Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

Mercredi 2 mai 2012

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 2 mei 2012

 

Voormiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 11.03 heures et présidée par M. Georges Gilkinet.

De vergadering wordt geopend om 11.03 uur en voorgezeten door de heer Georges Gilkinet.

 

De voorzitter: Vraag nr. 10018 van de heer Luykx wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

01 Interpellatie van mevrouw Veerle Wouters tot de Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister over "de meldingsplicht van handelaren en dienstverstrekkers aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI)" (nr. 34)

01 Interpellation de Mme Veerle Wouters au secrétaire d'Etat à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre sur "l'obligation de déclaration à la Cellule de Traitement des Informations Financières (CTIF) imposée aux commerçants et aux prestataires de services" (n° 34)

 

01.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, met het oog op de bestrijding van de fiscale fraude hebt u het verbod op betaling in contanten verstrakt. Voortaan zijn niet alleen handelaren in goederen maar ook dienstverstrekkers aan het verbod onderworpen. Het grensbedrag werd ook nog eens verlaagd van 15 000 euro naar 5 000 euro en dit zal vanaf 1 januari 2014 nog verder verlaagd worden naar 3 000 euro.

 

Wij vonden het opmerkelijk dat er ook een meldingsplicht komt bij overtreding van het verbod op betaling in contanten. Met uitzondering voor notarissen en vastgoedmakelaars was tot op heden aan het verbod op betaling in contanten van meer dan 15 000 euro tot nog toe geen enkele specifieke meldingplicht verbonden, dus ook niet voor personen onderworpen aan de meldingsplicht in het kader van de preventieve witwaswet. Dat verandert nu. De handelaren en dienstenverstrekkers zouden bij koninklijk besluit worden aangewezen om een overtreding van het verbod op contante betaling te melden. Zij moeten dat schriftelijke of elektronisch ter kennis stellen aan de CFI.

 

De meldingsplicht staat los van het feit dat handelaren en dienstenverstrekkers die het verbod op betaling in contanten overtreden, een strafrechtelijke geldboete van 250 tot 225 000 euro riskeren.

 

Een van de fundamentele beginselen in het strafrecht is dat niemand kan worden verplicht om mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Hoewel het zwijgrecht op zich ook niet uitdrukkelijk voorzien is in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens verklaarde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat het vermoeden van onschuld een algemeen erkende rechtsnorm is, die tot de wezenlijke grondslagen van een eerlijk proces behoort. Volgens deze rechtspraak verleent artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens eenieder het recht, dus ook de handelaren en dienstenverstrekkers, om niet te worden gedwongen tegen zichzelf te getuigen, zichzelf te beschuldigen of tegen zichzelf een bekentenis af te leggen.

 

Zij kunnen zich dan ook beroepen op artikel 14, 3, g van het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat bepaalt: “Iedereen heeft het recht om niet te worden gedwongen tegen zichzelf te getuigen of een bekentenis af te leggen.” Die bepaling heeft rechtstreekse werking, dus elke burger kan ze inroepen voor de hoven en rechtbanken van ons land.

 

De uitbreiding van de meldingsplicht naar handelaren en dienstenverstrekkers is dus flagrant in strijd met de mensenrechten. Eigenlijk is het immers geen meldingsplicht in dit geval, maar een verplichting om zichzelf te beschuldigen. Het is namelijk de betrokken handelaar of dienstenverstrekker zelf die zal moeten melden dat hij in principe die regel heeft overtreden en dat hem dus een geldboete kan worden opgelegd. Vermits die geldboete strafrechtelijk van aard is, valt dat niet te verzoenen met het recht om zichzelf niet te beschuldigen van enig misdrijf.

 

Onze fractie heeft in de commissie voor de Financiën en de Begroting nog voorgesteld om de ontworpen tekst te wijzigen zodat die strafrechtelijke boete enkel van toepassing zou zijn indien de handelaar of dienstenverstrekker die meldingsplicht niet naleeft. Die interpretatie zou wel verenigbaar zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en artikel 14, 3, g van het verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

 

Helaas waren de socialisten, de christendemocraten, de liberalen en de groenen niet overtuigd, zodat het amendement werd verworpen. Volgens ons getuigt dat ervan dat in de strijd tegen de fiscale fraude het doel blijkbaar de middelen heiligt.

 

Bovendien is de invoering van de meldingsplicht in hoofde van handelaren en dienstenverstrekkers nog op een tweede punt kentekenend voor de wijze waarop de strijd tegen de fiscale fraude wordt gevoerd. Bij de wet van 18 januari 2010 verkregen meldingsplichtige personen en instellingen de wettelijke garantie op anonimiteit. De CFI is immers verplicht om informatie mee te delen aan het openbaar ministerie of aan de administratieve overheden, belast met de sociale en fiscale fraudebestrijding.

 

De kennisgeving en bijkomende informatie die meldingsplichtigen verstrekken aan de CFI mogen dan ook geen deel uitmaken van het dossier. Zware criminelen en terroristen kunnen op deze manier dus niet meer achterhalen via inzage van het strafrechtelijk of administratief dossier, welke persoon aan de grondslag lag van de melding aan de CFI. De identiteit van de meldingsplichtige mag immers in geen geval bekend worden gemaakt, ook niet wanneer de leden van de CFI als getuigen worden gehoord.

 

Handelaren en dienstenverstrekkers krijgen naar aanleiding van deze nieuwe meldingsplicht niet dezelfde bescherming als notarissen en vastgoedmakelaars die voor de melding van precies dezelfde feiten wel een wettelijke bescherming op anonimiteit genieten. Hoewel het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie een van de grondslagen is van een democratische rechtsstaat, worden handelaren en dienstenverstrekkers dus verschillend behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording is. Voor de regering laat de fraudebestrijding dat blijkbaar toe.

 

Ten slotte toont de regering in haar fraudebestrijding dan ook aan dat zij enkel denkt aan de belangen van de Staat en niet aan die van de mensen. Door de preventieve witwaswet worden heel wat reguliere economische agenten ingeschakeld in de strijd tegen de misdaad. Zij worden verplicht verrichtingen die verband houden met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme, te melden aan de CFI die zich vervolgens kan verzetten tegen de uitvoering van de verrichting zelf. De programmawet van 29 maart verlengt die termijn van verzet van twee naar vijf werkdagen binnen dewelke een verrichting niet mag worden uitgevoerd. Tijdens de eerste twee dagen mag de meldingsplichtige aan zijn cliënt niet meedelen dat de CFI zich verzet tegen de uitvoering van de verrichting. Binnen deze korte termijn is een vertraging in de uitvoering van een verrichting nog te verdoezelen. Een vertraging van vijf werkdagen roept volgens ons bij de medecontractant echter al wat sneller vragen op. In dat geval mag de meldingsplichtige nu wel aan zijn cliënt meedelen dat hij op vraag van de CFI de verrichting niet mag uitvoeren.

 

Die volgende drie dagen mag hij het dus wel melden. Dat is een groot verschil. Het is ook een fijn vooruitzicht voor de betrokken persoon om aan de terroristen, maffiosi, drugshandelaars en mensenhandelaars waar wij het toch over hebben, te vertellen dat zij een verrichting niet mogen uitvoeren op verzet van de CFI. Dat verzet is er bovendien waarschijnlijk alleen gekomen omdat zij het witwassen van het geld door deze zware criminelen hebben gemeld aan de CFI. Zij hebben het immers zelf gemeld.

 

Ik zou de regering dan ook willen oproepen om in de strijd tegen fraude ook rekening te houden met de reguliere economische sector en met de belangen van de mensen die hierin worden tewerkgesteld. Het zou evident moeten zijn dat daarbij rekening wordt gehouden met de mensenrechten en het gelijkheidsbeginsel. Voor de regering-Di Rupo, en dus ook voor u mijnheer de staatssecretaris, zou dat voor de hand moeten liggen en zou dat niet alleen in woorden moeten blijken maar ook in daden.

 

Ik heb dan ook enkele specifieke vragen hieromtrent. Zou u in uw strijd tegen de fraude niet ook de mensenrechten hoog in het vaandel moeten dragen?

 

Hoe verklaart u dat u er niet in geslaagd bent bij het verstrengen van het verbod op de betaling in contanten? Als staatssecretaris moet u niet enkel de belangen van de Staat behartigen maar ook die van de burgers. Gaat u ermee akkoord dat alle belangen op een gelijkwaardige manier dienen beschermd te worden, zelfs in de strijd tegen de fraude? Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie ligt ten grondslag van de rechtsstaat. Zult u in uw beleid de bescherming en de anonimiteit van handelaren en dienstenverstrekkers mee opnemen wanneer ook zij in de strijd tegen de fraude worden ingeschakeld?

 

01.02 Staatssecretaris John Crombez: Ik deel uw bezorgdheid over het onderwerp. Dat rechtvaardigt de vragen zeker.

 

Ik heb een paar jaar geleden als parlementslid het genoegen gehad om de discussie over het onderwerp mee te voeren. U beschrijft de situatie zeer goed in uw vragen, maar u dicht de regering herhaaldelijk allerhande intenties toe en trekt de verkeerde conclusies.

 

U onderstreept dat er iets mis zou zijn met de bescherming van de mensenrechten. Dat is voor mij gewoon een foutieve conclusie. Laat ik daar wat dieper op ingaan. U neemt het ten kwade alsof er hier alleen voor het belang van de Staat en niet van de mensen wordt gekozen. Eigenlijk formuleert u het alsof het belang van de Staat per definitie niet het belang van de mensen kan zijn. Dat is zeer vreemd.

 

Moeten alle belangen op een gelijkaardige manier worden ingeschat? Dat is zeker het uitgangspunt.

 

Dat geldt ook in andere dossiers, waarvoor ik met veel plezier naar het Parlement kom, bijvoorbeeld het dossier over de uitkeringsfraude, waarover ik met uw fractie een interessante discussie heb gevoerd, ondanks er kennelijk verschillende standpunten leven in uw fractie.

 

Ik verwijs voorts naar een gesprek met een collega in het buitenland. Hij zei dat men in de discussie over de gelijke behandeling mensen probeert bang te maken door te schermen met de privacy, maar dat, als men de burgers wil beschermen, men dat voor al de aspecten moet doen. Dat wil zeggen dat wie anderen schade berokkent, wel eerst moet worden gevonden, precies om de anderen te beschermen.

 

Hoewel die uitspraak komt van een liberale minister, moet ik toegeven dat hij gelijk heeft. Wij mogen niet vergeten dat het belangrijkste doel van de wet van 1993 precies is het bestrijden van misdaad en corruptie.

 

Ik kom tot de kern van de zaak. U zegt terecht dat er een onderscheid is tussen de handhaving en de vaststelling van het verbod van contante betaling boven een bepaalde drempel. U hebt de situatie zeer juist omschreven.

 

De FOD Economie is bevoegd voor de handhaving. U verwijst naar het systeem met de boetes.

 

De melding door handelaars en dienstenverstrekkers aan de CFI van een cash betaling boven een bepaalde drempel heeft enkel het onderzoek naar witwaspraktijken tot doel. De handhaving van de FOD Economie gaat over de betaling. De meldingen worden enkel behandeld in het kader van de preventieve opdracht ter voorkoming van het witwassen en niet om inbreuken op het ontvangen van contante betalingen boven een bepaalde drempel vast te stellen. De CFI ontvangt heel veel meldingen. Zij maakt een selectie al naargelang het nut van de meldingen in het kader van haar opdracht, en niet meer dan dat. Dat is belangrijk.

 

Voor alle duidelijkheid, als er een inhoudelijke overtreding is van de bepalingen zonder ernstige aanwijzingen van witwasserij, dan seponeert de CFI zonder informatie door te sturen. De handelaar of de dienstverstrekker zal door zijn melding aan de CFI geen boete van de FOD Economie krijgen. Er is met andere woorden geen sprake van zelfbeschuldiging.

 

De informatie die de handelaar aan de CFI verstrekt, moet dan ook nog worden gebruikt in een onderzoek waarin sprake is van ernstige aanwijzingen van witwasserij. Als uit dat eerste vooronderzoek blijkt dat er een probleem is, dan wordt het openbaar ministerie op de hoogte gebracht, evenwel zonder de identiteit van de melder bekend te maken.

 

Niet alle handelaars en dienstverstrekkers moeten melden. De logica die in veel van de discussies over fraudebestrijding wordt gehanteerd, is dat men heel gericht moet werken en de nadruk moet leggen op de fraudegevoelige elementen of sectoren. Een koninklijk besluit moet die sectoren vastleggen.

 

Een van de vastgestelde fenomenen is dat men zich voegt naar wet en handhaving. Door de informatisering is het bijvoorbeeld veel eenvoudiger geworden om wit te wassen via veel kleine bedragen. Het gaat niet alleen om grote bedragen.

 

Wij hebben ter zake enkele buitenlandse voorbeelden. Onlangs heeft een aantal economisten zich uitgesproken over de cashdrempels en de maatschappelijke impact ervan.

 

Wij hebben het geluk dat er in het buitenland verschillende drempels worden gehanteerd en een andere handhavingspolitiek gevoerd. Welnu, men ziet dat de impact ervan op misdaad en corruptie niet gering is.

 

Ik wil nog meegeven dat de wet van 1993 andere bepalingen bevat dan degene waarover wij het nu hebben, die de indruk zouden kunnen wekken dat melders zichzelf zouden kunnen beschuldigen. Dat is niet het geval: het systeem is zo gemaakt dat men zich niet zelf kan beschuldigen.

 

Gerechtsdeurwaarders, notarissen, bedrijfsrevisoren en externe belastingsconsulenten moeten geen melding doen van feiten waarvan zij vermoeden dat ze verband houden met witwas, indien zij die feiten te weten zijn gekomen bij het bepalen van de rechtspositie van hun cliënt.

 

Er is daarop maar een uitzondering, met name wanneer zij zelf deelnemen aan de witwasactiviteiten of de activiteiten voor financiering van terrorisme. U kent die bepaling. Er is daarover toen ook een hele discussie geweest. Sommigen hebben daarvoor gestemd en anderen tegen.

 

Ik was toen nog lid van het Parlement en was het er niet mee eens, omdat wij daar, in antwoord op de lijn van uw vraag, veel verder gaan in het beschermen van degenen die in een positie verkeren te moeten melden dan de ons omringende landen.

 

Wij hebben daar toen een veel vrijere bepaling goedgekeurd, die de cijferberoepen en andere veel meer beschermt en die het veel minder mogelijk maakt de patronen van misdaad en corruptie te vatten.

 

Ik wil nog een paar zaken meegeven over de anonimiteit. U hecht daaraan terecht veel belang. Als het tot een doorvermelding aan het openbaar ministerie komt, gaat het om een belangrijk, zwaarwichtig vermoeden. Dan komt men vaak in aanraking met organisaties die ook zwaarwichtig kunnen worden genoemd.

 

Dan is het opnieuw hetzelfde als in de discussies over de privacy. Indien de personen die de informatie moeten hanteren in heel het systeem van de bescherming van de melder de leden en de personeelsleden van de CFI zijn, zijn zij aan een versterkt beroepsgeheim onderworpen, dat door artikel 458 van het Strafwetboek wordt gesanctioneerd.

 

De CFI heeft van bij het begin van haar werking maatregelen genomen om de anonimiteit van de melders te waarborgen, omdat die bezorgdheid heel terecht is. Een voorbeeld daarvan is dat de CFI enkel het verslag van het onderzoek aan de gerechtelijke overheden meldt. De ontvangen meldingen zelf worden nooit toegevoegd. Dat is praktisch belangrijk.

 

U hebt daarstraks ook gezegd dat in de discussie over die twee of die vijf dagen, gekeken zal worden naar de melder, terwijl de betrokken cliënt op dat moment niet weet waarom er een blokkering is bij de CFI. Het klopt niet dat er enkel vooronderzoeken lopen of blokkeringen komen na meldingen. Meldingen zijn niet de enige reden voor een blokkering.

 

Om de anonimiteit van melders te beschermen bij het onderzoek en de vervolging, voegde de wet van januari 2010, waar u ook naar hebt verwezen, de bepalingen van artikel 36 toe, om precies die anonimiteit te waarborgen. Al de maatregelen die dan genomen werden, via beroepsgeheim, via werking, via niet-toevoeging van de concrete info aan het dossier, zijn vanzelfsprekend van toepassing op alle uitbreidingen van alle categorieën.

 

Met mijn antwoord hoop ik u toch iets meer overtuigd te hebben van het feit dat de mensenrechten evident belangrijk zijn. Vanzelfsprekend gaan wij op zoek naar maatregelen die helpen tegen misdaad en corruptie. Op gelijke voet willen wij mensen beschermen die daarmee beroepsmatig in aanraking komen. De mensenrechten lijken mij gewaarborgd.

 

Nogmaals, uw bezorgdheid is terecht, maar de conclusies van uw analyse deel ik niet.

 

De voorzitter: We zullen horen of mevrouw Wouters het eens is met uw redenering.

 

Mevrouw Wouters, voor uw repliek hebt u een spreektijd van maximum vijf minuten.

 

01.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben blij dat u zegt dat u de rechten van de mens respecteert. U probeert mij daarvan te overtuigen.

 

Op enkele punten wil ik wat dieper ingaan.

 

U zegt dat bij een overtreding van betaling in contanten, dit gemeld moet worden aan de CFI. De CFI bekijkt dan enkel of het al dan niet te maken heeft met witwassen. Zoniet, dan seponeert de CFI de zaak. De melder kan er dan ook niet van beschuldigd worden dat hij een groter bedrag in contanten heeft ontvangen dan toegelaten.

 

Echter, op het ogenblik dat blijkt dat het wel gaat om een verhaal van witwassen, dan zegt u zelf dat die zaak naar het openbaar ministerie gebracht moet worden en dan wordt het ook gemeld aan de FOD Economie.

 

Dus op het ogenblik dat een handelaar of dienstenverstrekker aan de CFI melding doet dat hij of zij een bedrag van pakweg 20 000 euro heeft ontvangen, wordt hij of zij, ten eerste, wel zelf beschuldigd, omdat het verhaal wordt vervolgd en niet bij de CFI stopt. Het hele dossier komt immers bij het openbaar ministerie terecht. Aangezien de betrokkene door het openbaar ministerie nader wordt onderzocht, is hij of zij zichzelf dus aan het beschuldigen.

 

U zegt dat u toch nog beperkingen op het verhaal van de witwasregeling wil. Volgens de richtlijn was het voldoende de drempel van 15 000 euro te behouden. Wij hebben toen zelfs verkregen dat geen meldingsplicht nodig was, omdat wij destijds een verbod hebben ingevoerd, waardoor niet meer dan 15 000 euro contant mocht worden betaald.

 

Mijns inziens was het in onderhavig geval dus niet nodig de witwaswetgeving aan te passen, om het doel van minder cash geld te bereiken en aldus de fiscale fraude te bestrijden.

 

Anderzijds helpt u ook de banken, doordat niet meer cash geld kan worden verhandeld. Aldus kunnen de banken meer cash geld bijhouden.

 

U antwoordt ook dat onze wetgeving qua anonimiteit veel verder gaat dan vele, andere wetgevingen. Onze wetgeving is echter volledig op de wetgeving van Frankrijk gebaseerd. Zodoende kan ik er niet mee akkoord gaan dat onze wetgeving veel verder gaat.

 

De anonimiteit is heel specifiek in artikel 36 van de wet opgenomen, met name dat bepaalde doelgroepen worden beschermd op het ogenblik dat zij gegevens aan de CFI melden. Een dergelijke regeling geldt echter niet voor dienstenverstrekkers en ook niet voor handelaars, wat heel specifiek in de wet is opgenomen.

 

Ik heb nog een laatste punt over de blokkering van de rekeningen, die door de CFI kan worden opgelegd.

 

U zegt dat de termijn verlengd wordt, van 2 naar 5 dagen, en dat het niet is omdat een rekening geblokkeerd is, dat er ook een melding inzake de witwaswetgeving is. Ik kan mij voorstellen wanneer men een zware crimineel de derde of vierde dag vertelt dat zijn verrichting niet doorgaat omdat de rekening geblokkeerd is door de CFI, die crimineel niet zo naïef is te geloven dat het er niets mee te maken heeft. Daarom zeg ik: breid de termijn uit tot 5 dagen.

 

U zegt dat nog in een koninklijk besluit moet worden vastgelegd welke handelaars en dienstverstrekkers meldingsplicht krijgen. Daarom dien ik een motie in dat wij de regering geen koninklijke besluiten willen laten nemen zolang de anonimiteit en de gelijkheid niet gerespecteerd worden. In de komende weken zal ter zake ook een wetsvoorstel ingediend worden.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter:

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Veerle Wouters en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Veerle Wouters

en het antwoord van de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister,

beveelt de regering aan

- in de strijd tegen de fiscale en sociale fraude de mensenrechten en de beginselen van een democratische rechtsstaat te respecteren;

- de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, er op te wijzen dat in de strijd tegen de sociale en fiscale fraude niet alleen de belangen van de Staat maar ook de belangen van de burgers, handelaren, dienstverstrekkers en economische agenten in het algemeen op gelijkwaardige wijze dienen beschermd te worden;

- geen koninklijke besluiten door de regeringsleden te laten medeondertekenen die handelaren en dienstverstrekkers meldingsplichtig maken in het kader van de preventieve witwaswet zolang de anonimiteit van hun identiteit in de strafrechtelijke en administratieve dossiers naar aanleiding van mededelingen door de CFI aan het openbaar ministerie of administratieve overheden niet wettelijk gewaarborgd wordt;

- geen koninklijke besluiten door de regeringsleden te laten medeondertekenen die handelaren en dienstverstrekkers meldingsplichtig maken in het kader van de preventieve witwaswet zolang zij zichzelf strafrechtelijk dienen te beschuldigen bij niet naleving van het verbod op betaling in contanten en dit in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Veerle Wouters et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de Mme Veerle Wouters

et la réponse du secrétaire d’État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre,

recommande au gouvernement

- de respecter les droits de l'homme et les principes d'un État de droit démocratique dans le cadre de la lutte contre la fraude fiscale et sociale;

- de rappeler au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, qu'il convient, dans le cadre de la lutte contre la fraude fiscale et sociale, de protéger non seulement les intérêts de l'État, mais également ceux des citoyens, des commerçants, des prestataires de services et des agents économiques en général;

- de ne pas soumettre à la signature des membres du gouvernement des arrêtés royaux imposant aux commerçants et aux prestataires de services une obligation de déclaration dans le cadre de la loi anti-blanchiment préventive tant que l'anonymat de ces personnes n'est pas garanti légalement dans les dossiers pénaux et administratifs ouverts à la suite d'informations transmises par la CTIF au ministère public ou aux autorités administratives;

- de ne pas soumettre à la signature des membres du gouvernement des arrêtés royaux imposant aux commerçants et aux prestataires de services une obligation de déclaration dans le cadre de la loi anti-blanchiment préventive tant que ces personnes doivent s'accuser elles-mêmes sur le plan pénal en cas de non-respect de l'interdiction de paiement en espèces, une obligation contraire à l'article 6 de la Convention européenne de sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Dirk Van der Maelen.

 

Une motion pure et simple a été déposée par M. Dirk Van der Maelen.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

La réunion publique de commission est levée à 11.32 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.32 uur.