Commission des Affaires sociales |
Commissie
voor de Sociale Zaken |
du Mardi 14 février 2012 Matin ______ |
van Dinsdag 14 februari 2012 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.22 uur en voorgezeten door mevrouw Nadia Sminate.
La séance est ouverte à 10.22 heures et présidée par Mme Nadia Sminate.
De voorzitter: Vraag nr. 8654 van mevrouw Demir wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 9000 van de heer Clarinval wordt uitgesteld.
01 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het reservefonds van de ziekenfondsen" (nr. 9009)
01 Question de M. Luk Van Biesen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le fonds de réserve des mutualités" (n° 9009)
01.01 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, u hebt collega Ide in de Senaat op een vraag geantwoord dat bij de reservefondsen van de landsbonden van de ziekenfondsen eind 2009 501,6 miljoen euro of bijna een half miljard euro geparkeerd was. Men kan daar bijzonder weinig mee doen: het mag maar op een beperkte manier worden belegd. Destijds bracht het bedrag 22,7 miljoen euro op. Dat was een technisch antwoord.
Vandaag vraag ik een politiek antwoord. Wat kan een ziekenfonds daarmee doen? Blijft het kapitaal van de reservefondsen nog stijgen?
Kunnen wij niet op een of andere manier dat nutteloos geparkeerde geld voor een groot deel aanwenden om de werking van de ziekenfondsen te verbeteren of om bepaalde administratiekosten eigen aan de gezondheidsverstrekking, in mindering te brengen? Kan, met andere woorden, de bijdrage van de overheid of de inwoners aan de ziekenfondsen niet recht evenredig worden verminderd met het daar nutteloos geparkeerde bedrag?
01.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mijnheer Van Biesen, minister Onkelinx, aan wie uw vraag was gericht, heeft het volgende antwoord klaar.
De cijfers voor het boekjaar 2011 zijn nog niet beschikbaar. De recentste afsluiting door het RIZIV betreft het boekjaar 2009.
Bij het afsluiten van het boekjaar 2009 beschikte het speciale reservefonds voor alle zeven verzekeringsinstellingen samen over een bedrag van 501 613 271,78 euro, waarvan 429 716 134,65 euro afkomstig is van boni en 71 897 137,30 euro van bijdragen en eigen middelen.
Ik zal u een schriftelijk overzicht van de toestand van de verzekeringsinstellingen bezorgen.
Het beheer van het speciaal reservefonds gebeurt volgens de huidige wetgeving. Een aanpassing van de daarin vastgelegde principes veronderstelt een wijziging van artikel 196bis van de wet betreffende de verplichte verzekeringen voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
25 % van de door de verzekeringstellingen verworven boni van de gezondheidszorgverzekering behoort hun niet echt toe. In werkelijkheid worden de boni opzijgezet om latere tekorten te dekken.
Bij tekorten in de ziekteverzekering valt immers 25 % daarvan ten laste van de verzekeringsinstellingen, met een beperking van 2 % van de begrotingsdoelstelling.
Een vermindering van de administratiekosten van de ziekenfondsen heeft geen gevolgen voor de speciale reservefondsen. De middelen van de bonuscomponent van het speciale reservefonds dienen volledig om de uitkeringen te betalen.
Indien de verzekeringsinstellingen op een bepaald ogenblik over te veel liquiditeiten beschikken, zetten zij dat overschot bij het RIZIV opzij om te vermijden dat zij een boete krijgen wegens een teveel aan liquide middelen. Door die stortingen moet het RIZIV minder middelen van het globaal beheer van de sociale zekerheid vragen.
01.03 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik zal het antwoord grondig nalezen en de evolutie opvolgen wat 2010 en 2011 betreft.
Ik denk dat het toch mogelijk is om een aantal miljoenen euro te recupereren en op een verstandiger manier te gebruiken dan ze gewoon te parkeren. Ik zal dus nagaan wat wij aan die wet kunnen doen.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het respecteren van de reglementaire termijnen voor aflevering van de rekeningen bij het Rekenhof, door de OISZ" (nr. 9038)
02 Question de Mme Nadia Sminate à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le respect par l'IPSS des délais réglementaires de transmission de ses comptes à la Cour des comptes" (n° 9038)
02.01 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, deze vraag gaat over de boekhouding die de openbare instellingen van sociale zekerheid ieder jaar bij het Rekenhof moeten indienen. Nu stelt het Rekenhof dat die openbare instellingen hun boekhouding dikwijls te laat afleveren. In 2009 en 2010 ging het om vertragingen van 394 en 238 dagen. Ik had graag van u vernomen of en welke acties er ondernomen worden om rekening te houden met de aanbevelingen van het Rekenhof om die boekhouding sneller af te leveren. Hebt u een overzicht van de data waarop die verschillende instellingen hun boekhouding aan het Rekenhof hebben bezorgd?
02.02 Staatssecretaris Philippe Courard: In antwoord op uw vraag aan mijn collega, kan ik u volgende elementen meedelen. Ik breng u eerst de werkwijze van de afsluiting van de rekeningen van de openbare instellingen van sociale zekerheid in herinnering.
Openbare instellingen van sociale zekerheid kunnen voor een bepaald boekjaar nog boekingen doen tot 31 maart van het volgende boekjaar. Na goedkeuring door het beheerscomité van de instelling, moeten de jaarrekeningen worden gecertificeerd door een college van revisoren. Daarna worden de rekeningen ter goedkeuring voorgelegd aan de voogdijministers. Ten slotte, zal de minister van Begroting ze doorgeven aan het Rekenhof.
Voor de openbare instellingen van sociale zekerheid die afhangen van de FOD Sociale Zekerheid maar die niet onder de bevoegdheid van mevrouw Onkelinx vallen, overhandig ik u een schriftelijke weergave van de rekeningen voor het jaar 2010.
Men kan enkel vaststellen – zoals het Rekenhof doet – dat de wettelijke termijnen moeilijk gerespecteerd kunnen worden door het merendeel van de instellingen. Om gevolg te geven aan de aanbevelingen van het Rekenhof voert de FOD Sociale Zekerheid een nieuw boekhoudplan in voor de commissie voor de Normalisatie van de boekhouding van de openbare instellingen van sociale zekerheid. Het Rekenhof zal de werkzaamheden bijwonen als waarnemer. Men denkt nog na hoe het afsluitproces van de jaarrekeningen verbeterd kan worden, wat voor het einde van het jaar moet leiden tot procedurele wijzigingen en wijzigingen aan het reglement.
Een aanbesteding zal dit jaar gelanceerd worden voor de hernieuwing van de revisoren wier mandaat binnenkort afloopt, om elke onderbreking in de certificering van de rekening te vermijden. Het lastenboek daarvoor is in voorbereiding.
Mevrouw Sminate, ik overhandig u op papier de elementen van het antwoord.
02.03 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het is goed dat er rekening wordt gehouden met de aanbevelingen van het Rekenhof. Ik heb al eens vlug gekeken naar het lijstje dat u mij gegeven hebt. Die overschrijdingen van de aflevertermijn zijn toch wel heel groot, zelfs tot november en december 2011. Daarom denk ik dat het goed is dat er actie ondernomen wordt.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de taxatie op Duitse oorlogsvergoedingen" (nr. 9107)
03 Question de M. Dirk Van der Maelen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la taxation des indemnités de guerre allemandes" (n° 9107)
03.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik moet mijn vraag een beetje aanpassen, want sinds ik mijn vraag ingediend heb, zijn er ontwikkelingen in het dossier. Ik zal proberen de ingewikkelde situatie als volgt samen te vatten.
Na de Tweede Wereldoorlog heeft Duitsland beslist om al wie op zijn grondgebied aanwezig geweest is in de periode van de Tweede Wereldoorlog, een vergoeding te betalen. Dat wil zeggen dat Duitsland decennialang personen betaald heeft die slachtoffer zijn. Het gaat bijvoorbeeld over personen die uit België weggevoerd werden, alsook over Belgen die bij de Wehrmacht of de SS gediend hebben. Dat is tientallen jaren lang zo gebleven, zonder enig probleem.
Toen de Muur viel, kwam er in het Oostblok echter een pak gerechtigden bij. De maatregel werd te duur voor Duitsland. Daarom heeft men er beslist om op die vergoeding belastingen te heffen. Alle betrokkenen in heel Europa kregen brieven van de Duitse belastingdiensten om belastingen daarop te betalen. Daartegen is er protest gekomen. Op 22 november van vorig jaar besloot de Bundestag dat er geen belastingen meer moeten worden betaald door de slachtoffers van het naziregime.
Ik kom nu tot de situatie in België. De Duitsers weten aan wie zij een vergoeding betalen. Wij weten dat niet. Wij weten niet wie een vergoeding krijgt. De diensten van Volksgezondheid weten wie oorlogsslachtoffer is, maar Duitsland weet dat niet. Er kan dus geen toepassing worden gemaakt van de beslissing van de Bundestag van 22 november 2011. Men weet namelijk niet wie oorlogsslachtoffer is en een vergoeding krijgt, en wie dat niet is en een vergoeding krijgt.
Ik heb daarover de minister van Buitenlandse Zaken al ondervraagd en hem gezegd dat het simpelste is dat België en Duitsland hun informatie uitwisselen, zodat men kan zien wie een vergoeding krijgt en oorlogsslachtoffer dan wel collaborateur was. Dan is het probleem opgelost.
De minister van Buitenlandse Zaken heeft mij geantwoord dat hij zijn Duitse collega van Buitenlandse Zaken, minister Westerwelle, en de Duitse minister van Financiën Schaüble heeft ontmoet. Zij hebben hem gezegd dat de Belgen geen rekening hoeven te houden met de brieven. Wat later zei de minister echter ook dat Duitsland een federaal land is, dat de belastingdiensten onder de bevoegdheid van de Länder vallen en hij niet kan garanderen dat er geen brieven meer zullen komen.
Ik heb daarop gerepliceerd dat wij met het probleem zullen worden geconfronteerd en dat het beter is om mijn voorstel te volgen, namelijk dat België en Duitsland informatie uitwisselen en zo uitklaren wie volgens de Duitse regelgeving recht heeft op een belastingvrijstelling op zijn vergoeding.
Ik denk dat dat de beste manier is. Zult u het nodige initiatief nemen om met uw collega’s in de regering ervoor te zorgen dat de informatie over de oorlogsslachtoffers bij Duitsland geraakt.
Dan blijft nog het probleem van de Belgen die bij de Wehrmacht hebben gediend of die hebben gecollaboreerd. Ik heb een vraag voor uw collega bevoegd voor Wetenschapsbeleid, die ik u ter informatie meegeef.
Het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij, Soma, heeft alle informatie over de Belgen die wegens een collaboratieverleden in België veroordeeld zijn geweest. Mijn vraag aan de minister van Wetenschapsbeleid is of hij de minister van Justitie de informatie kan geven over wie veroordeeld is geweest, zodat die informatie ook naar Duitsland kan worden gestuurd.
Duitsland zou dan van België alle informatie hebben gekregen over de Belgen die slachtoffer zijn en over degenen die collaboratie hebben gepleegd. Het is dan aan de Duitsers om uit te maken wat zij daarmee doen.
Wij hebben dan onze plicht gedaan ten opzichte van de slachtoffers, die nu administratief worden gestalkt door de Duitse belastingen en hebben ook volledige transparantie gegeven aan de Duitsers, zodat zij hun verantwoordelijkheid kunnen nemen.
Kortom, kunt u ervoor zorgen, samen met uw collega’s, dat de informatie bij de Dienst Oorlogsslachtoffers in Duitsland geraakt?
03.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de volksvertegenwoordiger, ik heb geen antwoord op alle vragen, maar ik geef die door aan mevrouw Onkelinx en andere collega’s voor een volgende keer.
Mijnheer Van der Maelen, Duitsland heeft inderdaad onlangs zijn belastingwetgeving op de pensioenen veranderd, met als gevolg dat de pensioenen, zelfs dewelke in het buitenland worden uitbetaald, voortaan belastbaar zijn met terugwerkende kracht tot in 2005. Die maatregel treft dus onder andere de Belgen die in Duitsland hebben gewerkt, ongeacht wanneer, en waarbij de Duitse kassen socialezekerheidsbijdragen voor die arbeid hebben ontvangen, die nu in de vorm van een rust- of overlevingspensioen naar de rechthebbenden terugvloeien. Die personen hebben inderdaad onlangs van de Duitse fiscus formulieren ontvangen om in te vullen. Onder die personen bevinden zich helaas weggevoerden voor dwangarbeid die, wat hen betreft, geen andere keuze hadden dan zich destijds naar de opgelegde dwangarbeid van de bezettingsmacht te plooien.
Het directoraat-generaal Oorlogsslachtoffers dat onder het toezicht van de minister van Defensie valt, onderzoekt de problematiek en zoekt actief hoe het op uw gewettigde vragen ter zake kan antwoorden.
03.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor het antwoord. Ik zet mijn ronde voort. Ik zal dezelfde vraag stellen aan de minister bevoegd voor Wetenschapsbeleid. Dan zal ik de drie antwoorden bestuderen. Indien nodig richt ik mij nog eens opnieuw tot de drie ministers of eventueel tot één minister, die, hoop ik, door de regering zal worden belast met het zoeken naar een oplossing voor het probleem.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Reinilde Van Moer aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de Medex-opvolging in verband met de re-integratie van langdurig zieke ambtenaren" (nr. 9121)
04 Question de Mme Reinilde Van Moer à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le suivi par Medex des dossiers de reclassement des fonctionnaires ayant souffert d'une maladie de longue durée" (n° 9121)
04.01 Reinilde Van Moer (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, statutaire ambtenaren die langdurig ziek zijn kunnen, als hun gezondheidstoestand het toelaat, naar een andere functie worden georiënteerd. De provinciale medische centra van Medex beslissen regelmatig om een langdurige zieke ambtenaar tijdelijk of definitief naar een andere functie te oriënteren. Uit een antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 57 blijkt dat Medex geen zicht heeft op het feit of die functie daadwerkelijk wordt aangevat en of het traject in dat geval succesvol is.
Waarom is niet in een feedbacksysteem voorzien?
Kan Medex voorstellen formuleren om een aangepaste functie uit te oefenen in een ander departement dan dat waar de zieke ambtenaar was tewerkgesteld?
Welke eventuele aanpassingen aan de werkpost kan Medex door de betrokken administraties laten uitvoeren?
Kan Medex ook maatregelen nemen die louter ingrijpen in de frequentie en de lengte in het traject woonplaats-werkplaats?
04.02 Staatssecretaris Philippe Courard: In antwoord op uw vraag aan mevrouw Onkelinx kan ik u het volgende meedelen. Statutaire ambtenaren die langdurig ziek zijn en die daardoor hun quotum aan ziektedagen opgebruikt hebben, kunnen door hun werkgever naar de Pensioencommissie van Medex worden gestuurd. De Pensioencommissie kan beslissingen nemen, gaande van een bevel het werk te hervatten tot een definitieve vroegtijdige pensionering om medische redenen. Zij kan ook beslissen dat iemand ongeschikt is voor de huidige functie, maar wel nog geschikt is voor een aangepaste functie, tijdelijk of definitief. In dat geval blijft de ambtenaar geschikt om een functie uit te oefenen die aangepast is aan zijn gezondheidstoestand.
Ik antwoord op uw vier concrete vragen.
Er is geen feedbacksysteem, omdat Medex enkel de wettelijke opdracht heeft zich uit te spreken over de arbeidsongeschiktheid. De uitvoering van de beslissing behoort tot de bevoegdheid van de openbare werkgever, eventueel na overleg met de arbeidsgeneeskundige dienst.
Medex heeft niet de bevoegdheid om een ambtenaar van werkgever te doen veranderen. Medex treedt trouwens niet alleen op voor de federale overheidsdiensten, maar ook voor de Gewesten en de Gemeenschappen, met inbegrip van het onderwijs, parastatalen en ondergeschikte besturen.
Medex mag niet tussenbeide komen in het beheer van het personeel of in de mobiliteitsregels. Het moet zich houden aan zijn kernopdracht: het uitvoeren van kwaliteitsvolle medische expertise.
Medex kan enkel algemene beperkingen voorstellen als gevolg van de gezondheidstoestand van de ambtenaar. Medex heeft trouwens geen kennis van alle geschiktheidvereisten die gelden voor de werkposten bij de openbare besturen.
Aanpassingen aan de werkpost komt de werkgever toe, eventueel na overleg met de arbeidsdeskundige dienst. Zij kunnen deel uitmaken van de algemene beperkingen die Medex voorlegt aan de werkgever, maar het is aan de werkgever om de praktische mogelijkheden na te gaan.
04.03 Reinilde Van Moer (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik neem aan dat Medex de verschillende departementen niet tot een aantal zaken kan verplichten, maar het is niettemin spijtig dat zij dat niet kan opvolgen. Uiteindelijk beschikt het immers over de medische kennis en kent alle medische beperktheden van het betrokken personeelslid. Eigenlijk zou Medex dus beter kunnen instaan voor de begeleiding.
Wij zullen nakijken wat wij bijkomend nog kunnen doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter:
De volgende vragen, zijnde vraag nr. 9125 en vraag nr. 9127, zijn van
mijn hand. Zij zijn samengevoegd. Ik veronderstel dat u slechts één antwoord
bij u hebt. (Instemming.)
- mevrouw Nadia Sminate aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de benchmarking over de marktconformiteit van de vzw Smals" (nr. 9125)
- mevrouw Nadia Sminate aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de aanleg van voorzieningen door de vzw Smals" (nr. 9127)
- Mme Nadia Sminate à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le benchmarking de l'ASBL Smals sur la conformité au marché" (n° 9125)
- Mme Nadia Sminate à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la constitution de provisions par l'ASBL Smals" (n° 9127)
05.01 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het eerste deel van mijn vraag gaat over de benchmarking over marktconformiteit van de vzw Smals. Smals biedt verschillende diensten aan, voornamelijk informaticadiensten, aan de openbare instellingen van sociale zekerheid. Om er zeker van te zijn dat zij een correcte prijs aanrekent vergelijkt de vzw Smals op regelmatige tijdstippen haar prijzen met andere spelers op de markt.
Hoe controleren de verschillende instellingen of die prijs effectief correct is?
Kan die benchmarking publiek worden gemaakt? Kan ik hiervan inzage krijgen?
Zijn er andere concrete prijsvergelijkingen voor dergelijke projecten?
Het tweede deel van mijn vraag gaat ook over Smals, maar wordt gesteld vanuit een heel andere invalshoek en betreft meer bepaald de voorzieningen die Smals aanlegt. Volgens het Rekenhof is het mogelijk dat Smals voorzieningen aanlegt met de voorschotten die betaald worden door de verschillende openbare instellingen van sociale zekerheid. Volgens het Rekenhof worden die voorzieningen geïnterpreteerd als de aanleg van een reserve.
Kunt u bevestigen dat het effectief om reserves gaat? Als dat zo is, wordt er rekening gehouden met het feit dat die reserve slechts 10 % van het volledige kapitaal mag bedragen? Volgens het Rekenhof zou dit niet zo zijn.
Als het inderdaad toch over voorzieningen gaat en niet over een reserve, is dit dan wel nodig? De leden van die vzw staan immers in voor de volledige betaling van die facturen, zodat de aanleg van een voorziening volgens mij niet nodig is.
Worden er structurele maatregelen getroffen om deze situatie in de toekomst te wijzigen, zodat het onmogelijk wordt voor de vzw Smals om budgettaire reserves of voorzieningen aan te leggen?
05.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Ik geef u het antwoord van mevrouw Onkelinx over de prijzen en de benchmarking van de vzw Smals.
Het moet benadrukt worden dat de vereniging alleen maar de terugbetaling van het geheel van haar kosten kan aanrekenen en zij dus per definitie geen winst maakt. De vzw Smals achtte het nuttig om na te gaan of zij met haar kostenstructuur haar opdrachten tegen voor haar leden gunstige prudentiële voorwaarden kan uitvoeren. Daarvoor deed Smals een beroep op een firma, gespecialiseerd in dat soort van benchmarking, die beschikt over een gegevensbank met de kosten van gelijksoortige verrichtingen van andere organisaties onder andere in België en in Nederland. De uitkomst van die benchmarking wordt aan de raad van bestuur van Smals voorgesteld en komt op die manier ook bij mijn collega terecht.
De vergelijkingen tonen over het algemeen aan dat de resultaten ten opzichte van de referentiegroep de peer group voldoening schenken. Het is bijvoorbeeld gebleken dat de kosten van het datacenter in hun geheel 49 % minder bedragen dan die van een vergelijkbare dienst in de peer group. Smals maakt bovendien productiviteitswinsten die het bijvoorbeeld mogelijk maakten om de eenheidskosten van 2012 op het peil van die van 2011 te stabiliseren en dit ondanks de aanzienlijke indexverhoging. De in het begrotingsjaar geraamde kostprijzen worden overigens sinds 2009 jaarlijks aan het College van de openbare instellingen van de sociale zekerheid en aan het beheerscomité van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid meegedeeld waardoor ze voor de belanghebbende OISZ transparant en verifieerbaar worden.
In zijn verslag verklaart het Rekenhof dat de nieuwe procedure voor de behandeling en de follow-up van de facturering van de diensten van Smals aan de OISZ, die de Commissie voor normalisatie van de boekhouding van de OISZ invoerde op basis van door het College van de OISZ voorgestelde principes, voor een aantal aspecten aan zijn aanbevelingen tegemoetkomt. Het Rekenhof heeft het onder andere over de transparantie van het nieuwe systeem. Het systeem waarborgt dat de middelen van de sociale zekerheid niet door andere instellingen dan de OISZ kunnen worden gebruikt. Er zal aan het beheerscomité van de betrokken instellingen ook jaarlijks een follow-up van de aan Smals betaalde voorschotten worden voorgelegd.
Tot slot is de Commissie voor normalisatie van de boekhouding van de OISZ van plan om voornoemde, nieuwe, boekhoudkundige behandeling na een periode van twee jaar te evalueren en, in voorkomend geval, aanpassingen voor te stellen.
De door Smals aangelegde provisie voor risico’s op ontwikkelingswerkzaamheden is volgens mijn collega geen reserve maar een technische provisie. De raad van bestuur van Smals heeft de door bedoelde provisie gedekte risico’s en het bedrag ervan duidelijk vastgelegd. Een dergelijke werkwijze lijkt de raad niet ongeoorloofd. Aangezien het om informaticaontwikkelingen gaat, meent zij dat de risico’s reëel zijn. Bij gebrek aan een dergelijke provisie zouden de leadinstellingen van Smals met risico’s op overschrijding van hun begrotingskredieten worden geconfronteerd. Er moet echter wel worden nagedacht over het kader waarbinnen de instellingen de mogelijkheid hebben om de niet-gebruikte voorschotten te hergebruiken.
Omdat mijn collega aan de opmerkingen van het Rekenhof veel belang hecht, zal zij het College van de OISZ uitnodigen, om het dossier te bespreken en haar de conclusies te bezorgen, in het bijzonder met betrekking tot de opmerking over het aanleggen van provisies, de beperking van de voorschotten en het gebruik ervan.
05.03 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het doet mij plezier dat er rekening wordt gehouden met de aanbevelingen van het Rekenhof.
U zegt echter dat het niet om een reserve gaat, maar om een provisie. Ik heb niet gehoord waartoe dat dan strekt noch over welke bedragen het gaat. Ik heb dat allemaal gevraagd, maar heb daarop geen antwoord gekregen.
Ook op het eerste deel van mijn vraag om een overzicht inzake de benchmarking heb ik geen antwoord gekregen. Misschien kan dat nog schriftelijk worden overgemaakt?
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Manu Beuselinck aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de verplichte vermeldingen op kwijtschriften van verzekeringsinstellingen" (nr. 9322)
06 Question de M. Manu Beuselinck à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les mentions obligatoires figurant sur les quittances des organismes assureurs" (n° 9322)
06.01 Manu Beuselinck (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, artikel 160bis van het KB van 3 juli 1986 bepaalt dat bij de uitbetaling van tegemoetkomingen voor geneeskundige verzorging een afschrift moet worden gegeven dat een aantal wettelijk bepaalde vermeldingen bevat die zijn vastgesteld door de minister. Indien de betalingen gebeuren via post- of bankrekening dient dit eenmaal per kwartaal te gebeuren, eveneens met een aantal wettelijke bepalingen, vastgesteld door de minister.
Welke zijn zowel voor de tegemoetkomingen aan het loket als voor de tegemoetkomingen via post- of bankrekening die wettelijke verplichtingen? Wie ziet op welke manier toe op de correcte uitvoering van deze betalingen? Wat zijn de eventuele bevindingen van dit toezicht?
06.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mijnheer Beuselinck, artikel 160bis van het KB van 3 juli 1996 wordt uitgevoerd met de rondzendbrief van 14 oktober 2010 aan de verzekeringsinstellingen.
Concreet verplicht deze rondzendbrief de volgende elementen voor de op te stellen kwitanties voor de tegemoetkomingen voor geneeskundige verzorging: de datum waarop de kwitantie is opgemaakt, de identificering van de rechthebbende op de verstrekkingen en eventueel de gerechtigde bij wie hij persoon ten laste is.
Daarbij moeten de volgende gegevens worden verstrekt: de naam en voornamen van de gerechthebbende en van de gerechtigde, alsook het inschrijvingsnummer van de gerechtigde bij de verzekeringsinstelling, een opgave van de vergoede vestrekkingen, datums, nomenclatuurnummers, betaalde eenheid, totale bedragen, aantal verstrekkingen en eventueel aantal dagen ziekenhuisverpleging.
Daarnaast voorziet de rondzendbrief in een aantal regels voor de kwijting door de sociaal verzekerde aan wie de betaling is gedaan. De kwijting van de betaling is verschillend indien de betaling gebeurde via een financiële instelling of indien de verzekerde zich persoonlijk bij het ziekenfonds aanmeldde.
De kwijting kan via een papieren kwitantie gebeuren of door een betaling via een financiële instelling door een betalingsmededeling die voldoende gedetailleerd is. Dat wil zeggen dat het minstens het overeenkomstig de verplichte verzekering uitbetaalde bedrag en de identificatie van de rechthebbende bevat.
De verzekerde die zich persoonlijk bij zijn verzekeringsinstelling voor een terugbetaling aanmeldt, moet zelf de kwitantie dateren en ondertekenen en het bedrag van de vergoeding in cijfers vermelden, tenzij het bedrag al op de kwitantie werd vermeld.
De rondzendbrief maakt geen melding van een bepaalde prioriteit voor de aanmaak van kwitanties door de verzekeringsinstellingen.
In de praktijk verstrekken de verzekeringsinstellingen op eenvoudig verzoek van de verzekerde een kwitantie voor de uitbetaalde prestaties. De aanvraag kent geen minimum vormvereisten en past in de algemene informatieverplichting die de verzekeringsinstellingen hebben ten opzichte van de sociaal verzekerden.
Bij de dienst voor administratieve controle werden tot op heden geen klachten ingediend door sociaal verzekerden op dit punt. Geen enkele vraag tot onderzoek door een sociaal inspecteur werd ontvangen. Een meerderheid van de betalingen aan verzekerden gebeurt via een financiële instelling. De verzekerde heeft via zijn rekeningafschriften automatisch inzicht op de verrichte betaling door de verzekeringsinstellingen. Slechts een minderheid van de verzekeringsinstellingen voorziet nog in een mogelijkheid tot contante betaling via het loket.
Ten slotte wil ik erop wijzen dat bepaalde verzekeringsinstellingen webtoepassingen hebben ontwikkeld die de onlineconsultatie van het persoonlijk dossier door de sociaal verzekerde permanent mogelijk maken. Consultatie door de sociaal verzekerde gebeurt via de elektronische identiteitskaart of een aan te vragen token.
06.03 Manu Beuselinck (N-VA): Bedankt voor het uitgebreide antwoord.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de strijd tegen het zwartwerk" (nr. 8221)
07 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la lutte contre le travail au noir" (n° 8221)
07.01 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, deze vraag gaat over de strijd tegen zwartwerk.
Een van uw verdiensten als staatssecretaris is dat u dat thema in korte tijd op de agenda hebt gekregen. Ook in de media was het gisteren nog volop in de aandacht.
In een van uw eerste interviews hebt u gezegd dat de focus niet alleen mag liggen op iemand die in een restaurant een paar uur in het zwart werkt. U zegt dat er prioritair aandacht besteed zou worden aan de grote georganiseerde fraude.
Bij die uitspraak stel ik mij enkele vragen omdat verschillende sociale inspectiediensten de strijd tegen zwartwerk als een van de topprioriteiten zien.
Mijnheer de staatssecretaris, ik vraag mij af of het de bedoeling is of die inspectiediensten allemaal op een andere manier zullen werken of dat zij andere prioriteiten moeten vooropstellen. Voorziet u dan ook in overleg met die diensten?
Vreest u niet dat het fenomeen zwartwerk door uw uitspraak gebanaliseerd wordt? Ik meen dat dit niet uw bedoeling geweest zal zijn, maar het kan zo wel geïnterpreteerd worden.
Tot slot, wat is uw houding ten aanzien van de administratieve geldboetes die opgelegd worden in het raam van artikel 22ter van de RSZ-wet, meer bepaald aangaande de proportionaliteit tussen enerzijds de hoogte van de boetes die uit die bepaling voortvloeien en anderzijds de inbreuk zelf?
07.02 Staatssecretaris John Crombez: Ik begrijp de vraag ten volle. Ik heb inderdaad van bij het begin gezegd dat wij moeten zorgen voor een duidelijk kader dat maakt dat men niet vindt dat fraudebestrijding onrechtvaardig is. Zoals u in uw vraag terecht hebt gesteld, heb ik daarom gezegd dat het niet alleen mag gaan om die paar uur zwartwerk. Het mag er niet alleen om gaan opnieuw een café en een restaurant te controleren. Als ik zeg dat het niet alleen daarom mag gaan, dan gaat het daar ook om. Het is echter terecht die vraag op te werpen. Ook bij de bespreking van mijn beleidsnota heb ik gezegd dat een belangrijk deel van de maatregelen die worden genomen precies maatregelen zijn die zouden moeten leiden tot een gedragsverandering. De signalen en boodschappen die ter zake worden gegeven zijn dus belangrijk.
Moeten de diensten het geweer van schouder veranderen? De uiteindelijke werking van de diensten wordt hoofdzakelijk bepaald door de diensten zelf. Het gaat dan om het inzetten van de middelen en de focus van hun onderzoeken. Wat de regering wel zeer duidelijk wil, is dat de coördinatie tussen de diensten verbetert. We hebben die discussie al een paar keer gehad. Een van de manieren waarop de coördinatie tussen de diensten kan verbeteren, is door het uitwisselen van informatie en het gebruik van elektronische dossiers. Dat doen we bijvoorbeeld met het elektronisch proces-verbaal. Verder gaat het om het gebruik van informatie om aan duidelijke risicodetectie te doen. Dat betekent dat we beter vaststellen waar de nood aan controle en inspectie bestaat maar ook waar die nood niet bestaat. Ik heb er gisteren ook aan toegevoegd dat als we de fraudebestrijding verhogen we ook aandacht moeten hebben voor de moeilijkheden waar de betrokken sectoren mee kampen. In een aantal gevallen kan het louter verhogen van fraudebestrijding de problemen in die sectoren verhogen.
Ik ben dus niet bang voor banalisering maar ik ben mij er wel van bewust dat elk signaal goed moet afgewogen worden en voldoende evenwichtig moet zijn.
Wat 22ter betreft, hebben we in de programmawet die binnenkort naar het Parlement komt een aanpassing gevraagd inzake het weerlegbaar vermoeden. De aanpassing komt er eigenlijk op neer dat bij ontstentenis van openbaarmaking van de deeltijdse werkroosters, zoals bedoeld in de artikelen 157 tot 159 in de programmawet van ’89, de deeltijdse werknemers vermoed worden, behoudens bewijs van het tegendeel, prestaties te hebben geleverd in de hoedanigheid van voltijds werknemer. Daar is dus het weerlegbaar vermoeden verduidelijkt, waar naar ik meen uw vraag op slaat.
07.03 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord dat mij tevreden stemt. Gisteren werd immers weer pijnlijk duidelijk dat de Belg gemaakt is om te frauderen.
U geeft zelf aan dat het niet alleen de bedoeling is fraude te bestrijden, maar dat ook de redenen waarom men fraudeert, moeten worden aangepakt.
Over dat document dat aanduidt dat iemand deeltijds werkt, maar op een ander moment dan het normale uurrooster aan het werk is, wil ik graag een discussie voeren met u, maar misschien moet ik daarvoor een nieuwe vraag indienen.
Ik ben het niet eens met de manier waarop de werkgever dit document moet invullen. Als men dat papieren document elke dag opnieuw kan invullen en in de vuilnisbak kan gooien wanneer er geen controle is geweest, moeten wij erover nadenken of er geen andere manier van registreren mogelijk is, al was het maar dat het een gebonden boek moet zijn, zodat het niet kan worden weggegooid. Ik zal daarvoor een nieuwe vraag indienen.
07.04 Staatssecretaris John Crombez: Mevrouw de voorzitter, het is de moeite om daaraan een grondige discussie te wijden omdat het over heel wat sectoren en heel wat omstandigheden gaat.
Het gaat over de modaliteiten van het bijhouden van de uurroosters. Het probleem is niet alleen de losse uurroosters. Ook de aanpassing, wanneer er voor iemand die deeltijds werkt nog een halfuur of een uur extra nodig is, zou eigenlijk geen probleem mogen zijn. Er is ook nog de vraag naar de correctie van dat uurrooster.
Het gaat over de modaliteiten. De manier waarop men werkt in land- en tuinbouw en als student toont dat aan. Wij hebben meer en meer de modaliteiten om dat op een heel gemakkelijke manier te laten overmaken, op een manier die ook geen papier vergt. Er kan heel wat werk gebeuren met betrekking tot de modaliteiten, om deze gemakkelijker en meer controleerbaar te maken.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "bijkomend inspectiepersoneel met het oog op een verbeterde strijd tegen sociale fraude (regeringsverklaring)" (nr. 8222)
08 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "le personnel supplémentaire pour mieux lutter contre la fraude sociale (déclaration gouvernementale)" (n° 8222)
08.01 Nadia Sminate (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb mijn vraag ingediend, nog vooraleer wij de discussie over uw beleidsnota hebben gehad. De vraag is dus deels achterhaald.
Ik zou wel graag van u nog het volgende vernemen.
Klopt het dat het over vijftig bijkomende personen gaat? Wanneer zullen zij juist worden aangeworven? Bij welke inspectiediensten zullen zij worden aangeworven?
Mijn andere vragen zal ik u niet meer stellen. Ik weet immers dat wij ter zake van mening verschillen.
08.02 Staatssecretaris John Crombez: Mevrouw de voorzitter, dat klopt. U wil samenvoeging en ik wil samenwerking. In het voorgaande ligt het meningsverschil.
In antwoord op de eerste vraag wil ik de parallel met het fiscale aspect maken, wat de zaak misschien duidelijk zal maken.
Er is 9,5 miljoen euro uitgetrokken voor bijkomende aanwervingen bij Financiën, zowel bij de BBI als bij andere diensten. Het voornoemde bedrag van 9,5 miljoen euro komt, wanneer wij de gemiddelde kosten bekijken, neer op de 276 personen die al een paar keer zijn aangehaald. Hoeveel aanwervingen het uiteindelijk zullen zijn, hangt af van de verschillende schalen die zij bij de aanwerving zelf zullen benutten.
Voor het sociale deel geldt hetzelfde. Er is 2,5 miljoen euro ingeschreven. Een bedrag van 400 000 euro daarvan gaat zeker naar de datamining. Een en ander komt echter op 50 equivalenten neer.
Het antwoord op de vraag hoeveel het er uiteindelijk zullen zijn, zal afhangen van de invulling die aan de verschillende schalen wordt gegeven. Het zal vermoedelijk (…) (storing) rond de begrotingscontrole worden bepaald. Dat hoop ik althans.
08.03 Nadia Sminate (N-VA): U hebt echter nog geen idee wanneer.
08.04 Staatssecretaris John Crombez: Ik vermoed rond de begrotingscontrole.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de domiciliefraude bij sociale huurwoningen" (nr. 9060)
09 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "la fraude au domicile dans les habitations sociales" (n° 9060)
09.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, u hebt nogal wat werk voor de boeg, onder andere met sociale huisvesting. Daarvan kan men op lokaal vlak merken dat dit meer en meer een schaars en begeerd goed is geworden. Daar voelen wij dat vaak ingenieuze constructies worden opgezet om een sociale woning te behouden of te verkrijgen. Regelmatig wordt vastgesteld dat een sociale huurwoning wordt geclaimd door een persoon die in feite elders woont. Als dat aan het parket wordt gesignaleerd, blijkt hiertegen amper te worden opgetreden. Met het oog op dat nijpend tekort heeft Vlaams minister Van den Bossche ook al gepoogd het nodige overleg op gang te brengen.
Wat heeft dat overleg tot op heden opgeleverd? Hebt u zicht op het totale plaatje van domiciliefraude bij sociale huurwoningen? Over hoeveel dossiers gaat het? Wordt dit probleem enkel in Vlaanderen aangekaart, of wordt daar ook vanuit andere Gewesten op gereageerd? U hebt al een aantal pistes gesignaleerd, maar wanneer denkt u aan concrete maatregelen toe te zijn?
09.02 Staatssecretaris John Crombez: Mijnheer Doomst, ik heb op dit moment nog niets conclusief over het overleg mee te delen om de eenvoudige reden dat we nog volop bezig zijn. Er is deze week nog een vergadering met de Gemeenschappen over datamining van de sociaal verzekerden.
Een van de hoofdstukken in dit overleg is precies dit element. Ik stel voor dat ik naar het Parlement kom als wij samen met de Gemeenschappen tot conclusieve zaken zijn gekomen. Daar zijn ze nu mee bezig.
De toekenning van de huurwoning zelf is natuurlijk gemeenschapsmaterie, wat ervoor zorgt dat wij geen duidelijk beeld over de grootteorde van de problematiek hebben.
U vroeg of dit alleen in Vlaanderen het geval is. Ik denk dat de grootteorde van de fenomenen in de verschillende Gemeenschappen verschillend zijn.
Naar aanleiding van de bespreking van de beleidsnota werd met betrekking tot domiciliefraude gesignaleerd dat er in Brussel toch wel een aantal hardnekkige fenomenen zijn die meer vaststelling en controle behoeven.
In het nieuwe actieplan van het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude zullen wij de focus zeker ook leggen op gegevensuitwisseling, niet alleen voor de sociale huisvesting maar ook met betrekking tot de bijstandfraude voor OCMW’s.
Wij moeten er in de uitwisseling van gegevens voor zorgen dat men gemakkelijker kan nagaan of een recht wel degelijk bestaat. Dat is eigenlijk de vraag. Ik denk dat het nog vaker voorkomt bij het behoud van de sociale woningen dan bij het verkrijgen ervan. De verkrijging is immers minder fraudegevoelig.
We hebben ook aangekondigd, en we zijn al bezig dat te bespreken, dat we er voor willen zorgen dat de gegevens van nutsbedrijven ook ter beschikking zijn, in het geval van een vermoeden van domiciliefraude. Dat is een discussie die ook in het Vlaams Parlement druk wordt gevoerd.
09.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Het is duidelijk dat de Gemeenschappen geïnteresseerd zijn. Ik heb de indruk dat het vanuit de diverse regio’s komt.
Kunt u zeggen dat het overleg binnen de twee maanden tot resultaat kan leiden? Wat is de timing hiervan?
09.04 Staatssecretaris John Crombez: Als ik vanuit mijn ervaring spreek, is een timing bepalen altijd moeilijk bij overleg tussen het federale niveau en de Gemeenschappen. De vraag leeft echter dermate dat het mogelijk moet zijn om vóór de zomer beslissingen te nemen. Gezien het feit dat hiertoe ook in de programmawet een aanzet wordt gegeven, zal op het federale niveau, wat ook betrekking heeft op de Gemeenschappen, een plan voor bijstandsfraude worden opgestart. Dan denk ik dat wij vóór de zomer de eerste conclusies moeten kunnen trekken.
09.05 Michel Doomst (CD&V): Alle Gemeenschappen zijn daarbij betrokken?
09.06 Staatssecretaris John Crombez: Ja.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 9133 van mevrouw Demir wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
10 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de eerste minister, over "de cumulatie van een uitkering wegens werkloosheid en een ziekteuitkering" (nr. 9291)
10 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale, adjoint au premier ministre, sur "le cumul d'une allocation de chômage et d'une indemnité d'incapacité de travail" (n° 9291)
10.01 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, de RVA voert regelmatig datamatchings uit om te kijken of uitkeringsgerechtigden geen uitkering wegens werkloosheid en ziekte cumuleren. Er worden op die manier elk jaar heel veel gevallen bovengehaald, wat in 2010 nog goed was voor 3 miljoen euro.
Waarom wordt er niet reeds bij de toekenning nagegaan of die persoon reeds een andere uitkering heeft? Zijn er obstakels waarom dat nu nog niet kan?
Zodra er ontdekt wordt dat een persoon twee uitkeringen heeft, wordt er verondersteld dat de RVA-uitkering wordt teruggestort, maar de ziekte-uitkering niet. Wat is uw mening daarover? Als bewezen wordt dat het echt om manifeste fraude gaat, is het dan niet beter dat beide uitkeringen worden teruggevorderd?
Als men dat niet doet, geeft men eigenlijk het signaal dat men het maar moet proberen, want het ergste wat iemand kan overkomen, is dat men een van de twee moet teruggeven. Wij geven ter zake een verkeerd signaal en ik had daarover graag uw mening gekend.
10.02 Staatssecretaris John Crombez: Ik begin met uw laatste punt. In een ander dossier heb ik verwezen naar de institutionalisering van de fraude. Voor wie het probeert, is de zwaarste straf dat men niets verliest, terwijl, als het lukt, de winst dubbel is. Ik volg dus uw redenering.
Als de RVA vaststelt dat de sociaal verzekerde ten onrechte een werkloosheidsuitkering heeft genoten, in cumulatie met een ziekte-uitkering, dan worden de werkloosheidsuitkeringen teruggevorderd. Als de RVA zelf meent dat de ziekte-uitkering onterecht is uitgekeerd, dan verwittigen ze de verzekeringsinstellingen. De twee diensten leggen dus niet automatisch de link met het oog op verdere sancties. Het is zeker een suggestie om in die logica voort te werken. We nemen het zeker op.
Als een werkloze een ziekte-uitkering aanvraagt, bijvoorbeeld met het elektronisch bericht L500, dan ontvangen de uitbetalingsinstellingen dat signaal van de verzekeringsinstellingen. Normaal gezien zouden ze automatisch moeten zien dat het om een dubbel gaat. In de meeste gevallen wordt op die manier onterechte dubbeltelling vermeden. Dat is het preventieve systeem. Dubbels blijven echter voorkomen. Dat leidt ertoe dat de instellingen systematisch via gegevensuitwisseling tussen RIZIV en RVA een controle ex post doen. Er worden inderdaad steeds meer cumuls vastgesteld. Dat heeft te maken met de manier waarop de uitkeringen zelf worden verstrekt. Bij de uitbetaling zelf zou men kunnen nagaan of er een dubbel is. Dat zou een logische reflex zijn.
De moeilijkheid is dat er in principe op hetzelfde tijdstip wordt uitbetaald. De vaststelling gebeurt dan eigenlijk na de betaling, meestal op het einde van de maand en het is dan meestal moeilijk om vaststellingen te doen. Een controle ex ante heeft weinig of geen impact, omdat de betalingen op hetzelfde moment gebeuren. Er is ook een controle ex post.
In elk geval denk ik dat er ook hier – dit komt vaker voor – verschillende mogelijkheden zijn. Een van de mogelijkheden is om tot een betere uitwisseling te komen. Ik denk dat de uitwisseling al steeds beter verzorgd wordt. Een andere mogelijkheid is om ervoor te zorgen dat er ietwat tijd zit tussen beide uitkeringen. Dat is echter wat delicaat, omdat het moment van uitkering voor personen die maar één uitkering krijgen, ook een gevoelig gegeven is en des te meer wanneer wij die uitkering vertragen. Die vertraging zou wel de mogelijkheid bieden om de cumuls op het moment van de uitbetaling zelf te controleren.
10.03 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben tevreden met uw antwoord. U geeft aan dat de strijd tegen de sociale fraude een soort van afschrikeffect als doel heeft, zodat er uiteindelijk geen sociale fraude meer zou zijn.
Ik ben blij dat u wil nagaan of er mogelijkheden zijn om dat soort van bewuste fraude met cumuls volledig uit te roeien.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.24 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11.24 heures.