Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Zaken

 

du

 

Mardi 20 mars 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 20 maart 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par M. Jean-Marc Delizée.

De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door de heer Jean-Marc Delizée.

 

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de bijsturing van de pensioenhervorming na sociaal overleg" (nr. 9219)

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de hervorming van de pensioenen in de privésector" (nr. 9506)

01 Questions jointes de

- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "l'adaptation de la réforme des pensions après concertation sociale" (n° 9219)

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la réforme des pensions dans le secteur privé" (n° 9506)

 

01.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, na overleg met de sociale partners zullen overgangsmaatregelen voorgesteld worden die de gevolgen van de eerdere beslissingen rond de pensioenen, de wet van 22 december houdende diverse bepalingen, zullen matigen. De principes die vooruitgeschoven werden met betrekking tot langer werken en later met pensioen gaan, worden voor bepaalde groepen gemilderd.

 

Ik heb deze vraag een tijdje geleden ingediend. Ondertussen hebben wij natuurlijk reeds een aantal antwoorden gekregen in de pers. Misschien kunt u toch nog een stand van zaken geven, aangezien u natuurlijk over de laatste informatie beschikt.

 

Mijnheer de minister, voor welke categorieën van werknemers, zelfstandigen of ambtenaren stuurt u bij middels het pakket aan overgangsbepalingen dat voorligt, ten aanzien van de principes zoals die vervat zijn in de bovengenoemde wet?

 

Kunt u per categorie specificeren waaruit deze bijsturing bestaat?

 

Hoe werd het pakket aan overgangsmaatregelen door de diverse sociale partners onthaald?

 

01.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, of beter mijnheer de lijsttrekker, ik wil u eerst proficiat wensen met uw lijsttrekkerschap.

 

01.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer De Vriendt, ik wil u ook feliciteren met uw lijsttrekkerschap.

 

01.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Dank u, dat doet mij plezier.

 

Mijnheer de minister, ik heb een beetje hetzelfde probleem als collega Grosemans. Ik heb mijn vraag ingediend op 13 februari. Ik had u ook graag de vraag gesteld naar een overzicht van de aanpassingen die gebeurd zijn in het raam van de pensioenen in de privésector, naar aanleiding van uw hervorming. Ik had graag een overzicht gekregen van de standpunten en de genomen beslissingen. Ik zou graag ook wat meer informatie krijgen over de manier van besluitvorming en over het eventueel verdere sociaal overleg.

 

01.05 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, het sociaal overleg werd de voorbije maanden intens gevoerd, zowel in de privésector als in de publieke sector. Op basis van dit overleg worden nu de overgangsmaatregelen in wetteksten en uitvoeringsbesluiten gegoten. Ook hier schieten de werkzaamheden goed op, zowel in de privésector als in de publieke sector.

 

De teksten inzake de privésector worden nu besproken in de regering en zullen op korte termijn worden voorgelegd aan het beheerscomité van de RVP.

 

De teksten inzake de publieke sector hebben wat meer tijd gevergd, wegens een grotere complexiteit. Niettemin verwacht ik dat de besprekingen in de regering nog deze week zullen kunnen aanvatten. Nadien zal er verder onderhandeld worden in het Comité A.

 

Ik kan u reeds meegeven dat de volgende overgangsmaatregelen deel zullen uitmaken van het pakket, en dit zowel voor ambtenaren als voor werknemers.

 

Ten eerste, personen die ten laatste op 31 december 2012 onder de oude regeling voldoen aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden om met vervroegd pensioen te gaan, zullen op elk vrij gekozen ogenblik vanaf 1 januari 2013 met vervroegd pensioen kunnen gaan.

 

Op die manier worden mensen die langer blijven werken niet gestraft en vermijden we een negatieve incentive die mensen ertoe zou aanzetten vroeger uit te treden.

 

Ten tweede, wie 57 jaar is en minstens een loopbaan van 32 jaar heeft, zal onder de nieuwe regeling nooit meer dan twee jaar langer moeten werken dan onder de oude regeling in de privésector. Mensen die relatief kort bij hun pensioen stonden in de oude regeling zullen dus wel een extra inspanning moeten doen maar tegelijkertijd zien ze hun verwachtingspatroon inzake pensioenleeftijd niet al te sterk doorbroken.

 

Ten derde voorzien we ook vervroegde uittredingsmaatregelen voor mensen met lange loopbanen.

 

In de publieke sector wordt in specifieke overgangsmaatregelen voorzien voor ambtenaren met gunstige tantièmes van 1/50 en 1/55. Deze overgangsmaatregelen komen erop neer dat de pensioenleeftijd opschuift naar 62, maar dat de loopbaanvoorwaarden een geleidelijker groeipad zullen kennen dat rekening houdt met de tantièmes.

 

Gezien de werkzaamheden in de hervorming van de eerste pijler en de te nemen overgangsmaatregelen goed vorderen, verwacht ik dat het dossier op korte termijn zal kunnen afgerond worden, waarna ik het Parlement een volledig overzicht zal geven van de voorgestelde maatregelen.

 

Wat de privésector betreft, hebben we vermoedelijk nog twee weken nodig. Wat de publieke sector betreft, zal de uitwerking van de maatregelen en het verder overleg iets meer tijd vergen, ook al omdat de formele procedureregels van het Comité A gerespecteerd moeten worden.

 

Een schema van de 1/50 en 1/55 kan ik u bezorgen zodat u de regels ter zake kan bestuderen.

 

01.06  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor de informatie die ik graag schriftelijk zou ontvangen.

 

Meneer de minister, u hebt in volle vaart eigenlijk maatregelen uitgewerkt, namelijk dat we met z’n allen langer moeten werken. Nu hebt u het over een hele reeks uitzonderingen waarvan ik denk dat ze die maatregel zullen uithollen. Is er nu nog sprake van een grote hervorming van ons pensioensysteem? Zullen we onze pensioenen betaalbaar kunnen houden? Ik zal daarop in een van mijn volgende vragen nog terugkomen. Ik zal het nu hierbij laten.

 

01.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, een aantal zaken was natuurlijk intussen al bekend. Ik onthoud vooral dat in de komende weken blijkbaar nog verder overleg gepland staat. Ik vraag u daarbij rekening te houden met enkele voorwaarden van sociaal overleg om de sociale partners, zowel vakbonden als werkgevers, goed bij die zaak te betrekken. U kent onze belangrijkste bekommernissen. We hopen dat u oog hebt voor het werkbaar maken van langer werken, maar we kijken uit naar de verdere informatie die we volgens u blijkbaar hier in het Parlement zullen kunnen krijgen. Is dat in de vorm van een debat of een hoorzitting?

 

De voorzitter: U zal dit moeten overleggen met de voorzitter van de commissie. Ik ben immers maar waarnemend voorzitter.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het sociaal overleg met CLB's" (nr. 9318)

02 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la concertation sociale avec les CEE" (n° 9318)

 

02.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, naar verluidt voert u naar aanleiding van de pensioenhervorming ook overleg met de vakbonden van de CLB’s. Eén van de discussiepunten is het terugbrengen van de tantièmes van 1/60 naar 1/55, met als motivatie dat het een zwaar beroep betreft. Kunt u bevestigen dat er inderdaad overleg plaatsvindt met de vakbonden van de CLB’s? Wat is uw houding ten aanzien van die concrete vraag betreffende de tantièmes?

 

02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Het overleg over de uitvoering van de pensioenhervorming in de publieke sector loopt nog. De vakorganisaties hebben tijdens het overleg inderdaad gevraagd om soepelere loopbaanvoorwaarden te bekomen voor zware beroepen. Ze vroegen eveneens om de tantièmes voor de CLB’s te verlagen van 1/60 naar 1/55. De piste zware beroepen werd echter niet weerhouden, ook niet voor het personeel van de CLB’s. Ze blijven met andere woorden in de tantièmes 1/60 zitten.

 

02.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik weet dat collega Vercamer gevraagd heeft om het Rekenhof de kosten te laten bepalen. Ik weet echter niet of dit intussen aangevraagd werd. Hebt u hier weet van?

 

02.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Neen.

 

02.05  Karolien Grosemans (N-VA): Collega Vercamer heeft in de commissie gevraagd om te laten berekenen wat het precies zou kosten als de tantièmes voor de CLB’s zouden worden aangepast. U hebt, net zoals ik, geen idee of dit werkelijk gebeurd is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het overleg met de loodsen en de cipiers en de dreiging van staking" (nr. 9403)

03 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la concertation avec les pilotes portuaires et les gardiens de prison et la menace de grève" (n° 9403)

 

03.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ten gevolge van uiteenlopende signalen van de regeringsploeg lijken alsmaar meer beroepscategorieën aan te dringen op een specifieke regeling voor hun pensioen. Sommige beroepsverenigingen zijn blijkbaar vruchteloos op zoek naar een dialoog met uw kabinet en uw diensten.

 

Had u overleg met de beroepsverenigingen van de loodsen en de cipiers? Ja, daar had u zeker overleg mee. Dat hebben we ondertussen in alle kranten kunnen lezen.

 

Een eerste staking werd voorgesteld op 14 februari en een tweede op 17 februari. Hebt u die dreiging kunnen afwenden? Dat weten we nu ook. De betrokkenen hebben dagenlang gestaakt.

 

Welke termijn stelt u in het vooruitzicht om ten aanzien van de loodsen en de cipiers uitsluitsel te bieden over hun pensioenvooruitzichten? U kunt misschien een recente stand van zaken geven.

 

Pleegt u overleg met uw collega’s om in die sectoren in aangepaste jobs te voorzien voor oudere werknemers? Wat is hier precies mogelijk?

 

03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijn kabinet en ikzelf hebben inderdaad overlegd met de vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen en van de representatieve vakbonden. Als gevolg van het overleg hebben de loodsen snel begrepen dat de maatregelen die gelden voor de ambtenaren met het tantième van 1/50, ook op hen van toepassing is, aangezien loodsen steeds tot die categorie hebben behoord. Dat is niet veranderd.

 

Voor alle ambtenaren met het voordelig tantième 1/50 wordt de leeftijdsvoorwaarde net zoals voor de andere ambtenaren opgetrokken met een half jaar per jaar, tot ze de leeftijd van 62 jaar bereikt in 2016. De loopbaanvoorwaarde wordt, zoals eerder gezegd, geleidelijker opgetrokken. Het schema voor het tantième van 1/50 zal u straks worden bezorgd. Ik heb het laten kopiëren.

 

Daarnaast voeren de loodsen ook een overleg met de Vlaamse regering en de werkgevers. De eisen die de loodsen daar stellen, slaan niet op de pensioenhervorming, maar op het verkrijgen van een aantal pensioenvoordelen. Naast een basisloon, waarop het pensioen berekend wordt, krijgen de loodsen aanzienlijke premies uitbetaald op basis van het aantal beloodsingen dat ze uitvoeren. Die premies komen vandaag niet in aanmerking voor de pensioensberekening. Er is hierover overleg aan de gang met de Vlaamse regering. Morgen is er opnieuw een overleg gepland en wij staan de Vlaamse regering op haar uitnodiging bij.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "alternatieve taken voor de 'oudere' brandweerlui" (nr. 9404)

04 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "l'attribution de tâches adaptées aux pompiers 'âgés'" (n° 9404)

 

04.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, wij lezen dat in de regering een discussie gevoerd wordt over de pensioenleeftijd en dat iedereen langer moet werken, ook brandweerlui. Nogal wat dagelijkse taken bij de brandweer zijn te zwaar vanaf een bepaalde leeftijd, zo wordt ons voorgehouden. Minister Milquet heeft via een achterpoortje met het zogenaamde “verlof voorafgaand aan het pensioen” een regeling getroffen waardoor die mensen nu kunnen stoppen op de leeftijd van 56 jaar, wat in 2016 zal worden opgetrokken tot 58 jaar.

 

Hebt u overlegd met uw collega van Binnenlandse Zaken over de specifieke noden en vragen van de brandweersector? Kan in bijkomende aangepaste jobs worden voorzien voor werknemers die bepaalde fysieke inspanningen minder goed verdragen?

 

04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: De regering is overeengekomen dat voor brandweerlui van 56 jaar en ouder over een systeem van eindeloopbaanregeling zal worden onderhandeld met de gemeenten en de zones, zodat hun op hun vraag een niet-operationele functie overdag of elke andere aangepaste alternatieve functie kan worden aangeboden. Het overleg betreffende het statuut, de opleiding, de veiligheid en het einde van de loopbaan wordt geleid door collega Milquet, minister van Binnenlandse Zaken. De lokale besturen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zullen bij het overleg worden betrokken.

 

De mogelijkheid van verlof voorafgaand aan het pensioen blijft behouden voor de brandweer en is facultatief; elke gemeente beslist daar zelf over en betaalt dat ook zelf. Weliswaar zal de leeftijdsvoorwaarde voor het voorafgaand verlof vanaf 2013 als volgt evolueren: 56,5 in 2013, 57 in 2014, 57,5 in 2015 en 58 jaar vanaf 2016. De leeftijd waarop vrijwillige brandweerlui hun activiteiten moeten stopzetten, zal worden verhoogd van 60 naar 65 jaar. Bovendien zullen de loopbaanjaren als vrijwillige brandweerman meetellen als loopbaanjaren in het tantième van 1/50 indien de vrijwillige brandweerman besluit om beroepsbrandweerman te worden.

 

04.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik betreur dat niet verder werd gezocht naar aangepaste jobs en dat zij toch nog veel vroeger met pensioen kunnen gaan. De gemeenten zullen de financiële middelen hiervoor moeten ophoesten, terwijl veel gemeenten het financieel al zeer moeilijk hebben in deze tijden. Of zie ik dat nu verkeerd en zal dit niet neerkomen op de gemeenten?

 

04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: De gemeente beslist zelf of ze een dergelijk systeem wil invoeren. Als ze niet wil, doet ze het niet. In mijn stad, bijvoorbeeld, wordt dat niet gedaan. Het is een facultatief systeem en dat zal het ook blijven. Er is dus geen verplichting.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Raf Terwingen aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het pensioen van de mijnwerkers" (nr. 9440)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het pensioen van de ex-mijnwerkers" (nr. 9492)

- mevrouw Meryame Kitir aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het pensioen van de mijnwerkers" (nr. 10469)

05 Questions jointes de

- M. Raf Terwingen au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la pension des ouvriers mineurs" (n° 9440)

- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la pension des anciens mineurs" (n° 9492)

- Mme Meryame Kitir au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la pension des ouvriers mineurs" (n° 10469)

 

05.01  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, aan de ondersteuning van mijn twee charmante collega’s te zien is het mijnwerkerspensioen duidelijk een Limburgse aangelegenheid.

 

Mevrouw Kitir en ik hebben het probleem eerder al in de commissie en in de plenaire vergadering aangekaart.

 

Hoe staat het met het pensioenstatuut van oud-mijnwerkers?

 

Tijdens de plenaire vergadering van 2 februari 2012 hebt u zich geëngageerd om voor de 55-plussers niets te veranderen en zodoende de rechten van de ondergronders en zij die daarmee gelijkgesteld zijn te behouden. Dat was duidelijk. Ook aan de situatie van een dertigtal mijnwerkers die net het recht had verworven om op 55 jaar met pensioen te gaan zou niets veranderen. Omtrent het lot van een vijftiental bovengronders waren de onderhandelingen lopende.

 

Wat is de stand van zaken?

 

Ik stel de vraag om de onrust weg te nemen bij de betrokken en, liefst niet, getroffen mijnwerkers.

 

05.02  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor alle mijnwerkers die op 31 december 2011 jonger waren dan 55 jaar zijn de pensioenvoorwaarden drastisch gewijzigd. Ondanks uw antwoorden in de commissie voor de Sociale Zaken en in de plenaire vergadering blijven er toch onduidelijkheden voor de ex-mijnwerkers bestaan. Zo blijft het actiecomité Mijnwerkersstatuut aandringen op het integrale behoud van het mijnwerkersstatuut voor alle mijnwerkers zonder uitzondering. Het comité heeft de minister daarom uitgenodigd op een vergadering op 11 maart 2012.

 

Bent u op die uitnodiging ingegaan?

 

Wat is uw visie op het mijnwerkersstatuut?

 

05.03  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, er zijn drie verschillende statuten voor mijnwerkers. Ondergronders moeten niet langer dan 25 jaar werken. Arbeiders in de kolenwasserij moeten maximum tot hun 55e werken. Bovengronders werken tot hun 60e. De recente pensioenhervorming legt een loopbaan op van 45 jaar alvorens pensioengerechtigd te zijn. De afgelopen weken en maanden heeft u met de mijnwerkers overlegd.

 

Kunt u meer uitleg geven over het overleg met de mijnwerkers?

 

05.04 Minister Vincent Van Quickenborne: De overgangsregeling die voor de mijnwerkers is uitgewerkt, komt volledig overeen met wat ik u eerder heb meegedeeld.

 

De ondergrondse en daarmee gelijkgestelde mijnwerkers die het bewijs leveren van een tewerkstelling in de ondergrond of van een daarmee gelijkgestelde activiteit die op 31 december 2011 minimum twintig jaar bereikt, kunnen ongeacht hun leeftijd op deze datum verder hun recht op het mijnwerkerspensioen laten gelden op de leeftijd van 55 jaar. Wie ten minste een tewerkstelling van 25 jaar in de ondergrond of van een daarmee gelijkgestelde activiteit kan bewijzen, kan zijn mijnwerkerspensioen opnemen, ongeacht zijn leeftijd. De facto voldoen hiermee alle ondergronders en met ondergronders gelijkgestelden, zoals de kolenwassers, aan deze voorwaarden vanaf eind 2011.

 

De regering respecteert aldus de beslissingen die werden genomen bij de sluiting van de Kempische Steenkoolmijnen. De bij de sluiting aan de mijnwerkers toegekende verworven rechten worden hiermee gevrijwaard.

 

Er blijft een restcategorie van 12 bovengronders over. Die bovengronders konden onder de oude regeling ook pas op de leeftijd van 60 jaar met pensioen, net zoals alle andere normale werknemers in de private sector. Het is niet meer dan normaal dat voor deze beperkte groep de pensioenleeftijd, net zoals dat voor iedereen het geval is, opschuift naar 62 jaar.

 

Op dit ogenblik wordt het uitvoeringsbesluit gefinaliseerd en besproken binnen de regering. Kort daarna zal het worden overlegd in het beheerscomité van de RVP.

 

05.05  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, u hebt duidelijk geantwoord op mijn vraag. Ik weet niet of ik het antwoord op zich goedkeur. Dat is iets anders, maar ik begrijp wel de algemene structuur van de hervorming en ik heb empathie voor de genomen beslissing. Ik dank u voor uw antwoord.

 

05.06  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, als ik het goed begrepen heb, blijven de akkoorden die in 1989 door de Vlaamse regering gesloten zijn geldig. Dat is een goede zaak. De problematiek blijft de gemoederen beroeren, want op 11 maart, op een gewone zondagochtend, hebben zij toch weer 600 man op de been gebracht. Dat blijft daar enorm leven.

 

Wat de bovengronders betreft, hebben we al alle mogelijke cijfers gehoord, van een twaalftal tot een zeshonderdtal. Dat zal mythisch blijven. Vanmorgen heb ik vernomen dat het actiecomité Mijnwerkersstatuut nu 68 bovengronders heeft verzameld. Wij zullen waarschijnlijk nooit het juiste getal erop kunnen kleven.

 

Wanneer komt u met de teksten naar het Parlement? Veel mensen verkeren nu namelijk in juridische onzekerheid. Ik heb begrepen dat op 22 april een nieuwe vergadering zou plaatsvinden waarvoor zij heel veel mensen willen mobiliseren, om extra druk te zetten en er voortgang in te krijgen.

 

05.07  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het was heel duidelijk. Ik ben blij dat er, vooral voor de ondergronders en voor de kolenwasserij, een oplossing is gevonden en dat die mensen niet getroffen zullen zijn. Het gaat, zoals ik al heb gezegd, over een kleine groep mensen. Er zullen geen nieuwe mijnwerkers bij komen. Ik ben zeer tevreden dat een oplossing werd gevonden.

 

05.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Wat 22 april betreft, ik meen dat de teneur op de laatste vergadering, die op 11 maart heeft plaatsgevonden, positief was. Als men de artikelen daarover leest, dan blijkt dat zo te zijn. Wij doen absoluut ons best om het KB zo snel mogelijk te finaliseren. Wij moeten natuurlijk wel alle procedures respecteren, met name de behandeling door het beheerscomité van de RVP, waarin de sociale partners vertegenwoordigd zijn. Zodra de teksten daar zijn gefinaliseerd, zullen wij die zo snel mogelijk naar het Parlement brengen en duidelijkheid verschaffen ten aanzien van de mensen aldaar.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het pensioen om medische redenen" (nr. 9431)

06 Question de Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la mise à la retraite pour raisons médicales" (n° 9431)

 

06.01  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, de jongste tijd krijg ik nogal wat vragen omtrent de pensionering om medische redenen bij de overheid. Daarvoor geldt een heel specifieke, ingewikkelde regeling. De betrokkene wordt arbeidsongeschikt verklaard en zit eerst in een systeem van voorlopige arbeidsongeschiktheid. Eventueel kan hij fulltime terugkomen, fulltime ziek zijn, ofwel in een tweede periode van medische ongeschiktheid terechtkomen, als ik het goed begrepen heb. Dat zijn de grote lijnen.

 

Daarbinnen bestaan er nog varianten. Al naargelang het geval, moet of mag de dienst medische expertise, Medex, geraadpleegd worden om eventueel definitief arbeidsongeschikt verklaard te worden en dus vervroegd een pensioen te krijgen. Dat pensioen kan nooit op een volledige loopbaan berekend worden, dus het is een vrij laag bedrag. Voor wie vervroegd op pensioen gesteld wordt wegens lichamelijke ongeschiktheid, ligt het pensioen zowat 27 % lager dan het gemiddelde rustpensioen, zo heb ik vernomen.

 

In dat verband komen mij allerhande vragen van ambtenaren in die situatie ter ore. Kunnen zij nog iets bijverdienen? Kunnen ze eventueel deeltijds terugkomen? Bestaan er manieren om extra inkomen te vergaren? Dat pensioen is namelijk toch wel heel laag. Wat zijn de gevolgen van de nieuwe regeling voor ambtenarenpensioenen voor die categorie van ambtenaren? Het pensioen wordt voortaan immers berekend op de laatste tien in plaats van de laatste vijf werkjaren, dus het minimum wordt herberekend?

 

Kunt u een duidelijk overzicht geven van de procedures van de verschillende overheidsdiensten inzake de pensionering wegens lichamelijke ongeschiktheid?

 

Welke mogelijkheden hebben personen die om medische redenen gepensioneerd zijn, om hun inkomen eventueel aan te vullen? Ik ken personen die na vier of vijf jaar definitief op pensioen gesteld worden. Hoe moeten zij rondkomen? Zij zijn definitief ongeschikt. Mogen zij rekenen op een complement?

 

Welke invloed zal de pensioenhervorming hebben op het inkomen van gepensioneerden om medische redenen?

 

Wordt de mogelijkheid tot heroriëntatie – dat is immers ook een van de mogelijkheden – steeds overwogen of regelmatig toegepast?

 

Klopt het dat het verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeschiktheid, waarbij statutaire ambtenaren nog gedeeltelijk aan het werk blijven, minder opbrengt dan een volledige oppensioenstelling, of hangt dat af van de situatie?

 

Vindt u de vereenvoudiging van en meer transparantie in de procedure opportuun, prioritair en ook haalbaar?

 

06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega Becq, dank u voor uw vragen.

 

Het antwoord op uw vragen ligt eigenlijk besloten in artikel 117 van de wet van 14 februari 1961, de eenheidswet. Ik citeer: “kunnen alleen de daartoe bevoegde medische instanties personeelsleden toelaten tot het pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid”. Met andere woorden, het zijn de medische instanties die daarover beslissen. Wie zijn dat? Voor de ambtenaren is dat Medex, voor de militairen zijn dat de Militaire Commissies voor geschiktheid en reform; de personeelsleden van de politie worden onderzocht door de Commissie voor geschiktheid van het personeel van de politiediensten en voor de NMBS-Holding is het de bevoegdheid van de geneeskundige dienst van de NMBS.

 

Onze pensioendienst PDOS wordt in kennis gesteld van de eindbeslissing, waarbij de bevoegde medische instantie het personeelslid toelaat tot het vroegtijdig pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid. Het vastleggen, vereenvoudigen of transparanter maken van al die procedures is een bevoegdheid van de diverse openbare werkgevers, met andere woorden van de minister voor Ambtenarenzaken.

 

Ik neem aan dat u in het derde deel van uw vraag verwijst naar de gevallen waarin het personeelslid door de medische instantie ongeschikt wordt verklaard voor de uitoefening van de eigen functie, maar geschikt blijft voor wedertewerkstelling in een andere, aangepaste functie. In dat geval blijft het personeelslid ter beschikking van zijn werkgever. Indien de werkgever het personeelslid niet binnen de twaalf maanden kan wedertewerkstellen onder de voorwaarden die door de medische instantie werden bepaald, moet het personeelslid door zijn werkgever ambtshalve op rust worden gesteld wegens lichamelijke ongeschiktheid.

 

Ik heb als minister van Pensioenen geen informatie over het aantal gevallen waarin die mogelijkheid tot heroriëntatie door de medische instantie wordt overwogen of uitgesproken, noch over het aantal gevallen waarin de wedertewerkstelling effectief slaagt. De reden is dat de PDOS door de werkgevers uitsluitend in kennis wordt gesteld van de gevallen waarin de wedertewerkstelling niet mogelijk was en het personeelslid dus ambtshalve op rust wordt gesteld.

 

Wat de mogelijkheden betreft voor de gepensioneerde om het pensioen aan te vullen, verwijs ik naar de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen. Er gelden geen bijzondere cumulatieregels voor wie vroegtijdig gepensioneerd werd wegens lichamelijke ongeschiktheid.

 

Op uw vraag betreffende de opbrengsten van een gedeeltelijke tewerkstelling in combinatie met een verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeschiktheid kan ik u geen antwoord verstrekken. Het bepalen en berekenen van die opbrengsten behoort immers tot de uitsluitende bevoegdheid van de diverse openbare werkgevers.

 

Misschien stelt mijn antwoord u wat teleur, maar ik probeer wel binnen mijn bevoegdheid te blijven. Het gaat dan om PDOS. Zoals u begrepen hebt, ontvangt PDOS alleen de namen van de personen waarvan de medische diensten hebben gezegd dat ze lichamelijk ongeschikt zijn en op pensioen moeten worden gesteld. Al wat daaraan voorafgaat, behoort tot de verantwoordelijkheid van die diensten. Ter zake speelt ook het medisch geheim.

 

Er is nog een element, maar we komen daarop straks terug bij vraag nr. 9689 met betrekking tot de berekening van het pensioen. Wij kijken verwonderd naar het percentage van 27 %, omdat het gewaarborgd minimumpensioen voor een alleenstaande varieert van 1 261 euro tot 1 773 euro per maand. U beweert dan dat het 27 % minder is dan een gemiddeld rustpensioen. Het is niet duidelijk voor ons waar u die berekening haalt. Het is te kort door de bocht om te zeggen dat het sowieso 27 % lager ligt.

 

06.03  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, uw antwoord stelt mij inderdaad teleur. Het is en blijft inderdaad heel ingewikkeld.

 

Mijn vraag naar een stroomlijning blijft wel bestaan. Dat moet misschien vanuit de verschillende overheidsdiensten worden bekeken. Ik blijf de regeling wel bizar vinden.

 

Naargelang de overheidsdienst, Medex, de commissie voor reform of de geneeskundige dienst van de politie of de NMBS, moet men al dan niet verplicht binnen een bepaalde termijn gaan. Ter zake heerst dus een zekere willekeur, naargelang het bestuur of de verantwoordelijke. Afhankelijk van het geval wordt men dan doorbetaald of komt men terecht in een pensioenregeling.

 

Het blijft voor mij een moeilijke situatie. Ik vraag mij af of een stroomlijning niet mogelijk is. Straks komen wij dan ook tot de vraag over het minimum en de consequenties, mijnheer de minister.

 

06.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Voor het ziektepensioen staat inderdaad geen grote hervorming in het regeerakkoord ingeschreven. Ik moet echter eerst een consensus bereiken met de heer Bogaert en mevrouw Onkelinx. Ik sluit niet uit dat wij hiervoor, naar aanleiding van uw vraag, een inspanning willen leveren. Het lijkt mij gerechtvaardigd om een en ander te moderniseren en daarin meer transparantie en uniformiteit te brengen. Ik moet echter eerst tot een akkoord met mijn collega’s kunnen komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Colette Burgeon au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "le complément pour âge dans la fonction publique et la suppression de la mise à la retraite d'office" (n° 9571)

07 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "het complement wegens leeftijd in het openbaar ambt en de opheffing van de van ambtswege oppensioenstelling" (nr. 9571)

 

07.01  Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, on constate que l'âge moyen de départ à la retraite dans le secteur public était de 60,84 ans en 2008. Une comparaison par rapport à l'année 2001, qui est l'année d'entrée en vigueur du complément pour âge pour les services prestés entre 60 et 65 ans, ne montre aucune modification de l'âge moyen de mise à la retraite puisque l'âge moyen était de 61,09 ans pour 2001. Il s'agit même d'une légère régression. Le complément pour âge n'a donc aucun effet sur l'âge du départ à la retraite.

 

Dans les régimes du secteur privé, le bonus pension sera évalué au cours du second semestre 2012 sur la base des avis du Comité d'étude sur le vieillissement et du Conseil supérieur de l'Emploi. À la différence du secteur public, le bonus pension est une mesure temporaire – jusqu'au 1er décembre 2013 – et n'est accordé qu'à partir de l'âge de 62 ans; il est constitué d'un montant fixe.

 

Le complément pour âge devra nécessairement être réformé avant la fin de cette année. En effet, outre la question de l'efficacité de ce complément, il semble logique de relever progressivement l'âge d'octroi de ce complément à partir de 2013 et de le porter à 62 ans en 2016 étant donné que le gouvernement a réformé en profondeur l'âge et la condition de carrière pour l'ouverture du droit à la pension anticipée. Une évaluation est-elle déjà en cours?

 

À l'inverse du secteur privé, l'âge normal de la pension pour le personnel du secteur public est l'âge auquel les fonctionnaires doivent obligatoirement démissionner de leur fonction. Cet âge est en général de 65 ans pour les hommes comme pour les femmes. Le principe selon lequel un fonctionnaire n'a pas le droit de poursuivre ses activités après l'âge de 65 ans ne souffre que d'une seule exception: le maintien de l'activité au-delà de 65 ans peut, exceptionnellement, être autorisé pour les agents dont l'État aurait un intérêt particulier à conserver le concours et qui, s'ils étaient mis à la retraite, devraient être remplacés. La décision n'est valable que pour six mois maximum et n'est pas renouvelable.

 

La mise à la retraite d'office est une mesure "historique" qui, selon nous, n'a plus de raison d'être dans notre société actuelle. Tous les travailleurs doivent avoir la possibilité de poursuivre leurs activités professionnelles au-delà de 65 ans. Pour rappel, un travailleur salarié ou indépendant âgé de 65 ans n'est nullement tenu de prendre sa pension à cet âge même si, dans les faits, il n'aura pas nécessairement le choix.

 

L'accord de gouvernement prévoit que le travail au-delà de 65 ans sera autorisé dans le secteur public, moyennant accord de l'employeur. Quand cette décision sera-t-elle mise en œuvre? Disposez-vous de chiffres sur le nombre d'agents qui ont demandé, en 2011, de poursuivre leur carrière au-delà des 65 ans? Combien de personnes ont-elles obtenu l'autorisation requise?

 

07.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, chère collègue, dans ma note de politique générale, il est stipulé que le bonus pension pour les travailleurs pensionnés sera évalué avant le 1er décembre de cette année en vue d'en renforcer le caractère stimulant. Il sera également indiqué d'évaluer, à cette occasion, le complément pour âge pour les retraités du secteur public.

 

Cette évaluation se fera de manière objective et scientifiquement fondée par un groupe de travail composé des représentants des administrations concernées de ma cellule stratégique. Ce groupe de travail sera soutenu, au niveau de la méthodologie et du contenu, par le SPF Sécurité sociale. Le but est que ce groupe remette, avant l'été, une étude pouvant servir de base à un débat plus large avec les partenaires sociaux.

 

Comme vous l'avez fait remarquer à juste titre, il est indiqué, dans la déclaration gouvernementale, que le travail après 65 ans dans le secteur public sera autorisé moyennant l'accord de l'employeur, ce qui requiert l'adaptation des différents statuts du personnel. Avec mes collègues du gouvernement, j'entends examiner, à court terme, comment concrétiser précisément cette possibilité.

 

J'ai déjà pris des initiatives en vue de l'organisation d'une réunion avec toutes les parties concernées de manière à ce que les personnes qui veulent continuer à travailler puissent également le faire après 65 ans.

 

J'ai l'intention de proposer la mise sur pied d'un groupe de travail constitué au sein du comité technique pour ce qui concerne les pensions du secteur public. Il s'agit d'un organe consultatif dans lequel toutes les associations professionnelles siègent avec les représentants des différents gouvernements.

 

Je ne dispose pas de chiffres quant au nombre de fonctionnaires qui, en 2011, ont demandé de rester en service après l'âge de 65 ans. Toutefois, je peux vous dire qu'en 2011, le Service des pensions du secteur public a octroyé à 278 personnes une pension de retraite qui a pris effet après l'âge de 65 ans. Dans 111 cas, il s'agissait de ministres du culte auxquels ne s'applique aucune limite d'âge. Dans 17 cas, il s'agissait de magistrats qui peuvent rester en service jusqu'à 67 ans, voire 70 ans. Les 550 cas restants concernent principalement des pensions de mandataires locaux qui ne connaissent pas non plus d'âge limite obligatoire.

 

07.03  Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je resterai évidemment attentive à la question. Je retiens, en tout cas, qu'une étude pouvant servir de base à un débat plus large avec les partenaires sociaux devrait être remise avant l'été. En tout cas, si nécessaire, je ne manquerai pas de vous réinterroger sur la question.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de bijdragen voor het pensioenstelsel van het vliegend personeel" (nr. 9640)

08 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les cotisations pour le régime des pensions du personnel navigant" (n° 9640)

 

08.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, met de programmawet van 28 december 2011 werd ook het specifieke pensioenstelsel van het vliegend personeel ingrijpend gewijzigd. Het specifieke pensioenstelsel voor het vliegend personeel werd afgeschaft voor het personeel onder de 55 jaar. De aanleiding voor het afschaffen van het systeem is het oplopend tekort in de pensioenkas van het vliegend personeel. Daardoor moeten die tekorten worden aangevuld vanuit het algemeen beheer van de Rijksdienst voor Pensioenen. Het blijkt dus dat de extra bijdragen die elke piloot, elk lid van het cabinepersoneel en de werkgevers betalen, niet voldoende zijn om het systeem in stand te houden.

 

Mijnheer de minister, wat zal er gebeuren met de extra bijdragen die de sector reeds betaalde voor de specifieke pensioenregeling? Worden de extra bijdragen momenteel nog steeds ingehouden bij de verschillende actoren van de luchtvaartsector? Indien ja, op welke wettelijke basis gebeurt dat dan?

 

08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Het overleg met de luchtvaartsector is nog volop aan de gang en verloopt zeer constructief.

 

Het voorlopig resultaat van het overleg, dat zowel betrekking heeft op een transitiescenario inzake leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor de piloten en het cabinepersoneel als op de te betalen bijdragen, zal de komende week in de regering worden besproken.

 

De extra bijdragen die de sector in het verleden betaalde, waren onvoldoende om de kosten van het verleden te dekken. De bijdragen werden in een repartitiestelsel verdeeld.

 

Momenteel worden de extra bijdragen nog steeds ingehouden. Het specifiek stelstel van de burgerluchtvaart werd bij KB van 3 november 1969 ingevoerd en blijft van toepassing voor de werknemers van de sector die op 31 december 2011 de 55-jarige leeftijd hebben bereikt. Er bestaat voor die categorie van werknemers dus een wettelijke basis voor de voortzetting van de inning van de speciale bijdragen.

 

Artikel 119 van de wet van 28 december 2011 bepaalt dat de Koning bij een besluit, vastgelegd na overleg in de Ministerraad, in bijzondere maatregelen betreffende speciale bijdragen zal voorzien in de vermelde koninklijke besluiten van 3 november 1969 en 27 juli 1971.

 

Omdat er momenteel met de sociale partners wordt onderhandeld om overgangsmaatregelen in te voeren, is het logischerwijze nog niet duidelijk of de extra bijdragen ook voor de rest van het vliegend personeel al dan niet behouden zullen blijven.

 

Na consultatie van de sector heb ik aan de Rijksdienst voor Pensioenen gevraagd om de inning van de speciale bijdragen voort te zetten, zolang de onderhandelingen niet zijn afgerond.

 

Alle sociale partners in de luchtvaartsector verkiezen die pragmatische aanpak en betalen in afwachting van een definitieve regeling zowel de werkgevers- als de werknemersbijdragen voort.

 

08.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw toelichting. Ik verneem dat de onderhandelingen nog volop aan de gang zijn. Ik zal het punt blijven volgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de acties ten gevolge van de werkdruk bij het personeel van de RVP" (nr. 9647)

- mevrouw Sonja Becq aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de acties bij het personeel van de RVP" (nr. 9666)

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de acties van de Rijksdienst voor Pensioenen" (nr. 9780)

09 Questions jointes de

- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les actions liées à la surcharge de travail au niveau du personnel de l'ONP" (n° 9647)

- Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les mesures à prendre au niveau de la gestion du personnel de l'ONP" (n° 9666)

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les actions de l'Office national des Pensions" (n° 9780)

 

09.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ten gevolge van de wijzigingen aan de pensioenwetgeving is het aantal vragen naar informatie bij de RVP sterk toegenomen. Voor heel wat personeelsleden zou dit de spreekwoordelijke druppel zijn. Er wordt gesteld dat de werkdruk van het personeel van de RVP al jaren te groot is.

 

Ten eerste, ontving u reeds eerder signalen omtrent de grote werkdruk bij de RVP? Indien ja, welke directies hebben hier vooral mee te kampen?

 

Ten tweede, is er bij sommige directies sprake van een personeelstekort, een groot personeelsverloop of een sterk ziekteverzuim?

 

Ten derde, welke acties worden gevoerd en wat zijn hiervan de gevolgen voor de burger? Welke acties worden nog aangekondigd? Die vraag is intussen misschien wel achterhaald.

 

Ten vierde, kan u toelichten wat u hebt afgesproken met de directie van de RVP om de onvrede te kanaliseren en op te vangen? Ik lees in de pers dat er volgens u geen bijkomend personeel nodig is en dat dat zelfs onmogelijk is. U vindt wel dat er maatregelen moeten worden genomen om de werkdruk te verlichten. Ik had hierbij graag een toelichting gekregen.

 

09.02  Sonja Becq (CD&V): Mijn vraag gaat inderdaad over hetzelfde onderwerp. Wij stellen vast dat de communicatie niet evident is wegens de vele vragen en niet omdat het personeel niet adequaat probeert te antwoorden. Ik denk wel dat ze de stroom niet goed kunnen volgen.

 

Ik hoor ook positieve reacties van mensen die zeggen dat ze heel vriendelijk zijn. Als ze hun geen antwoord kunnen geven, zijn de mensen echter teleurgesteld dat ze niet verder geholpen kunnen worden.

 

Gewestelijke kantoren dreigen in de problemen te komen door het toenemend aantal vragen.

 

Ik wil even van de gelegenheid gebruikmaken om te stellen dat er daarnaast ook andere problemen zijn, zoals bij de behandelingstijd voor rustpensioenen en overlevingspensioenen.

 

Ik ben voorzitter van een OCMW en vorige week nog zag ik het dossier van een dame die recht heeft op een overlevingspensioen. Ze kwam een lening of een voorschot vragen omdat ze niet rondkomt. Ze wacht op een overlevingspensioen dat moet toegekend worden. Dat blijft dus een probleem, mijnheer de minister.

 

Daarnaast is er de vaststelling dat er blijkbaar enige druk op de pensioendiensten is, waaraan zij niet kunnen voldoen en niet kunnen beantwoorden. Ik begrijp dat zij daarom actie voeren.

 

Mijnheer de minister, wanneer en hoe zult u dit probleem oplossen? Voorziet u in bijkomend personeel voor de afhandeling naar aanleiding van deze pensioenhervorming?

 

U zegt dat u de efficiëntie wil verhogen door een sterke informatisering. Op welke termijn wilt u dat doen? Hoe ziet u dat concreet? Welke stappen zijn daarvoor klaar? Hoe staat het met de gesprekken met de Rijksdienst voor Pensioenen hierover?

 

Is het mogelijk en wenselijk, aangezien de gewestelijke kantoren actie voerden, om mensen van de centrale diensten naar de gewestelijke kantoren over te plaatsen? Zal dit geen problemen voor de centrale diensten met zich meebrengen?

 

Mijnheer de minister, hoe gaat u dit oplossen?

 

09.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb gelijkaardige vragen als mijn collega’s.

 

Wij hebben allemaal kunnen vaststellen dat enige tijd geleden actie werd gevoerd door de Rijksdienst voor Pensioenen. Er waren klachten over een overmatige werklast.

 

Ik kan mij heel goed voorstellen dat er, na een pensioenhervorming van een dergelijke omvang, heel wat vragen van burgers zijn.

 

Mijnheer de minister, hoe hebt u daarop gereageerd? Wat zijn de mogelijke oplossingen om dergelijke zaken in de toekomst te vermijden? Is er een manier om naar meer informatisering te gaan, met standaardantwoorden? Ik besef wel dat dit heel moeilijk is, omdat het om heel individuele dossiers gaat.

 

Behoort personeelsuitbreiding tot de mogelijkheden? Of is een andere vorm van organisatie mogelijk, meer gedecentraliseerd?

 

Welke lessen trekt u hieruit, mijnheer de minister? Welke oplossingen zult u op tafel leggen?

 

09.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik moet aanstippen dat de Rijksdienst voor Pensioenen een openbare instelling van sociale zekerheid is met een afzonderlijk paritair beheer. Dit betekent dat ik de voogdij heb, maar dat ik niet direct kan ingrijpen in personeelszaken. Dit is een zaak van de directie en het beheerscomité en zoals u weet zijn in dat beheerscomité de sociale partners vertegenwoordigd. Dat is anders dan bij een klassieke overheidsadministratie, waar de minister als het moet rechtstreeks kan ingrijpen.

 

De acties beperkten zich tot een aantal gewestelijke kantoren waar medewerkers wel de pensioendossiers afhandelden, maar waar bezoekers niet werden ontvangen en telefoons niet werden beantwoord. Bij de centrale diensten in Brussel waren er geen acties. Alle zeven Nederlandstalige kantoren werden getroffen, van de Franstalige kantoren hebben er slechts twee deelgenomen aan de actie. Er was dus meer stakingsbereidheid in Vlaanderen dan in Wallonië.

 

De Rijksdienst voor Pensioenen is een organisatie die zich de jongste jaren sterk heeft gemoderniseerd en die zich, met het oog op de gevolgen van de demografische evolutie, heeft ontwikkeld tot een moderne administratie, waarbij niet alleen de kwaliteit van de pensioendossiers centraal staat maar ook alsmaar meer de communicatie en informatie aan de mensen.

 

Er zijn enorme ontwikkelingen geweest op het vlak van informatica: het elektronisch dossier, een nieuwe databank, het centrale beheer van de persoonsgegevens, het zo automatisch mogelijk berekenen van de pensioenen. Hierdoor kon het toegenomen aantal pensioenaanvragen door de vergrijzing, plus 34 000 vorig jaar, steeds binnen de vastgestelde termijnen en budgetten worden verwerkt. Ik wil dus een pluim geven aan alle mensen bij die administratie.

 

De RVP blijft trouwens ook dit jaar nog verder inzetten op een versterking van de informatisering, onder meer door de ontwikkeling van automatische betalingssystemen. Ik sprak daarnet over de automatische berekening, hier gaat het over de automatische betaling; dat project heet THESEOS, voor toekenning en betaling, en werd ingevoerd op 1 januari 2012.

 

Anderzijds is het omschakelen naar nieuwe informaticanetwerkplatformen, zeker in een eerste fase, voor vele mensen een aanpassing die niet eenvoudig is. Hoe zou u zelf zijn?

 

Men meldt mij dat de werkdruk inderdaad reeds een tijd hoog is, vooral in de gewestelijke kantoren, die zowel instaan voor de behandeling van de pensioenaanvragen als voor het beantwoorden van vragen van burgers. Bovendien staan de ambtenaren van de gewestelijke diensten ook in voor de overflow van het contactcenter, dat via de gratis groene lijn heel wat extra vragen over de pensioenhervorming te verwerken krijgt.

 

Uiteraard geeft de pensioenhervorming een stijging in het aantal telefoontjes en bezoekers. Telkens er een artikel verschijnt in een krant, zien we dat het aantal oproepen ongelooflijk stijgt. Als er dan ook nog bepaalde journalisten zijn die in een bepaalde krant – Le Soir – insinueren dat het overlevingspensioen verdwijnt, dan hebben wij meer dan tienduizend oproepen gekregen op één dag. U ziet dus waar de oorzaak ligt.

 

Mensen zijn ongerust door alles wat zij horen en lezen en willen snel weten waar zij aan toe zijn. Zeker in een periode waarin de hervorming nog in een onderhandelingsfase verkeert, omdat wij tijd nemen voor het sociaal overleg en omdat nog niet alle informatie beschikbaar is, betekent dit voor de ambtenaren een extra belasting om al die ongeruste burgers te woord te staan.

 

Wat doen wij daaraan? Welnu, er zijn heel wat acties. De leiding van de RVP is zich bewust van de situatie en erkent de werkdruk in de gewestelijke kantoren. Daarom heeft de administratie eind vorig jaar een externe dienst aangesteld om een preventieve risicoanalyse uit te voeren. Op basis van de resultaten van die analyse, die uitvoerig toegelicht werden op het basisoverlegcomité in januari 2012, ontwikkelt de administratie acties om stress op de werkvloer te verminderen.

 

Bovendien heeft de administratie vorig jaar voor een aantal diensten instrumenten van werklastmeting ontwikkeld. Voortaan kan daardoor op objectieve wijze worden vastgesteld wat de werkdruk is en hoeveel personeelsleden er nodig zijn om de taken te vervullen. Zo heeft de administratie eind vorig jaar bij voorrang aanwervingen gedaan voor de gewestelijke kantoren ter vervanging van de natuurlijke afvloeiingen. Recent zijn er ook mensen gemuteerd vanuit Brussel naar de gewestelijke kantoren.

 

Verder is door de administratie nu ook een onmiddellijk actieplan uitgewerkt om de gestegen werkdruk, veroorzaakt door de vragen over de hervorming, beter op te vangen. Dat is op 28 februari voorgesteld en goedgekeurd in het basisoverlegcomité, waardoor de acties stopgezet zijn. Zo zou er onder meer een betere beheersing komen van de telefonische oproepen via een workflow tool. Enkel de telefonie die handelt over specifieke dossiers, zal nog doorgestuurd worden naar de gewestelijke diensten. Het merendeel blijft dus in Brussel.

 

Algemene vragen zullen centraal beantwoord worden door een contactcenter. Mijn kabinet is ook bezig om samen met de drie voornaamste pensioeninstellingen, de RVP, het RSVZ en PDOS, te bekijken hoe wij samen kunnen werken, dus samen één dienst kunnen verzorgen in plaats van drie verschillende diensten.

 

Verder zal het telewerken worden uitgebreid naar de personeelsleden van de gewestelijke kantoren. De administratie werkt ook volop aan het aanpassen van haar structuren om de mensen in de toekomst nog vlotter en efficiënter bij te staan.

 

Ik wil nog graag toevoegen dat de verloopcijfers bij de RVP laag zijn: 3,5 % in 2011 tegenover een federaal gemiddelde van 6,4 % De personeelsleden bij de RVP blijken trouwens gemotiveerd te zijn. Jobsatisfactie scoort traditioneel hoog in de tevredenheidsmetingen.

 

Zoals gezegd, neem ik de situatie bijzonder ernstig; ik volg ik ze op de voet op en ik zal niet nalaten steeds mijn steun te geven, daar waar nodig en mogelijk.

 

09.05  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik verneem dat de directie en het beheerscomité hier bevoegd zijn en dat zij op dit moment een aantal acties ondernemen om de stress, die er vooral is gekomen omdat de pensioenhervorming in goede banen moet worden geleid, te verminderen.

 

Ik ben blij dat u dit goed opvolgt. Het is immers belangrijk dat wij de mensen van de RVP gemotiveerd houden.

 

U haalde even aan dat er meer stakingen en stakingsbereidheid waren in Vlaanderen. Ik vermoed dat de werkdruk daar wellicht hoger lag. Ik lees ook in de pers dat de kantoren in Wallonië verafgelegen en moeilijk bereikbaar zijn. Ik verzin dat niet. Ik heb het in de pers gelezen. Ik denk dat het daarmee wel te maken zal hebben en ik zal daaromtrent schriftelijk de cijfers opvragen.

 

09.06  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik hoop maar dat de maatregelen die u zegt te nemen ook effectief helpen. Het is belangrijk dat wij dat opvolgen. Als de tevredenheid bij het personeel zo groot is, dan moeten we dat zeker behouden. Het is een belangrijk gegeven dat het personeel voldoening haalt uit zijn werk. Mensen een oplossing bieden zorgt voor een grotere voldoening. Als dat niet kan door de tijdsdruk of wegens onvoldoende informatie, dan kan dat voor problemen zorgen.

 

Er komt een pensioenhervorming en mensen stellen zich veel vragen, daarop moeten we voorbereid zijn. Het is begrijpelijk dat mensen iets lezen in de krant en zich dan vragen gaan stellen. Naast het nemen van de maatregelen die u noemt, is het ook belangrijk dat die uitvoeringsbesluiten er zo snel mogelijk komen om duidelijkheid te scheppen.

 

Hoe staat het met de snelheid van de verwerking van overlevingspensioenen en de verschuiving van een gezins- naar een individueel pensioen? Ik blijf horen dat zulks een probleem is. Het gaat vaak om mensen die niets hebben. Vroeger werden er voorschotten gegeven. Dat gebeurt nu niet meer, begrijpelijk, omdat men zo geen dubbele verrichtingen en berekeningen heeft. Als dat effectief een probleem betekent voor de mensen zelf, dan moeten we daarover nog eens nadenken.

 

09.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, er werd zeer veel politiek gecommuniceerd over die hervorming, ook van uw kant: u bent er wel ingevlogen. Het sociaal overleg verliep zeker niet goed. Er werden veel ballonnetjes opgelaten en er werden zaken aangepast tijdens het sociaal overleg in de daaropvolgende weken. Ik kan mij zeer goed inbeelden dat mensen ongerust zijn en niet goed weten wat werd beslist en wat niet.

 

Wat standaardinformatie op een website zou best nuttig zijn. Het ACV heeft die stap gezet en een zeer goede website ontwikkeld met informatie over de beslissingen die werden genomen. Ik heb dat bij u onvoldoende teruggevonden, informatie over beslissingen die genomen zijn en beslissingen waarover nog wordt onderhandeld en overlegd.

 

Inzake de acties van de afgelopen weken onthoud ik vooral dat u zich richt op een betere interne organisatie, bijvoorbeeld qua opvolging van telefoons. Er is ook een stukje decentralisatie, er is een mutatie van centraal naar decentraal, er is het telewerken. Laten we hopen dat die maatregelen worden geconsolideerd en zorgen voor een goede, leefbare werksituatie. We moeten dit alleszins opvolgen en er lessen uit trekken voor volgende pensioenhervormingen. Ik heb immers uit eerdere commissievergaderingen begrepen dat u nog een aantal werven hebt gestart.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de gevolgen van de pensioenhervorming voor de laagste pensioenen van ambtenaren" (nr. 9689)

10 Question de Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les conséquences de la réforme des pensions pour les fonctionnaires bénéficiant des pensions les plus basses" (n° 9689)

 

10.01  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, wat zijn, heel concreet, de gevolgen van de genomen maatregelen voor de ambtenaren? De berekening gaat van vijf naar tien jaar. Mijn bekommernis gaat uit naar de laagste pensioenen. Die moeten hoog genoeg blijven. De vrees leeft dat degenen die met lichamelijke ongeschiktheid te maken krijgen, de dupe van het verhaal zouden kunnen zijn.

 

In het regeerakkoord staat – ik meen dat dit ook in de bespreking aan de orde is geweest – dat de regering zal onderzoeken hoe zij ervoor kan zorgen dat de nieuwe berekening geen pensioen onder een nog te bepalen niveau oplevert. Ik dacht dat dat ook in de wetteksten was opgenomen en in een KB zou worden gespecifieerd, met het oog op de bescherming van de laagste pensioenen.

 

Wat is de stand van zaken? Is er al wat onderzoek gedaan? Op welk pensioenniveau zal men zich baseren? Hoe zult u de laagste pensioenen beschermen? Wat is de impact van de nieuwe berekeningswijze, niet op basis van de vijf laatste jaren, maar op basis van de tien laatste jaren van een loopbaan op de pensioenen en, desgevallend, op de pensioenen van medisch ongeschikten?

 

10.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Becq, in artikel 105, vierde lid van de wet van 28 december van vorig jaar werd aan de Koning de machtiging verleend om bij een in Ministerraad overlegd KB maatregelen te nemen om de laagste pensioenen op een zeker niveau te houden, wanneer de berekening ervan, op basis van de gemiddelde wedde gedurende de laatste tien dienstjaren, nadelig zou zijn. De wijze waarop die mogelijkheid zal worden ingevuld, wordt momenteel nog besproken op het sociaal overleg.

 

Wij maken op dit ogenblik een inschatting van de impact van de nieuwe berekeningswijze van de gemiddelde wedde op de pensioenen die werden toegekend wegens medische ongeschiktheid. Weet wel dat de laagste pensioenen van de categorie gepensioneerden wegens lichamelijke ongeschiktheid nu al worden opgetrokken tot een gewaarborgd minimumpensioen. Dat bedraagt thans tussen 1 261 en 1 773 euro bruto per maand voor een alleenstaande gepensioneerde en tussen 1 577 en 2 217 euro bruto per maand voor een gehuwde gepensioneerde. Die bedragen worden nog steeds vastgesteld overeenkomstig de gemiddelde wedde in de laatste vijf dienstjaren. Zij worden dan ook op geen enkele manier negatief beïnvloed door de nieuwe berekeningsregels.

 

10.03  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u. Dat is duidelijk. Ik begrijp dat u nog niets kunt zeggen over de timing, omdat het punt nog behandeld wordt tijdens het sociaal overleg.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Questions jointes de

- Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les exceptions à l'âge de la retraite dans la fonction publique" (n° 9731)

- M. Éric Jadot au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les exceptions à l'âge de la retraite dans la fonction publique" (n° 10437)

11 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de uitzonderingen op de pensioenleeftijd in het openbaar ambt" (nr. 9731)

- de heer Éric Jadot aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de uitzonderingen op de pensioenleeftijd in het openbaar ambt" (nr. 10437)

 

Le président: Mme Genot a retiré sa question n° 9731.

 

11.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'article 88 alinéa 1er de la loi du 28 décembre 2011 portant des dispositions diverses dispose que l'âge minimum de la pension pour les fonctionnaires publics est porté à 62 ans. Nonobstant toute autre disposition légale, réglementaire ou contractuelle, les conditions d'âge et de durée de services visées à l'article 46, § 1er, alinéa 1er, 1° de la loi du 15 mai 1984 portant mesures d'harmonisation dans les régimes de pension s'appliquent à toute personne dont la pension est visée à l'article 38 de la loi du 5 août 1978 de réformes économiques et budgétaires ou à l'article 80 de la loi du 3 février 2003 apportant diverses modifications à la législation relative aux pensions du secteur public.

 

L'article 88, deuxième alinéa, de la même loi prévoit une exception pour le personnel roulant de la SNCB Holding, pour la police intégrée et pour les militaires. Cet article 88 deuxième alinéa ne prévoit pas d'exception pour les sapeurs-pompiers.

 

Monsieur le ministre, sur base de quels critères ces 3 exceptions ont-elles été établies? Pouvez-vous expliquer pourquoi cet article 88 deuxième alinéa de la loi du 28 décembre 2011 portant des dispositions diverses ne prévoit pas d'exception pour les sapeurs-pompiers? Êtes-vous d'avis que le métier de sapeur-pompier n'est pas un métier lourd, au même titre que celui des militaires ou de la police?

 

11.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, cher collègue, pour votre première question, je vous renvoie à la réponse que j'ai donnée en commission des Affaires sociales et dans laquelle je signalais la remarque du Conseil d'État relative à la distinction opérée sur la base des conditions d'âge. Les critères d'âge et de durée du service repris dans la législation portant sur les pensions ne peuvent plus être justifiés objectivement, tout comme les différences entre ouvriers et employés, qui découlent de raisons historiques. La Cour constitutionnelle a jugé que les distinctions établies au début du XXè siècle étaient alors légitimes en raison de situations socio-économiques différentes chez les ouvriers et les employés. Elle a, dès lors, décidé que le fait qu'il serait injustifié d'introduire une telle distinction aujourd'hui n'est pas suffisant pour en légitimer la suppression soudaine.

 

Les militaires, les policiers et le personnel roulant de la SNCB forment historiquement les seules catégories professionnelles pour lesquelles il est prévu une dérogation à l'âge légal de la retraite. Le choix qui a été formé de conserver ces différences dans le cadre de la réforme des pensions et de ne pas en ajouter de nouvelles peut s'expliquer par le principe d'une harmonisation progressive des régimes de pension. Il n'est pas souhaitable d'harmoniser d'un seul coup des différences qui ont traversé plus de 150 ans d'histoire sociale.

 

Pour votre deuxième question, comme vous le savez, le credo de la réforme des pensions de décembre dernier est le relèvement de l'âge effectif de départ à la retraite dans le but de garantir la stabilité financière des régimes de pension. Nous avons tenté de répartir les efforts de la manière la plus égale possible entre les différentes catégories professionnelles conformément à l'objectif d'uniformisation.

 

Dans ce contexte, je souhaite souligner que les sapeurs-pompiers ne bénéficiaient pas, avant cette réforme, d'une dérogation à l'âge légal de départ à la retraite. Ils relevaient du régime général du personnel du secteur public, c'est-à-dire un âge officiel de départ à l'âge de 65 ans et une possibilité de retraite anticipée à partir de 60 ans.

 

Il nous a, dès lors, semblé évident de maintenir, dans le futur, les sapeurs-pompiers dans le régime général à un âge officiel de départ de 65 ans et une possibilité de retraite anticipée à partir de 62 ans.

 

Il n'est pas évident, en ce qui concerne votre troisième question, de déterminer sur base objective quelle profession est considérée comme une profession lourde et laquelle ne l'est pas. Les partenaires sociaux n'y sont pas parvenus pour la réalisation du Pacte de solidarité entre les générations 2005. Lors de la concertation sociale relative à la réforme des pensions de décembre 2011, des voix se sont à nouveau élevées pour prévoir un âge de retraite moins élevé pour les professions lourdes. Il s'est de nouveau avéré impossible de définir la notion de profession lourde de manière objective et qui soit soutenue par tous les intéressés.

 

Je souhaite toutefois préciser que le gouvernement fédéral est tout à fait conscient du fait qu'il n'est pas évident de maintenir tous les sapeurs-pompiers plus âgés actifs dans la lutte contre le feu jusqu'à leurs 62 ans. C'est pourquoi le gouvernement a décidé ce qui suit, suite à la concertation sociale avec les organisations syndicales représentatives des sapeurs-pompiers, en ce qui concerne la mise en œuvre de la réforme des pensions.

 

En ce qui concerne les sapeurs-pompiers âgés de 56 ans et plus, un aménagement de fin de carrière sera négocié, de sorte qu'il leur soit proposé, à leur demande, d'exercer pendant la journée, une fonction non opérationnelle ou toute autre fonction alternative adaptée. Les conditions de travail et les formations de sapeurs-pompiers seront améliorées en vue d'être adaptées aux besoins et aux risques de la profession. Le statut de sapeur-pompier sera adapté pour garantir la sécurité juridique et pour offrir une réponse aux problèmes urgents qui se posent à l'heure actuelle, parmi lesquels les questions du temps de travail et de la fin de carrière.

 

La concertation informelle relative, entre autres, au statut et à la formation de la sécurité en fin de carrière prendra cours. Les administrations locales seront impliquées, à cet égard, notamment notre collègue, Mme Milquet, en sa qualité de ministre de l'Intérieur en charge des sapeurs-pompiers.

 

Je suis, en outre, personnellement convaincu qu'une pension anticipée n'est pas la meilleure solution pour ceux qui exercent une profession lourde, mais que nous devons plutôt nous employer à améliorer les conditions de travail.

 

11.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour votre réponse. Je retiens que vous restez attentif aux conditions de travail, à l'organisation de fonctions alternatives.

 

Il reste que, malgré l'aspect historique que vous évoquez pour justifier une différence de traitement, la situation peut paraître anachronique pour le citoyen lambda comme pour le sapeur-pompier qui constate ne pas être traité comme celui qui exerce pourtant quasiment le même métier que lui.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de behandeling van klachten over het misbruik van pensioenen door de federale pensioendiensten" (nr. 9753)

12 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "le traitement des plaintes relatives aux abus en matière de pensions par les services de pension fédéraux" (n° 9753)

 

12.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in ons socialezekerheids- en arbeidsrecht hebben klachten een wettelijke basis en genieten de indieners ervan een bijzondere bescherming. De wijze van behandeling van een klacht is veeleer afhankelijk van de instructies van de dienst waar ze terechtkomt.

 

Kunt u voor elk van de federale pensioendiensten meedelen of er interne instructienota’s bestaan over de behandeling van klachten omtrent mogelijke fraude met pensioenen en het garanderen van de geheimhoudingsplicht ten aanzien van de aanbrenger van de klacht?

 

Wordt er effectief een onderzoek opgestart naar aanleiding van klachten over mogelijk misbruik van pensioenen, ook op basis van zogenaamde anonieme klachten en aangiften?

 

12.02 Minister Vincent Van Quickenborne: De Rijksdienst voor Pensioenen heeft een actieplan voor de fraudebestrijding. Daarin wordt de nadruk gelegd op het voorkomen van onterechte betalingen. Gelet op de leeftijd van het cliënteel en de aard van de uitkering is het pure aspect ‘fraude’ minder prominent aanwezig dan bij andere instellingen. De RVP legt zich vooral toe op het matchen van gegevens die zich in verschillende databanken bevinden, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Ook wordt alsmaar meer met buitenlandse zusterinstellingen overgegaan tot gegevensuitwisseling.

 

Als er klachten van burgers binnenkomen, hebben die meestal betrekking op vermeend zwartwerk. Het standpunt van de RVP is altijd al geweest dat aan anonieme klachten en vage klachten geen gevolg wordt gegeven. Aan ondertekende en precieze klachten wordt wel gevolg gegeven. Ofwel doen de diensten van de RVP zelf een onderzoek, ofwel wordt het geval aan de Sociale Inspectie overgezonden.

 

De RVP neemt ook deel aan de werkgroep ePV (elektronisch proces-verbaal) teneinde deze uitwisseling meer accuraat te laten verlopen.

 

De pensioenwetgeving voor de overheidssector bepaalt niet hoe klachten over mogelijke pensioenfraude moeten worden behandeld. Binnen de dienst zijn er geen specifieke instructies over dit onderwerp. Zulke klachten zijn heel zeldzaam. In geval van een klacht vraagt de PDOS bij de Administratie der Directe Belastingen de gegevens over de beroeps- of vervangingsinkomsten van de pensioengerechtigde op. Indien daaruit blijkt dat er fraude werd gepleegd, dan neemt de PDOS de gepaste maatregelen. Het gaat om het schorsen of verminderen van het pensioen en een eventuele terugvordering van het pensioen dat ten onrechte is uitbetaald.

 

12.03  Karolien Grosemans (N-VA): Ik noteer dat er geen interne instructienota’s voor dergelijke klachten bestaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "Belgische pensioengerechtigden die een activiteit uitoefenen in het buitenland" (nr. 9755)

13 Question de Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les bénéficiaires d'une pension belge qui exercent une activité à l'étranger" (n° 9755)

 

13.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een aantal gerechtigden op een Belgische pensioenuitkering verblijft in het buitenland. Indien zij daar een activiteit uitoefenen waaruit een inkomen voortvloeit, zijn zij er toe gehouden de Belgische pensioeninstellingen daarvan in kennis te stellen.

 

Mijnheer de minister, daarover heb ik de volgende vragen.

 

Worden pensioengerechtigden die zich in het buitenland vestigen door onze pensioendiensten gesensibiliseerd, in het algemeen omtrent hun verplichtingen, en in het bijzonder omtrent de informatieplicht in geval van het uitoefenen van een activiteit?

 

Oefenen onze pensioendiensten dan ook een controle uit op het al dan niet verrichten van een activiteit in het buitenland door een gerechtigde op een Belgisch pensioen? Zo ja, hoe gebeurt die controle?

 

Ten derde, ontvangen onze pensioendiensten klachten die betrekking hebben op het uitoefenen van een activiteit in het buitenland door een gerechtigde op een Belgisch pensioen? Hoe worden die klachten behandeld?

 

13.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Grosemans, sinds 1 januari 2006 is er een automatische confrontatie en wisselwerking tussen de databank van de RVP en de flux DmfA, dus de aangiftes aan de RSZ. Daardoor kan iedere tewerkstelling onmiddellijk worden opgespoord van een gepensioneerde en/of zijn echtgenote in de hoedanigheid van werknemer en worden de sociale uitkeringen dus gecontroleerd. De controle van de zelfstandige beroepsactiviteit gebeurt aan de hand van de informatie-uitwisseling met het RSVZ.

 

Een aantal categorieën van gepensioneerden kan nog niet automatisch gecontroleerd worden, onder meer bij tewerkstelling in het buitenland. Die categorieën dienen hun beroepsactiviteit aan te geven bij de Rijksdienst voor Pensioenen met het formulier 74 (93). Zij worden daarvan in kennis gesteld bij de aanvang van het onderzoek naar hun pensioenrechten. Dat wordt ook nog eens meegedeeld bij de notificatie van de beslissing. Het wordt dus twee keer meegedeeld aan de betrokkenen en dat is wel heel duidelijk. Het gaat om bijlagen.

 

Na aangifte van een beroepsactiviteit in het buitenland, ontvangt men jaarlijks een controlebrief die moet worden ingevuld door de werkgever. Het uitblijven van een antwoord heeft een impact op de uitbetaling van het pensioen. De gepensioneerde kan nuttige informatie terugvinden in de brochure Werken en uw pensioen behouden.

 

Wat de internationale informatie-uitwisseling aangaat, heeft de RVP de intentie om een betere elektronische gegevensuitwisseling te bekomen. In die optiek kan worden verwezen naar de deelname van de RVP als pilootinstelling aan de uitvoering van het Frans-Belgische raamakkoord, naar de deelname aan het EU-project inzake de elektronische gegevensuitwisseling binnen de sociale zekerheid en naar de bilaterale besprekingen die de RVP voert met buitenlandse instellingen, waarvan het aspect van de elektronische gegevensuitwisseling steeds onderdeel uitmaakt.

 

Wat PDOS betreft, alle gepensioneerden verbinden zich ertoe om de PDOS in kennis te stellen van elke beroepsactiviteit die zij later zouden uitoefenen. Op dat ogenblik worden zij ook ingelicht over de toegelaten inkomensgrenzen. In 2011 beheerde PDOS 116 dossiers van gepensioneerden die een beroepsactiviteit uitoefenen in het buitenland, 72 rustpensioenen en 44 overlevingspensioenen. De aard en de hoogte van de beroepsinkomsten wordt jaarlijks onderzocht. Dit gebeurt op basis van een verklaring op erewoord van de gepensioneerde, aangevuld met een verklaring van de werkgever of een officiële instantie. Bij die jaarlijkse enquête worden de gepensioneerden herinnerd aan hun plichten ter zake. Tegelijkertijd worden zij opnieuw ingelicht over de toegelaten inkomensgrenzen. PDOS heeft nog geen specifieke klachten ontvangen van gepensioneerden die een beroepsactiviteit uitoefenen in het buitenland.

 

13.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik begrijp dat de betrokkenen zeer goed worden gesensibiliseerd. Er zijn duidelijke richtlijnen.

 

Ik heb niet echt goed begrepen wat u zei over de controle. U had het over een brief en erewoord.

 

13.04  Medewerker van de minister: Mensen die een activiteit uitoefenen in het buitenland zijn verplicht om een aangifte te doen van die activiteit. Op basis van die aangifte voeren wij de controle uit. Wij sturen jaarlijks controlebrieven. Deze moeten door de betrokkenen zelf en hun werkgever worden ingevuld. Het gaat hierbij over zeer weinig personen. Als zij geen aangifte doen, weten wij het niet.

 

13.05 Minister Vincent Van Quickenborne: Als wij natuurlijk geen verbinding hebben met een databank van tewerkstelling in het buitenland, dan is dit de enige manier om het te controleren. Als de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, het wereldwijd geroemde project van Jean-Luc Dehaene, zou gekoppeld zijn aan een buitenlandse databank, dan zouden wij natuurlijk een echte controle kunnen uitvoeren. De controle in het buitenland is minder fijnmazig dan wat wij in België doen.

 

Wij hebben gepensioneerden op heel wat plaatsen in de wereld die daar overigens zeer gelukkig zijn. Naarmate men verder weggaat van ons land wordt het moeilijker om connecties aan te knopen. De ideale wereld zou erin bestaan dat alle databanken elektronisch met elkaar zouden worden verbonden, zodat men permanent kan controleren.

 

Dat doen wij stap voor stap, zeker met die landen waar wij de meeste gepensioneerden hebben. Het is juist dat de controle momenteel nog niet perfect is.

 

13.06  Karolien Grosemans (N-VA): Ik begrijp dat het inderdaad heel moeilijk is. Wij moeten inderdaad evolueren naar databanken die kunnen worden gekoppeld.

 

Ik krijg hier ook klachten over. Het gaat dan vooral over mensen met een dubbele nationaliteit die hier met pensioen gaan en dan in het buitenland gaan werken, terwijl ze hun pensioen gewoon op hun rekening krijgen gestort. Soms overlijden ze ook in het buitenland en dan blijft dat gewoon vijf of tien jaar verder lopen.

 

13.07 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik heb dat ook al laten checken. Dat zijn van die Griekse toestanden, waar men pensioen blijft betalen aan mensen die overleden zijn. Dat wordt bij ons meticuleus gecontroleerd met levensbewijzen en dergelijke. Als dat er niet komt, wordt niets meer gestort. Dat wordt ook wel goed gecontroleerd. Daarvoor is de controle nog fijnmaziger dan wat wij hier hebben vermeld, omdat het gaat over het uitbetalen van pensioenen aan mensen die niet meer leven.

 

13.08  Karolien Grosemans (N-VA): Anders raken de pensioenkassen nog sneller leeg.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de tweede pensioenhervorming van de regering-Di Rupo" (nr. 9774)

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de pensioenhervormingen" (nr. 9784)

14 Questions jointes de

- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la deuxième réforme des pensions du gouvernement Di Rupo" (n° 9774)

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les réformes des pensions" (n° 9784)

 

14.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, naar aanleiding van de berichtgeving betreffende de sterke stijging van het aantal gepensioneerden, stelde u dat u die cijfers had zien aankomen en dat er de komende jaren zeker nog een nieuwe hervorming komt. Iedereen had dat natuurlijk zien aankomen; wij krijgen immers al heel lang rapporten van de Studiecommissie voor de Vergrijzing.

 

Kunt u toelichten welke maatregelen u in het vooruitzicht stelt en wanneer wij die mogen verwachten?

 

Ik vermoed dat u het hier zult hebben over uw negen of tien werven. Moeten wij uw verklaring kaderen in uw intentie om een eenheidspensioen in te voeren? Werd er in de regering al overlegd over een volgende hervorming? Bestaat er een consensus daaromtrent?

 

14.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, als reactie op de nieuwe cijfers inzake de pensioenuitgaven liet u inderdaad in de pers optekenen dat er de komende jaren een nieuwe pensioenhervorming aankomt. Wellicht gaat het dan om een hervorming die besparingen of meer inkomsten oplevert.

 

Wat bedoelde u precies? Wat moet de inhoud en de doelstelling daarvan zijn? Zult u, bijvoorbeeld, de pensioenleeftijd verder optrekken of niet, of hebt u het simpelweg over de tien werven, waarover u al een en ander hebt gezegd in het Parlement?

 

Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om bij u de geüpdatete timing voor de pensioenwerven nog eens op te vragen, omdat misschien al een en ander is veranderd ten opzichte van de vorige keer.

 

14.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik heb in het artikel in Het Nieuwsblad op Zondag gereageerd op de sterke stijging van het aantal gepensioneerden. Ik heb gezegd dat het niet de laatste hervorming zal zijn en dat er de komende decennia waarschijnlijk nog nieuwe pensioenhervormingen zullen komen. Daarmee heb ik evenwel niet gezegd dat de toekomstige pensioenhervorming er een van de regering-Di Rupo zal zijn, integendeel. Sta me toe te citeren uit het artikel in Het Nieuwsblad op Zondag: “…maar dat zal niet meer voor deze regering zijn”.

 

Het is mijn bedoeling om het nodige studiewerk te verrichten ter voorbereiding van de volgende pensioenhervorming, ongeacht of ze zal plaatsvinden. Wat mij betreft, zal ze moeten plaatsvinden, zij het in een volgende regeerperiode.

 

Mijnheer De Vriendt, het gaat inderdaad niet over de tien werven, die ik in de commissie voor de Sociale Zaken van de Kamer voorgesteld heb. De tien werven zijn ingeschreven in het regeerakkoord en die worden in de rest van de legislatuur aangepakt. Ik heb ze trouwens uitvoerig toegelicht naar aanleiding van de discussie over mijn beleidsnota en tevens een timing gegeven op vraag van diverse collega’s.

 

14.04  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, er komt dus nog een grote pensioenhervorming, maar niet meer in deze regeerperiode. De tien werven worden nog wel tijdens deze legislatuur uitgevoerd. Ik denk niet dat er concrete data waren vooropgesteld voor die werven.

 

14.05 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik heb dat in het debat over de beleidsnota in antwoord op een vraag van mevrouw Becq gezegd, maar ik ken die niet meer uit het hoofd. Het staat in elk geval in het verslag.

 

14.06  Karolien Grosemans (N-VA): Ik zal dan nog eens nakijken welke die precieze data zijn.

 

14.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik was geïnteresseerd in uw uitspraak. U zegt dat die hervorming niet meer voor deze regering is, maar voor de volgende en dat ze wel nodig is. Maar welke soort hervorming bedoelt u dan?

 

14.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik stel voor dat wij dat beslechten tijdens de verkiezingsdebatten naar aanleiding van de volgende verkiezingen.

 

14.09  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Het is jammer, want ik ben nu echt geïnteresseerd in uw mening. U zegt dat zo’n hervorming nodig zal zijn. En ik vraag mij dan af of het gaat over het nog verder optrekken van de pensioenleeftijd.

 

14.10 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik denk dat wij dergelijke uitspraken best doen als we de juiste informatie hebben verzameld. Daarom zullen wij ons met experts beraden. Daaruit zullen voorstellen komen, waar wij voor of tegen kunnen zijn of die wij kunnen wijzigen. Ze zullen op het juiste moment worden bekendgemaakt.

 

14.11  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Ik blijf toch een beetje op mijn honger.

 

14.12 Minister Vincent Van Quickenborne: U die op uw honger blijft zitten, moet opletten. U beschuldigt mij van een te grote snelheid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Carl Devlies aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over "de begrotingsimpact van de pensioenhervorming" (nr. 9874)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over "de budgettaire impact van de pensioenhervorming van de regering-Di Rupo 1" (nr. 9904)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de financiële impact van de bijsturing van de pensioenhervorming na sociaal overleg" (nr. 9245)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging over "de besparingen naar aanleiding van de pensioenhervorming" (nr. 10121)

15 Questions jointes de

- M. Carl Devlies au ministre du Budget et de la Simplification administrative sur "l'incidence budgétaire de la réforme des pensions" (n° 9874)

- Mme Karolien Grosemans au ministre du Budget et de la Simplification administrative sur "l'incidence budgétaire de la réforme des pensions du gouvernement Di Rupo 1" (n° 9904)

- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "l'impact financier de l'adaptation de la réforme des pensions après la concertation sociale" (n° 9245)

- M. Wouter De Vriendt au ministre du Budget et de la Simplification administrative sur "les économies liées à la réforme des pensions" (n° 10121)

 

De voorzitter: De heer Devlies is afwezig.

 

15.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb al eerder gevraagd, zowel in deze commissie als in de plenaire vergadering, wat de budgettaire impact is van de pensioenhervormingen van de regering-Di Rupo I.

 

Tot nu toe heb ik daarop geen antwoord gekregen. Daarom heb ik mijn vraag opnieuw ingediend en ze gericht aan de minister van Begroting. Groot was mijn verbazing toen ik las dat het antwoord zou worden gegeven door de minister van Pensioenen. Het lukt mij dus niet, maar het is mooi weer vandaag, dus misschien is het een goed moment.

 

Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.

 

Na vele jaren palaveren over de vergrijzing van onze samenleving en over de financiële gevolgen daarvan zijn er uiteindelijk onder internationale druk enkele maatregelen genomen die de leefbaarheid van ons pensioenstelsel ten goede zouden moeten komen. Na overleg met de sociale partners zijn er overgangsmaatregelen genomen die de gevolgen van de eerder genomen beslissingen matigen. De principes die vooruitgeschoven waren inzake langer werken en later met pensioen gaan, worden voor bepaalde groepen gemilderd. Er komen ook bijsturingen en overgangsmaatregelen inzake de gelijkgestelde periodes, de vervroegde pensionering en de brugpensionering.

 

Ik krijg graag van u een duidelijk beeld van de budgettaire impact van de genomen maatregelen.

 

Wat was de initiële budgettaire impact voor 2013-2016? Ik weet dat er geen impact is voor 2012. Wat is de budgettaire impact van de recente bijsturingen? Kunt u uw antwoorden opsplitsen voor de stelsels van ambtenaren, werknemers en zelfstandigen? Ik heb er geen probleem mee als u uw antwoorden schriftelijk bezorgt.

 

15.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik vind de vraag van collega Grosemans bijzonder pertinent. Ik heb een gelijkaardige vraag, die naar ik meen even pertinent is. Ik hoop dat u ons een schriftelijk antwoord zult kunnen bezorgen, want uw antwoord zal allicht veel cijfers bevatten.

 

Een van uw motiveringen voor deze pensioenhervorming is de pensioenen betaalbaar te houden. Zij moet een besparing opleveren. Onze vraag is dan: welk soort besparingen?

 

Sinds de pensioenhervorming goedgekeurd werd door het Parlement zijn er enkele overgangsmaatregelen en aanpassingen aan toegevoegd. Kunt u aangeven welke besparingen gerealiseerd zouden worden door de pensioenhervorming waartoe eind 2011 beslist werd? Graag krijg ik een opdeling van de verschillende maatregelen voor de jaren 2012-2016.

 

Kunt u aangeven welke besparingen gerealiseerd worden door de pensioenhervorming in haar actuele vorm? Er is redelijk wat veranderd in vergelijking met 2011. Ook hier krijg ik graag een opdeling van de verschillende maatregelen voor de jaren 2012-2016.

 

15.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega’s, pertinente vragen vragen om pertinente antwoorden.

 

De pensioenhervorming heeft geen enkele impact op 2012. Wie in 2012 nog aan de oude voorwaarden voldoet om met pensioen te gaan, kan dat ook doen. Vanzelfsprekend zal de pensioenhervorming wel een impact hebben op de begroting vanaf de jaren 2013 en volgende. De precieze impact is nog niet bekend. Die hangt immers af van een aantal factoren waarop we nog onvoldoende zicht hebben. Ik geef een voorbeeld. We verlengen de duur van de loopbaanvoorwaarden voor het vervroegd pensioen, zoals u weet. We kennen de loopbaanduur van de werknemers: die gegevens bevinden zich in de Argodatabank. We kennen de loopbaanduur van het gros van de zelfstandigen uit de Eclipsdatabank. We beschikken echter nog niet over de loopbaangegevens van de ambtenaren, aangezien de databank Capelo nog niet alle gegevens bevat. Hetzelfde geldt voor de gemengde loopbanen, die hoe langer hoe meer de regel in plaats van de uitzondering worden. We beschikken nog niet over de loopbaangegevens die ons zouden toelaten om de precieze berekeningen te maken.

 

Er werd ook gevraagd wat de budgettaire impact van de overgangsmaatregelen zou zijn. Ook hierop moet ik u voorlopig het antwoord schuldig blijven. We weten wel dat de overgangsmaatregelen die getroffen werden voor de ambtenaren die voor 28 november 2011 een aanvraag deden om vervroegd uit te treden via TBS of disponibiliteit, een impact zullen hebben. Ook die impact wordt nog berekend. De PDOS heeft een schrijven verstuurd aan ongeveer 1 700 overheden en administraties om de regeling van vervroegde uittreding in kaart te brengen. Vele honderden antwoorden stromen al binnen. Daaruit blijkt dat er minstens 56 verschillende stelsels van vervroegde uittreding bestaan in ons land. Daarmee wordt voor de eerste keer in kaart gebracht welke regelingen van vervroegde uittreding er allemaal bestaan bij de overheid. Voorheen gebeurde dit nooit. Pas wanneer dit overzicht is gemaakt, kunnen we een precieze raming maken van de budgettaire impact van deze overgangsmaatregelen. Aangezien het om overgangsmaatregelen gaat, zal de budgettaire impact hoe dan ook tijdelijk zijn.

 

We zullen al deze ramingen, zowel wat de verwachte besparingen betreft als inzake de kosten van de overgangsmaatregelen, finaliseren en gebruiken bij de opmaak van de begrotingen 2013 en volgende.

 

15.04  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, u beschikt niet over alle loopbaangegevens noch over de nodige cijfers. U hebt nog geen zicht op de impact. U bent die nog aan het berekenen. U kunt nog geen precieze ramingen geven. U weet wel dat u met de huidige maatregelen het pensioensysteem niet in stand kunt houden en u bent er zeker van dat in 2014 een volgende hervorming nodig is. Ik vraag me dan af op welke basis u tot die beslissing komt!

 

15.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Ik begin inderdaad te geloven dat het wat nattevingerwerk is. Toch herinner ik mij dat u een tweetal maanden geleden in de commissie, tijdens de bespreking van de beleidsnota, toch een of twee zeer globale cijfers heeft genoemd. Mijn vraag was bedoeld om wat meer uitsplitsing te krijgen, maar het verwondert mij dat u zelfs die zeer globale cijfers hier vandaag niet vermeldt. Er moet toch een raming zijn. Besparen was een van uw motivaties om de pensioenhervorming door te drukken. Wat is die besparing? Wat is die raming, uitgesplitst over de volgende jaren tot en met 2016? Dit zijn geen vragen waarop u het antwoord schuldig moet blijven, dit zijn pertinente vragen. Ik betreur dat wij hierop geen antwoord krijgen.

 

15.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, het gaat over precieze cijfers en ik kan ze niet geven. Ik heb de reden gegeven waarom ik ze niet kan geven. De bevoegde ambtenaren zitten naast mij en zij zullen u dit bevestigen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de installatie van de federale ouderenadviesraad" (nr. 9988)

16 Question de Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "la mise en place du Conseil consultatif fédéral des aînés" (n° 9988)

 

16.01  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, voorafgaandelijk laat ik het volgende opmerken. Dat gepensioneerden wegens medische ongeschiktheid een pensioen ontvangen dat gemiddeld 27 % lager is dan het gemiddelde pensioen, komt uit een rapport van het Rekenhof uit 2009 over pensionering om gezondheidsredenen.

 

Dan kom ik tot mijn vraag. In 2009 hebben wij, nog onder uw voorganger, het voorstel tot oprichting van een federale ouderenadviesraad goedgekeurd, waarin de samenstelling, de oprichting en de bevoegdheden van de raad werden geregeld. De bedoeling was dat de ouderenadviesraad het Raadgevend Comité voor de pensioensector zou vervangen en tegelijk een ruimere adviesbevoegdheid zou krijgen. Er zouden ook verschillende deelraden en deelcommissies opgericht worden, waaronder commissies omtrent gelijke kansen, mobiliteit en volksgezondheid, om bij de federale materies te blijven.

 

Wij hebben echter de uitvoeringsbesluiten die de concrete modaliteiten met betrekking tot samenstelling en werking van de adviesraad moeten regelen, nog niet gezien.

 

Ondertussen bestaat het Raadgevend Comité nog en de leden die hun ontslag indienen, worden begrijpelijkerwijze niet vervangen.

 

In hoeverre hebt u stappen gezet om de uitvoeringsbesluiten uit te vaardigen? Het gaat dan vooral over de samenstelling, waar de nadruk ligt op de pariteit in taal.

 

Wanneer mag de installatie van de adviesraad verwacht worden?

 

16.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Tijdens de vergadering van de Ministerraad van 12 februari 2010 heeft de vorige regering in eerste lezing een ontwerp goedgekeurd. Op 24 februari heeft mijn voorganger de Raad van State om advies gevraagd en dat advies werd op 18 maart uitgebracht. De vorige regering kwam echter ten val op 28 april 2010, nog voor het aangepaste ontwerp geagendeerd kon worden op de Ministerraad.

 

Na mijn aantreden heb ik het dossier onmiddellijk ter hand genomen. Ik heb hierover in januari reeds overleg gepleegd met de FOD Sociale Zekerheid. Die heeft mij in februari een aangepast ontwerp van het koninklijk besluit uit 2010 bezorgd.

 

Het is mijn bedoeling om het ontwerp zo snel mogelijk na de paasvakantie te agenderen op de Ministerraad, nadat ik overleg heb gepleegd met de andere coalitiepartners. Dat gaat dan over de collega van Sociale Zaken en Volksgezondheid, omdat wij de administratieve ondersteuning van de nieuwe federale adviesraad voor ouderen zo goed mogelijk moeten organiseren.

 

Ik hoop dat die tegen de herfst van dit jaar kan worden geïnstalleerd.

 

16.03  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik vind het een mooi antwoord, omdat het aantoont dat u ermee bezig bent.

 

De groepen die achter de adviesraad staan, vinden het ook belangrijk dat er, naast een taalevenwicht voor de Brusselse en de federale afvaardiging, een ondersteunend secretariaat komt. Ik begrijp uit uw antwoord dat u van plan bent daaraan tegemoet te komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 10246 van mevrouw Grosemans wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

17 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen over "de modaliteiten inzake toekenning van de pensioenbonus" (nr. 10006)

17 Question de Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Pensions sur "les modalités d'octroi du bonus-pension" (n° 10006)

 

17.01  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, dit is een technische vraag over de berekeningswijze van de toekenning van de pensioenbonus.

 

Ik denk dat het ook wel van belang is erop te wijzen, in de mate dat de evaluatie van de pensioenbonus ook in het regeerakkoord staat en wij daarin desgevallend een nieuwe regeling moeten treffen. Blijkbaar wordt een verschillende werkwijze gehanteerd voor de berekening van de pensioenbonus voor zelfstandigen en werknemers.

 

Voor de bonus wordt rekening gehouden met de arbeid tijdens het tijdvak dat begint op 1 januari van het jaar waarin men 62 jaar wordt, of wanneer men het 44kalenderjaar in zijn loopbaan begint.

 

Voor de bonus voor de zelfstandigen wordt in het koninklijk besluit van 25 februari 2007 het begrip “kalenderjaar in de loopbaan” gelijkgesteld met een kalenderjaar waarvoor pensioenrecht kan worden geopend, terwijl er in de pensioenregeling van de werknemers geen sprake is van een dergelijke begripsomschrijving.

 

Dat betekent dus dat bij hen de bonus ook wordt toegekend wanneer iemand aan zijn 44e loopbaanjaar begint en tevens verder werkt. Er moet dus niet worden bewezen dat iemand effectief 44 jaar heeft gewerkt en langer wenst door te werken.

 

Dat leidt er blijkbaar toe dat werknemers die te maken hebben met onderbrekingen tijdens hun loopbaan toch recht hebben op een bonus wanneer zij prestaties leveren vanaf hun 44e loopbaanjaar. Er wordt dus niet nagegaan of zij die 44 jaar effectief hebben gewerkt.

 

Wat is uw mening daaromtrent? Is een harmonisatie van de wijzen waarop die bonussen worden berekend niet aangewezen, tenzij er een reden is om dat te doen? Uw voorganger zou dit voorleggen aan de pensioenconferentie. De mensen hebben vragen over deze parallelle toepassing.

 

17.02 Minister Vincent Van Quickenborne: U wijst op de verschillende berekeningswijze van de pensioenbonus voor werknemers en zelfstandigen.

 

Het begrip “44e kalenderjaar in de loopbaan”, vermeld in het koninklijk besluit van 2007, wordt inderdaad niet nader omschreven. Men gaat dan ook uit van het 44e kalenderjaar na de aanvang van de loopbaan.

 

In de regeling voor de zelfstandigen geldt een strengere regel. Dit kan ertoe leiden dat een bonus wordt toegekend aan een werknemer en geweigerd aan een zelfstandige.

 

Voor ambtenaren geldt dan weer een totaal andere regeling. Voor hen bestaat er een complement dat bestaat uit een percentage van 2 % dat wordt toegekend vanaf 60 jaar en dat tot 9 % kan gaan. Dit lijkt mij geen al te gezonde situatie.

 

Zoals u weet, werd in het regeerakkoord voorzien de pensioenbonus vóór 1 december 2012 te evalueren, met als bedoeling het aansporend karakter te versterken.

 

Om onzekerheid over de van toepassing zijnde pensioenbonus in 2013 maximaal te verhinderen, zal de evaluatie nog vóór de zomer gebeuren, inclusief het element dat u hebt opgesomd. Ik heb reeds aan de FOD Sociale Zekerheid gevraagd om het dossier met de nodige spoed voor te bereiden.

 

17.03  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik meen dat twee dingen belangrijk zijn in dit verhaal. Ten eerste, wij zouden een gelijkaardig systeem kunnen invoeren voor alle werknemers, zodat kan worden gezocht naar een stroomlijning voor de toekomst.

 

Ik hoor u ook spreken over een evaluatie vóór de zomer, zodat wij op tijd kunnen zijn voor de mensen die zich afvragen of zij dit jaar al dan niet nog met pensioen kunnen gaan.

 

Ik zou daar nog aan willen toevoegen dat wij hen zekerheid moeten geven omtrent het behoud van de rechten die zij hebben opgebouwd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.02 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.02 heures.