Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

Mercredi 14 mars 2012

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 14 maart 2012

 

Voormiddag

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 10.50 heures. La réunion est présidée par Mme Kattrin Jadin.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.50 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Kattrin Jadin.

 

01 Vraag van mevrouw Miranda Van Eetvelde aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "het wegwerken van de verschillen tussen de gezinsbijslagen van loontrekkenden en zelfstandigen" (nr. 8968)

01 Question de Mme Miranda Van Eetvelde à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la suppression des différences entre les allocations familiales des salariés et des indépendants" (n° 8968)

 

01.01  Miranda Van Eetvelde (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in het regeerakkoord lezen wij dat de verschillen tussen de gezinsbijslagen van loontrekkenden en de gezinsbijslagen van zelfstandigen weggewerkt zullen worden vooraleer er een overdracht kan plaatsvinden naar de Gemeenschappen. Die gelijkschakeling zou 21 miljoen euro kosten.

 

Mevrouw de minister, kunt u toelichting geven bij de voortgang, de timing of de tijdslijn van de gelijkschakeling van de gezinsbijslagen?

 

Ten tweede, in welke punctuele maatregelen voorziet u nog in afwachting van de overdracht van de gezinsbijslagen naar de Gemeenschappen?

 

01.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van Eetvelde, de gelijkschakeling van de gezinsbijslagen vormt een voorwaarde voor de invoering van het institutioneel akkoord ter zake. Zij betekent vooral het einde van een discriminatie ten opzichte van de kinderen van zelfstandigen. Het grootste deel van die gelijkschakeling werd sinds 2003 gerealiseerd.

 

Er blijft momenteel nog een gelijkschakeling nodig van de kinderbijslag voor het eerste kind, of 5,62 euro extra per maand, en de harmonisatie van de toekenningsregels voor de maandelijkse leeftijdstoeslag.

 

De gelijkschakeling met 5,62 euro voor het eerste kind zal ongeveer 7 miljoen euro kosten. De harmonisatie zal ongeveer 14 miljoen euro kosten. In het algemeen kan ik dus zeggen dat de gelijkschakeling 21 miljoen euro zal kosten.

 

De datum van die harmonisatie werd nog niet bepaald door de regering en zal afhangen van de beschikbare financiële middelen. Ik wil dat die gelijkschakeling snel plaatsvindt.

 

Wij moeten die gelijkschakeling doorvoeren voor het einde van deze regeerperiode, maar liefst wat eerder, want na de gelijkschakeling zal de gezinsbijslag naar de Gemeenschappen overgeheveld worden.

 

Wat uw tweede vraag aangaat, voorzie ik geen andere specifieke maatregelen in het stelsel van de gezinsbijslag voor de zelfstandigen in afwachting van de overdracht van de bevoegdheid over de gezinsbijslag aan de Gemeenschappen.

 

Er zijn dus twee stappen. De eerste stap is de gelijkschakeling. De tweede stap is dat de bevoegdheid naar de Gemeenschappen gaat.

 

01.03  Miranda Van Eetvelde (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Wij moeten dus nog even wachten. Wij zijn voor een snelle invulling van die gelijkschakeling en willen dat zo snel mogelijk gerealiseerd zien. Het heeft immers al lang genoeg geduurd. Wij kijken er echt naar uit en blijven dit verder opvolgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de Mme Valérie Déom à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'évolution des SPRL starters" (n° 9682)

02 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de evolutie van de starters-bvba" (nr. 9682)

 

02.01  Valérie Déom (PS): Madame la ministre, voici un peu plus d'un an et demi, nous votions au sein de ce parlement, la création d'un nouveau type de société, la SPRL dite "starter" (SPRLS), qui devait être plus accessible aux candidats entrepreneurs. Le but de l'introduction de cette forme de société est de stimuler la création d'entreprises et donc d'emplois.

 

L'accès à l'entreprise est bénéfique puisque l'activité n'est plus liée à la personne physique, son patrimoine privé n'étant pas engagé. Le capital minimal est d'un euro, mais des règles strictes notamment en termes de plan financier restaient encore à développer ou à affiner, si mes souvenirs sont bons.

 

Madame la ministre, il va de soi que des mesures de soutien à la création d'entreprises et d'emplois qui en découlent doivent rester une priorité pour le gouvernement. Pourriez-vous me donner le nombre exact de SPRLS qui ont vu le jour depuis un an et demi? Selon les rumeurs, le succès ne serait pas fulgurant. Qu'en est-il?

 

À l'époque déjà, nous avions mis en avant la nécessité de protéger les travailleurs de ces sociétés. De plus, celles-ci risquent d'être sous-capitalisées et donc de tomber en faillite. Pourriez-vous me dire ce qu'il en est de la viabilité de ces entreprises? Ne conviendrait-il pas de réaliser un travail de prévention plus en profondeur, notamment en termes de plan financier? Enfin, quelle est l'attitude des banques face aux sociétés starters? Sont-elles enclines à accorder des prêts et lignes de crédit dans les mêmes conditions que pour les autres sociétés?

 

02.02  Sabine Laruelle, ministre: Madame Déom, comme vous venez de l'évoquer, la SPRLS a été introduite en droit belge afin de favoriser l'accès à l'entreprenariat. Des garde-fous ont été prévus pour garantir la pérennité des sociétés, mais aussi de préserver évidemment le personnel.

 

Le capital d'un euro est bel et bien minimal. Cela ne signifie pas que les sociétés se limitent à ce montant. Leur capital est fluctuant. Avec l'aide d'un spécialiste financier, l'entrepreneur doit voir quel est le chiffre le plus approprié. Cela rejoint votre dernière question. Je n'ai pas reçu d'évaluation définitive à ce sujet, puisque le dispositif est récent. J'en attends une plus complète pour le mois de juin. Cela dit, la difficulté qu'éprouvent toutes les PME à bénéficier d'un crédit est réelle. Des mesures vont être prises à cet égard. Évidemment, si vous reprenez un commerce de voitures de luxe et que le capital de votre société s'élève à un euro, la banque ne vous prêtera rien. C'est pourquoi nous avons prévu un capital fluctuant.

 

Le nombre de SPRLS est aujourd'hui d'environ 1 650, soit environ 5 % du nombre de SPRL mises en place. J'ai demandé un rapport d'évaluation à la BCE pour voir comment améliorer le dispositif. L'objectif de départ n'était toutefois pas de faire en sorte que 100 % des sociétés créées soient des SPRLS. Cela doit répondre à une spécificité bien précise. Pour ce qui est du succès, certains voient toujours le verre à moitié vide. Moi, je le vois toujours à moitié plein. Nous tenterons cependant d'améliorer le dispositif.

 

En ce qui concerne les travailleurs, nous avons introduit dans le dispositif que les SPRLS peuvent engager un maximum de cinq équivalents temps plein. Après cinq ans, elles doivent basculer dans un autre type de société qui leur permet de grandir autant qu'elles le souhaitent.

 

Pour ce qui est de la viabilité de ce type de société, c'est très difficile à dire. En moyenne, une entreprise sur cinq arrête ses activités après la première année et un quart d'entre elles dans les cinq ans. Nous n'avons pas encore suffisamment de recul. L'évaluation que j'ai demandée pour juin fournira des chiffres un peu plus affinés, sachant qu'il n'y a que un an et demi que le dispositif est mis en œuvre.

 

02.03  Valérie Déom (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'entends qu'une évaluation est attendue pour juin. Nous reviendrons donc vers vous et vous reviendrez très certainement devant ce parlement pour faire l'évaluation de la loi qui me semble importante en ces temps difficiles. Il faut bien entendu continuer et, s'il est nécessaire de rectifier certaines choses à la marge, je pense que nous pourrons le faire de manière tout à fait utile.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de controle van het RSVZ op fraude door buitenlanders als schijnzelfstandige of via fictieve aansluitingen" (nr. 9831)

03 Question de M. Tanguy Veys à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "le contrôle en matière de fraude exercé par l'INASTI sur les étrangers exerçant en tant que faux indépendants ou par affiliations fictives" (n° 9831)

 

03.01  Tanguy Veys (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het Rijksinstituut voor de sociale verzekering der zelfstandigen is een openbare instelling van sociale zekerheid met rechtspersoonlijkheid, opgericht in 1971. De RSVZ heeft als missie de belangen van de zelfstandige vennootschappen en natuurlijke personen te behartigen op het niveau van de sociale zekerheid.

 

Wanneer een buitenlander in België komt werken zonder gezagsrelatie is hij hier voor de sociale zekerheid een zelfstandige. Volgens artikel 76, § 1, van de EEG-verordening 1408/71 bestaat er bovendien een recht op gezinsbijslag wegens het uitoefenen van een beroepsbezigheid krachtens de wetgeving van het woonland.

 

Een vaak opgemerkte vorm van sociale fraude gebeurt echter met fictieve aansluitingen van zelfstandigen en met schijnzelfstandigheid. Vooral werkende vennoten, die zich niet moeten inschrijven in de KBO, misbruiken het statuut van zelfstandige om een duurzaam verblijfsrecht in België te bekomen. Sinds 2005 werden dan ook veel maatregelen genomen om sociale fraude te bestrijden en om de inning van de bijdragen van de zelfstandigen te verbeteren. In 2010 werden ook een aantal maatregelen genomen ter bestrijding van de sociale fraude.

 

Naar aanleiding van dit gegeven had ik graag van u vernomen op welke wijze door het RSVZ onderzoek gebeurt naar fraude door buitenlanders, fraude als schijnzelfstandige of via fictieve aansluitingen.

 

Wat is de evolutie van het aantal personeelsleden dat het afgelopen jaar instond voor de behandeling van die fraudezaken? Wat is de evolutie van de bedragen aan opgelegde boetes ten gevolge van die fraude tijdens de afgelopen jaren? Hoeveel dossiers werden er tijdens de jaren 2009, 2010 en 2011 onderzocht? In hoeveel dossiers werd er fraude vastgesteld?

 

Ten slotte, bent u als minister van oordeel dat het onderzoek door het RSVZ naar fraude door buitenlanders als schijnzelfstandige of via een fictieve aansluiting op afdoende wijze wordt gevoerd? Zo ja, waarom? Zo neen, op welk vlak niet? Welke maatregelen werden er genomen?

 

De aanleiding voor deze vraag vormen de signalen die ik krijg en de vermoedens die ik heb over het onvoldoende toezien op deze fraude. Ik had ter zake van u graag enige verduidelijking gekregen.

 

03.02 Minister Sabine Laruelle: Het is misschien niet nodig om een antwoord te geven maar ik zal het toch doen.

 

In het kader van de aanpak van de schijnzelfstandigheid legt de dienst Controle Verzekeringsplicht van het RSVZ dossiers voor van voornamelijk werkende vennoten wiens beroepssituatie kenmerken vertoont van een arbeidsovereenkomst aan de RSZ voor herkwalificatie of aan de Sociale Inspectie voor nader onderzoek.

 

In 2008 werd in samenspraak met de dienst Sociale Inspectie van de FOD Sociale Zekerheid de afspraak gemaakt om aan de Sociale Inspectie via maandelijkse lijsten systematisch de gegevens van alle werkende vennoten waarvan de hoedanigheid als zelfstandige in vraag kan worden gesteld door te geven. Hierbij werd ook systematisch de link naar de vennootschap gelegd.

 

Sedert 1 oktober 2010 werd een specifieke procedure uitgewerkt om de fraudegevoelige groep van de fictieve aansluitingen waarbij onderdanen van de Europese Unie zich als zelfstandige aansloten met het oog op het bekomen van een verblijfsrecht af te bakenen.

 

Elke persoon die een aansluitingsattest opvraagt om zich bij de gemeente in te schrijven wordt aan het RSVZ gemeld. Dit aansluitingsattest wordt door het Sociaal Verkeringsfonds afgeleverd op voorwaarde dat de Europese burger het RSVZ een volledig ingevulde vragenlijst bezorgt, samen met bewijsstukken van een werkelijke uitoefening van een economische activiteit. Indien deze vragenlijst niet wordt ingevuld of niet voldoende bewijskrachtige gegevens bevat die aantonen dat er sprake is van een reële uitoefening van een zelfstandige activiteit, dan wordt het Sociaal Verzekeringsfonds gevraagd de aansluiting van de betrokkene retroactief te schrappen. In die gevallen kunnen geen sociale rechten worden opgebouwd. Zo kan het RSVZ meer doeltreffende controles uitvoeren naar het reële karakter van de beroepsactiviteit van de zelfstandige.

 

Het onderzoek naar fraude wordt gevoerd door de dienst Verplichtingen van het RSVZ die naast andere opdrachten tevens bevoegd is voor de controle op de verzekeringsplicht. Voor deze specifieke opdracht zijn drie personeelsleden aangeduid, een niveau A en twee dossierbeheerders, een voor de Nederlandstalige en een voor de Franstalige sectie.

 

Ik wijs u erop dat het RSVZ niet beschikt over cijfermateriaal inzake de bedragen van vastgestelde fraudes. Wat het dossier van de schijnzelfstandigen betreft, worden de sociale bijdragen die voortvloeien uit de regularisatie door de RSZ geïnd. In geval van fictieve aansluitingen worden de eventuele geïnde bijdragen in het sociaal statuut van de zelfstandigen teruggestort door de sociaalverzekeringsfondsen. Voorlopig voorziet de wet op het sociaal statuut van de zelfstandigen niet in administratieve boetes voor fictieve aansluitingen. De administratieve boetes wegens schijnzelfstandigheid behoren tot de bevoegdheid van de RSZ.

 

Wat de fraude via schijnzelfstandigheid betreft, heeft het RSVZ voor de periode maart 2008 tot augustus 2009 voor 334 werkende vennoten een onderzoek van de Sociale Inspectie van de RSZ gevraagd. Het ging daarbij om 125 vennootschappen. Slechts 6 vennootschappen en 49 werkende vennoten werden aan een onderzoek onderworpen. Daarvan werden 2 vennoten als loontrekkenden geherkwalificeerd en 47 vennoten behielden hun zelfstandigenstatuut.

 

Wat de fraude via fictieve aansluitingen betreft, hebben in de periode van 1 oktober 2010 tot 31 maart 2011 zo’n 2 000 Europese burgers een specifiek aansluitingsattest opgevraagd bij een sociaalverzekeringsfonds. Deze gevallen werden door het RSVZ nader onderzocht. Ongeveer 35 % van de aansluitingen werd retroactief geschrapt.

 

Het onderzoek naar fictieve aansluitingen gebeurt op afdoende wijze. Via de vastgelegde procedure worden alle aansluitingen van twijfelachtige zelfstandigen die tot de doelgroep behoren één voor één door de bevoegde diensten van het RSVZ onder de loep genomen. Enkel de zelfstandigen met effectief zelfstandige beroepsbezigheden worden weerhouden. Het is de doelstelling dat alle fictieve aansluitingen op termijn zullen worden geschrapt.

 

Wat het onderzoek naar schijnzelfstandigheid betreft, moet worden benadrukt dat de herkwalificatie als loontrekkende tot de bevoegdheid van de RSZ behoort. In dit opzicht is het RSVZ afhankelijk van de door de RSZ gevolgde weg.

 

03.03  Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, het verwondert mij dat het gevraagde cijfermateriaal niet beschikbaar is.

 

03.04  Sabine Laruelle, ministre: Madame la présidente, on ne demande pas de statistiques lors d'une question orale!

 

03.05  Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, het verheugt mij dat u verwijst naar de mogelijkheid om de cijfers op te vragen en ik zal, door middel van een schriftelijke vraag, niet nalaten dat ook te doen. U hebt in ieder geval niet naar cijfers verwezen. Ik kan mij daarop dus moeilijk baseren. Het verwondert mij dat u vandaag in uw antwoord niet naar cijfers verwijst om te motiveren dat het onderzoek naar fraude op afdoende wijze zou gebeuren. U stelt in uw antwoord nochtans dat het onderzoek op afdoende wijze gebeurt. Ik betwist dat.

 

Ik heb kennis van dossiers waarin door uw eigen diensten zwart op wit wordt aangetoond dat er wel degelijk elementen van fraude aanwezig zijn, terwijl men toch nalaat om de nodige maatregelen te nemen. Ik stel ook vast dat er op het vlak van personeelsinzet onvoldoende beschikbaarheid is om de dossiers ten volle te onderzoeken. Het gaat over veelvuldige gevallen van fraude. Het gaat ook over veel geld. Vandaar verwondert het mij dat de nodige inspanningen daarvoor niet worden geleverd.

 

Ik wil u wel geruststellen, mevrouw de minister. Ik zal ook in de toekomst dit dossier verder opvolgen, zowel in deze commissie als door middel van schriftelijke vragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 9721 van mevrouw Lahaye-Battheu en vraag nr. 9769 van de heer Logghe zijn verdaagd.

 

04 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de compensaties voor zelfstandigen in geval van hinder bij openbare werken" (nr. 9720)

04 Question de M. Luk Van Biesen à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'indemnité compensatoire accordée aux indépendants à la suite de nuisances dues à des travaux publics" (n° 9720)

 

04.01  Luk Van Biesen (Open Vld): Mevrouw de minister, ik kom graag even terug op een wetgeving die we een aantal jaren geleden hebben gestemd betreffende de compensaties voor zelfstandigen bij openbare werken.

 

Het blijkt dat daar meer en meer gebruik van wordt gemaakt. Het is namelijk zo dat er in 2011 een bedrag van 2,4 miljoen euro werd uitgekeerd aan zelfstandigen die onmogelijk hun handel konden drijven omwille van wegeniswerken of openbare werken. Dat is volgens het Participatiefonds een stijging van 1,9 naar 2,4 miljoen euro. Het is ook zo dat het aantal dossiers sterk is toegenomen. Na een aantal jaren is het tijd om samen met u te overlopen of wij deze wet kunnen evalueren en of er bepaalde elementen moeten worden gewijzigd.

 

Enerzijds is er de vraag of deze meegedeelde cijfers inderdaad de cijfers zijn waarover u beschikt? Anderzijds is er de vraag of er voldoende middelen voorzien zijn in uw begroting om deze stijging op te vangen? Het jaar 2012 is immers een verkiezingsjaar en dus duiken nog overal wegeniswerken op vóór de maand oktober. Het is perfect mogelijk dat in 2012 nog een groter aantal zelfstandigen een beroep zal doen op dat fonds. Zijn er voor 2012 voldoende middelen voorzien in uw begroting?

 

Nu deze wetgeving reeds een aantal jaren bestaat, vraag ik de minister haar standpunt over een herziening of bijsturing van deze wet? Worden alle elementen, zoals de meldingsplicht van de gemeente over een straal van 1 km, wel degelijk opgevolgd?

 

04.02 Minister Sabine Laruelle: Wij hebben in deze commissie vorige week over deze maatregelen gesproken. Wij hebben beslist om een evaluatie te vragen aan het Participatiefonds om eventuele verbeteringen aan te brengen. Deze verbeteringen zullen evenwel kosten met zich meebrengen voor de federale begroting. Misschien kunt u de werkzaamheden van de commissie ter zake opvolgen?

 

Voor wat betreft de cijfers heb ik een tabel voor u. Ik overhandig die aan u en aan het secretariaat van de commissie.

 

Voor wat betreft uw tweede vraag, zoals ik al meerdere keren heb herhaald, zullen de verschuldigde bedragen aan de zelfstandigen worden betaald. Bij onze telefonische contacten met de zelfstandigen klagen velen over een gebrek aan informatie of een laattijdige informatie vanwege de gemeente maar ook dat ze niet of veel te laat op de hoogte zijn gebracht van het bestaan van de vergoeding.

 

Zo stellen wij immers vast dat veel dossiers te laat zijn ingediend bij het Participatiefonds, hetzij omdat de zelfstandige het attest niet op tijd van de gemeente heeft ontvangen, hetzij omdat ze te laat op de hoogte zijn gebracht van het bestaan van de maatregel.

 

Ter herinnering, de gemeente dient de zelfstandige tussen de 14 en 30 kalenderdagen voor het begin van de werken te verwittigen.

 

De gemeente reikt het attest uit binnen de 7 kalenderdagen na ontvangst van het formulier tot aanvraag van het attest.

 

Het is onmogelijk om een overzicht te geven van de dossiers die zich in dit geval bevinden, aangezien het informaticasysteem van het Participatiefonds dit niet toelaat.

 

Daar de wet een informatieplicht aan de gemeenten oplegt, moeten de gemeenten zelf de uitvoering ervan verzorgen. Zij behouden immers hun autonomie ter zake.

 

In 2011 zijn niet echt meer dossiers toegekend dan in 2010. Daarnaast is er wel een duidelijke stijging van het aantal vergoedingsaanvragen in 2011, maar algemeen gezien is er sinds de inwerkingtreding van de wet een aanhoudende stijging van de vergoedingsaanvragen, waarschijnlijk door alsmaar meer mond-tot-mondreclame.

 

04.03  Luk Van Biesen (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik zal de bespreking van deze wet in de commissie opvolgen. Wij waren trouwens samen initiatiefnemer van deze wet in de vorige legislatuur. Vandaar mijn bijzondere interesse.

 

Mevrouw de minister, u zegt dat een aantal dossiers werd geweigerd omdat de gemeenten de attesten niet tijdig hebben verstuurd. Als de gemeente nalatig is, wordt de zelfstandige uiteindelijk toch gestraft omdat zijn dossier niet in orde is. Het lijkt mij interessant om het Participatiefonds te vragen om te onderzoeken in welke gevallen dat is gebeurd en hoe men dat kan vermijden. Dit kan immers onmogelijk de fout van de zelfstandige zijn, als de gemeente nalaat om haar verantwoordelijkheid op te nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 11.15 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 11.15 heures.