Commission des Relations extérieures

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

 

du

 

Mercredi 8 février 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 8 februari 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 15.09 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.09 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.

 

01 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de situatie van de koptische christenen in Egypte" (nr. 8426)

01 Question de M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la situation des chrétiens coptes en Égypte" (n° 8426)

 

01.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag is al een tijdje geleden ingediend. Ze is echter nog steeds relevant. In het andere geval zou ik ze niet meer stellen.

 

Het gaat voornamelijk over het einde van de Egyptische verkiezingen, waarbij ongeveer 60 % van de stemmen is binnengehaald door een aantal religieuze moslimpartijen en een aantal ultraconservatieve partijen. Wij koesteren enige vrees voor de tien miljoen Egyptische christenen die ginds leven. Ongeveer 10 % van de bevolking zijn kopten. Hun positie binnen de Egyptische samenleving is erg kwetsbaar.

 

U zal ook wel de voorbeelden kennen van platgebrande kerken, van christelijke wijken die zijn geplunderd en van mensen die zijn lastiggevallen. Een van de trieste hoogtepunten was de dood van vierentwintig mensen tijdens een betoging in Caïro, waarbij ook nog eens meer dan 250 gewonden en zwaargewonden vielen. Het voorgaande schets ik enkel als kader, teneinde de problematiek te duiden die in Egypte bestaat. Ondanks alle vreugdekreten over Egypte blijven er niettemin heel wat zorgen over.

 

Onze vraag is heel duidelijk.

 

Wat is het officiële standpunt van u en van de regering over de problematiek van de koptische christenen en de andere, religieuze minderheden in Egypte?

 

Hoe gaan wij met de problematiek om? Hebben wij de materie op diplomatieke fora al aangekaart? Is het al dan niet een issue voor ons?

 

Wat is vooral de houding van Europa en uw houding tegenover de recente, politieke ontwikkelingen in Egypte? Zullen eventueel sancties worden gekoppeld aan het niet-respecteren van religieuze minderheden en vooral aan het niet-voorkomen van geweld?

 

01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Waterschoot, het respect voor de mensenrechten en fundamentele rechten zoals godsdienstvrijheid is een van de hoekstenen van het Belgische buitenlands beleid. U heeft dat gezien en gehoord bij de besprekingen van de beleidsnota. Het spreekt dan ook voor zich dat het recht op vrijheid van godsdienst of overtuiging ook geldt voor de koptische christenen in Egypte.

 

Geweld, zoals in oktober vorig jaar, dat vooral de koptische gemeenschap hard heeft getroffen, is dan ook totaal onaanvaardbaar. De situatie van de koptische christenen in Egypte blijft hoe dan ook een element van bezorgdheid. Trouwens, over het algemeen moet de nodige aandacht worden besteed aan de toestand van alle minderhedengroepen in heel het Midden-Oosten, vooral in de context van de huidige omwentelingen.

 

België brengt de mensenrechtensituatie in Egypte zeker onder de aandacht op diplomatieke fora en in bilaterale contacten. Zo drukte ons land tijdens de septembersessie van de Mensenrechtenraad nog zijn spijt uit over het feit dat Egypte de noodtoestand nog niet had opgeheven en dat er geen gevolg werd gegeven aan de aanbevelingen van de missie van het bureau van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen die in maart vorig jaar plaatsvond. Ook tijdens de komende sessie van de Mensenrechtenraad zal ons land opnieuw de aandacht vestigen op de mensenrechtensituatie in Egypte.

 

De Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlands Beleid van de Europese Unie, mevrouw Catherine Ashton, heeft haar grote bezorgdheid geuit na de gewelddadige incidenten tegen de koptische gemeenschap in oktober. Ze vroeg de Egyptische autoriteiten ook een degelijk onderzoek te voeren naar de daders van de geweldplegingen opdat deze voor het gerecht kunnen worden gebracht. De bescherming van religieuze of andere minderheden is ook voor de Europese Unie van absoluut belang, vrijheid van godsdienst of overtuiging is bovendien een universeel mensenrecht dat dient beschermd te worden. Zoals mijn voorganger reeds antwoordde op een andere vraag werd dit uitvoerig besproken tijdens de Raad van 10 oktober. Bovendien heeft de Europese Unie reeds in 2011 haar conclusies over godsdienstvrijheid en het toenemende geweld tegen christenen in de Arabische wereld aangenomen.

 

Sancties tegen Egypte in verband met deze problematiek zijn momenteel niet aan de orde en worden op Europees niveau dan ook niet besproken. Meer in het algemeen is het respect voor de mensenrechten en de bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging zowel voor de Europese Unie als voor België in alle gesprekken en dialogen met Egypte een belangrijk element waarop de nodige aandacht wordt gevestigd. De mensenrechtensituatie zal in aanmerking moeten komen bij de evaluatie van het EU-partnerschap met Egypte, zoals bepaald in het nieuwe nabuurschapsbeleid waarin meer EU-steun wordt voorzien voor landen die meer inspanningen doen en meer hervormingen doorvoeren.

 

We hebben een bespreking gehad tijdens de laatste Europese Raad van ministers van Buitenlandse Zaken over de bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging. Ik moet u zeggen dat we daarover op Europees niveau meer en meer tot een gezamenlijke visie willen komen. Misschien kunnen we concrete voorstellen op tafel leggen. Ik kan daarover misschien enkele voorstellen krijgen van het Parlement.

 

Op de volgende Raad zullen we daarover spreken. Het is nuttig om dat te zeggen. We hebben niet alleen aandacht voor dat probleem in de Arabische landen, maar ook in Afrika. Ik ben bereid om de voorstellen van het Parlement tijdens de besprekingen voor te leggen aan mijn collega’s.

 

01.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, hartelijk dank voor uw heel duidelijk antwoord.

 

Ik noteer uw engagement om deze problematiek opnieuw ter sprake te brengen op de Mensenrechtenraad, dat lijkt mij een hele goede zaak. Ik denk inderdaad dat we in het kader van de Europese steun die we toekennen, een van de belangrijkste drukkingsmiddelen, dat heel goed moeten bewaken en daar veel aandacht aan besteden.

 

Tenslotte, juich ik absoluut uw openheid toe naar een aantal voorstellen die u van ons zeker zal mogen verwachten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de nieuwe Hongaarse grondwet" (nr. 8494)

- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de omstreden nieuwe grondwet en andere wetgeving in Hongarije" (nr. 8574)

- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de grondwetsherzieningen in Hongarije" (nr. 8587)

- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de evolutie van de situatie in Hongarije en de reactie van België en de EU" (nr. 8608)

- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de herziene Hongaarse grondwet" (nr. 8741)

- de heer Olivier Destrebecq aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de democratie in Hongarije" (nr. 8771)

02 Questions jointes de

- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la nouvelle constitution hongroise" (n° 8494)

- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la nouvelle constitution controversée et d'autres lois adoptées en Hongrie" (n° 8574)

- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les réformes constitutionnelles en Hongrie" (n° 8587)

- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'évolution de la situation en Hongrie et la réaction de la Belgique et de l'UE" (n° 8608)

- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la Constitution hongroise révisée" (n° 8741)

- M. Olivier Destrebecq au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la démocratie en Hongrie" (n° 8771)

 

02.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, deze vraag over Hongarije werd ingediend vóór het debat dat wij hier in de commissie gevoerd hebben, naar aanleiding van de resolutie. Ik zal mijn vraag herhalen, maar ook actualiseren, naar aanleiding van de bijeenkomst die u hebt gehad met de Europese ministers van Buitenlandse Zaken, na de goedkeuring van de resolutie in de plenaire vergadering.

 

Mijn vragen waren de volgende. Ze gelden nog steeds.

 

Welke maatregelen zal de Europese Unie nemen ten aanzien van Hongarije? Komen die maatregelen overeen met hetgeen u hebt voorgesteld? U hebt namelijk in naam van de Benelux-landen een voorstel van te nemen maatregelen gedaan. Kunt u die toelichten?

 

Acht u het mogelijk dat Hongarije, conform het Verdrag van Lissabon, zijn stemrecht zal verliezen binnen de Europese Unie, als het zijn Grondwet niet aanpast aan de eisen van de Europese Commissie?

 

Indien zou blijken dat de Hongaarse Grondwet strijdig is met de Europese verdragen, welke maatregelen zal België dan nemen? Hongarije krijgt geen steun meer van het IMF, heeft dat gevolgen voor onze economie? Ik denk daarbij aan de economische banden met Hongarije. Zijn er indicaties dat Hongarije zijn Grondwet zal aanpassen naar aanleiding van de verzuchtingen die de Europese Commissie heeft geuit?

 

Wat zijn de reacties in Hongarije op het voorstel dat u hebt gedaan?

 

02.02  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, cette question date d'avant le travail qui a été mené tant par le Parlement fédéral que par le ministre lui-même. Des choses ont bougé au niveau du Parlement européen, puisque Viktor Orbán est venu s'expliquer à sa tribune. En Belgique, le Parlement fédéral a adopté une proposition de résolution.

 

Monsieur le ministre, il serait utile de faire le point sur les démarches que vous avez entreprises dans le cadre du suivi et de la mise en application de cette résolution. Pourriez-vous également nous éclairer sur les échanges que vous auriez eus avec les représentants du gouvernement belge en Hongrie, lors des rencontres diplomatiques et, inversement, avec les représentants diplomatiques de la Hongrie en Belgique? De quelle manière un dialogue constructif peut-il être mené avec eux?

 

02.03  Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, nous en avons déjà débattu, la Hongrie est toujours dans le collimateur de la Commission européenne. Cet État membre jette le discrédit sur les valeurs qui ont été les fondements de l'Union européenne.

 

Depuis le dépôt de ma question, ce dossier a connu de nombreuses évolutions. Tout d'abord, la Commission européenne a ouvert une procédure d'infraction contre la Hongrie, comme le prévoient les traités européens. Ensuite, mon groupe a déposé une proposition de résolution qui a été adoptée par une large majorité en séance plénière.

 

Monsieur le ministre, où en est la procédure d'infraction entamée par la Commission et quand doit-elle aboutir? Des débats sur ce dossier ont-ils eu lieu dans les différents forums européens?

 

Selon vous, de manière générale, quelle réflexion faut-il porter sur ce qui semble être une dérive contraire aux valeurs de l'Union européenne?

 

02.04  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je tiens tout d'abord à souligner que le dossier de la réforme constitutionnelle en Hongrie a au moins permis une mise au point importante. En effet, les États membres de l'Union doivent non seulement remplir leurs obligations dans les domaines budgétaire et économique – comme on le rappelle souvent ces derniers temps –, mais aussi en termes de droits politiques et de droits fondamentaux.

 

Il ne suffit pas de remplir les critères lors de l'entrée dans l'Union ou dans la zone euro; il faut ensuite continuer de pratiquer la même politique.

 

Dans ce dossier, il revenait à la Commission européenne de jouer son rôle de gardienne des traités. Au nom des pays du Benelux, j'avais demandé à la présidence danoise de bien vouloir inscrire cette question à l'ordre du jour.

 

Mevrouw Dumery, ik heb gevraagd dat het op de agenda kwam van de Raad Algemene Zaken. Het gaat over buitenlandse betrekkingen, maar het is een interne zaak van de Europese Unie, dus het moest op een andere raad komen, de Raad van Algemene Zaken van 27 januari.

 

Ainsi, la Commission était en mesure de présenter un rapport au Conseil au sujet de ce dossier et des initiatives qu'elle avait prises. Pour la Belgique, les sanctions ne représentent pas un but en soi; l'objectif est bien de modifier la Constitution hongroise selon les recommandations de la Commission.

 

Je tiens à préciser que j'avais demandé à mes homologues du Benelux de pouvoir inscrire ce point en notre nom. Ils l'ont accepté. Je n'ai pas entendu d'autres interventions à l'occasion du Conseil Affaires générales. Il s'agissait surtout d'obtenir de la Commission un état de la situation.

 

De Europese Commissie analyseerde 30 wetten in het kader van de Hongaarse grondwetsherziening om na te gaan of de nieuwe bepalingen conform de EU-verdragen waren. Zij besliste op 17 januari 2012 om een inbreukprocedure op te starten tegen Hongarije betreffende volgende aspecten van de grondwetswijziging:

- de verplichte pensionering van rechters en openbare aanklagers op 62 jaar, voordien 70 jaar;

- de onafhankelijkheid van de Hongaarse autoriteit die instaat voor de bescherming van persoonsgegevens;

- de onafhankelijkheid van de Nationale Bank.

Ook werden in het kader van een pré-inbreukprocedure vragen overgemaakt inzake de onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat.

 

De Hongaarse regering krijgt tot 17 februari 2012 om op de aanbevelingen van de Commissie te reageren. Vervolgens zal de Commissie het antwoord onderzoeken. Voorzitter Barroso en een aantal commissarissen hadden al eerder opmerkingen aan de Hongaarse regering overgemaakt betreffende bovengenoemde punten. Bovendien schorten de EU en het IMF, gelet op de onduidelijkheid over de onafhankelijkheid van de Hongaarse Nationale Bank, hun gesprekken op met Hongarije betreffende het stand by credit van 20 miljard US-dollar.

 

De inbreukprocedure is voorzien in artikels 258-261 van de EU-verklaring: “Indien een lidstaat een advies niet binnen de door de Commissie vastgestelde termijn opvolgt, kan ze de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie”. Daarnaast bestaat ook artikel 7 van het EU-verdrag dat voorziet in procedures die kunnen leiden tot opschorting van bepaalde rechten die uit de toepassing van het verdrag voortvloeien, met inbegrip van stemrecht tegen een EU-lidstaat die zijn verplichtingen niet nakomt.

 

On ne peut que constater que la pression de la Commission européenne et des autres acteurs dans ce dossier a clairement influencé le discours et les actions des responsables hongrois. J'ai eu l'occasion de m'en entretenir, lors de nos dernières réunions, avec mon collègue hongrois.

 

Dans sa lettre du 18 janvier 2012 au président Barroso, le premier ministre Orbán a souligné que les problèmes constatés par la Commission pouvaient facilement être résolus. En outre, il a promis que la Hongrie allait modifier les dispositions constitutionnelles critiquées par la Commission. Finalement, M. Orbán a tenu à préciser que des consultations techniques étaient nécessaires afin de permettre une mise au point sur certaines questions.

 

Cette annonce du premier ministre Orbán me réjouit. Néanmoins, il ne me paraît pas opportun de tirer de conclusions hâtives. Je vous propose d'attendre les modifications concrètes qui seront adoptées en Hongrie et l'analyse que la Commission en fera; nous y reviendrons, que ce soit dans notre parlement ou avec des collègues européens autour de la table du Conseil Affaires générales.

 

La procédure est en cours. La Belgique a été en pointe, avec ses collègues du Benelux, pour faire en sorte que le dossier ne soit pas uniquement évoqué au Parlement européen ou traité par la Commission, mais que les États membres soient aussi tenus informés des procédures en cours, comme nous le sommes lorsque les procédures touchent à des matières budgétaires ou économiques. Il n'y a pas de raison que nous ne le soyons pas quand elles touchent à des matières concernant les droits fondamentaux ou les droits politiques.

 

02.05  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik ben een beetje onder de indruk van mijn collega van de PS die het heeft over “het in diskrediet brengen van de fundamenten van Europa”. Ik vind dat er echt wel over.

 

Europa doet in deze zaak haar werk, zoals het hoort. De Europese Commissie heeft wel degelijk de koe bij de horens gevat. U getuigt er zelf van dat er wel degelijk naar geluisterd wordt.

 

Men moet inderdaad niet ogenblikkelijk victorie kraaien en zeggen dat Hongarije zijn Grondwet heeft aangepast, maar ik denk dat we vertrouwen moeten hebben in de Europese instellingen die de verdragen en fundamentele waarden moeten bewaken. Ik waak er samen met u op dat dat goed verloopt.

 

De procedure loopt, zegt u. Misschien kunnen we met u, na 17 februari, even terugkoppelen om te zien of Hongarije correct heeft gereageerd op de aanbevelingen die de Europese Commissie heeft gedaan.

 

02.06  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses, assez conformes à ce que vous aviez déjà dit lors de nos débats sur le sujet. Je suis d'accord sur le fait qu'il faut respecter le Traité de Maastricht et celui de Copenhague. Nous sentons bien derrière ces paroles que, le ministre des Finances que vous étiez encore il y a de cela quelques semaines, a gardé visiblement une dent contre la Commission européenne, dans ses critiques à l'égard de la Belgique.

 

Ceci étant, en ce qui concerne la Hongrie, je suivrai avec attention la suite des opérations après le 17 février. J'espère que les engagements verbaux de la Hongrie se traduiront en actes. Cette réaction est intéressante car tous les autres pays de l'Union européenne sont "avertis" que l'idée européenne ne peut pas être bafouée avec autant de facilité.

 

02.07  Philippe Blanchart (PS): Je vous remercie pour vos réponses, monsieur le ministre. Après tous les débats sur la souveraineté des États, et sur la pertinence de la réaction d'une assemblée comme la nôtre face au bafouement d'un certain nombre de droits fondamentaux au sein même de l'Union européenne, votre intervention vraiment positive et proactive au niveau du Benelux, ainsi que le texte que nous avons voté en plénière, sont des signes forts et vifs de notre attachement aux valeurs de l'Europe, qui ne se limitent pas à un contexte économique, mais aussi aux fondements démocratiques.

 

Je suis assez satisfait d'entendre vos propos, plutôt optimistes en la matière, qui répercutent les propos de M. Orbán. Espérons qu'effectivement la Hongrie entendra ce signal fort, dans les semaines qui viennent. Nous serons attentifs à l'évolution du dossier. Espérons que le contexte évoluera favorablement. Nous pourrons, de cette manière, montrer à tous ces pays qui frappent à la porte de notre Europe, que nous sommes attentifs à nos valeurs, et qu'il ne suffit pas d'y entrer et de pouvoir modifier son attitude par la suite.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le crash aérien de Kisangani et la MONUSCO" (n° 8499)

03 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de vliegtuigcrash te Kisangani en MONUSCO" (nr. 8499)

 

03.01  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question date un peu vu qu'elle a été déposée en affaires courantes; j'ai également interrogé le ministre de la Défense sur ce même dossier.

 

Le 8 juillet dernier, un Boeing 727 de la compagnie Hewa Bora Airways s'est écrasé à l'aéroport de Kisangani, en République démocratique du Congo. Selon la version officielle, le crash, qui a causé la mort de 46 personnes, serait dû aux intempéries.

 

Nous avons été en contact avec un militaire belge qui était en mission à Kisangani – où il dirigeait un petit détachement médical pour la MONUSCO (ancienne MONUC) –- et qui a été témoin de l'accident. Son témoignage, relayé dans la presse, est assez accablant. Il pose de nombreuses questions sur la MONUSCO et le rôle des intervenants étrangers sur place.

 

II fait état d'une mauvaise gestion de l'aéroport, de problèmes de sécurité, de moyens techniques et humains inadaptés, du non-respect des règles de sécurité par la compagnie aérienne, de l'incompétence des unités de soins d'urgence.

 

Tout particulièrement, ce militaire dénonce un fonctionnement défaillant de la MONUSCO et des autres organismes internationaux sur le terrain dans la gestion de l'accident. Le contingent bangladais, chargé de la sécurisation du campement MONUSCO local et de l'hôpital de campagne, était supposé être en première ligne sur les lieux. Or il est arrivé après le contingent belge et sans aucun matériel médical ni d'évacuation pour porter secours aux accidentés. Dans ce témoignage relayé par la presse, de nombreuses photos attestent de cette situation.

 

Au-delà de la désorganisation, un problème plus grave se pose encore: selon ce témoignage, les militaires de la MONUSCO, pourtant en charge de la sécurité et de la police sous la bannière de l'ONU, auraient laissé les premières personnes arrivées sur les lieux – civils locaux et militaires – fouiller et piller les victimes, tant les blessés que les personnes décédées. Pire, ils auraient même participé aux fouilles sans porter secours aux accidentés et empêché les militaires de secourir les victimes.

 

Enfin, le témoin déplore qu'aucune aide n'ait été donnée aux victimes le jour du crash par les intervenants étrangers présents sur place et supposés assurer une mission humanitaire. Les seules victimes secourues ont été celles qui avaient été éjectées hors du lieu du crash.

 

Monsieur le ministre, quelles sont les informations à votre disposition quant à ce crash survenu à l'aéroport de Kisangani et quant aux informations relayées par ce militaire présent sur place, qui a décidé de parler à la presse tant ce qu'il avait vécu l'avait choqué?

 

Comme on sait qu'il est bien délicat pour un militaire de passer le cap du témoignage dans la presse, son témoignage n'est-il pas interpellant concernant le comportement de militaires internationaux travaillant sous la bannière ONU? Dans ce sens, il relaie bien ce qu'on a l'occasion d'entendre quand on se rend sur place, ce qui m'est arrivé voilà quelques années.

 

Une enquête interne a-t-elle été menée sur base de ce témoignage? Ne serait-il pas pertinent d'envisager de relayer ce témoignage auprès des instances de l'ONU via notre représentation permanente après avoir rencontré cette personne? Ne devrions-nous pas également relayer ce témoignage auprès des responsables de la MONUSCO afin de faire toute la lumière sur cette situation?

 

03.02  Didier Reynders, ministre: Madame Boulet, selon les informations qui nous ont été rapportées, l'avion se serait écrasé à la suite d'une erreur du pilote, aggravée par de mauvaises conditions météorologiques au-dessus de Kisangani. Le gouvernement congolais a mené une enquête sur l'accident avec l'aide des experts américains du NTSB. Celle-ci a conclu à la lourde responsabilité de la compagnie Hewa Bora. En conséquence, le ministère des Transports congolais a suspendu la licence de la compagnie Hewa Bora. Cette mesure est toujours en vigueur. Les multiples défaillances du système aéronautique congolais sont connues et documentées depuis plusieurs décennies.

 

Des rumeurs ont commencé à circuler après le crash sur la façon dont la scène de l'accident aurait été traitée. Des corps auraient été enlevés pour cacher le nombre réel des victimes. La boîte noire aurait été remplacée par une autre. Toutefois, ces rumeurs sont habituelles au Congo. Comme pour le témoignage de ce militaire belge dans la presse, nous devons nous en tenir au conditionnel, faute d'éléments de preuve. Je vous renvoie à ce propos à la réponse fournie par mon collègue de la Défense.

 

Pour ce qui est des accusations portées à l'encontre de la MONUSCO, je note qu'un rapport dressé à la demande du département des opérations de maintien de la paix de l'ONU contredit certaines des allégations formulées par le témoin belge. Le DPKO (Department of Peacekeeping Operations) met également l'accent sur les circonstances particulièrement difficiles de l'opération de secours, notamment en raison des conditions météorologiques qui rendraient impossible l'utilisation de véhicules pour atteindre l'épave et sur le fait que la présence de la MONUSCO à Kisangani est réduite.

 

Cela étant dit, je signalerai à nouveau à notre représentant auprès de l'ONU que des préoccupations sont émises en Belgique à propos du rôle de la MONUSCO dans ce dossier. Nous continuerons à suivre les éléments d'informations internes qui pourraient intervenir. Je n'ai pas d'autres éléments à communiquer aujourd'hui. Je crois que le ministre de la Défense vous a répondu assez précisément sur le sujet.

 

03.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse un peu plus complète que celle de votre collègue de la Défense.

 

Effectivement, cette compagnie aérienne était connue comme étant une compagnie à ne pas prendre. Malheureusement, des Belges ont trouvé la mort; on s'en souvient.

 

Je suppose que vous vous êtes déjà rendu plusieurs fois sur place. Autant le travail de l'ONU sur le territoire est important et doit le rester, autant il est malheureusement parfois sali par ce que l'on peut a priori considérer comme des rumeurs. On dit aussi qu'il n'y a pas de fumée sans feu…

 

Je sais qu'il est extrêmement compliqué d'y voir clair dans un pays comme le Congo actuel. Nous l'avons d'ailleurs remarqué dans le contexte électoral. Toutefois, il ne faut pas prendre ce genre de témoignage à la légère. Je ne connais pas ce monsieur personnellement et je n'avais pas l'impression que celui-ci avait des intentions cachées ou qu'il souhaitait nuire au travers de son témoignage.

 

Pour avoir assisté à la commission de la Défense, je sais combien il peut être difficile pour un militaire de franchir le cap de cette communication. Je vous saurai gré, monsieur le ministre, de relayer ceci aux personnes qui pourront en faire bon usage, notamment auprès de la Représentation permanente.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "Afghanistan" (nr. 8501)

- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de internationale Afghanistan-conferentie in Bonn" (nr. 9053)

04 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'Afghanistan" (n° 8501)

- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la conférence internationale de Bonn sur l'Afghanistan" (n° 9053)

 

04.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik wil u graag een aantal vragen voorleggen met betrekking tot het conflict in Afghanistan.

 

Ten eerste, was ons land vertegenwoordigd op de Bonn-conferentie op 5 december? Zo ja, op welk niveau? Was ons land vertegenwoordigd op de conferentie in Istanbul op 2 november? Zo ja, op welk niveau? Welke standpunten werden op die conferenties namens ons land verdedigd?

 

Ten tweede, wat is de stand van zaken met betrekking tot de pogingen tot verzoening en reïntegratie van de taliban? Hoe groot is volgens u de kans op succes? Welke initiatieven zal ons land nemen om die processen aan te moedigen?

 

Ten derde, de relaties met Pakistan zijn op een dieptepunt aanbeland. Nochtans is betrokkenheid van de buurlanden bij het conflict in Afghanistan uitermate belangrijk. Welke stappen zijn er volgens u nodig om tot een regionaal gedragen akkoord te kunnen komen?

 

Ten vierde, wat is het voorziene budget voor wederopbouw en ontwikkeling in Afghanistan in 2012 en van welke begrotingsposten zal dat komen?

 

Ten vijfde, wat zijn de eerstkomende momenten waarop de internationale gemeenschap, in samenspraak met Afghanistan, de transitie zal bespreken en een duurzame strategie zal zoeken, inclusief concrete engagementen van de internationale gemeenschap om Afghanistan bij te staan?

 

Ten zesde, welk engagement van ons land na 2014 acht u concreet noodzakelijk, onder andere in het licht van het recente rapport van de Wereldbank dat wijst op de noodzaak van grote investeringen in wederopbouw en ontwikkeling?

 

Ten slotte, een van de kritieken van het rapport is dat de internationale hulpstromen niet naar die provincies lijken te gaan die de hulp het meest nodig hebben. De hulp vloeide disproportioneel naar provincies met minder armoede en een hoger huishoudelijk inkomen. Een herziening is nodig. Hoe doorstaat de hulp die ons land aan Afghanistan biedt, zowel via de PRT's als via Ontwikkelingssamenwerking, die kritiek van de Wereldbank? Hoe moet ons land zijn inspanningen heroriënteren?

 

04.02  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik zou mij bij de vragen van collega De Vriendt willen aansluiten. Mij gaat het vooral om de conferentie over Afghanistan van 5 december in Bonn. Ik zou willen weten hoe de minister staat tegenover de boycot van Pakistan en de afwezigheid van vertegenwoordigers van de taliban. Wat was de impact op het verloop van de conferentie? Was het volgens u een gemiste kans? Welke beslissingen zijn er in Bonn genomen die belangrijk zijn voor het Belgische engagement in Afghanistan?

 

Ik heb begrepen dat Portugezen ons misschien binnen enkele maanden zullen vervangen, zeker op de luchthaven van Kaboel. Er was vorige donderdag overleg binnen de NAVO. De Afghaanse overheid liet via haar website alvast verstaan dat ze ook na het einde van het transitieproces van de internationale gemeenschap ondersteuning van haar Afghan National Security Forces verwacht onder de vorm van training, materiële ondersteuning, ontwikkeling van capaciteit, financiering enzovoort. Hoe staat u hier tegenover? Moet België na afloop van de transitieperiode een rol blijven spelen in Afghanistan op militair vlak? Zo ja, onder welke voorwaarden?

 

04.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer De Vriendt, op 5 december 2011 werd de samenstelling van onze nieuwe regering bekendgemaakt. Die dag was België op de conferentie in Bonn vertegenwoordigd door onze speciale vertegenwoordiger voor Afghanistan en Pakistan en door twee andere leden van mijn administratie. België heeft op de conferentie geen verdere verklaring afgelegd naast die van de Hoge Vertegenwoordiger, Catherine Ashton. België werd niet uitgenodigd voor de conferentie in Istanboel. De EU werd er vertegenwoordigd door mijn Poolse collega Sikorski.

 

De overeenkomst inzake de opening van een verbindingskantoor van de taliban in Doha, Qatar, die begin januari werd bereikt, heeft als pluspunten dat de taliban voortaan op een officieel adres bereikbaar is en dat er meer zekerheid is met het oog op toekomstige onderhandelingen. Het is dus een belangrijke stap vooruit, die evenwel geen gunstige afloop garandeert. De EU en België staan positief tegenover de onderhandelingen op voorwaarde dat zij kunnen leiden tot een situatie waarin de grondwet van Afghanistan behouden blijft, de rebellen hun banden met Al Qaeda verbreken en hun gewapende acties stopzetten.

 

Ik deel uw mening aangaande de noodzakelijke betrokkenheid van Pakistan. Het proces dat op 2 november 2011 in Istanboel op gang werd gebracht, zou moeten leiden tot een sterke inbreng van de grote buurlanden van Afghanistan bij het bestrijden van de crisis.

 

Zoals de vorige jaren valt de civiele steun van België aan Afghanistan ten laste van het budget van Ontwikkelingssamenwerking, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Justitie. De conferentie in Bonn, waarnaar u verwijst, stond in het teken van de kwestie. Voor juli 2012 wordt een donorconferentie in Tokio gepland.

 

In het kader van zijn verbintenis binnen de EU, de NAVO, de OVSE en de VN blijft België ondersteuning bieden bij de wederopbouw en de ontwikkeling van Afghanistan. Voor 2012 ben ik zinnens om op het departement Buitenlandse Zaken voor Afghanistan ongeveer dezelfde bedragen uit te trekken als de vorige jaren.

 

De kritiek lijkt mij vooral pertinent voor Kaboel en omstreken, een regio die veel meer steun krijgt dan de rest van het land. Aangezien de Belgische Staat geen bilaterale samenwerking met Afghanistan heeft, steunt ons land de VN-agentschappen en een reeks Belgische en buitenlandse ngo’s. Het merendeel van de ondersteunde projecten bestrijkt het hele land. Sommige projecten zijn toegespitst op de noordelijke provincies, waar onze strijdkrachten aanwezig zijn, waar het conflict minder hevig is en een ontwikkelingsactie mogelijk is. Ik ben van plan die keuze in het algemeen te behouden.

 

Mijnheer Francken, het is inderdaad te betreuren dat Pakistan niet aanwezig was op de internationale Afghanistan-conferentie in december in Bonn.

 

Pakistan is namelijk een van de belangrijke actoren die Afghanistan uit de crisis kunnen helpen. Desondanks was voor de conferentie een zeer nuttige rol weggelegd, met name die van broodnodige mobiliserende factor. De EU en de VS grepen deze conferentie bovendien aan om de Afghaanse regering duidelijk te maken dat hun engagement niet onvoorwaardelijk was. Het was geen Pledging Conference: er werden geen bedragen vastgelegd. De internationale gemeenschap verbond zich ertoe Afghanistan na 2014 niet aan zijn lot over te laten en een vorm van ontwikkelingssteun aan het land te behouden.

 

Verscheidene staten hebben reeds aangekondigd dat zij na 2014 hun troepen niet langer zullen inzetten bij gevechten, maar dat zij hun inspanningen inzake de opleiding en ondersteuning van de Afghaanse strijdkrachten voortzetten. Tot nu toe werd nog geen beslissing genomen met betrekking tot de mogelijke vorm van de Belgische strijdkrachten na 2014. Mijn ambtsgenoot van Defensie kan u wellicht meer inlichtingen geven over de plannen dienaangaande. Het leek mij mogelijk om al een aantal antwoorden te geven in verband met de commissie voor Defensie.

 

Mijnheer de voorzitter, ik zal de volgende weken en maanden nog veel contacten hebben, tot en met de top van de NAVO in mei in Chicago in verband met Afghanistan. Na zo’n top is het zeer nuttig om klaar en duidelijk richting te geven aan ons beleid tegenover Afghanistan.

 

04.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): We hebben met het Parlement de bedoeling om tot een groot debat over Afghanistan te komen. Dat is dringend en kan nuttig zijn. Ik pleit voor een proactieve Belgische houding waarbij u probeert om uw collega’s binnen de Europese Unie en de NAVO te beïnvloeden en een aantal richtlijnen aan te geven, zodat we dat conflict in Afghanistan kunnen oplossen of kunnen bijdragen tot een oplossing.

 

We hebben de afgelopen jaren geleerd dat een eenzijdige militaire aanpak weinig zin heeft: het gaat om Afghanistan, het gaat om de taliban. Als het gaat om de meer politieke processen aan te moedigen, vraag ik u om te pleiten voor een coördinerende rol van de Verenigde Naties bijvoorbeeld. Af en toe is er concurrentie tussen de VN en de NAVO. Als het gaat om wederopbouw en ontwikkeling: dit is een noodzakelijk element in een bredere strategie.

 

Ik hoop dat de Belgische regering in alle facetten daar ook verantwoordelijkheid voor zal opnemen. Er zijn interessante boeken geschreven over Afghanistan door Gie Goris, Ahmed Rashid en dergelijke meer. Ik wil echt vragen om proactief te zijn en te proberen het debat met uw collega’s te beïnvloeden. Zoals ik zei komt er binnenkort wellicht een Afghanistandebat in het Parlement en dan kunnen we daar verder op ingaan.

 

04.05  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik vind het opmerkelijk dat u zegt dat er nog geen beslissing werd genomen over het eventueel inzetten van een militaire capaciteit na 2014 als het gaat over het trainen en opleiden van het Afghaanse leger. Bij mijn weten is dat net wat wij nu doen. Onze strijdkrachten zitten niet in een echt gevecht verwikkeld, man to man. Wij zitten in Kunduz met onze OMLT’s die het Afghaanse leger trainen en opleiden on the field.

 

Zeker nu collega Van der Maelen deel uitmaakt van de federale regering meende ik te hebben begrepen dat het in 2014 gedaan moest zijn. Het terugtrekken begint dit jaar en moet afgelopen zijn in 2014. Bring our boys and girls back home.

 

Ik voel hier toch nog een zekere opening van de minister die zegt dat er nog geen beslissing werd genomen over het eventueel inzetten van een militaire capaciteit in het kader van de opleiding. Onze OMLT’s kunnen dus eventueel nog verder worden ingezet tot na 2014. We moeten hiervoor de Chicago-conferentie afwachten. Ik zie daar een duidelijke tweespalt waarbij de sp.a op een enigszins ander spoor zit. Waar is de tijd dat de heer Van der Maelen de regering en vooral de heer De Crem verweet een handpop van de Verenigde Staten te zijn. Het kan verkeren, nietwaar.

 

Ik wil het ook even hebben over het memorandum of understanding met Afghanistan. U heeft terug een ambassadeur in Kaboel, de heer Lastschenko. Ik meen dat hij daar op 7 februari 2011 is begonnen. Er is nog altijd geen memorandum of understanding afgesloten met de Afghaanse regering. Nederland heeft dit wel gedaan. Dit is nochtans belangrijk voor alles wat te maken heeft met de verwijdering van illegale en criminele Afghanen in België. De Afghanen vormen deze maand opnieuw de grootste groep asielzoekers. Er is heel veel instroom van Afghanen wat gelet op het conflict ook logisch is. Daarnaast is het ook belangrijk als er door onze troepen een Afghaanse talibanstrijder wordt opgepakt. Wij kunnen die niet uitleveren aan het Afghaanse leger. Wij moeten dit altijd doen via een andere militaire macht die wel een memorandum of understanding heeft. De reden hiervoor is dat Afghanistan de doodstraf en ook martelingen niet volledig heeft afgestraft.

 

Ik wil hierop nogmaals aandringen. Indien u de heer Lastschenko ziet, zou ik hem toch nog eens herinneren aan dat memorandum of understanding. Dit is vooral van belang voor ons migratie- en verwijderingsbeleid. Ik weet dat uw partij in de regering mevrouw De Block steunt en dat het verwijderingsbeleid voor u prioritair is. Er zijn heel wat problemen met Afghaanse criminele illegalen. Ik hoop dat daarvan werk kan worden gemaakt. Ik zal u daarover zeker nog ondervragen in de komende maanden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la chasse à la baleine des Japonais financée par les fonds de reconstruction après le tsunami" (n° 8427)

05 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de financiering van de Japanse walvisjacht door de na de tsunami gecreëerde wederopbouwfondsen" (nr. 8427)

 

05.01  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question date du 21 décembre 2011. À cette époque, la presse s'est fait l'écho du fait que la flotte baleinière japonaise est partie vers l'Antarctique pour procéder à la capture de près de mille baleines, officiellement dans un but de recherche scientifique. De plus en plus de voix internationales se sont élevées contre cette pratique dont tout le monde sait qu'il s'agit de chasse à des fins commerciales.

 

Cette année, s'ajoute une deuxième raison de s'indigner: le fait que le gouvernement japonais utilise les fonds destinés à la reconstruction des parties du pays touchées par le tsunami pour financer cette flotte baleinière. Le gouvernement japonais justifie cela en disant qu'il soutient le secteur de la pêche. En fait, selon les informations reçues, les fonds serviraient à financer une flotte de protection des navires de chasse contre les activistes qui veulent sauver les baleines.

 

Monsieur le ministre, notre pays a toujours été très actif au sein de la Commission baleinière internationale. Nous y avions un représentant, qui est malheureusement décédé, mais je suppose que notre action va continuer en faveur de la protection de ces animaux emblématiques et dont la survie garantit celle des habitats, des autres espèces marines et de la biodiversité.

 

Comment la Belgique va-t-elle poursuivre son action au sein de la Commission baleinière internationale? Comptez-vous relayer l'indignation des défenseurs de l'environnement par une démarche auprès du gouvernement japonais, à l'occasion de l'utilisation des fonds tsunami pour la protection de la flotte de chasse à la baleine?

 

05.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, madame Snoy, comme vous, je déplore le décès inopiné du représentant belge auprès de la Commission baleinière internationale. Toutefois, je peux vous assurer que la position belge au sein de la Commission reste inchangée, ceci d'autant plus qu'elle est soutenue par un large consensus au sein de l'Union européenne. Une décision a d'ailleurs été prise au sein du Conseil Environnement le 13 décembre dernier. La Belgique pousse les mêmes priorités au sein d'autres enceintes internationales, par exemple, l'Assemblée générale des Nations unies ou la Convention sur la diversité biologique. Par ailleurs, la Belgique nommera très bientôt un nouveau commissaire baleinier et continuera à s'engager pour cette Commission baleinière internationale.

 

Cette Commission est actuellement divisée en deux camps, d'importance plus ou moins comparable. La plupart des pays occidentaux, dont la Belgique, sont partisans d'éliminer la chasse à la baleine communément dite "scientifique". Il existe toujours un moratoire sur la chasse commerciale. Un autre groupe, dont le Japon mais aussi la Corée du Sud et la Chine, s'opposent à une interdiction totale de la chasse, mais semblent accepter, à des degrés divers, la nécessité d'améliorer la réglementation de cette chasse.

 

L'approche de la Belgique dans ce dossier s'inscrit dans le prolongement de sa politique étrangère. Dans de nombreux dossiers, notamment celui de la chasse à la baleine, notre pays est un partisan convaincu de l'approche multilatérale qui, à terme, présente la seule véritable garantie que des engagements spécifiques revêtent un caractère universel.

 

Suite au tsunami dévastateur qui a frappé le Japon en mars 2011, trois budgets extraordinaires ont été votés. Le 21 novembre dernier, la Diète a voté un budget de 12,1 trillions de yens, dont presque un quart sert à la relance de l'économie locale. Cinq cents milliards de yens, soit presque 5 milliards d'euros, sont en cours d'affectation au secteur de la pêche. De cette somme, 2,28 milliards de yens, soit presque 23 millions d'euros sont consacrés à la sécurisation des baleiniers, c'est-à-dire l'envoi d'un bâtiment d'escorte pour la flottille baleinière japonaise.

 

Toutefois, j'estime qu'une démarche formelle auprès des autorités japonaises est actuellement à éviter car elle aurait, selon toute vraisemblance, des effets contraires. La Commission baleinière internationale n'a pas de compétence normative contraignante et chaque État membre peut se retirer à sa guise de la Commission. Dans le pire des cas, ceci pourrait même conduire à une éventuelle scission de la Commission baleinière internationale, et dès lors, à une paralysie de son fonctionnement.

 

Une partie du problème se situe au niveau des particularités du Japon, où les produits de la pêche et de la chasse à la baleine prennent une place considérable dans les habitudes alimentaires. Celles-ci sont toutefois en train de changer. Les Japonais de la jeune génération semblent consommer très peu de produits dérivés de la baleine. De plus, le Japon est un pays démocratique où un processus de conscientisation au sein de l'opinion publique peut déboucher sur une évolution graduelle, sans que la population n'y ait l'impression que le pays doive céder à la pression extérieure de l'Europe et des États-Unis.

 

Cela étant dit, je vous confirme que nous allons continuer notre action au sein de la Commission baleinière internationale, et que nous allons y désigner un nouveau commissaire baleinier.

 

05.03  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre. Je suis heureuse d'entendre que nous allons continuer à être très proactifs dans la Commission baleinière internationale, ce qui est très positif.

 

Par ailleurs, je trouve que la Belgique aurait pu, avec d'autres, faire une remarque sur l'utilisation des fonds que la communauté internationale a octroyés pour réparer les dégâts dus au tsunami. Si ces fonds sont utilisés pour payer une flotte de défense des baleiniers, cela aurait mérité une remarque ou, à tout le moins, une prise de position. La Belgique aurait pu inspirer cette prise de position. Il subsiste un problème dans l'attitude du Japon à maintenir sa position sur les questions baleinières due, comme vous l'avez expliqué, à des facteurs culturels. Je comprends qu'il faille être habile dans la façon de les contrer.

 

Utiliser l'aide internationale, à la risée du monde entier, pour protéger les flottes baleinières me paraît quand même un peu fort! J'aurais aimé une réaction conjointe de donateurs internationaux.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de strategie van het Belgische buitenlands beleid ter attentie van piraterij voor de kust van Somalië" (nr. 8502)

06 Question de M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la stratégie de la politique internationale belge dans le cadre les actes de piraterie au large des côtes de la Somalie" (n° 8502)

 

06.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ons land zal in het tweede semester van 2012 opnieuw een fregat laten deelnemen aan operatie Atalanta. In het verleden nam ons land al deel aan deze operatie die de operaties van piraten op zee probeert af te slaan. Ons land nam ook al deel aan EUTM, een missie die de militaire opleiding van Somalische rekruten beoogt.

 

Wat zijn volgens Buitenlandse Zaken de root causes of oorzaken van de piraterij voor de kust van Somalië? Wat moet volgens u het antwoord op die problemen zijn? Wat is onze strategie, onze visie ten aanzien van Somalië? Welke initiatieven neemt of steunt ons land die deze root causes aanpakken en die zich daardoor onderscheiden van de symptoombestrijding die de operatie Atalanta toch eigenlijk wel is? Meent u dat de inspanningen van de internationale gemeenschap in hun geheel efficiënt en duurzaam zijn? Moeten we niet naar een herziening?

 

06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer De Vriendt, de oorzaken van de piraterij voor de kust van Somalië bevinden zich op het land. Ze hebben te maken met onderontwikkeling, armoede, droogte, gewapende conflicten enzovoort. Ze zijn eigenlijk terug te voeren op de afwezigheid sedert twintig jaar van een goed functionerend centraal gezag in de hoofdstad Mogadishu. De vorming van een stabiel politiek bestel is de eerste vereiste om deze problemen aan te pakken.

 

Ons land ondersteunt als actief lid van de internationale gemeenschap de inspanningen die erop gericht zijn om de federale overgangsinstellingen in Mogadishu te helpen. Dat gebeurt onder andere via de EU met de opleiding van de Somalische rekruten en met de financiële bijdrage aan AMISOM. Ik heb de Europese Commissie gevraagd om verder te gaan met de financiering van AMISOM. Verder zijn er de vredesmacht in Somalië en de deelname aan de vredesmacht Atalanta die als doel de bestrijding van de piraterij heeft. Ik herinner mij de reacties destijds na een probleem met de Pompei in dat verband.

 

Elke oplossing zal per definitie een regionaal aspect moeten hebben en veronderstelt een omvattende aanpak. De analyse en het actieplan van de EU gaan in deze richting. Overeenstemmend met zijn middelen steunt België de inspanningen van de EU. Er is ook een uitnodiging van mijn Britse collega, de heer Hague, voor een conferentie over de Hoorn van Afrika en de evolutie in Somalië. Ik heb gevraagd om een vertegenwoordiging te hebben bij de delegatie van de Benelux – ik zou zeggen de delegatie van Nederland – voor die conferentie.

 

We zullen verdere steun aan AMISOM vragen en we zijn ervan overtuigd dat het logisch is om te blijven deelnemen aan de operatie Atalanta. Wij gaan dus verder met onze acties in die regio.

 

06.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het is natuurlijk een complex probleem. Ik ben mij daar zeer goed van bewust.

 

Het is uw collega, de minister van Defensie, die voor de operatie Atalanta bevoegd is. Ik richtte mijn vraag tot u als minister van Buitenlandse Zaken om erover te waken dat het globale beeld niet uit de aandacht verdwijnt en dat ons land zich voldoende engageert om verder te gaan dan de symptoombestrijding en de oorzaken van het conflict probeert te verhelpen.

 

Le président: Il paraît que la piraterie est aussi causée par l'épuisement des réserves de poissons en face de la côte somalienne, qui résulte de la pêche illégale par des bâteaux-usines étrangers. Cela a également facilité la reconversion des pêcheurs dans la piraterie. Comme quoi la lutte contre la pêche illégale, qu'il s'agisse de baleines ou de sardines, est quelque chose d'important.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het stammenconflict in Zuid-Sudan" (nr. 8523)

- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de moordpartijen die aan de gang zijn in Zuid-Sudan" (nr. 8704)

07 Questions jointes de

- Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le conflit tribal au Sud-Soudan" (n° 8523)

- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les massacres en cours au Sud-Soudan" (n° 8704)

 

07.01  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het sinds vorig jaar onafhankelijke Zuid-Soedan woedt hevig geweld tussen rivaliserende stammen over eigendom van vee. Door het aanhoudend geweld tussen beide stammen zijn talrijke vluchtelingenstromen op gang komen, voornamelijk in de Zuid-Soedanese staat Jonglei. In diezelfde regio werden in enkele steden ook tal van faciliteiten van ngo’s geplunderd. Artsen Zonder Grenzen zag zich dan ook verplicht om medewerkers aan te raden de steden te verlaten en elders onderdak te zoeken. Artsen Zonder Grenzen beklemtoont dat er momenteel geen contact mogelijk is met de gevluchte medewerkers.

 

Weet u of er momenteel landgenoten verblijven in de desbetreffende regio? Zo ja, hoeveel?

 

Welke richtlijnen of ondersteuning biedt de Belgische ambassade voor Zuid-Soedan, die momenteel is ondergebracht in het Oegandese Kampala, aan landgenoten die daar opereren of nog zullen opereren voor humanitaire doeleinden?

 

07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Meulemeester, ik kan zeer kort zijn. Er is geen precies cijfer beschikbaar, maar het kan hooguit over slechts enkele landgenoten gaan, die eventueel in de desbetreffende regio zouden verblijven.

 

Ons reisadvies voor Zuid-Soedan, dat onder andere verwijst naar stammentwisten in Jonglei en verplaatsingen binnen Zuid-Soedan sterk afraadt, bevat ter zake duidelijke richtlijnen aan onze landgenoten.

 

Ik heb voor u een kopie ter beschikking van de conclusies van de Europese Unie in verband met Soedan en Zuid-Soedan, met een aantal commentaren daarover.

 

07.03  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat de toestand in Soedan goed moet worden opgevolgd. Het zal een belangrijke uitdaging worden voor de internationale gemeenschap om ervoor te zorgen dat de spanningen in Zuid-Soedan niet verder escaleren. We zullen er meer bepaald moeten op toezien dat ngo’s die ginder werkzaam zijn, niet de dupe worden van het geweld. Voor Zuid-Soedan blijft humanitaire hulp onontbeerlijk voor verdere ontwikkeling.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la nécessité d'une approche internationale plus cohérente sur les personnes déplacées en raison de catastrophes environnementales et le soutien aux principes de Nansen" (n° 8560)

08 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de noodzaak van een coherentere internationale aanpak met betrekking tot als gevolg van natuurrampen ontheemde personen en de steun voor de Nansenprincipes" (nr. 8560)

 

08.01  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, à l'occasion du 60e anniversaire de la Convention relative au statut des réfugiés et du 50anniversaire de la Convention sur la réduction des cas d'apatridie, une réunion interministérielle s'est tenue à Genève les 7 et 8 décembre.

 

Ce rassemblement a offert l'opportunité aux États parties à ces Conventions de s'engager concrètement dans des questions spécifiques relatives aux déplacements forcés et sur l'apatridie et d'adopter ou d'encourager de nouvelles recommandations.

 

Lors de cette réunion a notamment été abordée la question des personnes déplacées à la suite de catastrophes naturelles et de dégradations de l'environnement, notamment celles induites par le changement climatique. En juin dernier, le Haut Commissariat des Nations unies pour les réfugiés (HCR), soutenu en cela par le gouvernement norvégien, a présenté les principes Nansen qui visent à assurer une meilleure protection de ces personnes.

 

En outre, le ministre des Affaires étrangères norvégien a lancé l'idée d'instaurer, au niveau international, les principes humanitaires de Nansen, afin de mieux protéger les déplacés environnementaux dans le monde. D'autres pays, tels que le Royaume-Uni, ont pris l'initiative de lancer des recherches importantes sur le thème des déplacés environnementaux, notamment le projet Foresight.

 

La Belgique a été précurseur avec l'adoption en 2006 au Sénat d'une proposition de résolution visant à la reconnaissance dans les conventions internationales du statut de réfugié environnemental. Malheureusement, aujourd'hui, il ne semble plus y avoir d'initiative et la Belgique est restée muette sur cette question lors du dernier Comité exécutif du HCR.

 

Monsieur le ministre, la Belgique joindra-t-elle sa voix aux gouvernements qui réclament aujourd'hui une approche internationale plus cohérente en matière de besoins des personnes déplacées pour des raisons environnementales? Quelle a été la position de la Belgique lors de cette réunion interministérielle et quels ont été les engagements pris? Êtes-vous prêt à appuyer le gouvernement norvégien, avec d'autres gouvernements, pour une approche proactive de ces questions? Enfin, quelles initiatives comptez-vous prendre sur la question des déplacés environnementaux?

 

08.02  Didier Reynders, ministre: Madame Boulet, permettez-moi tout d'abord de réaffirmer le profond attachement de notre pays à la Convention de 1951 relative au statut des réfugiés et qui constitue le fondement du régime de protection internationale. La Belgique est également très soucieuse du changement climatique et prend la problématique des réfugiés climatiques très au sérieux.

 

En ce qui concerne la Conférence interministérielle du HCR des 7 et 8 décembre, celle-ci portait sur la Convention de 1951 relative à la protection des réfugiés et la Convention de 1961 relative à la réduction des cas d'apatrides, à laquelle la Belgique n'a pas encore adhéré. La déclaration faite au nom de la Belgique se réfère uniquement et strictement aux engagements concernant la politique d'asile et de réduction de l'apatridie telle que contenue dans la déclaration gouvernementale.

 

Pour ce qui est de l'engagement de la Belgique à joindre sa voix aux gouvernements qui réclament aujourd'hui une approche internationale plus cohérente en matière de besoins des personnes déplacées pour des raisons environnementales, il s'agit d'un engagement politique sur lequel il appartiendra aux gouvernements de se prononcer. Bien que les organisations internationales aient pris conscience, depuis plusieurs années, de l'impact des catastrophes environnementales et du changement climatique sur les migrations forcées, et corollairement de l'impact des mouvements massifs de personnes réfugiées et déplacées sur l'environnement, la notion de réfugié environnemental n'est pas réellement présente dans le droit international.

 

La question est complexe, car les catastrophes et bouleversements environnementaux ne rencontrent pas actuellement la notion de persécution, telle qu'elle est définie dans la Convention de 1951 sur la protection des réfugiés.

 

En ce qui concerne les initiatives à prendre par le gouvernement sur la question des déplacés environnementaux, la Belgique appuie le HCR pour faire face aux crises complexes et de longue durée en Afrique. Notre contribution au HCR a été de plus de 21 millions d'euros en 2011. Dans ces crises, les facteurs d'insécurité et d'instabilité politique se combinent à des facteurs climatiques et de dégradation environnementale. L'exemple le plus frappant est la sécheresse qui sévit dans la Corne de l'Afrique.

 

Nous allons poursuivre ce soutien. Il ne serait pas inutile qu'un débat puisse s'ouvrir au parlement sur la manière de concevoir notre réaction par rapport à la question que vous posez sur les besoins des personnes déplacées pour des raisons environnementales. Il importe de mener tant un débat de fond qu'un débat juridique sur la manière de raccrocher ces éléments aux conventions internationales.

 

08.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Les bonnes intentions sont nombreuses, mais concrètement, il n'existe pas grand-chose, que ce soit au plan belge ou international.

 

Pour suivre le dossier depuis quelques années, je dois reconnaître que, même au niveau des différentes recherches qui ont eu lieu, beaucoup de débats sont ouverts autour de la question même du statut et de l'appui légal que l'on pourrait trouver à l'échelon international ou dans le droit national.

 

Cela dit, les initiatives telles celles prises par la Norvège, d'autres pays scandinaves mais aussi par l'Angleterre, sont extrêmement intéressantes, car elles initient ce début de réflexion et amènent les personnes du milieu académique qui travaillent sur le sujet depuis de nombreuses années à rencontrer celles du milieu politique, qui sera un jour, je l'espère, chargé d'élaborer un projet en faveur de ces personnes.

 

On parle de moins en moins de réfugiés climatiques, mais de plus en plus de déplacés environnementaux, parce que l'on sait que l'on ne dispose pas toujours du matériel légal – si je puis dire – pour créer un futur statut. On sait aussi que la crainte est grande à l'idée, par exemple, de rouvrir la Convention de Genève en vue de permettre cette reconnaissance et ce, par peur qu'elle soit modifiée a minima.

 

En tout cas, je retiens que vous êtes prêt à entamer un débat à ce sujet. J'espère donc que votre parti, voire le gouvernement, soutiendra ma proposition visant à ouvrir le débat que je remettrai au président de cette commission.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Questions jointes de

- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la situation au Nigeria" (n° 8584)

- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les attentats terroristes au Nigeria" (n° 8866)

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de situatie in Nigeria" (nr. 8584)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de terroristische aanslagen in Nigeria" (nr. 8866)

 

09.01  Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, au Nigeria, depuis le mois de décembre 2011, les attaques visant la communauté chrétienne se sont multipliées. Les autorités ont attribué ces attentats à la secte islamiste Boko Haram, qui les a elle-même revendiqués par la suite.

 

Suite à ces terribles attentats que nous ne pouvons que condamner, la communauté chrétienne a menacé de recourir à l'autodéfense si les violences se poursuivaient dans un pays divisé entre un Nord pauvre, à dominante musulmane, et un Sud plus riche, surtout chrétien et animiste.

 

Les autorités ont tenté de rassurer la population après les attentats, dans un contexte de crainte de représailles et d'escalade des violences interconfessionnelles. Il semblerait cependant que, jusqu'à présent, les autorités soient incapables d'empêcher Boko Haram de multiplier des attaques toujours plus sophistiquées et meurtrières.

 

Dans ce contexte, monsieur le ministre, disposez-vous de plus de précisions concernant les dernières tensions entre les différentes composantes du Nigeria?

 

L'ONU et l'Union européenne ont-elles réagi de manière générale à ce qui peut apparaître comme une situation explosive afin d'éviter les violences interconfessionnelles?

 

En savez-vous plus sur les moyens qui pourraient être mis à la disposition des autorités du Nigeria par la communauté internationale afin d'assurer la sécurité des différentes composantes de leur société?

 

Comment les diplomates belges présents sur place voient-ils l'évolution de la situation?

 

09.02  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, sinds 2000 komt het in Noord-Nigeria bijna dagelijks tot zwaar interreligieus en of etnisch geweld. De islamitische terreurorganisatie Boko Haram — wat zoveel betekent als: de westerse levensstijl is zondig — wil in heel Nigeria de shariarechtspraak invoeren, met geweld als de bevolking het zelf niet wil. Dat proces is eigenlijk al bezig in Nigeria.

 

In de provincies Maidoegoeri en Sokoto leidde dit al tot vernietiging van andersgelovige minderheden. In het weekend van 21 januari vielen in een gecoördineerde reeks aanslagen in de stad Kano, de tweede stad van het land, niet minder dan 165 doden. In het noorden van Nigeria werden in hetzelfde weekend 9 mensen gedood in een aanval van Boko Haram op een christelijke gemeenschap. Dit lijkt meer en meer op een burgeroorlog.

 

Mijnheer de minister, op welke manier zal België reageren als door de Nigeriaanse regering om bijstand wordt gevraagd? Zijn er al verzoeken gericht aan internationale organisaties waarvan België deel uitmaakt zoals de NATO of de EU?

 

Hoeveel landgenoten bevinden zich momenteel in Nigeria? Kan men die op een snelle manier bereiken? Heeft onze ambassade permanent contact? Zijn er landgenoten in het noorden van Nigeria?

 

Dreigt er in de nasleep van de Arabische Lente, waarvan tot nog toe vooral de politieke islam beter is geworden, geen domino-effect in Afrika te ontstaan? Het lijkt er toch sterk op dat een aantal staten in zwart Afrika onder de Sahellijn onder groeiende islamitische druk komt te staan. Hoe reageert de Belgische regering hierop?

 

Boko Haram wil in Nigeria de sharia invoeren, die op verschillende punten strijdig is met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mensen. Wat doet de Belgische regering om dit aan te klagen? Op welke manier zult u hierop reageren, eventueel in overleg met de Europese partners?

 

09.03  Didier Reynders, ministre: Monsieur Blanchart, les causes profondes des récentes explosions de violence au Nigeria sont bien plus complexes que ne le laisse penser l'évocation simpliste, entendue parfois, d'une opposition entre un Nord islamiste et un Sud chrétien. La violence est plutôt liée à des facteurs tels que les inégalités socioéconomiques et la marginalisation, les oppositions ethniques et politiques, l'intervention déficiente des autorités et la corruption, sur lesquelles vient se greffer la dimension religieuse. La législation nationale prévoit, par ailleurs, la liberté de religion et de conviction dans l'ensemble du pays.

 

Du côté européen, les attentats de fin décembre ainsi que ceux du 20 janvier 2012 à Kano ont été fermement condamnés par la Haute représentante de l'Union européenne pour les Affaires étrangères et la Politique de sécurité. Mme Ashton a, en outre, rappelé son soutien aux autorités nigérianes dans leurs actions de lutte contre le terrorisme, pour la protection de tous les citoyens et la préservation de l'État de droit. Par ailleurs, une réaction analogue est venue de la part des Nations Unies, tant du secrétaire général que du Conseil de sécurité.

 

Il incombe, en premier lieu, aux autorités nigérianes concernées de garantir la sécurité des citoyens. Si le gouvernement nigérian souhaite faire appel à la coopération internationale, sa demande sera, sans aucun doute, dûment prise en considération.

 

Du côté belge et du côté de l'Union européenne, les développements sont suivis de très près, tant par les diplomates belges et leurs collègues européens sur place que par les services compétents à Bruxelles. Ce 8 février, une réunion au niveau ministériel, Union européenne-Nigeria, se tient à Abuja. La problématique de la sécurité et le rôle de Boko Haram y seront évoqués. Ceci pourrait aboutir à des initiatives concrètes de coopération en matière de paix et de sécurité. Ce point bénéficiera du travail préliminaire fait par des experts comme la mission européenne conjointe du service externe et du coordinateur contre le terrorisme au Nigeria en novembre 2011.

 

Il est évidemment difficile de prévoir comment la situation va évoluer. Tout d'abord, il appartient au gouvernement nigérian d'éviter une escalade de la violence. La décision d'instaurer l'état d'urgence dans certaines régions et le déploiement accru des forces de sécurité pourrait, à court terme, stabiliser la situation, pour autant que cela soit fait dans le respect de l'État de droit et des droits de l'homme. Le président Jonathan a proposé d'instaurer un dialogue mais, jusqu'à présent, la réponse reste négative du côté des extrémistes.

 

À moyen terme, les autorités devront s'attaquer aux causes profondes du problème. Ici aussi, le pays pourra compter sur le soutien et la coopération européenne dont, bien entendu, la coopération belge.

 

Ik kom tot de vragen van de heer Logghe. Indien er een vraag om bijstand zou komen van de Nigeriaanse regering, zal België deze op gepaste wijze onderzoeken, bij voorkeur in Europees verband. De voorbije weken hebben reeds een aantal contacten plaatsgevonden tussen de EU en de Nigeriaanse autoriteiten, met betrekking tot deze problematiek. Ik heb al verwezen naar de vergadering van vandaag in Abuja.

 

Momenteel zijn er 152 Belgen geregistreerd bij de ambassade in Abuja. De meerderheid, ongeveer 70 %, woont in de zuidelijke stad Lagos. Net als in andere landen is het ook voor Nigeria moeilijk om het exacte aantal Belgen ter plaatse te kennen. Volgens de gegevens waarover de ambassade beschikt, zou er in Kano slechts een Nigeriaanse Belg verblijven.

 

De ambassade heeft de voorbije maanden de Belgen ter plaatse herhaaldelijk bericht over de te volgen veiligheidsvoorschriften in geval van een noodsituatie. Ook het reisadvies wordt op gepaste tijdstippen geactualiseerd.

 

In antwoord op uw vraag naar een mogelijk domino-effect van de Arabische Lente in Afrika, lijkt het mij gepast om een belangrijke nuance te maken tussen, enerzijds, het brede maatschappelijk draagvlak van het overwegend vreedzaam op gang gekomen protest eigen aan de Arabische Lente en, anderzijds, de zeer beperkte interne steun die uitgaat naar gewelddadige acties van terreurbewegingen in Nigeria en in sommige andere landen van de Sahelregio.

 

De Belgische regering is solidair met de diverse EU-verklaringen waarin de betreffende terreuracties in Nigeria ten stelligste werden veroordeeld en er werd bereidheid getoond om de Nigeriaanse overheid te steunen in het zoeken naar gepaste strategieën evenals naar een antwoord op dit probleem.

 

Ten slotte, vrijheid van religie en geloof is in Nigeria wettelijk verankerd en wordt door de overheid gerespecteerd en ondersteund. België en de EU verdedigen deze vrijheid in het kader van het mensenrechtenbeleid in hun relatie tot derden en bijgevolg ook ten aanzien van Nigeria. Getuige daarvan de referentietermen van een specifieke EU-demarche bij de Nigeriaanse autoriteiten eind januari, naar aanleiding van de gepleegde terreuracties.

 

De mensenrechtenproblematiek staat eveneens geagendeerd op de ministeriële ontmoeting EU-Nigeria van Abuja.

 

Tot slot, het thema van vrijheid van religie en geloof zal worden besproken tijdens de eerstvolgende Gymnichsamenkomst van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken op 9 en 10 maart 2012, onder meer naar aanleiding van de ontwikkelingen in Nigeria, alsook in Egypte en misschien nog in andere landen.

 

09.04  Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, comme dans d'autres régions du monde, les mouvements islamistes mettent à profit l'instrumentalisation de la religion pour augmenter une certaine adhésion à des thèses malheureusement souvent extrémistes.

 

Vous avez raison de dire que les causes profondes du problème ne se règleront pas comme cela. Vous dites que le gouvernement se penche sur ces causes en vue de trouver des solutions. Pensez-vous que le gouvernement nigérian pourra sortir seul de la situation? Avez-vous déjà eu des demandes claires ou officieuses? Que pourrait-on mettre en place pour stopper cette situation?

 

09.05  Didier Reynders, ministre: Cela fait l'objet des contacts que j'ai évoqués et qui ont lieu encore aujourd'hui à Abuja. Pour vraiment évoluer, le gouvernement nigérian devra, selon moi, faire appel à un certain nombre de soutiens internationaux, ce dans une série de domaines. Il n'y a pas que les problèmes immédiats de sécurité qui se posent. Il y a de réels problèmes de fond en termes de coopération et de développement.

 

09.06  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik ben benieuwd naar de resultaten van die contacten in Abuja.

 

Ik heb een bedenking. U zegt dat wij een onderscheid moeten maken bij het toenemende islamisme tussen de breed gedragen maatschappelijke revolte in de Arabische landen in Noord-Afrika en de zeer geringe steun voor die gewelddadige bewegingen in zwart-Afrika. Ik ga daarmee gedeeltelijk akkoord. Ik stel vast dat het geweld zeer destabiliserend werkt voor een aantal zwart-Afrikaanse landen, juist onder de Sahel. Ik heb het dan bijvoorbeeld vandaag nog over Mali, waar we zien dat oprukkende nomadische islamitische stammen ervoor zorgen dat een heel land gedestabiliseerd begint te geraken. Ik vraag daarvoor uw speciale aandacht.

 

Ik hoop dat u met de resultaten van de contacten in Abuja naar deze commissie komt, zodanig dat wij die zaak verder kunnen opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de Europese diplomatieke dienst" (nr. 8589)

10 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le service diplomatique européen" (n° 8589)

 

10.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Europese diplomatieke dienst of de European External Action Service, kreeg in het verleden al heel wat kritiek te verwerken. In een brief die uitlekte, zou de regering bij monde van uw voorganger, de heer Vanackere, ook kritiek uiten op de aanpak van mevrouw Catherine Ashton. Eerder al sprak uw voorganger zich kritisch uit over mevrouw Ashton. Ik had hieromtrent graag van u enige toelichting vernomen.

 

Ten eerste, deelt u de mening van uw voorganger, de heer Vanackere? Zitten jullie op dezelfde golflengte? Wat is uw visie op de rol en de prestaties van de European External Action Service?

 

Ten tweede, hoe ziet u die samenwerking tussen de Europese diplomatieke dienst en de federale diplomatieke inspanningen? Leidt volgens u de verdere uitbouw van die Europese dienst tot minder inspanningen voor de federale diplomatieke diensten? U verwees daar al naar in uw toespraak tijdens de diplomatieke dagen, waarin u zei dat “… de aanstelling van mevrouw Ashton en de invoering van de Europese dienst voor extern optreden. Ook België en ons departement moeten zich daar aan aanpassen”.

 

Ik had graag uw antwoord op deze vragen gehad.

 

10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Luykx, twaalf ministers van Buitenlandse Zaken, waaronder ikzelf voor België, hebben op 8 december een non-paper aan Hoge Vertegenwoordiger Ashton verstuurd. Nu ik erover nadenk, het was mijn voorganger die zo’n document heeft verstuurd aan Hoge Vertegenwoordiger Ashton. Het gebeurde in elk geval samen met 11 andere ministers van Buitenlandse Zaken. Dit moet gezien worden als een constructieve bijdrage voor een betere werking van de Europese Dienst voor Extern Optreden.

 

Er werden suggesties ingediend betreffende de voorbereiding van de Raad Buitenlandse Zaken, de coördinatie met de Commissie, de interne procedures binnen de EDEO, het maximaliseren van het potentieel van de delegaties van de EU en de volledige betrokkenheid van de lidstaat.

 

Mevrouw Ashton heeft deze bijdrage geprijsd met een expliciete vermelding in haar eerste verslag over de Europese Dienst voor Extern Optreden, verspreid op 22 december, één jaar na de oprichting van de Europese Dienst voor Extern Optreden.

 

Die dienst en de nationale diplomatieke diensten dienen samen te werken. De Europese Dienst is een gezamenlijk werkmiddel van de lidstaten en België zal de goede werking en ontwikkeling van deze Europese Dienst blijven steunen. Het bestaan van een Europese Dienst vermindert onze eigen verantwoordelijkheid niet, maar betekent wel een versterking van onze invloed en actiemiddelen op een gezamenlijke wijze op Europees niveau. Wij zullen er echter voor moeten zorgen dat het Belgisch standpunt in acht wordt genomen.

 

Ik heb contact opgenomen met mevrouw Ashton en heb haar gezegd dat op middellange termijn, misschien niet in de komende maanden of jaren, het mogelijk moet zijn om nog een betere coördinatie te hebben tussen de Europese Dienst en de verschillende vertegenwoordigingen van de 27, morgen 28 en nog meer lidstaten van de Europese Unie. België is bereid om tot een betere samenwerking te komen.

 

Het gaat niet alleen over de externe dienst, maar als het mogelijk is, moet dat ook kunnen met de vertegenwoordiging van andere landen. Ik heb dat gezegd bij de Benelux en ik heb dat gisteren in Berlijn ook gezegd aan mijn Duitse collega Guido Westerwelle. Het is goed om een samenwerking te hebben tussen verschillende diplomatieën. In Afrika zijn er verschillende landen waar België geen vertegenwoordiging heeft, door middel van een ambassade of een locatie. Er zijn ook landen zonder vertegenwoordiging van Duitsland. Misschien kunnen wij samenwerken.

 

Ik zal nog samenwerken met mevrouw Ashton aan een betere coördinatie van de externe diensten.

 

Mijnheer de voorzitter, mijnheer Luykx, ik wil nog een laatste voorbeeld geven. In verband met Syrië heb ik gezegd dat er misschien een betere coördinatie mogelijk is tussen de 27 landen van de Europese Unie en de externe dienst in Syrië, in Damascus de komende weken of maanden in verband met de evolutie van de veiligheid in Damascus. Er is daarover nog geen beslissing maar ik heb gevraagd om een echte coördinatie op Europees vlak, dus niet alleen met de verschillende landen, maar ook met de Europese Dienst voor Extern Optreden.

 

10.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw kijk op de zaken.

 

Aan de ene kant is het al een woelig anderhalf jaar geweest om zo’n Europese dienst op poten te zetten. Aan de andere kant vind ik echter dat onze diplomatieke inspanningen op Europees en nationaal niveau geen pure optelsom mogen zijn van mensen en kosten.

 

Ik heb de vergelijking gemaakt met de Verenigde Staten waar men met ongeveer 13 000 ambtenaren een wereldwijd buitenlands beleid voert. Als men echter het geschat aantal ambtenaren van de Europese dienst voor diplomatie optelt bij de 27 lidstaten, hun ambassades en hun vertegenwoordigers, dan komen we bijna aan een klein diplomatiek leger van 100 000 mensen. Een en ander dient dus zeker gestroomlijnd te worden.

 

Ik deel uw mening inzake wat ik hubs heb genoemd, een aantal samenwerkingsverbanden of hubs die buiten Europa kunnen opgesteld worden. Daar kunnen eventueel nationale vertegenwoordigers en zelfs ook vertegenwoordigers van de deelstaten aan participeren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de ontwikkelingen in Myanmar" (nr. 8759)

- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de toestand in Myanmar" (nr. 9317)

11 Questions jointes de

- Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'évolution de la situation en Birmanie" (n° 8759)

- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la situation en Birmanie" (n° 9317)

 

11.01  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, nous avons déjà abordé ce sujet lors de nos débats sur la note de politique générale et dans vos répliques en séance plénière la semaine passée. J'avais donc envie de vous entendre un peu plus précisément sur la situation actuelle en Birmanie. Une ouverture est en train de s'y opérer. La junte militaire, au pouvoir depuis plusieurs dizaines d'années, effectue une transition vers le pouvoir civil et se dit, dès lors, pouvoir civil élu démocratiquement.

 

En novembre 2010, des élections avaient eu lieu mais avaient été considérées par la communauté internationale comme illégales. D'une part, la loi électorale empêchait le parti de Aung San Suu Kyi de se présenter et, d'autre part, la constitution sur laquelle elles se basaient était tout sauf une constitution permettant d'instaurer une démocratie. Il n'empêche qu'aujourd'hui, ces personnes élues ou auto-désignées apparaissent comme des gens fréquentables, puisqu'on met en place un dialogue avec elles et qu'on lève même les visa bans.

 

Pourtant, la situation est loin d'être rose dans le pays. Certes, le parti d'Aung San Suu Kyi prendra part aux élections mais il ne s'agira que d'élections partielles, destinées à n'élire qu'une petite soixantaine de députés sur les trois cents au sein du parlement. On sait, par ailleurs, que ce parti avait reçu l'interdiction de participer aux élections précédentes.

 

En ce qui concerne le dialogue interethnique, certaines mains sont tendues, mais cela n'est pas suffisant. Les combats n'ont pas cessé. Le travail est encore énorme. Un début de cessez-le-feu est mis en place avec les Shan, mais nous en sommes encore loin pour les Karen, les Chin, les Kachin et les Karennis. Quand on connaît ce pays, on sait combien le dialogue interethnique est fondamental si l'on veut un jour reconstruire un État de droit. J'ai visité des sites assez bien informés qui disaient que, malheureusement, les Shan et les Kachin devaient, en outre, subir beaucoup d'attaques militaires de l'armée birmane, avec des déplacements de populations importants, parfois au-delà des frontières, en Thaïlande.

 

Il faut néanmoins reconnaître que des progrès ont été réalisés. J'ai bien lu les conclusions du Conseil européen du 23 janvier 2012, et je les respecte. Cependant, selon les observateurs les plus assidus de la situation en Birmanie, cette ouverture ne se fait pas car les autorités birmanes auraient subitement découvert que la démocratie était un atout pour le pays, mais bien parce qu'elles ont compris que les regards se tournaient vers l'Asie et qu'une diversification de leurs partenaires économiques était nécessaire afin de desserrer un peu le licou économique chinois. En ce sens, les propos du ministre des transports ferroviaires birmans ont été assez clairs à Davos: huit ans d'exemption fiscale pour les investisseurs étrangers qui se précipiteraient vers cet ancien paria de la communauté internationale.

 

Monsieur le ministre, lors du débat budgétaire, vous aviez dit que vous trouviez utile de lever les sanctions, les visa bans, afin de construire un dialogue avec les dirigeants birmans. J'entends bien et je respecte cette position. Néanmoins, cela pose question par rapport au fait que nous n'avons pas reconnu les élections de novembre 2010 et que la communauté internationale les a déclarées illégales. Dès lors, comment pouvoir considérer que ces élus sont des gens avec qui on peut légitimement discuter?

 

Plus globalement, se pose la question de l'impunité de certaines personnes faisant l'objet d'un visa ban en raison des crimes commis. Le rapporteur spécial de l'ONU, M. Quintana, faisait état de violations systématiques des droits de l'homme en Birmanie, dans son récent rapport de mars 2010; il faisait également état de crimes de guerre et de crimes contre l'humanité.

 

Enfin, j'avais posé une question dans le cadre des débats budgétaires, mais la réponse n'était pas extrêmement précise. J'ai été assez choquée de l'information parue dans la presse selon laquelle la Région flamande allait mettre en place une mission économique qui se rendrait en Birmanie.

 

Quelle est votre position quant à ce déplacement, vu le contenu de votre note de politique générale? Est-il pertinent d'envoyer actuellement des investisseurs belges alors que la situation est loin d'être pacifiée?

 

11.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je vais utiliser certains éléments d'une autre réponse donnée à Mme De Meulemeester.

 

Une remarque générale: dans l'analyse de la situation dans divers pays, on peut tenir compte de développements négatifs et imaginer un renforcement de sanctions ou de mesures contraignantes de quelque nature que ce soit. À côté de telles réactions, il faut pouvoir aussi souligner les évolutions positives sans tomber dans l'euphorie, mais en étudiant comment accompagner leurs besoins. Ainsi que je l'avais dit lors du débat sur la note de politique générale: dans certains cas, nous soutenons, dans d'autres, nous restons très vigilants et, dans d'autres encore, nous allons vers des sanctions, voire des sanctions renforcées.

 

Il reste bien du chemin à parcourir, notamment sur la résolution des conflits ethniques, mais je partage malgré tout un certain optimisme – c'est bon de le signaler de temps en temps – au sein de la communauté internationale concernant les derniers développements au Myanmar ou en Birmanie.

 

Ces développements ont des origines internes et externes. Externes, parce que tant l'ASEAN, que les États-Unis, l'Australie ou l'Union européenne ont soumis ces dernières années ce régime et le pays à des pressions, notamment via l'imposition de sanctions; internes aussi, car le nouveau gouvernement a sans doute pris la mesure du retard dans le développement du pays et s'est résolu à des réformes permettant de sortir de l'isolement international et de quitter la dépendance de la Chine, tout en préservant la stabilité interne.

 

Les États-Unis ont renoué, de manière spectaculaire, leurs relations avec le Myanmar, via la visite en décembre 2011 de Mme Clinton et l'annonce de la désignation d'un ambassadeur. L'Union européenne, de son côté, a également tenu à répondre aux développements récents. Lors du Conseil Affaires étrangères du 23 janvier 2012, l'Union européenne a décidé de suspendre l'interdiction de visas concernant de hautes figures du régime. Les conclusions de ce Conseil font, par ailleurs, état du soutien de l'Union européenne pour les réformes en cours et annoncent une révision des sanctions dans leur ensemble d'ici à avril 2012, après évaluation.

 

L'Union européenne a déjà décidé d'ouvrir un bureau de représentation sur place. Celui-ci aura, dans un premier temps, la charge de la mise en œuvre d'importants projets d'assistance que l'Union européenne se prépare à offrir au pays. La Haute représentante pour la politique extérieure de l'Union européenne, Catherine Ashton, se rendra au Myanmar après les élections; apparemment en avril, d'après sa réponse à mon interrogation.

 

Elle rencontrera les autorités nationales, l'opposition et les représentants des ethnies minoritaires; elle inaugurera par la même occasion le bureau de représentation. Cette visite permettra d'orienter la politique de l'Union européenne dans les mois qui viennent, qui devrait viser l'approfondissement des réformes entamées.

 

Les mesures restrictives de l'Union européenne à l'égard du Myanmar doivent être revues, ainsi que je l'ai mentionné lors du Conseil Affaires étrangères d'avril 2012. Afin que l'Union européenne continue d'exercer son influence, des signes d'encouragement doivent être donnés aux autorités birmanes via un assouplissement des sanctions. Toutefois, étant donné que les militaires conservent une influence disproportionnée, entre autres par la Constitution qui leur est favorable, il est opportun de procéder de façon progressive. Certaines mesures devraient être supprimées avec effet immédiat tandis que d'autres devraient être retirées progressivement, en parallèle avec la poursuite des réformes qui seront encore attendues. Lors de nos discussions au mois de janvier, la plupart des intervenants et moi-même allions dans ce sens. Il est important de ne pas se ruer vers une levée de toutes les sanctions mais bien de continuer une évaluation étape par étape.

 

Pour ma part, j'ai l'intention de me rendre sur place afin de contribuer, au nom de la Belgique, au dialogue politique et aux encouragements à l'égard des dirigeants et de tous ceux qui souhaitent faire évoluer le régime, notamment en participant aux élections. Comme vous l'avez rappelé, Aung San Suu Kyi participera aux élections partielles du 1er avril prochain. C'est un élément que l'on peut souligner dans l'évolution du pays.

 

Je voudrais saisir l'occasion de votre dernière remarque pour lancer un appel aux groupes politiques des deux Communautés présents à la Chambre, comme je l'ai fait au Sénat à l'occasion d'une question de M. Anciaux concernant un autre pays. Comme je l'ai dit dans ma note de politique générale, je suis prêt à défendre fermement les droits de l'homme et un certain nombre de valeurs universelles que nous partageons, y compris lors de mes déplacements à travers le monde. Mais c'est beaucoup plus difficile à faire si je dois le faire à la suite de la visite d'un représentant de commerce régional venu proposer les services d'un certain nombre d'entreprises. Je reste convaincu que dans certains pays – et c'est ma position dans le cas présent –, il faut d'abord organiser une visite politique, afin de voir comment évolue la situation sur place, avant d'imaginer des visites purement commerciales.

 

Je l'ai dit au Sénat et cela vaut pour les différentes Régions, je ne pourrai pas indéfiniment accepter un double langage selon que des formations politiques siègent à l'échelon fédéral ou à l'échelon régional. Je ne vise pas votre formation, je vous ai dit à qui je m'étais adressé au Sénat. Je ne peux pas mener une politique de relations extérieures en étant pour partie en porte-à-faux avec ce que choisiraient de faire des majorités dans des assemblées et gouvernements régionaux.

 

Pour la Birmanie, je suis vraiment convaincu. Pour la Libye, tout avait été préparé avant que je n'arrive et je ne me suis pas opposé à une mission d'une Région là-bas, même si elle avait une connotation plus commerciale et économique que politique. Je serai en Libye la semaine prochaine. Je pense qu'il faut vraiment entamer une démarche politique avant d'aller plus loin. Pour la Birmanie, j'insiste pour qu'on respecte cette séquence. Si ce n'est pas le cas, je demanderai aux groupes politiques d'intégrer dans leurs réflexions, leur attitude aux différents niveaux de pouvoir. On ne peut pas plaider au fédéral pour une défense des valeurs, des droits de l'homme et pour un débat politique et puis mettre tout cela dans sa poche lorsqu'on prend sa valise de représentant de commerce à l'échelon régional. J'ai vécu cela dans le passé. On m'interrogeait ici, dans une autre commission, sur le drame que représentent les intérêts notionnels en Belgique, alors qu'au même moment, les représentants des mêmes formations politiques, avec leurs mêmes valises de représentants de commerce, allaient défendre ces intérêts notionnels partout dans le monde. Je souhaite donc être très clair au moment de ma prise de fonction. Je souhaiterais que les grandes envolées lyriques sur les droits de l'homme au fédéral soient suivies d'effets lorsqu'on s'exprime dans des parlements régionaux.

 

Le président: La main gauche ignore parfois ce que fait la main droite!

 

11.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Je suis totalement d'accord avec ce que vous venez de dire. J'avais déjà fait poser des questions sur la Birmanie au Parlement wallon. Dans mon intervention, lors des débats budgétaires, je vous avais dit qu'il serait intéressant de vous mettre en contact avec les différents responsables des entités fédérées pour que le message international belge soit cohérent. En ce qui me concerne, je le ferai savoir.

 

Sur la situation birmane, il faut être extrêmement prudent. C'était également le message relayé par les prisonniers politiques qui sont sortis de prison un peu par hasard; cela se fait au bon vouloir de la junte militaire dénommée désormais gouvernement civil. Le pouvoir militaire cadenasse tout.

 

Maintenant que les élections les plus importantes sont passées, on permet à Aung San Suu Kyi de participer à des élections partielles. C'est toujours pour se donner bonne figure. Je demanderai que l'on soit extrêmement prudent sur les sanctions que l'on lève même si je trouve qu'il faut être positif. Je n'oublierai pas non plus qu'il y a une nécessité de travailler sur la lutte contre l'impunité de ces personnes. Un rapport important de l'ONU, fait en avril 2010, existe. Je sais combien la justice est difficile à mettre en place quand un pays s'ouvre petit à petit à la démocratie; cela a déjà été l'objet de nombreuses thèses et doctorats divers. En tout cas, je continuerai à suivre l'évolution de la situation.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het referendum voor Schotse onafhankelijkheid" (nr. 8775)

12 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le référendum sur l'indépendance de l'Écosse" (n° 8775)

 

12.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de voorbije weken en maanden is in Schotland, maar ook in het Verenigd Koninkrijk, heel wat beroering rond en heel wat aandacht voor een gepland referendum inzake Schotse onafhankelijkheid.

 

De Scottish National Party behaalde in 2011 een absolute meerderheid. De heer Alex Salmond maakte zich bij zijn aantreden al sterk dat hij tijdens zijn legislatuur een referendum zou organiseren. Het aantal Schotten dat zich in een onafhankelijkheidsscenario kan vinden, groeit van week tot week. Er zijn nogal wat discussies ter zake, maar voor 2014 is effectief een referendum gepland.

 

Mijnheer de minister, in het kader van de hele oefening die in Schotland ter zake plaatsvindt, heb ik een aantal vragen voor u.

 

Ten eerste, werd tijdens eender welk contact tussen u en de Britse eerste minister het onderwerp reeds ter sprake gebracht? Welk advies of welk standpunt zou u ter zake aan eerste minister Cameron verlenen?

 

Ten tweede, kunt u vanuit uw bevoegdheid op het vlak van het lidmaatschap bij de Europese Unie de gevolgen voor respectievelijk Schotland en Groot-Brittannië duiden? Hoe gaat een en ander in zijn werk? Het betreft immers een vrij uniek geval, waarbij opnieuw over de invoering van de euro, over de erkenning door de andere Europese lidstaten en dies meer moet worden nagedacht.

 

Tot slot, kunt u de procedure toelichten, opdat Schotland zijn lidmaatschap bij de Europese Unie kan handhaven? Op welke wijze kan ons land zijn bijdrage tot deze handhaving leveren dan wel zijn verzet tegen de handhaving uiten?

 

Wat is uw standpunt over een mogelijk onafhankelijk Schotland in de Europese Unie?

 

12.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Luykx, ik zal zeer concreet zijn: nee, ik werd niet gecontacteerd door de Britse eerste minister David Cameron over het thema van de mogelijke Schotse onafhankelijkheid. Er vonden tijdens mijn bezoek begin dit jaar evenmin diplomatieke onderhandelingen plaats met betrekking tot het volksreferendum. Ik heb van mijn collega William Hague noch van anderen geen woord daarover gehoord.

 

Ik wens ook geen advies te verlenen aan de Britse premier of andere leden van de regering, aangezien die problematiek tot de interne zaken van het Verenigd Koninkrijk behoort.

 

Over de gevolgen van een mogelijke onafhankelijkheid van Schotland in het kader van de Europese Unie kan ik niet antwoorden, aangezien die kwestie nog niet aan de orde is. Die vragen rijzen maar in de minder waarschijnlijke hypothese van een onafhankelijkheidsoptie. Na zo’n optie zullen wij misschien een nieuw debat in het Parlement voeren.

 

12.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het lijkt misschien een hypothetische kwestie, maar ik meen dat het een oefening is waarin wij zelfs proactief mogen nadenken. Gezien de bijzondere situatie in België mogen wij daar zelfs zeer actief over nadenken. Er bestaan inderdaad nog geen volledig bekende regels, maar “no rules, great Scotch” is een bekende reclameslogan voor whisky. Die is hier misschien ook wel van toepassing. Er zijn no rules, maar great Scotland zou wel eens effectief de werkelijkheid kunnen worden. Dan is het de vraag hoe wij daarmee omgaan. Misschien kunnen wij later, naarmate het referendum dichterbij komt, hierover nog eens van gedachten wisselen.

 

Le président: Rien ne dit que la région sécessionnaire serait automatiquement membre de l'Union. Ce serait un cas d'école intéressant à étudier.

 

12.04  Didier Reynders, ministre: Comme l'Union africaine, on ne sait jamais ...

 

Le président: Du Commonwealth; comme le Rwanda …

 

12.05  Didier Reynders, ministre: Je pense à d'autres régions …

 

Le président: Pour devenir membre du Commonwealth? Trêve de plaisanterie ...

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Samengevoegde vragen van

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het vredesproces in het Midden-Oosten" (nr. 8943)

- mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de Belgische houding omtrent de verklaring van de EU over Israël" (nr. 9173)

13 Questions jointes de

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le processus de paix au Moyen-Orient" (n° 8943)

- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la position de la Belgique à l'égard de la déclaration de l'Union européenne concernant Israël" (n° 9173)

 

13.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 23 januari 2012 vertegenwoordigde u ons land op de Europese Raad voor Buitenlandse Zaken. Op de agenda stond een uitwisseling van gedachten over het vredesproces in het Midden-Oosten. Een week tevoren hadden de 27 Europese ambassadeurs in Jeruzalem en Ramallah een gedetailleerd rapport opgesteld met concrete suggesties om, en ik citeer: “het Europees beleid inzake het Palestijns-Israëlisch conflict meer geloofwaardig en coherent te maken.”

 

De inhoud van dit rapport lekte uit in de pers. De missiehoofden, met inbegrip van de Belgische ambassadeur, wijzen erop dat de situatie op het terrein erger wordt en dat de Israëlische nederzettingenpolitiek een tweestatenoplossing de facto ondermijnt. Deze EU-ambassadeurs sporen ook aan om de financiering van Israëlische nederzettingen te ontmoedigen.

 

Welk standpunt hebt u aangaande dit rapport op de Raad ingenomen? Welke lidstaten hebben zich bij uw standpunten aangesloten?

 

Welke besluiten werden er genomen?

 

Hoe ziet u de slaagkansen op een geloofwaardiger Europees beleid in deze kwestie?

 

13.02  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijn vraag handelt ongeveer over dezelfde problematiek. Diezelfde EU-raad voor Buitenlandse Zaken van 23 januari besprak een EU-verklaring over de situatie tussen Israël en Palestina. Het rapport waar collega Van der Maelen het over had, was een van de discussiepunten. Het gaat om het rapport volgens dewelke de komst van Joodse kolonisten in Area C de Palestijnse aanwezigheid zou ondermijnen en het verder zetten van deze trend een tweestatenoplossing zelfs helemaal niet meer haalbaar zou maken.

 

Uit een artikel in het NRC Handelsblad blijkt dat een kritische houding in lijn met dat gelekte rapport in de EU-verklaring tegenover dat Israëlische nederzettingsbeleid tegengehouden werd door uw Nederlandse collega, Uri Rosenthal. Dat is alleszins wat het NRC Handelsblad schrijft. Ook Italië zou daar de hand in hebben gehad. Beide landen waren van mening dat, in het belang van het vredesproces, de EU geen kritiek mocht uiten op Israël. Nochtans staat het Israëlisch beleid in scherp contrast met het internationaal recht en ook met het standpunt van de Europese Unie, dat vasthoudt aan de grenzen van voor 1967. Wij weten dat Duitsland, Groot-Brittanië en Frankrijk hun ongenoegen hebben laten blijken over de houding van Nederland.

 

In uw beleidsnota hebt u zich er toe verbonden te ijveren voor de voortzetting van de onderhandelingen en voor het bekomen van een vreedzame tweestatenoplossing. Dat houdt toch rechtstreeks verband met dat gegeven in dat rapport. Bijna iedereen is het er toch over eens dat het stopzetten van de Israëlische nederzettingenbouw hierbij primordiaal is.

 

Deelt u die Nederlandse en Italiaanse mening dat de EU zich niet kritisch mag opstellen om het vredesproces te vrijwaren? Of gelooft u ook, zoals onze fractie, dat een dergelijke afzijdige houding net het wantrouwen en de frustraties bij de Palestijnen zal doen toenemen.

 

Op welke manier hebt u zich opgesteld? Heeft u uw Nederlandse en Italiaanse collega’s proberen te overtuigen dat een kritische houding vanuit de Unie in het belang is van het vredesproces en welke waren daar desgevallend de reacties op? Heeft u tijdens of na de Raad uw ongenoegen laten blijken over deze afgezwakte verklaring?

 

13.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, de Europese lidstaten in de Unie moeten voortdurend denken over de wijze waarop beide partijen ertoe kunnen worden aangezet om de onderhandelingen betekenisvol verder te zetten. De beste manier daartoe kan verschillen naargelang de omstandigheden, waarbij het ook zo is dat er een intern debat binnen de Europese Unie kan ontstaan.

 

Mijn mening is dat men discreet maar nadrukkelijk beide partijen op hun verantwoordelijkheden moet wijzen. Dat moet zowel bilateraal als op het niveau van de Europese Unie gebeuren. Ik zal dat doen met verschillende bezoeken in de streek, maar ik heb natuurlijk ook contacten met de verschillende ambassadeurs in Brussel, waaronder de ambassadeur van Israël maar ook de verschillende ambassadeurs van de Arabische Liga, bijvoorbeeld 2 dagen geleden nog.

 

In de loop van de opstelling van de verklaring die op het niveau van diplomaten werd onderhandeld en afgesloten, is er discussie geweest over de inhoud van bepaalde interne rapporten. U verwijst naar het rapport over Area C, dat gaat over de 62 procent van de bezette Westelijke Jordaanoever, waar de Palestijnse autoriteit nagenoeg geen enkele zeggenschap over heeft. Dat rapport is een intern rapport, goedgekeurd door alle lidstaten, en gaat over de gevolgen van de bezetting en over de kolonisering. Ik begrijp van mijn collega’s dat we die kwesties allemaal behandelen in onze contacten met Israëlische collega’s en diplomaten. We gebruiken en steunen het rapport dus in onze bilaterale contacten.

 

Wat betreft het meer publiek gebruik, via bijvoorbeeld een vermelding in de conclusies van een Raad, heb ik mijn Nederlandse of Italiaanse collega rechtstreeks daarop aangesproken. Ik moet u zeggen dat ze allebei complexere standpunten verdedigen dan in een samenvatting in een of andere krant. Uiteindelijk heeft de Raad met consensus de verklaring aangenomen. Dat is dus het standpunt van de 27 EU-lidstaten vandaag. Het is mogelijk dat er wel verschillende gevoelens mee gemoeid zijn, maar het is een consensus en dus een klaar en duidelijk standpunt.

 

In de verklaring staat onder meer dat de Raad bezorgd is omwille van de negatieve ontwikkelingen op het terrein, en dat de leefbaarheid van de tweestatenoplossing bewaard moet blijven. Ik vind dat belangrijke vaststellingen waarin ik me goed kan vinden. In het algemeen is kritiek op een EU-verklaring contraproductief voor de slagkracht van de Europese Unie en de cohesie binnen de Europese Unie. We zullen dus met eenzelfde standpunt verder gaan in de contacten met alle actoren.

 

13.04  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, alhoewel ik vrees te moeten zeggen wat ik ook tegen al uw voorgangers gezegd heb. Klaarblijkelijk slagen wij er in Europa niet in om de daden te voegen bij onze woorden. Wij zijn in Europa altijd heel goed in iets op papier schrijven, maar niet in er iets aan doen.

 

Ik zou u dan ook willen uitnodigen om de aanbevelingen van de EU-missiehoofden ook uit te voeren. Die aanbevelingen zijn, heel conform het internationaal recht, strikt elke handel met producten uit die gebieden verbieden. Ook daar slaagt de Europese Unie niet in.

 

Het rapport is uitgebracht naar aanleiding van de nederzettingenpolitiek en de Area C in de Westelijke Jordaanoever. Een soortgelijk probleem doet zich echter voor met de blokkade van Gaza. De blokkade van Gaza is ook door alle internationaalrechterlijke instellingen veroordeeld als zijnde strijdig met het internationaal recht, maar toch gaat die blokkade door, ook na de vrijlating van Gilad Shalit, waarover ik mij verheug. Er worden inbreuken op het internationaal recht gepleegd langs beide kanten, maar de blokkade van Gaza versterkt Hamas. Door de blokkade ontstaat er immers een illegale handel in producten waar Hamas zich mee verrijkt. De internationale gemeenschap, dus helaas ook Europa, laat dus niet alleen na om het internationaal recht toe te passen, maar is ook bezig Hamas te versterken.

 

Tot slot, ik herhaal mijn pleidooi. Zowel inzake de nederzettingen als inzake de blokkade van Gaza, gedraagt Israël zich tegen het internationaal recht. Het kan dan toch niet dat men doorgaat met een verdieping van de relaties tussen de Europese Unie en Israël? Als men geloofwaardigheid wil voor de woorden, dan moeten daar daden bij gevoegd worden, maar die daden volgen helaas niet.

 

Niet alleen al uw voorgangers, maar ook uzelf bent heel voorzichtig. U praat in heel diplomatieke termen over dat conflict. Wij blijven dat maar aanvaarden.

 

Israël zei twee tot drie jaar geleden dat de verdeeldheid bij de Palestijnen een hinderpaal vormt om te komen tot vredesgesprekken. Nu is er een regering van nationale eenheid, maar nu zegt Israël dat dit een hinderpaal is voor de vredesgesprekken omdat het niet met Hamas wil praten. Wat is het nu? De eerste situatie vormde een hinderpaal, maar die werd opgelost, en de nieuwe situatie vormt weer een hinderpaal.

 

Er moet dus meer daadkracht komen van een actor zoals de Europese Unie. Mijnheer de minister, ik zou u willen vragen om, naar de stem van mijn fractie, die volgens mij vrij breed gesteund wordt, een meer voluntaristische Belgische stem in het Europees concert te laten horen.

 

13.05  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik treed collega Van der Maelen volledig bij. Er zijn andere dossiers als Syrië waarover we in de fractie onlangs hebben gezegd dat u, minister Reynders goed bezig is. Als het goed is, zeggen we het ook.

 

In dit dossier is het contrast zo groot tussen de situatie op het terrein, de analyse die gemaakt wordt en dan de omzwachtelde manier om daarmee om te gaan en het terugdeinzen voor duidelijke uitspraken. We hebben het hier over een rapport, een intern rapport dat iedereen kan lezen op de website van de BBC, dat door de eigen diplomatieke vertegenwoordigers van de Europese Unie is geschreven. Het is dus een analyse door de Unie zelf. Het is onbegrijpelijk – we begrijpen het, omdat er interne onenigheid is – dat daar geen duidelijkere standpunten uit kunnen voortkomen.

 

Ik onthoud dat u zegt dat u met dat document intern bilateraal aan de slag gaat en het meeneemt in de gesprekken. Dat is één ding. Maar we weten ook dat die situatie manifest in strijd is met het internationaal recht: we hebben het over illegale nederzettingen. We zouden het niet moeten hebben over de uitbreiding ervan, maar over de afbraak van wat er al is. De situatie is zo manifest in strijd met het internationaal recht en al zo lang, dat we het echt niet kunnen houden bij interne confidentiële gesprekken. We moeten grotere diplomatieke middelen uit de kast halen, duidelijke publieke uitspraken, en ook handelen.

 

Als collega Van der Maelen het net heeft gehad over de upgrade, geldt voor onze fractie alleszins ook dat er van een upgrade geen sprake kan zijn. De feitelijke upgrade die in de praktijk al bestaat, moet teruggedraaid worden. Wij dringen aan op een sterkere houding in dit dossier. Ik heb vandaag ook een vraag ingediend over mensenrechtenschendingen door Hamas in Gaza. Wij willen de zaak kritisch bekijken langs beide kanten, maar vragen graag een krachtig diplomatiek initiatief.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de visumliberalisering voor Kosovaarse onderdanen" (nr. 9014)

14 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la suppression de l'obligation de visa pour les ressortissants kosovars" (n° 9014)

 

14.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, een tijdje geleden hoorde ik Europees commissaris Malmström in Pristina zeggen dat ze onderhandelt over de visumliberalisering voor Kosovo, die zou opgestart zijn.

 

In 2009 werd het visumvrij reizen reeds ingevoerd voor onderdanen van Servië, Macedonië en Montenegro, in 2010 volgden Bosnië,-Herzegovina en Albanië. Vragen rijzen omdat wij daarover nog niets hebben gehoord. Er is de specifieke toestand van Kosovo met Servië, wij erkennen Kosovo als een onafhankelijke staat, maar Servië nog niet. Hoe zit dat dan met die visumliberalisering?

 

Kunt u zeggen wanneer de gesprekken over de visumliberalisering voor Kosovaarse onderdanen van start zijn gegaan of moeten ze nog starten?

 

Gezien Servië reeds een visumvrijstelling bekwam en sommige EU-lidstaten Kosovo niet erkennen, zijn de Kosovaarse onderdanen in deze niet-erkennende landen reeds vrijgesteld van visumplicht?

 

Houdt het vrijstellen van visumplicht voor Kosovaarse onderdanen een indirecte erkenning van Kosovo door de Europese Commissie in?

 

14.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Dumery, de visumdialoog met Kosovo werd officieel opgestart tijdens het bezoek van commissaris Mallström aan Pristina op 19 januari 2012.

 

Het visumvrij reizen is inderdaad ingevoerd voor inwoners van Servië. Er is echter nog geen visumvrijstelling voor inwoners van Kosovo. In de praktijk kunnen inwoners van Kosovo als zij willen, een Servisch paspoort verkrijgen, waarop de vermelding “Coordinationa apprava” staat, wat “uitgegeven door het Coordination Directorate van het ministerie van Binnenlandse Zaken van de Republiek Servië” betekent.

 

Voor houders van bedoeld paspoort is er geen visumvrijstelling. De vijf landen van de Europese Unie die Kosovo niet erkennen, volgen voorgaande regels. Personen met paspoorten met de vermelding “Coordinationa apprava” hebben geen visumvrijstelling.

 

De conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 5 december 2011 stellen duidelijk dat een visumdialoog met Kosovo kan plaatsvinden, onverminderd de standpunten van de lidstaten inzake de status. Juridisch gezien betekent visumvrijstelling immers een wijziging van verordening 539/2001.

 

Deze verordening bepaalt, enerzijds, de lijst van landen waarvan de ingezetenen, om de externe grenzen van de lidstaten over te steken, aan de visumplicht zijn onderworpen. Anderzijds, bepaalt zij de landen waarvan de ingezetenen van deze verplichting zijn vrijgesteld.

 

Een visumvrijstelling voor Kosovo zou een verplaatsing van Kosovo van de ene naar de andere lijst betekenen, zonder dat Pristina eender welk document zou dienen te ondertekenen of ratificeren en bijgevolg zonder dat Kosovo op indirecte wijze zou worden erkend door de lidstaten die zulks niet wensen te doen.

 

Wij proberen dus beide elementen apart te behandelen.

 

14.03  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb één zaak niet goed begrepen.

 

Wanneer een Kosovaar naar de Servische autoriteiten stapt en er een bepaald, door de Servische autoriteiten afgeleverd paspoort afhaalt, wordt hij of zij dan als Serviër aanzien? Kan hij of zij dan visumvrij reizen?

 

Zulks ligt heel gevoelig. De Kosovaar heeft immers precies voor zijn onafhankelijkheid gestreden. Er is ook heel wat gebeurd. Er kan van de betrokken Kosovaar moeilijk worden verwacht dat hij naar de Servische overheid stapt en er een Servisch paspoort afhaalt.

 

Ik heb alleszins begrepen dat de niet-erkenning door vijf lidstaten de visumliberalisering van Kosovo niet in de weg staat, wat goed nieuws is. Echter, de boodschap aan de Kosovaar om een Servisch paspoort af te halen, ligt op dit ogenblik natuurlijk heel moeilijk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de Congolese en Rwandese houding ten aanzien van Jean Bosco Ntaganda" (nr. 9031)

15 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'attitude du Congo et du Rwanda à l'égard de Jean Bosco Ntaganda" (n° 9031)

 

15.01  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, na de arrestatie van Laurent Nkunda in 2009 werd Jean Bosco Ntaganda de nummer 1 van het Congrès National pour la Défence du Peuple. Bij de integratie van die beweging in het Congolese leger werd hij bovendien aangesteld als Congolese generaal. In die hoedanigheid geldt hij als grootste machthebber in de provincie Noord-Kivu.

 

Ntaganda wordt echter gelinkt aan verschillende misdaden, waaronder politieke ontvoeringen, illegale houtkap en mijnbouw, smokkel en geweldpleging.

 

Bovendien vaardigde het Internationaal Strafhof in 2006 al een arrestatiebevel uit vanwege Ntaganda's misdaden tegen de mensheid, waaronder het rekruteren van kindsoldaten.

 

Ook stellen de VN hem verantwoordelijk voor de slachting van Kiwanja in 2008, waarbij minstens 150 burgers werden omgebracht.

 

Desalniettemin kan Ntaganda nog steeds rekenen op de steun van zowel de Congolese president Kabila als de Rwandese president Kagame. Kabila zou sinds de vervanging van Nkunda door Ntaganda minder te vrezen hebben voor een inval uit Rwanda. Bovendien dient Ntaganda de electorale belangen van Kabila.

 

Voor Kagame is Ntaganda essentieel om de Nkunda-aanhangers, die zich tegen hem hebben gekeerd, onder controle te houden, gezien het uiteenvallen van de Tutsi-elite in Rwanda.

 

Zolang het schrikbewind van Ntaganda wordt gedoogd door Kabila en Kagame, zal de bevolking in Noord-Kivu te lijden hebben onder intimidatie, geweldpleging en wetteloosheid.

 

Onze voorzitter had het daarstraks nog over Noord-Kivu en het belang om daar de rust te doen weerkeren.

 

De Rwandese en de Congolese overheden hebben de verplichting om mee te werken aan de arrestatie van Ntaganda, want zij zijn partij bij het statuut van het Internationaal Strafhof.

 

Mijnheer de minister, is de situatie in Noord-Kivu en de positie van Ntaganda in het bijzonder reeds ter sprake gekomen tijdens contacten tussen België en de Rwandese en Congolese overheden? Deelt u de mening dat volgens het internationaal recht zowel Rwanda als Congo verplicht is om mee te werken aan de arrestatie van Jean Bosco Ntaganda? Welke concrete initiatieven zult u ondernemen om Rwanda en Congo aan te sporen aan die verplichtingen tegemoet te komen?

 

15.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Brems, ik kan u verzekeren dat wij bij officiële contacten met de Congolese verantwoordelijken niet zullen nalaten te herinneren aan de onafwendbaar geworden arrestatie van de heer Ntaganda en zijn uitlevering aan het Internationaal Strafhof.

 

Wij stellen vast dat de Congolese regering nog steeds niet de noodzakelijke maatregelen heeft genomen uit vrees dat de arrestatie de ontwapening van de milities in het oosten en hun integratie in FARDC in de weg staat. Dat de heer Ntaganda bepaalde electorale belangen diende, heeft wellicht ook een rol gespeeld.

 

Sinds mijn aantreden is de situatie in Noord-Kivu nog niet aan bod gekomen tijdens gesprekken met de Rwandese autoriteiten. Voor onze ambassadeurs geldt een ander verhaal, maar zelf heb ik daarover nog geen contacten gehad.

 

Het is zaak eraan te herinneren dat de DRC de statuten van het Internationaal Strafhof heeft bekrachtigd en dat het dan ook verplicht is Bosco Ntaganda aan het strafhof uit te leveren. Rwanda is daarentegen geen partij bij het statuut. De verplichting waarnaar u verwijst, is van rechtswege dan ook niet van toepassing op dat land.

 

Congo is een soeverein land en wij kunnen het derhalve niet dwingen een arrestatie uit te voeren. Toch is en blijft de strijd tegen straffeloosheid een van de prioritaire aandachtspunten van ons beleid in de DRC. Daarom zal dat een belangrijk onderwerp van gesprek zijn met de toekomstige regering. Ik ben ervan overtuigd dat de Congolese autoriteiten, onder druk van de internationale gemeenschap, hun verbintenissen uiteindelijk zullen nakomen.

 

Nu de presidents- en parlementsverkiezingen achter de rug zijn en CNDP grotendeels in het Congolese leger is geïntegreerd, verkeert president Kabila in de mogelijkheid om Bosco Ntaganda te arresteren. Het uitblijven van de arrestatie zou voor de geloofwaardigheid van CPI een zeer slechte zijn. Andere internationaal geseinde oorlogsmisdadigers die jarenlang op de vlucht waren, zijn inmiddels ook gearresteerd. De Congolese autoriteiten laten de situatie dus het best niet onnodig lang aanslepen. Wij zullen er alles aan doen opdat ze de goede richting inslaan.

 

15.03  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, uw antwoord stelt mij tevreden. U geeft hieraan de vereiste inhoudelijke prioriteit. Ik hoop dat u hier niet alleen mee staat, want u drukt uw vertrouwen uit in de druk vanuit de internationale gemeenschap. Die druk moet echter groot genoeg zijn. Ik hoop dat ik uw lichaamstaal zo mag interpreteren, dat België de andere landen ervan zal overtuigen om het punt hoog op de agenda te houden.

 

De strijd tegen straffeloosheid is overal belangrijk, maar Congo is echt een paradigmatisch geval. De streek van Noord-Kivu is prioritair. Het is gewoon een geval waarbij de geloofwaardigheid van het Strafhof en de internationale gemeenschap in haar engagement voor de strijd tegen straffeloosheid op het spel staat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de Congolese ambassade te Brussel" (nr. 9034)

16 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'ambassade du Congo à Bruxelles" (n° 9034)

 

16.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, er doet een hardnekkig gerucht de ronde dat de Congolese ambassade aan de Brusselse Maria van Bourgondiëstraat te koop staat. De huidige ligging zorgt voor enig comfort door de nabijheid van de Europese wijk en de Matongéwijk. Aangezien de geruchten hardnekkig zijn en blijven terugkomen, veroorzaken zij ook ongerustheid bij de Congolese gemeenschap in ons land. De Congolese regering heeft immers in alle stilte ook de ambassades in Tokio en Wenen verkocht.

 

Daarom heb ik de volgende vragen.

 

Kunt u formeel het bericht bevestigen of ontkrachten dat er sprake is van een verkoop van die ambassade in Brussel? Welke informatie kunt u daarover aan ons meedelen? Werd u in dit verband geïnformeerd of gecontacteerd door de Congolese overheid of de plaatselijke ambassade?

 

16.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Luykx, ik kan u meedelen dat een land niet verplicht is de minister van Buitenlandse Zaken voorafgaandelijk in kennis te stellen van de aankoop of verkoop van zijn ambassadegebouw. Ik word daarvan meestal in kennis gesteld indien om mijn interventie wordt verzocht om bij mijn collega van Financiën de kosteloosheid te vragen van de registratierechten en/of de vrijstelling van het recht op geschriften voor huurcontracten en eventueel ook de vrijstelling van de btw voor een koopakte.

 

Indien een ambassade naar een ander gebouw verhuist, dien ik daarover wel voorafgaandelijk ingelicht te worden. De Congolese overheden of de ambassadeur van de Democratische Republiek Congo in Brussel hebben dat vooralsnog niet gedaan.

 

Ik kan de geruchten in verband met een eventuele verkoop van de Congolese ambassade hier dus niet bevestigen of ontkennen.

 

16.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het is duidelijk. Los van de formele procedures die er moeten zijn bij een eventuele verkoop is het, gezien de bijzondere gevoeligheid van de Congolese gemeenschap in Matongé en de problemen die er zijn geweest, wel nuttig om ook hier te anticiperen en die informatie te hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "zijn ontmoeting met Turks buitenlandminister Davutoglu" (nr. 9035)

17 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "sa rencontre avec le ministre turc des Affaires étrangères, M. Davutoglu" (n° 9035)

 

17.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt een ontmoeting gehad met uw Turkse ambtgenoot Davutoğlu in Brussel. Ik heb uw officiële persmededeling daarover gelezen, waarin u aangeeft dat u enkele belangrijke bilaterale dossiers besproken hebt. In 2012 zullen die dossiers kracht worden bijgezet via verschillende initiatieven.

 

Begin mei 2011 had voormalig premier Leterme al een onderhoud met premier Erdogan in Istanbul, waarbij aangekondigd werd dat er zo snel mogelijk een vergadering zou plaatsvinden tussen de Belgische en de Turkse ministers van Buitenlandse Zaken.

 

U voegt daar een meer commercieel-economische band en een consulaire en gerechtelijke samenwerking aan toe. In uw aankondiging toonde u zich ook opgetogen over de goede verstandhouding met Turkije.

 

Nochtans worden enkele gevoelige dossiers steeds aan Turkije gelieerd, zoals de zaak-Erdal, de bilaterale samenwerking op het vlak van veiligheid en ook het lot van de satellietzender ROJ TV.

 

Mijnheer de minister, daarom heb ik de volgende vragen.

 

Ten eerste, welke thema’s kwamen aan bod en welke conclusies trekt u daaruit aangaande het versterken van de bilaterale banden?

 

Ten tweede, in uw beleidsnota, die we eerder al besproken hebben, kaartte u de verbetering aan van de bilaterale betrekking die regelmatig beïnvloed werden door enkele irritaties. Zo stond het in uw tekst. Het gaat onder meer om de strijd tegen het terrorisme, de Koerdische en de Armeense kwestie. Werd daarover ook gesproken tijdens uw ontmoeting met de heer Davutoğlu? Welke doelstellingen legt u zichzelf op aangaande de gerechtelijke samenwerking tussen België en Turkije?

 

Ten derde, hebt u er een zicht op hoe de verbetering van de diplomatieke samenwerking vorm zal krijgen?

 

Ten vierde, kunt u een toelichting geven over de fase waarin het proces aangaande de inval bij ROJ TV in maart 2010 te Denderleeuw zich momenteel bevindt?

 

Ten slotte, kunt u een overzicht geven van de beloofde vergaderingen op ministerieel niveau tussen Turkije en ons land?

 

17.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, op zijn verzoek heb ik op 18 januari de Turkse minister van Buitenlandse Zaken ontvangen toen deze mij ter gelegenheid van een vergadering in Brussel een beleefdheidsbezoek wilde brengen naar aanleiding van mijn nieuwe functie.

 

Gedurende dit onderhoud heb ik met minister Davutoğlu verscheidene initiatieven besproken om op verschillende niveaus onze bilaterale betrekkingen te versterken.

 

In oktober zal prins Filip een economische missie naar Turkije leiden. Voor een groot aantal Belgische firma’s die in de bloeiende Turkse markt willen investeren, zal dit een enige opportuniteit betekenen.

 

Ikzelf heb de intentie om een van de volgende maanden naar Turkije te gaan voor politieke consultaties ter voorbereiding van een dergelijke missie, maar ook voor meer algemene contacten.

 

Met mijn Turkse homoloog heb ik bovendien het heropstarten van de trilaterale samenwerking tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie en Binnenlandse Zaken besproken. Op dit ogenblik ligt de agenda nog niet vast. Vooraleer een vergadering op ministerieel niveau te organiseren, moeten er eerst contacten worden gelegd tussen de bevoegde administraties.

 

Buiten de bilaterale dossiers heb ik met minister Davutoğlu van gedachten gewisseld over de economische toestand in Turkije en in de eurozone, evenals over de ontwikkelingen in Syrië en Iran. U weet dat er sinds enige tijd veel contacten zijn tussen Turkije en Iran, dus was het heel nuttig om daarover uitleg te krijgen van mijn Turkse collega.

 

Ik ben van plan om in de volgende maanden de contacten met de Turkse autoriteiten verder te zetten, zeker op diplomatiek niveau. Ik wil ook de samenwerking tussen de bevoegde administraties aanmoedigen, onder meer opdat onze beide landen de specificiteit van mekaars rechtssysteem beter zouden begrijpen.

 

België kan zich solidair tonen met Turkije in diens strijd tegen het terrorisme, met respect voor onze wetgeving en onze democratische waarden. Ik heb ons standpunt inzake de minderheden in Turkije en in andere landen herhaald en zal dat nogmaals doen ter gelegenheid van mijn bezoek ter plaatse.

 

Wat betreft de huiszoeking in de kantoren van ROJ TV in maart 2010 is het gerechtelijk onderzoek in Brussel nog steeds lopende, dus ik heb daarover geen nieuwe informatie.

 

17.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de planning om buitenlandse posten te sluiten" (nr. 9041)

- de heer Patrick Moriau aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de herstructurering van het Belgische diplomatieke netwerk" (nr. 9185)

- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de reorganisatie van de diplomatieke posten" (nr. 9195)

18 Questions jointes de

- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le planning de fermeture de postes diplomatiques à l'étranger" (n° 9041)

- M. Patrick Moriau au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le redéploiement du réseau diplomatique belge" (n° 9185)

- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la réorganisation des postes diplomatiques" (n° 9195)

 

18.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, wij hebben hier tijdens vorige debatten al kort over gesproken. Ik heb ook uw intenties ter zake gelezen in uw toespraak op de Diplomatieke Dagen. Onze fractie heeft intussen de FOD Buitenlandse Zaken gevraagd hoe de reorganisatie van de buitenlandse posten gebeurt en welke criteria daarbij gebruikt worden.

 

Al onder uw voorganger, minister Vanackere, werd het plan opgevat de vertegenwoordigingen in het buitenland te hervormen. De achterliggende vraag was of wij wel in elke EU-lidstaat vertegenwoordigd moeten zijn. Deze bedenking houdt ook verband met de Europese diplomatieke dienst.

 

Er circuleren nu heel wat speculaties over welke posten gesloten zullen worden. Zo worden bijvoorbeeld Malta, Estland, Letland, Litouwen, en andere landen genoemd.

 

Mijnheer de minister, binnen welke termijn verwacht u de afronding van deze denkoefening die zicht geeft op welke posten zullen verdwijnen en welke ambassades of consulaten daarentegen uitgebreid zullen worden? Bestaat daar een planning voor? Welke datum stelt u voorop voor het voorleggen van uw conclusies aan de Ministerraad?

 

Kunt u iets meer uitleg geven over welke criteria volgens u opgenomen moeten worden in de keuzeafweging?

 

Omvat deze besparingsronde ook posten buiten de Europese Unie? Ik weet dat de buitenlandse posten geen enorm groot bedrag vertegenwoordigen binnen het budget van Buitenlandse Zaken, en zeker niet binnen het totale budget van de overheid, maar hebt u een bepaalde doelstelling voor ogen? Dat zou ik dan graag van u vernemen.

 

18.02 Minister Didier Reynders: Ten eerste, die oefening loopt al enkele maanden binnen mijn departement en binnen het directiecomité. Ik zal een beslissing nemen voor het tweede semester van 2012.

 

Ten tweede, ik heb tijdens de diplomatieke dagen van 30 januari 2012 bij alle diplomaten een raadpleging gelanceerd. Ik heb voor u een kopie van mijn inleidende toespraak. Ik verwijs ook naar ons debat in de plenaire zitting van 2 februari 2012.

 

Ten derde, het is geen besparingsoefening voor een begrotingscontrole maar een oefening met een gesloten enveloppe. Ik probeer met hetzelfde bedrag enkele herstructureringen van verschillende posten door te voeren. Ik heb de diplomaten klaar en duidelijk gezegd dat het in de huidige omstandigheden onmogelijk is om naar meer kredieten te vragen. Ik zal geen nieuwe kredieten aanvragen voor de opening of de versterking van actuele of nieuwe posten. Ik zal wel een herstructurering doorvoeren.

 

Als het mogelijk is om met andere posten samen te werken zal het misschien nog beter zijn. Dat heb ik gezegd tegen mijn Europese dienst maar ook tegen andere diplomatieke netwerken van andere landen in de Europese Unie, soms in de Benelux, soms in andere. Ik start een nieuw proces. Het is een heel mooie oefening van het departement. Op basis daarvan start ik een raadpleging van alle diplomaten en van de Gewesten. Ik heb een goede samenwerking met de Gewesten op economisch vlak.

 

Ik herhaal dat het geen besparing is. Het is een herstructurering en een optimalisatie van onze posten. De wereld is veranderd en dus moeten we ons netwerk aanpassen door sommige posten te sluiten, onze aanwezigheid op sommige plaatsen te verminderen, andere posten te versterken en zelfs nieuwe posten te openen.

 

18.03  Peter Luykx (N-VA): Ik heb gelezen in uw toespraak dat de heren Achten en Calcoen een oefening hebben gemaakt. Ik vond het toen en nu nog altijd ongemeen boeiend hoe men zoiets aanpakt en hoe men beslist waar onze aanwezigheid al dan niet nodig is.

 

Ik begrijp dat het niet om een besparingsronde gaat maar louter om een heroriëntering. We kijken uit naar de beslissingen in het tweede semester en de veranderingen op het terrein.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Question de M. Georges Gilkinet au premier ministre sur "la construction d'un incinérateur à déchets papetiers à Givet et la possibilité d'un contact avec le chef de l'État français" (n° 9050)

19 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister over "de bouw van een verbrandingsoven voor papierafval in Givet en de mogelijkheid om daarover contact op te nemen met het Franse staatshoofd" (nr. 9050)

 

19.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, dans les prochaines semaines, le préfet de la Région française des Ardennes devra statuer sur l'octroi de l'autorisation d'exploiter un incinérateur à déchets papetiers sur le territoire de la commune de Givet, à proximité immédiate de la frontière belge. Selon le dossier déposé à la préfecture, ce sont près de 170 000 tonnes de déchets (plastiques, agrafes, graviers, fibres trop courtes) venant de toute l'Europe, qui seraient brûlés annuellement à Givet.

 

Les problèmes qu'engendrerait la concrétisation de ce projet sont nombreux. Tout d'abord, l'incinération de déchets papetiers dans une installation telle que celle qui est envisagée risque d'être source d'un niveau élevé d'émissions atmosphériques en mercure, dioxine et cadmium ou thallium, ce qui constitue un dommage potentiel grave pour l'environnement et la santé des habitants aux alentours, dont principalement des Belges.

 

Ensuite, considérant la capacité de l'unité envisagée, il apparaît que le volume de rejets issus des industries papetières soit insuffisant pour alimenter l'unité de Givet. Il existe donc un risque réel que d'autres matières soient incinérées par cette unité.

 

Enfin, ce projet est de nature à avoir un impact sur la filière de la valorisation des déchets papetiers alors que les papetiers belges se sont engagés dans une optimalisation de la collecte des vieux papiers et souhaitent voir instaurer un cadre légal stable favorable à la valorisation de ces déchets par cogénération en papeterie. Le développement d'un incinérateur de la taille de celui envisagé à Givet, très demandeur en vieux papiers, à proximité immédiate de la frontière belge, constituerait une concurrence importante pour la filière du recyclage et les investissements consentis en Belgique par les papetiers belges pourraient être dès lors dévalorisés.

 

Ce projet suscite à juste titre une vive inquiétude de la part des riverains du site et plus largement des citoyens qui s'inquiètent des conséquences sanitaires, environnementales et économiques d'une telle installation.

 

L'enquête publique organisée dans cinq communes belges (Beauraing, Dinant, Doische, Hastière et Houyet) a mobilisé massivement les citoyens qui ont, comme les autorités locales, exprimé une opposition ferme et argumentée à ce projet.

 

Les avis sollicités par le ministre wallon de l'Environnement auprès de divers services administratifs régionaux et du Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable (CWEDD) ont étayé les craintes exprimées par les riverains.

 

Monsieur le ministre, ma question est dès lors toute simple. Est-il possible de prendre, à titre conservatoire, un contact diplomatique avec les autorités françaises afin de les sensibiliser aux risques environnementaux, sanitaires et économiques que représente ce projet et leur demander d'en refuser l'autorisation?

 

19.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur Gilkinet, j'ai déjà répondu à la demande d'explication n° 5/1669 du sénateur M. Gérard Deprez, portant sur le même objet lors de la commission des relations extérieures du Sénat, le 18 janvier de cette année. Je vous renvoie d'abord à la lecture des travaux du Sénat.

 

J'ai saisi cette occasion pour demander à nos postes compétents en France de veiller sur ce dossier avec l'attention nécessaire et je ne manquerai pas de faire connaître les préoccupations émises à ce sujet, de la façon et par les canaux appropriés, aux autorités françaises. Le nécessaire a été fait en la matière. Pour le reste, la gestion principale du dossier relève principalement du ministre régional wallon en charge de l'environnement, M. Philippe Henry.

 

19.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, j'ignorais la question posée au Sénat et la réponse que vous avez donnée et que je vais effectivement consulter.

 

Je note que des démarches ont été prises, ce que je ne peux que soutenir. Pour ce qui le concerne, je pense que le ministre wallon de l'Environnement a également contacté les autorités françaises. Il faut tout faire pour éviter l'installation de cet incinérateur à proximité directe de notre frontière. On a déjà, dans la région, la centrale de Chooz, à la frontière belge, et je pense qu'il n'est pas acceptable qu'un pays vienne installer une industrie polluante aux frontières d'un autre pays. J'espère que la diplomatie préventive pourra jouer en la matière!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

20 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le projet d'exploitation pétrolière dans l'est du Congo" (n° 9074)

20 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de plannen voor olieboringen in Oost-Congo" (nr. 9074)

 

20.01  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, le journal congolais Le Potentiel du 12 janvier dernier annonçait que, je cite: "Le pétrolier français Total a enfin obtenu officiellement l'autorisation d'exploration pétrolière dans le Graben Albertine, situé à l'Est de la RDC, rapporte Africa Energy Intelligence sur son site internet. Le président de la RDC, Joseph Kabila, a tenu parole en signant une semaine après son investiture, l'ordonnance permettant à Total d'opérer dans le bloc 3. Africa Energy Intelligence note que le document a bien été paraphé de la main du chef de l'État, dès le 27 décembre 2011, soit à peine une semaine après sa prestation de serment devant la Cour suprême de justice".

 

D'après les informations dont je dispose, Total n'est pas la seule compagnie à avoir des visées sur les gisements du Graben Albertine. D'autres sociétés comme SOCO sont en train de mettre la pression sur les populations locales pour faire accepter l'exploitation du pétrole dans le bloc 5 du Rift Albertin et pour faire déclasser le parc de son statut de parc protégé.

 

Tous ces projets concernent des zones qui sont pourtant incluses dans le parc national des Virunga, classé patrimoine mondial par l'Unesco. C'est d'ailleurs pour cette raison qu'ils avaient été rejetés, en mars 2011, par le ministre de l'Environnement congolais, M. José Endundo. En effet, la loi congolaise interdit les activités de prospection pétrolière dans les parcs nationaux. De plus, l'exploration pétrolière dans le parc des Virunga n'est pas compatible avec son statut de patrimoine de l'humanité.

 

On peut donc se demander comment le président Kabila peut signer de tels engagements, juste après son élection, alors que le parlement est sur le point d'être renouvelé et qu'il est donc en affaires courantes.

 

Les défenseurs de l'environnement sont bien sûr très inquiets de voir l'activité pétrolière se développer dans les aires protégées telles que le parc national des Virunga. La crainte porte sur les possibles atteintes à la biodiversité et surtout sur les risques de pollution de l'eau, qui peut affecter les capacités de pêche et aussi polluer tout l'aval (le bassin du Nil) et donc les ressources aquatiques à une échelle imprévisible.

 

Le 18 mars 2011, votre prédécesseur, Olivier Chastel se réjouissait de la décision du ministre Endundo de suspendre la prospection pétrolière dans le parc des Virunga.

 

La Belgique a soutenu et soutient encore, soit directement, soit indirectement la préservation du patrimoine naturel au Congo et, en particulier, le parc des Virunga puisqu'il est géré par l'Institut congolais pour la conservation de la nature (ICCN) sous la direction de notre compatriote Emmanuel de Mérode.

 

Monsieur le ministre, j'ai interrogé, hier, le ministre de la Coopération au développement qui m'a confirmé que des programmes de coopération finançaient la préservation du parc national des Virunga.

 

Je m'adresse aujourd'hui au ministre des Affaires étrangères que vous êtes pour vous demander quelle est votre position par rapport à ce risque et à cette décision qui me semble très peu légitime?

 

Si c'est effectivement remplir des engagements vis-à-vis de Total pour accorder une autorisation juste après son élection, cela me paraît un peu douteux de la part du président Kabila.

 

La diplomatie belge ne devrait-elle pas intervenir? Pouvez-vous agir auprès des compagnies pétrolières belges et européennes pour qu'elles ne soient pas responsables de dégradations environnementales majeures? Il semble qu'il s'agit ici d'un patrimoine particulièrement précieux. Il en est de même pour toute la forêt équatoriale africaine et pour l'eau. Cela me paraît une responsabilité commune de préserver ce patrimoine.

 

20.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je crois qu'il y avait également une question de M. Dallemagne à ce sujet. Je vais aborder certains des aspects évoqués, même s'il n'est pas présent.

 

Madame Snoy, je vous rassure. Notre pays est très actif dans le domaine de la protection de l'environnement en RDC. Nous avons été le premier contributeur au programme de l'Unesco sur la conservation de la biodiversité en zone de conflits armés.

 

Ce programme est axé spécifiquement sur la préservation des sites du patrimoine mondial en RDC. Ce programme a été lancé en 2000. Cette troisième phase pour la réalisation de laquelle nous avons versé un montant de 2 millions d'euros au même titre de la coopération au délégué a pu commencer début 2011.

 

Ce programme est d'une importance fondamentale pour la protection de ces sites face aux exactions de groupes armés. Notre pays contribue également à deux autres programmes multilatéraux centrés sur la protection des forêts, y compris dans la forêt tropicale du Congo. Il s'agit du programme FLEG de l'Union européenne et du programme foresterie communautaire de la FAO.

 

Enfin, le SPF Affaires étrangères a accordé un financement de 1,374 million d'euros à l'ONG néerlandaise FERN pour son projet de trois ans sur la gestion des ressources forestières dans quatre pays d'Afrique dont la RDC.

 

Nous sommes bien évidemment en faveur d'une action coordonnée dans ce genre de situation, que ce soit au niveau européen ou de l'Unesco. Quand la société britannique SOCO s'est vue attribuer l'autorisation de l'exploration pétrolière dans le parc des Virunga par ordonnance présidentielle en juin 2010, c'est la réaction de l'Unesco qui a permis de convaincre les autorités congolaises de suspendre cette autorisation.

 

Mme Irina Bokova, directrice générale de l'Organisation s'est rendue personnellement dans les Virunga mi-janvier 2011 et a rencontré le premier ministre Adolphe Muzito signant avec lui une déclaration rappelant l'importance de la protection du parc. C'est ainsi que le 14mars, l'autorisation accordée à la compagnie SOCO a été suspendue par le ministère de l'environnement.

 

Selon les informations en notre possession, la société Total a obtenu il a plusieurs mois déjà 60 % de la concession du bloc 3 du Graben Albertine, détenue jusqu'alors par la société sud-africaine SAK Oil et le gouvernement congolais n'avait pas donné son agrément à cette opération jusqu'ici.

 

Cet agrément a été accordé par ordonnance présidentielle le 27 décembre.

 

Selon nos sources, la firme Total s'est engagée à ne pas mener ses activités d'exploration dans la partie du bloc qui empiète sur le parc des Virunga. Malheureusement, nous ne connaissons pas la teneur exacte de cet accord et on ne peut que regretter le manque de transparence du gouvernement congolais sur ce type de transaction financière.

 

Si Total explorait ou exploitait le pétrole dans la zone de ce bloc 3 qui empiète sur le parc des Virunga, il est clair que la compagnie serait en contravention avec la loi congolaise et avec les règles de l'Unesco sur la protection du patrimoine mondial.

 

À propos de l'Unesco, il faut rappeler que, lors de la réunion du Comité du patrimoine mondial de l'Unesco de juin 2011, les délégués ont réaffirmé la position de l'organisation sur l'incompatibilité de l'exploration et de l'exploitation pétrolière avec le statut du patrimoine mondial et ont demandé l'annulation de tous les permis d'exploitation dans les limites du parc.

 

Nous suivrons de près les activités de Total dans le bloc 3. Si Total ne respectait pas l'intégrité du parc et son statut de zone protégée, il est probable que la communauté internationale interviendrait comme elle l'a fait dans le cas de SOCO et du bloc 5.

 

Je vous rappelle que c'est l'Unesco qui est responsable de la protection des sites du patrimoine mondial en RDC et son intervention avait permis, comme je l'ai dit, de suspendre l'exploration de cette société britannique.

 

Nous avons déjà pris contact avec l'Unesco et la délégation européenne à Kinshasa pour connaître leur position sur l'exploitation pétrolière dans les zones protégées et pour nous concerter sur une éventuelle démarche commune.

 

20.03  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vous confirmez en grande partie ce qu'a dit le ministre de la Coopération au développement, y compris les montants investis par la Belgique. Il est heureux que la Belgique investisse à ce point dans la préservation du patrimoine naturel.

 

Ce que vous avez fait jusqu'à présent est positif. Néanmoins, il ne faut pas relâcher la pression. Il y a, à l'évidence, une contradiction entre les désirs du président Kabila et ceux de son ministre de l'Environnement, ou ancien ministre de l'Environnement car je ne sais pas si M. Endudo reviendra et ce qu'il pourra faire par rapport à la décision du président.

 

Il ne faut toutefois pas mettre tous les torts sur le dos du président et du gouvernement congolais, dans la mesure où il y a souvent, dans le chef des entreprises internationales, des pressions très bien ciblées pour séduire les gouvernants. Il faut aussi exiger de la part de nos entreprises un devoir de transparence et de correction face à ces monuments de la biodiversité que nous devons préserver.

 

Monsieur le ministre, je suivrai cette problématique et ne serai certainement pas la seule à être vigilante.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de taxatie op Duitse oorlogsvergoedingen" (nr. 9106)

21 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la taxation des indemnités de guerre allemandes" (n° 9106)

 

21.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb vanmorgen in de pers gelezen dat u hierover contact hebt gehad met de Duitse ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën, waarvoor ik u dank. Ik hoop dat hiermee een einde is gekomen aan het probleem dat zich stelt.

 

Ik heb mij laten vertellen dat na het vallen van de Muur, Duitsland ineens werd geconfronteerd met een enorme toevloed van bijkomende slachtoffers van het naziregime, die zich tot Duitsland richtten en vroegen om daarvoor een vergoeding te krijgen. Duitsland heeft dan beslist om de financiële impact van dat probleem wat te verzachten door ineens belastingen te heffen op die vergoedingen die werden uitbetaald. In eerste instantie kwam daartegen protest en de Bundestag heeft dan een wet goedgekeurd die bepaalde dat de vergoeding werd vrijgesteld voor de slachtoffers van het naziregime. Het probleem is dat men in Duitsland geen zicht heeft op wie er slachtoffer is geweest van het naziregime en wie er collaborateur is geweest met het naziregime. Daarom heeft de belastingdienst naar iedereen belastingbrieven gestuurd. De wetgever heeft dus zijn werk gedaan, maar in de praktijk bleef de fiscus die belastingbrieven maar sturen. Er was al eens beloofd dat de mensen daarmee geen rekening moesten houden, maar nadien zijn er toch nog aanmaningen gekomen van de Duitse fiscus.

 

Mijnheer de minister, u eerst en vooral dankend voor al wat u al bereikt hebt, moet ik er toch meteen aan toevoegen dat ik vrees dat wij waakzaam moeten zijn. Ik ben er immers niet zeker van of de Belgische slachtoffers van het naziregime niet meer zullen worden lastiggevallen. Dat is mijn eerste punt.

 

Mijn tweede punt raakt misschien een gevoeliger thema. Bij het instuderen van dit dossier ben ik gebotst op oude parlementaire vragen van collega Fred Erdman. Collega Erdman had ontdekt dat er zich nog een probleem stelde, namelijk dat er vanuit Duitsland ook pensioenen werden uitbetaald, soms zelfs redelijk hoge bedragen, aan Belgen die hebben gecollaboreerd.

 

Ik weet dat het moeilijk is, want zo kan bijvoorbeeld de vraag worden gesteld of betrokkenheid bij de Wehrmacht als collaboratie moet worden beschouwd. Er zijn zelfs pensioenen uitbetaald aan degenen die tot SS-eenheden waren toegetreden. Daar stelt zich het probleem dat zij in Duitsland nog altijd pensioenen uitbetalen aan Belgen die bij de Wehrmacht en/of de SS zijn geweest. Zij weten het echter niet. Wij weten het wel. Het volstaat zich tot het SOMA of andere instanties te wenden.

 

De bedoeling van mijn vraag was een deal te sluiten met de Duitsers. Zij weten niet wie de collaborateurs zijn en wie niet. Wellicht gaat het niet om een groot aantal personen, maar voor mij gaat het om het principe. Wij zouden deze informatie aan Duitsland kunnen geven. Op die manier kan een deel van de pensioenen niet langer worden uitbetaald want de wet van de Bundestag bepaalt duidelijk dat het gaat over slachtoffers van het naziregime en niet aan de medeplichtigen aan de misdrijven en misdaden van het naziregime. Als tegenprestatie zouden wij van hen kunnen bekomen dat zij zouden stoppen met de slachtoffers — de dwangarbeiders en de weggevoerden — belastingen te laten betalen.

 

Mijn vraag is door de recente ontwikkelingen enigszins achterhaald. Laten wij waakzaam zijn want ik ben echt niet overtuigd. Het voorbije jaar leert mij immers dat de Duitse fiscus niet altijd doet wat de politieke overheden hebben beslist.

 

Is er bereidheid om inzake het tweede gedeelte enige medewerking aan de dag te leggen met de Duitsers en hen op de hoogte te stellen van zij die hier in België door rechtbanken en hoven werden veroordeeld voor collaboratie en die nog altijd, volgens mij ten onrechte, op kosten van de Duitse belastingbetaler pensioenen ontvangen?

 

21.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, ik heb vorig jaar als minister van Financiën al contact opgenomen met mijn Duitse collega. Ik had omtrent deze kwestie gisteren in Berlijn ook contact met de ministers van Buitenlandse Zaken en met de minister van Financiën, Wolfgang Schaüble. Ik ben het volledig eens met u dat een belasting op vergoedingen voor gewezen Belgische dwangarbeiders, met terugwerkende kracht tot 2005, choquerend zou zijn.

 

Het zou er inderdaad op neerkomen dat deze groep gedwongen Belgen volgens de Duitse wettelijke opvatting niet vervolgd zijn. Bovendien zou het tot gevolg hebben, dat deze veeleer magere pensioenen nog kleiner zouden uitvallen. Het probleem is immers te wijten aan het feit dat de Duitse fiscale wetgeving het statuut van dwangarbeiders niet erkent, terwijl het het sluitende statuut van vervolgde personen erkent om de fiscale vrijstelling toe te kennen. De Belgische wetgeving kent sedert 1953 het statuut van gedeporteerden toe aan deze categorie van personen.

 

Ik was gisteren in Berlijn voor een kennismakingsbezoek met mijn Duitse ambtscollega Westerwelle, waarbij ik hem aansprak over deze problematiek. Ik ontmoette ook de Duitse minister van Financiën, Wolfgang Schaüble. Aan beiden heb ik een memorandum overhandigd om het probleem uiteen te zetten en om een bevredigende oplossing te vinden. Er werd mij toen gezegd, dat de Belgen die ooit dwangarbeiders in Duitsland zijn geweest, geen klacht tegen deze belastingaanslag hoeven in te dienen, of bedragen aan de Duitse fiscus dienen terug te betalen. Op de website van Financiën staat er informatie met betrekking tot een verzoekbrief aan de Duitse fiscus, mocht dat nodig zijn. Er werd echter heel duidelijk gesteld, door de Duitse minister van Financiën, dat het onnodig is om een klacht in te dienen of om iets te betalen.

 

Dit zal misschien verrassend zijn voor u, maar ook in Duitsland zijn er informaticaproblemen. Dit is dus niet alleen het geval in België. Tot nu toe hebben zij er alles aan gedaan om geen nieuwe brieven naar Belgen te versturen. In Brandenburg, een deelstaat rond Berlijn, heerst er hieromtrent een probleem. Zij hebben gezegd alles in het werk te zullen stellen om dit probleem weg te werken. Er zal een oplossing moeten gevonden worden om te vermijden dat de Duitse fiscus nieuwe brieven naar deze Belgen verstuurt. Duitsland is een federale Staat, met verschillende niveaus. Ik heb gevraagd om er alles aan te doen om geen nieuwe brieven te versturen.

 

Ik herhaal dat het niet nodig is om een klacht in te dienen en dat het evenmin nodig is om iets te betalen.

 

Op uw andere vraag ben ik bereid om met andere departementen een samenvatting van alle gegevens te maken. Ik heb geen informatie daarover. Misschien hebben andere departementen dat wel. Ik zal dat nagaan.

 

Het is onze eerste bekommernis dat er geen problemen meer ontstaan ten aanzien van mensen die werkelijk dwangarbeiders waren. In de vergadering van gisteren is er een duidelijk standpunt geformuleerd, niet alleen door mijn collega van Buitenlandse Zaken maar ook door de minister van Financiën, Wolfgang Schäuble.

 

21.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw engagement om deze aangelegenheid met uw collega’s te bekijken.

 

Ik hoop samen met u dat er geen brieven meer toekomen en dat Belgen zich niet meer nodeloos ongerust moeten maken. Sta mij toe te zeggen dat wij in het afgelopen jaar toch een mooie weg hebben afgelegd.

 

Ik weet niet meer of ik het was of een van mijn collega's, die u in een andere hoedanigheid heeft gevraagd of de Belgische fiscus de Belgen kon helpen met het formuleren van hun klachtenbrief die in het Duits moest worden opgesteld. Dat werd toen geweigerd. De Belgen moesten hun plan trekken. Ik stel vast dat u in uw hoedanigheid van minister van Buitenlandse Zaken goed werk hebt geleverd, waarvoor veel Belgen u dankbaar zullen zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Dumery is de laatste spreker aan wie ik het woord zal geven voor het stellen van haar vraag.

 

Mevrouw Brems, het spijt mij, maar wij moeten onze werkzaamheden stoppen om 18 u 00.

 

21.04  Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, zou het mogelijk zijn om de antwoorden te ontvangen die de minister heeft voorbereid op mijn vragen, en mijn vragen te laten omzetten in schriftelijke vragen? Of misschien kan alles zo worden opgenomen in het verslag?

 

De voorzitter: Mevrouw Brems, het is beter dat uw vragen worden omgezet in schriftelijke vragen; alzo worden zij gepubliceerd.

 

Ik noteer aldus dat uw vragen nr. 9173, 9174, 9175, 9176, 9204, 9205, 9206 en 9314 worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

22 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het gevangenisregime van Julia Timosjenko" (nr. 9135)

22 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le régime carcéral de Ioulia Tymoshenko" (n° 9135)

 

22.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, deze vraag kadert in een voorstel van resolutie waarvan de bespreking op de agenda staat. Het zal niet volgende week maar de week daarna zijn.

 

Ik kaart daarin aan dat de situatie van mevrouw Tymoshenko zeer ernstig is en dat onze regering een ernstig signaal aan de Oekraïense autoriteiten moet geven. Wat mij het meest heeft getroffen, is de verklaring van de dochter van mevrouw Tymoshenko in een commissie van de Senaat in de Verenigde Staten. Zij verklaarde dat haar moeder niet alleen gevangengenomen was, maar ook werd blootgesteld aan folterpraktijken en marteling. Zij werd wakker gehouden met constant licht in haar cel, ze verliest het bewustzijn, ze zou mysterieus bloeddrukverlies hebben.

 

Bespreekt u dat onderwerp op de internationale fora? Zal onze regering iets ondernemen?

 

22.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Dumery, daar er geen toegang tot Joelija Timosjenko verleend wordt aan neutrale observatoren, is het moeilijk objectieve informatie over de omstandigheden van haar detentie en over haar gezondheidstoestand te verkrijgen. Dat haar cel permanent verlicht wordt, geven de gevangenisautoriteiten wel toe. Dat gebeurt volgens hen met het oog op de videobewaking.

 

Wat haar medische toestand betreft, zouden de autoriteiten op het punt staan toe te laten dat Joelija Timosjenko door een onafhankelijk team van buitenlandse en Oekraïense artsen onderzocht wordt. De detentievoorwaarden in Oekraïne vormen een probleem voor alle gevangenen, niet alleen voor Joelija Timosjenko.

 

België zal zich blijven inzetten om, in Europese context, druk uit te oefenen op de Oekraïense autoriteiten om bezoekrecht en een menswaardige behandeling voor alle gevangenen te verzekeren. Wat Joelija Timosjenko in het bijzonder betreft, zal er geijverd worden voor de toegang door neutrale observatoren en voor de mogelijkheid van onafhankelijk medisch onderzoek.

 

Die vragen zullen worden gesteld op alle internationale fora en ook bij bilaterale contacten met Oekraïne.

 

22.03  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw omstandige antwoord. Ik ben zeer tevreden dat u de situatie van nabij volgt en dat u onze vragen meeneemt naar internationale fora. Ik meen dat wij de kwestie opnieuw zullen kunnen aankaarten over twee weken, wanneer wij het voorstel van resolutie zullen bespreken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.59 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.59 heures.