor de inhuring van private bewakingsdiensten voor de bescherming van diplomatieke delegaties. Dat budget zou dit jaar 15 miljoen euro bedragen. Die private bewakingsdiensten staan onder meer in voor de bescherming en de bewaking van buitenlandse delegaties in steden zoals Benghazi, Islamabad, Jeruzalem, Kaboel en dergelijke.
Mijnheer de minister, daarover heb ik de volgende vragen.
Zijn er Belgische bewakingsfirma's betrokken bij dat initiatief?
De contracten zouden onder meer zijn afgesloten met de bewakingsfirma G4S, die ook in België een afdeling heeft. Zijn er Belgische agenten van G4S actief?
Vindt u het opportuun dat er private bewakingsdiensten worden ingezet in plaats van de reguliere militaire bescherming van diplomaten?
Geldt die private bescherming enkel voor diplomatieke zendingen of worden ook anderen op die manier beschermd? Indien het niet enkel om diplomaten gaat, over wie gaat het dan?
07.02 Minister Didier Reynders: Voor de bescherming en bewaking van de Belgische diplomatieke posten in het buitenland doet de FOD Buitenlandse Zaken regelmatig beroep op de diensten van lokale private firma’s. In zeer beperkte gevallen, wanneer de veiligheidstoestand het vereist, wordt de bescherming van Belgische diplomaten door Belgische militairen verzorgd in samenspraak met mijn collega van Defensie.
Voor de Europese diensten heb ik geen informatie. Dat is een vraag voor het Europees Parlement. Ik ben wel bereid om die vraag aan mevrouw Ashton te stellen.
07.03 Daphné Dumery (N-VA): De reden waarom ik die vraag stel is omdat we in budgettair moeilijke tijden leven. Soms wordt er dan bespaard op veiligheid. Ik ben bezorgd om onze eigen veiligheid. Vijftien miljoen euro is voldoende. Er mag niet beknibbeld worden op de veiligheid van onze diplomatieke posten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 10598 van mevrouw Brems wordt in een schriftelijke vraag omgezet.
08 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de volgende Universele Periodieke Herziening (UPH) van Marokko" (nr. 10935)
08 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le prochain Examen Périodique Universel (EPU) du Maroc" (n° 10935)
08.01 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, in de maand mei plant de VN Mensenrechtenraad de volgende Universele Periodieke Herziening van de mensenrechtensituatie in Marokko. De vorige dateerde van 2008.
Als lid en sinds kort ook coördinator van de informele interparlementaire werkgroep over de Westelijke Sahara, ben ik toch wel verrast en verontwaardigd te moeten vaststellen dat in 2008 geen enkel land de situatie van de Westelijke Sahara heeft aangekaart tijdens die UPH.
De situatie is internationaalrechtelijk zonneklaar in het voordeel van de Saharawi’s. Zij hebben een recht op zelfbeschikking. Zij worden ten onrechte gedomineerd door Marokko. Deze soevereiniteit van Marokko op de Westelijke Sahara wordt door geen enkel land erkend. Er is door de VN een referendum beloofd dat er maar niet komt. De Marokkaanse regering heeft de plicht, omwille van de feitelijke controle, om de mensenrechten na te leven en te doen naleven in dat gebied. De ene na de andere mensenrechtenorganisatie – Amnesty International, Human Rights Watch, et cetera – berichten dat de Marokkaanse overheid zich systematisch schuldig maakt aan serieuze mensenrechtenschendingen op het vlak van de vrije meningsuiting, foltering en dergelijke meer.
De Veiligheidsraad van de VN is er bovendien in 2011 niet in geslaagd om bij de herziening van het mandaat van MINURSO een mensenrechtenmonitoringmechanisme toe te voegen aan het mandaat van MINURSO. Dit is heel eigenaardig. Normaal hebben dergelijke missies altijd een mensenrechtenmonitoringmechanisme, maar dit is toen niet gelukt. De internationale gemeenschap laat de mensen in de Westelijke Sahara dus eigenlijk op een beschamende manier in de steek.
Ik vraag u dan ook, mijnheer de minister, of België deze keer de mensenrechtensituatie zal aankaarten tijdens de Universele Periodieke Herziening op 22 mei. Zult u proberen om tot een gezamenlijk standpunt te komen met andere gelijkgezinde landen? Welke concrete aanbevelingen zal u voorstellen om de mensenrechten van de Saharawi’s in de Westelijke Sahara te vrijwaren? Deelt u de mening dat vooral de observatiemechanismen voor de mensenrechtensituatie ontoereikend zijn? Welke oplossingen ziet u hiervoor? Zal u die kenbaar maken aan Marokko en haar partnerlanden?
Ten slotte, het is geen geheim dat Frankrijk in deze materie het meeste dwarsligt, zowel op het vlak van een gemeenschappelijk EU-standpunt als in het algemeen. Als belangrijk partnerland zou het nochtans een constructieve rol kunnen spelen. Het is een land dat in andere dossiers van zelfbeschikking, zoals dat van de Palestijnen, een heel ander standpunt inneemt. Zal u naar aanleiding van deze UPH ook Frankrijk contacteren om het land aan te manen zijn standpunt bij te sturen?
08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Brems, de Belgische voorbereiding voor de tweede cyclus van de Universele Periodieke Herziening werd pas gestart. De officiële VN-documenten werden pas zeer recent gepubliceerd. Er werd dan ook nog geen beslissing genomen over de Belgische tussenkomsten. Ik wil er wel op wijzen dat het niet gebruikelijk is om een gezamenlijk standpunt in te nemen met de andere landen.
In verband met het conflict in de Westelijke Sahara: België is voorstander van een onderhandeld en onderling aanvaardbaar akkoord tussen de partijen, onder auspiciën van de Verenigde Naties. Met het oog hierop blijft België de inspanning van de secretaris-generaal van de VN en zijn persoonlijke gezant, de heer Christopher Voss dan ook steunen. Daarnaast moedigt België ook het uitstippelen van vertrouwenwekkende maatregelen tussen de partijen aan, die kunnen bijdragen tot een gunstig onderhandelingsklimaat en tegelijk de leefomstandigheden voor de door het conflict getroffen bevolking verbeteren.
De VN-missie MINURSO is reeds decennia aanwezig op het terrein. Eind april, tijdens de stemming in de Veiligheidsraad over de resolutie die het mandaat van MINURSO heeft verlengd, kwam weer de kwestie van respect voor de mensenrechten in de Westelijke Sahara aan bod en werd de noodzaak om de evolutie in het oog te houden onderlijnd.
Omdat ons land momenteel geen lid is van de Veiligheidsraad noch van de groep van vrienden van de secretaris-generaal voor de Westelijke Sahara, komt ons land niet direct tussen in het debat over dit dossier in New York. Ons land blijft echter het debat wel van nabij volgen. Ik heb contact gehad met de Marokkaanse overheid tijdens mijn laatste bezoek aan Rabat en ik heb hetzelfde standpunt aan de Marokkaanse overheid gegeven. Ik heb een verwijzing naar Frankrijk geciteerd en ook naar Spanje, wij kunnen met vele partners contact hebben. Wij blijven bij hetzelfde standpunt en ik probeer dit voor alle partners te herhalen.
08.03 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, met dit standpunt kunt u toch verschillende kanten uit tijdens een UPH. In het verleden, toen België wel lid was van de Veiligheidsraad, heeft ons land zijn nek niet durven uitsteken in dit dossier. Ik betreur dat ten zeerste.
Ik herhaal dat dit internationaalrechtelijk zo klaar als een klontje is. De ongelijke behandeling van andere volkeren wordt in deze tijden van Arabische Lente met de dag duidelijker.
Ik denk dat het aankaarten van deze kwestie bij de UPH al bij al een vrij kleine stap is, waarvan ik hoop dat ons land ze tenminste kan nemen. Dit wordt ook door verschillende fracties in het Parlement gesteund, ondanks het feit dat de electorale motieven van sommigen eerder in de richting van de Marokkaanse standpunten gaan, maar wij gaan ervan uit dat ons land zich in zijn internationaal beleid zeker niet daardoor laat leiden.
Het incident is gesloten.
09 Question de Mme Kattrin Jadin au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'imposition allemande sur les pensions des enrôlés de force" (n° 10545)
09 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de Duitse belasting op de pensioenen van de onder dwang bij het Duitse leger ingelijfde soldaten" (nr. 10545)
09.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, suite à des interpellations reçues dans ma région, j'ai posé une question orale en commission des Finances concernant un dossier que vous connaissez fort bien pour l'avoir fait fortement avancer lorsque vous étiez en charge du département des Finances: il s'agit du régime d'imposition par l'Allemagne des citoyens belges d'Eupen, de Malmedy et de Saint-Vith, devenus Allemands par le fait de l'annexion de 1939 par le régime nazi et enrôlés de force au sein de l'armée allemande.
Votre collègue M. le ministre des Finances m'a alors appris que l'exemption d'impôt pour les travailleurs forcés, négociée par votre bienveillance auprès des autorités fiscales allemandes, ne s'appliquait pas pour les enrôlés de force, parce qu'au moment de leur enrôlement forcé, ils étaient devenus Allemands et qu'ils devaient de ce fait payer l'impôt allemand sur leur petite pension d'indemnité, qu'ils touchent au même titre que les travailleurs forcés.
Sachant que ces personnes sont nées Belges et devenues Allemandes par la force en 1939, qu'elles ont été contraintes de servir dans l'armée allemande, je trouve injuste cette distinction en matière d'imposition, surtout qu'au lendemain de la Seconde Guerre mondiale, ces personnes sont redevenues Belges.
Monsieur le ministre, ne pourrait-on pas envisager d'accorder aux citoyens belges enrôlés de force pendant la dictature nazie la même exonération d'impôt allemand pour leur pension/indemnité de guerre, tout comme cela a été fait pour les travailleurs forcés? Si oui, êtes-vous prêt à prendre les contacts en ce sens avec votre homologue allemand, ainsi qu'avec votre collègue le ministre des Finances?
09.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, madame Jadin, je me réfère tout d'abord à la réponse de l'actuel ministre des Finances à votre question parlementaire orale du 20 mars dernier par laquelle il précise que "l'Allemagne a considéré les personnes qui résident dans la partie germanophone de la Belgique comme des Allemands et les a enrôlées dans l'armée allemande."
Il apparaît donc que ces enrôlés forcés furent considérés comme des soldats et non pas comme des victimes du national-socialisme. À ce titre, ceux-ci ne font donc effectivement pas partie de la liste transmise, à la suite de mon intervention, par le ministre des Finances aux autorités allemandes pour permettre de conserver l'exonération fiscale des pensions des travailleurs forcés. Je le regrette car un certain nombre de ces personnes ont évidemment été considérées officiellement comme des enrôlés de force. Une commission, dont j'ai assuré la présidence à un moment, a été chargée d'examiner ces différents dossiers.
Selon les informations obtenues de mon collègue en charge des Finances, cette liste transmise émane des bases de données de la Direction générale des victimes de guerre du SPF Sécurité sociale, comprenant entre autres l'ensemble des personnes inscrites comme victimes du national-socialisme. Il vous est donc loisible d'interpeller le ou la ministre en charge afin de connaître les marges de manœuvre ainsi que les démarches éventuelles pour permettre une telle reconnaissance. Il est certain que la diplomatie belge est et sera toujours disponible pour aider une victime belge d'actes de guerre, si elle peut être reconnue comme telle.
Il ne relève pas de mes compétences d'initier une telle démarche de reconnaissance mais je soutiendrai, le cas échéant, une telle démarche si elle s'avère justifiée. Pour ce qui concerne les personnes reconnues comme incorporées de force dans l'armée allemande par l'autorité belge, je vais recontacter les autorités allemandes pour faire en sorte qu'il puisse y avoir une exonération comme pour les autres personnes victimes du national-socialisme. Il faut toutefois que cette liste puisse être clairement communiquée.
Je contacterai moi-même mes collègues mais je vous invite peut-être à les interroger également.
09.03 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, une nouvelle porte s'ouvre donc. Je vais évidemment poser la question à Mme la ministre. Je vous remercie pour cette réponse très complète et encourageante pour toutes ces personnes qui m'ont interpellée étant dans ce cas.
L'incident est clos.
- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de staatsgreep in Mali" (nr. 10552)
- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de toestand in Mali" (nr. 10589)
- de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de staatsgreep in Mali" (nr. 10657)
- de heer Patrick Moriau aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de toestand in Mali" (nr. 10812)
- Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le coup d'État au Mali" (n° 10552)
- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la situation au Mali" (n° 10589)
- M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le coup d'État au Mali" (n° 10657)
- M. Patrick Moriau au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la situation au Mali" (n° 10812)
10.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, op 22 maart verklaarde een groep Malinese militairen dat zij een staatsgreep hadden gepleegd in Mali en zo een einde hadden gemaakt aan het regime van president Touré. De woordvoerder van de militairen bracht tevens de boodschap dat alle instellingen ontbonden zijn, dat de Malinese Grondwet opgeschort wordt en dat de avondklok is ingesteld.
Ook worden alle gebouwen van de nationale radio- en televisie bezet door soldaten. De muitende militairen verwijten de president dat hij er niet in geslaagd is een einde te maken aan de Toearegopstanden in het noorden van Mali. Bovendien willen zij de macht overdragen aan een democratisch verkozen regering.
Mali is een van de bevoorrechte partnerlanden van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, en dus van bilateraal belang voor België.
Kunt u meer inlichtingen geven over deze militaire coup? Hadden uw diensten, of de bevoegde ambassades, reeds signalen opgevangen dat een militaire staatsgreep realiteit zou kunnen worden? Hebben zij u daar tijdig over gecontacteerd?
Komen er maatregelen tegen deze militaire groep?
Hebt u zicht op het aantal landgenoten dat in Mali verblijft? Hoe kan hun veiligheid worden gegarandeerd? Zal naar aanleiding van deze staatsgreep het reisadvies voor Mali aangepast worden?
Er zullen verkiezingen plaatsvinden in Mali. Welke maatregelen zullen België en de Europese Unie nemen om ze in veilige omstandigheden te doen verlopen?
Hoe groot schat u de invloed van de militaire coup op de huidige bilaterale samenwerking tussen België en Mali?
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
10.02 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik sluit mij grotendeels aan bij de vraag van mijn collega.
Ik had het alleen, als het enigszins mogelijk is, nog even willen hebben over de situatie in Mali. Wij hebben daarover op 7 maart al eens van gedachten gewisseld en het stond toen eigenlijk al een beetje in de sterren geschreven dat het daar zou mislopen. U hebt dat toen ook bevestigd in uw antwoord.
Ik heb toen aan u en aan uw collega voor Ontwikkelingssamenwerking gevraagd of wij in de tussenperiode concrete initiatieven hebben kunnen nemen, vooral met betrekking tot de precaire voedsel- en humanitaire situatie in die regio. Dat is namelijk wat ook commissievoorzitter De Donnea zeer sterk benadrukt. De situatie in de Sahel is op dit moment echt uit de hand aan het lopen en het gedoe rond Mali draagt niet bij tot de stabiliteit van de regio en het lot van de mensen die er leven.
Hebben wij daar nog mogelijkheden? Is er al iets gebeurd? Hoe kunnen wij daarmee omgaan?
10.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, als Franstalige moet ik spijtig genoeg opmerken dat ik vier vragen had, met name twee van Franstalige leden en twee van Nederlandstalige leden. Ik heb dus een gemengd antwoord in twee talen. Ik zal niet zelf een vertaling improviseren. Ik zal het antwoord dus in beide talen lezen.
De internationale gemeenschap, inclusief de Afrikaanse instellingen, veroordeelde de staatsgreep en benadrukte tegelijkertijd de territoriale integriteit van het land. Het instellen van een embargo door Ecowas en het bevriezen van de BCAEAO-staatstransacties hadden tot onmiddellijk gevolg dat de bevoorrading van het land mank liep. De putschisten, die net voordien nog een eigen grondwettelijk kader wilden scheppen, lieten hun voornemen varen. Zij kwamen met Ecowas overeen om de Grondwet te respecteren. De president van Burkina-Faso werd als médiateur aangeduid.
Op 6 april 2012 kwam het tot een vergelijk tussen Ecowas en het juntakaderakkoord. Het embargo werd opgeheven.
De constitutionele president ad interim Dioncounda Traoré werd op 7 april 2012 uit het buitenland teruggeroepen. Hij werd op 12 april 2012 beëdigd en als president ad interim geïnstalleerd, nadat op 9 april 2012 de voormalige president, Amadou Toumani Touré, aan de afgezanten van Ecowas en de médiateur zijn ontslag had aangeboden.
Na een consultatieronde met alle partijen in Ouagadougou op 14 en 15 april 2012, tijdens dewelke de traditionele partijen en politici zich niet hebben kunnen waarmaken, werd op 17 april 2012 de astrofysicus Cheick Modibo Diarra volgens het huidige akkoord door de president ad interim tot eerste minister benoemd.
Op dit ogenblik is het wachten op de samenstelling van de regering van nationale consensus. Die regering zou, in tegenstelling tot de president ad interim, die maar 14 dagen heeft, tot 21 mei 2012, gedurende de hele transitieperiode moeten aanblijven.
Les priorités de ce gouvernement devraient être axées autour de la restauration de l'intégrité territoriale au Nord, le retour des réfugiés, la réinstallation de l'administration dans le Nord et l'organisation des élections présidentielles et législatives, cette dernière priorité amenant plusieurs interrogations au vu de la situation sécuritaire au Nord.
Sur le terrain, le Mouvement national pour la libération de l'Azawad (MNLA) et les groupes islamistes qui l'ont appuyé ont pris coup sur coup les villes de Kidal, Gao et Tombouctou sans rencontrer de résistances. Il semble que ces villes du Nord-Est aient été soumises à une offensive à la fois du MNLA et du mouvement salafiste touareg Ansar Dine, mouvement islamiste armé qui a notoirement des liens avec les cellules d'Aqmi.
La question est désormais de savoir comment les rapports de force entre ces groupements vont ou non se stabiliser. La montée en puissance de ces islamistes qui ont annoncé leur intention d'imposer la charia dans la zone suscite en tous cas l'inquiétude.
Des préparatifs
sont en cours au sein de la CEDEAO en vue de constituer une force armée dont
les contours doivent encore être précisément définis. Toutefois, la position
politique de la CEDEAO a évolué vers une plus grande priorité donnée aux
efforts de médiation en ce qui concerne la situation politique au Sud mais
aussi pour le problème de la rébellion au Nord. Une assistance européenne est à
l'examen et ne pourra être précisée qu'une fois un mandat clairement établi
pour cette mission encore hypothétique.
L'objectif
de l'envoi du médiateur, le ministre des Affaires étrangères burkinabé Djibril
Bassolé sera d'obtenir un arrêt des hostilités pour que les nouvelles
institutions républicaines puissent se déployer et aussi pour régler le
problème humanitaire.
Il faut
également souligner que l'Algérie et la Mauritanie sont conviées à toutes les
rencontres de la CEDEAO sur la problématique malienne, ces deux pays
apparaissant comme incontournables.
Malgré des
développements positifs, la situation demeure incertaine et des discussions se
poursuivent autour de la médiation burkinabé afin de régler les modalités de la
transition. La question de la durée, notamment, fait débat. Le flou qui
persiste sur le rôle du président, du premier ministre et de la junte continue
à être une sérieuse source de confusion et augure d'une transition longue.
La situation au Mali retient évidemment l'attention de la communauté internationale et, à ce titre, est abordée dans les grandes enceintes. La Belgique s'inscrit dans la ligne européenne sur ce dossier.
Au niveau européen, le Conseil des Affaires étrangères du 23 avril est revenu sur la région du Sahel, plus particulièrement sur le cas du Mali, et a adopté des conclusions dont le langage s'est voulu ferme.
En ce qui concerne la coopération au développement, l'Union européenne a décidé d'interrompre son appui gouvernemental. Une reprise graduelle de l'aide sera envisagée en liaison avec le retour de l'ordre constitutionnel.
Op het bilaterale niveau is de Belgische positie duidelijk. De gouvernementele ontwikkelingssamenwerking werd op 27 maart 2012 opgeschort. Er werd gevraagd de contacten met de overheid tot een minimum te beperken.
Door het voorgaande werden de projecten voor institutionele ondersteuning van de ministeries stilgelegd. Anderzijds, worden de projecten voor rechtstreekse ondersteuning van de bevolking en de verbetering van haar voedselveiligheid evenals de humanitaire hulp voortgezet.
Het proces van voorbereiding van een mogelijk, nieuw samenwerkingsprogramma wordt opgestart via een interne analyse door de attachés en BTC van het huidige programma, waarmee de Malinese overheid niet wordt geassocieerd.
Een volgende stap zal volledig afhangen van de politieke evolutie en het vormen van een nieuwe regering.
Sur le plan humanitaire, la situation des populations du Nord Mali est extrêmement préoccupante. De nombreux magasins, bâtiments publics, hôpitaux et stocks humanitaires ont été pillés. En raison de l'insécurité majeure qui règne, l'accès aux populations est particulièrement périlleux. En outre, d'autres régions que le nord sont gravement affectées par la crise alimentaire et nécessitent également des interventions. Le risque de détérioration pourrait s'accroître suite au flot de réfugiés. Le nombre de réfugiés et déplacés fuyant le Nord Mali est évalué à 230 000. L'ouverture de couloirs humanitaires également prônée par le nouveau premier ministre malien est en cours d'élaboration par la Croix-Rouge notamment.
Lors du coup d'État du 22 mars, il y avait 253 Belges enregistrés auprès de notre ambassade. Les données relatives à nos ressortissants sont en évolution constante et mes services sont en contact étroit avec notre bureau de coopération à Bamako afin de suivre au mieux les évènements. À la suite de ces évènements, l'avis de voyage concernant le Mali a été très rapidement modifié et continue d'être adapté en fonction de la situation sur le terrain. En cas d'évacuation, il est prévu que la communauté belge soit intégrée dans le plan de crise français. Il n'y a pas eu lieu toutefois de mettre en place un tel plan, les vols commerciaux continuant à opérer depuis le Mali.
J'ajoute encore qu'une équipe defence and fine after crisis team était justement présente sur place au moment des faits. Celle-ci était alors en mission conjointe Affaires étrangères – Défense dans le but de mettre à jour les plans de sécurité et d'évacuation. Notre poste à Bamako était donc renforcé lors de la survenance du coup d'État.
Ik verzeker u dat ik veel belang hecht aan dit dossier en dat onze posten in de regio het actief zullen blijven volgen. Ik heb net gezegd dat er een zeer groot veiligheidsprobleem is, niet alleen in de Hoorn van Afrika maar van de Sahel tot de Golf van Guinea. De toestand in Mali en andere landen is een zeer groot probleem voor ons en voor de hele internationale gemeenschap.
10.04 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor het antwoord.
De toestand is daar absoluut niet stabiel. We konden gisteren in de kranten lezen dat nog steeds gevochten wordt in Bamako. De strijd wordt gevoerd door het leger, de groep die de president steunt en diegene die hem niet steunt. We kunnen dus absoluut niet spreken van stabiliteit. We zijn er ons van bewust dat dit verder gevolgd moet worden, net als zovele andere problemen.
10.05 Kristof Waterschoot (CD&V): … efficiëntieredenen, mijnheer de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het Healtcare Belgium-project met Libië" (nr. 10740)
11 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le projet Healthcare Belgium avec la Libye" (n° 10740)
11.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Na de interventie in Libië en de omverwerping van het Khadaffiregime blijft verdere opvolging noodzakelijk. Vooral de civiele component van deze opvolging blijft onduidelijk.
Onlangs vernamen we in de pers dat ons land van plan is om Libische gewonden en verminkten op te nemen in Belgische ziekenhuizen. Op 10 februari 2012 werd een overeenkomst tot samenwerking ondertekend tussen de Injured Care Committee of the state of Libya en de Healthcare Belgium Foundation. Ook de Vlaamse regering is via Flanders Care in dit project betrokken. In totaal zouden 120 patiënten naar België komen. Ze zouden in ons land aankomen in groepen van 25.
In welke mate draagt uw departement bij tot het Healthcare Belgium Project?
Zijn de federale departementen Volksgezondheid en Ontwikkelingssamenwerking bij dit project betrokken?
Gebeurt de financiering enkel en alleen via Libië of draagt de federale overheid ook financieel bij tot dit project?
Hoe verloopt de procedure voor het verkrijgen van de nodige visa voor 120 patiënten die naar ons land willen komen?
Ik betreur dat ik de dag nadat ik de vraag had ingediend al enkele antwoorden op uw website kon vinden.
11.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Meulemeester, het project kwam er als reactie op een vraag van de Libische autoriteiten aan verschillende Europese landen, waaronder ons land, om gewonde Libische ex-verzetstrijders in Europese ziekenhuizen op te nemen voor verzorging. Tijdens mijn bezoek aan Libië in februari 2012 heb ik mijn Libische ambtsgenoot in kennis gesteld van het voornemen van België om een gunstig gevolg te geven aan het verzoek, op basis van het voorstel dat de organisatie Healthcare Belgium heeft uitgewerkt.
Dit coherente en alomvattende voorstel behelst niet alleen de verschillende aspecten van de opname van de gewonde Libiërs voor medische verzorging in Belgische ziekenhuizen, maar onderstreept ook de noodzaak om samen op doelgerichte en nauwkeurige wijze de grote lijnen uit te zetten van een eventuele overeenkomst om de risico’s die aan dergelijke operatie voor beide landen verbonden zijn, tot een minimum te beperken.
Daarop heb ik mijn diensten de opdracht gegeven om met de verantwoordelijken van de verschillende departementen die hierbij betrokken zijn, Volksgezondheid, Justitie, Asiel en Migratie, Binnenlandse Zaken en Financiën, en met de verantwoordelijken van Healthcare Belgium een overeenkomst uit te werken die de nodige waarborgen bevat, teneinde de financiële risico’s of de risico’s inzake veiligheid of migratie maximaal te beperken.
De overeenkomst werd weliswaar ondertekend door Healthcare Belgium en de Injury Care Committee of the State of Libya, maar dit voorbereidende werk en de goedkeuring van de Ministerraad op 29 maart waren absoluut nodig voor de uitvoering van dit project.
Met betrekking tot de financiering zijn alle kosten in verband met deze operatie, ook de verblijfkosten in België en het vervoer naar België en Libië, ten laste van de Libische partij.
In het raam van de visumaangifte aan de gewonden bezorgen de Libische autoriteiten de lijsten met de volledige identiteitsgegevens van alle gewonde Libiërs aan de FOD Buitenlandse Zaken die de lijst naar alle betrokken kabinetten voor visumraadpleging doorstuurt, met het oog op de aangifte van een visum voor 3 maanden voor een of meer binnenkomsten.
Ook de OCAD, het coördinatieorgaan voor de analyse van de dreiging van de FOD Binnenlandse Zaken, verricht een screening van de patiënten.
Het was een lang verhaal met een goed einde, niet alleen voor Libië en België, ook voor de 120 gewonde mensen.
11.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Als verpleegkundige kan ik dat alleen maar toejuichen. Ik ben blij dat er goede afspraken zijn gemaakt, want daar gaat het uiteindelijk om.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de terugvordering van in ons land gestolen wagens die intussen eigendom zijn van buitenlandse diplomaten" (nr. 11059)
12 Question de M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la récupération de voitures volées dans notre pays et devenues entre-temps propriété de diplomates étrangers" (n° 11059)
12.01 Roel Deseyn (CD&V): Ik had het graag even gehad over een bepaald fenomeen van diefstal waarbij wagens bij diplomaten in het buitenland opduiken. Het is niet één keer gebeurd maar verschillende keren. Het kadert in de golf van carjackings. Het fenomeen zal u niet onbekend zijn. U weet dat er een zeer verhoogde incidentie is, zeker in Zuid-West-Vlaanderen en de gehele grensstreek.
Door een trackingsysteem heeft het slachtoffer kunnen zien dat zijn wagen in Algerije was. Men heeft dat onderzocht en het blijkt dat de wagen eigendom was van een diplomaat en zijn echtgenote. Natuurlijk kan de wagen te goeder trouw gekocht zijn en er is bovendien het probleem van diplomatieke onschendbaarheid, maar u begrijpt natuurlijk dat het voor de overheid een zeer vervelende kwestie is om te moeten uitleggen aan de mensen dat de wagen niet kan worden gerecupereerd. Ik denk ook in het kader van de bilaterale relaties dat het goed zou zijn dat er enig gevolg gegeven wordt aan de situatie waarin de Belgische politici zich door dit feit bevinden. Het is gebeurd in Algerije, in Georgië en blijkbaar ook op andere plaatsen.
Het zou dus goed zijn te weten hoeveel soortgelijke incidenten er zijn en tot hoever de diplomatieke onschendbaarheid reikt. Men kan natuurlijk een strikt juridisch antwoord geven, maar de vraag is ook gericht aan de diplomaten van die landen en de regeringsleiders om een zekere goodwill te tonen.
Hoe verhoudt het aantal incidenten met diplomaten zich ten opzichte van hun vertegenwoordiging binnen de totale bevolking? Ik vraag me af of het iets is dat zich structureel zou durven voordoen.
Wat is uw politiek-ethisch standpunt in deze naast de wettelijke en juridische kaders, want u kunt natuurlijk ook altijd achter de schermen actie ondernemen om bepaalde fenomenen aan de kaak te stellen. Als chef van de diplomatie zal een diplomatieke aanpak ook het meest aangewezen zijn. Met andere woorden, zal ook de FOD Buitenlandse Zaken op administratief niveau in concrete gevallen moeten tussenkomen om de recuperatie van de voertuigen te bewerkstelligen?
12.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Deseyn, het door u geciteerde feit is bij mijn diensten onbekend. De federale politie en de parketten weten dat zij terechtkunnen bij mijn diensten om strafbare feiten te melden en immuniteit te controleren. De dienst Protocol van Buitenlandse Zaken neemt dan contact op met de betrokken ambassade om de gebeurtenis aan te klagen en de diplomatieke missie te vragen vrijwillig eventuele slachtoffers te vergoeden, boetes te betalen of een verklaring af te leggen.
Wat betreft het aanpakken van criminele feiten gepleegd door diplomaten met immuniteit is mijn protocoldienst sinds enkele jaren een van de strengste van Europa, evenwel zonder de Conventie van de VN van 1961 te overtreden. Deze aanpak steunt op artikel 41 betreffende het respecteren van de lokale wetgeving door buitenlandse diplomaten die hier te gast zijn. U mag niet vergeten dat Brussel de grootste diplomatieke gemeenschap ter wereld huisvest, wat een streng beleid verantwoordt.
Al bij al kan ik melden dat in verhouding tot de 65 000 personen met een speciaal statuut de incidentie van de feiten sterk meevalt. De protocoldienst staat dan ook in permanent contact met de gerechtelijke instanties. Door de dienst Bemiddeling wordt haast elk incident tot tevredenheid van zowel parket als slachtoffer opgelost.
Ik herhaal dat: voor alle diensten van de federale politie en de lokale politie en voor het parket is het altijd mogelijk om contact op te nemen met onze protocoldienst, eerst om informatie te krijgen en dan voor steun bij eventuele volgende acties.
12.03 Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik ben zeer verheugd dat u zegt dat u dit wil aanklagen en dat u proactief wil werken. U bent er ook ontvankelijk voor en u accepteert nieuwe dossiers.
Misschien hebt u echter niet goed begrepen dat het incident zich voordeed in het buitenland, in casu Algerije en Georgië. Het ging ook niet om Belgische diplomaten. Het ging bijvoorbeeld om een Algerijnse minister van Defensie die nu met een gestolen wagen uit West-Vlaanderen rondrijdt. Dat is bewezen door Interpol, het onderzoek is gevoerd. Men kan die echter niet recupereren.
Ik verwijt in eerste orde die diplomaten niets. Ik vind het vreemd dat men via dubieuze kanalen zou kopen en niet via erkende importeurs. Dat is natuurlijk een vrije keuze. Het is echter politiek ongelukkig voor ons en het is ook ongelukkig in het raam van de bilaterale relaties. Ik stel voor dat ik u wat meer details over deze dossiers bezorg zodat u er kennis van kan nemen.
Het zou zeer goed zijn voor de Belgische politiek, uw beleid en het imago van Buitenlandse Zaken als daar enige vooruitgang in kan worden geboekt. Ik wil u bij voorbaat danken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.04 uur.
La réunion publique de commission est levée à 18.04 heures.