Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mercredi 14 mars 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 14 maart 2012 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.24 uur en voorgezeten door mevrouw Sarah Smeyers.
La séance est ouverte à 14.24 heures et présidée par Mme Sarah Smeyers.
01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de nieuwe pensioenregeling voor magistraten" (nr. 9742)
01 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "le nouveau régime de pension des magistrats" (n° 9742)
01.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ook voor de magistraten werd de pensioenregeling op 1 januari 2012 aangepast en voortaan gebeurt voor de magistraten die op dat moment nog geen 55 jaar zijn, de berekening van het pensioen in 48sten in plaats van in 30sten.
Vooral voor de magistraten die pas laat benoemd zijn of pas laat in het ambt zijn gekomen, zou het een echte ramp betekenen. Zij zullen immers nooit de volledige loopbaan halen, zelfs niet als ze tot 67 jaar zouden werken. Voor een aantal van hen betekent het dat zij zich op een ander pensioenstelsel zullen moeten proberen te beroepen, wat hoe dan ook nooit werd meegedeeld op het moment dat die advocaten rechter werden.
Uit een aantal becijferde voorbeelden blijkt dat het pensioen van een zelfstandig advocaat ongeveer iets minder dan de helft zou compenseren van het verschil tussen het onvolledig pensioen en het volledig pensioen van een magistraat.
Mevrouw de minister, hebt u ondertussen kennisgenomen van een aantal bezwaren uit de wereld van de magistraten betreffende de nieuwe pensioenregeling? Wat is uw eerste reactie?
Ik heb de indruk dat er momenteel bij magistraten een soort stil verzet leeft tegen de eenzijdig opgelegde wijzigingen aan het pensioenstelsel. Wordt er door u of door uw diensten aan gedacht om overleg op te starten met de magistraten over hun pensioenstelsel? Ik herhaal het nog eens, het gaat vooral over de magistraten die nu nog geen 55 jaar zijn.
Denkt u niet dat er dringend overleg nodig is, vooral omdat er nood is aan adequate informatie?
Hebt u een berekening gemaakt? Weet u hoeveel magistraten hierdoor concreet worden getroffen?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: De algemene economische toestand en het feit dat er al jaren geen hervorming van ons pensioenstelsel is geweest, vereisen dat er alomvattende maatregelen worden genomen om de economische crisis het hoofd te kunnen bieden. De aanpassing van de pensioenwetgeving is er een van.
De wetten van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen voorzien voor de magistratuur in een algemene omschakeling van de tantièmes naar achtenveertigsten, leggen een hogere pensioenleeftijd op en herbepalen het aantal loopbaanjaren. Voorts wordt bepaald dat voor de stelsels waarvoor de tantièmes thans voordeliger zijn dan een zestigste, de Koning nog een besluit opstelt na overleg in de Ministerraad om desgevallend afwijkingen en de nadere regels vast te leggen inzake minimumloopbaan en loopbaanvoorwaarden.
Alle pensioenaanvragen vanaf 1 januari 2013 zijn ondertussen opgeschort tot wanneer het KB beschikbaar is inzake minimumleeftijd en het aantal loopbaanjaren voor de groepen die een gunstiger tantième genieten dan een zestigste, waaronder dus de magistraten.
Ik vestig er de aandacht op dat de materie toch wel tot de bevoegdheid behoort van de minister van Pensioenen, die gepaste maatregelen zal nemen met het oog op de verwezenlijking van financiële doelstellingen naargelang van de specificiteit van de verschillende betrokken groepen. Samen met de minister van Pensioenen is er dan ook een overleg hierover – ik heb dat trouwens tevoren ook al gedaan – opgestart met de magistratuur. Ik wens erop te wijzen dat de nieuwe maatregelen inzake de berekening van de pensioenen enkel van toepassing zijn op magistraten jonger dan 55 jaar op 31 december 2011 en dat alle magistraten thans in dienst op 31 december 2011 de verworven rechten inzake de gepresteerde loopbaanjaren blijven behouden. Er zijn op dit ogenblik 1 551 magistraten in dienst die jonger zijn dan 55 jaar op een totaal van 2 439 magistraten.
01.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, dank u vooral voor de cijfergegevens. Die tonen toch aan dat de maatregelen vrij veel magistraten raken. Het interesseert mij vooral te weten wanneer men het KB inzake de minimumleeftijd en de loopbaanjaren rond denkt te hebben. Zou dat eventueel nog vóór het zomerreces zijn?
01.04 Minister Annemie Turtelboom: Het zal zo snel mogelijk gebeuren, maar ik heb geen concrete timing.
01.05 Peter Logghe (VB): Ik zal ook de minister van Pensioenen hierover nog eens aanspreken.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de strijd tegen de drugshandel en het NVP" (nr. 9944)
02 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la lutte contre le trafic de drogues dans le cadre du PNS" (n° 9944)
02.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, in het recente nationaal veiligheidsplan zijn de prioriteiten voor 2012 tot 2015 terug te vinden. In dat veiligheidsplan is natuurlijk ook de strijd tegen drugs opgenomen. Het gaat in het bijzonder om de import en de export van cocaïne, de productie en de smokkel van synthetische drugs, cannabis, en de verkoop van drugs, het drugsdealen.
Niets te vroeg natuurlijk. Het gebruik van drugs, zowel soft- als harddrugs, neemt toe onder Vlaamse jongeren. Dat kunnen wij besluiten op basis van een aantal recente studies van Vlaamse verzorgingsinstellingen. Wanneer dan in de pers kan worden gelezen dat vorig jaar in België bijna 1 000 cannabisplantages werden ontmanteld en dat de drugshandel en de kweek van die cannabisplantjes voor 90 % in handen is van Nederlanders, dan ziet men dat er in België al jaren een drugsprobleem woekert.
Ten slotte werden in het kader van een onderzoek naar drugshandel in de haven van Antwerpen onlangs een aantal mensen opgepakt. Ook in Brussel werden mensen opgepakt, bijvoorbeeld bij Brussels Airlines. Als men zoekt, dan vindt men drugs. Dat is ondertussen duidelijk. Een teer punt blijft natuurlijk het vervolgingsbeleid en het sanctiebeleid. En dan zijn mijn concrete vragen voor u de volgende.
Als het recente nationaal veiligheidsplan de strijd tegen soft- en harddrugs als een prioriteit beschouwt, mag ik er dan van uitgaan dat het vervolgingsbeleid door de rechtbanken en de hoven hierop zal worden afgestemd?
Op welke manier zal de minister het justitiebeleid proberen af te stemmen op een verscherpt opsporingsbeleid inzake drugs?
Verspreidt u richtlijnen om tot meer vervolgingen komen? Zullen er gevolgen zijn voor de seponering?
Nog een belangrijke vraag om tot een resultaat te komen: op welke termijn denkt u met een eerste reeks resultaten te kunnen komen? Kunnen wij dat dan evalueren? Hoever staat u met de voorbereiding van het wetsontwerp om synthetische drugs te verbieden?
Ik meen te weten dat daar een aantal vergaderingen over waren gepland. Die zijn wellicht ondertussen reeds doorgegaan? Waarschijnlijk zijn er ook al een aantal resultaten te melden. Graag vernam ik de stand van zaken inzake synthetische drugs.
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Logghe, het nationaal veiligheidsplan legt in de eerste plaats de prioriteiten vast voor de politie. Het omvat dus vooral het opsporingsbeleid, waarop het vervolgingsbeleid dient te worden afgestemd. De filosofie is te komen tot een integrale aanpak van de criminaliteitsfenomenen, met afstemming van de inspanningen van alle betrokken actoren.
Het nationaal veiligheidsplan heeft een aantal criminaliteitsfenomenen bepaald waarop de politiediensten hun opsporingsactiviteiten prioritair richten.
Wat de strijd tegen de drugsproblematiek aangaat, wordt in het bijzonder de import en de export van cocaïne, de productie en de smokkel van synthetische drugs en de verkoop van drugs vooropgesteld. Het vervolgingsbeleid, dat een bevoegdheid is van het openbaar ministerie om in volle onafhankelijkheid de opportuniteit van de vervolging in concrete dossiers te beoordelen, wordt ook daarop afgestemd. Dat is ook bij het huidig vervolgingsbeleid al het geval. Ook nu laat dat een stevige aanpak van drugscriminaliteit toe. Het nieuw nationaal veiligheidsplan is daarmee dus niet in tegenspraak. Een versterkte aanpak van de politie kan evident wel resulteren in meer drugsdossiers bij het openbaar ministerie.
Eventuele wijzigingen in de richtlijn ter zake zullen worden bekeken binnen het expertisenetwerk drugs van het College van procureurs-generaal en kunnen desgevallend ook worden besproken in de werkcel controle van de algemene drugscel. Het is in die organen dat de politie, de magistratuur en de administratie elkaar ontmoeten en hun werkzaamheden op elkaar kunnen afstemmen. Ik verwacht daarbij dat eventuele problemen mij tijdig worden gemeld, zodat ik desgevallend de nodige beleidsinitiatieven kan nemen om problemen te voorkomen of te verhelpen. Het justitiebeleid dient in ieder geval gekaderd te blijven in het integraal en geïntegreerd drugsbeleid. Ter zake blijft de gemeenschappelijke verklaring van de interministeriële conferentie drugs van 2010 nog steeds in voege. Het nieuwe nationaal veiligheidsplan wijzigt ook daar niets aan.
Er worden wel degelijk resultaten geboekt. De opmerking dat zulke feiten van drugshandel niet vervolgd of bestraft worden, klopt dus niet. De problematiek van de synthetische drugs is echter bijzonder complex. Heel wat bestanddelen en precursoren zijn immers vrij verkrijgbaar en noodzakelijk voor de aanmaak van medicijnen in het reguliere medisch dossier.
De algemene cel drugsbeleid heeft zich gebogen over de problematiek van synthetische drugs, waaronder ook de zogenaamde legal highs, en zal haar advies voorleggen aan de interministeriële conferentie drugs op 22 mei aanstaande.
02.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw volledig antwoord.
Ik heb natuurlijk nooit gezegd dat er geen resultaat wordt geboekt op het vlak van drugsopsporing en -vervolging. Laat dat duidelijk zijn. Ik zeg alleen dat er misschien nog een tandje bij kan.
Ik neem er in elk geval nota van dat u zegt dat u zult nagaan of de richtlijnen moeten worden aangepast als u vaststelt dat de opsporing sterk toeneemt, maar dat Justitie niet kan volgen.
Ik wil u aanraden om niet alleen af te gaan op gegevens die u van Justitie worden aangereikt, maar dat u misschien zelf op gezette tijdstippen even toetst of men nog kan volgen, om in elk geval te vermijden dat we in problemen terechtkomen.
Wat de synthetische drugs aangaat, neem ik er nota van dat de algemene cel drugsbeleid een advies zal indienen op 22 mei.
Wij zullen u nog vóór de grote vakantie consulteren over de resultaten van dat advies.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de la Justice sur "la simplification pour la parentalité des couples de femmes" (n° 9951)
03 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Justitie over "de vereenvoudiging van het wettelijke ouderschap voor vrouwelijke paren" (nr. 9951)
03.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, le 15 février, j'ai interrogé votre collègue, Mme Milquet, en commission de la Santé de la Chambre sur le calendrier de travail pour simplifier la parentalité des couples de femmes et résoudre les discriminations qui restent encore à régler en matière d'homoparentalité.
Dans sa réponse, la ministre de l'Intérieur parle d'"une adaptation des règles légales pour faire en sorte que deux parents qui choisissent en conscience d'élever un enfant et veulent en assumer ensemble la responsabilité puissent le faire et qu'on puisse organiser un établissement de la filiation avec les deux parents d'une autre manière que par le biais de l'adoption. Avec une définition et des cas bien précis, il est clair qu'on pourrait imaginer un autre système d'établissement de la filiation que le recours à l'adoption. Cela pourrait permettre d'établir des liens de filiation d'origine à l'égard de deux femmes. La co-parente mariée pourrait, dans des cas de figure bien déterminés, devenir le parent juridique de l'enfant auquel son épouse aurait donné naissance. Il faudrait aussi un acte de reconnaissance positive pour qu'on évite une systématisation qui pourrait être contredite plus tard, selon l'évolution des relations du couple. Il faut jouer avec une spécificité qui demandera un acte positif du co-parent pour que les nouvelles règles de filiation puissent s'appliquer. Cette matière relève de la compétence d'Annemie Turtelboom".
Madame la ministre, avez-vous eu des contacts avec votre collègue de l'Intérieur à propos des différentes adaptations à apporter au Code civil pour simplifier la parentalité des couples de femmes? La déclaration de gouvernement évoquait, au demeurant, cette question.
Quels sont les points qui relèvent de votre compétence dans le dossier de l'homoparentalité? Quel est votre calendrier de travail à ce sujet? Et en particulier, de quelle manière envisagez-vous un autre système de filiation que le recours à l'adoption? Quel est votre calendrier pour le dépôt d'un éventuel projet de loi en ce sens?
03.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame, la déclaration gouvernementale prévoit que les inégalités en ce qui concerne la parentalité des couples de même sexe sont éliminées par le gouvernement. Ceci serait par exemple possible en remplaçant la procédure d'adoption par une procédure de reconnaissance pour les projets de parentalité commune au sein des couples holebi.
En tant que ministre de la Justice, je suis compétente en matière de filiation et j'ai déjà eu des contacts avec Mme Milquet à ce sujet. Mon administration étudie la meilleure manière de simplifier l'établissement de la filiation juridique d'un enfant né dans le cadre d'un couple homosexuel de femmes et, en particulier, de trouver une alternative à la procédure d'adoption actuellement nécessaire pour établir la filiation à l'égard de la co-mère, la femme du couple n'ayant pas donné naissance à l'enfant.
Il existe différentes façons d'établir la filiation dans notre législation. La reconnaissance me paraît, en premier lieu, une manière appropriée pour établir la filiation de la co-mère mais cela n'exclut pas que d'autres possibilités soient proposées. Quoi qu'il en soit, toute proposition que je formulerai sur la base de l'analyse de mon administration devra encore être examinée au sein du gouvernement. En ce qui me concerne, je suis tout à fait favorable à une adaptation des lois.
03.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je pense, en effet, qu’il s’agit d’un dossier pour lequel nous sommes mûrs; tout le monde est d’accord pour dire qu’il faut avancer. Cette procédure très lourde et pénible pour les couples qui accueillent un nouveau-né et qui doivent passer des instances d’adoption aux tribunaux pour obtenir un jugement surcharge la Justice de façon inutile. Je prends donc note de votre volonté d’avancer sur le sujet.
J’avais moi-même déposé une proposition de loi pour ouvrir la reconnaissance en 2002 et j’espère pouvoir travailler sur cette voie le plus rapidement possible dans ce parlement.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "le rôle de Child Focus" (n° 9957)
04 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "de rol van Child Focus" (nr. 9957)
04.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, il y a quelques jours est parue dans la presse une carte blanche assez surprenante intitulée "Child Focus ou le business de la peur". Elle dénonce le rôle de plus en plus important pris par Child Focus dans la lutte contre les abus sexuels d'enfants.
Child Focus, fondation de droit belge, reconnue d'utilité publique, aurait en effet modifié ses statuts récemment pour étendre progressivement ses missions au détriment des acteurs de terrain de l'aide à l'enfance et à la jeunesse, qui travaillent, eux, de manière pluridisciplinaire sur cette problématique.
Les rédacteurs de la carte blanche déplorent également que toutes ces nouvelles actions mises en place par Child Focus, je cite, "ont en commun d'être lancées sans aucune concertation avec les intervenants de terrain et de contribuer à un climat anxiogène qui ne vient pas en aide aux familles". Ils ajoutent qu'ils ont pris part à de nombreuses concertations et groupes de travail avec Child Focus mais que ceux-ci se sont soldés par un échec ou, en tout cas, n'ont pas encore abouti à une définition de partenariats efficaces et fonctionnels au bénéfice de l'enfant et de sa famille. On comprend dès lors que ce texte est un appel à l'aide du secteur de l'aide à l'enfance et à la jeunesse pour que les politiques réagissent.
Enfin, ils dénoncent également le tchat mis en place récemment par Child Focus et la campagne de sensibilisation y relative car celle-ci est basée sur la peur qui pousse à faire appel à un service anonyme plutôt que d'aider le jeune à se tourner vers un intervenant de proximité. Or ces intervenants sont là. Les équipes SOS Enfants, des services de l'aide à la jeunesse et autres services autour de la santé mentale existent pour assurer des prises en charge des cas de maltraitance et d'abus sexuels. "Ces services occupent des centaines de professionnels (assistants sociaux, psychologues, juristes, médecins, etc.) qui sont formés, encadrés, évalués", insistent-ils à juste titre.
Madame la ministre, dans les recommandations faites à l'issue des travaux de la commission spéciale sur les abus sexuels dans une relation d'autorité, il est mentionné que Child Focus doit jouer un rôle prépondérant dans le domaine de la transmission de l'information afin de permettre le signalement de tous les faits d'abus sexuels. Il est mentionné précisément que "Child Focus constitue un point de contact de première ligne. Il doit donc veiller à une bonne transmission des informations entre les différents services d'aide et d'accompagnement des victimes de deuxième ligne". La recommandation 34 stipule que "Child Focus doit rester attentif à une bonne organisation de la transmission des informations qu'il obtient dans ce cadre et à la collaboration avec l'ensemble du secteur".
Dès lors, à votre sens, Child Focus respecte-t-il cette mission de transmission? Child Focus a certainement un rôle à jouer sur ces questions mais ne pensez-vous pas que nous devons privilégier une approche multidisciplinaire comme outil pour répondre à ces situations complexes?
La modification de leurs statuts qui élargirait le champ de leur intervention à du suivi et du soutien des enfants n'est-elle pas contradictoire avec cette obligation de transmission vers des services compétents?
Par ailleurs, n'y a-t-il pas un risque juridique dans le fait qu'une fondation non agréée par les autorités compétentes en matière d'aide et de protection de la jeunesse soit à la manœuvre quasiment exclusivement dans des missions aussi délicates que la gestion de la dénonciation de l'abus sexuel, dès lors qu'on sait aussi qu'une majorité de ces abus sont commis dans le cadre intrafamilial? Ce rôle ne devrait-il pas relever de services agréés devant respecter des méthodes et règles pouvant être contrôlés? La Région flamande a également très rapidement réagi en mettant en place d'autres services que ceux institués au niveau fédéral.
Enfin, n'y a-t-il pas des risques importants pour les personnes auxquelles s'adresse une fondation reconnue d'intérêt public à partir du moment où cette fondation peut modifier ses statuts, et dès lors ses missions, par simple acte notarial, après cette reconnaissance et sans devoir réintroduire une demande?
04.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, je voudrais tout d'abord préciser que la dernière modification du but et des activités de la Fondation d'utilité publique Child Focus a été approuvée par un arrêté royal du 17 août 2007. Cette modification avait notamment pour objet l'extension du terme "exploité" par "exploitation sexuelle" ainsi que la gestion de cas d'abus sexuels en les orientant, de manière professionnelle, vers les instances compétentes.
Comme toute fondation d'utilité publique, Child Focus peut modifier ses statuts par simple acte notarié, sauf pour ce qui concerne son objet social, autrement dit, ses buts et activités, qui ne peut être modifié que par arrêté royal.
Depuis une réorganisation interne en 2010, Child Focus répertorie cinq catégories de signalements sous le dénominateur "exploitation sexuelle et e-safety", notamment les abus sexuels tant intrafamiliaux qu'extrafamiliaux. Il s'agit d'une adaptation de la terminologie à la réalité des signalements. Le principe fondamental de l'orientation vers les instances spécialisées reste inchangé.
Le rapport de la commission spéciale relative au traitement d'abus sexuels et de faits de pédophilie dans une relation d'autorité en particulier au sein de l'Église révèle la nécessité d'un seul point de contact central pour tous les faits d'abus sexuels, tant pour les victimes mineures que pour les victimes majeures.
La commission a constaté que l'une des tâches de Child Focus était précisément de faire office de point de contact central pour les abus sexuels. Ainsi, la recommandation 33 de ladite commission stipule qu'il convient de rappeler à la population la mission de Child Focus, qui est de servir de point de contact central de tous les faits d'abus sexuels. La recommandation 34 stipule, quant à elle, que Child Focus doit rester attentif à la bonne organisation de la transmission des informations qu'il obtient dans ce cadre et à la collaboration avec l'ensemble du secteur.
Child Focus a d'ailleurs souligné, dans son communiqué de presse à l'occasion du lancement du chat pour jeunes maintenantjenparle.be que: "Les conseillers dialoguent avec les jeunes afin de trouver ensemble où et comment la victime peut trouver une aide spécialisée dans son entourage ou un suivi judiciaire".
De manière générale, Child Focus ne propose pas d'accompagnement à long terme, ni d'intervention au niveau de l'enquête. Il ne se substitue donc pas aux services d'aide, ni au système judiciaire, mais assure une fonction de relais vers ces services spécialisés. En tant que point de contact national, Child Focus assume donc une position de complémentarité vis-à-vis des autres points de contact régionaux (SOS Enfants, Vertrouwenscentrum Kindermishandeling, CAW, etc.) ainsi que des services de police et de justice.
Enfin, je tiens à souligner que le service de la politique criminelle veille à une évaluation et à une adaptation régulières des protocoles qui régissent la coopération entre les instances judiciaires, policières et Child Focus.
04.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. En ce qui concerne les modifications, j'entends bien que seules celles qui concernent une modification de l'objet social doivent être faits via un arrêté royal. J'attire donc l'attention sur le fait que d'autres modifications sont intervenues depuis 2007, notamment en avril 2011. Un problème de publicité se pose quand même en la matière. Il importe de faire savoir que ces modifications existent et sont importantes.
Autant j'estime que le rôle de Child Focus est fondamental dans son rôle premier, autant j'estime que la carte blanche rédigée par les vraies instances d'aide à la jeunesse est assez inquiétante. Je pense qu'un réel problème se pose par rapport à la mise en place de ce chat, à propos duquel vous dites qu'il s'agit surtout de conseillers qui essaient d'orienter. En effet, il n'y a, à mon sens, pas d'études récentes qui prouvent l'efficacité de ce système. On entre ainsi dans une certaine anonymisation et individualisation de ces problèmes.
De plus, les acteurs de l'aide à la jeunesse, agréés par les Régions et les Communautés, ont ce pouvoir-là et sont aussi soumis à une espèce de pouvoir de contrôle par les entités publiques. J'aimerais que l'on puisse, en tout cas, relayer auprès de Child Focus l'inquiétude partagée par ces différents services d'aide.
Les recommandations 33 et 34 prônent l'existence d'un seul point de contact. Or, il en existe déjà d'autres en Région wallonne et en Région flamande, où le ministre Vandeurzen a créé un outil assez performant.
En conséquence, je suis inquiète quant au rôle des uns et des autres et quant à la complémentarité, la coordination et la concertation opportunes entre les différents services. Il conviendra de suivre la question de très près, car l'on joue avec des vies humaines. Certaines situations sont parfois extrêmement compliquées, dès lors qu'elles se déroulent dans des cadres intrafamiliaux et donc encore plus difficiles d'accès.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "de oproep van de minister tot het aangeven van geweld op homo's" (nr. 9974)
05 Question de M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "l'appel de la ministre à signaler toute violence contre des homosexuels" (n° 9974)
05.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, u hebt op de grote vraag om gaybashing strenger aan te pakken en te bestraffen, de mensen die daar slachtoffer van zijn opgeroepen om zich veel sneller bekend te maken. U zegt daar terecht bij dat dit zaken zijn die niet visueel merkbaar zijn en daardoor moeilijker kunnen worden bestreden. Dat taboe moet worden doorbroken.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft ook al een actieplan daaromtrent beloofd en ik wou vragen in hoeverre dat in samenwerking zal zijn? Wordt er een soort van sensibiliseringscampagne opgemaakt om slachtoffers aan te moedigen om dat geweld aan te geven?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, (…) ik heb er inderdaad op gewezen dat de drempel voor het aangeven van homofobe agressie aan de bevoegde instanties – of het nu politie, justitie, centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding of andere meldpunten betreft – blijkbaar nog te hoog ligt. Dat maakt dat het aantal dossiers waarover de parketten bijvoorbeeld beschikken slechts gedeeltelijk overeenstemmen met de realiteit.
Ons strafrechtelijk arsenaal is nochtans aangepast om dergelijke verwerpelijke fenomenen te bestrijden. Bewustmakingscampagnes om slachtoffers aan te moedigen naar voor te komen in geval van homofobe agressie waarmee ze geconfronteerd worden, kan zeker bijdragen tot een efficiënter optreden.
Ik heb eerstdaags een overleg gepland met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. We gaan kijken hoe we samen een nog meer krachtiger signaal kunnen geven tegen de homofobe agressie die er te veel is en vooral de drempel om het aan te geven.
05.03 Michel Doomst (CD&V): Ik dank de minister voor haar antwoord.
Ik denk dat een verdraagzame, volwassen maatschappij dat inderdaad krachtdadig moet aanpakken. Ik neem aan dat de bedoeling van het contact dan toch is om daar nog campagnematig iets aan te doen.
L'incident est clos.
- de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "de vertraging inzake de activering van de enkelbanden" (nr. 9975)
- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de staking van de Franstalige personeelsleden van de mobiele ploeg van de dienst voor het elektronisch toezicht" (nr. 10066)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de staking bij de Franstalige werknemers van de mobiele equipe van het NCET" (nr. 10093)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de problemen bij het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht" (nr. 10207)
- M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "le retard pris dans l'activation des bracelets électroniques" (n° 9975)
- M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "la grève des agents francophones de l'équipe mobile de surveillance électronique" (n° 10066)
- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "la grève des travailleurs francophones de l'équipe mobile du CNSE" (n° 10093)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "les problèmes au Centre national de surveillance électronique" (n° 10207)
06.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik meen dat uit de enkelbanden meer te halen is dan op dit ogenblik het geval is. Het elektronisch toezicht loopt blijkbaar een aanzienlijke vertraging op, onder meer omdat de mobiele ploeg in staking is. De Nederlandstaligen zouden wel al het werk hebben hervat, maar de Franstaligen willen volharden, waadoor blijkbaar heel wat gedetineerden zonder aansluiting van de enkelband achterblijven.
Wat is de stand van zaken? Hoe groot is de achterstand die werd opgelopen? In hoeverre kan fundamenteel aan de redenen van de staking iets worden gedaan? Voorziet u nog in extra manschappen voor de mobiele ploeg? Tegen wanneer mogen wij die verwachten?
06.02 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, dit onderwerp is natuurlijk vanmorgen in het actualiteitsdebat al gedeeltelijk aangekaart, maar niet alle facetten van het verhaal werden daarbij aangeboord.
De concrete aanleiding voor mijn vraag was wederom een staking, ditmaal omdat de premies voor het eten op de baan te laat waren betaald. Toen ze toch werden betaald, hebben de Nederlandstalige werknemers beslist om niet meer te staken. De Franstaligen zijn met hun staking toch voortgegaan omdat zij vinden dat het arbeidsreglement niet voldoet. Een van de problemen zou zijn dat zij vroeger met de auto van het werk naar huis konden rijden en de dag nadien onmiddellijk enkelbanden konden gaan aansluiten. Nu moeten ze eerst naar Brussel. Bovendien en een volgens mij veel heikeler probleem is het tekort in de personeelsbezetting. Er zijn ook heel wat afwezigheden.
Vorige week was er een overleg gepland. Mijn vraag is een uitgestelde vraag. Het probleem is echter niet nieuw. Het personeelsprobleem is een oud zeer. Ik heb daarover al herhaaldelijk vragen gesteld, ook aan uw voorganger. U hebt vanmorgen ook aangehaald dat de regering als doelstelling 1 500 personen met een enkelband naar voren schuift, maar dat doel wordt niet bereikt.
U hebt al bijkomend personeel beloofd en dat zal er alleszins moeten komen. Daarover zijn er akkoorden gemaakt, maar het blijft blijkbaar een pijnpunt. Vooral bij de mobiele equipe rijzen thans problemen. Ondanks alle beloftes en alle reeds genomen maatregelen, blijft er een probleem, blijkbaar vooral aan Franstalige zijde, in dit geval dan toch.
Als gevolg van de onvoldoende efficiënte werking, is de strafuitvoering ondermaats. Er kunnen niet voldoende interventies worden uitgevoerd, zeker wanneer een gedetineerde zijn voorwaarden niet naleeft. Ik denk dat dit geen goed maatschappelijk signaal is, zeker niet gelet op de prioriteiten die u zelf hebt gesteld inzake de aanpak van straffeloosheid.
Vanmorgen heb ik u daarover ook een vraag gesteld, maar u hebt er niet concreet op geantwoord. Het gaat over de cijfers die u gaf. Er waren 800 personen met een enkelband in het laatste jaar van de vorige regering.
06.03 Minister Annemie Turtelboom: Er waren er 800 bij de start.
06.04 Sophie De Wit (N-VA): Vanmorgen zei u dat het er nu 1 068 zijn. Dat is bizar, want cijfers die ik gekregen heb in antwoord op voorgaande vragen, gaven veel meer aan dan 800 mensen onder een enkelband. Ik blijf mij dus afvragen of er een vooruitgang is, een status quo of een achteruitgang. Even voordien hebben wij namelijk andere cijfers gekregen.
Er is alleszins een serieuze wachttijd. Tot voor kort bedroeg de gemiddelde wachttijd 72 dagen. Misschien is dat nu anders; dan kunt u dat in uw antwoord toelichten. Doch, 72 dagen is in ieder geval bijzonder lang als u een lik-op-stukbeleid wilt voeren, zeker als men weet, eer men zich moet aandienen met zijn gevangenisbriefje aan de gevangenis, dat er vaak al ettelijke maanden voorbijgegaan zijn sedert het vonnis is uitgesproken.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen.
Kunt u kort herhalen hoe het juist zit met de personeelsbezetting bij de mobiele equipe? Zoals ik zei, hebt u dat aspect vanmorgen eigenlijk al aangehaald. Er zijn al veel beloftes gedaan voor bijkomend personeel, maar toch blijkt dat een gigantisch pijnpunt te zijn, dus er zal toch iets anders moeten gebeuren.
Vorige week heeft er overleg plaatsgevonden. Kunt u ons zeggen wat het resultaat is van dat overleg met de directie?
Is er door de staking van vorige week, die een nationale staking is geworden, opnieuw vertraging opgelopen voor het plaatsen van de enkelbanden?
Deze ochtend hebt u nog niet geantwoord op de vraag of het in de gevallen van ziekteverzuim en stakingen geen oplossing kan zijn om in een soort van minimale dienstverlening te voorzien? Kan een andere dienst in dergelijke gevallen iets overnemen?
U hebt al gezegd hoeveel personen op het ogenblik onder elektronisch toezicht staan, maar misschien kunt u ook zeggen hoeveel mensen op dit ogenblik wachtende zijn. Dat is wat mij interesseert omdat die wachttijd een slecht maatschappelijk signaal is. Het draagt niet bij tot het gevoel van het wegwerken van straffeloosheid als men zo lang moet wachten alvorens de enkelband er komt. Wat is het streefcijfer van de regering omtrent die wachttijd? Is er een achteruitgang in de wachttijd, ja of nee?
06.05 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik zal de aanleiding niet meer aanhalen aangezien ze voldoende gekend is. Wij hebben het er deze ochtend al even over gehad. Ik vind het belangrijk om dit thema te blijven aankaarten, temeer daar u zelf ook zegt dat u de straffen onder de drie jaar wil aanpakken. Ook inzake de voorlopige hechtenis moeten maatregelen worden genomen, en deze maatregelen moeten verwijzen naar de mogelijkheden die het elektronisch toezicht biedt. Eigenlijk worden hierdoor de verwachtingen naar het operationeel gebruik van het elektronisch toezicht een stuk vergroot.
Een aanvullende invalshoek is de discussie rond privatisering die aan de gang is. Zal het personeel worden uitbesteed of geprivatiseerd? Dat is toch ook een stuk van de ongerustheid die leeft naar aanleiding van het hele verhaal over het elektronisch toezicht.
Ik meen mij te herinneren dat er momenteel 1 068 enkelbanden in gebruik zijn, maar uiteraard wens ik ook te vernemen hoeveel wachtenden er zijn voor die enkelbanden.
Hoe zit het met de personeelsuitbreiding van de dienst? Er werd een uitbreiding beloofd, maar wanneer komt die er en zal ze voldoende groot zijn?
Hoe ziet u de toekomst van het elektronisch toezicht in het licht van het uitvoeren van straffen onder de drie jaar? Hierdoor zal immers het aantal enkelbanden moeten worden opgedreven tot boven 1 500 vermoed ik. Of zullen 1 500 enkelbanden voldoende zijn? Is dat trouwens budgettair mee in acht genomen?
Hoe staat u tegenover het privatiseren van de dienst, waarvan sommigen vrezen dat dit staat te gebeuren? Wordt dat overwogen? Betreft het meerkosten of niet? Dat zijn belangrijke vragen zowel voor de toekomst als om rust te brengen bij het personeel dat instaat voor dit elektronisch toezicht.
06.06 Minister Annemie Turtelboom: De mobiele equipe heeft inderdaad gestaakt tussen 1 en 9 maart. Op dit moment is zij opnieuw aan het werk. Uiteraard was er een effect op het aantal plaatsingen en op het aantal technische interventies. Wij hebben te maken gehad met 79 annuleringen.
Het aantal plaatsingen van enkelbanden fluctueert naar gelang van het moment. Toen ik aantrad, waren er 823 enkelbanden terwijl wij nu aan 1 068 zitten. Elke keer wanneer er een staking of een ander incident is bij de mobiele equipe – en op een bepaald moment hadden wij te maken met een ziektepercentage van 40 % – daalt het aantal plaatsingen.
Dat is de reden waarom ik vanmorgen voorgesteld heb de mensen van de huidige mobiele equipe over te plaatsen naar de gevangenissen en ze te vervangen door contractuelen en door anderen, om ervoor te zorgen dat er minder ziekteverzuim is. Wij willen op die manier onze uiterste best doen om 1 500 plaatsingen te bereiken, want dat is voor de strafuitvoering erg belangrijk.
Kortom, dit incident heeft inderdaad een groot effect op het aantal dossiers. Na de staking zijn de werkzaamheden hernomen, en gisteren, 13 maart, hadden wij al 1 068 dossiers. Het streefcijfer van 1 500 begeleidingen is tot nu toe eigenlijk nog nooit bereikt. U moet weten dat er intussen wel een verhoging van de gevangeniscapaciteit is. Daar heb ik het vanmorgen al over gehad.
Wij hebben intussen wel meer budget voor de aanpassing van de software, zodat wij beter op de hoogte kunnen blijven van de softwaretoepassingen. Er is nu een budgetverhoging van 500 000 euro en wij hopen dat de software tegen het einde van het jaar volledig vernieuwd zal zijn.
Er is intussen ook een nieuw arbeidsreglement ingevoerd en de bestaande arbeidsprocessen zijn gereorganiseerd. Zoals ik vanmorgen al heb gezegd, is onze hoofdbekommernis immers het weerkerend absenteïsme.
Ik ben ervan overtuigd dat als wij zo kunnen doorgaan en wij op een bepaald moment 1 500 plaatsingen bereiken, de achterstand op een jaar tijd kan worden weggewerkt. Dat is onze doelstelling. Die hangt natuurlijk samen met de mate dat wij erin slagen hogere cijfers te behalen. Telkens wanneer er een terugval is met bijvoorbeeld 100 plaatsingen, loopt de achterstand natuurlijk weer op.
De werking van de dienst verandert. De eerste zeven contractuelen beginnen in april. Ook de geplande aanwervingen in de monitoring, in de directie van de dienst en in de mobiele equipes zijn aan de gang.
We zijn met een aantal hervormingen bezig. De belangrijkste focus ligt op de mobiele equipes. Als we onze doelstellingen halen kunnen we efficiënter werken en kunnen die 1 500 plaatsingen waarvoor wij budget hebben ook effectief worden ingevuld.
06.07 Michel Doomst (CD&V): Het streefdoel is in elk geval heel goed. Het is een heel probaat middel om een snelle strafopvolging mogelijk te maken. Heeft de kwetsbaarheid van een mobiele equipe te maken met tijdelijke fenomenen of is er een structureel probleem in de opleidingsmogelijkheden, de capaciteiten en het profiel van het gezochte personeel?
06.08 Minister Annemie Turtelboom: Wij hebben de voorbije maanden gemerkt dat het probleem structureel is en wij moesten dan ook drastisch ingrijpen. Dat is de reden waarom wij voor deze optie hebben gekozen. Het is niet uit te leggen dat wij een budget hebben voor 1 500 plaatsingen maar er niet in slagen om dat aantal te bereiken.
06.09 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, dat is in het kader van de strijd tegen de straffeloosheid inderdaad heel moeilijk uit te leggen.
U zegt dat het absenteïsme het grootste probleem is. Misschien is dat een gevolg van het personeelstekort?
06.10 Minister Annemie Turtelboom: Nee, het absenteïsme heeft niets te maken met het personeelstekort. De voorbije jaren hebben wij gemerkt dat het absenteïsme te hoog is bij de mensen die de enkelbanden moeten plaatsen. Dat komt misschien door de manier waarop men de statutairen heeft gerekruteerd uit de penitentiaire instellingen. Het zijn vaak mensen die te maken hadden met bedreigingen of moeilijke momenten in de penitentiaire instellingen. De bemanning van de mobiele equipe is niet goed gecombineerd. Daarom kozen wij drastisch voor een andere oplossing door met contractuelen te werken. Het gaat niet zomaar over opleiding of vorming. Het probleem is structureel en sleept al lang aan. Daarom zoeken wij ook een structurele oplossing.
06.11 Sophie De Wit (N-VA): Het aantal voorziene contractuelen zal toereikend zijn om die 1 500 plaatsingen in te vullen en interventies te doen. Anders is men er nog niet, want als het aantal nieuwe personeelsleden niet toereikend is blijft het een probleem.
06.12 Minister Annemie Turtelboom: Wij zullen zien of met
de nieuwe equipe het absenteïsme minder is en hopelijk kunnen wij zo het
probleem aanpakken.
06.13 Sophie De Wit (N-VA): Bedreiging in de gevangenis is een fenomeen van altijd.
U hebt niet geantwoord op mijn vragen over de wachttijd en het aantal wachtenden, mevrouw de minister.
06.14 Minister Annemie Turtelboom: Ik had de cijfers vanochtend bij, maar ik heb ze nu niet meer bij.
06.15 Sophie De Wit (N-VA): Ik vind dat toch wel een essentieel gegeven, om te kunnen kijken waar wij staan.
06.16 Minister Annemie Turtelboom: Ik had de cijfers vanochtend bij.
06.17 Sophie De Wit (N-VA): Er is een lange wachttijd. Het duurt lang vooraleer men zijn gevangenisbriefje krijgt. Dan komt men daar en zegt men dat het een enkelband wordt, na een maatschappelijk onderzoek. Maar eer de band wordt geplaatst, zijn wij vele maanden verder. Uiteindelijk is er dan de strafuitvoering via enkelband, zoveel tijd na datum van het vonnis. Daardoor wordt de uiteindelijke bedoeling van een bestraffing min of meer gemist.
Ik zal u nog wel eens contacteren om de juiste cijfers inzake de wachttijd en het aantal wachtenden te krijgen.
06.18 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik begrijp dat u niet van plan bent om dit te gaan privatiseren. U zegt dat u 1 500 enkelbanden hebt en dat u er met contractueel personeel voor zult zorgen dat die 1 500 effectief geplaatst worden binnen een zo kort mogelijke termijn.
Het is dan belangrijk om een goed management te hebben voor die ploeg van mensen die deze enkelbanden moet plaatsen. Dat is zeker even belangrijk als opleidingen. Er moet effectief een grote betrokkenheid van de personeelsleden bewerkstelligd worden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de houding van de Moslimexecutieve ten opzichte van homofobe gewelddaden door moslims" (nr. 9978)
07 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "l'attitude de l'Exécutif des Musulmans en ce qui concerne des actes de violence homophobes commis par des musulmans" (n° 9978)
07.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, collega Doomst heeft het probleem daarstraks al vanuit een andere invalshoek belicht, op basis van een meer algemene maatschappelijke kijk. De fysieke integriteit van hoIebi’s is blijkbaar geen vanzelfsprekendheid meer, zeker niet in onze steden. Steeds vaker worden mensen met een homoseksuele of lesbische geaardheid het slachtoffer van geweld, dat helaas vaak door jongeren van islamitische origine wordt gepleegd.
Enkele weken geleden vernamen wij in de media dat er in Leuven een incident plaatsvond waarbij een homokoppel tijdens een fuif hardhandig werd aangepakt door jongeren. Klaarblijkelijk waren ook in dat geval moslims de daders. Ik vond de houding van de Moslimexecutieve opvallend. Zij heeft in alle talen gezwegen over het incident. In een uitzending van de openbare omroep vernam ik dat bij de Moslimexecutieve niemand voor commentaar bereikbaar was.
Wat is uw houding tegenover het feit dat men karig is met commentaar of zelfs helemaal geen commentaar wil geven? Dat orgaan wordt namelijk gesponsord om zich te mengen in het maatschappelijke debat. Het is volgens mij zeker zijn taak om geweld afkomstig uit islamitische hoek tegen homo’s uitdrukkelijk en ondubbelzinnig af te keuren, in niet mis te verstane bewoordingen. Men moet oproepen tot verdraagzaamheid, ook tegenover homoseksuelen. Als dat niet kan, wat is dan nog het nut en de functie van die instelling?
07.02 Minister Annemie Turtelboom: De hoofdopdracht van het Executief van de moslims van België bestaat in het beheer van de temporaliën van de islamitische eredienst. Voor die opdracht worden subsidies toegekend. Het komt mij, als minister van Justitie, niet toe om opdrachten te geven aan het Executief van de moslims van België, noch om te bepalen op welke wijze dat orgaan intervenieert in maatschappelijk relevante vraagstukken, uit hoofde van de grondwettelijke principes.
Mochten er mij strafbare feiten, begaan door een lid van de Moslimexecutieve of door het orgaan als collectiviteit, ter kennis worden gebracht, dan zal ik mij tot de gerechtelijke overheden wenden. Het is echter aan dat orgaan, dat, zoals reeds gezegd, in eerste instantie een cultusorgaan is, om zelf te bepalen op welke wijze het zijn taak zal invullen en de hem toevertrouwde opdrachten zal uitvoeren en eventueel, indien men het opportuun acht, te interveniëren in een maatschappelijk debat. Dat geldt niet alleen voor de islam, maar ook voor alle erkende erediensten en levensbeschouwingen die op dit ogenblik in ons land erkend zijn.
07.03 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik begrijp uw antwoord perfect, ook vanuit grondwettelijke invalshoek, en het droge antwoord in verband met de opdracht van de Moslimexecutieve. Ik vind echter dat iemand in de moslimwereld zijn verantwoordelijkheid moet nemen, maar blijkbaar kan dat orgaan dat niet aan.
De heer Doomst verwees daarnet naar een volwassen, verdraagzame samenleving met betrekking tot de aanpak van homofoob geweld. Ik denk dat de Moslimexecutieve nuttige en belangrijke kansen mist om zaken aan te klagen die vanuit de moslimhoek komen en die maatschappelijk niet door de beugel kunnen.
Ik vind het van weinig respect voor onze samenleving getuigen dat niemand in dat orgaan bereid werd gevonden om commentaar te leveren. Het getuigt dan ook van een oorverdovende, collectieve doofheid, blindheid, stomheid en zelfs domheid van de Moslimexecutieve om deze kansen te laten liggen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "la lutte contre le trafic d'armes" (n° 10027)
- M. André Frédéric à la ministre de la Justice sur "l'acquisition libre d'armes à feu sur le marché belge" (n° 10109)
- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de strijd tegen de wapenhandel" (nr. 10027)
- de heer André Frédéric aan de minister van Justitie over "het vrij aankopen op de Belgische markt van vuurwapens" (nr. 10109)
08.01 Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, madame la ministre, le Conseil des ministres a approuvé le nouveau Plan national de sécurité 2012-2015. Dans la foulée de ce Plan, un Plan d'action de lutte contre le trafic d'armes à feu, faisant suite aux événements de Liège, a également été adopté.
Il ressort du communiqué de presse conjoint élaboré avec la ministre de l'Intérieur, que ce plan contient une série de mesures positives et indispensables comme Ia rédaction d'une directive par le Collège des procureurs généraux, le renforcement du traçage des armes à feu saisies, le démantèlement des sources d'approvisionnement en armes à feu du milieu criminel, l'augmentation de l'expertise des services de police ou encore le renforcement de la coopération internationale.
Toutefois, la mesure phare annoncée visant à supprimer toute vente libre d'armes me laisse perplexe. Le communiqué stipule que "désormais, aucune arme ne pourra encore être obtenue librement, même pas si elle peut être considérée comme une arme de nature historique, folklorique ou décorative. Chaque arme nécessitera l'obtention d'un permis". Le caractère général de l'annonce laisse penser que ce sont toutes les armes en vente libre qui sont visées, soit l'abrogation pure et simple de l'arrêté royal du 20 septembre 1991 relatif aux armes à feu d'intérêt historique, folklorique ou décoratif et aux armes rendues inaptes au tir.
Il me semble que l'on commet la même erreur qu'en 2006, en se trompant de cible et en apportant une fausse réponse à un vrai problème, sans consulter le secteur qui est pourtant demandeur de cette consultation. En effet, tout comme la loi de 2006, on s'attaque à des phénomènes qui sont indépendants de la grande criminalité et du trafic d'armes illégales utilisées par le grand banditisme, tels que celui des collectionneurs, des sportifs ou simplement des détenteurs par héritage.
Le parquet fédéral signale, par ailleurs, que les armes dont la détention est autorisée ne seraient à l'origine que de 2 % des homicides alors qu'elles nécessitent 90 % des moyens humains disponibles. Cette suppression ne peut être présentée comme une solution à la tragédie de Liège. Les armes utilisées à Liège étaient issues du marché illégal. En outre, la criminalité organisée se fournit sur le marché illégal et n'utilise pas les armes en vente libre. Elles sont trop chères et/ou ne correspondent absolument pas à leurs besoins.
À côté de cette nouvelle interdiction, la réflexion relative à l'élargissement de l'article 90ter du Code d'instruction criminelle, visant à permettre une mise sur écoute plus généralisée dans le cadre du trafic d'armes, est simplement amorcée. C'est une demande qui émane pourtant des juges d'instruction. Il me semble toutefois que donner la possibilité d'utiliser des méthodes particulières de recherche en matière de trafic d'armes devrait constituer une priorité à développer immédiatement, avant la suppression de la vente libre.
Madame la ministre, mes questions concrètes sont les suivantes.
Se dirige-t-on bien vers la suppression pure et simple de toute vente libre d'armes? La volonté est-elle bien d'abroger l'arrêté royal du 20 septembre 1991? Si oui, avez-vous envisagé toutes les conséquences d'une telle modification, notamment le fait que la suppression de toutes les armes à feu en vente libre aura également des implications considérables sur notre patrimoine culturel? Si non, il faut corriger la manière dont vous expliquez cette mesure puisque, comme je l'ai souligné, le caractère général de l'énoncé laisse entendre une suppression générale.
Quelles seront les conditions imposées aux personnes qui possèdent des armes à feu en vente libre depuis des années et qui n'ont jamais posé de problème en termes de sécurité?
Quelle sera la procédure concrète à suivre? Ces personnes seront-elles dépossédées de leur arme alors qu'elles ont toujours respecté la loi et que certaines de ces armes sont transmises de père en fils?
Envisagez-vous de consulter le Conseil consultatif des armes ainsi que le secteur et les associations en vue de préciser les mesures annoncées et d'éviter les conséquences inappropriées de celles-ci?
Où en est l'étude de la modification de l'article 90ter du Code d'instruction criminelle? Comment procéderez-vous pour mettre en place cette réflexion et dans quel timing?
Comptez-vous, comme il avait été convenu lors de la réunion commune des commissions de la Justice et de l'Intérieur, suite aux événements tragiques de Liège, venir exposer les détails du Plan d'action de lutte contre le trafic d'armes au parlement?
08.02 André Frédéric (PS): Cela vous étonnera peut-être, madame la ministre, mais je rejoins les préoccupations qui viennent d'être exprimées par ma collègue Mme Galant. Cependant, je trouve que les mesures positives sont majoritaires dans le plan proposé. Le problème est manifeste en ce qui nous concerne. La vente d'armes à feu historiques, folkloriques et décoratives serait désormais soumise à autorisation préalable. Ceci mettrait fin à la libre acquisition d'armes à feu sur le marché belge.
Jusqu'à présent, un arrêté royal énumérait les armes à feu d'intérêt historique, folklorique ou décoratif en vente libre. Peut-on affirmer avec certitude qu'il n'existe plus de munitions pour ces armes? Est-il exact que certaines de ces armes auraient alimenté le commerce des armes pour aboutir dans le milieu délinquant? Pourriez-vous confirmer ces informations et nous préciser de quelles armes précises il s'agit? Je serais étonné d'apprendre que les armes anciennes, rares et chères, soient concernées, et soient utilisées pour commettre des agressions.
Des informations que l'on a pu lire récemment dans la presse ont inquiété les collectionneurs et les personnes qui participent habituellement à diverses marches folkloriques ou à d'autres représentations historiques. Madame la ministre, il convient de donner une information complète à ces personnes et de les rassurer sur divers points.
Quelles armes à valeur historique, folklorique ou décorative sont-elles exactement visées par la décision du gouvernement? Les armes anciennes sont-elles aussi visées? Qu'en est-il des armes à feu neutralisées? Sont-elles désormais soumises également à autorisation? Pourra-t-il y avoir des dérogations et, si oui, quels seront les motifs légitimes dont il pourra être tenu compte? La procédure d'enregistrement aura-t-elle un coût? Une période transitoire est-elle prévue pour l'enregistrement des armes désormais soumises à autorisation? Puisque cet arrêté royal sera cosigné par vous-même et la ministre de l'Intérieur, avez-vous convenu de demander l'avis du Conseil consultatif des armes sur cette décision?
08.03 Annemie Turtelboom, ministre: Chers collègues, je tiens tout d'abord à rectifier l'opinion de certains groupes qui contestent la mesure annoncée contre les armes à feu en vente libre, comme si celles-ci n'étaient pas en rapport avec le trafic d'armes et donc avec la lutte contre celui-ci!
La liste des armes en vente libre prêtait à confusion et favorisait les abus. En effet, parmi les armes à feu en vente libre figure toute une liste d'armes qui sont intéressantes pour le milieu criminel car elles fonctionnent avec des mécanismes performants, encore utilisés dans la conception d'armes modernes, et avec des munitions modernes ou dont la production a été relancée.
En outre, certains modèles peuvent apparaître soudainement en grande quantité sur le marché à la suite de la découverte de stocks oubliés en Europe de l'Est, ce qui fait baisser les prix à des niveaux attirants. Surtout, ces armes sont vendues de manière totalement anonyme, sans laisser de trace vers leur détenteur.
Si nous voulons mener sérieusement la lutte contre le trafic d'armes, nous devons mettre fin à la perméabilité entre le marché légal et le marché illégal. Il s'agit donc bien d'un risque pour la sécurité publique, ce que certains groupes d'intérêts reconnaissent d'ailleurs. En outre, ils avouent également que la mesure prévue ne nuit pas aux collectionneurs; ils pourront même bénéficier d'une baisse des prix jusqu'à un niveau réaliste tel qu'il existe dans tous les pays voisins.
L'arrêté royal sur les armes en vente libre ne sera pas complètement abrogé, mais uniquement la longue liste d'armes à feu à poudre vive en annexe de ce texte. Une telle liste n'existe qu'en Belgique et fait de notre pays une plaque tournante d'un vrai tourisme d'armes. Pour les armes à poudre noire, y compris celles utilisées par les marcheurs de l'Entre-Sambre-et-Meuse et d'autres associations folkloriques, rien ne sera modifié. Il en est de même pour les armes neutralisées, pour les armes non à feu et pour les armes d'alarme.
Les associations historiques pourront continuer à s'organiser, parfois avec quelques nouvelles modalités pratiques seulement. Le système permettant des activités folkloriques avec des armes modernes ne change pas non plus.
Depuis l'annonce de la mesure, les membres du gouvernement concernés s'efforcent de présenter une communication correcte et rassurante. Je regrette toutefois la panique semée par certaines organisations.
Évidemment, des mesures transitoires seront prévues. Les collectionneurs agréés n'auront qu'à inscrire ces armes dans leur registre sans devoir tenir compte d'une limitation de leur terme. Les autres particuliers possédant déjà des armes reprises dans la liste devront les déclarer à la police dans les trois mois de l'entrée en vigueur de la mesure. Ils ne devront pas remplir de condition; une autorisation ne sera refusée qu'en cas de danger pour le pouvoir public. La simple attestation de déclaration suffira comme titre provisoire de détention.
La loi ne prévoit pas l'intervention du Conseil consultatif des armes lorsqu'il s'agit de déterminer les armes en vente libre.
La lutte contre le trafic d'armes se déroule bien sûr essentiellement sur le terrain de la recherche proactive pour laquelle les services de police doivent disposer de moyens suffisants.
La possibilité de recourir aujourd'hui aux écoutes téléphoniques et à l'infiltration en ce domaine sera vérifiée. Je demanderai l'avis du Collège des procureurs généraux et du parquet fédéral dans les plus brefs délais. L'opportunité d'adapter l'article 90ter du Code d'instruction criminelle à cet effet sera ensuite examinée.
Une réunion commune des commissions de l'Intérieur et de la Justice aura probablement lieu le 21 mars. En tout cas, je suis à votre disposition pour vous communiquer toutes les informations relatives au Plan national de sécurité et au Plan d'action de lutte contre le trafic d'armes. Néanmoins, n'oublions pas que la vente libre des armes existait seulement en Belgique, qui offrait ainsi une image trop attrayante à cet égard. C'est la raison pour laquelle on a retiré la liste.
08.04 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse détaillée; vous êtes plus explicite que votre collègue. Un problème de communication se pose dans ce dossier. On a ainsi lu tout et son contraire dans la presse. Les collectionneurs et les membres d'associations culturelles ont paniqué, de sorte qu'on a cru que les honnêtes gens, si je puis m'exprimer ainsi, allaient être visés, tandis que les trafiquants pourraient poursuivre aisément leurs activités.
Si je prends l'exemple de la ville du premier ministre, j'ai lu que l'on pouvait y trouver une kalachnikov en une heure à peine dans des arrière-cuisines de café ayant pignon sur rue. Ce n'est donc pas la vente libre qui pose problème, mais la vente illégale. Ainsi, devant le ministère de l'Intérieur, à la Toison d'Or, des camionnettes se livrent à un trafic au vu et au su de tout le monde, mais on n'agit pas. Il faudrait donc exécuter des surveillances particulières pour épingler cette activité illégale. La confusion règne toujours quant à savoir quelles sont les armes visées. Une réunion commune des commissions de la Justice et de l'Intérieur me semble donc indispensable et devrait avoir lieu rapidement pour dissiper les doutes.
08.05 André Frédéric (PS): Madame la ministre, nous serons toujours à vos côtés pour lutter contre le trafic d'armes, sur le plan national et sur le plan international. Des armes circulent, provenant de diverses origines, et sont utilisées dans des drames comme ceux que nous avons connus.
Vous comparez notre législation à d'autres. Je pense que nous avons une législation qui est assez stricte en la matière. Ce n'est pas toujours la législation qui est en cause, mais plutôt le respect de celle-ci et la manière avec laquelle on a réagi sur le terrain.
Je note pour le détail que les armes folkloriques, neutralisées, d'alarme et autres seront permises pour les gens qui pratiquent le folklore. Mais je persiste à m'interroger ici sur le contrôle des bourses d'armes. Il y en a dans ma région qui m'horripilent, dans la région de La Gleize. Vous avez peut-être entendu qu'il y a des nostalgiques du régime nazi qui se déguisent en costume d'époque. On trouve là un certain nombre d'armes qui posent question; je pense aux Nagant ou aux Colt.
Ne vaudrait-il pas mieux reprendre la liste des armes en vente libre, d'en retirer celles qui posent problème, pour ne pas qu'on se retrouve dans une situation où le collectionneur de base, qui a des armes inoffensives et inutilisables, doive faire des démarches complémentaires? On sait ce qu'a donné la loi de 2006. Il y a des gens qui ont ramené leurs armes dans les commissariats. On a donc pu en assurer la traçabilité. Parfois, on ne sait pas ce qu'elles sont devenues par après. Mais il y en a aussi des centaines ou des milliers qui sont cachées et qui deviennent peut-être l'objet de convoitises. Cela me paraît bien plus délicat à gérer.
Je ne jette pas le bébé avec l'eau du bain. Je dis qu'il faut bien prendre le temps de réfléchir pour ne pas, en ayant comme objectif de s'attaquer à des truands et à un trafic d'armes illégal, que je condamne, ajouter des démarches administratives supplémentaires et des contraintes à d'honnêtes gens qui ne posent aucun problème au quotidien. Tous ces gens considèrent qu'il est normal que celui qui détient une arme doive en informer les autorités.
Si on savait ce que chacun possède chez lui, on pourrait peut-être être plus attentif au moment où des événements surviennent. Je vous assure de mon soutien, mais je pense qu'il faut se donner le temps pour bien faire. J'ai vu les résultats de la loi de 2006; des correctifs ont dû être mis en œuvre par la suite, parce qu'on s'est rendu compte qu'on atteignait une cible qui n'était pas celle qui était visée au départ.
Selon moi, pour une matière qui concerne les départements de l'Intérieur et de la Justice, il ne serait pas anormal d'organiser une concertation avec le Conseil consultatif des armes.
Pour le reste, j'attendrai le 21 mars, premier jour du printemps, ou une date ultérieure pour vous réinterroger, madame la ministre.
L'incident est clos.
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de aanpak van illegale activiteiten via de zogenaamde Tor-netwerken of het zogenaamde Darknet" (nr. 10036)
- de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "Darknet" (nr. 10274)
- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la lutte contre les activités illégales par le biais des réseaux 'Tor' et du 'Darknet'" (n° 10036)
- M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "le Darknet" (n° 10274)
09.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, onlangs kon een Nederlandse journalist een uiterst sadistische Vlaamse pedofiel op het nippertje ontmaskeren via het leggen van contacten door middel van het zogenaamde Tornetwerk. Dit netwerk is op zich niet illegaal: het is in nauwe samenwerking met de overheid tot stand gekomen. Het stelt internetgebruikers in staat om volstrekt anoniem activiteiten te ontplooien op het wereldwijde web. Voor de vrije meningsuiting is dat een goede zaak in dictaturen in sommige gevallen, maar ondanks het legaal karakter maken ook allerhande criminelen in de virtuele wereld gebruik van de gelegenheid die Tornetwerken bieden om anoniem te blijven en hun wederrechtelijke handelingen te ontplooien. Vandaar dat men het ook wel Darknet noemt.
Welke activiteiten ontplooit de Federal Computer Crime Unit momenteel in verband met dit dossier en met het duistere deel van het Tornet?
Is het wettelijk al mogelijk om tot virtuele infiltratie over te gaan en binnen te dringen in die netwerken om de illegale zaken te filteren?
Welke nationale en internationale actieplannen bestaan er al, op Europees niveau dan, ter bestrijding van het illegaal gebruik van Tornetwerken?
09.02 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, toen ik het las en daarover informatie kreeg, kreeg ik zin om een aantal dingen op te zoeken. Wat allemaal mogelijk leek met enkele muisklikken, dat was ongelooflijk. Drugs, wapens, illegale software en andere duistere praktijken, via Darknet blijkt het allemaal mogelijk.
Hoe reageert u op de informatie die wij daarover hebben gekregen? In welke mate is de problematiek bekend bij de veiligheidsdiensten? Wordt dit door de diensten opgevolgd? In hoeverre moeten wij hierop nog meer zoeken naar een internationaal antwoord?
09.03 Minister Annemie Turtelboom: De bestrijding van de verschillende criminele fenomenen wordt gegarandeerd, ongeacht de telecommunicatiemiddelen die door de criminelen hiervoor worden aangewend. Het is natuurlijk wel zo dat de politiediensten zich steeds mee dienen aan te passen aan de nieuwe technieken en methodes, gebruikt door de criminelen, en dat vergt enige tijd.
Bij de bestrijding van misbruiken van een systeem als Tor moet op de eerste plaats worden nagezien of het systeem op zich geen strafrechtelijke inbreuk vormt. Hiervoor moeten wij analyseren wat het systeem doet. Het vervult twee functies. Ten eerste versleutelt het Tornetwerk de inhoud van de communicatie waardoor onderschepping van de datacommunicatie die over Tor verloopt, geen bruikbare informatie meer oplevert.
Het zorgt er bovendien voor dat alle identificerende elementen van de oorsprong van de communicatie worden weggenomen of geblokkeerd, waardoor het onmogelijk is om de andere partij in de communicatie te identificeren. De wet op de elektronische communicatie van 2005 bepaalt dat versleuteling vrij is. Op dat punt kan het systeem dus niet in vraag worden gesteld.
De functionaliteit voor het afschermen van de identiteit is echter mogelijks in strijd met artikel 127 van dezelfde wet. Dit artikel verplicht de aanbieder van elektronische communicatiediensten steeds de identiteit van hun gebruikers te kunnen meedelen aan politie en Justitie indien deze daar op een wettelijke manier om verzoeken. De verplichtingen zijn echter voor operatoren. Het is nog onduidelijk of personen, die te goeder trouw de Torsoftware op hun pc installeren en hierdoor medediensten aanbieden, ook onder deze verplichtingen vallen. Mocht dit het geval zijn dan zijn zij in principe strafbaar. Dit wordt momenteel onderzocht.
Het is echter niet omdat het aanbieden van Tordiensten in België mogelijks een strafrechtelijke inbreuk uitmaakt dat criminelen er geen gebruik meer van zullen maken. De traditionele instrumenten zoals huiszoeking, verhoor, inbeslagname en forensisch onderzoek van materiële sporen, kunnen pas worden aangewend als men de verdachten heeft kunnen identificeren. Indien de identificatie onmogelijk is dan zullen wij moeten onderzoeken in welke mate het wettelijk instrumentarium van politie en Justitie dient te worden aangepast aan deze nieuwe realiteit.
Momenteel worden de verschillende probleemgebieden en mogelijke oplossingen bestudeerd door een werkgroep van magistraten en politiemensen. Ik verwacht dat die in de komende maanden heel concrete voorstellen zullen doen om politie en Justitie in cyberspace effectiever te maken. In het kader van het nieuwe nationale veiligheidsplan zijn initiatieven gepland die ook de technische aspecten van internetopsporingen verder zullen onderzoeken en verbeteren. Het is ook mijn wil om op deze problematiek met toch wel gruwelijke gevolgen een passend antwoord te geven.
In onze buurlanden worden de problemen op exact dezelfde manier ervaren als in ons land. Op het niveau van de politiediensten zijn er verkennende contacten bezig betreffende heel de problematiek. Er werden echter nog geen engagementen aangegaan op politiek niveau. Op dit ogenblik kennen wij de probleemstelling immers nog onvoldoende, jammer genoeg.
09.04 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik hoop dat men binnen korte termijn uitsluitsel zal kunnen geven over wat men nu onderzoekt. Blijkbaar zijn er toch meer mogelijkheden om opsporingen te doen dan aanvankelijk werd aangekondigd in de pers. Dit stemt ons dan ook minder pessimistisch.
Dit is in elk geval een nieuwe vorm van criminaliteit die opduikt. Men moet hiertegen alert optreden. In de virtuele wereld kan net zo goed schade worden toegebracht aan de menselijke persoonlijkheid of de fysieke integriteit als in de reële wereld.
Het is het meest prangende probleem dat door Justitie moet worden opgevolgd. Justitie holt de feiten al achterna. Dat zit in de natuur der zaken. Daaraan kunnen wij zelf niets veranderen. Men mag echter niet te veel achterlopen in de virtuele wereld.
09.05 Michel Doomst (CD&V): Ik denk dat wij mogen zeggen dat Tor trop is. Dit is erover. Ik denk dat wij hieraan echt iets moeten doen. Het zwakke punt is dat wij nu moeten wachten tot het uit de virtuele wereld naar de werkelijke wereld komt om te kunnen optreden.
Ik stel voor dat wij samen zoeken naar methodes om daarin in te breken. Ik hoor dat het FCCU zegt dat zij voortijdig zaken zouden kunnen opsporen, mochten zij kunnen infiltreren op het internet. Welnu, de komende maanden moeten wij zoeken naar methodes om daaraan iets te doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Question de M. Damien Thiéry à la ministre de la Justice sur "les problèmes linguistiques au sein du Service de la Politique criminelle" (n° 10067)
10 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de minister van Justitie over "de taalproblemen bij de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid" (nr. 10067)
10.01 Damien Thiéry (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, j'ai déjà interrogé votre prédécesseur sur ce dossier, en novembre dernier.
Le Service de la Politique criminelle a été créé par arrêté royal, le 14 janvier 1994. Il est stipulé ceci à l'article 2 de cet arrêté, je cite: "Il a été créé, auprès du ministre de la Justice, un Service de la Politique criminelle. Celui-ci est dirigé par un conseiller général assisté d'un conseiller général adjoint".
L'article 8 de cet arrêté dispose quant à lui que le conseiller général adjoint est d'un autre régime linguistique que le conseiller général lui-même. C'est la raison pour laquelle une plainte a été déclarée fondée par la Commission permanente de Contrôle linguistique (la CPCL) à l'encontre de la conseillère générale faisant fonction auprès dudit service, membre de la cellule stratégique du ministre de la Justice, au motif que la désignation temporaire d'un conseiller général nécessitait de désigner un conseiller général adjoint temporaire, en vertu du maintien de l'unité de jurisprudence.
En novembre dernier, votre prédécesseur déclarait, à l'occasion de sa réponse, que la CPCL n'avait pas bien analysé la situation, estimant qu'il s'agissait en quelque sorte d'une procédure intermédiaire.
La question peut évidemment susciter une polémique. Mais chose plus gênante encore, d'après ce qui m'a été rapporté, les convocations des réunions internes et les transmissions de PV se feraient exclusivement en néerlandais, ce qui est contraire à l'article 39, § 3, des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, lequel dispose que "les instructions au personnel ainsi que les formulaires et imprimés destinés au service intérieur sont rédigés en français et en néerlandais".
Madame la ministre, quelle est votre position au sujet de l'organisation et de la direction du Service de la Politique criminelle? Partagez-vous l'avis de votre prédécesseur, M. De Clerck? Comptez-vous prendre des mesures pour remédier au problème d'emploi des langues au sein dudit service?
10.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, ce service a une mission bien particulière dans la chaîne pénale puisqu'il est au service de ses clients, à savoir le ministère de la Justice, le ministère de l'Intérieur, le Collège des procureurs généraux, la Direction générale des établissements pénitentiaires, les maisons de justice, etc.
Le projet de réforme a déjà conduit à un premier résultat partiel. J'ai pris acte de ce résultat et j'ai demandé à ce que l'on progresse dans cette voie.
En tout état de cause, la nomination d'un conseiller général et de son adjoint n'est plus à l'ordre du jour. Ces fonctions ne figureront pas dans le plan du personnel 2012, tout comme c'était déjà le cas dans le plan du personnel 2011.
Il est trop
tôt pour s'exprimer sur l'issue de ce projet de modernisation mais il est clair
que le Service devra améliorer ses services à la clientèle.
Ensemble
avec la section criminologie de l'Institut National de Criminalistique et de
Criminologie, ils devront être en mesure de mieux répondre à ce qu'on peut
attendre d'un service d'appui, aussi bien pour les statistiques que pour les
matières qui sont suivies par le Collège des PG, les prisons et les maisons de
justice.
Pour ce qui
est de la question linguistique, j'attends l'arrêt du Conseil d'État qui s'y
réfère.
10.03 Damien Thiéry (FDF): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse claire.
Il y a une chose pour laquelle on peut vous encourager et vous remercier, c'est la modernisation du service.
J'entends qu'il va y avoir différentes prescriptions en la matière. On verra exactement ce que cela va donner.
Contrairement à ce qu'on pourrait croire, je ne fais pas de fixation et je ne suis pas là pour vous ennuyer, madame la ministre. Je demande simplement que la loi soit respectée – c'est le plus important – et qu'elle soit appliquée strictement sans interprétation. Si la loi prévoit qu'à l'intérieur du service, les communications sont bilingues, je demande que ce soit respecté. Je crois que tout le monde ici et certainement vous, madame la ministre, y serez attentifs dans le futur.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 10070 van mevrouw Temmerman wordt uitgesteld.
11 Samengevoegde interpellatie en vraag van
- de heer Bert Schoofs tot de minister van Justitie over "het probleem van drugs in penitentiaire inrichtingen" (nr. 26)
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "het drugsgebruik in de gevangenissen" (nr. 10364)
11 Interpellation et question jointes de
- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "le problème de la drogue en milieu carcéral" (n° 26)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "la consommation de drogues dans les prisons" (n° 10364)
11.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik begin met een anekdote. In december 2009 heb ik een bezoek gebracht aan de gevangenis van Hasselt. Dat was een politieke actie om het drugsprobleem aan te kaarten. Ik heb daar naderhand ook een gesprek gehad met de directie, wat trouwens vrij vlot verliep. Men heeft mij daar ook kunnen overtuigen van het feit dat men niet alles zomaar laat begaan. Helaas, vijf dagen later kregen wij het bericht dat er een dodelijk slachtoffer gevallen was ten gevolge van de inname van een drugscocktail. Dat was een zeer tragisch toeval.
Ik ben geen toekomstvoorspeller en ik hoef dat ook niet te zijn. Het moet duidelijk zijn dat drugshandel, -smokkel, -bezit en -gebruik in onze penitentiaire inrichtingen onaanvaardbare proporties hebben aangenomen. Sommige advocaten smeken rechters om hun cliënt niet in een welbepaalde gevangenis te laten opsluiten, omdat drugsgebruik daar welig tiert. De naam Hasselt is reeds ooit vernoemd. Een derde van de gedetineerden komt voor het eerst in aanraking met drugs in de gevangenis. Een derde van de gevangenen zit zijn tijd uit vanwege drugsgerelateerde criminaliteit. En het is een beetje gek, maar men kan in vele gevallen zijn activiteiten gewoon voortzetten in de gevangenis, omdat de drugsplaag daar zo pregnant aanwezig is.
In P-Magazine stelde men de voorbije weken zelfs de vraag of het nog zin heeft om drugscriminelen op te sluiten in gevangenissen. U hebt daarop geen antwoord gegeven, mevrouw de minister. Ik had graag geweten waarom. U hebt doorverwezen naar de heer Sempot, de woordvoerder van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen. Hij verklaarde aan P-Magazine dat er geen aanwijzingen zijn voor de stijging van drugsgebruik. Dat zou er nog aan ontbreken, want het probleem is reeds erg genoeg.
Ik besef goed dat een volledig drugsvrije penitentiaire inrichting niet mogelijk is, gewoon omdat de samenleving ook niet drugsvrij is, maar drugs zouden toch moeten kunnen teruggedrongen worden tot een aanvaardbaar niveau. Men moet nu drugsvrije afdelingen inrichten in gevangenissen, waar drugs de uitzondering zijn en niet de regel. Uiteraard ben ik niet tegen dergelijke drugsvrije afdelingen of vleugels, maar dat is toch helemaal de wereld op zijn kop.
Hoe de drugs de gevangenis binnenkomen, dat is voor het grootste stuk bekend. Er is daar veel inventiviteit mee gemoeid: men gebruikt speelgoed, cadeautjes, luiers, chipszakjes en noem maar. Er is ook veel elasticiteit mee gemoeid, ik verwijs naar het gebruik van bepaalde lichaamsopeningen, u begrijpt wat ik bedoel.
Blijkbaar worden uitkeringen in gevangenissen ook aangewend om drugs te betalen. Aan dat probleem zou men ook wel eens iets mogen doen, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat gedetineerden niet te veel centjes van de rekening kunnen halen en daarmee binnengesmokkelde drugs kan bekostigen.
Ik denk dat een aantal oplossingen voor de hand liggen, mevrouw de minister. Ik heb uw voorgangers daar ook reeds op gewezen. U kunt de speeksel-, bloed- en urinetests uitbreiden, waarbij men niet meer de toestemming van de gedetineerden moet vragen. Het gekke is ook dat gedetineerden moeten betalen voor die tests. Voor mij zouden zij een test die negatief is, niet hoeven te betalen, een positieve test uiteraard wel. Laat dat reeds een aanmoediging zijn.
De naaktfouillering is een lachertje. Wanneer men cipiers die hoort uitleggen tot in detail, dan weet men dat men vanachter een scherm even mag piepen wat er al dan niet aan het lichaam zou bevestigd zijn. Dat zijn uiteraard geen echte naaktfouilleringen. Scanners kunnen helpen en ten slotte misschien ook drughonden, maar die worden slechts occasioneel ingezet. Meestal is het de lokale politie, die zich daarmee onledig houdt. Zij gebruikt die drughonden natuurlijk liever voor acties op het terrein, veeleer dan daarmee naar de gevangenissen te trekken.
Mijn vragen, mevrouw de minister, zijn evident.
Hebt u in een specifiek budget voorzien om het drugsgebruik in de gevangenissen terug te dringen? Zo ja, hoeveel bedraagt dat dan? Zijn die in vergelijking met de kredieten die uw voorgangers hebben ingezet, verhoogd?
Welke concrete middelen en maatregelen – ik heb u een klein overzicht gegeven – zou u willen ontplooien en ontwikkelen om op een efficiënte wijze de drugsplaag te bestrijden?
Mevrouw de minister, vanochtend hebt u in het kader van het debat over de overbevolking van de gevangenissen verklaard dat een gevangenis nog altijd de bedoeling heeft dat gedetineerden er beter uitkomen dan ze erbinnen gaan. Ik denk dat de bestrijding van het drugsprobleem veel baat zou kunnen bijbrengen aan het hard maken van de stelling die u hebt ingenomen.
11.02 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb begin december nog een vraag gesteld in de plenaire vergadering over hetzelfde thema, het drugsgebruik in onze gevangenissen in het algemeen en over de drugsvrije afdeling van de gevangenis van Brugge in het bijzonder. De cijfers zijn bekend. Bijna een derde van de gevangenen zou drugsgebruiker zijn. Nog erger dan die vaststelling is het feit dat een derde van de meer dan 3 000 drugsgebruikers in onze gevangenissen tijdens de gevangenschap kennis zou hebben gemaakt met drugs of met nieuwe drugs.
Men heeft mij geantwoord dat er in het verleden een ministeriële rondzendbrief en een rondzendbrief van het college van PG’s gepubliceerd zijn, die tot doel hadden een uniform opsporings- en vervolgingsbeleid in het leven te roepen. Uw voorganger verwees voor een evaluatie naar zijn opvolger, naar u dus.
Maar zoals collega Schoofs reeds heeft gezegd, alles begint met het binnenbrengen van de drugs. Meer dan 3 000 gevangenen worden blijkbaar bevoorraad van buiten uit. Het is een feit dat het nog altijd veel te gemakkelijk is drugs binnen te krijgen in de Belgische gevangenissen. Er moet meer en betere controle komen en hiervoor moeten ook meer controlemiddelen worden gebruikt. Ik verwijs naar ons bezoek aan de gevangenis van Tilburg met de commissie voor de Justitie vorig jaar. Daar werd ons onder meer getoond hoe in de bezoekerszaal regelmatig met drugshonden wordt gepatrouilleerd om de bezoekers en iedereen die binnenkomt om gevangenen te bezoeken, te controleren op het bezit van drugs. Dat is een van de efficiënte middelen om drugs uit de gevangenissen te houden.
Daarnaast is er het succes van de drugsvrije afdeling in de gevangenis van Brugge, in 2009 opgestart. Er zijn daar 20 plaatsen, waarvoor er een paar maanden geleden meer dan 200 kandidaten waren. Dat zijn dus tienmaal meer kandidaten dan er plaatsen zijn. De evaluatie van de afdeling heeft uitgewezen dat ze moet worden uitgebreid. De wijze waarop gedetineerden op het vlak van drugs worden behandeld in de drugsvrije afdeling, de wijze waarop bijna dagelijks controle wordt uitgevoerd en de wijze waarop het personeel wordt geselecteerd, vormen een goede methode, die echter arbeidsintensief is. Een en ander moet in samenwerking met de Gemeenschappen gebeuren.
Is er intussen een evaluatie gebeurd van de twee rondzendbrieven?
Ten tweede, overweegt u nieuwe initiatieven om het binnenbrengen van drugs in de gevangenissen te beperken of zult u maatregelen uitbreiden? Zo ja, welke?
Ten derde, overweegt u een uitbreiding van de drugsvrije afdeling in de gevangenis van Brugge en/of naar andere gevangenissen?
11.03 Minister Annemie Turtelboom: Drugsgebruik in de gevangenissen is natuurlijk geen eenvoudig probleem. Het is een maatschappelijk fenomeen, dat een vervolg krijgt binnen de gevangenismuren.
In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, is er geen sprake van een gedoogbeleid binnen de penitentiaire inrichtingen, integendeel. Iedereen is ervan overtuigd dat het probleem moet worden aangepakt. Daarom is er een aantal initiatieven om de strijd aan te gaan op twee niveaus: op het vlak van preventie en van repressie. Zo werd het opleidingsaanbod betreffende het herkennen en opsporen van drugs evenals het omgaan met druggebruikers sterk verbeterd. De kwaliteit van dat onderdeel in de basisopleiding is verbeterd, terwijl er nu ook hoogwaardige, langdurige vormingen van vijf dagen voor gevangenisteams worden aangeboden. Mijn medewerkers onderzoeken nu ook de haalbaarheid van het gebruik van een eigen drugshondenteam.
Er worden in de gevangenissen controles uitgevoerd, zowel op systematische wijze als naar aanleiding van tips of verdachte handelingen. Zo worden gedetineerden na ieder bezoek onderworpen aan een fouillering, worden de cellen periodiek gecontroleerd en wordt regelmatig in samenwerking met de politie een zoekactie met drugshonden in de gevangenissen gedaan. Wanneer iemand op het bezit of de verhandeling van drugs wordt betrapt, wordt disciplinair opgetreden en wordt aangifte gedaan bij het parket.
Om een en ander zo optimaal mogelijk te laten verlopen, werd de samenwerking tussen politie, parket en gevangenisdirectie geregeld in de ministeriële rondzendbrief 1806 van 6 februari 2009. De rondzendbrief bepaalt de manier waarop de gevangenisdirectie moet optreden bij ontdekking van gebruik, bezit of handel in drugs. Hij bepaalt eveneens hoe informatie kan worden meegedeeld tussen openbaar ministerie en gevangenisdirectie. Ook overleg tussen de verschillende actoren is een centraal punt van de rondzendbrief.
In mei 2011 werd de rondzendbrief geëvalueerd. De resultaten hiervan zijn nog maar zeer recent beschikbaar. Uit de evaluatie blijkt, ten eerste, dat er voor het eerst een coherent vervolgings- en bestraffingsbeleid gegroeid is. In grote lijnen is het beleid nu in alle arrondissementen min of meer gelijklopend. Er bestaan echter nog steeds interpretatieverschillen tussen verschillende gevangenissen of tussen verschillende gerechtelijke arrondissementen. Hieraan zal de volgende jaren worden gewerkt.
Hoewel er een einde is gekomen aan de bijnastraffeloosheid inzake het smokkelen of verkopen van drugs in sommige gevangenissen, is het nog te vroeg om te evalueren in welke mate dat ook een invloed heeft op het gebruik.
De komende zomer zal de dienst Gezondheidszorg Gevangenissen een nieuwe monitoring uitvoeren, die een eerste indicatie kan geven. Daarnaast moet er aandacht worden besteed aan de preventie en de voorlichting. Daarom is het van belang de samenwerking met de gespecialiseerde instanties inzake drugshulpverlening inderdaad nog te verbreden. Niet alleen Justitie, maar ook de Gemeenschappen zullen hiervoor middelen ter beschikking moeten stellen.
Uiteraard is de therapeutische behandeling van drugsgebruikers ook van belang. In bepaalde gevangenissen lopen er reeds langdurige, therapeutische programma’s zoals het Believeproject in Ruiselede. Dat is een combinatie van arbeid op de boerderij, therapie, sport en groepssessies. Tijdens de duur van het programma, dat acht maanden loopt, onderwerpen de deelnemers zich vrijwillig aan regelmatige urinecontroles.
In andere gevangenissen wordt samengewerkt met een of meerdere therapeutische centra inzake drugshulpverlening. Die sturen gespecialiseerde hulpverleners naar de inrichtingen om de intakes te verzorgen en om de gedetineerden te ondersteunen in hun motiveringsproces om na de detentie een ontwenningsprogramma te volgen.
Er worden reeds substitutieprogramma’s aangeboden onder toezicht en op voorschrift van de geneesheren-psychiaters.
De opening van de drugsvrije afdeling in Brugge is een van de initiatieven om te werken aan de drugsproblematiek in de gevangenissen en kadert in het nationale drugsbeleid in de gevangenissen. Voor de afdeling werd dan ook in een specifiek budget voorzien.
De idee van een drugsvrije gevangenis mag niet uit het oog worden verloren om de leefbaarheid en de leefkwaliteit in de gevangenis te verhogen. Daarom is het belangrijk te investeren in initiatieven om gedetineerden die zich willen distantiëren van het drugsmilieu of geen drugs meer willen gebruiken, een omgeving aan te bieden die door middel van urinecontroles drugsvrij kan blijven. Bovendien is het nodig aandacht te besteden voor de behandeling van ex-gebruikers of gebruikers om herval tegen te gaan tijdens hun detentie en met het oog op sociale re-integratie.
Alles doet uitschijnen dat de drugsvrije afdeling van Brugge inderdaad succesvol is. Na twee jaar functioneert de afdeling nog steeds naar behoren en blijft er een belangrijke vraag naar deelname van de gedetineerden. In de loop van dit jaar zal een grondige evaluatie van het project worden gemaakt en zal er worden beslist over de uitbreiding naar andere gevangenissen.
Een verdere uitbreiding in Brugge of de introductie in andere gevangenissen hangt af van talrijke factoren. De huidige overbevolking en de negentiende-eeuwse architectuur van vele penitentiaire instellingen maakt het niet gemakkelijk om nieuwe secties vrij te maken. Ook het vinden van bijkomend personeel is niet evident. Toch blijft het onze intentie om in de mate van het mogelijke drugsvrije secties op te richten. Daarom is ook beslist dat de drugscoördinatoren nauwer dan voorheen moeten samenwerken met de regionale directies van DGEPI.
In Ruiselede wordt momenteel ook nog onderzocht hoe voor een therapeutische gemeenschap, gericht op veroordeelden die aan het einde zijn van hun straf, een behandelingstraject kan worden opgestart. Het project werd door mijn voorganger, onder druk van buurtbewoners, stopgezet. Het kan evenwel van grote meerwaarde zijn om ex-drugsgebruikers verder te begeleiden in een aangepaste omgeving met het oog op hun nakende vrijlating en reclassering.
11.04 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitvoerig antwoord.
Ik weet niet of de huidige maatregelen voldoende zijn. Ik hoop dat er beterschap op komst is. Ik wil gerust de evaluatie afwachten. Het zou intellectueel oneerlijk zijn om nu met scherp te schieten op iets wat nog aan de gang is. Hopelijk kunnen we op zeer korte termijn over die resultaten beschikken. Het gaat immers over de veiligheid, de hygiëne, de gezondheid, de resocialisatie en de re-integratie in de maatschappij van de gedetineerden en bij sommigen zelfs om het leven zelf.
Ik denk dat er zich op termijn een herziening van de basiswet inzake de interne rechtspositie van gedetineerden opdringt.
De begeleiding is cruciaal. Daarmee ben ik het volledig eens. De problemen zullen in elk geval op korte termijn beheersbaar moeten worden. De strijd tegen drugs in de gevangenissen moet een absolute prioriteit zijn. Zo niet dienen de gevangenissen tot niets en hebben ze een contraproductief effect.
Tot slot dien ik een motie van aanbeveling ter aanmoediging in.
11.05 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord.
U hebt, ten eerste, gezegd dat een onderzoek zal worden gedaan naar de haalbaarheid om een eigen drugshondenteam te vormen bij Justitie. Ter zake is er vandaag een probleem. Inderdaad, in Nederland – zo vernamen wij in Tilburg – beschikt Justitie over een eigen drugshondenteam en is Justitie dan ook autonoom in het bepalen waar, wanneer en hoe dat drugshondenteam wordt ingezet. In België is dat vandaag niet het geval. De drugshonden die worden ingezet, zijn de drugshonden van de politie. Mevrouw de minister, ik dring er bji u op aan om werk te maken van een eigen drugshondenteam voor Justitie. Er is immers niet alleen het repressieve effect, namelijk het vinden van drugs door die honden. Ook het afschrikkingseffect en dus het preventief aspect is niet te onderschatten.
Ten tweede, de samenwerking met de Gemeenschappen is ook een heel belangrijk item in de problematiek. Het gaat dan over de begeleiding en de drugshulpverlening. Ik weet uit de praktijk dat die vandaag de dag totaal ondermaats zijn. Onlangs nog vertelde een drugshulpverlener mij dat wie bij hun diensten bekend is en al begeleid wordt voor zijn of haar verslaving vóór men in de gevangenis terechtkomt, een kansje heeft dat de drugshulpdiensten hem of haar voort begeleiden in de gevangenis. Wie niet bij hen bekend is, kunnen zij in de gevangenis niet helpen door een gebrek aan capaciteit.
Met andere woorden, het grote deel van de gevangenen met een drugsprobleem wordt door de Gemeenschappen vandaag de dag aan hun lot overgelaten, wat volgens mij totaal niet kan. Ik vraag u dan ook om bij de Gemeenschappen erop aan te dringen dat zij een andere richting inslaan en onze drugsverslaafden niet zomaar laten rotten in de gevangenissen.
Ten derde, u hebt een evaluatie van het project in Brugge aangekondigd voor in de loop van dit jaar. Ik hoop dat die evaluatie in de richting zal gaan van een uitbreiding, zodat er meer drugsverslaafden terecht zullen kunnen in die drugsvrije afdeling.
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bert Schoofs en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Bert Schoofs
en het antwoord van de minister van Justitie,
vraagt de federale regering
om alle maatregelen te nemen met het oog op het terugdringen van drughandel, -gebruik en –bezit in de penitentiaire inrichtingen tot een absoluut minimumpeil, en de volstrekt onaanvaardbare gevolgen van dit kwalijk fenomeen maximaal te beperken en te voorkomen, en zulks op korte termijn."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Bert Schoofs et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Bert Schoofs
et la réponse de la ministre de la Justice,
demande au gouvernement fédéral
de prendre toutes les mesures pour ramener le trafic, la consommation et la détention de drogue dans les établissements pénitentiaires à un niveau minimum absolu, ainsi que de limiter et de prévenir les effets totalement inadmissibles de ce phénomène nuisible, et ce à brève échéance.“
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Sonja Becq, Valérie De Bue en Sabien Lahaye-Battheu.
Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Sonja Becq, Valérie De Bue et Sabien Lahaye-Battheu.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de klacht bij de arbeidsinspectie over het Justitiepaleis te Brussel" (nr. 10073)
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "het Justitiepaleis te Brussel" (nr. 10075)
- de heer Olivier Destrebecq aan de minister van Justitie over "het Brusselse Justitiepaleis" (nr. 10102)
- de heer Éric Jadot aan de minister van Justitie over "de veiligheid in het Justitiepaleis van Brussel" (nr. 10204)
- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la plainte introduite auprès de l'inspection du travail au sujet du Palais de Justice de Bruxelles" (n° 10073)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "le Palais de Justice de Bruxelles" (n° 10075)
- M. Olivier Destrebecq à la ministre de la Justice sur "le Palais de Justice de Bruxelles" (n° 10102)
- M. Éric Jadot à la ministre de la Justice sur "la sécurité au Palais de Justice de Bruxelles" (n° 10204)
12.01 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, de problemen in het justitiepaleis zijn al regelmatig aan bod gekomen. Ik denk dan aan de grootte van het gebouw en aan de veiligheid van de rechters en het personeel die in het gebouw werkzaam zijn en die soms met geweld worden geconfronteerd.
Ook over de veiligheid van het gebouw op zich werden recent vragen gesteld naar aanleiding van de brand in januari. De brandweer omschreef de toestand van het gebouw toen ook als alarmerend. Er waren problemen met een alarm dat niet kon afgaan. De plannen van het gebouw konden niet aan de brandweer worden overhandigd. De deuren waren geblokkeerd en bleven openstaan, terwijl het belangrijk is om ze te kunnen sluiten om de brand in toom te kunnen houden. Brandkranen waren niet in orde. Op die aspecten werd gedeeltelijk een antwoord gegeven.
Daarnaast zijn er meldingen van vallende stenen, zowel binnen als buiten. Een recent rapport signaleerde ook stabiliteitsproblemen. Gisteren zei men mij dat vorige week een stuk van het plafond of van de bepleistering naar beneden kwam, waardoor een mevrouw aan haar been gewond was en moest worden verzorgd. Er zijn ook gangen waar men niet meer door mag met zwaar materiaal omwille van de stabiliteit. Bij de griffie zit men echter wel met zware dossiers, waarbij dan ook vragen over de stabiliteit rijzen.
Mevrouw de minister, dat zijn redenen genoeg om de zorg voor het justitiepaleis opnieuw aan te kaarten. Ik weet dat u ook in vorige vragen hebt verwezen naar de drie fasen, die ook door de vorige minister van Justitie werden aangehaald. Hij zei dat op korte termijn een aantal maatregelen zou worden genomen. Een aantal werken is ook uitgevoerd. In de tweede fase zouden vier zittingszalen worden verbouwd. Ik weet niet of daarmee ondertussen iets is gebeurd.
De vraag is ook wat er op lange termijn met het justitiepaleis moet gebeuren. Een aantal rechtbanken is al verhuisd. Het strafrechtelijk gedeelte is daar gebleven, omdat men er cellen heeft om mensen tijdelijk onder te brengen.
Wat zal daarvan echter de kostprijs zijn? Welke zijn daar de mogelijkheden, ook op lange termijn? Die vragen blijven zich opdringen rond wat er verder met dit justitiepaleis moet gebeuren.
Dat neemt echter niet weg – en dat is ook een vraag – dat er toch een vraag is naar een aantal kleine ingrepen voor dingen die nu eigenlijk niet in orde zijn. Blijkbaar is er nu, bijvoorbeeld, geen evacuatieplan terug te vinden. Mensen zeggen mij dat ze in het justitiepaleis de weg kwijtraken en dan nergens aangegeven zien hoe ze de uitgang kunnen vinden. Er zijn dus geen pictogrammen om de uitgang aan te geven. Ook brandblusapparaten en rookmelders zijn niet orde. Dat zijn kleine ingrepen die niet zo veel kosten.
Mevrouw de minister, een ander punt begrijp ik zelf niet zo goed. U zult dat waarschijnlijk wel begrijpen. Er is de bevoegdheid van Justitie en die van de Regie der Gebouwen. Daartussenin, als ik het zo oneerbiedig mag zeggen, heeft men nog de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, die voorzitter is van de gebouwencommissie. In dat kluwen van drie heeft elk zijn eigen bevoegdheden.
12.02 Minister Annemie Turtelboom: (…)
12.03 Sonja Becq (CD&V): Er zijn er nog een paar bij betrokken? Dat zijn veel mensen. Bij problemen met de gebouwen moet de gebouwcommissie dat blijkbaar aan de dienst Infrastructuur melden van de FOD Justitie. Zij sturen dat dan door naar de Regie der Gebouwen. Er is ook iemand van de Regie in het justitiepaleis aanwezig, maar elk heeft daar een beetje zijn eigen taak en opdracht. Ik heb begrepen dat daaromtrent recent een werkgroep is opgestart, maar dat men daar nog wacht op de input vanuit Justitie om een aantal dingen mee te ondernemen.
Mevrouw de minister, ik heb misschien een hele vragenlijst, maar vanwege de structurele gebreken aan het justitiepaleis, ook op het vlak van veiligheid, wil ik graag weten aan welke eisen het justitiepaleis niet meer voldoet. Zal die klacht bij de arbeidsinspectie gegrond zijn? Wat kan er gedaan worden om daar iets aan te doen?
Welke gevolgen zult u geven aan die inventaris en de bestaande problemen? Binnen welke termijn zal dat gebeuren? Voor de problemen die echt de veiligheid betreffen, moet dat op korte termijn gebeuren.
Tot slot, hebt u daarover ook met de Regie der Gebouwen contact gehad? Zijn daarover afspraken gemaakt? Op welke manier zullen die verder worden uitgevoerd?
12.04 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijn collega Becq heeft de situatie geschetst en ik heb u hierover reeds eerder ondervraagd.
De situatie in het justitiepaleis is dramatisch. Het is een wirwar van ingangen. U hebt al beloofd dat u daaraan iets zou doen.
Het is er ook onveilig. Gisterenavond was er een reportage in Telefacts, specifiek over het COIV, maar er werden ook beelden getoond van de archieven in de kelders en van wat daar allemaal is opgestapeld.
Er is geen brandbeveiliging, het alarm zou niet behoorlijk functioneren en er is geen evacuatieplan. U kent de problematiek. Ik zal het niet allemaal herhalen, maar ik verneem graag van u wat uw reactie is op de klacht bij de arbeidsinspectie over de werkomstandigheden waarin het personeel moet functioneren.
Welke oplossingen plant u op korte termijn voor die onveilige situatie? Er zou intussen, na de uiteindelijke beslissing, eens iets moeten gebeuren. Welke oplossingen hebt u al gerealiseerd of zult u op korte termijn realiseren?
Tot slot, wat zal er in de toekomst gebeuren met het justitiepaleis? Wanneer zal de beslissing daaromtrent vallen?
12.05 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, le décor de la plainte qui a été déposée par un syndicat a été, je pense, suffisamment planté par mes deux collègues. Cette plainte contient une longue énumération de problèmes en rapport avec des normes de sécurité.
On se souviendra des rapports sortis les années précédentes et portant sur la même problématique. Le même type de débat s'est tenu en janvier à l'occasion d'un incendie au Palais de Justice. Je passe dès lors directement à mes questions.
Reconnaissez-vous les éléments mentionnés dans la plainte déposée par la CSC auprès du SPF et dans le rapport y afférent?
Le 18 janvier dernier, en commission, vous aviez annoncé l'élaboration d'un plan de mesures concrètes à court terme – vous aviez même précisé "à très court terme". Quelles mesures ont-elles été prises depuis lors?
Lors de la commission précitée, vous évoquiez, outre des mesures d'urgence, une planification prévoyant une étape d'inventaire et d'analyse de la problématique, ainsi qu'une étape d'action et d'amélioration. Quel est le détail de ces étapes? Quelles en ont été les suites?
Je me souviens qu'en commission de la Justice, M. Maingain et M. Landuyt vous avaient notamment suggéré d'identifier au Palais de Justice un "Monsieur Sécurité" susceptible de vous rendre compte, quasiment au quotidien, de l'évolution de la situation qui ne manquait pas de nous inquiéter. Cela a-t-il été fait?
En tant que ministre de la Justice, vous portez-vous garante aujourd'hui de la sécurité des agents et des usagers évoluant au sein des infrastructures du Palais de Justice?
12.06 Minister Annemie Turtelboom: De toestand van de gevels, het risico van vallende stenen en het vermoeden van stabiliteitsproblemen zijn bekend bij de Regie der Gebouwen. U moet weten dat deze problematiek natuurlijk heel nauw samenhangt met Justitie en de Regie der Gebouwen. De Regie der Gebouwen past preventieve maatregelen toe in afwachting van de nodige structurele restauratiewerken die meerdere jaren zullen beslaan.
Het brandweerverslag naar aanleiding van de brand van januari 2012 werd besproken in de subwerkgroep voor evacuatie, P1, en aansluitend in een bilateraal overleg met de Regie der Gebouwen.
De volgende prioritaire actiepunten werden
weerhouden. De Regie der Gebouwen engageert zich tot het voorzien van een
brandmeldingsysteem en een ontruimingssysteem, alsook voor het signaleren van
de vluchtwegen. Ik ben het op dat vlak helemaal eens met collega Becq. Het komt
er niet alleen op aan ervoor te zorgen dat er voldoende deuren zijn die van
binnen naar buiten opengaan. De grootste kritiek op mijn plan om deuren te
sluiten was dat het niet brandveilig zou zijn, maar ik heb toen gezegd dat heel
veel mensen op dit ogenblik de uitgang zelfs niet vinden. First things first.
De Regie der Gebouwen zal de brandhaspels reviseren of vernieuwen. Ik heb onlangs met collega Verherstraeten een bezoek gebracht aan het justitiepaleis en we hebben zelf meerdere brandhaspels gezien die ontrold waren, niet meer aangesloten waren en compleet onbruikbaar waren. De FOD Justitie zal in overleg met de betrokken gerechtelijke diensten de interne organisatie bij calamiteiten doorlichten en beter stroomlijnen.
U moet ook weten dat dit past in het globale plan dat collega Verherstraeten en ik nu aan het uitwerken zijn om het aantal ingangen veel meer te beperken. Men moet er wel voor zorgen dat er deuren zijn, zodat de andere uitgangen wel van buiten naar binnen kunnen worden gebruikt in geval van brand. Men moet dan natuurlijk ook zorgen voor voldoende evacuatieroutes die aangeduid zijn met noodverlichting, zodat men het opmerkt wanneer er brand of rookontwikkeling is.
Ook met de brandweer zelf werd onlangs overleg gepleegd. Er is afgesproken dat de werkgroep P1 de brandweer geregeld op de hoogte zal houden van de vermelde actiepunten, maar ook de brandweer zal van haar kant nagaan in welke mate ze in de loop van het vermelde traject de Regie en de FOD Justitie kan adviseren of concreet kan bijstaan. De discussie gaat vaak over het maximale niveau van veiligheid dat men kan bereiken. Voor mij is vooral van belang welke tussenstappen men ondertussen kan doen om misschien niet het maximale te bereiken, maar toch vooruit te gaan.
Pour ce qui concerne le débat sur l'avenir du Palais de Justice de Bruxelles, à l'époque, tous les acteurs étaient arrivés à la conclusion que la chaîne correctionnelle devait, à terme, quitter le Palais de Justice pour s'installer dans un nouveau lieu d'hébergement adapté situé à proximité du site ou du campus Poelaert.
La Régie des Bâtiments a été chargée d'étudier les possibilités sur le marché immobilier afin de réaliser ce départ partiel de P1. Il résulte de récents contacts avec cette dernière que l'étude est encore en cours. Tant que cette étude ne sera pas terminée, il sera, bien entendu, impossible de débattre au sujet d'éventuelles décisions concernant la chaîne correctionnelle.
Toutefois, mon collègue Servais Verherstraeten et moi-même avons décidé de nous pencher sur la question de l'avenir du Palais de Justice de Bruxelles. Nous souhaitons que le groupe de travail rédige une note de base en vue de pouvoir prendre, en juillet ou au plus tard début septembre, les décisions qui s'imposent concernant non seulement la chaîne correctionnelle mais également l'avenir du Palais de Justice de Bruxelles.
12.07 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, ik begrijp dat alle werken die noodzakelijk zijn op korte termijn zullen gebeuren, maar op verschillende niveaus. Justitie en het justitiepaleis moeten nog aangeven welke dingen er moeten gebeuren. Ik begrijp dat er ook een opvolging gebeurt door de brandweer?
12.08 Minister Annemie Turtelboom: De brandweer wordt erbij betrokken.
12.09 Sonja Becq (CD&V): De brandweer zal het mee opvolgen. Ik vind het belangrijk dat men erop toeziet dat de verschillende stappen die nodig zijn, inderdaad gedaan worden.
Ik begrijp ook dat u een nota met desiderata voor het justitiepaleis op langere termijn hebt, zij het dat het dan in een ander gebouw moet plaatsvinden, en dat op grond van die nota nu naar een ander gebouw gezocht wordt. Of heb ik dat verkeerd verstaan?
12.10 Minister Annemie Turtelboom: Nee, u hebt het juist geïnterpreteerd.
12.11 Sonja Becq (CD&V): Dan kijken wij vol verwachting uit naar juli of september.
12.12 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Als ik het goed begrijp, worden de maatregelen op korte termijn wel degelijk genomen, zij het dat de plannen niet zo drastisch zijn. Er zullen deuren gesloten worden. Eerst had u aangekondigd dat er slechts één ingang zou overblijven, maar dat was blijkbaar niet mogelijk omwille van de brandveiligheid?
12.13 Minister Annemie Turtelboom: Nee, wat de brandveiligheid betreft, zijn er twee mogelijkheden. Ik heb geprobeerd dat uit te leggen.
Het is van cruciaal belang dat er deuren zijn om van binnen naar buiten te gaan. Tot nu toe ontstonden de branden in het justitiepaleis zelden vanzelf, maar waren zij te wijten aan brandstichting. Als men de ingangen beter bewaakt, is de kans op een brand in het justitiepaleis ook drastisch lager. Men moet er wel voor zorgen dat de deuren bij brand kunnen worden gebruikt van binnen naar buiten, maar daar bestaan fantastische systemen voor, met baren die men kan openduwen. Wij kijken samen met de brandweer of wij – zonder de zware procedures inzake openbare aanbestedingen – eenvoudige systemen kunnen installeren, zodat de deuren van binnen naar buiten, als evacuatiedeuren, kunnen worden gebruikt, maar niet van buiten naar binnen.
Ondertussen worden er ook systemen geïnstalleerd om voorwerpen te screenen, zoals op de luchthavens. Dat plan is men volop aan het uitrollen, zodat de risico’s beperkt worden. Dat is voor de brandveiligheid minstens even belangrijk. Wanneer de ingangen gecontroleerd worden, is de kans op brand significant lager dan wanneer de ingangen niet gecontroleerd worden.
12.14 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Weet u wanneer de kortetermijnmaatregelen zullen gerealiseerd zijn?
12.15 Minister Annemie Turtelboom: Sommige zijn al volop in uitvoering. De bedoeling is echt om heel snel, in twee of drie maanden, tot actie over te gaan. Het vervangen van brandslangen is geen zware openbare aanbesteding.
12.16 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Voor de lange termijn kijken we uit naar de resultaten van het plan in de periode tussen juni en september.
12.17 Éric Jadot (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre, pour vos réponses. J'imagine bien que l'état du mastodonte qu'est le Palais de Justice de Bruxelles ne rend pas la tâche facile pour prendre les premières mesures. J'enregistre les engagements qui ont été pris. J'imagine qu'il y aura un suivi au niveau parlementaire quant aux mesures d'urgence.
J'enregistre aussi les annonces qui ont été faites quant aux décisions à plus long terme pour l'éventuel déplacement d'une partie du Palais de Justice. Compte tenu de la conversation que nous avons eue ce matin sur les prisons, j'ai l'impression que la coordination entre M. Verherstraeten et vous-même va devoir être optimalisée, parce que le nombre de chantiers à l'abandon ne cesse d'augmenter.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de mogelijkheid om het gevangenentransport uit te besteden aan private bewakingsfirma's" (nr. 10090)
13 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "la possibilité de recourir à des sociétés de gardiennage pour le transfert de détenus" (n° 10090)
13.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, deze problematiek werd daarstraks al kort aangehaald door collega Becq, maar dan in het kader van de enkelbanden. Een aantal private beveiligingsbedrijven staat blijkbaar te trappelen om een aantal overheidstaken van politie en Justitie over te nemen.
Wat Justitie betreft, wordt onder meer gedacht aan het transport van gedetineerden en de bescherming en de beveiliging van gerechtsgebouwen. Zij hopen op die manier, zeggen zij althans, de politie wat te ontlasten, wat ook een doelstelling is in het regeerakkoord.
Het gevangenentransport staat blijkbaar zeer hoog op het verlanglijstje van de Beroepsvereniging van Bewakingsondernemingen, de BVBO. Dat transport wordt momenteel gedaan door het Veiligheidskorps van de FOD Justitie. De BVBO zegt dat zij dat goedkoper kunnen doen. Zij verwijzen daarvoor naar Nederland en Groot-Brittannië, waar, ook in het kader van bezuinigingen, een aantal zaken werd geprivatiseerd.
De BVBO hoopt om met u, maar ook met uw collega van Binnenlandse Zaken, gesprekken te kunnen aanknopen. In een eerste reactie hebt u gezegd dat u daarvan geen grote voorstander bent. U meent dat het misschien aanvankelijk wel wat goedkoper zou kunnen zijn, maar dat het na verloop van tijd toch duurder zou worden.
Ik heb de volgende vragen.
Wat is uw standpunt over het aanbod van de Beroepsvereniging van Bewakingsondernemingen, wat de justitieaangelegenheden betreft? Werd dat voorstel werkelijk overwogen in het kader van de gevoerde begrotingsgesprekken? Is er al overleg geweest met de BVBO? Zo ja, wat was het resultaat daarvan? Z
Zo neen, plant u nog een overleg? Waarop baseert u zich om te besluiten dat een uitbesteding aan de privésector op termijn duurder zou kunnen zijn? Komen volgens u nog andere justitiële bevoegdheden in aanmerking voor een privatisering? Ik heb het dus niet alleen over het gevangenentransport en de bewaking van gerechtsgebouwen, maar ook over andere taken van Justitie die misschien kunnen worden uitbesteed.
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het gevangenentransport overlaten aan de privésector is op dit moment niet aan de orde. Het regeerakkoord voorziet in een uitbreiding van het veiligheidskorps. Het is de bedoeling hun taken uit te breiden, zodat zij meer steun kunnen bieden aan de gevangenissen, niet alleen voor het transport, maar vooral ook voor andere taken.
Ik sta open voor alle voorstellen die tot verbetering kunnen leiden, maar dan moeten ook alle opties en consequenties eerst worden bestudeerd en overwogen. Het aanbod, weliswaar een aanbod tegen factuur, van de beroepsvereniging van bewakingsondernemingen heeft niet alleen betrekking op mijn departement, maar ook en vooral op het departement van Binnenlandse Zaken. Bovendien zit daar ook de basiswetgeving, indien men bepaalde taken wil uitbreiden naar de privébewakingssector.
Er zal dus een studie moeten gebeuren in overleg tussen Justitie en politie. Ik heb dit dus niet opgenomen in de voorbije begrotingsgesprekken, maar ik sta uiteraard open om het debat daarover aan te gaan, ook al denk ik dat het op korte termijn niet onmiddellijk soelaas zal brengen.
13.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Als een dergelijke studie op dit ogenblik nog niet in de begroting is opgenomen, dan kan ik mij voorstellen dat die er niet zo snel zal komen.
13.04 Minister Annemie Turtelboom: (…)
13.05 Sophie De Wit (N-VA): Goed, ik neem daar akte van. Maar ik blijf wel met mijn vraag. Als het veiligheidskorps wordt uitgebreid, niet alleen voor het transport maar ook voor andere taken, hoever zal men daarin gaan? Ik denk dat de toekomst het zal uitwijzen wanneer de plannen verder zullen worden ontwikkeld. Ik kom hierop later terug.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega's, ik vergat daarnet te vermelden dat vraag nr. 10076 van heer Bracke werd omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 10096 van de heer Destrebecq wordt op zijn verzoek uitgesteld.
14 Question de Mme Catherine Fonck à la ministre de la Justice sur "la possibilité d'être condamné à l'usage d'un éthylotest antidémarrage" (n° 10117)
14 Vraag van mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Justitie over "de veroordeling tot het gebruik van een alcoholslot" (nr. 10117)
14.01 Catherine Fonck (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, comme vous le savez, les juges ont la possibilité d'imposer l'éthylotest antidémarrage (qu’on appelle également l’alcolock) pendant une période de un à cinq ans, ou même définitivement, aux conducteurs qui ont un taux d'alcool dans le sang de plus de 0,8 pour mille, aux conducteurs en état d'ébriété ou en état de récidive.
Les arrêtés d'exécution nécessaires à la loi du 12 juillet 2009 sont parus au Moniteur belge du 9 décembre 2010. Nous disposons donc d'environ quinze mois de recul par rapport à la mise en place de cette législation.
Si le juge limite la validité du permis de conduire aux véhicules équipés d'un éthylotest antidémarrage, le conducteur doit le faire installer dans un centre de services agréé, dans chaque véhicule qu'il souhaite conduire. Si une voiture est équipée de celui-ci, le conducteur doit fournir un test d'expiration négatif pour que la voiture puisse démarrer. Elle ne pourra démarrer que si l'expiration indique une concentration d'alcool par litre d'air alvéolaire expiré de moins de 0,09 milligramme (soit 0,2 pour mille d'alcool dans le sang).
Durant la période pendant laquelle il est condamné à un éthylotest antidémarrage, le conducteur devra, en outre, suivre un programme d'encadrement auprès d'un organisme d'encadrement agréé et observer les conditions de ce programme. Et il devra payer lui-même les frais de l'éthylotest antidémarrage, le juge ayant cependant la possibilité de réduire tout ou en partie l'amende de ces frais.
Après quinze mois d’application, différentes questions se posent et ce, avec d’autant plus d’acuité que l’on sait que les décès sur les routes sont en augmentation et qu’un nombre important parmi eux est directement lié à une consommation d’alcool.
Madame la ministre, quel est le nombre de jugements rendus, imposant l'éthylotest antidémarrage depuis sa mise en place en 2010? Sur base de ces chiffres, le recours à ces peines est-il suffisamment utilisé pour permettre une action efficace de prévention de récidive et donc une diminution des accidents secondaires, des décès, voire de graves traumatismes? N’est-il pas nécessaire de prendre des dispositions afin de renforcer la sensibilisation des magistrats sur l’utilité et l’efficacité de cette mesure? Quand on observe les effets de cette mesure dans d’autres pays, on constate clairement une réduction du nombre de tués sur les routes du fait de la consommation d’alcool.
14.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame Fonck, avant de formuler une réponse à vos questions, je souhaite tout d'abord faire le point de la situation concernant la mise en service d'un éthylotest antidémarrage.
Le premier appareil destiné à l'éthylotest antidémarrage Dräger Interlock XT a obtenu une approbation du modèle le 4 octobre 2011. Le premier organisme d'encadrement, à savoir l'Institut belge pour la sécurité routière, a également été agréé le 15 novembre 2011 par le secrétaire d'État à la Mobilité.
Le service Certification et Inspection du SPF Mobilité et Transports a, cependant, encore reçu des demandes d'information d'autres organismes d'encadrement potentiel. Aucun centre de services pour l'installation d'éthylotests antidémarrage n'a cependant encore été agréé. Aucune demande officielle n'a encore été reçue en la matière, mais des contacts informels ont déjà lieu. Nous attendons donc les demandes d'agrément des centres de services compétents pour l'installation d'éthylotests antidémarrage.
J'ai connaissance de trois jugements ayant imposé un éthylotest antidémarrage. Il s'agit des jugements suivants:
- le jugement du tribunat de police de Verviers du 8 février 2011, réformé par le jugement du tribunal de première instance de Verviers, le 22 décembre 2011, qui n'a pas imposé d'éthylotest antidémarrage;
- le jugement du tribunal de police de Verviers du 5 octobre 2011;
- le jugement du tribunal correctionnel d'Ypres du 23 juin 2011.
Toutefois, il est possible que je n'aie pas connaissance d'autres jugements intervenus concernant l'éthylotest antidémarrage.
Aucun centre de services pour l'installation d'éthylotests antidémarrage n'ayant été agréé, ces tests ne peuvent pas encore être installés dans le véhicule. Par conséquent, cet agrément est urgent, afin de pouvoir garantir l'exécution des mesures imposées par le juge. J'insisterai auprès de mon collègue qui a la Mobilité dans ses attributions afin de stimuler le secteur.
Une circulaire est en cours de préparation au sein du Collège des procureurs généraux. Elle vise à émettre quelques directives en vue d'une application uniforme de la nouvelle réglementation en matière d'éthylotest antidémarrage.
14.03 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, je vous remercie. Je ne puis que vous rejoindre. Il est urgent de délivrer les agréments destinés aux centres pour l'installation des alcolocks. Nous constatons l'évolution des chiffres et l'augmentation des drames sur la route. Je le redis: les liens sont tellement étroits entre la consommation d'alcool et les accidents entraînant parfois des décès, qu'il importe que l'éthylotest antidémarrage entre en vigueur.
Je ne doute pas que cette circulaire du Collège des procureurs généraux et qu'une application homogène de la loi permettront qu'une telle mesure soit prise.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
15 Question de M. Anthony Dufrane à la ministre de la Justice sur "les infractions à la loi vie privée" (n° 10125)
15 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Justitie over "de inbreuken op de privacywet" (nr. 10125)
15.01 Anthony Dufrane (PS): Madame la ministre, j'ai récemment interrogé la Commission de la protection de la vie privée concernant la vente de dispositifs susceptibles de porter atteinte à la vie privée et plus particulièrement sur la vente, sur internet ou dans un magasin, de matériel d'espionnage. En réponse, la Commission me confirmait que l'utilisation de ce type de matériel était encadrée par la loi "vie privée", mais qu'elle n'avait aucune compétence concernant leur commercialisation.
Bien que la législation semble donner une protection suffisante aux individus qui s'estimeraient lésés par l'utilisation, à leur insu, de données personnelles – images, enregistrements audio ou vidéo —, je reste persuadé qu'il est parfois déjà trop tard. En effet, lorsque ces données se retrouvent sur la toile ou ailleurs, elles peuvent avoir des conséquences irréversibles qu'un jugement ne peut effacer.
Pouvez-vous me dire combien de plaintes ont été déposées auprès des tribunaux, ces cinq dernières années, à l'encontre d'un individu ou d'une association qui aurait enfreint la loi "vie privée" en utilisant illégalement des dispositifs permettant des intrusions dans la vie privée des individus? Combien de ces plaintes ont fait l'objet d'une sanction par les tribunaux pénaux?
Enfin, étant donné qu'aucune loi n'interdit la commercialisation de matériel permettant d'espionner d'autres individus, pensez-vous que les réglementations en vigueur concernant l'utilisation de ces appareils sont suffisantes pour protéger les citoyens des dérives de certains utilisateurs?
15.02 Annemie Turtelboom, ministre: Je crains que la combinaison des éléments tels que formulés dans votre question sur le nombre de plaintes ne me permette pas de récolter les informations nécessaires pour répondre à vos deux premières questions.
En ce qui concerne votre troisième question, la réglementation en vigueur est suffisante. Si le matériel d'espionnage envisagé permet la collecte de données à caractère personnel, la loi du 8 décembre 1992, dite loi "vie privée", s'applique. En vertu de l'article 4 de la loi "vie privée", les données à caractère personnel doivent être traitées loyalement et licitement et doivent être collectées pour des finalités déterminées, explicites et légitimes.
L'article 5 de la loi "vie privée" prévoit que le traitement de données à caractère personnel ne peut être effectué que lorsque la personne concernée a indubitablement donné son consentement. Selon l'article 9, le responsable du traitement qui collecte les données à caractère personnel a l'obligation d'en informer la personne concernée.
Par responsable du traitement, la loi "vie privée" entend la personne physique ou morale, l'association de fait ou l'administration publique qui, seule ou conjointement avec d'autres, détermine des finalités et les moyens du traitement de données à caractère personnel.
Ainsi, cette exigence d'information impose au responsable du traitement ou à son représentant, de fournir à la personne concernée, entre autres, le nom et l'adresse du responsable du traitement, et les finalités du traitement. En outre, le traitement de données, à caractère personnel, qui relèvent d'origine raciale ou ethnique, des opinions politiques, des convictions religieuses ou philosophiques, de l'appartenance syndicale, ainsi que le traitement des données relatives à la vie sexuelle, à la santé ou aux données judiciaires sont interdites par les articles 6 à 8 de la loi "vie privée".
En Belgique, la profession de détective privé fait l'objet d'une loi spécifique du 19 juillet 1991. L'article 5 de la loi du 19 juillet 1991 précitée interdit au détective privé d'espionner, de faire espionner, de prendre ou de faire prendre intentionnellement des vues de personnes se trouvant dans des lieux non accessibles au public, à l'aide d'un appareil quelconque, sans que le propriétaire du lieu et les personnes concernés n'aient donné leur consentement à cette fin. Il est également interdit au détective privé d'installer, de faire installer, de mettre à la disposition du client ou du tiers un appareil quelconque dans l'intention de commettre un des actes décrits ci-avant.
15.03 Anthony Dufrane (PS): Je remercie Mme la ministre pour ses réponses. Pour les deux premières questions, pourrais-je recevoir les chiffres par écrit?
15.04 Annemie Turtelboom, ministre: Oui…
15.05 Anthony Dufrane (PS): Je vous remercie. Pour la dernière question, j'interpellerai aussi la commission de l'Économie par rapport à la commercialisation. Ce qui me chagrine beaucoup, ce sont des sites de vente groupée ou le net, qui proposent à tout un chacun de se transformer en espion, en achetant du matériel à moins de 20 euros pour des caméras dans des boutons de manchette, dans des briquets, etc. Une fois que le mal est fait, même un jugement ne peut pas réhabiliter une personne qui aurait été "coincée".
N'y a-t-il pas obligation pour ces sites
internet de rappeler la loi belge par rapport à la vie privée? Si les règles
sont déjà très sévères pour des détectives privés, le commun des mortels n'est
peut être pas au courant de ces règles. J'aurais
souhaité qu'on oblige les vendeurs, lors de la commercialisation, à rappeler
les règles fondamentales de vie privée.
Het incident is gesloten.
16 Question de Mme Valérie De Bue à la ministre de la Justice sur "le paiement des médecins de prison" (n° 10136)
16 Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de minister van Justitie over "de betaling van de gevangenisartsen" (nr. 10136)
16.01 Valérie De Bue (MR): Madame la présidente, madame la ministre, je souhaite vous interroger sur le paiement des médecins qui travaillent dans les prisons.
Il me revient de plusieurs sources que, depuis octobre 2011, les médecins de prison n'ont plus été payés pour le travail effectué à cause d'un problème informatique. Ce problème aurait commencé au moment du passage de l'ancien système de paiement (par CGAB) au nouveau système (Fedcom).
Je vous relaie donc toute leur inquiétude, dans la mesure où ils n'ont pas encore été informés de la date à laquelle ils pourront être payés.
16.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, madame De Bue, dans le cadre du projet Fedcom visant à moderniser la comptabilité de l'État fédéral, les procédures comptables de paiement ont été revues en profondeur (disparition du système d'avance des fonds, entre autres).
Ces modifications concernent bien évidemment l'ensemble du SPF Justice, y compris le service Soins de santé en prison. Une migration vers un nouveau système comptable a dès lors eu lieu au sein du SPF Justice en janvier 2012. Désormais, les honoraires des prestataires de soins doivent être encodés par le service Soins de santé en prison dans le programme informatique CGAB.
Dès que les paiements sont préparés et clôturés deux fois, d'une part, par le liquidateur et, d'autre part, par l'approbateur, les données sont reliées vers le système informatique SAP. Ce transfert de données se passe au niveau du service d'Encadrement Budget qui gère cela pour l'ensemble du SPF Justice en collaboration avec le SPF Budget.
C'est dans le cadre de cette migration que le système des paiements pose problème. Si certains paiements ont récemment été exécutés par la Trésorerie, des retards sont encore à déplorer. Il n'est pas encore possible de définir un délai de paiement mais le SPF Justice met tout en œuvre pour résoudre la situation dans les plus brefs délais. Les choses se mettent lentement en place mais il s'agit d'un travail d'envergure qui ne peut pas se réaliser en quelques jours, surtout vu la complexité de la structure du SPF Justice.
16.03 Valérie De Bue (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il est tout à fait louable de modifier le système pour le rendre plus performant. Il est cependant moins agréable d'entendre qu'on n'a pas géré une période de transition et qu'il y a une rupture des paiements; des travaux effectués ne sont pas rémunérés dans les temps. De plus, il semblerait que vous ne sachiez pas me donner un délai. Je le déplore.
Je souhaite attirer votre attention sur le fait que 500 à 600 médecins sont concernés par ce problème en Belgique et que cela concerne aussi des indépendants. J'espère que vous pourrez tout mettre en œuvre pour solutionner ce problème le plus rapidement possible.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 16.43 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.43 uur.