Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mercredi 29 février 2012

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 29 februari 2012

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.36 uur en voorgezeten door mevrouw Sarah Smeyers.

La séance est ouverte à 10.36 heures et présidée par Mme Sarah Smeyers.

 

De voorzitter: Collega’s, wij zijn nog niet in aantal voor de bespreking van de programmawet en zullen intussen reeds enkele mondelinge vragen behandelen.

 

Vraag nr. 9512 van de heer Degroote is omgezet in een schriftelijke vraag. De heer Frédéric is niet aanwezig voor zijn vraag nr. 9550. Ook de heer Destrebecq is niet aanwezig voor vraag nr. 9557.

 

01 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de jaarrekeningen van vennootschappen" (nr. 9567)

01 Question de M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "les comptes annuels des sociétés" (n° 9567)

 

01.01  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag is technisch, maar kan toch wel van belang zijn.

 

Wanneer een jaarrekening wordt gecorrigeerd of geverifieerd door een bedrijfsrevisor of door een externe accountant, moeten, volgens het Wetboek van vennootschappen, de gegevens van de persoon die deze verificatie heeft gedaan, vermeld worden. Dat is echter niet het geval voor de personen die de boekhouding of de jaarrekening zelf opstelden; die moeten hun gegevens niet achterlaten op die bewuste jaarrekening.

 

Het zou echter toch van belang kunnen zijn voor de waarachtigheid en om te kunnen bekijken op welke manier zo’n jaarrekening wordt opgesteld, indien de opsteller ook zijn gegevens moet achterlaten, als bijkomende morele dwang, bij wijze van spreken, om de zaken goed aan te pakken.

 

Waarom moet dat wel gebeuren voor externe accountants en bedrijfsrevisoren die alleen een verificatie doen van de jaarrekening, maar niet voor de personen die de jaarrekening zelf hebben opgesteld? Of is het gewoon een vergetelheid in de wet?

 

01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, artikel 92, § 1 van het Wetboek van vennootschappen bepaalt dat de zaakvoerders of de bestuurders verplicht zijn elk jaar een inventaris op te maken volgens de waarderingsmaatstaven bepaald door de Koning, en een jaarrekening in de vorm en met de inhoud bepaald door de Koning. Die jaarrekening bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting, en vormt een geheel.

 

Artikel 98 bepaalt bovendien dat de jaarrekening door toedoen van de bestuurders of de zaakvoerders moet worden neergelegd bij de Nationale Bank van België. Deze neerlegging geschiedt binnen de dertig dagen nadat de jaarrekening is goedgekeurd en ten laatste zeven maanden na datum van afsluiting van het boekjaar.

 

Het behoort bijgevolg tot de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid van de bestuurders of zaakvoerders om binnen de wettelijke termijn de jaarrekening op te stellen en neer te leggen. Het toevertrouwen aan een derde van het geheel of een gedeelte van de boekhoudkundige verplichtingen stelt hen hiervan niet vrij.

 

De verwijzing naar artikel 100, eerste lid vermeldt ook dat de gegevens van de bestuurders en zaakvoerders wettelijk dienen te worden vermeld. Artikel 100, eerste lid van het Wetboek van vennootschappen bepaalt het volgende. Ik citeer:

 

“Tegelijk met de jaarrekening worden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 98, neergelegd:

1° een stuk met de volgende gegevens: de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de bestuurders of zaakvoerders, naargelang het geval, en van de commissarissen in functie. Indien de jaarrekening is geverifieerd en/of gecorrigeerd door een externe accountant of bedrijfsrevisor, moeten ook de naam, de voornamen, het beroep, de woonplaats van de externe accountant of de bedrijfsrevisor evenals hun lidmaatschapsnummer bij hun instituut, vermeld worden. De bestuurder of zaakvoerder vermeldt, in voorkomend geval, dat geen enkele verificatie- of correctietaak werd opgedragen aan een extern accountant of bedrijfsrevisor.”

 

Het betreft hier dus geen vergetelheid, gezien de personen die de boekhouding of jaarrekening opstelden en hiervoor de verantwoordelijkheid dragen reeds zijn vermeld. Een verplichting is naar mijn mening niet aan te raden, aangezien het Wetboek, zoals gezegd, reeds duidelijk vermeldt wie de verantwoordelijkheid draagt voor het opstellen en neerleggen van de jaarrekening.

 

01.03  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, we zijn intussen in aantal voor de behandeling van het ontwerp van programmawet.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 10.40 uur tot 11.30 uur.

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 10.40 heures à 11.30 heures.

 

Collega’s, de heer Frédéric is nog niet aanwezig voor vraag nr. 9550. Vraag nr. 9557 van de heer Destrebecq wordt uitgesteld.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de opvolging van veroordeelde pedofielen" (nr. 9563)

- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "het beleid betreffende pedofilie" (nr. 9626)

02 Questions jointes de

- Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "le suivi des pédophiles condamnés" (n° 9563)

- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la politique en matière de pédophilie" (n° 9626)

 

02.01  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, de aanleiding voor mijn vraag was het veelbekeken Nederlandse undercoverprogramma over iemand uit België die nadien opgepakt is op verdenking van pedofilie. De betrokkene zou vroeger al veroordeeld zijn voor het bezit van kinderporno met opschorting van straf. Hij zou voorwaarden gekregen hebben in het kader van zijn veroordeling. Als ik het goed begrepen heb, zou hij zijn volledige straf hebben ‘uitgezeten’, als ik het zo mag formuleren, tot 2007 en ondertussen ook psychologische en psychiatrische begeleiding gekregen hebben. Hij zou in die periode ook zijn opgevolgd. In 2007 was dat echter afgelopen.

 

Dat roept alvast vragen op over de manier van veroordeling en begeleiding van seksuele delinquenten, meer specifiek pedofielen, te meer daar een van de professoren tijdens de hoorzittingen in de bijzondere commissie over seksueel misbruik heeft getuigd dat recidive bij pedofilie drie tot vier keer hoger zou zijn dan de officiële hervalcijfers laten vermoeden. Moeten wij bijgevolg niet zorgen voor intensievere opvolging en begeleiding en een sterkere sociale controle?

 

Klopt het dat de betrokkene effectief werd veroordeeld met opschorting van straf en dat de straf in 2007 volledig ten einde was?

 

Ik leer dat seksuele delinquenten liefst hun straf volledig uitzitten, omdat ze dan nadien niet meer gevolgd worden. Bovendien verkiezen ze hun straf volledig uit te zitten in plaats van een opschorting van straf. Op die manier kunnen ze ontsnappen aan enige opvolging en allerhande voorwaarden. Klopt dat?

 

Hoe kijkt u aan tegen het opvolgen van pedofielen en de registratie van veroordeelden of verdachten inzake pedofilie, vooral in het licht van die feiten? Op welke manier kan of mag daarover worden gecommuniceerd aan groepen waar de veroordeelden in contact kunnen komen met kinderen en jongeren, en in de omgeving van de betrokkene? Kunt u enige klaarheid geven over uw beleid ter zake?

 

02.02  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ook ik kreeg vrij veel reacties binnen na de uitzending van Telefacts over de Belgische pedofiel die een meisje van tien wilde verkrachten. De grootste verontwaardiging betrof het feit dat er blijkbaar geen beleid betreffende pedofilie bestaat in dit land, of dat het in elk geval toch onvoldoende is. Pedofielen die na hun straf of behandeling vrijkomen, worden niet opgevolgd of niet voldoende opgevolgd.

 

Mevrouw de minister, heel wat experts op het vlak van psychiatrie zijn er trouwens van overtuigd dat pedofielen niet te genezen zijn en dat men ze dus bijzonder nauwgezet moet controleren, als men ze al niet levenslang moet opsluiten.

 

Ten eerste, waarom komt het er toch maar niet van, waarom is er geen beleid ten opzichte van pedofielen? Van verschillende zijden wordt bijvoorbeeld geopperd dat men best een nationale databank voor pedoseksuelen zou oprichten. Wat vindt u van dat idee? Komt die databank er en wanneer?

 

Ten tweede, mevrouw de minister, hoeveel pedofielen kiezen ervoor om hun volledige straf uit te zitten? Daar moet toch onderzoek naar zijn gebeurd? Als dat niet is gebeurd, wanneer start u dan dat onderzoek?

 

Ten derde, van verschillende zijden wordt geopperd om een registratiesysteem op te zetten, een systeem waardoor bevoegde instanties te allen tijde weten waar pedofielen zich bevinden en wat ze met hun leven doen. Het kan toch niet dat men moet vernemen dat pedofielen na hun straf badmeester worden of voetbaltrainer bij een jeugdploeg. Ook daarover had ik graag uw inzichten gekregen.

 

Ten vierde, er waren nogal wat geschokte reacties over het bericht dat de betrokken pedofiel in het verleden ook zijn eigen kinderen meermaals zou hebben misbruikt. Die piste werd in 2004, toen de man werd verhoord en veroordeeld, niet eens onderzocht, zo blijkt.

 

Er zitten momenteel pedofielen in de gevangenis. Hoeveel zijn er veroordeeld die misschien in hetzelfde geval zijn en misschien de eigen kinderen misbruikt hebben? Worden daarvan gegevens bijgehouden? Werden die pistes gevolgd? Worden die pistes nu opnieuw onderzocht of niet? Worden die dossiers opnieuw ingekeken? Volgt hier nieuw onderzoek of niet? Welke opvolging geeft men hieraan, welke lessen trekt men uit het geschetste dossier wat de verdere opvolging betreft?

 

02.03 Minister Annemie Turtelboom: De betrokken persoon werd vervolgd voor bezit van kinderpornografie. Bij een vonnis van 23 maart 2004 werd voor die feiten door de correctionele rechtbank van Leuven de opschorting van de uitspraak van de veroordeling uitgesproken voor de duur van drie jaar onder voorwaarden: geen contact met kinderporno, aangepaste psychologische en psychiatrische therapie en opvolging door een justitieassistent.

 

De betrokkene werd door de probatiecommissie opgevolgd tot 22 maart 2007. Sedertdien zijn er geen meldingen of klachten van personen uit de naaste omgeving of werkomgeving van de betrokkene meer geweest.

 

Het knelpunt is dat de verplichte behandeling en begeleiding van een zedendelinquent alleen gebeurt in bepaalde juridische kaders waarbij de zedendelinquent vrijkomt of vrij blijft onder voorwaarden. Indien die periode voorbij is, is de straf beëindigd en is er wettelijk gezien geen justitiële stok achter de deur meer. Er bestaat geen wettelijk kader om een zedendelinquent nog te verplichten zich na afloop van zijn straf verder te laten begeleiden of in behandeling te laten gaan.

 

Het idee van een levenslange opvolging is geopperd in de commissie “Seksueel misbruik”, maar werd uiteindelijk niet in de aanbevelingen aangehouden.

 

Ik maak mij wel sterk dat met de nieuwe wet op de terbeschikkingstelling, waarbij voortaan ook door de rechters van de strafuitvoeringsrechtbank over TBS zal worden beslist en niet langer door de uitvoerende macht, er sneller tot TBS zal worden overgegaan dan voordien.

 

Bij het College van procureurs-generaal is momenteel een richtlijn in voorbereiding inzake de opvolging van de voorwaarden die aan de seksuele delinquenten worden opgelegd. In dat kader kan ik u meedelen dat ook de probatiewet zal worden aangepast. Nu is het voor justitieassistenten en politie vaak moeilijk om de opgelegde voorwaarden te controleren, omdat ze te vaag of te algemeen zijn.

 

Door de probatiewet aan te passen en rechters te verplichten voorwaarden zo op te stellen dat ze meetbaar en controleerbaar zijn, hopen we aan het probleem een antwoord te bieden.

 

Een specifieke databank voor seksuele delinquenten bestaat op het moment niet in België.

 

Uit de hoorzittingen van de bijzondere Kamercommissie “Seksueel misbruik” is gebleken dat de practici vragende partij zijn voor een aparte gegevensbank voor pedofielen. Ik denk dat wij die vraag verder moeten onderzoeken. Wel bestaan er al enkele systemen die bij de opsporing en vervolging van daders van onder meer seksueel misbruik kunnen worden gebruikt.

 

De databank ViCLAS is een expertisedatabank waarmee verbanden kunnen worden gelegd tussen misdrijven waarvan het vermoedelijke motief van seksueel gewelddadige aard is. Die databank wordt ook in de ons omringende landen en in de VS en Canada gebruikt, zodat ook vergelijkingen en onderzoeken op internationaal niveau mogelijk zijn.

 

Verdachten die nog niet werden veroordeeld, kunnen worden geregistreerd in de Algemene Nationale Gegevensbank, ANG, voor zover er materiële bewijzen, getuigenissen of bekentenissen zijn.

 

Tot slot, wat de problematiek van de keuze voor het strafeinde betreft, in de hoorzittingen van de bijzondere Kamercommissie “Seksueel misbruik” werd ook gedebatteerd over de problematiek van het strafeinde. Er werd daar duidelijk gesteld dat een aantal seksuele delinquenten hiervoor kiest met het oog op het zich definitief onttrekken aan elke postpenitentiaire controle.

 

Volgens het directoraat-generaal Penitentiaire Instellingen is deze groep zedendelinquenten echter zeker niet in de meerderheid. Deze discussie maakt momenteel het voorwerp uit van wetenschappelijk onderzoek aan de KU Leuven. Het betreft een empirisch onderzoek dat momenteel loopt in de gevangenis van Andenne.

 

Ik verwijs ook naar een tabel die een overzicht geeft van de penitentiaire populatie van zedendelinquenten, opgesplitst volgens leeftijd van het slachtoffer. De cijfers zijn afkomstig uit de SIDIS-databank van de penitentiaire instellingen en hebben betrekking op de penitentiaire dagpopulatie op 1 oktober voor de periode 2007 tot en met 2010.

 

Ik zal deze tabel aan het commissiesecretariaat overhandigen, zodat ze aan alle commissieleden kan worden bezorgd.

 

02.04  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

U neemt verschillende aspecten op in uw antwoord, zoals het gegeven van het juridisch kader, waarbij men geen dwingende maatregelen meer kan opleggen nadat de straf is beëindigd. Ik denk dat wij ook daar moeten bekijken of er eventueel kan worden samengewerkt met de Gemeenschappen wat hulpverlening betreft.

 

Ik heb nog een paar vragen met betrekking tot de verschillende databanken. Misschien kan worden onderzocht in hoeverre het mogelijk is om de omgeving te waarschuwen, met respect voor de privacy. Hoever kan die privacy gaan, terwijl er tegelijkertijd bescherming moet worden geboden aan de omgeving of aan de eventuele kinderen, wanneer het over pedofilie gaat?

 

Ik weet niet of daarvoor al een specifieke onderzoeksopdracht werd gegeven aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar wij zouden haar toch eens kunnen vragen wat de mogelijke grenzen daar zijn.

 

02.05  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb inderdaad nota genomen van uw antwoorden, onder andere wanneer u zegt dat de procureurs-generaal momenteel bezig zijn met de voorbereiding van een richtlijn voor het opvolgen van pedoseksuelen. Men kijkt daarvoor onder meer naar een aanpassing van de probatiewet.

 

Ik heb een bijkomende vraag. Wanneer verwacht u die richtlijn? Mogen wij die heel snel verwachten of zullen hier maanden, zo niet jaren, overheen gaan? Hetzelfde geldt voor de pedoseksuele databank. U zegt dat practici gewonnen zijn voor zo’n databank. Dit wordt momenteel wetenschappelijk onderzocht. Wanneer mogen wij daarvan de resultaten verwachten? Is dit ook een kwestie van maanden zo niet jaren? Ik meen nochtans dat dit vrij dringend is.

 

Ik neem er nota van dat u zegt dat er een knelpunt is. Eens de volledige periode van de gevangenisstraf achter de rug is, valt de controle weg. Mevrouw de minister, gelet op de recidive bij pedoseksuelen en gelet op het feit dat nogal wat mensen uit de sector – psychiaters en dergelijke – menen dat het eigenlijk gaat over ongeneeslijk zieke mensen, vind ik dat ik iets meer mocht verwachten van uw antwoord. Ik wil mij voor een stuk aansluiten bij collega Becq en erop wijzen dat hier toch iets meer mogelijk moet zijn.

 

Graag had ik een antwoord gekregen op mijn bijkomende vragen. Zo niet zal ik hierover een schriftelijke vraag stellen. Wanneer mogen wij de richtlijn van de procureurs-generaal verwachten? Wanneer zien wij de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek betreffende de pedoseksuele databank?

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. André Frédéric à la ministre de la Justice sur "la mention de 'mouvements psychanalytiques' dans le rapport annuel de la Sûreté de l'État" (n° 9550)

03 Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Justitie over "de vermelding van 'psychoanalytische bewegingen' in het jaarverslag van de Veiligheid van de Staat" (nr. 9550)

 

03.01  André Frédéric (PS): Madame la présidente, madame la ministre, la Sûreté de l'État est chargée de recueillir des renseignements sur les activités qui peuvent menacer la sécurité des institutions, le bon fonctionnement de l'État de droit, les droits de l'homme et les libertés fondamentales, ainsi que les activités qui peuvent porter atteinte à la sécurité des personnes et des biens.

 

Dans ce cadre, la Sûreté de l'État est compétente, à certains égards, dans la lutte contre les organisations sectaires nuisibles, sujet qui m'intéresse particulièrement, ayant présidé en ce parlement le groupe de travail sur les sectes.

 

La définition donnée par la Sûreté de l'État à l'organisation sectaire nuisible est assez claire; elle correspond à la définition légale de "tout groupement à vocation philosophique ou religieuse ou se prétendant tel, qui, dans son organisation ou sa pratique, se livre à des activités illégales dommageables, nuit aux individus ou à la société ou porte atteinte à la dignité humaine".

 

Madame la ministre, dans son rapport, la Sûreté de l'État donne quelques exemples de sectes présentes en Belgique et les classe en différents types de mouvements, ce qui me pose plus de difficultés. Nous savons que la lutte contre les organisations sectaires nuisibles n'est pas la fonction principale de la Sûreté de l'État; elle est néanmoins concernée puisqu'elle y fait allusion.

 

À titre personnel, plusieurs remarques s'imposent. Tout d'abord, les listes et catégories d'organisations citées sont critiquables à plusieurs égards: d'une part, ces listes ne sont pas à jour; d'autre part, certains 'mouvements' cités ne sont, selon moi, pas les plus dangereux. Ensuite, dans le domaine des organisations sectaires nuisibles, en particulier dans le domaine de la santé publique, selon tous les observateurs, elles sont en expansion importante aujourd'hui et mettent le plus en danger nos concitoyens.

 

La catégorie intitulée par le rapport 'mouvements psychanalytiques' n'a pas manqué de faire réagir les psychanalystes eux-mêmes et les associations liées. Même si ce titre fait référence uniquement à l'Église de Scientologie dans l'exemple cité par le rapport, il a choqué nombre de thérapeutes de par son appellation. Si nous savons qu'en raison de l'absence d'un statut clair attribué aux diverses professions liées à la psychologie, à la psychanalyse et à la psychothérapie, il est difficile de différencier les professionnels de la santé des charlatans, je pense qu'il est malvenu de jeter l'opprobre sur toute une profession.

 

Madame la ministre, le lien fait par la Sûreté de l'État entre les sectes et les 'mouvements psychanalytiques' résulte-t-il d'une erreur ou d'une volonté de remise en question de la psychanalyse par les services de la Sûreté de l'État?

 

N'est-il pas possible d'utiliser une appellation plus claire qui distinguerait mieux la psychanalyse médicale des pseudo-thérapies prônées par certaines sectes?

 

03.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, cher collègue, la Sûreté de l'État utilise les catégories mentionnées dans le rapport annuel depuis la fin des années '90.

 

Ces catégories sont basées sur le travail du service de renseignement français, la direction centrale des renseignements généraux – de Franse inlichtingendiensten – et mentionnées dans le rapport de l'Assemblée nationale traitant de la problématique des sectes de 1995. La direction centrale des renseignements généraux a lié chaque mouvement étudié à une catégorie, un certain courant de pensée, un ensemble de pratiques.

 

La Sûreté de l'État ne suit pas automatiquement une organisation de par son lien avec l'intitulé de la catégorie.

 

L'article 8 de la loi organique du 30 novembre 1998 des services de renseignement et de sécurité définit l'organisation sectaire nuisible comme étant "tout groupement à vocation philosophique ou religieuse ou se prétendant tel qui, dans son organisation ou sa pratique, se livre à des activités illégales dommageables, nuit aux individus ou à la société ou porte atteinte à la dignité humaine".

 

Cette loi contient trois conditions: l'existence d'un groupe qui possède une vocation philosophico-religieuse et qui se livre à des pratiques nuisibles.

 

La Sûreté de l'État apprécie la nocivité d'un groupe en utilisant un nombre déterminé de critères qui sont inspirés des critères mentionnés dans le rapport de la commission d'enquête parlementaire belge sur les sectes. Ce n'est qu'après une analyse approfondie que la Sûreté considère un groupe comme étant une organisation sectaire nuisible. Ce n'est qu'après cette analyse et sur la base de sa doctrine qu'un groupe sera placé dans une des catégories mentionnées dans le rapport annuel. Dans le rapport annuel 2010, cette procédure est décrite de la même manière.

 

En réponse à une question du Comité R qui, en 2007, a enquêté sur la manière dont la Sûreté de l'État suivait les organisations sectaires nuisibles, la Sûreté de l'État avait, à l'époque, transmis une liste contenant ces catégories. Dans son rapport d'activité 2010, le Comité R n'a d'ailleurs pas fait référence à cette liste. Le Comité R conclut dans son rapport que la Sûreté de l'État travaille sur la base de critères objectifs et pertinents lorsqu'elle qualifie le mouvement. Il est nécessaire dans le rapport annuel 2010 de comprendre le contexte de la discussion et de ne pas se focaliser sur l'intitulé d'une catégorie. Il s'agit d'un système de qualifications basé sur celui du service de renseignement français et utilisé par la Sûreté de l'État depuis la loi organique de 1998 des services de renseignement et de sécurité.

 

03.03  André Frédéric (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Je ne remets évidemment pas en question la qualité du travail de la Sûreté de l'État. Je veux seulement attirer votre attention sur le fait que l'amalgame que j'ai constaté dans son rapport pose problème pour les thérapeutes qui accomplissent honnêtement leur travail sur le territoire belge.

 

Si ces catégories sont qualifiées ainsi depuis les années '90, je m'en suis personnellement rendu compte en prenant connaissance du rapport d'activité 2010 de la Sûreté de l'État. Et ce n'est pas pour autant que les choses ne doivent pas être modifiées, d'autant plus que, dans votre réponse, vous faites souvent référence à la France. Or, il faut savoir qu'il existe une différence fondamentale entre la France et la Belgique. En effet, en France, le titre de psychothérapeute est protégé, ce qui n'est pas le cas chez nous et on connaît toute la difficulté qui résulte de cette situation. En tout cas, les choses sont plus simples chez nos voisins.

 

Après avoir entendu votre réponse, je reste convaincu que, puisque dans le travail mené par la Sûreté de l'État, il est fait référence à la définition légale belge des organisations sectaires nuisibles, il faut modifier cette définition et ajouter, à côté du caractère religieux ou philosophique, le caractère thérapeutique relatif à la santé.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 9584 van mevrouw Ponthier is uitgesteld. Vragen nrs 9594 en 9595 van de heer Clerfayt worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

04 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "een tweede veroordeling tot levenslang rijverbod" (nr. 9603)

04 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "une deuxième condamnation à une interdiction de conduite à vie" (n° 9603)

 

04.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het is niet mijn bedoeling de onafhankelijkheid van Justitie in vraag te stellen, op de helling te zetten of wat dan ook, maar ik wil u toch het volgende voorleggen.

 

Onlangs veroordeelde een correctionele rechtbank een doodrijder voor de tweede maal tot een levenslang rijverbod. De doodrijder had in 2007 onder invloed een student doodgereden en vluchtmisdrijf gepleegd en werd in 2008 hiervoor veroordeeld tot zes jaar rijverbod. Hij trok zich daar blijkbaar niet veel van aan, want in 2009 werd hij achter het stuur betrapt, zogenaamd omdat hij zijn wagen wilde gaan verkopen. Er volgde toen een eerste levenslang rijverbod. In 2010 werd hij opnieuw betrapt en door de rechter voor de tweede keer veroordeeld tot een levenslang rijverbod.

 

Het publiek, en in eerste instantie de ouders van de verongelukte student, reageren hierop met verbazing, zelfs met ontzetting. Welke zin heeft het om een doodrijder die een eerste rijverbod aan zijn laars lapt, nog een tweede maal te veroordelen tot hetzelfde levenslang rijverbod? Tenzij u mij zou corrigeren, heeft men er blijkbaar nooit aan gedacht om de wagen of wagens van de man in kwestie aan te slaan of verbeurd te verklaren.

 

Hoe kan dat toch allemaal? Hoe kan zo’n man zich wagens blijven aanschaffen? Hoe slaagt hij erin om met een levenslang rijverbod zijn wagen ingeschreven te krijgen bij de Dienst Inschrijving Voertuigen? Hoe geraakt zo’n man met zijn wagen voorbij de autokeuring? Wordt de verzekeringsmaatschappij niet op de hoogte gebracht van dergelijk levenslang rijverbod?

 

Die man is toch een gevaar voor de maatschappij. Moeten dergelijke personen, om hen tegen zichzelf te beschermen en vooral om de maatschappij tegen hen te beschermen, voor een bepaalde tijd uit de maatschappij worden gehaald? Acht u andere maatregelen mogelijk en wenselijk? Het blijkt immers dat steeds meer mensen de regels of verboden van de rechtbanken aan hun laars lappen en lustig en rustig voortdoen alsof er niets is gebeurd.

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het grondwettelijk principe van de scheiding der machten staat mij natuurlijk niet toe een standpunt in te nemen over aangelegenheden die uitsluitend behoren tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht. Ik kan u wel het volgende meedelen.

 

De kruispuntbank van de rijbewijzen die binnen de FOD Mobiliteit en Vervoer bij wet van 14 april 2011 werd opgericht en die het huidige centrale bestand rijbewijzen zal vervangen, zal weldra een beter instrument bieden om de aflevering van rijbewijzen, het verval en de intrekking van het recht tot sturen op de verschillende relevante niveaus doeltreffend te controleren.

 

Indien men rijdt tijdens het rijverbod kan het openbaar ministerie het voertuig laten immobiliseren en bij de rechtbank de verbeurdverklaring van het voertuig vorderen op voorwaarde dat het rijverbod minstens zes maanden bedraagt en dat de overtreder eigenaar van het voertuig is. Die laatste voorwaarde was in de betreffende zaak niet vervuld.

 

De wet bepaalt niet dat de verzekeringsmaatschappijen op de hoogte worden gebracht van rijverboden. De wet bepaalt wel gevangenisstraffen bij rijden spijts verval, een straf die in deze zaak werd uitgesproken.

 

Voor de regering zijn de verbetering van de verkeersveiligheid en de verlaging van het aantal slachtoffers op de wegen wel degelijk prioriteiten. Zij is van plan haar acties op intensieve wijze voort te zetten in overleg met alle betrokken partners in verkeersveiligheid in brede zin, alsook met de deelstaten.

 

04.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw kort maar vrij volledig antwoord.

 

Wanneer wordt de kruispuntbank van de rijbewijzen concreet van toepassing? Kunt u een datum geven?

 

U zegt dat de verzekeringsmaatschappijen niet op de hoogte worden gebracht van levenslange rijverboden. Dat zou nochtans wel nuttig zijn, zodat zij niet overgaan tot het verzekeren van dergelijke risico’s. Men zit dan immers ook met problemen inzake de terugbetaling van de uitkeringen van verzekeringsmaatschappijen. Het zou dus nuttig zijn dat allemaal aan elkaar te linken, ook en vooral ten dienste van de maatschappij.

 

Ik zal nog een schriftelijke vraag stellen wanneer de kruispuntbank van de rijbewijzen effectief van toepassing wordt.

 

04.04 Minister Annemie Turtelboom: U kunt die vraag best stellen aan de staatssecretaris die bevoegd is voor de FOD Mobiliteit en Vervoer. Ik zal u niet kunnen antwoorden.

 

04.05  Peter Logghe (VB): Ik zal de vraag dan aan uw collega stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de uitlevering van gevangenen aan Marokko" (nr. 9613)

- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het verdrag met Marokko om gevangenen uit te leveren" (nr. 9825)

05 Questions jointes de

- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "l'extradition de détenus vers le Maroc" (n° 9613)

- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "la convention signée avec le Maroc concernant le transfèrement de personnes condamnées" (n° 9825)

 

05.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, volgens de pers zitten in de Belgische gevangenissen niet minder dan 1 200 gevangenen met de Marokkaanse nationaliteit. Ongeveer tweehonderd daarvan kwamen in aanmerking voor uitlevering aan Marokko om hun straf in eigen land uit te zitten. In mei en oktober 2011 liet uw voorganger, minister van Justitie Stefaan De Clerck, weten dat er nog dat jaar minstens dertig gevangenen op het vliegtuig zouden worden gezet. Volgens hem waren de nodige stappen gedaan en was de procedure rond, dus zij konden vlot naar Marokko worden overgebracht. Nu, negen maanden na de eerste beslissing van uw voorganger, moeten wij echter vernemen dat nog niet één Marokkaanse gedetineerde naar Marokko is overgebracht. De procedure loopt naar verluidt vertraging op, en de verkiezingen in Marokko zouden daarvan de oorzaak zijn, wat ik vreemd vind.

 

Mijn vragen zijn de volgende, mevrouw de minister.

 

Ten eerste, hoeveel dossiers zijn er goedgekeurd? Hoeveel gedetineerden van Marokkaanse nationaliteit komen in aanmerking om naar Marokko te worden teruggestuurd om daar hun straf uit te zitten?

 

Ten tweede, wat is de oorzaak van de vertraging? In welke mate kunnen de resultaten van verkiezingen voor vertragingen zorgen? De resultaten van die verkiezingen hebben naar ik meen toch geen weerslag op de werking van Justitie?

 

Ten derde, heeft de uitslag van de verkiezingen in Marokko uiteindelijk gezorgd voor een definitieve beslissing over de principiële opname van gevangenen met de Marokkaanse nationaliteit door hun eigen land?

 

Ten vierde, wanneer worden de eerste gevangenen met de Marokkaanse nationaliteit naar Marokko gestuurd? Kunt u daarop een concrete datum kleven?

 

05.02  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, uw voorganger heeft vorig jaar in april nog met enige trots aangekondigd dat vanaf 1 mei België eindelijk gevangenen met de Marokkaanse identiteit kon terugsturen naar hun land. Na vier jaar had Marokko eindelijk het verdrag geratificeerd, met dien verstande dat het eigenlijk ging om een protocol uit 1997, maar dan moesten de gedetineerden zelf nog de toestemming geven. Daarom is er in 2007 een aanvullend protocol gekomen waardoor ook een gedwongen repatriëring mogelijk werd.

 

Er werd toen duidelijk gezegd dat dit alles fundamenteel zou veranderen. Het zou een verschil maken. Op dit ogenblik zitten er namelijk 1 100 Marokkaanse gevangenen in onze Belgische cellen. Niet iedereen van hen komt in aanmerking, maar toch wel tientallen tot honderden.

 

Een Belgische delegatie is nog niet zolang geleden, in oktober 2011, naar Marokko gegaan om de praktische zaken te regelen en voor te bereiden. Op dat ogenblik stonden er dertig gevangenen klaar om uitgeleverd te worden. Men had echt gedacht dat het nog zou lukken voor het einde van het jaar. Toen werd ook onmiddellijk bekendgemaakt dat nog 190 andere gevangenen mogelijk in aanmerking kwamen, maar voor hen moest er nog onderzoek uitgevoerd worden en informatie worden opgevraagd bij Buitenlandse Zaken om te weten of zij al dan niet nog bij andere onderzoeken waren betrokken.

 

Het blijft een feit dat Marokko het recht heeft om te weigeren, maar Marokko zou een weigering goed moeten motiveren. Uw voorganger was daarover ook heel formeel. Hij zei dat er niet geweigerd zou kunnen worden, want als Marokko zou weigeren, dan is er een heel groot probleem. Ik citeer wat uw voorganger heeft gezegd: “Marokko moet begrijpen dat dit het moment van de waarheid is.”

 

Mevrouw de minister, het moment van de waarheid laat blijkbaar toch op zich wachten. Vandaar heb ik de volgende vragen voor u. Mijn vragen liggen in de lijn van die van collega Logghe.

 

Graag had ik van u vernomen hoeveel Marokkaanse gevangenen op dit ogenblik al uitgeleverd zijn aan Marokko. Hoeveel hangende dossiers zijn er op dit ogenblik? Ik vraag dus naar de stand van zaken voor de dertig gevangenen die in oktober 2011 al klaarstonden. Wat is de stand van zaken voor die 190 andere gevangenen voor wie er een advies moest worden gevraagd? Hoeveel van die 190 komen in aanmerking voor uitlevering?

 

Indien er toch niet zo veel of geen uitleveringen zijn, dan had ik daarvoor graag een verklaring gekregen. Welk gevolg zult u daaraan geven? Zult u ingrijpen? Zult u ervoor zorgen dat er toch werk kan worden gemaakt van de uitvoering van dat verdrag?

 

Zijn er al weigeringen geweest door Marokko? Zo ja, waarom? Wat was de reactie van België daarop, wetende dat het toch het moment van de waarheid was, volgens uw voorganger?

 

Daarbij aansluitend, er is wat euforie geweest rond die verdragsratificering door Marokko. Uw voorganger wilde een gelijkaardig verdrag sluiten met Turkije. Wat is de stand van zaken omtrent dat verdrag met Turkije? Zult u daarvan werk maken? Hoeveel Turkse gevangenen zouden in aanmerking kunnen komen voor uitlevering?

 

Uw voorganger wilde nog een stapje verder gaan, mevrouw de minister. Hij wilde het zelfs mogelijk maken voor mensen in voorhechtenis. Dat is heel verregaand. Dat zou concreet gaan om aangehouden illegalen zonder verdere vervolging in België. Deelt u die mening? Zult u daarvan ook werk maken? Over hoeveel extra gevangenen die eventueel zouden worden uitgeleverd hebben we het dan?

 

België heeft gelijkaardige verdragen met onder meer Congo, Kosovo en Albanië, maar die zijn noch door die landen noch door België geratificeerd. Het is enkel een stuk papier. Wat is de stand van zaken in dezen? Hoeveel gevangenen zouden via die verdragen eventueel in aanmerking kunnen komen voor uitlevering?

 

05.03 Minister Annemie Turtelboom: De uitvoering van het akkoord met Marokko betreffende de transfer van veroordeelde gevangenen is uiteraard een van mijn beleidsprioriteiten conform het regeerakkoord en vooral conform mijn beleidsverklaring.

 

Zoals ik verder zal verduidelijken zijn de eerste stappen voor de uitvoering van dit akkoord al genomen. Er zijn momenteel dertien dossiers aan Marokko overgezonden. Een van die dossiers is afgesloten. De betrokkene werd door DVZ naar Marokko gerepatrieerd in het raam van de vreemdelingenwetgeving en niet in het raam van de wetgeving inzake de overbrenging.

 

Via de verbindingsmagistraat zijn we op de hoogte van de bijkomende inlichtingen die Marokko wenst. Mijn diensten zullen die eerstdaags bezorgen. De wenselijkheid van een bezoek aan mijn Marokkaanse collega hangt uiteraard af van een vlotte uitvoering van het akkoord. Door het feit dat er een nieuwe regering is en een nieuwe minister van Justitie heeft een aantal dossiers vertraging opgelopen.

 

Van de 190 dossiers zijn er op dit ogenblik 13 overgezonden aan Marokko. Negentien dossiers worden binnen afzienbare tijd overgezonden. De resterende dossiers zijn in behandeling. De bedoeling is natuurlijk om van die 190 dossiers systematisch dossiers over te maken en af te werken. Vervolgens gaan we over tot de repatriëring naar Marokko.

 

Turkije heeft het aanvullend protocol bij het overbrengingsverdrag van 1983 ondertekend in november 2010. Van zodra de ratificatie rond is, kan ook de overbrenging zonder akkoord plaatsvinden met Turkije. “Zonder akkoord” betekent zonder akkoord van de betrokkene en niet zonder akkoord van het land.

 

Een van de voorwaarden voor overbrenging is dat de veroordeling definitief dient te zijn. Het is onmogelijk gedetineerden over te brengen naar een land van herkomst vooraleer een veroordeling definitief is.

 

De ratificatie van de drie verdragen, namelijk met Congo, voor vrijwillige en gedwongen overbrenging, met Kosovo, voor vrijwillige en gedwongen overbrenging, en met Albanië, voor vrijwillige overbrenging, is op dit ogenblik lopende.

 

05.04  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, die verkiezingen zitten er inderdaad voor niets tussen, als ik het goed begrijp; het heeft blijkbaar alleen te maken met vertraging aan onze kant en met het feit dat men blijkbaar vanuit Marokko …

 

05.05 Minister Annemie Turtelboom: Er is geen vertraging aan onze kant; wij brengen dossiers over, maar de finale goedkeuring moet daar gebeuren en er is daar een nieuwe minister van Justitie. Het ging niet om mijzelf, maar om de nieuwe minister van Justitie in Marokko.

 

05.06  Peter Logghe (VB): Hier is er ook een nieuwe minister van Justitie.

 

05.07 Minister Annemie Turtelboom: Maak u geen zorgen, het zijn dossiers die ik goed opvolg.

 

05.08  Peter Logghe (VB): Als ik het goed begrepen heb – ik hoop dat ik het goed heb begrepen –, is er één veroordeelde met de Marokkaanse nationaliteit gerepatrieerd, zitten er 13 dossiers in de pipeline, die eigenlijk afgewerkt zijn en wachten op het akkoord van Marokko, en zijn 19 dossiers nog niet afgewerkt. Wij gaan elkaar daarover de komende maanden terug zien en ik zal u daarover opnieuw aanspreken. De samenwerking met Marokko op dat vlak moet geëvalueerd worden.

 

Ik hoop dat u met die andere landen zo vlug mogelijk tot dossiers kunt komen, zodat wij ook daar kunnen zien in hoeverre de thuislanden bereid zijn om hieraan mee te werken. Het is immers toch wel een probleem. We moeten daaraan de nodige aandacht blijven besteden, ik zal daaraan zeker aandacht blijven besteden.

 

05.09  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dacht dat die ratificatie een fundamenteel verschil zou maken. Als ik dan vaststel dat er slechts één repatriëring is geweest, en dan nog onder DVZ, dan lijkt mij dat niet echt fundamenteel en maakt het eigenlijk ook geen groot verschil.

 

Los daarvan, er zit een aantal dossiers in de pipeline. U zegt dat u het zult opvolgen. Wij zullen dat ook doen. Het is wel iets anders dan die 30 en 190 die bijna klaarstonden, maar goed, wij gaan dat verder opvolgen.

 

Wat de andere landen betreft, hebt u mij geen cijfers gegeven in verband met het aantal gedetineerden dat daarvoor in aanmerking zou komen. Ik neem aan dat dit geen gemakkelijke oefening is. Ze is wel belangrijk, want daaraan kan men zien waar de opportuniteiten liggen. We weten dat er een geweldige overbevolking is in onze cellen.

 

Het is belangrijk om te weten hoeveel mensen daarvoor in aanmerking komen. Het zijn bevolkingsgroepen die heel goed vertegenwoordigd zijn in onze cellen. Ik denk dat daar ook een deel van de oplossing kan liggen. Dat zal het u ook budgettair wat gemakkelijker maken in plaats van bijkomende cellen te moeten bouwen of huren.

 

Ten slotte, ik heb genoteerd dat het niet kan in voorhechtenis, en dat er een definitieve veroordeling nodig is. Ik merk daarin een trendbreuk met uw voorganger. Ik zal dat verder bekijken. Iedereen kan van mening verschillen en van mening veranderen, maar het blijft natuurlijk een problematiek. Er zitten vandaag illegalen in de gevangenis en de draaideurcriminaliteit is een zware belasting die daardoor niet wordt opgelost.

 

Ik zal dit verder opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Justitie over "het mandaat van de leden van het Executief van de Moslims van België" (nr. 9614)

- de heer Ben Weyts aan de minister van Justitie over "het Executief van de Moslims van België" (nr. 9669)

06 Questions jointes de

- Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Justice sur "le mandat des membres de l'Exécutif des Musulmans de Belgique" (n° 9614)

- M. Ben Weyts à la ministre de la Justice sur "l'Exécutif des Musulmans de Belgique" (n° 9669)

 

De voorzitter: Van mevrouw Lanjri hebben we niets vernomen. We hebben een berichtje ingesproken.

 

06.01  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag handelt over het eindeloze verhaal van de moslimexecutieve. Op 13 januari van dit jaar werd een buitengewone algemene vergadering georganiseerd waarop een nieuwe executieve werd samengesteld. Er zou ook een hervormingsplan goedgekeurd zijn. Naar verluidt werden naast het mandaat van de voorzitter de mandaten van acht leden van de executieve bevestigd of herbevestigd. Anderzijds werden acht van de zeventien leden van de executieve weggestemd. Het gaat meer bepaald over de leden die achter het alternatieve vernieuwingsvoorstel stonden en die waarschuwden voor buitenlandse invloeden.

 

Via reportages op de moslimtelevisie en de moslimradio-omroep probeert de executieve het beeld op te hangen van een zeer grote eensgezindheid bij de moslimgemeenschap over het vernieuwingsproject, waarbij voortaan de klemtoon zal liggen op de vertegenwoordiging vanuit de moskeeën. Daarop is er heel wat kritiek. Vorig jaar werd beslist om een afgeslankte executieve te installeren, die ermee belast werd de lopende zaken tot het einde van het jaar te beheren. Daartoe werd in beperktere middelen voorzien, zogezegd om de continuïteit van de werking te waarborgen. In totaal zou de moslimexecutieve via drie KB’s 320 000 euro ontvangen in 2011.

 

Die beslissing kwam er nadat uw voorganger, de heer De Clerck, moest vaststellen dat de moslimexecutieve er na vele jaren nog altijd niet in geslaagd was om een eensgezind hervormingsproject voor te stellen. Hij besliste daarom ook om het mandaat niet langer te verlengen en stuurde alle leden naar huis, met de expliciete vraag om de meningsverschillen te overbruggen en een hervormingsproject op tafel te leggen waarbij alle neuzen dezelfde kant op zouden wijzen.

 

Vandaag is er geen eensgezindheid. Er vond bijna een machtsgreep plaats, waarbij degenen die een alternatief vernieuwingsvoorstel voorstonden, uitgesloten werden. Toch blijkt de regering nu opnieuw extra geld toe te kennen aan de moslimexecutieve. In het Belgisch Staatsblad van 3 februari las ik een KB ter zake, waarmee een subsidie van 320 000 euro wordt toegekend voor de werking van het Executief van de Moslims van België. Dat KB vervangt een KB van 26 januari 2011 tot toekenning van een subsidie van 112 000 euro. In het besluit is er echter geen sprake van de opheffing van de andere KB’s.

 

In uw antwoord op een vraag van collega Almaci hebt u erkend dat het mandaat van het Executief voorlopig niet zal worden verlengd. Er wordt wel gefinancierd, maar niet erkend. Er is echter sprake van een nieuw soort statuut, een staat van lopende zaken bis. Dat is een volkomen nieuwigheid in dit land. Intussen bent u begonnen met consultaties met de leden van het Executief om te zien hoe men alsnog tot een oplossing kan komen.

 

Mevrouw de minister, ten eerste, meent u dat de interne procedure, die geleid heeft tot de bevestiging van het mandaat van negen leden van de moslimexecutieve en tot de uitsluiting van anderen, rechtsgeldig is?

 

Ten tweede, schaart de regering zich achter het zogenaamde vernieuwingsproject, dat daar de goedkeuring heeft gevonden?

 

Ten derde, maakt u zich in dat licht toch ook niet enige zorgen over de voorgestelde werkwijze en de mogelijke forse toename van de invloed van buitenlandse ambassades in de organisatie van de islam in dit land? Die vrees is niet onterecht wanneer men er ook het advies van de Veiligheid van de Staat bij neemt. In het jaarverslag staat immers het volgende te lezen. Ik citeer: "Buitenlandse machten en een radicale Turkse groepering zijn geïnfiltreerd in de structuren van de institutionele islam om te trachten hun visie op te leggen. Wat de toekomst betreft, is het toegelaten te stellen dat dit soort inmenging, die in belangrijke mate het functioneren van het orgaan van de islamitische godsdienst kan beïnvloeden of zelfs tegenwerken, niet in intensiteit zal afnemen. Het moet genoteerd worden dat de eindbeslissing inzake het kader van de vernieuwing een belangrijke impact kan hebben op de toekomstige evolutie van de institutionele islam in België evenals op de islam in het algemeen."

 

Dat is toch een zeer belangrijke vingerwijzing waarbij de Veiligheid van de Staat waarschuwt voor het voorliggende vernieuwingsproject.

 

Ten vierde, in een reportage van de MTRO lanceerde de heer Taouil, de voorzitter van de algemene vergadering, het idee om de algemene vergadering te ontdubbelen in een Nederlandstalige en een Franstalige raad. Welke stappen worden er ondernomen in verband met die opsplitsing van de executieve?

 

Tot slot, kunt u enigszins verduidelijken hoe het nu zit met de financiering? In het KB waarnaar ik eerder al verwees, wordt bepaald dat de moslimexecutieve in 2012 530 000 euro zou ontvangen, terwijl er maar in 450 000 euro is voorzien.

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Vorige week heb ik hierover al een aantal vragen van mevrouw Almaci beantwoord. Ik heb toen onder andere verwezen naar artikel 11 van de Grondwet, dat het non-discriminatiebeginsel vastlegt, inzonderheid inzake rechten en vrijheden van ideologische en filosofische minderheden, en artikel 19, dat de vrijheid van eredienst vastlegt, behoudens de bestraffing van misdrijven die ter gelegenheid van het uitoefenen van die vrijheden worden gepleegd.

 

Mijn taak is grondwettelijk bepaald. Ik moet de erediensten zonder enige discriminatie hun vrijheid laten, voor zover men de wet naleeft, en de bedienaars zonder meer financieren. In beginsel is het niet aan de minister van Justitie of aan de overheid om een eredienst te organiseren. Wij moeten en kunnen een eredienst op een bepaald ogenblik erkennen op basis van feitelijke criteria en op basis van de non-discriminatie tussen godsdiensten, zoals in 1987 met de islam gebeurd is. Vandaag is het de tweede grootste eredienst.

 

Ik wijs u ook op het arrest van het Grondwettelijk Hof, dat in 2004 het volgende bevestigde: “De wetgever kan in redelijkheid eisen dat erkende erediensten een minimum aan structuur vertonen, met het oog op de aanwijzing van een instantie die de gesprekspartner kan vormen voor de overheden in de geprivilegieerde betrekkingen die de erkende erediensten met de overheden onderhouden.”

 

Ik meen dat wij na wat gebeurd is, moeten werken met de beslissing van 13 januari, die rechtsgeldig blijft tot een rechtbank ze verbreekt – en dat is tot op dit ogenblik niet het geval –, rekening houdend met het feit dat mijn taak grondwettelijk is vastgelegd.

 

Ik ben inderdaad begonnen aan een brede consultatieronde om te kijken hoe de moslimexecutieve kan komen tot de wettelijke vernieuwing van de mandaten, die op een bepaald ogenblik moet gebeuren. Daarbij vertrekken wij wel altijd vanuit de grondwettelijke beslissing.

 

Als u mij vraagt of ik rekening houd met de rapporten van de Veiligheid van de Staat, antwoord ik dat ik daarmee uiteraard rekening houd. Het is een van de elementen in mijn brede consultatieronde.

 

Als u mij vraagt of ik mij achter het zogenaamde vernieuwingsproject van de overgebleven leden van de moslimexecutieve schaar, zeg ik dat wij ons in eerste instantie moeten richten tot de overgebleven leden van de executieve, daar de wettelijke beslissing van 13 januari nog door geen enkele rechtbank verbroken is.

 

U moet hun toelichting vragen om te zien wat u daarvan vindt. Nogmaals, wij moeten ook respect hebben.

 

Als overheid onderhoud ik geen formele contacten met de algemene raad, omdat het hier om een interne organisatie van de eredienst gaat. Binnen de moslimexecutieve die tot voor kort bestond, was er al een opdeling op basis van de Gewesten, precies vanwege de coördinatie met de bevoegdheden op dat niveau. Er bestaat een regelmatige coördinatie tussen Justitie en de gewestregeringen over de eredienst, omdat er daar natuurlijk ook wel wat overlappingen zijn.

 

Het KB van 19 januari 2012 waarnaar u verwijst, is inderdaad een coördinatie-KB na diverse wijzigingen vorig jaar. De totale som die in 2011 door mijn voorganger aan de executieve werd toegekend, blijft geplafonneerd op 322 500 euro.

 

De voorzitter: De heer Weyts krijgt het woord voor zijn repliek, en daarna krijgt mevrouw Lanjri ook nog de mogelijkheid.

 

06.03  Nahima Lanjri (CD&V): Er was afgesproken dat men mij of mijn medewerker zou bellen.

 

De voorzitter: Wij hebben u gebeld en een bericht op uw voicemail achtergelaten.

 

06.04  Nahima Lanjri (CD&V): Ik heb geen bericht gekregen. Met de telefoon van collega Michel heb ik verwittigd dat ik kwam. Ik heb al gewacht op andere collega’s die er niet waren, soms ook voor u. Deze vraag had ik als eerste gesteld. Geen probleem dat er een tweede vraag aan wordt gekoppeld, maar ik was in het huis en bereikbaar. Er was afgesproken dat men mij zou bellen. Ik heb laten weten dat ik kwam. Het is niet serieus dat u de vraag dan al afwikkelt.

 

De voorzitter: Mevrouw Lanjri, uw achterdocht is onterecht. Het commissiesecretariaat heeft u gebeld. Ik zat ernaast. Men heeft een voicemailbericht achtergelaten. Wellicht zal dat nu tussen uw voicemailberichten zitten. Het spijt mij verschrikkelijk. Ik heb dit ook gemeld aan de collega’s. Ik denk dat er geen klachten zijn: ik bel altijd iedereen op om de moeite te doen om hen naar de commissie te krijgen. Ik denk dat uw woede onterecht is. U hebt nog wel de mogelijkheid om te repliceren, zo u wenst. Als dat niet zo is, krijgt de heer Weyts nu het woord voor zijn repliek.

 

06.05  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, er is nog geen verbreking door de rechtbank. Ik heb gewoon uw oordeel of standpunt gevraagd over het vernieuwingsproject, wat men van een bevoegd minister toch mag verwachten. Uw voorganger, minister De Clerck, heeft zich ook altijd uitgesproken over voorliggende vernieuwingsprojecten. Hij is rechtstreeks in onderhandeling getreden met de moslimexecutieve. Wat dat betreft, zou het dus alleen zorgen voor continuïteit van het beleid.

 

Ik heb begrepen dat er geen erkenning komt van de moslimexecutieve maar wel een financiering. U verwijst naar de Grondwet en u zegt dat u niet kunt interfereren met de interne organisatie van een godsdienst. Dat is allemaal juist, maar als regeringsverantwoordelijke hebt u natuurlijk de opdracht om te zorgen voor een efficiënte besteding van de middelen, het belastinggeld. Op basis van het vernieuwingsproject dat nu voorligt, wil dat zeggen dat u toch ook oog moet hebben voor de mogelijke buitenlandse beïnvloeding.

 

U geeft geld aan een representatief orgaan. Als ik het goed voorheb, dateert de laatste verkiezing van 2006. Vragen kunnen dus worden gesteld over de representativiteit van dit orgaan zoals het momenteel is samengesteld. Is dat effectief een representatief orgaan voor de moslimgemeenschappen in België? De vraag stellen is ze misschien beantwoorden.

 

Wat de inmenging betreft, u erkent dat ook. Net zoals uw voorganger treedt u zelf in overleg met de moslimexecutieve. U erkent dus dat u daar effectief wel een rol opneemt en dat is goed. Toch kunt u enerzijds niet zeggen dat u ermee gaat onderhandelen en anderzijds beweren dat u er niets over te zeggen hebt. Het is het ene of het andere.

 

Wat de KB’s inzake de financiering betreft, meen ik dat er nog een kleine rechtzetting zal moeten gebeuren. Dat zien we dan wel komen.

 

Mevrouw de minister, ik hoop alleszins dat u meer succes zult boeken dan uw voorganger en dat u effectief tot een representatief orgaan zult komen, een vernieuwde moslimexecutieve die representatief is maar ook werkt aan haar vernieuwing met een breed gedragen eensgezind project.

 

Mevrouw de minister, ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de opsplitsing van de algemene raad in een Nederlandstalig en een Franstalig gedeelte.

 

06.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb gezegd dat er regelmatig overleg met de Gewesten is, maar ik heb ook gezegd dat er geen formele contacten met de algemene raad zijn, omdat het om een interne organisatie van de eredienst gaat.

 

Voor ons bestaat het Executief van de Moslims in België. Zolang de beslissing van 13 januari niet door een rechtbank is verbroken, bestaat ze en is ze rechtsgeldig.

 

06.07  Ben Weyts (N-VA): Mijn vraag in concreto was of dit een van de elementen is dat deel uitmaakt van het vernieuwingsproject.

 

06.08  Nahima Lanjri (CD&V): Het is moeilijk om te repliceren omdat ik het antwoord niet volledig gehoord heb. Ik stel voor dat mijn vraag in een schriftelijke vraag wordt omgezet, zodat ik op die manier het antwoord ontvang. Ik weet nu immers niet of er op mijn vragen is geantwoord; wellicht wel, maar als ik mijn vraag omzet in een schriftelijke vraag, kan ik het nakijken en hoef ik mijn vraag misschien niet opnieuw te stellen.

 

De voorzitter: Mevrouw Lanjri, deze vraag, die samengevoegd is met een andere vraag, kan niet in een schriftelijke vraag worden omgezet, omdat het antwoord al is gegeven. Ik denk dan ook dat u best een nieuwe vraag indient.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "de zaak-Van Uytsel" (nr. 9620)

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het onderzoek naar het optreden van de magistratuur in de zaak-Van Uytsel" (nr. 9800)

07 Questions jointes de

- M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "l'affaire Van Uytsel" (n° 9620)

- M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "l'enquête sur l'intervention de la magistrature dans l'affaire Van Uytsel" (n° 9800)

 

07.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, wij herinneren ons allen de zaak-Janssen en -Van Uytsel. Er werd toen een grootschalig onderzoek verricht door het Comité P naar het optreden van de politie in dat moordonderzoek. Er werd toen ook aangekondigd dat het onderdeel van de magistratuur zou worden onderzocht door de Hoge Raad voor de Justitie. De Hoge Raad voor de Justitie vroeg echter een beetje uitstel omdat hij eerst in alle rust en sereniteit het proces wilde laten plaatsvinden en er waarnemers naartoe wilde sturen, hetgeen is gebeurd. Uw voorganger deelde op 8 november mee dat het onderzoek door de Hoge Raad voor de Justitie ongeveer twee dagen later van start zou gaan. Nu is het een viertal maanden later.

 

Hoever staat het onderzoek? Wat is de verdere timing? Tegen wanneer zou het eindrapport van de Hoge Raad mogen worden verwacht?

 

07.02  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik denk dat het voor het louteringsproces van de nabestaanden van de slachtoffers belangrijk is dat wij het rapport mogen tegemoetzien. De Hoge Raad voor de Justitie behoort niet tot een van de drie traditionele machten en is een onafhankelijk orgaan. U kunt inderdaad geen dwingende bevelen of iets dergelijks gelasten. Als minister van Justitie staat u echter zeer dicht bij de Hoge Raad voor de Justitie en kunt u uit eerste hand informatie verkrijgen. Graag hadden wij wat meer informatie gekregen. U wordt als minister van Justitie nu voor de eerste keer met deze zaak geconfronteerd. Het is een zaak die voor heel wat ophef heeft gezorgd. Als de Hoge Raad voor de Justitie een orgelpunt kan plaatsen, zoveel te beter. Misschien kunt u ons wat meer informatie verstrekken?

 

07.03 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, de Hoge Raad voor de Justitie heeft gemeld dat het bijzonder onderzoek in de zaak-Van Uytsel eind maart zal worden afgerond. Tijdens het onderzoek zal niet worden gecommuniceerd over het verloop ervan. Na afloop van het bijzonder onderzoek zal er uiteraard een verslag worden opgesteld. Zoals de wet het bepaalt, zal het verslag worden overgemaakt aan mij, het Parlement en de korpsoversten van de Belgische magistratuur, op basis van artikel 259bis van het Gerechtelijk Wetboek.

 

07.04  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, als wij dat eind maart mogen verwachten, lijkt mij dat zeer goed. Wij kijken ernaar uit.

 

07.05  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, hopelijk wordt het inderdaad zo snel mogelijk geconcretiseerd. Ik meen dat veel mensen daarop zitten te wachten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07.06  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mag ik vragen dat mijn vraag nr 9805 omgezet wordt in een schriftelijke vraag? Zodoende moet ik niet in deze commissie aanwezig blijven. Indien mogelijk zou ik graag het schriftelijk voorbereid antwoord van de minister in ontvangst nemen.

 

De voorzitter: Goed. Vraag nr. 9805 van de heer Degroote wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

08 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de verjaring van een onderzoek naar drugstrafiek" (nr. 9621)

08 Question de M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "la prescription d'une enquête sur un trafic de drogues" (n° 9621)

 

08.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ook in dezen geldt mijn opmerking dat ik de scheiding der machten absoluut niet in vraag wil stellen. Ik weet ook dat er geen vergelijking mogelijk is, maar de perceptie bij het grote publiek leeft dat, terwijl burgers boetes onmiddellijk moeten betalen, grote criminele netwerken vrij gemakkelijk door de mazen van het Belgische net glippen.

 

Een jarenlang onderzoek naar trafiek van duizenden kilo’s softdrugs tussen Marokko, Groot-Brittannië en draaischijf België moest door het Kortrijks openbaar ministerie noodgedwongen zonder gevolg worden geklasseerd omdat het verjaard was.

 

Negentien beklaagden van wie de verantwoordelijkheid en de activiteiten zo goed als vaststonden, gaan vrijuit. De criminele daden blijven dus onbestraft en de marktwaarde van de smokkelwaar, volgens mij een niet onbelangrijk element, liep op tot 15 miljoen euro. Het gaat dus niet om kleine jongens, maar om een belangrijk drugsnetwerk.

 

Mijn eerste vraag mag u schriftelijk beantwoorden. Kunt u mij een overzicht bezorgen van het jaarlijks aantal verjaard verklaarde zaken in België van 2007 tot en met vandaag?

 

Ten tweede, worden er cijfergegevens bijgehouden van de geschatte waarde van die verjaarde zaken in België? Ziet men hoe dat evolueert of houdt men geen cijfergegevens bij?

 

Ten derde, ik denk dat dergelijke zaken Justitie geen goed doen. Als de verantwoordelijkheid en de identiteit van de daders vaststaan, kan het toch niet dat een zaak verjaart omdat er discussie bestaat over de gevolgde opsporingsmethodes? Hoe kunt u dat aan het publiek uitleggen? Hoe kan Justitie dat aan het publiek blijven verkopen?

 

Ten vierde, als u maatregelen zult of wilt nemen, welke maatregelen zal u dan nemen om dit soort onaanvaardbare gevallen van verjaring te vermijden? Ik zeg niet dat er geen discussie kan of mag zijn over onderzoeksmethodes, maar als men de perceptie van straffeloosheid wil tegengaan, zou men toch eens goed moeten nadenken over de zwaarte van verjaringsprocedures, zoals hier is toegepast.

 

08.02 Minister Annemie Turtelboom: Het jaarlijkse aantal verjaarde zaken wordt opgenomen in de nationale parketstatistieken van het openbaar ministerie die publiek zijn en steeds geconsulteerd kunnen worden op zijn website. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de geschatte of geraamde waarde van de verjaarde zaken in België.

 

Soms lopen onderzoeken grote achterstand op doordat de resultaten van de onderzoeksdaden lang uitblijven. Wij hebben bijvoorbeeld weinig impact op de rogatoire commissies die we naar het buitenland sturen. We zijn afhankelijk van de snelheid en de goodwill van onze collega’s aldaar, zeker indien het gaat over rogatoire zendingen naar landen waar de Angelsaksische rechtsprocedures worden gebruikt. Dit vertraagt de afwerking van onze dossiers soms in gevoelige mate. In dat verband zijn al maatregelen getroffen, zoals het inschakelen van verbindingsofficieren of via goede contacten van het federaal parket om de afwerking te bespoedigen.

 

In andere gevallen gaat de behandeling en de procedure in eigen land traag vooruit. Het College van procureurs-generaal heeft al richtlijnen uitgevaardigd inzake de beheersing van de achterstand en de bewaking van doorlooptijden op het niveau van opsporing en onderzoek. Wij moeten hen steunen in deze opzet. Ook de hoven van beroep moeten zonder onderscheid op het vlak van rechtspraak rationeler werken en denken om de snelheid van de behandeling te verhogen. Best practices uit naburige rechtsgebieden moeten dus worden overgenomen. Wij moeten tevens vermijden ingewikkelde procedurewetten te maken en de procedurewegen vol met potentiële nietigheden te plaveien.

 

Een hertekening van het gerechtelijk landschap zal op middellange termijn een betere spreiding van de middelen en meer specialisatie mogelijk maken, elementen die kunnen bijdragen tot de voorkoming van de verjaring.

 

08.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik neem er nota van dat rogatoire commissies en andere internationale zendingen soms voor vertraging zorgen. Ik wil dat gerust aannemen. Ik begrijp ook dat het Angelsaksische recht voor bijkomende vertraging kan zorgen; men heeft daar inderdaad andere rechtsregels, die soms ingewikkelder zijn dan bij ons.

 

Wij moeten er ons echter toch van bewust zijn – ik meen dat u dat bent en ik hoop dat ook Justitie dat is – dat hoe internationaler de criminaliteit wordt, hoe sneller wij zullen moeten proberen te reageren om een en ander voor mekaar te krijgen.

 

Ten slotte, ik neem er nota van dat er geen cijfers worden bijgehouden over de geschatte of geraamde waarde van de verjaarde zaken in België. Ik vind dat spijtig, maar het verwondert mij niet. Ik zou u toch willen aanraden om daarmee te beginnen, om daarvan cijfergegevens bij te houden.

 

Bepaalde nietigheden moeten in elk geval sterk worden gerelativeerd, om ervoor te zorgen dat wij zeer belangrijke criminele netwerken niet ongestraft laten lopen.

 

Ik zal deze materie verder opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs 9628 en 9629 van de heer Maingain zijn uitgesteld.

 

09 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Justitie over "de strijd tegen schijnhuwelijken" (nr. 9636)

- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de schijnhuwelijken" (nr. 9667)

09 Questions jointes de

- Mme Nahima Lanjri à la ministre de la Justice sur "la lutte contre les mariages de complaisance" (n° 9636)

- M. Peter Logghe à la ministre de la Justice sur "les mariages de complaisance" (n° 9667)

 

09.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, enkele weken geleden heb ik u al een vraag gesteld in verband met schijnhuwelijken. Vandaag wil ik daarop verder gaan en vraag ik naar een aantal verduidelijkingen. Ik heb over dit onderwerp namelijk ook een vraag gesteld aan staatssecretaris De Block. Uit haar antwoord bleek dat er maandelijks overleg plaatsvindt tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en het parket en zij zegt dat dit overleg vrij goed verloopt.

 

Mevrouw de minister, over dat overleg had ik graag nog een aantal verduidelijkingen gekregen.

 

Hoeveel klachten aangaande schijnhuwelijken zijn er ingediend bij het parket in de jaren 2010-2011?

 

Hoeveel dossiers werden er in die jaren onderzocht door het parket?

 

Hoeveel huwelijken werden er uiteindelijk nietig verklaard door het gerecht in 2010-2011 omdat het om schijnhuwelijken ging?

 

09.02  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, uw voorganger, minister De Clerck, liet in antwoorden op verschillende mondelinge vragen in deze commissie verstaan dat er dringend een wetswijziging moest gebeuren inzake de verblijfsvergunning, maar ook aangaande de nationaliteitsverwerving, wat twee fundamentele punten zijn.

 

Enkele weken geleden liet het College van procureurs-generaal van zich horen. Het College vindt dat schijnhuwelijken best alleen nog worden vervolgd als er geweld, dwang, herhaling of netwerken mee gemoeid zijn of als er wordt betaald.

 

Mevrouw de minister, is dat wel een goed signaal?

 

Ik sluit mij ook aan bij de vragen van collega Lanjri. Hoeveel registraties van schijnhuwelijken zijn er? Hoeveel verblijfsvergunningen worden op basis van de registratie van schijnhuwelijken vernietigd? Hoeveel nationaliteitsverwervingen werden er ongedaan gemaakt? Het is toch belangrijk dat wij daarover informatie krijgen.

 

Komt er nog een wetsontwerp inzake schijnhuwelijken, vooral met het oog op de nationaliteitsverwerving, bijvoorbeeld?

 

Daaraan gekoppeld is er de schijnsamenwoonst. U herinnert zich dat de rechtbanken reeds langer vragende partij zijn om hierop controle te laten gebeuren. Bepaalde juristen, en niet van de minsten, pleiten ervoor om die samenwoonst gewoon te schrappen. Wat is uw mening? Zult u voorstellen voorleggen aan het Parlement?

 

Ter afsluiting verwijs ik naar uw voorganger, minister De Clerck, die zei dat het aantal schijnhuwelijken nog steeds toeneemt — ik heb het over 2011 — maar dat de controle erop afneemt. Is dit een juiste inschatting van de werkelijkheid? Welke maatregelen zult u nemen om de controle te verscherpen?

 

09.03 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, er kunnen op dit ogenblik door het College van procureurs-generaal vooralsnog geen gevalideerde statistische cijfers worden verstrekt. Ik kan u echter op basis van een snelle rondvraag in het kader van deze mondelinge vraag volgende informatie meedelen.

 

Volgende cijfers met betrekking tot het aantal processen-verbaal voor poging tot en het afsluiten van schijnhuwelijken werden door de federale politie gepubliceerd: 1 703 in 2008, 2 359 in 2009 en 2 376 in 2010. Bij deze cijfers moet worden opgemerkt dat een verhoging van het aantal processen-verbaal zowel te wijten kan zijn aan een stijging van het aantal schijnhuwelijken als aan de verhoogde aandacht voor deze problematiek door de bevoegde autoriteiten.

 

DVZ deelt bovendien mee dat het bureau Opsporingen in 2010 informatie met verschillende parketten heeft uitgewisseld in het kader van 726 onderzoeken die tot de nietigverklaring van het huwelijk kunnen leiden. Het bureau Gezinshereniging-Visa heeft voor 1 132 dossiers inzake voltrokken huwelijken informatie met de parketten uitgewisseld. In 2011 heeft het bureau Opsporingen informatie uitgewisseld met verschillende parketten in het kader van 831 dossiers die kunnen leiden tot de nietigverklaring van het huwelijk. Het bureau Gezinshereniging-Visa heeft voor 743 dossiers informatie met de parketten uitgewisseld.

 

DVZ beschikt niet over een exact cijfer inzake de nietigverklaring van huwelijken, enerzijds omdat het cijfer afhangt van de beslissingen genomen door de rechtbanken van eerste aanleg en de hoven van beroep en, anderzijds, omdat er nu geen systematische uitwisseling van informatie is tussen alle parketten en DVZ inzake de definitieve nietigverklaring van huwelijken.

 

Evenwel deelt een aantal parketten de beslissingen mee van nietigverklaringen van huwelijken die in kracht van gewijsde zijn gegaan. Deze beslissingen zijn dus bij DVZ genoteerd. Zodoende heeft DVZ ingevolge een belangrijke uitwisseling van informatie met de parketten in het kader van onderzoeken gericht op een eventuele nietigverklaring van een huwelijk, 202 nietigverklaringen van huwelijken door het parket geteld. Dit cijfer is waarschijnlijk niet volledig en omvat alleen de nietigverklaringen van huwelijken waarover het parket heeft gecommuniceerd ten gevolge van voorafgaande informatie-uitwisseling.

 

Ten gevolge van problemen betreffende de codering kunnen op dit moment de gegevens van het College van procureurs-generaal, die betrekking hebben op een aantal lopende dossiers, niet worden aangeleverd.

 

Nochtans wens ik dat er op termijn een oplossing kan worden gevonden. Daarom zal de richtlijn van 2009 inzake schijnhuwelijken het onderwerp van een evaluatie zijn. De werkgroep die deze richtlijn heeft ontwikkeld, zal binnenkort de evaluatiemethodologie valideren. Deze bevat zowel een kwalitatief als een kwantitatief deel. Het is ook de bedoeling dat alle actoren, betrokken bij de controle en het sanctioneren van schijnhuwelijken, bij de evaluatie zullen worden bevraagd.

 

Ik hoop op die manier meer informatie te verkrijgen betreffende de praktijk van de actoren op het terrein en inzake eigen vaststellingen. Tegelijkertijd zullen het College van procureurs-generaal en zijn analisten hun werkzaamheden voortzetten om de problemen met betrekking tot de gegevensbank op te lossen.

 

09.04  Nahima Lanjri (CD&V): Het stelt me teleur dat er ook vandaag weer een groot gebrek aan gegevens en cijfers is. Gisteren heb ik aan mevrouw De Block een vraag gesteld over de cijfers van DVZ. Ook bij DVZ zijn er problemen. Men doet daar pas sinds vorig jaar aan gegevensverzameling. Hoewel de wet op de schijnhuwelijken er al sinds 2006 en 2007 is, stel ik vast dat het bij de parketten nog altijd mank loopt en dat er geen gegevens verzameld worden.

 

Ik zou op zijn minst verwachten dat de parketten elke nietigverklaring doorgeven aan DVZ, zodat DVZ daarmee verder aan de slag kan gaan en elk vernietigd huwelijk kan bekijken. Normaal gezien volgt daarop de intrekking van de verblijfsvergunning. Als die gegevens er niet zijn, dan houd ik mijn hart vast. Die gegevens worden waarschijnlijk dus ook niet systematisch aan DVZ doorgegeven. De wet die wij goedgekeurd hebben, blijft voor een groot stuk een lege doos, als die in de praktijk door de parketten niet ernstig wordt genomen en als er geen informatiedoorstroming naar DVZ is.

 

Mevrouw de minister, ik hoop dat u werk wilt maken van een goede gegevensopvolging. Ik zal er bij u op blijven aandringen. De gegevens moeten ook aan DVZ worden doorgegeven. Ik heb het dan nog niet over de lopende dossiers, maar kunt u mij al een overzicht geven van de dossiers van 2010 en 2011? Ik kan begrijpen dat u nog geen uitsluitsel kunt geven over de nu nog lopende dossiers, maar er zijn helemaal geen gegevens. Het loopt mank sinds 2006. De gegevensverzameling verloopt slecht. U zegt dat er 202 nietigverklaringen zijn, maar u hebt er niet bij gezegd over welk jaar het gaat. Gaat het over een bepaald jaar of over het geheel? Die verduidelijking wil ik nog krijgen.

 

Ik dring erop aan dat die gegevens worden geconsolideerd. Misschien kunt u opzoeken met welk jaar die 202 nietigverklaringen overeenkomen?

 

Wij moeten de parketten wijzen op hun verantwoordelijkheid ter zake. Het is niet genoeg dat de heer Liégeois in zijn septemberverklaring grote woorden gebruikt over alles wat fout loopt. Ook Justitie en de parketten moeten hier hun verantwoordelijkheid nemen.

 

09.05  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, het licht moet stilaan op rood gaan staan wat de schijnhuwelijken betreft. Qua cijfergegevens tast men nog altijd in het duister. Er is geen enkele systematische uitwisseling van gegevens tussen parketten en DVZ. Van een aantal parketten krijgt men wel cijfers van nietigverklaringen van huwelijken. Dat zijn er blijkbaar 202. Nu moet men dringend rond de tafel gaan zitten om eindelijk werk te maken van een systematische verzameling van cijfergegevens. Hoe kan men een beleid uittekenen als men niet eerst en vooral meet waar een en ander fout loopt?

 

U zegt dat u de richtlijn van 2009 betreffende de schijnhuwelijken wil evalueren. Wanneer zult u de resultaten hiervan voorleggen aan het Parlement, meer bepaald in deze commissie? Kunt u ons een datum geven of stellen wij u voor of na het zomerreces daarover opnieuw een vraag?

 

09.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb nog geen idee over de timing. Ik moet eerst zien hoe snel alle actoren vorderen. Mijn intentie is om dat zo snel mogelijk te doen, maar ik durf mij niet engageren tot een heel concrete timing.

 

09.07  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, kunnen wij een kopie krijgen van uw cijfergegevens van daarnet?

 

09.08 Minister Annemie Turtelboom: Ik zal u een kopie van mijn antwoord geven.

 

09.09  Nahima Lanjri (CD&V): (…)

 

De voorzitter: Het antwoord moet eerst worden gekopieerd, mevrouw Lanjri, en dan krijgt u een exemplaar.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "de mogelijke wijziging van de naamwetgeving" (nr. 9641)

10 Question de M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "l'éventuelle modification de la législation en matière de patronymes" (n° 9641)

 

10.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, de minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Milquet, heeft al aangegeven dat zij in de naamwetgeving een en ander wil veranderen, en u hebt zich daarbij aangesloten. U hebt gezegd dat u moeders en vaders dezelfde kansen wil geven om hun naam door te geven. De minister van Binnenlandse Zaken heeft al bekeken wat er allemaal mogelijk is, en u hebt gezegd dat u de visie van uw collega deelt.

 

Daarom wil ik u vragen in hoeverre hierover al overleg is gepleegd en of men al onderzocht heeft in welke mate een wijziging zich opdringt. Hebt u een idee welke zaken in aanmerking zouden komen? Welke systemen worden onderzocht? Tegen wanneer kunnen wij hierover enige duidelijkheid krijgen?

 

10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Doomst, volgens de huidige wetgeving krijgen kinderen van wie de afstamming van moederszijde en van vaderszijde gelijktijdig wordt vastgesteld, de naam van de vader toegekend. De naam van de moeder wordt slechts in bijzondere omstandigheden overgedragen.

 

Ik ben van mening dat ook moeders de kans moeten krijgen hun naam door te geven. Het merendeel van de Europese landen biedt de moeders die kans al. België is naast Italië zowat het enige land waar enkel de naam van de vader kan worden doorgegeven. In Italië zijn er ondertussen arresten van het Hof van Cassatie waarin dit systeem als discriminerend wordt beschouwd en waarin de Italiaanse wetgever ertoe wordt aangezet de wet te wijzigen.

 

Daarenboven zijn er verschillende internationale instrumenten, zowel op Europees als op internationaal vlak, waarmee rekening moet worden gehouden, ook al zijn zij niet altijd dwingend. De Raad van Europa beveelt bijvoorbeeld al sinds 1978 in verschillende instrumenten aan om op het vlak van de naamgeving een betere gelijkheid tussen man en vrouw te garanderen inzake de mogelijkheid voor de moeder om haar naam aan het kind over te dragen.

 

De laatste aanbeveling dateert van 24 mei 2007.

 

Daarnaast bepaalt Protocol 7 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens dat echtgenoten gelijke rechten en verantwoordelijkheden van civielrechtelijke aard hebben, zowel onderling als in hun betrekkingen met hun kinderen, waaruit kan worden afgeleid dat dit artikel de gelijkheid tussen man en vrouw betreffende de overdracht van de naam oplegt.

 

In het Parlement zijn de voorbije twintig jaar ook al veel verschillende voorstellen ingediend. In 2011 werden in de Senaat hoorzittingen georganiseerd. Het merendeel van de personen die werden gehoord, was voor een hervorming. Van de acht experts pleitten er zes heel duidelijk voor een verandering van het bestaande systeem.

 

Ik ben ervan overtuigd dat er voor dit dossier een groter draagvlak is dan sommigen denken. Het is wel de vraag op welke manier men de moeders de kans kan geven de naam door te geven, zoals een dubbele naam of een keuze voor een van de namen van de ouders, en hoe de opvolging moet verlopen.

 

De beleidscel is daarmee op dit ogenblik heel intens bezig. Ik hoop dat wij een voldoende breed draagvlak voor deze wetten kunnen vinden, zodat een van de fundamentele rechten, het doorgeven van de naam van de moeder, ook in ons land mogelijk kan worden gemaakt.

 

10.03  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U stelt de zaak duidelijk in perspectief, en dat is heel belangrijk. De frustratie dat mijn kinderen de mooie naam van mijn vrouw niet hebben kunnen overnemen moet immers niet overgaan op de nakomelingen. Mag ik daaruit besluiten dat wij vóór de zomervakantie enig initiatief hiervoor kunnen verwachten?

 

10.04 Minister Annemie Turtelboom: Wij zijn ermee bezig in het politiek overleg. De snelheid waarmee dat evolueert, zal de snelheid zijn waarop ik hiermee naar het Parlement terugkom.

 

10.05  Michel Doomst (CD&V): Ik begrijp evenwel dat het perspectief concreter is dan men zou kunnen veronderstellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "het uitstel van de goedkeuring van het veiligheidsplan" (nr. 9642)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "het uitblijven van de goedkeuring van een nationaal veiligheidsplan" (nr. 9818)

11 Questions jointes de

- M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "le report de l'adoption du plan de sécurité" (n° 9642)

- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de la Justice sur "l'absence d'approbation d'un plan national de sécurité" (n° 9818)

 

11.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, dit is een vraag uit nieuwsgierigheid.

 

Ik dacht dat het veiligheidsplan 2012-2015 belangrijk was. Deze namiddag wordt ook iemand aangesteld die daarvan werk zal maken.

 

Het veiligheidsplan was beloofd tegen midden februari. Ondertussen is de maand ten einde en komt de maand maart eraan.

 

De volgende vraag heb ik ook aan de minister van Binnenlandse Zaken gesteld.

 

Mevrouw de minister, om welke redenen wordt het veiligheidsplan uitgesteld? Betekent het uitstel dat er over belangrijke domeinen van het veiligheidsplan nog voort onderhandeld moet worden?

 

Wanneer kunnen wij het definitief veiligheidsplan voor de volgende vier jaar verwachten?

 

11.02  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, wij hebben in de media kunnen vernemen dat het nationaal veiligheidsplan nog niet goedgekeurd werd door de Ministerraad.

 

Daarvoor worden allerlei redenen gegeven, bijvoorbeeld onenigheid over de budgettaire impact. Een geplande persconferentie om het veiligheidsplan voor te stellen, werd zelfs afgelast. Dat was een beetje vervelend.

 

Wellicht heeft het ook te maken met het vroegtijdig uitlekken van het plan in bepaalde media, waardoor enkele regeringspartijen er misschien wat ongelukkig bij liepen, omdat zij het eerst gelezen hebben in de media vooraleer het op de Ministerraad kwam. Dat kan ook een reden zijn.

 

Mevrouw de minister, ik wil de redenen echter van u horen.

 

Wat is precies de reden voor het uitstel van het nationaal veiligheidsplan?

 

Klopt het dat er onduidelijkheid is over de budgettaire impact van dat plan? Welke zijn dan de problemen dienaangaande?

 

Moeten er nog wijzigingen aangebracht worden aan het nationaal veiligheidsplan? Waarom gebeurden die niet eerder? Ik veronderstel namelijk dat de bespreking ervan eerst via interkabinettenwerkgroepen verloopt en dat ze pas daarna, als dat doorlopen is, naar de regering gaat.

 

Wanneer ik de lijst zie die in de krant stond, stel ik vast dat milieumisdrijven geen prioriteit meer zijn. Kunt u dat bevestigen? Indien dat correct is, waarom werd beslist om de milieumisdrijven te schrappen uit de prioriteitenlijst?

 

Klopt het dat er nog concrete acties moeten worden opgesteld? Hoe komt het dat dat niet eerder is gebeurd?

 

Welke timing stelt u voorop voor de goedkeuring van het nationaal veiligheidsplan?

 

Voorzitter: Sophie De Wit.

Présidente: Sophie De Wit.

 

11.03 Minister Annemie Turtelboom: Het veiligheidsplan is niet aan bod gekomen in het kernkabinet wegens een tijdsprobleem. Alle andere redenen die u insinueert of meent te moeten denken, laat ik geheel voor rekening van uw creativiteit. Als men veel tijd nodig heeft voor discussies over de pensioenproblematiek, is het natuurlijk logisch dat men die tijd niet kan gebruiken om over het veiligheidsplan te praten. Aangezien er niet met de collega’s over gesproken is, is het evident dat de persconferentie ook niet kon plaatsvinden.

 

Het veiligheidsplan is morgen geagendeerd op de Ministerraad. Het werd gisteren besproken door de kern. De budgettaire effecten moeten inderdaad nog in kaart worden gebracht. Dat zal gebeuren tijdens de komende begrotingscontrole. Belangrijk is echter dat de uitvoering van het nationale veiligheidsplan gebeurt binnen de grenzen van het budgettair kader. Er zal ook snel worden gewerkt aan de kadernota Veiligheid en de nieuwe commissaris-generaal, die deze namiddag wordt benoemd, zal ook de mogelijkheid worden geboden om er desgewenst nog accenten aan toe te voegen in de komende maanden.

 

Normaal gezien stelt men eerst een kadernota op en dan een nationaal veiligheidsplan. Door de lopende zaken is dat nu echter omgekeerd. In lopende zaken kan een regering natuurlijk geen kadernota opstellen, omdat die de prioriteiten vastlegt voor de regering op het gebied van veiligheid.

 

Omdat de zonale veiligheidsplannen daaraan gekoppeld zijn, is het ook van belang om door te gaan met het nationale veiligheidsplan. Morgen komt het nationale veiligheidsplan op de agenda van de Ministerraad. Daardoor kunnen alle zones hun werk voortzetten.

 

Aan de kadernota zal zo snel mogelijk worden doorgewerkt en de prioriteiten ervan zullen in het nationale veiligheidsplan kunnen worden opgenomen, evenals de opmerkingen van de nieuwe commissaris-generaal, die vandaag of morgen officieel in functie treedt.

 

11.04  Michel Doomst (CD&V): Wij zijn respect verschuldigd en daarom wil ik eerst Groen aan het woord laten.

 

11.05  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik geloof u wanneer u zegt dat het punt op de kern werd behandeld.

 

Ik had ook een vraag gesteld in verband met de milieumisdrijven. Blijkbaar vormen die geen prioriteit meer. Kunt u die informatie bevestigen? U hebt hierop niet geantwoord. Ik neem dan ook aan dat de informatie correct is, tenzij de nieuwe commissaris-generaal milieumisdrijven alsnog toevoegt aan de prioriteiten.

 

11.06 Minister Annemie Turtelboom: Die zijn expliciet opgenomen in het nationale veiligheidsplan.

 

11.07  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Dank u.

 

11.08  Michel Doomst (CD&V): Lokaal is men toch vooral bezig met de zonale veiligheidsplannen. Dat is de reden waarom wij graag die informatie hebben. Na de pers en de politie zou toch ook het Parlement zo snel mogelijk bij het geheel moeten worden betrokken. Graag toch aandacht voor die derde P.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De minister heeft gisteren meegedeeld dat zij vandaag om 13 u 00 weg moet.

 

11.09 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, als het snel kan, kan ik nog een vraag beantwoorden.

 

12 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het nieuwe privacybeleid van Google" (nr. 9725)

12 Question de Mme Sonja Becq à la ministre de la Justice sur "la nouvelle politique de confidentialité de Google" (n° 9725)

 

12.01  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, mijn vraag betreft het nieuwe privacybeleid van Google, dat morgen ingang vindt. Dat is geen evidente problematiek.

 

U weet het of u weet het niet, maar ik heb het ook op Google zien verschijnen: er zal een nieuw privacybeleid worden gevoerd voor gebruikers van Google, Gmail enzovoort. Men wil alles groeperen en er een gemakkelijke zoekfunctie op zetten. Men kan zich echter niet uitschrijven, men moet dit maar aanvaarden, in een opt-out is niet voorzien. Veel mensen weten niet wat hun overkomt of wat dit nieuwe privacybeleid zal inhouden. Niemand leest graag lange teksten met heel veel kleine lettertjes. Ik lees nu toevallig op de site waarop ik ging googlen dat men ook in Frankrijk vragen heeft over dit internationaal beleid. De Franse privacycommissie vraagt zich af of dit in overeenstemming is met de Europese regelgeving.

 

Hebt u nagegaan of dit privacybeleid in overeenstemming is met de Belgische wetgeving? Kan dit zomaar, op deze manier? Kunt u dat navragen? Welke sancties zijn er mogelijk indien Google ons privacybeleid schendt?

 

12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijn diensten zijn op de hoogte van de problematiek, maar wachten op de resultaten van het onderzoek ingesteld door de Europese autoriteiten vooraleer zich uit te spreken. De Belgische wet op de persoonlijke levenssfeer is de omzetting van een Europese richtlijn en de problematiek rijst dus identiek in alle lidstaten van de Europese Unie.

 

Groep artikel 29, die de onafhankelijke autoriteiten op het gebied van gegevensbescherming van de lidstaten van de Europese Unie groepeert, heeft in een persbericht van 6 februari 2011 verklaard aan Google te hebben gevraagd om de opstart van het nieuwe privacybeleid op te schorten en hij heeft de Franse autoriteit voor gegevensbescherming CNIL gelast een onderzoek te voeren naar de gevolgen van dit nieuwe privacybeleid voor de Europese burgers.

 

Het officiële advies van Groep 29 wordt verwacht voor mei.

 

12.03  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ondertussen kan er van hieruit niets gebeuren, opschortend of iets dergelijks, in functie van het privacyonderzoek? Misschien moeten wij nakijken of wij daarop niet op een of andere manier moeten ingaan vanuit de Belgische wetgeving.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De resterende vragen worden uitgesteld naar de volgende vergadering.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.02 uur.

La réunion publique de commission est levée à 13.02 heures.