Commission de la Santé publique, de l'Environnement
et du Renouveau de la Société |
Commissie
voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing |
du Mercredi 14 mars 2012 Matin ______ |
van Woensdag 14 maart 2012 Voormiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.55 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Hans Bonte.
Le développement des questions et interpellations commence à 10.55 heures. La réunion est présidée par M. Hans Bonte.
De voorzitter: Collega’s, wij hebben de ambitie om onze agenda te respecteren. Om 11 u 30 wordt minister Laruelle hier verwacht. In afwachting van haar komst kunnen wij een reeks parlementaire vragen behandelen.
01 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de Lente van het Leefmilieu" (nr. 9042)
01 Question de Mme Nathalie Muylle au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "le Printemps de l'environnement" (n° 9042)
01.01 Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik wil graag nog eens terugkomen op de Lente van het Leefmilieu. Ik doe dat niet om u daarmee te jennen, want ik weet dat u daarin geen verantwoordelijkheid hebt. Mijn vraag heb ik nu eenmaal al een tijd geleden ingediend naar aanleiding van de discussie over uw beleidsbrief, toen u de bevoegdheid inzake Leefmilieu nog niet lang uitoefende en het allemaal voor u nog wat nieuw was.
Ik had graag eens van u geweten wat de stand van zaken op dat vlak is. U kent de problematiek, wij hebben daaraan in de vorige legislatuur heel veel uren gespendeerd. Ik heb mijn map bij mij met alle lijsten, alle verslagen, alle teksten die daaromtrent gemaakt zijn.
Ik herinner mij de verklaring van uw voorganger – ik citeer uit het verslag van de commissie -: "De Lente van het Leefmilieu mag geen vrijblijvend onderonsje worden. Het moet de bedoeling zijn op korte termijn beslissingen te nemen, verbintenissen aan te gaan". Hij voegde daaraan toe dat hij een heel pak van maatregelen zou nemen, waar hij het Parlement bij zou betrekken.
Wij hebben toen een voorstel met opvolgingslijsten en 159 maatregelen gekregen. Dat waren niet alleen federale maatregelen, maar ook heel veel maatregelen binnen de bevoegdheden van de regio’s. Er werd een website voorgesteld. Er was ter zake zeer veel actie.
Wat is er daarvan nu nog overgebleven? Wat zult u daarvan overnemen?
Is alles stilgelegd of zijn er maatregelen lopende? Ik herhaal nog eens dat het niet uw verantwoordelijkheid is. Neemt u bepaalde zaken opnieuw op? Wat zijn uw plannen met al het werk dat in 2008, 2009 en voor een stuk in 2010 gebeurd is in de commissie voor het Leefmilieu?
Voorzitter:
Marie-Claire Lambert
Présidente: Marie-Claire Lambert
01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De Lente van Leefmilieu vond plaats van april tot juli 2008 op initiatief van mijn voorganger, minister Magnette.
Hij heeft op regelmatige basis het Parlement geïnformeerd over de vooruitgang van de doelstellingen van de denktank met federale ministers, de federale overheid en de Gewesten. De jongste evaluatie werd trouwens publiek gemaakt op 22 april 2010.
Wat de integratie van het leefmilieu betreft, zal ik in oktober 2012 een nota van indicatoren presenteren, afkomstig van alle federale overheidsdiensten, zoals bepaald in de wet van 8 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie en het koninklijk besluit van 28 september betreffende de regels voor het opstellen van het federale milieurapport. Die indicatoren zullen ons toelaten de vooruitgang te meten.
01.03 Nathalie Muylle (CD&V): Wanneer u in het najaar met uw indicatoren naar de commissie zult komen, zullen wij dus weten welke elementen u nog zult meenemen en welke niet en wat de bereikte resultaten zijn? Begrijp ik het zo goed?
01.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ja.
L'incident est clos.
- M. Éric Jadot au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les mesures gouvernementales mises en place pour réduire de 30 % les émissions de GES à l'horizon 2020" (n° 9189)
- M. Éric Jadot au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les mesures gouvernementales mises en place pour réduire de 30 % les émissions de GES à l'horizon 2020" (n° 9190)
- Mme Rita De Bont au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'opposition rencontrée par l'Europe concernant les mesures prises pour limiter ses émissions de CO2" (n° 9712)
- M. Éric Jadot au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les mesures gouvernementales mises en place pour réduire de 30 % les émissions de GES à l'horizon 2020" (n° 9734)
- M. Éric Jadot au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les mesures gouvernementales mises en place pour réduire de 30 % les émissions de GES à l'horizon 2020" (n° 9735)
- M. Éric Jadot au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "les mesures gouvernementales mises en place pour réduire de 30 % les émissions de GES à l'horizon 2020" (n° 9737)
- Mme Rita De Bont au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'engagement de la Belgique de réduire de 30 % les émissions de gaz à effet de serre à l'horizon 2020" (n° 10234)
- de heer Éric Jadot aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de maatregelen die de regering heeft getroffen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 30 procent te verminderen" (nr. 9189)
- de heer Éric Jadot aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de maatregelen die de regering heeft getroffen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 30 procent te verminderen" (nr. 9190)
- mevrouw Rita De Bont aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de tegenkanting die Europa ondervindt in verband met zijn maatregelen om de CO2-uitstoot te beperken" (nr. 9712)
- de heer Éric Jadot aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de maatregelen die de regering heeft getroffen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 30 procent te verminderen" (nr. 9734)
- de heer Éric Jadot aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de maatregelen die de regering heeft getroffen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 30 procent te verminderen" (nr. 9735)
- de heer Éric Jadot aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de maatregelen die de regering heeft getroffen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 30 procent te verminderen" (nr. 9737)
- mevrouw Rita De Bont aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "het Belgische engagement voor 30 procent reductie in de broeikasgasuitstoot tegen 2020" (nr. 10234)
02.01 Rita De Bont (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, Europa raakt alsmaar meer geïsoleerd in zijn streven om de Kyotodoelstellingen te halen. De hele wereld, althans 28 landen, zonder Europa, maar met Rusland, China en de Verenigde Staten op kop, is gekant tegen de invoering van een koolstoftaks voor de luchtvaartmaatschappijen en is niet van plan om het bij woorden te laten. Men overweegt zelfs concrete vergeldingsmaatregelen. Deze week was er in de kranten regelmatig sprake van een echt handelsconflict.
Daarnaast wordt nu ook het voornemen om bij het brandstofverbruik in de transportsector tegen 2020 6 % minder CO2-uitstoot te behalen, in de wielen gereden door het dreigement van Canada dat naar de Wereldhandelsorganisatie zal trekken als Europa zijn teerzandolie, waarvan de productie gepaard gaat met 20 % meer CO2-uitstoot, zou discrimeren.
Ik heb dan ook de volgende vragen. Ten eerste, heeft Europa het recht de invoer van teerzandolie te weigeren?
Ten tweede, zullen Europese landen met grote oliemaatschappijen zoals Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Polen de Europese brandstofrichtlijn wel aanvaarden?
Ten derde, is Europa bereid om de lat lager te leggen om tot een globaal akkoord te kunnen komen? Europa poneert immers dat het bereiken van zo’n akkoord een voorwaarde is om de beslissing in verband met de koolstoftaks in de luchtvaart te herzien.
Ten vierde, zijn de Europese doelstellingen in verband met de CO2-reductie in de transportsector en in de luchtvaart realistisch en haalbaar? Hoe meent men deze te kunnen bereiken?
Ik kom tot mijn volgende vraag, waarbij ik misschien wat positiever nieuws voor u breng.
Het is nog niet helemaal duidelijk, maar Vlaanderen lijkt zich nu ook aan te sluiten bij de andere Gewesten om in Europa 30 % minder broeikasgasuitstoot te bepleiten tegen 2020. Op 9 maart zou dit volgens Brussels minister, mevrouw Huytebroeck, in elk geval zijn meegedeeld. Zij zou ook hebben meegedeeld hoe België dit zal bereiken.
Ik had graag wat meer uitleg gekregen in dat verband. In het kader van de Europese overeenkomst om tegen 2020 in Europa de broeikasuitstoot met 20 % te verminderen, werd bepaald dat België zijn CO2-uitstoot met 15 % diende te verminderen om dit resultaat te behalen. Ik vraag mij af welk percentage België voor zijn rekening zal nemen bij een Europese vermindering met 30 %. Of is het de bedoeling dat elk land individueel zijn CO2-uitstoot met 30 % vermindert?
Indien er al een nationaal percentage werd vastgelegd, had ik graag geweten welk percentage elk Gewest voor zijn rekening moet nemen. Wordt in dit verband ook een bijkomende inspanning verwacht van de ETS-sector? Of moet die inspanning alleen worden geleverd door de niet-ETS-sector?
Zal de vermindering dan kunnen gerealiseerd worden zonder emissierechten in het buitenland aan te kopen? Zo niet, hoeveel emissierechten zou men dan in het buitenland moeten aankopen? Ik weet niet of minister Huytebroeck deze toelichting al heeft meegedeeld, maar zo ja, dan zou ik het waarderen mocht het Parlement hiervan op de hoogte worden gesteld. Tot daar mijn twee vragen.
02.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, mevrouw De Bont, inzake de aan de luchtvaart opgelegde taksen dient te worden benadrukt dat de EU nooit van plan is geweest het systeem te herzien dat werd ingesteld door richtlijn 2008/101. De facto is dit geen taks, maar een opname van de sector in de richtlijn inzake de handel in broeikasemissierechten die sinds 2005 reeds een groot deel van de Europese industrie bestrijkt. De rechtsgeldigheid van dit systeem voor de sector en de verenigbaarheid ervan met de internationale verbintenis van de EU werden erkend door het Hof van Justitie. Het systeem zal geenszins naar beneden worden bijgesteld.
De richtlijn voorziet reeds in een vrijstelling voor vluchten vanuit landen die gelijkwaardige maatregelen hebben getroffen. Er zullen geen andere vrijstellingen komen. Door dit standpunt als limiet te verdedigen, heeft de EU reeds een belangrijke toegeving verkregen vanwege de ondertekenaars van de Verklaring van Moskou van 22 februari 2012 betreffende de opname van de burgerluchtvaart in de EU-ETS. Dit slaat op een akkoord om hun inspanningen betreffende een akkoord met de ICAO voor emissie van de internationale burgerluchtvaart voort te zetten en op te voeren.
De bindende reductiedoelstelling van 6 % voor transportbrandstoffen werd opgenomen in richtlijn 2009/30 van het Europees Parlement en van de Raad van 23 april 2009. Deze doelstelling werd in 2009 goedgekeurd en staat geenszins ter discussie. In de recente debatten over de uitvoering van de richtlijn heeft geen enkele lidstaat dit streefdoel opnieuw in vraag gesteld.
Het debat dat vandaag plaatsvindt gaat over de methode voor berekening van de broeikasemissie gedurende de levenscyclus van fossiele brandstoffen en energie, over de methode voor de berekening van de uitgangsnormen en over de rapportering van de Europese Commissie door de lidstaten en de leveranciers van transportbrandstoffen en energie. De kwestie van de niet conventionele brandstoffen, waaronder teerzandolie, kadert in dit debat. De Europese Commissie heeft een voorstel van richtlijn ter implementatie van artikel 7a van de brandstofkwaliteitsrichtlijn voorgelegd aan de lidstaten.
In deze richtlijn worden aan de verschillende categorieën van transportbrandstoffen broeikasintensiteitswaarden toegekend en dit op basis van de wetenschappelijk objectief vastgestelde hoeveelheid van broeikasgassen die gedurende de levenscyclus van de respectievelijke brandstof wordt uitgestoten. Zo werd aan brandstoffen met een grotere broeikasuitstoot, in casu de niet-conventionele brandstoffen zoals teerzandoliën, een hogere broeikasintensiteitswaarde toegekend dan aan conventionele brandstoffen. België steunt deze differentiatie.
In tegenstelling tot wat u suggereert overweegt de Europese Unie helemaal niet om via deze regelgeving een verbod op de invoer van niet-conventionele brandstoffen in te stellen. Zij garandeert trouwens de conformiteit van de door haar voorgestelde regelgeving met de regels van de Wereldhandelsorganisatie voor een vrij verkeer van goederen.
De Europese doelstelling in verband met de CO2-reductie in de transportsector blijft onverminderd gelden. De inspanningen om deze te bereiken worden onverminderd voortgezet. Naast de reductie van de broeikasintensiteit van transportbrandstof via de richtlijn Brandstofkwaliteit en de opname van luchtvaart in het ETS neemt de Europese Unie immers nog heel wat andere initiatieven, onder meer op het vlak van CO2-normen voor passagiers, commerciële voertuigen, alternatieve transportbrandstoffen en elektrische voertuigen.
Minister Huytebroeck heeft vorige week vrijdag, conform haar mandaat, gepleit voor een onvoorwaardelijke opstap naar 30 % omwille van de hele grote voordelen in termen van energie-efficiëntie, competitiviteit, duurzame jobs, groene groei, energiezekerheid en volksgezondheid. Uit de analyse van de Europese Commissie van die opstap blijkt heel wat opportuniteit om emissie te reduceren tegen een lage kostprijs, in het bijzonder binnen de ETS-sector in de nieuwe lidstaten. In deze sectoren zou de reductiedoelstelling daarom tegenover 2005 met 14 % toenemen, terwijl de doelstelling voor de niet-ETS-sector in alle lidstaten met 6 % toeneemt.
Hoe die 30 % moet worden verdeeld en hoe België daarin zijn deel zal opnemen moet nog nader worden beslist. Bij haar analyse van de impact per lidstaat nam de Europese Commissie aan dat de bijkomende reductie in de ETS-sector plaatsvindt in de vorm van een set-aside, het niet voor veiling aanbieden van een deel van de emissierechten door de vijftien rijkere EU-lidstaten.
De nieuwe lidstaten worden hiervan vrijgesteld omdat zij het grootste deel van de vereiste investeringen in de sector voor hun rekening nemen.
De veilinginkomsten voor de oude lidstaten zullen niettemin hoger zijn, in het geval zonder set-aside doordat de stijging van de prijs van de emissierechten de afgenomen hoeveelheden ruimschoots compenseert.
Het is voorbarig om nu reeds een antwoord te geven over de verdeling van de doelstellingen en de inspanningen in de niet-ETS-sectoren tussen de regio’s en het federale niveau. Het is wel belangrijk dat de gesprekken over de verdeling van het geheel van de inspanningen en de opportuniteiten van het energie-klimaatpakket zo snel mogelijk worden opgestart onder de auspiciën van de Nationale Klimaatcommissie.
Met betrekking tot de inzet van marktmechanismen voorziet de Commissie dat de doelstelling van 30 % zich vertaalt in een interne Europese reductie van 25 % en dat voor de resterende 5 % wordt gebruikgemaakt van rechten gekocht op de internationale markt.
Op basis van de huidige Belgische projecties en gezien de jaarlijkse heffingsverplichting na 2012, is het duidelijk dat, hoewel een maximale inspanning voor interne emissiereducties zal worden gedaan, toch een deel van de inspanning via de inzet van marktmechanismen zal moeten worden gerealiseerd.
02.03 Rita De Bont (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Ik zal het zeker grondig moeten herlezen.
Bij uw antwoord op de eerste vraag merk ik op dat u heel optimistisch blijft en
dat u ervan uitgaat dat Europa niet zal terugkomen op zijn eisen in verband met
de taks met de luchtvaart, wat u geen taks noemt. Onder meer Airbus vraagt om
daarover goed na te denken in deze economische moeilijke tijden. Is het wel
interessant in een periode waarin zowel de studies als de methodes van het IPCC
in vraag worden gesteld, wegens de CO2-uitstoot
onze economie te schaden? Ik zou willen aanzetten tot voorzichtigheid.
Ik kom tot mijn repliek op de tweede
vraag. Hoe meer besparingen in de CO2-uitstoot,
hoe beter voor ons, vooral voor het bevorderen van de groene economie in het
vooruitzicht. Wij moeten daar mee van genieten. Dat is geen enkel probleem. Het
moet natuurlijk haalbaar zijn. Wij hebben er wel een probleem mee dat wij
daarvoor moeten investeren in onzekere markten. U antwoordt dat Europa wel zal
moeten investeren in de markt boven de 25%. Uit uw antwoord heb ik begrepen dat
die aankoop geldt voor Europa.
Er kan nog niet worden bepaald of men nationaal aankopen moet doen, want men weet nog niet hoeveel procent ieder land voor zijn rekening moet nemen. Dit is dus een onderwerp waarop ik later zal terugkomen. België zal waarschijnlijk zijn bijdrage moeten leveren in Europees verband, als er aankopen van CO2-rechten moeten worden gedaan, maar zoals ik het verstaan heb, kan er niet worden afgedwongen dat wij als land aankopen moeten doen, want men weet nog niet precies voor hoeveel procent wij als land verantwoordelijk zouden zijn. Dat zal misschien later duidelijker worden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de Belgische reactie op de terugtrekking van Canada uit het Kyotoprotocol" (nr. 8359)
03 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la réaction de la Belgique au retrait du Canada du protocole de Kyoto" (n° 8359)
03.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag dateert al van enige tijd terug toen Canada liet weten dat zij zich zouden terugtrekken uit het Kyotoprotocol. Er is wereldwijd een enorme golf van verontwaardiging gekomen op die geste. Nog los van de discussie over het belang of de noodzaak om met klimaatconventies strengere internationaal bindende regels af te spreken, is het toch opmerkelijk dat een land zo flagrant zijn eerder aangegane engagementen naast zich neerlegt of het ogenblik dat er uitzicht is op de winning van schadelijk gas en teerzandolie.
Ondanks enorme druk van Canada op Europa is er desalniettemin werk gemaakt van het kwalificeren van teerzandolie en schalieolie als een hoger CO2-houdende brandstof. Daardoor kan het moeilijk in Europa verkocht worden. Ik denk dat dit een goede zaak is.
Over die situatie had ik u graag volgende vragen gesteld, mijnheer de staatssecretaris.
Heeft België een officieel standpunt ten aanzien van de beslissing van Canada om het protocol te verlaten? Wordt dit standpunt vertaald in diplomatiek of andere acties?
Zal de relatie tussen België en Canada een impact ondervinden door deze beslissing?
In hoeverre werkt ons land mee aan een Europees standpunt?
Hoe staan uw federale collega’s tegenover acties ten aanzien van Canada waarbij de Canadese teerzandolie, schaliegas en schalieolie buiten Europa zouden gehouden worden om op die manier in de richting van een energiezuinige en koolstofarme economie te duwen? Zult u dit aankaarten op Europees niveau? Op welke manier ziet u dat te doen?
Ten slotte, zal België de herziening van de fuelquality directive goedkeuren en wanneer voorziet u dat?
03.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Schiltz, België betreurt ten zeerste dat Canada, dat nochtans een sterke traditie van multilaterale akkoorden heeft, zich uit het Kyotoprotocol heeft teruggetrokken. Het Kyotoprotocol is het enige internationale, wettelijk bindende instrument op grond waarvan landen zich verbinden om de emissie van broeikasgassen terug te dringen.
Voor België en de Europese Unie is het protocol de hoeksteen voor de verdere uitbouw van een multilateraal klimaatregime.
De aankondiging van Canada komt niet geheel als een verrassing. Hoewel Canada de doelstelling heeft aangenomen in de eerste verbintenisperiode van het Kyotoprotocol, is reeds lang duidelijk dat het niet echt een beleid voerde om de doelstelling ook daadwerkelijk te halen.
Na de klimaatconferentie in Cancún vorig jaar werd het in toenemende mate duidelijk dat Canada in de tweede verbintenisperiode van het Kyotoprotocol zich geen doelstellingen zou opleggen. Dat vermoeden werd door Canada officieel bevestigd tijdens de UNFCCC-sessie dit voorjaar.
De officiële terugtrekking uit het Kyotoprotocol na de conferentie in Durban vormt het sluitstuk van die evolutie.
In antwoord op uw vraag of er sancties moeten komen, ben ik van oordeel dat het raadzaam is om een gezamenlijk EU-standpunt in te nemen. België staat positief tegenover een mogelijk diplomatiek initiatief op EU-niveau ter zake.
Het punt is even aan bod gekomen tijdens de Raad voor het Leefmilieu van 19 december 2011 zonder dat ter zake een conclusie werd getrokken.
Ik zal in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken nagaan welke initiatieven kunnen worden genomen.
De richtlijn inzake brandstofkwaliteit werd in april 2009 door het Europees Parlement en de Raad aangenomen. De richtlijn bevat de doelstelling dat tegen 31 december 2020 de broeikasgasemissies uit geleverde brandstof of energie gedurende de levenscyclus per eenheidenergie met 10 % moeten verminderen.
Momenteel loopt een comitologieprocedure waarin de uitvoeringsmodaliteiten van de doelstellingen worden besproken.
In het kader van die discussie steunt België de benadering waarbij fossiele brandstoffen op een gedifferentieerde manier volgens hun CO2-waarden worden gequoteerd.
Het betekent in het bijzonder dat gedurende de levenscyclus van niet-conventionele fossiele brandstoffen, waartoe teerzandolie, schalieolie en schaliegas behoren, de grotere broeikasuitstoot in de toegekende CO2-waarde wordt weerspiegeld. Door die gedifferentieerde aanpak, die conform is met de WTO-regels, zal het aanwenden van teerzand- en schalieolie worden ontmoedigd. De aanname van nieuwe regelgeving ter zake is gepland voor het eerste semester van 2012. Op het ogenblik vertegenwoordigen niet-conventionele brandstoffen een aandeel van minder dan 1 % van de totale hoeveelheid benzine en diesel die in Europa wordt verbruikt.
03.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Ik heb daar niet veel opmerkingen bij. Ik dank u voor de informatie. Het is fijn te vernemen dat België zich constructief inschrijft in een gedifferentieerde aanpak. Ik meen dat dat zeer verstandig is.
Het is een beetje jammer dat er geen duidelijk standpunt komt. Canada is misschien een beetje ver van ons bed. Het is misschien niet direct een prioriteit van België om de diplomatieke voorhamer boven te halen, maar het zou fijn zijn indien Europa een duidelijk standpunt inneemt. Ik hoop dat België in de toekomst zal pleiten voor de opmaak van een duidelijk protocol over de manier waarop de EU zich als geheel moet positioneren tegenover partners die zich terugtrekken uit dergelijke internationale overeenkomsten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "directe controle en transparantie van het Belgische Clean Development Mechanism" (nr. 8394)
04 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "un contrôle direct et une transparence suffisante en ce qui concerne le mécanisme belge de développement propre" (n° 8394)
04.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Een van de flexibiliteitsmechanismen die volgens het Kyotoprotocol na 2012 in afwachting van een bredere en meer bindende internationale afspraak zouden worden verlengd, is het zogenaamde clean development mechanism (CDM). Dat is in Durban toch nog uit de bus gekomen.
In artikel 12 van het protocol wordt het mechanisme gedefinieerd aan de hand van twee doelstellingen.
Het eerste doel is het bijstaan van de industrielanden om hun uitstoot van CO2-equivalenten te reduceren.
Het tweede doel is het stimuleren van de duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden.
Beide doelstellingen zijn even belangrijk en staan op gelijke voet, zoals uit onze besprekingen in de commissie voor het Klimaat en de Duurzame Ontwikkeling is gebleken. Op die manier krijgen rijke landen en bedrijven de mogelijkheid om hun klimaatdoelstellingen te halen en tegelijk ontvangen ontwikkelingslanden geld om op een duurzame wijze te gaan produceren. Vandaag is de markt goed voor 22 miljard euro.
De controle op de zogenaamde CDM’s wordt uitgevoerd door een specifieke beheerraad en begeleid door de Conference of Parties van het United Nations Framework Convention on Climate Change, om maar te zeggen dat de Verenigde Naties een oogje in het zeil houden.
In België is het klimaatdossier een gedeelde verantwoordelijkheid van de federale overheid en de drie Gewesten. In België worden de emissierechten via het nationaal lastenverdelingsakkoord van 8 maart 2004 verdeeld tussen de federale overheid en de Gewesten.
Enkele onafhankelijke experts en de leden van de CDM-beheerraad kunnen in ons land worden beschouwd als de waakhonden van het clean development mechanism. Volgens een rapport van VODO in samenwerking met 11.11.11 blijkt het CDM zowel in het Zuiden als in het Noorden geen goede motor te zijn voor duurzame ontwikkeling. Terreinonderzoek en studies hebben uitgewezen dat projecten die door het CDM worden gesteund, in de praktijk heel wat onduidelijkheid met zich meebrengen. Er worden onvoldoende garanties geboden om aan beide doelstellingen te voldoen.
De Belgische CDM’s worden volgens de studie gekenmerkt door een gebrek van garanties op additionaliteit.
De bestaande additionaliteitscontrole zou niet sluitend, subjectief en omslachtig zijn. Dat brengt een grote onzekerheid en hoge kosten voor de projectontwikkelaars met zich mee, wat een obstakel voor projecten met weinig financiële speelruimte vormt.
Bovendien zou de huidige toepassing van de CDM-procedure achterpoortjes openlaten, waarvan duchtig gebruik wordt gemaakt. Dat verhoogt de kans op emissiekredieten die niet additioneel zijn en bijgevolg tot een nettostijging van de globale broeikasuitstoot leiden.
Daarnaast blijkt dat de waakhonden te kampen hebben met verborgen agenda's en problemen die de betrouwbaarheid van het CDM ondermijnen.
De experts worden door de projectontwikkelaars aangeworven en betaald. Hierdoor komt hun rol als onafhankelijke derde partij in het gedrang.
De beheerraad van het CDM heeft te maken met een tekort aan middelen en onderbemanning, wat een impact heeft op de grondigheid en daadkracht van hun additionaliteitscontrole.
Een opmerkelijk verschil tussen de federale en de gewestelijke invulling van het CDM is dat het Vlaamse niveau met koolstoffondsen werkt, terwijl de federale overheid zowel werkt met fondsen als eigen tenders uitschrijft. Op het gebied van output bleek de federale overheid beter te voldoen aan de principes van duurzame ontwikkeling dan de Vlaamse regering. Enige associatie tussen beide werd echter niet direct aangegeven.
Er wordt bijgevolg geopteerd om in het kader van post 2012 fundamentele hervormingen met betrekking tot het mechanisme in te voeren. De aangehaalde organisaties pleiten voor het behalen van bindende reductiedoelstellingen, het maximaal beperken van het CDM en een effectief en efficiënt instrument om de additionaliteit te garanderen. Met additionaliteit wordt het nettoresultaat bedoeld, dus de nettoverlaging van de emissie en niet de stijging.
Mijnheer de staatssecretaris, bent u ervan op de hoogte dat het terreinonderzoek en de studies hebben aangetoond dat dergelijke problemen zich systematisch voordoen en er bijgevolg strenge kritiek op het systeem en de toepassing ervan in België is?
Bent u bereid om op nationaal en internationaal niveau acties te ondernemen om de pijnpunten van het systeem weg te werken? Welke ideeën hebt u daarover?
Hoe ziet u de federale additionaliteitscontrole, die niet sluitend, subjectief en omslachtig blijkt te zijn, te veranderen? Welke aanpassingen mogen wij op welke termijn verwachten?
Acht u het nodig de huidige problemen en de verborgen agenda’s van de objectieve controleorganismen aan te pakken, of laat u dat over aan andere organismen?
Ziet u een mogelijke samenhang tussen de verschillende invulling van het mechanisme op het federale en het gewestelijke niveau en de score van België ter zake? Wordt die negatief beïnvloed?
04.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, ik ben ervan op de hoogte dat de bijdrage van sommige CDM-projecten aan duurzame ontwikkeling onduidelijk is. De federale overheid past daarom reeds van in het begin in haar aankoopprogramma een eigen duurzaamheidstoets toe op alle projecten waarvan zij kredieten koopt. Voor nieuwe aankoopinitiatieven zal die toets worden aangepast aan de meest recente en ambitieuze standaarden op dat vlak.
De federale overheid betrekt daarenboven via haar technisch comité het middenveld bij de evaluatie van haar projecten. Op internationaal vlak wil België dat de beroepsprocedures tegen CDM-projecten niet alleen toegankelijk zijn voor projectontwikkelaars maar ook voor lokale middenveldorganisaties en de bevolking.
Bovendien is België onder impuls van de federale overheid op Europees en internationaal vlak een grote voorvechter van de verbetering van de milieu-integriteit van de bijdrage aan duurzame ontwikkeling en van een eerlijkere geografische verdeling van het CDM.
De dienst Klimaatverandering is in 2010 gestart met een onderzoek naar pragmatische CDM’s in de vijf Afrikaanse minst ontwikkelde landen. Twee geïdentificeerde opportuniteiten worden in 2012 voort uitgewerkt, in Mozambique en in Rwanda. Voor beide programma’s is de bijdrage aan duurzame ontwikkeling en capaciteitsontwikkeling ter plekke een belangrijk aandachtspunt. Hiermee anticipeer ik op de Europese regels die na 2012 enkel nog kredieten uit nieuwe CDM-projecten in minst ontwikkelde landen toelaten.
Controle op de additionaliteit van projecten gebeurt volgens wel omlijnde internationale procedures. België voert geen bijkomende additionaliteitscontrole uit. Dat lijkt mij nog haalbaar, gezien de dienst Klimaatverandering het daarvoor momenteel helaas aan personeel en middelen ontbreekt.
De kansen op duurzame en additionele CDM-projecten nemen toe met de ambitie van de doelstellingen van de industriële landen. Dat bepaalt immers grotendeels de internationale koolstofprijs, en daarmee de potentiële bijkomende inkomsten uit de verkoop van koolstofkredieten. Ik ben dan ook verheugd dat zowel de Kamer als het federale regeerakkoord de opstap naar de Europese doelstelling van 30 % minder tegen 2020 actief steunen.
De EU-wetgeving sluit na 2012 het gebruik van ETS voor niet-duurzame kredieten van industriële gasprojecten uit. De federale overheid heeft trouwens dergelijke kredieten steevast geweigerd. België heeft samen met een aantal andere lidstaten tijdens de Leefmilieuraad van 21 juni 2011 formeel verklaard deze ook na 2012 niet te zullen gebruiken.
Wat de CDM beheerraad en designated personal entities betreft, wil ik benadrukken dat de leden van de CDM beheerraad onpartijdig moeten zijn en dat de DOE’s zich aan strikte regels moeten houden.
Dat de controlemechanismen werken wordt bewezen door de effectieve scoring tijdens de afgelopen jaren van een aantal DOE’s door de CDM beheerraad.
Het dossier van 11.11.11 bevestigt de goede staat van dienst van de federale overheid in de aankoop van CDM-kredieten. En ik constateer met trots dat er meerdere aanbevelingen uit het dossier reeds worden uitgevoerd. Ik zal de auteurs uitnodigen voor een gesprek over hoe wij de werking nog kunnen verbeteren.
Wat de regio’s betreft, sta ik ter beschikking van een gecoördineerde aanpak van deze materie vol respect voor de verdeling van bevoegdheden. Ik ben alleszins van plan om het Belgisch beleid te verbeteren en de CDM voort te zetten en zo nodig te versterken.
04.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Dank u wel, mijnheer de staatssecretaris. Dat is een hele boterham. Ik zal het antwoord in het verslag nalezen.
Een belangrijk punt is wel het engagement op ETS. Ik vind het zeer belangrijk dat we daar consequent in blijven doorzetten en er ook voor pleiten om het niet te gebruiken als een snelle ontsnappingsroute. Uiteraard moet ik u een bloemetje toewerpen dat u uit die rapporten al meteen de aanbevelingen ter harte hebt genomen en die hebt omgezet in federaal beleid.
Bij het overleg met de Gewesten kan wel nog een tandje bij gestoken worden. In Cancún liep het nogal mis. In Durban was het al iets beter verlopen om de klimaatpolitiek op elkaar af te stemmen.
Ik zal er verder naar uit kijken wat uw reacties zijn en ook van de organisaties na consultatie met uw kabinet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 11.32 uur.
Le développement des questions et interpellations se termine à 11.32 heures.