COMMISSION DES FINANCES ET DU BUDGET

Le développement des questions et interpellations commence à 15.15 heures. La réunion est présidée par M. Georges Gilkinet.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.15 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Georges Gilkinet.

01 Vraag van de heer Carl Devlies aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over "de begrotingscijfers van de lokale overheden" (nr. 10949)

01 Question de M. Carl Devlies au ministre du Budget et de la Simplification administrative sur "les chiffres budgétaires des autorités locales" (n° 10949)

01.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het Instituut voor de Nationale Rekeningen publiceerde de officiële begrotingscijfers van het jaar 2011, die ook aan Europa worden bezorgd. De cijfers waren zeer positief; het was eigenlijk een opsteker.

Ze zijn ook gunstig als men een evaluatie maakt van de regering-Leterme, zeker de periode waarin de regering slechts beschikte over beperkte bestuursmogelijkheden. Wij stellen vast dat de doelstellingen van de regering werden gehaald. Ik denk dat dit voor de regering-Di Rupo een zeer mooie start is om de verdere doelstellingen van het stabiliteitsprogramma waar te maken.

Deze gunstigere cijfers zijn het gevolg van een herberekening van de resultaten van de lokale besturen die met een gemiddelde van 0,2 % werden verbeterd, ook in de periode 2004-2010. Het Instituut voor de Nationale Rekeningen worstelt al jaren met kwaliteitsvolle gegevens voor de lokale overheid. Die gegevens zijn nu beter.

Nu blijkt ook dat België het op begrotingsvlak in de voorbije jaren beter heeft gedaan dan oorspronkelijk geraamd.

Het INR geeft alleen de cijfers over de Belgische lokale besturen in hun geheel en maakt geen opsplitsing per regio. Het totale vorderingssaldo voor het geheel van de lokale besturen in 2011 beliep –158 miljoen euro. Dat is een globaal tekort van 158 miljoen euro voor alle Belgische lokale besturen samen.

Voor de Vlaamse gemeenten zijn de gegevens nagenoeg exhaustief voor de ter beschikking gestelde jaren. Het INR beschikt over de rekeningen van 2010 van 98 % van de gemeentes, 86 % van de OCMW's en 100 % van de provincies van het Vlaams Gewest.

Voor het Waals Gewest is dit 77 % van de gemeenten, 52 % van de OCMW's en 0 % van de provincies van het Waals Gewest.

Voor Brussel zijn 97 % van de gegevens van de gemeenten beschikbaar, maar slechts 28 % van de Brusselse OCMW’s.

Zou het mogelijk zijn om een uitsplitsing te maken van de cijfers van 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 per Gewest en provincie voor België of minstens voor het Vlaams Gewest? Hoe worden de gemeenten gestimuleerd om kwaliteitsvolle gegevens aan te leveren? Wat verklaart het verschil tussen de Gewesten?

01.02 Minister Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Devlies, in de eerste plaats ben ik als minister van Begroting tevreden dat het INR de rekeningen van de lokale overheden op een betere manier heeft kunnen opmaken dan dit in het verleden het geval was.

Daarnaast moet ik erop wijzen dat de minister van Begroting een gebruiker is van de gegevens van het INR, maar dat hij niet de voogdijminister is voor het INR.

Met betrekking tot de gestelde vragen kan ik het volgende antwoorden.

Ten eerste, het INR ontvangt van de toezichthoudende overheden – de Gewesten – de individuele gegevens per entiteit. Het huidig protocol tussen het INR en de toezichthoudende overheden bepaalt echter dat enkel de berekeningen met betrekking tot de Europese verplichtingen worden gepubliceerd, namelijk de gegevens met betrekking tot de lokale overheden in hun geheel.

Het INR mag enkel de regionale cijfers bekendmaken na instemming van elk van de toezichthoudende bevoegden. Deze laatsten beschikken echter wel over het recht om zelf hun cijfers bekend te maken. Wat dit betreft, heeft Vlaams minister Geert Bourgeois begin deze maand reeds de cijfers voor het Vlaams Gewest bekendgemaakt.

De verwachtingen voor de toekomst zijn dat bij onderhandelingen over een nieuw protocol een grotere nadruk zal worden gelegd op het beschikbaar stellen van regionale gegevens.

Ten tweede, de Gewesten zijn de toezichthoudende instanties met betrekking tot het verzamelen van de gegevens van de lokale besturen. Het INR heeft hierin geen verantwoordelijkheid. Het verschil in beschikbaarheid tussen de gegevens van het Vlaamse en Waalse Gewest is toe te schrijven aan technische problemen op het niveau van deze laatste. Het nodige wordt gedaan om dit knelpunt zo snel mogelijk weg te werken.

01.03 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, het is toch van het allergrootste belang dat de Belgische regering en de minister van Begroting kunnen beschikken over exacte cijfers. De cijfers van de gemeenten, de lokale besturen en de provincies zijn één onderdeel van het geheel. Kwaliteitsvolle cijfers waren de afgelopen jaren niet ter beschikking. Er is een verbetering merkbaar.

Ik stel voor dat de minister van Begroting contact opneemt met zijn collega’s in de Vlaamse, de Waalse en de Brusselse regering. Met de Vlaamse regering is er blijkbaar reeds een contact geweest. Hetzelfde zou ook moeten gebeuren met de Waalse en de Brusselse regering. Op die manier zou de eenvoudige vraag die ik hier stel, op een correcte kunnen worden beantwoord. Het is toch een normale vraag, wanneer men het globale cijfer kent van het globale tekort van alle Belgische lokale overheden, dat men dan een opsplitsing vraagt per Gewest of per provincie. Het is normaal dat een federaal Parlementslid van de commissie voor de Begroting daarover kan beschikken.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

02 Vraag van de heer Carl Devlies aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over "het stabiliteitsprogramma" (nr. 10950)

02 Question de M. Carl Devlies au ministre du Budget et de la Simplification administrative sur "le programme de stabilité" (n° 10950)

02.01 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb aandachtig geluisterd naar uw uiteenzetting naar aanleiding van de voorbereidende bespreking van de begrotingsaanpassing. U bent reeds gedeeltelijk ingegaan op het onderwerp waarover ik u nu een vraag stel, maar ik denk dat ik iets preciezer ben in mijn vraag dan in het antwoord dat u daarnet hebt gegeven.

Uiterlijk tegen 30 april verwacht de Europese Commissie een update van het stabiliteits- en convergentieprogramma van België. Met de wijzigingen van 16 november 2011 aan verordening 1466/97 over de versterking van het toezicht op de begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid, krijgt deze cyclus een formeel karakter met potentiële sancties. Ik verwijs naar mondelinge vraag nr. 10270 van 14 maart 2012 waarin u hebt vooropgesteld de inhoud van het stabiliteitsprogramma te komen toelichten in de commissie. Intussen is het verslag van de afdeling Financieringsbehoeften van de Hoge Raad voor Financiën klaar.

Ten eerste, welke maatregelen, die het lopende jaar en de drie volgende jaren bestrijken, zal de federale overheid vooropstellen?

Ten tweede, hoe verloopt het overleg met de deelstaten? Welke klemtonen schuiven zij naar voor om de doelstellingen te bereiken?

Ten derde, welke verdeling van de inspanningen onder de entiteiten zal worden gehanteerd?

Ten vierde, wanneer zal het programma worden voorgelegd aan het Parlement, zoals bedoeld in artikel 3, punt 4, gelet op de deadline van 30 april?

02.02 Minister Olivier Chastel: Beste collega, ten eerste, zoals trouwens ook al op 14 maart geantwoord, heeft de regering, zowel bij de opmaak van het meerjarenplan als bij de begrotingscontrole, een reeks van maatregelen genomen om het tekort in 2012 te beperken tot 2,8 % van het bbp, voor de gezamenlijke overheden, en 2,4 % van het bbp, voor entiteit I.

Niettegenstaande de impact van de maatregelen in de daaropvolgende jaren toeneemt, zouden die volgens de ramingen van het Federaal Planbureau, waarop de Hoge Raad zich heeft gebaseerd, niet volstaan om de doelstellingen voor 2013 en de volgende jaren te halen. De extra inspanning vloeit trouwens voor een deel voort uit het herzien, naar beneden toe, van de groeivooruitzichten voor de periode 2012-2015.

Alvorens op de detailvragen te antwoorden, moet ik opmerken dat de regering zonet de begrotingscontrole heeft afgerond. Hiermee wordt het halen van de vooropgezette doelstelling veiliggesteld. Het is immers belangrijk om in Europa aan te tonen dat de regering de nodige inspanningen doet om eerder aangegane engagementen te halen.

Ten tweede, zowel het overleg binnen de federale regering als het overleg met de deelstaten zal deze week gestart worden. In het verleden werd er met de Gemeenschappen en Gewesten over de doelstellingen onderhandeld. De wijze waarop zij die doelstellingen zullen halen, behoort trouwens tot hun bevoegdheid.

Ten derde, zoals daarnet geantwoord, is er in de voorbije weken hard gewerkt aan de technische voorbereiding van het stabiliteitsprogramma. De politieke discussie moet starten. Ik kan, als minister van Begroting, op dit ogenblik enkel stellen dat het advies van de Hoge Raad van Financiën een goede basis vormt voor de opmaak van het stabiliteitsprogramma.

Ten vierde, zoals ik reeds op 14 maart heb geantwoord op een vorige vraag, is het de bedoeling het stabiliteitsprogramma hier in deze commissie te komen toelichten samen met de minister van Financiën eenmaal dit door de regering is goedgekeurd.

02.03 Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, belangrijk zijn ook de inspanningen die door de verschillende entiteiten zullen moeten geleverd worden in de toekomst. Het is dan ook belangrijk dat u een formeel akkoord met de verschillende entiteiten kunt voorleggen aan het Parlement. De deadline daarvoor is 30 april, dat is natuurlijk niet zo lang meer. Wij kijken uit naar de resultaten die desbetreffend zullen gehaald worden.

Le président: Monsieur le ministre, j'entends votre proposition. C'est un élément clairement déterminant relatif aux politiques budgétaires et aux finances publiques. Le ministre des Finances est cependant peu disponible en raison notamment des réunions européennes. Néanmoins, on peut ajouter cette proposition aux demandes déjà effectuées par les membres de la commission des Finances.

Quel est pour vous le délai idéal? Le plus rapidement possible?

02.04 Olivier Chastel, ministre: Comme on vient de le rappeler, on a une échéance au 30 avril mais pour pouvoir entamer une concertation avec les Régions et les Communautés, le gouvernement fédéral doit d'abord s'entendre dans ses propres composantes pour savoir ce qu'il va soumettre aux entités fédérées. Pour cela, la présence d'un certain nombre de ministres est nécessaire, ce que nous attendons pour entamer cette concertation.

Le président: Vous n'êtes donc pas encore en état de nous présenter une position du gouvernement. D'ici le 30 avril, cela laisse peu de marge de manœuvre.

02.05 Olivier Chastel, ministre: Je suis à votre entière disposition.

Le président: Je propose que le dialogue entre vos services et ceux de la Chambre soit maintenu. Je crois en effet que pouvoir placer ce débat avant d'entamer vos discussions avec les entités fédérées sera utile en termes de concertation avec le Parlement.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

03 Question de M. Olivier Maingain au premier ministre sur "les compétences usurpées" (n° 10611)

03 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de eerste minister over "de usurperende bevoegdheden" (nr. 10611)

03.01 Olivier Maingain (FDF): Monsieur le président, monsieur le ministre, je reviens sur un débat qui a fait l’actualité avant les vacances de Pâques et qui n’a toujours pas permis la clarté. Nous assistons en somme à une partie de cache-cache autour d’une notion par ailleurs mal définie. Certains appellent cela les "compétences usurpées", d’autres les "compétences délaissées". Bref, cette notion est juridiquement incertaine.

Comment entendez-vous cette notion et quelle est l’analyse juridique qui conduirait le gouvernement fédéral à considérer qu’en somme le niveau fédéral continuerait à exercer des compétences qui seraient, en application des règles répartitrices de compétences, déjà du ressort des entités fédérées?

Ces transferts potentiels ont immédiatement conduit à des protestations dans les milieux concernés. Je relève évidemment parmi ceux-ci le milieu universitaire, très ému à l’idée qu’il n’y aurait plus de financement fédéral pour la coopération universitaire sur le plan international. Il s’agit pourtant incontestablement, à mes yeux, de compétences fédérales. Je rappelle tout de même que l’article 6ter de la loi spéciale de réformes institutionnelles, inséré lors de la réforme en 2001, n’a toujours pas connu de suivi. La coopération au développement n’a toujours pas été pleinement transférée aux entités fédérées, puisque le groupe de travail institué à cette fin n’a jamais rendu de conclusions.

De surcroît, les municipalités se sont, elles aussi, émues, au sujet de la coopération entre communes, encouragée d’ailleurs par le SPF Coopération au développement, notamment en Afrique.

Bref, tout un chacun tente aujourd’hui de savoir ce que cache cette notion de "compétences usurpées" et quels secteurs d’activités sont visés en définitive. Le gouvernement a-t-il établi une définition, un concept à tout le moins politique à défaut d’être juridique, à ce propos?

Il serait logique que la note de l’Inspection des Finances nous soit transmise à des fins de transparence. Je sais que d’autres sont déjà intervenus en ce sens, notamment notre président de commission. J’ignore si vous l’avez reçue, monsieur le président. Je demanderai en tout cas que celle-ci nous soit transmise par souci de transparence et de contrôle démocratique bien évident.

Le président: Je ne pense pas que ce document ait été transmis à la Chambre. En tout cas, je ne l’ai pas reçu. La commission l’a-t-elle reçu?

03.02 Olivier Chastel, ministre: Monsieur le président, sans doute l'a-t-elle reçu le 14 mars, lors du débat que nous avons eu concernant le contrôle budgétaire.

Le président: Dans ce cas, je propose de retransmettre le document, par voie électronique, aux membres de la commission ainsi qu'aux intervenants sur ce sujet précis, dont M. Maingain.

03.03 Olivier Chastel, ministre: Monsieur le président, M. Maingain signale qu'il s'agit d'un dossier sensible. C'est la raison pour laquelle il convient de préparer les décisions en la matière avec une grande prudence. La problématique a été explorée en concertation avec les Communautés et les Régions lors de la Conférence interministérielle du 27 mars.

Le gouvernement fédéral y a formulé un certain nombre de propositions qui vous ont d'ailleurs été énoncées, fin mars, sur six thématiques. Vous avez cité la coopération au développement et je vais y revinir. Figurent aussi les éléments touchant la Fondation Biermans-Lapôtre, quelques éléments en matière de justice, les primes syndicales, la contribution de responsabilisation des pensions ainsi que la contribution belge au financement de l'Union européenne.

De manière plus spécifique par rapport à la coopération au développement, il s'agit, sur la base du budget initial 2012, d'un montant total de 92,8 millions d'euros de subsides.

Il se répartissent de la manière suivante:

- 9,5 millions de subsides à l'Association pour la promotion de l'éducation et de la formation à l'étranger;

- 9,5 millions de subsides à la Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand;

- 30,4 millions de subsides à la Commission universitaire pour le Développement;

- 35,8 millions de subsides au VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad);

- 2,5 millions de subsides socioculturels aux étudiants et aux stagiaires en provenance des pays en voie de développement;

- 0,5 million de subsides aux activités pédagogiques en Afrique Centrale;

- 4,6 millions de subsides aux villes et communes.

La Conférence interministérielle n'a pas pris de décision de fond. Les Communautés et Régions ont pris acte des propositions du gouvernement fédéral tout en décidant de les examiner, ainsi que d'autres points proposés par les Communautés et Régions elles-mêmes, dans un groupe de travail technique mixte dont la première réunion a eu lieu cette semaine; elle sera suivie de diverses réunions techniques, domaine par domaine.

Il est clair que les deux parties, le fédéral et les Communautés et Régions, veulent écarter toute imprécision entre elles ainsi que vis-à-vis de tiers et d'autres parties, comme les pouvoirs locaux.

De même, il importe d'organiser la meilleure voie possible de sorte que le pouvoir fédéral n'exerce progressivement plus les "compétences usurpées". Ainsi, la proposition fédérale en matière de coopération au développement ne consiste pas à supprimer d'un coup les crédits cités, mais à les laisser s'éteindre au niveau fédéral au cours d'une période qui peut être de trois ans, permettant ainsi aux Communautés et Régions de prendre le temps de s'organiser afin de continuer cette compétence avec leurs propres crédits.

Le président: Monsieur le ministre, merci. Entre-temps, je confirme que, le 15 mars, nous avons reçu un courriel des services de la Chambre qui reprenait cette liste que vous avez remise le 14. Il faudra simplement que nous la transmettions à M. Maingain, que je ne vois pas dans la liste des destinataires puisqu'il n'est pas membre effectif de cette commission. Nous le notons: M. Maingain sera informé à son tour par les services d'un suivi de cette commission.

Je lui cède la parole pour la réplique.

03.04 Olivier Maingain (FDF): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour l'information et la transparence, c'est élémentaire mais toujours apprécié!

J'ai entendu le ministre énumérer – essentiellement en regard de la coopération au développement, mais aussi d'autres matières – un certain nombre de points. La question est de savoir si cette démarche a un fondement juridique car nous sommes dans un régime de compétence exclusive. L'Inspection des Finances a, je lis la note, "considéré sur le plan juridique qu'il y avait aujourd'hui des compétences exercées par le fédéral qui ne devaient pas l'être, parce qu'elles ressortent du niveau des entités fédérées".

C'est cela le point de départ du raisonnement. S'il s'agissait uniquement d'un calcul budgétaire, je n'ignore certes pas les difficultés du budget de l'État. Mais la question est de savoir qui doit exercer quelle compétence au regard des règles répartitrices de compétences. Dès lors, je voudrais vérifier si l'analyse juridique a été faite ou non et quels sont les arguments juridiques qui ont été retenus. Mais cela, la note me l'apprendra peut-être.

Le président: Monsieur le ministre, nous avons reçu un tableau chiffré, mais aucune note de l'Inspection des Finances relative à ces lignes budgétaires ne l'accompagnait.

03.05 Olivier Chastel, ministre: Monsieur le président, le tableau dont il est question a été validé par le chef de corps de l'Inspection des Finances. Il reprend le travail de chacun de ses inspecteurs pour chacun des départements. C'est ce qui avait été demandé à cette instance au début de l'année. Nous avons reçu le tableau à la fin du mois de février. L'objectif était de ventiler département par département l'ensemble des "compétences usurpées" considérées comme telles par les inspecteurs.

Le président: Dès lors, on ne dispose pas d'un commentaire ligne par ligne en fonction du degré éventuel d'usurpation?

03.06 Olivier Chastel, ministre: Non.

Le président: Nous en prenons acte.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

En l'absence de Mme Sminate, sa question n° 10471 est supprimée.

La réunion publique de commission est levée à 15.40 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.40 uur.